KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk - 1
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Leiding - Riool
Artikel 10 Waarde - Archeologie 1
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Specifieke Bedrijven
Bijlage 3 Lijst Overige Functies
Bijlage 4 Lijst Bedrijfswoningen
Bijlage 5 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
1.3 Doelstelling
1.4 Ligging Plangebied
1.5 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling
2.2 Ondergrond Aspecten
2.3 Bedrijfsactiviteiten
2.4 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijk
3.2 Provincie
3.3 Waterschap
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Beschrijving Bestemmingsplan
4.1 Systematiek
4.2 Toedeling Van Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid En Afweging
5.1 Het Rijksbelang
5.2 Het Provinciale Belang
5.3 Het Waterschapsbelang
5.4 Onderzoeken
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemeen
6.2 Procedure Bestemmingsplan
6.3 Verbeelding En Regels
6.4 Reikwijdte Bestemmingsplan
6.5 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
8.2 Vooroverleg
8.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Memo 'Actualisatie Bedrijventerrein De Beemd'
Bijlage 2 Reactie Provincie Gelderland
Bijlage 3 Reactie Veiligheids- En Gezondheidsregio Gelderland-midden
Bijlage 4 Reactie Waterschap Rijn En Ijssel
Bijlage 5 Reactie Nederlandse Gasunie

Velp-De Beemd 2016

Bestemmingsplan - gemeente Rheden

Vastgesteld op 30-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Velp-De Beemd 2016 van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPVB2016-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 achtergevel

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

een in de regels dan wel op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak dan wel bouwpercee aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, en waarbij de bijbehorende kantoorfunctie niet meer dan 30% van het bedrijfsvloeroppervlak in beslag neemt;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte. Dit wordt gemeten in het pand, op de vloer van de ruimten die (kunnen) worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 beperkt kwetsbare objecten

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare;
  2. b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  4. d. restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;
  5. e. winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2.000 m2, voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd, waarvan het gezamelijk bruto oppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  6. f. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  8. h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1.500 m2 per object / complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  9. i. objecten die met onder a tot en met e en genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.14 beroep aan huis

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig beroep (of daarmee gelijk te stellen activiteiten) dat in een woning danwel (vrijstaande) bijgebouwen wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.15 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte aan huis

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

1.16 bestaand

zoals legaal aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.20 bijgebouw

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 bovenbouw

bovenbouw:

een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:

  1. a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de plankaart aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
  2. b. een verticale verlenging van de overige zijden;

en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.29 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte daghoreca welke direct gerelateerd is aan de ter plaatse aanwezige detailhandel; hieronder wordt eveneens niet begrepen een niet voor particulieren toegankelijk detailhandelsbedrijf dat zich uitsluitend toelegt op postorderactiviteiten en/of verkoop via internet;

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;

1.32 diepwortelende beplanting

beplanting met een wortelstelsel dat meer dan 0,5 m onder het maaiveld reikt of dat naar verwachting in de toekomst zal doen;

1.33 deskundig archeoloog

een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde 1988 kwalificaties en eisen dan wel een gecertificeerde archeologische instantie of op archeologisch gebied gecertificeerd bedrijf;

1.34 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen actviteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festival;

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.37 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.38 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.39 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van logies, maaltijden, spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café;

1.40 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.41 internetdetailhandel

detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;

1.42 jongerenontmoetingsplek

een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;

1.43 kantoor

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening zoals een accountantskantoor, adviesbureau of een ontwerpbureau;

1.44 kleinschalig ambachtelijk bedrijf

bedrijf waarbij niet meer dan drie mensen individuele goederen voor een belangrijk deel in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen geheel naar de specifieke wensen van de opdrachtgever tevens eindgebruiker. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van toestellen of machinaal gereedschap, echter de productie vindt niet gestandaardiseerd plaats, er is geen massa- of serieproductie en de goederen worden niet geproduceerd voor verdere toepassing in een ander bedrijf;

1.45 kwetsbaar object

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens die aangemerkt worden als beperkt kwetsbare objecten. Dit zijn: verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.46 leisure

voorzieningen op het vlak van indoor sport en spel, waarvoor vanwege de omvang en/of de verkeersaantrekkende werking en/of geluidsoverlast elders geen geschikte plek is, zoals fitnesscentra, sportscholen, indoor speeltuinen/hallen, kartbanen, lasergame en wellness complexen zoals sauna's;

1.47 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.48 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.49 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die voortvloeit uit een andere ter plaatse toegelaten bedrijfs- of beroepsactiviteit en daarmee een directe relatie heeft bijvoorbeeld omdat de producten ter plaatse worden vervaardigd of gebruikt, waarbij de detailhandel in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de bedrijfs- of beroepsactiviteit die qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft;

1.50 opslag

het opbergen van goederen - inclusief (vloei)stoffen en materialen - met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over de goederen kan beschikken;

1.51 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.52 overig bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.53 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.54 peil

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.55 Perifere DetailhandelsVestigingen (PDV)

detailhandelsvestigingen die vanwege de specifieke ruimtelijke eisen moeilijk inpasbaar zijn in de bestaande winkelstuctuur zijnde vestigingen van bedrijven in de branches verkoop van auto's, boten, caravans (ABC-goederen), bouwmarkten, keukens, badkamers en sanitair en daaraan gerelateerde artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen (bijv. inbouwapparatuur en tegels);

1.56 Perifere DetaillhandelsVestigingen+ (PDV+)

detailhandelsvestigingen die vanwege de specifieke ruimtelijke eisen moeilijk inpasbaar zijn in de bestaande winkelstuctuur in de categorie 'plus', zijnde vestigingen van bedrijven in de branches automaterialen, bouwmarkten, tuincentra en woninginrichting indien de gevoerde artikelen vanwege de omvang en aard een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, en het bestaande winkelcentrum uit dien hoofde voor de vestiging ongeschikt is;

1.57 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.58 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.59 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.60 speelveld

een openbaar terrein zoals een trapveld, basketbalterrein of skatevoorziening dan wel een terrein van vergelijkbare omvang waarop diverse speelvoorzieningen aanwezig zijn;

1.61 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.62 straatmeubiliair

hieronder wordt voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.63 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.64 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.65 wellness

voorzieningen op het vlak van sauna en zwembad;

1.66 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.67 woning

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, bijzondere woonvormen daaronder begrepen alsmede in combinatie daarmee de verhuur van kamers aan maximaal twee personen welke niet tot het huishouden behoren en welke geen duurzame huishouding voeren, en niet zijnde een woonwagen;

1.68 zakelijke dienstverlening

kantoor met baliefunctie ten behoeve van publiekrechtelijke commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, tenzij in deze regels anders is bepaald, waarbij de goot ter plaatse van een dakafronding in de zin van een wolfseindendak niet wordt meegerekend en met uitzondering van ondergeschikte dakkapellen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tenzij in deze regels anders is bepaald, met uitzondering van:

  1. a. ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. b. ondergeschikte dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het maaiveld, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.6 het bebouwingspercentage

de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel;

2.7 het verlengde van de gevel van een gebouw

de evenwijdig aan de gevel doorgetrokken lijn van de feitelijke gevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens van het perceel waarop het gebouw is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan van categorie 3.1 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten alsmede de aldaar genoemde opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan van categorie 3.1 tot en met categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede de aldaar genoemde opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 m;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan van categorie 3.1 tot en met categorie 4.1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede de aldaar genoemde opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 200 m;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijf tot en met categorie 4.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan van categorie 3.1 tot en met categorie 4.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede de aldaar genoemde opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 300 m;
    5. 5. in aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 4 tevens zijn toegestaan bedrijfsactiviteiten voor zover vermeld in Bijlage 2 Lijst specifieke bedrijven en uitsluitend ter plaatse van het aangegeven adres;
    6. 6. bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan voor zover vermeld in Bijlage 4Lijst bedrijfswoningen en uitsluitend ter plaatse van het aangegeven adres en de bestaande situering.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde in lid a zijn de gronde tevens bestemd voor:
    1. 1. overige functies voor zover vermeld in Bijlage 3 Lijst overige functies en uitsluitend ter plaatse van het aangegeven adres;
    2. 2. een bedrijfsverzamelgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw', waarbij geldt dat tevens zijn toegestaan:
      • bedrijfsactiviteiten voor zover vermeld in categorie 2 van Bijlage 1 Staatvan bedrijfsactiviteiten;
      • kantoren tot een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 400 m2, dan wel bij een groter oppervlak, tot het oppervlak zoals dat legaal bestaat op het tijsdtip van de terinzagelegging van het ontwerp;
    3. 3. een circuit voor modelbouwauto's, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie', waarbij geldt dat binnen het bouwvlak uitsluitend een gebruik ten dienste van het circuit voor modelbouwauto's is toegestaan.
  3. c. In aanvulling op het bepaalde in de leden a en b geldt dat:
    1. 1. detailhandel anders dan als bedoeld in lid b - voor zover van toepassing - dan wel als productiegebonden detailhandel respectievelijk als ondergeschikte detailhandel, niet is toegestaan;
    2. 2. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    3. 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
    4. 4. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    5. 5. activiteiten uit kolom 1 van de bijlagen C en D van het Besluit Milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage, niet zijn toegestaan.
  4. d. De gronden zijn tevens bestemd voor bijbehorende verkeers- en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijventerrein aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a kunnen burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en vormgeving van gebouwen ten behoeve van de instandhouding en bevordering van het open stedenbouwkundig karakter van de openbare ruimte en het representatieve straatbeeld.
  3. c. In aanvulling op het bepaalde onder a kunnen burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoekaccent' nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en vormgeving van gebouwen ten behoeve van de instandhouding en bevordering van het representatieve straatbeeld.
  4. d. Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 17 Algemeneprocedureregels vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij en omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 3.2.4 onder b en een verhoging van de bouwhoogte tot niet meer dan 6 m toestaan;
    2. 2. lid 3.2.4 onder c en ten behoeve van overige bouwwerken welke onlosmakelijk verbonden zijn met de betreffende bedrijfsactiviteit een verhoging van de bouwhoogte tot niet meer dan 10 m toestaan;
    3. 3. lid 3.2.4 onder c en ten behoeve van opslagtanks en opslagsilo's welke onlosmakelijk verbonden zijn met de betreffende bedrijfscativiteit een verhoging van de bouwhoogte tot niet meer dan 10 m toestaan.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

3.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval gerekend:
    1. 1. het bewonen dan wel laten bewonen van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen als bedoeld in lid 3.1 onder a sub 6;
    2. 2. het gebruik van de gronden voor kantoren, anders dan bedrijfsgebonden kantoorfuncties tot een maximum van 30% van het bedrijfsvloeroppervlak, dan wel anders dan bedoeld in lid 3.1 onder b sub 1 en sub 2;
    3. 3. het inrichten van terreinen met zonnepanelen anders dan het plaatsen van zonnepanelen op gebouwen.
  2. b. Ter plaatse van ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' zijn niet toegestaan:
      • parkeer-, laad- en losterreinen voor vrachtauto's;
      • buitenopslag van goederen en materialen;

en uitsluitend zover het betreft de onbebouwde ruimte tussen de naar de openbare weg gekeerde gevels en het verlengde van deze gevels enerzijds en de openbare weg anderzijds.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 3.1 onder a sub 1 tot en met 4 en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of die volgens Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten van een hogere dan wel lagere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
      • Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
      • vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
      • geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.
  2. b. lid 3.1 onder a sub 1 tot en met 4 en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die volgens Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten behoren tot categorie 2 dan wel die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 2, indien dit wenselijk is vanuit het oogpunt van milieuzonering dan wel van behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.
  3. c. lid 3.1onder a en toestaan dat vestigingen op het gebied van wellness en leisure worden toegelaten, waarbij geldt dat:
    1. 1. de voorziene vorm van welness en/of leisure qua aard of vorm niet past in de bestaande sport- en recreatiegebieden van Velp dan wel in of nabij het centrum van Velp;
    2. 2. binnen de bestaande sport- en recreatiegebieden van Velp dan wel in of nabij het centrum van Velp geen geschikte locatie voorhanden of te realiseren is;
    3. 3. ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximum van 20% van het bedrijfsvloeroppervlak;
    4. 4. de bedrijfsvoering, waaronder mede begrepen de groeimogelijkheden, van de aanwezige bedrijven in de directe omgeving door de vestiging niet wordt gehinderd door beperkingen voortvloeiend uit wet- en/of regelgeving;
  4. d. lid 3.1 onder c sub 1 en toestaan dat detailhandelsvestigingen uit de categorie PDV en uit de categorie PDV+ worden toegelaten, waarbij geldt dat:
    1. 1. het bedrijfsvloeroppervlak van een vestiging niet meer dan 1.500 m2 mag bedragen, tenzij uit regionale afstemming is gebleken dat een grotere oppervlakte kan worden toegestaan;
    2. 2. branchevreemde producten zijn toegestaan tot een maximum van 5% van het verkoopvloeroppervlak waarbij de totale oppervlakte per vestiging in geen geval meer dan 20 m2 mag bedragen;
    3. 3. geen negatief effect mag ontstaan voor het bestaande voorzieningenniveau in Velp;
    4. 4. de voorziene vorm van detailhandel qua aard of vorm niet past in de bestaande winkelstructuur in Velp;
    5. 5. binnen de bestaande winkelstructuur van Velp geen geschikte locatie voorhanden of te realiseren is;
  5. e. lid 3.1 onder c sub 1 ten behoeve van internetdetailhandel, waarbij geldt dat:
    1. 1. uitsluitend kan worden toegestaan internetdetailhandel met een opslag- en verzendfunctie;
    2. 2. internetdetailhandel in combinatie met een toonzaal niet kan worden toegestaan;
    3. 3. de voorziene vorm van detailhandel qua aard of vorm niet past in de bestaande winkelstructuur in Velp;
    4. 4. binnen de bestaande winkelstructuur van Velp geen geschikte locatie voorhanden of te realiseren is;
  6. f. lid 3.5 onder a sub 3 ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen op terreinen, waarbij geldt dat de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  7. g. lid 3.5 onder b ten behoeve van parkeer-, laad- en losterreinen voor vrachtauto's, dan wel de buitenopslag van goederen en materialen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' indien dit noodzakelijk is uit oogpunt van bedrijfsvoering en hierdoor geen onevenredige aantastig plaatsvindt van de beoogde stedenbouwkundige waarden ter plekke;
  8. h. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. 1. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken alsmede in ondergeschikte mate voor verkeersdoeleinden;
  2. 2. fiets- en voetpaden, hondenuitlaatplaatsen;
  3. 3. watergangen en waterpartijen;
  4. 4. wegen ter ontsluiting van de direct aanliggende percelen;
  5. 5. bruggen, andere civieltechnische werken;
  6. 6. straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor Groen aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Een bestemmingsvlak mag beperkt worden ingericht voor verkeersdoeleinden en wel tot niet meer dan 1 m gemeten vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming 'Groen'.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3 ten behoeve van een verdergaande inrichting voor verkeersdoeleinden.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straatbeeld;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische karakteristiek van het straatbeeld;
    3. 3. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Maatschappelijk - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor club- en verenigingsgebouwen.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde in lid a zijn de gronden tevens bestemd voor een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.
  3. c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor Maatschappelijk - 1 aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met de daarbij behorende technische voorzieningen;
  2. b. (on)gelijkvloerse kruisingen;
  3. c. groen- en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken;
  4. d. straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen, beken en waterpartijen.
  2. b. bruggen en andere civieltechnische werken.
  3. c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden.

7.2 Bouwregels

Op de voor Water aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding.

8.2 Bouwregels

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid van de noodzakelijke gebouwen ten behoeve van de bestemming.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

8.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. In van geval strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
  2. b. Voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, geldt dat de dubbelbestemming Leiding - Gas voorrang krijgt.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    4. 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    5. 5. het permanent opslaan van goederen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
    2. 2. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    3. 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
  4. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hoofdtransportleidingen voor afvalwater.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aangewezen gronden mag in afwijking van de gegeven bestemming, binnen die zone niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van leidingen, tenzij het betreft afrasteringen of terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 meter.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van het bouwen:

  1. a. van de noodzakelijke gebouwen ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Riool';
  2. b. overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en voor gronden met een bekende archeologische vindplaats.

10.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    2. 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    7. 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    9. 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    10. 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    3. 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een lage archeologische verwachtingswaarde en waterbodems.

11.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    2. 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    7. 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    9. 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    10. 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    3. 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Algemene regels

  1. a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  2. b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    1. 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
    2. 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    3. 3. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
  3. c. Het bepaalde onder b geldt tevens in situaties waarbij hierdoor een bestemmingsgrens wordt overschreden.
  4. d. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld.
  5. e. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten: liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties en dergelijke.

13.2 Nutsvoorzieningen

Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².

13.3 Ondergronds bouwen

  1. a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is het ondergronds bouwen toegestaan, voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem, voor:
    1. 1. ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies, tot een diepte van maximaal 4 meter ;
    2. 2. voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, tot een diepte van maximaal 6 meter.
  2. b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn slechts toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
  3. c. Ondergrondse bouwwerken als bedoeld onder a en onder b worden bij het toepassen van deze regels niet betrokken bij de in de regels aangegeven maten en afmetingen, voor zover het betreft de bouwgedeeltes welke zijn gelegen onder het maaiveld, tenzij hierover in deze regels expliciet iets anders is bepaald.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

  1. a. Als strijdig met de bestemming of het plan wordt in ieder geval aangemerkt het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. het (doen of laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van een escortbedrijf;
    2. 2. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties dan wel als markt of standplaats.
  2. b. Gebruik dat afwijkt van het bepaalde onder a sub 2 echter waarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is verleend, dan wel waarvoor een vereiste melding is gedaan, mag worden gehandhaafd.
  3. c. Als strijd met de bestemming of het bestemmingsplan wordt niet aangemerkt:
    1. 1. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
      • buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd;
      • hoogspanningsleidingen, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd.

14.2 Parkeren

14.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gestelde parkeernormen voor zover in die afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien in Bijlage 5 Parkeernormen.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in 14 lid a onder 3 indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.
  2. b. de gestelde parkeernormen voor zover in die afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien in Bijlage 5 Parkeernormen.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen en dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden ;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter;
  4. d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en vertikale vlak van een balkon;
  5. e. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
    1. 1. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding te verwijderen, indien het betreffende gebruik gedurende ten minste 1 jaar is beëindigd.
    2. 2. vermeldingen op de lijst zoals weergegeven in Bijlage 2 Lijst specifiekebedrijven en/of Bijlage 3 Lijst overige functies te verwijderen, indien het betreffende gebruik gedurende ten minste 1 jaar is beëindigd;
    3. 3. vermeldingen op de lijst zoals weergegeven in Bijlage 2 Lijst specifiekebedrijven en/of Bijlage 3 Lijst overige functies toe te voegen, waarbij ten aanzien van Bijlage 3 Lijst overige functies geldt dat het bepaalde in 3.6 onder c, d en e in acht moet worden genomen;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' het plan te wijzigen ten behoeve van het opnemen van een bouwvlak , ten behoeve van de geldende bestemming 'bedrijventerrein' in combinatie met het verwijderen van de aanduiding 'recreatie' met dien verstande dat:
      • wijziging uitsluitend kan plaatsvinden als het recreatieve gebruik in zijn geheel ter plekke is beëindigd;
      • bij de wijziging de aanduiding 'recreatie' dient te worden verwijderd;
      • bij de wijziging het ter plekke bestaande bouwvlak dient te worden verwijderd;
      • voor het overige het bepaalde in Artikel 3 Bedrijventerrein onverkort van toepassing blijft, waarbij het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 80 mag bedragen en de maximale bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
      • de aanduiding 'antennemast' onverkort van toepassing blijft en aldus zal worden betrokken bij de wijziging;
      • na wijziging het bepaalde in Artikel 3 Bedrijventerrein van toepassing zal zijn, waarbij het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 80 mag bedragen en de maximale bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' het plan (al dan niet gedeeltelijk) te wijzigen ten behoeve van het toekennen van de bestemming 'bedrijventerrein' met dien verstande dat:
      • wijziging uitsluitend kan plaatsvinden voor zover het maatschappelijke gebruik ter plekke is beëindigd;
      • wijziging uitsluitend kan plaatsvinden als is verzekerd dat de ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van de gronden waaraan de bestemming 'bedrijventerrein' wordt toegekend, niet plaats kan vinden vanaf de Rietganssingel;
      • wijziging uitsluitend kan plaatsvinden als is verzekerd dat de belendende percelen kunnen worden ontsloten, dit met inachtneming van het bovenstaande;
      • voor het toestaan van categorieën van bedrijven uitgegaan wordt van de aan te houden grootste afstand zoals genoemd in Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten, hetgeen wordt weergegeven op de verbeelding middels de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' dan wel 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
      • de aanduiding 'antennemast' onverkort van toepassing blijft en aldus zal worden betrokken bij de wijziging;
      • na wijziging het bepaalde in Artikel 3 Bedrijventerrein van toepassing zal zijn, waarbij het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 80 mag bedragen en de maximale bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen.
  2. b. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  3. c. Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de cultuurhistorische, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken

18.2 Gebruik

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Velp-De Beemd 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 mei 2017

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst Specifieke Bedrijven

Bijlage 3 Lijst Overige Functies

Bijlage 4 Lijst Bedrijfswoningen

Bijlage 5 Parkeernormen

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk inhoud
1 Inleiding Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen
2Beschrijving van het plangebied Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven
3Beleidskaders Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld
4 Beschrijving bestemmingsplan Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt
5 Haalbaarheid en afweging Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving
6 Juridische aspecten Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod
7 Economische uitvoerbaarheid Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuze en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding Bestemmingsplan

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven. Gemeenten dienen in gevolge de Wet ruimtelijke ordening zorg te dragen voor actuele bestemmingsplannen, waarbij momenteel wordt uitgegaan van een tienjaarse actualisatieverplichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven.

1.3 Doelstelling

Dit bestemmingsplan wil een actueel juridisch-planologische kader bieden voor de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Beemd werden geboden. De vigerende bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de juridisch- planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie, en deze te vervatten in een eigentijdse regeling.

Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen als gegeven zijn geaccepteerd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.

1.4 Ligging Plangebied

Het bedrijventerrein De Beemd ligt ten zuidoosten van Velp en sluit aan op de provinciale autosnelweg A348 en de rijksweg A12. Het terrein vormt een brede overgangszone tussen de bebouwde kom van Velp en de open uiterwaarden van de IJssel.

De ligging van het bedrijventerrein is op de volgende afbeelding weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVB2016-VA01_0001.png"

1.5 Geldende Bestemmingsplannen

De begrenzing van het plangebied is hieronder afgebeeld. Hierbinnen is aangegeven welke bestemmingsplannen nu gelden. Ook is een aantal bestemmingsplannen van toepassing die niet zijn gekoppeld aan een bepaald gebied in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVB2016-VA01_0002.png"

nr. naam vastgesteld
VZ1 Bestemmingsplan Velp-Zuid 26-06-2007
LG6 Bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie Markweg 8 14-12-2010
overig Bestemmingsplan Landelijk Gebied 27-01-2009
hele plangebied Bestemmingsplan Archeologie, locatie gemeente Rheden 15-04-2014

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling

2.1.1 Algemeen

Het bedrijventerrein De Beemd is in twee periodes tot ontwikkeling gebracht. Het oudste gedeelte stamt uit de jaren 80 van de vorige eeuw en betreft het meest oostelijke deel van het bedrijvenpark, langs de Rijksweg A 348. Het recentere westelijke gedeelte is begin deze eeuw ontwikkeld. Om een representatieve uitstraling van dit gebied te bevorderen is in mei 1999 het Beeldkwaliteitsplan De Beemd vastgesteld. Daarin zijn ook kansen aangegeven voor verbetering van de uitstraling van het toen al bestaande gedeelte.

2.1.2 Stedenbouwkundig-ruimtelijke structuur

Ontsluiting van het terrein vindt plaats vanaf de Rijksweg A348 op de IJsselweg. Dit is de enige ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer. Hierdoor bevindt de entree van het terrein zich op het meest recente westelijke gedeelte. De IJsselweg komt uit op de Gildestraat, welke als centrale interne verbindingsweg functioneert voor het plangebied. Ook verbindt deze weg het nieuwere westelijke gedeelte met het oudere oostelijke gedeelte. De Gildestraat - Lathumseveerweg is niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. Nood- en hulpdiensten en landbouwverkeer (dat niet op de A348 mag) zijn daarvan uitgezonderd.

De samenhang en structuur van het terrein wordt ontleend aan de eenvormigheid van de bedrijfspanden. In zijn algemeenheid is de opzet van het terrein utilitair. Er is sprake van een beperkte geleding in schaal en verzorging van de bedrijfsvestigingen. Aan de rand van het terrein staan drie verenigingsgebouwen. De bebouwing is in aanzienlijke mate zelfstandig omdat het bedrijventerrein door de Rijksweg A348 is afgesneden van het dorp Velp.

2.1.3 Bebouwingsbeeld

Het bebouwingsbeeld heeft een functioneel karakter en wordt vrijwel uitsluitend bepaald door de individuele plaatsing en vormgeving van de bedrijfsbebouwing op de kavels. Er is sprake van heldere bouwvolumes van wisselende vorm en schaal, een sobere detaillering en een afwisseling in architectuur, materiaal- en kleurkeuze. De uitstraling van het oudere deel van de Beemd wordt bepaald door gevelbekleding in de vorm van stalen platen met damwandenprofiel. Onbebouwde erven worden veelal als opslagruimte of als reserveruimte gebruikt. De bebouwingshoogte bestaat in zijn algemeenheid uit een of twee forse bouwlagen met een plat dak. De gevelindeling is horiozontaal opgebouwd.

2.2 Ondergrond Aspecten

In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal van toepassing zijnde aspecten die een relatie hebben met de ondergrond. Het aspect water komt ook aan de orde in paragraaf 5.3 waarin de openbare ruimte wordt beschreven.

2.2.1 Huidige bodemkwaliteit

Globale bodemopbouw

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en de komkleigebieden aangetroffen.

Achtergrondverontreiniging

In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente Rheden een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging. De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:

  • voldoet aan de achtergrondwaarde
  • voldoet aan de maximale waarde wonen
  • voldoet aan de maximale waarde industrie
  • is sterker verontreinigd dan de maximale waarde industrie

Een aantal gebieden zijn niet gezoneerd. Hierop is de nota bodembeheer niet van toepassing.

Het plangebied voldoet wat betreft zowel de boven en de ondergrond aan de achtergrondwaarde.

Activiteiten die de bodem bedreigen

Op het kaartje hieronder staan de locaties in groen weergegeven waar op basis van globaal historische onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en bouwvergunningen van verwacht wordt dat de bodem verontreinigd is of waar al bodemonderzoek is uitgevoerd. In rood staan de locaties weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek verwacht wordt dat de bodem sterk verontreinigd is.

Of er op de rode locaties daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente, niet bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVB2016-VA01_0003.png"

Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem.

Verontreinigde locaties

Van de 23 locaties waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn de alle onderzoeken afgerond.

Warmte Koude Opslag – WKO/ Geothermie

Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieusamenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat binnen industrieterrein De Beemd geschikt is voor de installatie van WKO systemen.

Bij een afweging over wel of niet WKO kan worden toegepast, moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden(archeologie) worden betrokken.

De gemeente is geen voorstander van Geothermie (Warmte Koude opslag op grote diepten).

Momenteel is er in het plangebied 1 WKO installatie in gebruik. En wel aan de Florijnweg 6.

Nieuwe WKO installaties moeten met de al bestaande installaties rekening houden.

2.2.2 Grondwater

De grondwaterstand in het nieuwere deel van De Beemd wordt voor een groot deel bepaald door de waterstand in de IJssel en kan dus fluctueren. Het grondwater zal in het meest zuidoostelijke deel in het algemeen op een lager peil liggen en er zal een stroming plaatsvinden richting de IJssel. Bij hoge waterstanden van de IJssel zal het peil in het genoemde gedeelte juist wat hoger komen te liggen dan in het overige gebieden zal er kwel kunnen optreden , vooral in het gebied langs de dijk.

Het grondwaterpeil wordt onder de wegen onder controle gehouden door een aanwezige drain. In de daartussen gelegen gedeeltes waar de bedrijven aanwezig zijn kan de grondwaterstand aanmerkelijk hoger liggen, afhankelijk van de aanwezigheid van verharding en de bodemgesteldheid.

Door de drainage en de waterpartijen ligt de gemiddelde grondwaterstand vlak daarnaast ongeveer op het peil van de waterpartijen. Het waterpeil(streef-) is 9,27+ NAP.

De grondwaterstand zal in zomers met lage IJsselstanden aanmerkelijk lager kunnen

worden dan het gemiddelde peil. Dit kan op den duur invloed hebben op de hoogteligging van het maaiveld omdat door inklinking van aanwezige veen- en kleilagen zettingen kunnen optreden. Het is van belang de waterpartijen en sloten en het aanwezige natuurgebiedje aan de noordoostzijde van het nieuwere bedrijventerrein om voornoemde redenen goed te beheren en in stand te houden.

2.2.3 Archeologie

In het plangebied zijn enkele archeologische vondsten gedaan en diverse locaties bekend waar in de bodem archeologische relicten kunnen worden verwacht. Rondom deze locaties wordt aangenomen dat de kans op (verdere) vondsten groter is. Voor het hele gemeentelijke grondgebied is de verwachting op archeologische relicten reeds in kaart gebracht en is de bescherming geregeld in een geldend bestemmingsplan. Deze bescherming is ongewijzigd overgenomen in dit plan.

2.2.4 Niet gesprongen explosieven

Uit de in 2016 opgestelde Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven in Velp blijkt dat een aantal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet gesprongen explosieven uit de tweede wereld oorlog aanwezig zijn.

Het blauwe gebied is verdacht van de aanwezigheid van springrookgranaten. De roze gbieden zijn verdacht vanwege gedumpte explosieven (Pantserfaust). Deze explosieven worden tot een diepte van circa 1,5 meter beneden maaiveld (ten tijde van de oorlog) verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVB2016-VA01_0004.png"

Daar waar na de oorlog gebouwd en gegraven is, is de kans op nog niet ontdekte niet gesprongen explosieven vanzelfsprekend nog veel kleiner.

2.2.5 Leidingen en water

Gasleiding

Binnen het plangebied ligt een hoge druk gasleiding. Deze is op de kaart weergegeven.

Keur op de waterkering

Een deel van industrieterrein De Beemd valt binnen de Keur op de waterkering.

2.3 Bedrijfsactiviteiten

De Beemd is een bestaand bedrijventerrein waar uiteenlopende bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Naast bedrijfsmatige activiteiten is er ook sprake van perifere detailhandel. De milieucategorie (categorisering van hinder conform de VNG-bedrijvenlijst) van de bedrijven van varieert van licht (2) tot en met redelijk zwaar (4). Meer toelichting op dit onderdeel is opgenomen in paragraaf 5.4.1 van deze toelichting.

Op het bedrijventerrein zijn vijf bedrijfsverzamelgebouwen aanwezig. Hier is veelal sprake van lichte bedrijvigheid (categorie 2) en kleinschalige zelfstandige kantoren.

Op het bedrijventerrein bevindt zich één groter zelfstandig kantoor namelijk aan de Markweg 6-8, en dus buiten de bedrijfsverzamelgebouwen.

2.4 Nieuwe Ontwikkelingen

Het voorliggende bestemmingsplan heeft voornamelijk een beheerkarakter waarbij de vigerende bestemmingsregelingen als uitgangspunt zijn genomen, evenwel wél binnen de actuele kaders. Nieuwe ontwikkelingen van de afgelopen decennia zijn (vrijstellingen, ontheffingen, etcetera) zijn eveneens in deze actualisatie meegenomen. Veelal zijn de bestaande mogelijkheden conserverend overgenomen, waarbij rekening is gehouden met de bestaande, feitelijke situatie en huidige wetgeving. Dit betekent onder andere dat bijvoorbeeld de bouwvlakken, bouwhoogten en bebouwingspercentages zijn afgestemd op de feitelijke situatie en op het actuele stedenbouwkundige beeld. Daarbij is steeds gezocht naar een goede balans tussen actuele kaders en inzichten enerzijds en bestaande rechten en verwachtingen anderzijds. Op 1 perceel is de maximale bouwhoogte verhoogd naar 20 m. Dit vloeit voort uit een maatwerkoplossing die gewenst is uit hoofde van bedrijfsvoering. Met het oog op behoud van werkgelegenheid en het waar mogelijk faciliteren van de gevestigde bedrijvigheid is gekozen voor deze maatwerkoplossing.

Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden geldt dat er geen grote veranderingen worden voorzien. Dit neemt niet weg, dat het vanuit beleidsmatig opzicht wenselijk wordt gevonden om in de toekomst meer ruimte te bieden voor andere economische functies op het bedrijventerrein. Dit vloeit voort uit de Nota 'Visie op flexibilisering/functieverruiming op de bedrijventerreinen in de gemeente Rheden' zoals die recent door de gemeenteraad is vastgesteld. Samengevat is besloten ruimte te gaan bieden voor een breder pakket aan economische functies op bedrijfsterreinen. Voor de Beemd betekent dit, dat er ruimte wordt geboden aan perifere detailhandel, wellness en leisure als dit past binnen de uitgangspunten die daarvoor zijn geformuleerd. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 3.4.1. Daarnaast zal gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen ook ruimte worden geboden aan internetdetailhandel.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Nota Ruimte en Nota Mobiliteit

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de nota Ruimte (2006).
De nota bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. In het nationaal ruimtelijk beleid stelt het rijk zich tot doel het versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn.

In de Nota Mobiliteit (2006) zijn de in de Nota Ruimte opgenomen uitgangspunten voor het versterken van de samenhang tussen ruimte, verkeer en vervoer en economie verder uitgewerkt. De Nota Mobiliteit geeft de volgende beleidsdoelen aan:

  • het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
  • het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
  • een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling;
  • het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.

Vanuit de Nota Ruimte gaan provincies zorgen voor een voldoende en gevarieerd aanbod ( op de vraag afgestemd) van locaties voor bedrijven en voorzieningen. Er moeten daarbij criteria worden opgenomen die ervoor instaan dat bestaande en nieuwe bedrijven en voorzieningen, die niet inpasbaar zijn in of nabij woonbebouwing (veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking) ruimte wordt geboden op daarvoor specifiek te bestemming (bedrijven) terreinen.

Met de nota geeft het Rijk daarnaast de beslissingsbevoegdheid over perifere detailhandelsvormen (PDV) en grootschalige detailhandelsvormen (GDV) aan de provincie via de Wet Gemeentelijke regelingen. De gemeenten hebben de mogelijkheid in bestemmingsplannen een aparte bestemming voor PDV of GDV op te nemen. Het nieuwe beleid moet zorgen dat er (uit economisch oogpunt) voldoende geschikte vestigingsplaatsen zijn voor bedrijven en voorzieningen. Het beleid van de gemeente Rheden ten aanzien van dit onderdeel is hierna weergegeven in paragraaf 3.4 .


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen bij eenbestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Dat is in het voorliggende geval niet het geval.

Convenant bedrijventerreinen

Het Convenant bedrijventerreinen, ondertekend door Rijk, IPO (Interprovinciaal Overlegorgaan) en VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten), maakt melding van afspraken over de rol van het Rijk (kaderstellend), van de Provincies (regisseur) en van de gemeenten (initiator, opsteller en uitvoerder binnen regionale verbanden). Het doel is om gezamenlijk een succesvol, duurzaam, en economisch verantwoord bedrijventerreinenbeleid af te sprekend dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland. Het convenant bedrijventerreinen raakt het rijksbeleid niet.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het plangebied bevat geen onderdelen welke in het kader van het Barro relevant zijn.

3.2 Provincie

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald. Allereerst de Omgevingsvisie Gelderland.

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. Uit deze kaarten blijkt, dat het plangebied is gelegen naast het gebied dat in de provinciale omgevingsvisie is aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone, en naast een Natura 200-gebied. In paragraaf 5.2 wordt hier verdere aandacht aan besteed.


In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Deze verordening is bindend voor de gemeente.


Voor onderhavig bestemmingsplan is het volgende onderwerp(en) uit de Omgevings- verordening Gelderland van toepassing:

  • Bedrijventerreinen.
  • Detailhandel
  • Kantoren

Over 'bedrijventerreinen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe bedrijfslocaties slechts worden toegestaan wanneer dit past in de vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen). Daarbij wordt inderscheid gemaakt in een viertal types van bedrijfsterreinen:

- regionale bedrijventerreinen

- intergemeentelijke bedrijventerreinen

- lokale bedrijventerreinen

- kadegebonden bedrijventerrein

Het bedrijventerrein De Beemd is in ontwikkeling gebracht als regionaal bedrijventerrein. Op dit moment is een actualisatie van het Regionaal Programma Bedrijventerreinen in voorbereiding. De eerste concepten hiervan zijn gereed. Hieruit blijkt dat het terrein ook in de toekomst als zodanig zal worden aangemerkt. In paragraaf 5.2 wordt hieraan verdere aandacht besteed.

Over (reguliere) detailhandel wordt gesteld dat geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk worden gemaakt die de bestaande detailhandelstructuur duurzaam ontwrichten. Daarbij dienen de regionale afspraken te worden nagekomen. Dit is onderdeel van het verstedelijkingsbeleid, zoals aangegeven in de Omgevingsvisie. Het doel van het beleid is het behoud van een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandelsstructuur in Gelderland die bijdraagt aan de vitaliteit van steden en dorpen. De positie van de bestaande winkelgebieden staat centraal. Het vernieuwen en aanpassen van bestaande winkelgebieden aan een afnemende vraag naar winkels en nieuwe marktontwikkelingen heeft prioriteit. Met het toevoegen van nieuw winkeloppervlak wordt zeer terughoudend omgegaan. Nieuwe locaties voor detailhandel mogen niet leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelstructuur (artikel 2.3.3.1 eerste lid). Hieronder verstaan wij de negatieve gevolgen van overcapaciteit en leegstand op het woon-, leef- en ondernemingsklimaat in de omgeving van de bestaande winkels in wijken en centra. Voor nieuwe locaties is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik van toepassing zoals opgenomen in de omgevingsvisie. Daarbij moet tevens onderbouwd worden dat nieuwe locaties niet ten koste gaan van de bestaande detailhandelstructuur (2.3.3.1 derde lid ).

Een perifere detailhandellocatie is een locatie buiten binnenstedelijke winkelcentra, veelal aan de randen van de steden. Detailhandel kan alleen op een perifere locatie worden toegestaan wanneer dit uit oogpunt van ruimte of veiligheid vereist is. Gedacht kan worden aan detailhandel in volumineuze goederen zoals bijvoorbeeld tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels, en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kan worden gevestigd. In beperkte mate wordt ruimte geboden aan detailhandel met een regionaal verzorgingsgebied op grote perifere locaties. Over de opvang van bovenlokale grootschalige detailhandel op perifere detailhandellocaties dient regionale afstemming plaats te vinden. Onder grootschalig wordt verstaan detailhandel met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m².

Voor nieuwe detailhandelontwikkelingen geldt de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik zoals opgenomen in de omgevingsvisie waarbij inzicht moet worden gegeven in de regionale behoefte zowel kwantitatief als kwalitatief. Ook dient in het bestemmingsplan de omvang, fasering van de ontwikkeling en branchering concreet aangegeven te worden.

Over 'kantoren' wordt gesteld dat nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijventerreinen niet mogelijk worden gemaakt. Een uitzondering hierop is mogelijk geldt indien sprake is van ontsluiting middels een hoogwaardige OV-verbinding.

Protocol Toepassing SER-ladder A12- Zone

De protocol SER-ladder bevat een handreiking van de uitvoering van de SER-ladder. De SER- ladder is een initiatief van de Sociaal Economische Raad en betekent hoofdzakelijk dat eerst wordt onderzocht in hoeverre er door inbreiding en toepassen van herstructurering ruimte kan worden gewonnen op bestaande bedrijventerreinen voordat toestemming wordt gegeven voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen.

Het protocol en de handreiking komen voort uit het Regionaal Progamma Bedrijventerreinen (RPB).

Milieuverordening

De provinciale Milieuverordening geeft geen aanleiding voor opmerkingen ten aanzien van deze locatie.

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.


Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het waterschap haar doelen aan. Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

De visie voor de lange termijn zoals die in 2013 was opgenomen in de Watervisie 2030 is vertaald in het Waterbeheerplan 2016-2021.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

Visie 'Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden'

In maart 2016 heeft de gemeenteraad van Rheden de nieuwe economische visie 'Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden' vastgesteld. Het versterken van de lokale economie is een van de speerpunten van deze visie. Daarbij is onder meer gekeken naar een bredere inzetbaarheid op dit gebied van de bedrijfsterreinen. Geconcludeerd is, dat de bedrijfsterreinen in bredere zin een functie voor de lokale economie kunnen vervullen door nieuwe economische functies toe te laten. Ook wordt ingezet op het behouden van de aanwezige bedrijven. De gemeente Rheden wil daarbij een proactieve houding hanteren richting de ondernemers en hen waar mogelijk faciliteren.

Nota 'Visie op flexibilisering/functieverruiming op de bedrijventerreinen in de gemeente Rheden'

In het verlengde van de nieuwe economische visie 'Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden' is in maart 2016 ook de (geamendeerde) 'Visie op flexibilisering/functieverruiming op de bedrijventerreinen in de gemeente Rheden' vastgesteld (en bij amendement verruimd). Deze visie bevat een nadere invulling van de uitgangspunten zoals verwoord in de meer algemene economische visie, toegespitst op functieverruiming van de bedrijventerreinen. Er wordt uitgegaan van een functieverruiming ten behoeve van (perifere) detailhandel en van welness en leisure. Het voorliggende plan werkt deze uitgangsunten nader uit. Ten behoeve van het opstellen van het voorliggende plan zijn bedoelde uitgangspunten geconcretiseerd in de memo 'Actualisatie bedrijventerrein De Beemd'. Deze memo is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Notitie 'Op weg naar een actief startersbeleid'

In 2009 is de notitie 'Op weg naar een actief startersbeleid' aangenomen. In deze notitie staat de bevordering van kwalitatief goede en duurzaam ondernemerschap centraal. De gemeente Rheden stimuleert en faciliteert waar mogelijk het startende ondernemerschap. Dit startersbeleid heeft weinig consequenties voor het ruimtelijk beleid, waaronder het onderhavige bestemmingsplan.

Notitie 'erf- en perceelsafscheidingen'

De notitie erf- en perceelsafscheidingen is opgesteld in het kader van de '1e algehele herziening bestemmingsplannen' in 2011. De notitie is bedoeld om ee meer concreet toetsingskader te bieden ten aanzien van het aspect 'het stedenbouwkundige beeld dat in het plan is beoogd'. Op basis van dit aspect kan een aanvraag om bij omgevingsvergunning af te wijken worden beoordeeld. De notitie heeft betrekking op erf- en perceelsafscheidingen bij woningen. De planregeling ten aanzien van erf- en perceelsafscheidingen is afgestemd op deze notitie.

Welstandsnota

Op het plangebied is de gemeentelijke welstandsnota van toepassing. De ambities en uitgangspunten uit deze nota vormen het toetsingskader voor de welstandstoets. De welstandscommissie dient hieraan te refereren bij omgevingsvergunningaanvragen.

Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft in 2012 de Erfgoednota Levend Verleden vastgesteld. In deze nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

De visie is voor de dragende delen van het erfgoed: het historisch landschap, de archeologie, de historische stedenbouw en het immateriële erfgoed aan de hand van vijf thema's nader uitgewerkt in beleidsvoornemens voor de periode 2012-2016. Nagestreefd wordt voor ieder van deze onderdelen:

  • behoud en ontwikkeling van het erfgoed;
  • de vermeerdering van kennis;
  • het delen van kennis;
  • samenwerking door alle betrokkenen;
  • de wens om erfgoed uit te dragen en te vermarkten.

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit alsmede een aantal voornemens dat extra capaciteit zal vragen.


De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.


In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.

De wijze waarop met met de mogelijke aanwezigheid wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld. Bestaande bedrijven worden in principe zo bestemd dat zij minimaal kunnen blijven functioneren. Tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd.

Geluidhinder

De Wet geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Hoe burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarde, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan (VCP) Velp 2008 wordt een wegcategorisering beschreven.

Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Overigens geldt op de wegen in De Beemd een parkeerverbodszone. Het bestemmingsplan kent hiervoor geen specifieke regeling.

Groen

In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt.


Water

De waterwet en de Wet Mileubeheer geeft op landelijk niveau regels voor het omgaan met hemelwater, huishoudelijk afvalwater en grondwater. Op gemeentelijk niveau is dit waar aan de orde als volgt uitgewerkt.

Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.

De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater wordt geregeld in de gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater 2015.

Economische activiteiten

In de economische beleidsnota Toekomst van de gemeente Rheden wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang is dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners, het bedrijfsleven en haar beroepsbevolking.

De nota geeft aan dat ingezet moet worden op het behouden en versterken van de werkgelegenheid. Daarbij wordt geconstateerd dat bedrijventerreinen voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden zijn. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is herstructurering noodzakelijk.

Momenteel wordt gewerkt aan een actualisatie van de economische nota.

3.4.2 Structuurvisie

De structuurvisie voor Velp is in voorbereiding. De vertaling van de bevindingen en de resultaten van het interactieve proces zullen worden vastgelegd in een ontwerpstructuurvisie. De formele procedure zal naar verwachting starten na die van het bestemmingsplan. Tot die tijd is het Structuurplan 'Een droom om in te wonen' uit 2006 van toepassing. Zij zoomt echter niet in op de voorgestane ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Bestemmingsplan

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. Het geldende bestemmingsplan is hiervoor als uitgangspunt gebruikt waarbij op onderdelen enige verruiming heeft plaatsgevonden.

4.1 Systematiek

bouwmogelijkheden

Er is aansluiting gezocht bij de vigerende bouwmogelijkheden. Bouwvlakken welke nog niet zijn gebouwd, zijn overgenomen in het plan. Waar nodig heeft afstemming plaatsgevonden op de feitelijke (vergunde) situatie. Voor wat betreft de bouwvlakken langs de westelijke rand geldt, dat de aan te houden zichtlijnen uit het vigerende plan rechtstreeks zijn vertaald in de verbeelding. Vandaar dat er afstand zit tussen de bouwblokken.

De bouwblokken zelf mogen maximaal worden bebouwd (80%). Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofd- en bijgebouwen.

maatvoering

De bouwhoogtes worden op de verbeelding weergegeven. Algemene maat is 12 m. Op een aantal plekken zijn specifieke regels ten aanzien van de maatvoering opgenomen. Dit betreft de plekken met de aanduiding 'hoekaccent', waar specifieke regels zijn opgenomen ten aanzien van de oppervlakte en/of bouwhoogte. Dit is overgenomen uit het vigerende plan ten behoeve van een goede stedenbouwkundige kwaliteit.

Bestaande legale afwijkingen in het plan worden gerespecteerd.

gebruik

Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden geldt, dat het bedrijventerrein allereerst is bedoeld voor bedrijven. Daarnaast is de gemeente Rheden voorstander van functieverruiming op de bedrijventerreinen. Dit mits de belangen van de zittende bedrijven daardoor niet worden geschaad. Een en ander is verwoord in de nota 'visie op flexibilisering/functieverruiming op de bedrijventerreinen in de gemeente Rheden', zie hierover ook paragraaf 3.4.1 van deze toelichting.

Het bestemmingsplan dient allereerst een veelheid aan typen bedrijven toe te staan. Om hier toch sturing aan te geven is in de regels een lijst opgenomen waarin de toegestane bedrijven zijn weergegeven. De lijst is gekoppeld aan een indeling in milieucategorieën. Aan deze milieucategorieën zijn afstanden gekoppeld ten opzichte van gevoelige functies. Op deze manier kan een milieuzonering plaatsvinden waarbij wordt bepaald binnen welke zones de diverse bedrijfstypes zijn toegestaan. De aangebrachte zonering is gebaseerd op de onder 5.4.1 geformuleerde uitgangspunten. Voor aanwezige bedrijven die niet passen binnen de aangebrachte zoneringen geldt, dat deze zijn opgenomen op een van de regels deel uitmakende lijst. In de regels is bepaald, dat deze activiteiten ter plekke zijn toegestaan. Gelet op de vergunningsituatie van deze bedrijven bestaat er geen aanleiding om deze "afwijkende" bedrijven onder het overgangsrecht te plaatsen (en dus op termijn te saneren). Met het oog op de rechtszekerheid van deze bedrijven is het daarom wenselijk om een genuanceerde regeling op te nemen waarbij de ''huidige bedrijfsactiviteit" wordt geaccepteerd. Deze regeling is gewenst voor (legaal) aanwezige bedrijven die zijn ingedeeld in een hogere milieucategorie, en toch in milieuhygiënisch opzicht volstrekt aanvaardbaar zijn op de huidige locatie. Daarnaast geldt een vergelijkbare regeling ook voor (legaal aanwezige) bedrijven welke qua gebruik niet passen binnen de begripsomschrijving van 'bedrijf' (zoals daar zijn detailhandelsbedrijven).

Voor detailhandel geldt dat bij alle bedrijven ondergeschikte detailhandel zal worden toegestaan. Dit betekent dat de detailhandel wel ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie van het bedrijf. Daarnaast is het gewenst om onder voorwaarden mogelijkheden te bieden voor vormen van perifere detailhandel. De mogelijkheid voor perifere detailhandel blijft echter verbonden aan een nadere afweging. Zo mag de aard van de voorziene detailhandel niet concurreren met het voorzieningencentrum in het dorp en dient er voldoende parkeer-/ontsluitingsruimte te zijn. Bovendien geldt er een maximale oppervlakte die voortvloeit uit de provinciale omgevingsverordening (1500 m2). Voorwaarde is altijd, dat de zittende bedrijven niet mogen worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Op het bedrijfsterrein bestaan ook mogelijkheden voor wellness en leisure. Dit vloeit voort uit het gemeentelijk beleid zoals verwoord in eerder genoemde nota 'visie op flexibilisering/functieverruiming op de bedrijventerreinen in de gemeente Rheden'. Ook hier geldt dat de mogelijkheid is verbonden aan een nadere afweging. Bij invullingsmogelijkheden in de kern kan niet worden meegewerkt aan een initiatief. Ook mogen de zittende bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.

De kantoorfunctie in het plangebied is alleen toegestaan als onderdeel behorend bij het bedrijf. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan. Concreet betekent dit dat bedrijfsgebouwen niet voor minder dan 30% van het bruto vloeroppervlak gebruikt kunnen worden voor opslag en productieruimten van het eigen bedrijf. Dit vloeit voort uit de provinciale omgevingsverordening. Bestaande kantoren en kleinschalige kantoren in de bedrijfsverzamelgebouwen (tot 400 m2 per vestiging) zijn hiervan uitgezonderd.

Verder worden nieuwe bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen niet wenselijk gevonden. Er is één bestaande bedrijfswoning. Hier is sprake van een bestaand recht dat wordt gerespecteerd en dat in de planregeling als zodanig in beeld is gebracht. Als bijlage bij de regels is een lijst opgenomen met de bestaande, legale bedrijfswoning.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet gewenst, omdat uit de aanwezigheid van bedrijfswoningen beperkingen kunnen voortvloeien voor omringende inrichtingen. Aan de andere kant is de daadwerkelijke behoefte aan een bedrijfswoning, die noodzakelijk dient te zijn vanuit hoofde van bedrijfsvoering, sterk afgenomen door het ruime scala aan communicatiemiddelen van de tegenwoordige tijd.

Tot slot kan worden vermeld dat de haalbaarheid van de gebruiksmogelijkheden is bezien in relatie tot het landelijke, provinciale en gemeentelijke beleid en regelgeving.
stedenbouwkundige waarden

De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in-Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar aan de orde rechtstreeks bescherming op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving-in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast. Het plan kent de zone overige zone - stedenbouwkundig waardevol, langs de openbare weg. Hier gelden beperkingen ten aanzien van opslag en ten aanzien van de aanwezigheid van vrachtauto's. Hiermee wordt de kwaliteit van het zicht vanuit de openbare weg bevorderd. Ook zijn er een aantal hoekaccenten (in de bebouwing) weergegeven om een goede kwaliteit te bevorderen.

Gewenste zichtlijnen zijn in het plan verwerkt door het intekenen van de bouwvlakken hier op af te stemmen.

cultuurhistorische waarden

bovengronds

Er zijn geen specifieke bovengrondse cultuurhistorische waarden in het gebied.

ondergronds

Het plangebied valt binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbel- bestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregime.

milieuzonering

Bij het opstellen van het plan zijn de uitgangspunten gebruikt zoals weergegeven in paragraaf 5.4.1. De toegestane activiteiten zijn gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat deze activiteiten binnen het gebiedstype acceptabel worden geacht. In het bestemmingsplan wordt nu direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf.

Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd door middel van een specifieke aanduiding. Er bestaat geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.

parkeernormen

Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

algemene wijzigingsbevoegdheid bij functieaanduidingen

Nieuw is dat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid kent. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voorkomen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen.

4.2 Toedeling Van Bestemmingen

Groen en water

Daar waar sprake is van structureel groen en water worden deze functies in het voorliggende plan afzonderlijk bestemd (de bestemming Groen en de bestemming Water). Hierdoor wordt het structurele karakter beter geborgd.

Verkeer

De hoofdwegen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Daarmee is de aanwezige verkeersstructuur uitgangspunt. Ook binnen deze bestemming is groen en water mogelijk, echter hier vindt geen borging plaats van deze functies.

Ook binnen de bestemming 'bedrijventerrein' zijn wegen mogelijk. Deze zijn niet structuurbepalend en daarom niet specifiek bestemd.

Bedrijventerrein

De bestemming 'bedrijventerrein' voorziet in het grootste deel van de invulling van het bedrijventerrein. Niet alleen bedrijven, maar ook de interne perceelsontsluitingswegen en de ondergeschikte groenvoorzieningen vallen hieronder. Het terrein is gezoneerd, waardoor een sturing op milieucategorieën is ingebouwd.

Archeologische waarden

Het plangebied valt binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregiem. Overigens is de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig.

Gasleiding

De aanwezige hogedrukgasleiding is eveneens betrokken bij de planopzet en in beeld gebracht middels een dubbelbestemming.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid En Afweging

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

5.1 Het Rijksbelang

Geconcludeerd kan worden dat in onderhavig bestemmingsplan geen onderwerpen aan de orde zijn zoals bedoeld in het Barro.

De mogelijkheden die het plan bevat, betreffen verder geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan voorziet niet in uitbreidingsmogelijkheden.

5.2 Het Provinciale Belang

Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelezen de Omgevingsverordening Gelderland gaat het om de volgende onderwerpen.

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt dat het plangebied voor een deel grenst aan het Gelders Natuurnetwerk (aangegeven met een donkergroene kleur om onder- staande afbeelding) en voor een beperkt deel aan de Groene Ontwikkelingsruimte (lichtgroen). In paragraaf 5.4.5 wordt hier verder op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVB2016-VA01_0005.png"

Functie van het bedrijventerrein

De Omgevingsverordening maakt onderscheid tussen terreinen met een lokale, een intergemeentelijke dan wel een regionale opvangfunctie. Over de functie van het bedrijventerrein De Beemd kan het volgende worden vermeld.

Functionele ontwikkeling bedrijventerrein De Beemd

Gelegen tussen de IJsselweg (A348) en de uiterwaarden van de IJssel ligt het Bedrijventerrein De Beemd, dat nog deels in ontwikkeling is. Dit terrein ligt gunstig ten opzichte van de A348 en A12. Het bedrijventerrein De Beemd is in fases ontstaan. Het eerste deel is in de jaren 80 ontstaan. In de laatste uitbreiding (eind jaren 90) van het terrein is voorzien in een representatieve uitstraling. Deze laatste uitbreiding betekende tevens dat het bedrijventerrein een regionale opvangfunctie kreeg. Het bedrijventerrein De Beemd wordt beschikbaar gehouden voor inrichtingen die qua milieuzonering een grotere afstand moeten aanhouden tot mindergevoelige functies, en waarvoor indien daaraan behoefte bestaat forse kavels beschikbaar zijn. Bedrijventerrein De Beemd is het enige regionale bedrijventerrein van de gemeente Rheden.

Huidige situatie

Op dit moment is het bedrijventerrein voor een groot deel ingevuld. Zowel bedrijven uit de hogere milieucategorie als in de lage milieucategorie zijn op het regionale bedrijventerrein gevestigd, waarbij op diverse plekken grote kavels zijn benut. In de regio zijn er in het verleden afspraken gemaakt om het overaanbod van bedrijventerreinen terug te dringen. De afspraken zijn vastgelegd in het geldende Regionale Programma Bedrijventerreinen (RPB). Overigens was destijds bedrijventerrein De Beemd in het RPB per abuis omschreven als een lokaal bedrijventerrein, hetgeen gerepareerd wordt bij de actualisatie van de regionale afspraken.

Toekomstige situatie

De regionale afspraken over bedrijventerreinen worden in 2017 geactualiseerd. De regionale functie van bedrijventerrein De Beemd zal ook in de toekomst aan de orde zijn. Dit is ook opgenomen in het concept regionale programma werklocaties. Het bedrijventerrein zal in principe gericht zijn op bedrijven vanaf milieucategorie 3 en blijft ruimte bieden aan grotere kavels.

5.3 Het Waterschapsbelang

In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijngeen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied.

Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.

In het plangebied ligt geen (gedeelte van een) grondwaterbeschermingsgebied.

Verder is in het plangebied een rioolpersleiding gelegen. Aan weerszijden van deze leiding bevindt zich een beschermingszone van 4 m.

5.4 Onderzoeken

Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.

5.4.1 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen.

beoordeling

Milieuzonering De Beemd

Voor het bestemmingsplan Velp-de Beemd 2016 is inzichtelijk gemaakt welke bedrijfscategorieën (maximaal) kunnen worden toegestaan. Vanuit de woonbebouwing die aanwezig is in het plangebied en de omgeving ervan zijn indicatieve afstanden (zoals opgenomen in bovenstaande tabel) uitgezet.

In dit bestemmingspan is ervoor gekozen om op het bedrijventerrein maximaal categorie 4.2 op te nemen.

Voor de bepaling van het omgevingstype is voor de woningen die liggen aan ten noorden van de A348 uitgegaan van woongebied.

Vanuit de aanwezige gevoelige functies (woningen) zijn de milieucontour cirkels uitgezet en opgenomen op de plankaart. Hieruit blijkt dat de bedrijven in milieucategorie 3.1 met inachtneming van de richtafstanden in principe overal kunnen worden toegestaan op het bedrijventerrein. Bedrijven in de milieucategorieën

3.2, 4.1 en 4.2 kunnen met inachtneming van de richtafstanden op een deel van het bedrijventerrein worden toegelaten.

De milieuzonering is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. De zonering is hier door middel van aanduidingen met maximale milieucategorieën opgenomen.

Bestaande bedrijven

De Beemd is een bestaand bedrijventerrein waarop in de loop der jaren bedrijven in verschillende milieucategorieën zijn gevestigd. De bestaande bedrijven zijn verschillend van omvang. Daarnaast loopt de mate van hinder die zij veroorzaken ook uiteen. De milieucategorie varieert van 2 tot en met 4. In de huidige situatie komt een aantal bedrijven voor die formeel niet passen binnen de nieuwe bestemming, omdat ze niet in de toegestane milieucategorie vallen. De betreffende bedrijven zijn echter door middel van de milieuvergunning/milieuregelgeving zodanig in hun activiteiten beperkt, dat hinder naar de omliggende woningen beperkt blijft.

Op het bedrijventerrein zijn vijf bedrijfsverzamelgebouwen. Deze gebouwen hebben op de verbeelding een aanduiding gekregen. In deze gebouwen zijn tevens categorie 2 bedrijven en kleinschalige kantoren tot een bvo van 400 m2 toegelaten.

Op het bedrijventerrein is een zelfstandig kantoor namelijk aan de Markweg 6-8. Dit kantoor is opgenomen in de lijst 'lijst overige functies'. Deze lijstr maakt deel uit van de regels.

Het uitgangspunt is dat alle bestaande bedrijven positief worden bestemd. De bedrijven die niet passen binnen de nieuwe milieuzonering, zijn daarom opgenomen in de daartoe opgestelde lijst welke van de regels deel uitmaakt. Hierdoor kunnen zij hun activiteiten op de huidige locatie voortzetten. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bedrijven voorzien van een specifieke regeling.

Bedrijf Straat Type bedrijf categorie
CHO
Florijnweg 4 Centra voor medische diagnostiek 2
Oostveen meestersschilders Florijnweg 29 Schildersbedrijf 2
PD reclame Florijnweg 9 Lichtreclame en belettering 2
Serhat Impex BV Florijnweg 14 Groothandel in Mediterraanse levensmiddelen 2
Famostar
Florijnweg 8 Elektrotechnische industrie 2
Bosman Classics Gildestraat 2b Handel en reparatie van auto's 2
Van Gansewinkel Nederland B.V. Gildestraat 6-8-10 Opslag en bewerking van papier, kunststoffen en textiel 4.2
Duismann Coffee Markweg 3N Ambachtelijke koffiebrander'
5

De bovenstaande bedrijven zijn opgenomen in de van de regels deel uitmakende 'lijst specifieke bedrijven'.

Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Als bijlage bij de regels is een Lijst van toegelaten bedrijfstypen opgenomen. Als een bedrijf zich op een bepaalde locatie in het plangebied wil vestigen, wordt getoetst of het bedrijf in de toegestane milieucategorie valt. Daarnaast wordt getoetst of het type bedrijf past binnen de toegelaten bedrijfstypen. Bedrijvigheid die niet voorkomt op de lijst maar die daarmee gelijk te stellen is, is toelaatbaar door middel van een afwijkingsbevoegdheid.

De lijst bestaat uit een selectie uit de VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en de gewenste invulling en de beoogde beeldkwaliteit van het bedrijventerrein. Uitgesloten van vestiging zijn (op enkele uitzonderingen na) activiteiten als landbouw, grond- en delfstoffenwinning, energieproductie, detailhandel, grote zelfstandige kantoren en sociaal-culturele en recreatieve voorzieningen. Daarnaast zijn fysiek op deze locatie 'onmogelijke' activiteiten uit de lijsten verwijderd.

Bedrijfswoningen

De bestaande bedrijfswoning in het plangebied wordt positief bestemd. Deze woning is vermeld op de van de regels deel uitmakende 'Lijst bedrijfswoningen'.

In het bestemmingsplan wordt onder een bedrijfswoning verstaan: 'een woning op
een terrein bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting
daarin, gelet op de bestemming van het terrein, noodzakelijk is' (zie begripsomschrijving). Nieuwe bedrijfswoningen worden niet in dit bestemmingsplan toegelaten.

conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.2 Bodemverontreiniging

Er is in het voorliggende plan geen sprake van directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden en die tevens volgens de paragraaf hierboven verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen bodemonderzoek nodig.

5.4.3 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.

beoordeling

Het plan laat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toe. Binnen de zones van de spoorlijn, wegen en het gezoneerde industrieterrein zijn dus geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen voorzien.


conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.4 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen d.w.z. verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan de gasdruk regel- en meetstations.

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. De veiligheidszone/plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

beoordeling

Aanwezigheid kwestbare of beperkt kwetsbare objecten

Aan de orde is opnieuw vaststellen van een bestemmingsplan voor de Beemd. In het plan zijn nagenoeg geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Binnen het plan ligt één bestaande woning. Er worden geen nieuwe woningen of andere kwetsbare objecten zoals scholen en of kinderdagverblijven toegelaten.

Risicoveroorzakende activiteiten

In en direct rond het plangebied is verder een inventarisatie gedaan naar risico- veroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Voor het wegverkeer is de A12 gelegen ten westen van het plangebied en de A348 gelegen ten noorden van het plangebied relevant.

b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In en nabij het plangebied liggen hoge drukaardgasleidingen. Deze zijn op de verbeelding met de bijbehorende belemmeringenstrook opgenomen.

c. Bedrijven die vallen onder het Bevi

Binnen het plangebied bevindt zich geen Bevi bedrijf. Buiten het plangebied bevindt zich ook geen Bevi bedrijf die van invloed is op het plangebied. Het bestemmingsplan laat geen bevi inrichtingen toe op de Beemd.

ad a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Op basis van de Regeling Basisnet heeft de A12 een veiligheidszone van 16 meter en een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Op basis van het bijlagenrapport van de Eindrapportage Basisnet weg blijkt dat het groepsrisico lager is 0,1 en 0,2 maal de oriëntatiewaarde. Het plasbrandaandachtsgebied ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

Uit het Onderzoeksrapport externe veiligheidsrisico's op provinciale wegen in Gelderland; januari 2011 blijkt dat de A348 geen PR-6 contour heeft en dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico lager is dan 0,1.

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht omdat het groepsrisico

  • lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde ten aanzien van de A348
  • hoger is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en de toename van de het GR minder is dan 10% ten aanzien van de A12.

ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

De buisleiding heeft geen PR-6 contour. In opdracht van de Milieusamenwerking Regio Arnhem heeft Save een onderzoek uitgevoerd (onderzoek Externe veiligheid buisleidingen MRA van 6 februari 2012). Uit dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een significante bevolkingsdichtheid binnen de 100 % letaliteitcontour. Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Er is dus geen sprake van een groepsrisicoaandachtspunt.

Omdat binnen het invloedsgebied van de leidingen een ruimtelijk besluit genomen wordt, dient de gemeente invulling te geven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de leiding kan worden volstaan met invulling van de 'beperkte' verantwoordingsplicht, dit omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatiewaarde uit komt. De volgende aspecten zijn dan van belang: aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied, mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen.

ad c. Bedrijven die vallen onder het Bevi

Binnen het plangebied bevindt zich geen Bevi bedrijf. Ook buiten het plangebied bevindt zich geen bevi bedrijf die van invloed is op het plangebied.

Verantwoordingsplicht

Hieronder staat per risicobron de verantwoordingsplicht.

Risicobron Beperkte en uitgebreide verantwoording? Onderdelen verantwoordingsplicht Verantwoording
Weg Beperkte verantwoordingsplicht:
A12:
De hoogste oriëntatiewaarde is lager dan 0,1 en 0,2 maal de oriëntatiewaarde en de toename van het GR is minder is dan 10 %.
Provinciale wegen: De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico lager is dan 0,1.
Mogelijkheden rampenbestrijding

Mogelijkheden zelfredzaamheid
Het bestemmingsplan is conserverend. Er zijn geen grote nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Het plan leidt niet tot een toename van personen en/of kwetsbare groepen. Er is geen aanvullende verantwoording noodzakelijk.

Buisleiding Beperkte verantwoordingsplicht omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatiewaarde uit komt. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied.

Mogelijkheden rampenbestrijding

Mogelijkheden zelfredzaamheid
Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.
Het bestemmingsplan is conserverend. Er zijn geen grote nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Het plan leidt niet tot een toename van personen en/of kwetsbare groepen. Er is geen aanvullende verantwoording noodzakelijk.

Gas druk regel en meetstations

In het plangebied zijn een aantal gasdruk regel- en meetstation gelegen. Gasdruk regel- en meetstations vallen onder de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Liander is eigenaar van een aantal gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing. Voor alle gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied is bekeken of ze voldoen aan de afstanden uit het Activiteitenbesluit. Binnen een zone van 6 meter zijn bij de bestaande gasdrukmeet- en regelstations geen kwetsbare objecten toegelaten in het bestemmingsplan. Daarmee worden de aan het houden afstanden uit het Activiteitenbesluit gerespecteerd. Op de verbeelding worden geen veiligheidszones opgenomen. De gasdrukmeet- en regelstations kunnen vergunningsvrij worden gebouwd. Dergelijke nutsvoorzieningen worden daarom niet getoetst aan het bestemmingsplan. Het opnemen van een veiligheidszone geeft dan de indruk dat alleen een gasdrukmeet- en regelstations kan worden gebouwd binnen een veiligheidszone.

Samenvatting beoordeling

Het plangebied ligt buiten het plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, hogedruk aardgasleiding en transportroute. Daarmee vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor realisatie van het plan.

conclusie

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.5 Natuurwaarden

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Wet Natuurbescherming en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). De bescherming van soorten is ook geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermings- zones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Het landelijke Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.

Daarnaast wordt worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.

Soortenbescherming

Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vaste rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wet natuurbescherming.

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes voor:

  • alle van nature in het wild levende vogels: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Vogelrichtlijn;
  • soorten opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Habitatrichtlijn;
  • andere soorten genoemd in bijlage A van de Wet natuurbescherming: de bescherming van deze soorten, die veelal op de rode lijst staan, is iets minder stringent dan die van de Vogel- en habitatrichtlijn.

De provincie heeft in de omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.


beoordeling

Gebiedsbescherming

Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het Natura 2000-gebied Veluwe ligt op een afstand van ca 1,4 km ten noorden van De Beemd. De ligging van het Natura 2000-gebied Rijntakken is weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVB2016-VA01_0006.png"

Het Natura 2000-gebied en bedrijventerrein 'De Beemd' worden van elkaar gescheiden door de Schaapsdijk. Deze hoge rivierdijk zorgt er voor dat geluid en licht voor een groot deel worden afgeschermd van het Natura 2000-gebied. De bebouwingscontouren sluiten aan bij het vigerende bestemmingsplan en de reeds gerealiseerde bebouwing. Ook het type toegelaten bedrijvigheid komt overeen met de huidige situatie. Alleen op de locatie naast Markweg 17 en 19 wordt de maximale bouwhoogte verhoogd van 12 naar 20 m. Dit leidt echter niet tot een verslechtering van het leefgebied of significante verstoring van soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een negatief effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen het Natura 2000-gebied.

Het plangebied omvat geen gebieden die zijn aangeduid als Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone. Het plan maakt ook geen nieuwe functies mogelijk die een effect zouden kunnen zijn op de kernkwaliteiten van het GNN of GO. In onderstaande afbeelding is het GNN met een donkergroene kleur aangeduid, het GO met een lichtgroene kleur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPVB2016-VA01_0007.png"

Soortenbescherming

In het plangebied zijn een zestal percelen nog niet in gebruik genomen. Deze locaties zijn niet bebouwd zodat kan worden uitgesloten dat zich ter plaatse jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten bevinden. De percelen worden vrijwel allemaal regelmatig gemaaid. Gelet op het beheer van deze terreinen zullen hier slechts algemeen voorkomende beschermde soorten kunnen worden aangetroffen. Voor algemeen voorkomende soorten is vrijstelling verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat ten allen tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wnb.


conclusie

Het aspect natuurwaarden is geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

5.4.6 Cultuurhistorie

kader

Vanaf 2007 geldt op basis van de Wet archeologische monumentenzorg voor archeologische waarden de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Belangrijke punten uit de Wet archeologische monumentenzorg:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • de mogelijkheid tot het werken met opgravingsvergunningen voor commercieel werkende instellingen.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

beoordeling

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS)

Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden geldt dat dit aspect in het voorliggende plan niet aan de orde is.

Een gemeentebrede visie wordt opgesteld. Daarin zal ook de bescherming van aanwezige waarden aan de orde komen.

conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

5.4.7 Water

kader

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval het actualiseren van bestemmingsplannen betreft.

beoordeling

Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing en nagenoeg altijd volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband zou worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water. Omgaan met hemelwater en met grondwater is geregeld in de in oktober 2015 vastgestelde verordening “Afvoer hemelwater en grondwater Rheden” en het Activiteitenbesluit.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

Waterhuishoudkundig aspect Relevant Omschrijving
1 veiligheid nee in het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel; de beleidslijn Ruimte voor de
Rivier is niet aan de orde
2 wateroverlast nee in het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes
3 riolering ja voorkomen dient te worden dat schoon hemelwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-infiltreren- afvoeren). Verder dient de aanwezige rioolpersleiding te worden beschermd.
4 watervoorziening nee het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Watervoorziening voor andere functies in en nabij het plangebied speelt geen rol
5 volksgezondheid Ja
het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Rekening moet worden gehouden met het minimaliseren van milieuhygiënische
risico's
6 bodemdaling ja Er is vooral klei en zand aanwezig in de ondergrond. Eventuele zettingen zijn mogelijk.
7 grondwateroverlast ja in een deel van het gebied kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn.
Mogelijk kan kwel optreden in de
laaggelegen gebieden
8 oppervlaktewater- kwaliteit Ja in het gebied is oppervlaktewater aanwezig. De kwaliteit geloosd of
geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen
9 grondwaterkwaliteit nee het plangebied bevat geen drinkwater- voorzieningsgebied of ligt niet naast een infiltratiegebied
10 verdroging ja er is mogelijk sprake van kwel
11 natte natuur nee het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied waaraan geen hoge ecologische natuurwaarden zijn toegekend
12 inrichting en beheer ja in het plangebied bevinden zich wateren die in beheer zijn bij het waterschap, zowel qua kwantiteit als kwaliteit;
rioleringswerken zijn in beheer bij de gemeente.

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.

Ad 3 Riolering

Gescheiden inzameling van huishoudelijk afvalwater en hemelwater is wenselijk

en ook goed mogelijk.

In het plangebied is een verbeterd gescheiden stelsel aanwezig voor afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater van wegen en andere verhardingen inclusief bedrijfsverhardingen. Daken wateren af via een wadi op een apart infiltratieriool dat loost op de waterpartijen. Er is voldoende oppervlaktewaterberging voor opvang van hemelwater , ook bij extreme buien.

Het ingezamelde afvalwater in het plangebied wordt afgevoerd naar de

rioolwaterzuiveringsinstallatie Nieuwgraaf die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel.

De aanwezige rioolpersleiding kan worden beschermd door het opnemen van een hierop gerichte dubbelbestemming.


conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.8 Luchtkwaliteit

kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan of blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

beoordeling

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan al was toegelaten in de geldende bestemmingsplannen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.9 Geur

kader

Industriële bedrijven moeten voor het aspect geur voldoen aan de landelijke normen zoals deze verwoord zijn in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (Ner). De Ner geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Bij vergunningverlening aan bedrijven wordt hier aan getoetst. Verschillende lokale overheden, met name provincies, geven op lokaal niveau invulling aan het Nederlandse geurbeleid. Zo heeft de Provincie Gelderland er voor gekozen om Gelders Geurbeleid op te stellen. Bij de vergunningverlening aan bedrijven die vallen onder het bevoegd gezag van de Provincie wordt tevens aan dit Gelders Geurbeleid getoetst. De gemeente Rheden heeft geen lokaal geurbeleid opgesteld. Bij de individuele vergunningverlening aan bedrijven die onder het bevoegd gezag van de gemeente Rheden vallen wordt derhalve getoetst aan de normen zoals deze opgenomen zijn in de Ner. Dit is een uitvoeringsaspect.

conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.10 Milieueffectrapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.


Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.


Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.


beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of boven de drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht. Er is wel sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Een grote rol in dit geheel speelt het feit, dat het hier gaat om een bestaand bedrijfsterrein, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. Aangezien de huidige eisen over het algemeen wat strenger zijn dan jaren geleden, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit zal echter uit de toets moeten blijken.

De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu. Hierna wordt dit beschreven.

Bodem

De voorgestelde regeling is voor dit aspect vergelijkbaar met de voorheen geldende regeling. Er zal dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Geluid

De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet

gewijzigd.

Verder is in het plan geen geluidzoneringsplichtige inrichting gevestigd en is deze categorie van inrichtingen uitgesloten.

Gelet op het bovenstaande is een nadere beoordeling niet noodzakelijk.

Milieuhinder

Een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp milieuzonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Er is sprake van een bestaand bedrijventerrein. Door betere zonering wordt de milieusituatie in positieve zin beïnvloed.

Luchtkwaliteit

Onderhavig plan betreft een conserverend plan. Deze actualisering heeft geen effect op de optredende achtergrondconcentraties.

Ecologie

In paragraaf 5.4.5 wordt met betrekking tot de Natura 2000-gebieden geconcludeerd, dat het plangebied niet is gesitueerd in een Natura 2000-gebied. Hetzelfde geldt voor de EHS-gebieden. De afstanden tot deze gebieden zijn zodanig dat geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen worden verwacht.

conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.


In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van de bestemmingsplannen Rheden-Oost en Rheden-West.

6.2 Procedure Bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding En Regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2. Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Beschrijvingbestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op de planregels.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Bedrijventerrein

Deze gronden zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven. Er worden mogelijkheden geboden voor bedrijven tot en met categorie 4.2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten. Deze lijst bevat een indeling van bedrijfstypes in categorieën. Naast een omschrijving van de soort/aard van de toelaatbaar te achten bedrijven bevat de lijst indicaties voor de in acht te nemen afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben betrekking op dan wel vloeien voort uit bepaalde activiteiten van het gemiddelde bedrijf in die sector. De op de plankaart aangegeven zones vloeien voort uit deze afstanden. Dit is nader toegelicht in paragraaf 5.4.1.

Omdat de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, zijn (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is op dit onderdeel een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. Raadpleging van een milieudeskundige wordt hierbij aanbevolen.

Diverse reeds aanwezige bedrijven passen niet binnen de aangegeven zone-indeling. Zij zijn echter niet ongewenst of illegaal en voldoen in beginsel aan de milieuregelgeving. Deze bedrijven zijn omschreven in de Bijlage Lijst specifiekebedrijven en worden daarmee positief bestemd in dit bestemmingsplan.

Daarnaast zijn er nog diverse functies aanwezig die niet passen binnen de definitie van bedrijf. Deze functies mogen ter plekke blijven bestaan en zijn daarom aangegeven op een aan de regels toegevoegde lijst Lijst overige functies. In het voorliggende plangebied zijn dit perifere detailhandelsvestigingen welke zijn toegestaan tot hun bestaande oppervlakte (voor eventuele uitbreiding is een omgevingsvergunning voor het afwijken noodzakelijk).

Ten aanzien van bedrijven als genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een verbod opgenomen Bevi-inrichtingen. Er zijn momenteel geen Bevi-inrichtingen aanwezig op het terrein. Hetzelfde geldt voor vuurwerkbedrijven, m.e.r.-plichtige en geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Het wel toestaan van een geluidzoneringsplichtige inrichting zou leiden tot de plicht een (nieuwe) geluidszone te bepalen, hetgeen dus niet aan de orde is.

Op het bedrijfsterrein mogen geen nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Deze terughoudendheid bestaat vanwege de belemmerende werking die hiervan uit kan gaan richting omringende bedrijven. Er is één bedrijfsowoning aanwezig. De rechten van deze bestaande bedrijfswoning worden gerespecteerd. De bestaande bedrijfswoningen zijn in beeld gebracht op de Lijst bedrijfswoningen. Van belang is, dat bij eventuele herbouw uitgegaan moet worden van de bestaande situering op het perceel.

Op het bedrijfsterrein zijn een aantal bedrijfsverzamelgebouwen aanwezig. Deze zijn als zodanig aangegeven. Hier bevinden zich lichte bedrijven (categorie 2) en kleinschalige kantoren. De bedrijfsverzamelgebouwen zijn in feite niet geschikt voor een ander gebruik. Het bestaande gebruik is toegestaan, waarbij een uitwisseling tussen kantoren en bedrijven mogelijk is. De maximale oppervlakte per kantoorvestiging bedraagt 400 m2.

Buiten de kleinschalige kantoren in de bedrijfsverzamelgebouwen, zijn zelfstandige kantoren niet toegestaan. Ondergeschikte kantoorruimten die deel uitmaken van de bedrijfsvoering zijn uiteraard wel toegestaan. Van belang is, dat een kantoor niet meer als ondergeschikt kan worden aangemerkt, als de bij het bedrijf behorende kantoorfunctie meer dan 30% van het bedrijfsvloeroppervlak in beslag neemt. Dit volgt uit de begripsbepaling van het begrip 'bedrijf' (zie artikel 1.9). Er is sprake van één bestaand zelfstandig kantoor buiten de bedrijfsverzamelgebouwen. Dit is weergegeven op de Lijst overige functies en wordt gerespecteerd.

Bestaande perifere detailhandelsvestigingen zijn weergegeven op de Lijst overigefuncties en zijn daarmee positief bestemd. Verder is detailhandel uitsluitend mogelijk na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid door het college van burgemeester en wethouders. Dit betreft uitsluitend detailhandel in de categorie PDV en PDV+. De planregels bevatten de criteria waaraan wordt getoetst. Zij zijn afgeleid uit het gemeentelijk beleid. Onder meer dient te worden gemotiveerd dat de betreffende detailhandelsvestiging niet past in de bestaande winkelstructuur en hier ook geen negatief effect op heeft. Ook moet de vestiging haalbaar zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling. De maximale oppervlakte per vestiging bedraagt 1500m2, hetgeen voortvloeit uit de provinciale omgevingsverordening.

Het plan voorziet tevens in een regeling voor internetdetailhandel. Ook hier geldt dat deze vorm van detailhandel uitsluitend mogelijk is na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid door het college van burgemeester en wethouders. Daarbij moet getoetst worden aan de criteria zoals opgenomen in de planregels. Van belang is dat een toonzaalfunctie en een betaalfunctie ter plekke niet is toegestaan. Ook hier moet worden bezien of er geen mogelijkheden aanwezig zijn binnen de bestaande winkelstructuur. Met name in de toekomst wordt een toename van internetdetailhandel binnen de traditionele (detailhandels)bedrijfsvoering verwacht, vandaar de relevantie van dit criterium.

Verder is in aanlsuiting op het gemeentelijk beleid een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor activiteiten op het gebied van wellness en leisure. Van belang is, dat de bedrijfsvoering, waaronder mede begrepen de groeimogelijkheden, van de aanwezige bedrijven in de directe omgeving door de vestiging niet mag worden gehinderd door beperkingen voortvloeiend uit wet- en/of regelgeving.

Ten aanzien van de situering van de gebouwen geldt, dat de gebouwen zich in de aangegeven bouwvlakken moeten bevinden. Per bouwperceel is een bebouwingspercentage van 80 toegestaan. Reeds bestaande grotere percentages worden gerespecteerd en als maximale maat aangemerkt. De maximale bouwhoogtes zijn op de verbeelding aangegeven. Verder gelden beperkingen in de aangegeven stedenbouwkundig waardevolle zone. Het gaat daarbij om opslag en om de aanwezigheid van vrachtwagens. Het is mogelijk hiervan binnenplans af te wijken, als dit noodzakelijk is uit oogpunt van bedrijfsvoering én als de beoogde stedenbouwkundige uitstraling.

Ten aanzien van de wegenstructuur geldt, dat alleen de voornaamste wegen specifiek als zodanig zijn bestemd. De verdere situering van de interne wegenstructuur is niet weergegeven op de verbeelding, zodat op dit onderdeel flexibiliteit zal bestaan. Het aanpassen van de wegen voor zover gelegen binnen de bestemming 'bedrijventerrein' past dus binnen de planregels.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Groen

Deze bestemming betreft (openbaar) en structureel groen, en beeldbepalend groen. Eventuele paden door het groen zijn mogelijk.

Verkeer

Deze bestemming betreft uitsluitend de belangrijkste wegen. Andere wegen vallen onder de bestemming 'bedrijventerrein'.

Water

Deze bestemming betreft structureel water. Binnen andere bestemmingen, bijvoorbeeld groen, is ook water mogelijk maar dit wordt niet gezien als structureel.

Leiding - Gas

Binnen het plangebied is sprake van een aardgastransportleiding. Deze dient uit oogpunt van veiligheidsbelang gereguleerd en beschermd te worden. De bestemmingsregeling betreft een dubbelbestemming. De onderliggende bestemmingen blijven intact, zij het dat het belang van de leiding prevaleert. Hiertoe is een nadere verplichting voor een omgevingsvergunning opgenomen voor bepaalde nader genoemde activiteiten. De activiteiten zijn toelaatbaar indien de belangen van de leiding niet worden geschaad. Deze afweging wordt gemaakt door het college van burgemeester en wethouders, nadat de leidingbeheerder hierover om advies is gevraagd.

Leiding - Riool

Binnen het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Aan weerszijden van deze leiding bevindt zich een beschermingszone van 4 m. Ook hiervoor is een - beschermende - dubbelbestemming opgenomen.

Waarde - archeologie 1en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen Dubbelbestemming
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
hoge verwachting, mogelijk goede conservering aandachtsgebied groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 1
middelhoge verwachting onderzoeksgebied groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 2 (nvt)
lage verwachting archeologisch gebied met lage verwachting groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 3
water waterbodems groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - Archeologie 3
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm Waarde - archeologie 1

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

De gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' heeft tot gevolg dat in het plangebied binnen deze aanduiding slechts onder voorwaarden geluidsgevoelige functies gerealiseerd mogen worden. De aanduiding vloeit voort uit de contour die ingevolge de Wet geluidhinder is vastgesteld rondom een geluidhinderlijke nrichting.

Het plan kent de aanduiding Overige zone - stedenbouwkundig waardevol. Van belang is dat de tuinen en andere gronden die zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning of bijvoorbeeld het kantoor. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het mogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.

Verder kent het plan de aanduiding Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven. In de aangegeven gebieden kunnen mogelijk restanten aanwezig zijn van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Voor het verrichten van werkzaamheden dieper dan 30 cm is daarom een vergunning nodig.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels

De mogelijkheid bestaat om het plan te wijzigen ten aanzien van een aantal nader genoemde onderdelen. Dit kan door middel van het opstellen van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 Wro. Het betreft een aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerde bevoegdheid, welke dient te worden toegepast binnen de daarvoor in de planregels aangegeven criteria.

Aan Bijlage 2 Lijst specifieke bedrijven dan wel aan Bijlage 3 Lijst overige functies kunnen bedrijven worden toegevoegd en ook kunnen deze worden verwijderd. Dit om enige flexibiliteit ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het terrein in te bouwen. Het bepaalde in artikel 3.4 ten aanzien van perifere detailhandel/ internetdetailhandel/wellness en leisure moet daarbij in acht worden genomen.

Verder is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het terrein van het modelautobaancircuit. Dit terrein kan worden voorzien van een bouwvlak als het bestaande gebruik (als modelautobaan) niet meer aan de orde is.

Ter plaatse van de verenigingsgebouwen kan door middel van een wijzigingsbevoegdheid al dan niet gedeeltelijke omzetting naar de bestemming 'bedrijventerrein' plaatsvinden. Uitdrukkelijk geldt ook hier, dat dit pas kan als het nu bestaande gebruik is beëindigd. Punt van aandacht is de ontsluiting, welke niet mag plaatsvinden vanaf de Rietganssingel. Daarnaast dient een goede ontsluiting van de belendende bedrijven te zijn verzekerd.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Reikwijdte Bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.5 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  1. a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  3. c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  4. d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    1. 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    2. 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    3. 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. Waarbij in beginsel wordt aangesloten op het bestaande. Er is niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 wordt verder aangegeven hoe is omgegaan met actuele inzichten ten aanzien van plansystematiek en de gemaakte keuzes.


conclusie

Het verhaal van kosten is niet aan de orde en een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.


beoordeling

Gelet op de aard van het plan is ervoor gekozen om het voorliggende plan gericht te bespreken met ondernemers. Hiertoe heeft op 10 oktober een ondernemersbijeenkomst plaatsgevonden. De ondernemers zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen en deze vragen zijn besproken. Ook is er de gelegenheid gegeven om per mail nog nadere opmerkingen/vragen in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Ten opzichte van het gepresenteerde plan hebben op initiatief van de gemeente nog ondergeschikte aanpassingen plaatsgevonden. De belangrijkste uitgangspunten van het plan zijn evenwel niet gewijzigd.


conclusie

De belangrijkste uitgangspunten van het plan zijn met de ondernemers besproken, hetgeen niet heeft geleid tot een aanpassing van deze uitgangspunten.

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


beoordeling

In het kader van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg plaatsgevonden met de volgende instanties:

a. Provincie Gelderland

b. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland - Midden

c. Waterschap Rijn en IJssel

d. N.V. Nederlandse Gasunie

De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder samengevat weergegeven. Daarbij is tevens de gemeentelijke reactie hierop weergegeven. Verder zijn de reacties als bijlage opgenomen bij deze toelichting.

ad a. Provincie Gelderland

Opmerkingen

De wijzigingsbevoegdheid in artikel 15, lid a onder 5 is in strijd met artikel 2.3.2.1 van de Omgevingsverordening. Daarin is bepaald dat de bestemming tot bedrijventerrein slechts is toegestaan als dit past in de regionale programmering.

Reactie

De wijzigingsbevoegdheid is geschrapt uit het plan. Na eventuele herijking van de afspraken over de regionale programmering zal dit mogelijk opnieuw worden bezien.

Opmerkingen

Artikel 3.1 lid b onder 2 voorziet in de mogelijkheid van zelfstandige kantoren. Zelfstandige kantoorvestiging op bedrijventerreinen is slechts mogelijk als sprake is van een ontsluiting met een hoogwaardige (hoogfrequente) OV-verbinding. Uit de toelichting blijkt niet dat dit hier het geval is. In dat geval is er sprake van strijd met de provinciale verordening.

Reactie

In het kader van het nieuwe RPW wordt gediscussieerd over de mogelijkheden voor kantoorlocaties op bedrijventerreinen. De gemeente Rheden is van mening dat de huidige bepaling in de omgevingsverordening over kantoren geen recht doet aan kleinschalige kantoorlocaties waarbij een hoogwaardig OV broer/knooppunt niet relevant is. Ook zijn er kantoren die niet geschikt zijn om zich elders te vestigen. Daarnaast zijn in de bedrijfsverzamelgebouwen, waar het voorliggende plan voorziet in kleinschalige kantoorlocaties, al kantoren gevestigd. De bedrijfsverzamelgebouwen zijn het meest geschikt voor kleine bedrijven en kleinschalige kantoren, en een bestemmingsregeling zoals voorgelegd vinden wij het meest doelmatig.

Op dit moment is er nog een regionale discussie gaande over dit onderwerp. Daarom is besloten het plan nu niet aan te passen op dit onderdeel.

Opmerkingen

Artikel 3.6 lid e bevat een afwijkingsbevoegdheid voor internetdetailhandel, eventueel met een afhaal- en afrekenmogelijkheid. Een afhaalpunt valt onder het provinciale detailhandelsbeleid en zou een plaats moeten krijgen in bestaand winkelgebied (artikel 2.3.3.2 van de omgevingsverordening).

Reactie

De omgevingsverordening kent geen specifieke regeling voor internetdetailhandel. De internetdetailhandel mag door de planregels niet worden gecombineerd met een toonzaal. Daarmee is deze vorm van internetdetailhandel naar onze mening niet vergelijkbaar met reguliere detailhandel. Een afhaalpunt biedt praktische voordelen, maar de beleving blijft onvergelijkbaar met die van een winkel met toonzaal. De internetdetailhandel is verder niet rechtstreeks toegestaan, maar na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid. In de afwijkingsbevoegdheid is ondervangen dat internetdetailhandel die qua aard of vorm past in de bestaande winkelstructuur , dan wel waarvoor binnen de bestaande winkelstructuur geen geschikte locatie voorhanden of te realiseren is, zich niet kan vestigen op het bedrijfsterrein. Samengevat zien wij geen strijdigheid met de provinciale verordening dan wel met de onderliggende doelstellingen daarvan. Daarom is besloten het plan nu niet aan te passen op dit onderdeel en de provincie in overweging te geven haar standpunt in deze te herzien.

Opmerkingen

Artikel 3.6 lid d bevat een afwijkingsbevoegdheid voor detailhandel uit de categorieën PDV en PDV+. Volgens artikel 2.3.3.2 van onze verordening kunnen detailhandelsvoorzieningen slechts op perifere detailhandellocaties worden toegestaan indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen - volumineuze goederen - en veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar zijn. Een groot aantal zaken uit de beschreven categorie PDV + valt hier niet onder. Voor die zaken is het voorontwerp dus strijdig met het provinciaal beleid. Wel is in het kader van het nieuwe Regionaal programma werklocaties nieuw detailhandelsbeleid in ontwikkeling. Wellicht dat het nieuwe RPW mogelijkheden gaat bieden, als het bestemmingsplan definitief wordt vastgesteld na vaststelling van het RPW. Aangeraden wordt de gewenste ontwikkelingen in te brengen in het RPW-proces en ook in het intergemeentelijk overleg detailhandel.

Reactie

In de afwijkingscrtiteria is ondervangen dat het moet gaan om detailhandel die in de winkelstructuur moeilijk inpasbaar is. De toelichting op artikel 2.3.3.2 Omgevingsverordening zegt daarover: Gedacht kan worden aan detailhandel in volumineuze goederen zoals bijvoorbeeld tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels, en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kan worden gevestigd. Wij zijn van mening dat de opgenomen categorie van PDV+ aansluit bij deze voorbeelden.

Ook is de oppervlakte beperkt tot 1500m2.

Zoals aangegeven wordt momenteel een nieuw RPW voorbereid. Gelet hierop én gelet op het bovenstaande is besloten het plan niet aan te passen op dit onderdeel.

ad b. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland - Midden

Opmerkingen

Het plan geeft geen aanleiding tot het uitbrengen van nader advies.

Reactie

Gelet op de inhoud wordt dit voor kennisgeving aangenomen.

ad c. Waterschap Rijn en IJssel

Opmerkingen

Het waterschap heeft aangegeven dat het de voorkeur heeft om de aanwezige rioolpersleiding in de verbeelding op te nemen. Verder ontbreekt in de toelichting de vermelding van de persleiding in het plangebied.

Reactie

De persleiding, inclusief de bijbehorende beschermingszone van 4 m ter weerszijden daarvan, wordt op de verbeelding verwerkt. Zij wordt weergegeven met de dubbelbestemming 'Leiding-Riool'. Aan de planregels wordt de bijbehorende regeling toegevoegd. In de toelichting wordt de leiding vermeld.

ad d. N.V. Nederlandse Gasunie

Opmerkingen

De Gasunie heeft geen opmerkingen over het voorontwerpbestemmingsplan.

Reactie

Gelet op de inhoud wordt dit voor kennisgeving aangenomen.

conclusie

De gemaakte opmerkingen hebben deels geleid tot aanpassingen van het plan. Het plan is in procedure gebracht overeenkomstig de aangegeven reacties.

8.3 Zienswijzen

kader

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.

De vooraankondiging is op 12 oktober 2016 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan- huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overheid.nl almede op de gemeentelijke website.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl .

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 29 december 2016 tot en met 8 februari 2017 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.


In de Nota van Zienswijzen zoals die behoort bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, worden de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord door de gemeenteraad. Hieruit blijkt of aanleiding is gevonden voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

De wijzigen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden vastgelegd in de Nota van Wijzigingen zoals die bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling hoort.


beoordeling

Er zijn drie zienswijzen naar voren gebracht. Deze zienswijzen leiden deels tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de toelichting is geactualiseerd.


conclusie

De ingebrachte zienswijzen geven aanleiding om tot een gewijzigde vaststelling over te gaan. De gewijzigde vaststelling vloeit ook voort uit ambtshalve overwegingen.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met inachtneming van de wijzigingen voor beroep ter visie gelegd.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Memo 'Actualisatie Bedrijventerrein De Beemd'

Bijlage 2 Reactie Provincie Gelderland

Bijlage 3 Reactie Veiligheids- En Gezondheidsregio Gelderland-midden

Bijlage 4 Reactie Waterschap Rijn En Ijssel

Bijlage 5 Reactie Nederlandse Gasunie