KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Detailhandel
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer - Railverkeer
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 10 Wonen - 1
Artikel 11 Wonen - 2
Artikel 12 Leiding - Hoogspanning
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie
2.1 De Ruimtelijke Structuur
2.2 Landschap En Groenstructuren
2.3 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieu-onderzoeken
5.3 Waterhuishouding
5.4 Ecologie
5.5 Cultuurhistorie
5.6 Archeologie
5.7 Verkeer En Parkeren
5.8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Bestemmingen
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg
7.2 Zienswijzen
7.3 Vaststelling Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 1 Digitale Watertoets
Bijlage 2 Zienswijzennotitie En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 3 Vaststellingsbesluit

Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello

Bestemmingsplan - Gemeente Voorst

Vastgesteld op 01-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello' van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.15100-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;

1.8 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.12 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;

1.13 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening gehouden moet worden;

1.17 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 detailhandel in volumineuze goederen-1:

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, motoren, aanhangwagens en landbouwwerktuigen;

1.30 detailhandel in volumineuze goederen-2:

detailhandel in volumineuze goederen zoals keukens,badkamers, meubels, tuinartikelen en bouwmarkten;

1.31 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.34 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.36 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.37 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.39 mantelzorg:

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.40 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;

1.41 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.42 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.43 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.44 stellinghoogte:

de hoogte van de stelling (stellage) welke om de romp van een stellingmolen zit;

1.45 stellingmolen:

een molen die een stuk boven de grond om de romp heen een houten stelling heeft om onder meer de wieken te bedienen;

1.46 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.47 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.48 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.49 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn opgenomen,
met een milieucategorie ter plaatse van de aanduiding
1 en 2 bedrijven tot en met categorie 2
1, 2 en 3.1 bedrijven tot en met categorie 3.1
1, 2, 3.1 en 3.2 bedrijven tot en met categorie 3.2
  1. b. en tevens de volgende bedrijven en voorzieningen:
bedrijven en voorzieningen ter plaatse van de aanduiding
Categorie SBI-code 2008
Bakkerijgrondstoffenfabriek specifieke vorm van bedrijventerrein - bakkerijgrondstoffen 4.1 1089
Bouwbedrijf specifieke vorm van bedrijventerrein - bouwbedrijf 3.1 41, 42, 43
Constructiewerkplaats specifieke vorm van bedrijventerrein - constructiewerkplaats 3.2 251, 331
Slachterij
specifieke vorm van bedrijventerrein - slachterij 3.2 101, 102
Vleesverwerkingsbedrijf specifieke vorm van bedrijventerrein- vleesverwerking 3.1 101
Visverwerking specifieke vorm van bedrijventerrein - visverwerking 4.2 102
Groothandel in machines en apparaten specifieke van vorm van bedrijventerrein - groothandel in machines en apparaten 3.1 466
Rijwielhandel specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in tweewielers -
Winkel in tweedehands artikelen specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in tweedehands artikelen -
Winkel in outdoorartikelen specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in outdoorartikelen -
  1. c. detailhandel in volumineuze goederen-1;
  2. d. productiegebonden detailhandel;
  3. e. kantoren behorende bij en gebonden aan bedrijven;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in volumineuze goederen-2': detailhandel in volumineuze goederen-2;
  5. g. bedrijfswoningen;
  6. h. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat:
    1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  7. i. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  8. j. openbare nutsvoorzieningen;
  9. k. bij de bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' (m) mag de bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen;
    5. 5. het aantal bedrijfswoningen mag maximaal één per perceel bedragen;
    6. 6. de afstand van een bedrijfswoning tot de openbare weg mag maximaal 10 m bedragen;
    7. 7. in afwijking van het bepaalde onder 6. dient herbouw van een bestaande bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' plaats te vinden;
    8. 8. de inhoudsmaat van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m3 bedragen;
    9. 9. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6,5 m bedragen;
    10. 10. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10 m bedragen;
    11. 11. de afstand van bedrijfsgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen en tot één van de weg afgekeerde perceelsgrenzen mag niet minder dan 5 m bedragen.
  2. b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    5. 5. overkappingen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen per bouwperceel maximaal 100 m2 mag bedragen;
    6. 6. de afstand van overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen en tot één van de weg afgekeerde perceelsgrenzen mag niet minder dan 5 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de ontsluiting vanaf de weg en de situering van de bebouwing met het oog op:

  1. a. het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein;
  2. b. de consequenties van de sectorale milieuwetgeving;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

met dien verstande dat de gebruikswaarde van het bedrijf niet onevenredig wordt geschaad.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  1. a. afgeweken worden van het bepaalde in 3.1 voor de vestiging van bedrijfstypen
    1. 1. die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, of
    2. 2. die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen in een hogere categorie dan volgens de betreffende aanduiding is toegestaan,

mits die naar hun aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;

  1. b. ter plaatse van de 'Wro-zone afwijkingsgebied' afgeweken worden van het bepaalde in 3.1 voor de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen -2.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor wat betreft het verwijderen van de aanduiding genoemd onder 3.1 onder b, indien de desbetreffende bedrijfsactiviteit ter plaatse duurzaam is beëindigd.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor wat betreft het toestaan van een bedrijfswoning, voorzover op het moment van inwerking treden van het bestemmingsplan geen bedrijfswoning aanwezig is en niet binnen één jaar na het inwerking treden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor een bedrijfswoning is aangevraagd. De wijzigingsbevoegdheid houdt tevens in de mogelijkheid van het opnemen van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor de bedrijfswoningen waarvoor een vergunning is verleend.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied' de bestemming wijzigen ten behoeve van de bestemming “Verkeer” en/of de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied” en/of het wijzigen van het bouwvlak en/of de bouwmaatvoering van de bestemming “Bedrijventerrein”, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. er moet sprake zijn van een stedenbouwkundig en verkeerskundig verantwoorde situatie;
    2. 2. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden wettelijke bepalingen inzake natuur- en milieuwetgeving in acht genomen;
    3. 3. het wijzigingsplan moet economisch uitvoerbaar zijn;
    4. 4. van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  3. c. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. d. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    2. 2. de inhoudsmaat van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m3 bedragen;
    3. 3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6,5 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning maximaal 10 m bedragen.
  2. b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' mag per bouwperceel maximaal 20 m2 bedragen.
  1. a.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
  5. e. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
  6. f. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca tot en met categorie 3 van de bij dit plan behorende 'Staat van Horeca-activiteiten';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning op de verdieping;
  3. c. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. d. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, water en speelvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen.
  2. b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' mag per bouwperceel maximaal 20 m2 bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 8 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 8 Verkeer - Railverkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen waaronder begrepen (ongelijkvloerse) kruisingen met wegen en waterwegen;
  2. b. openbare nutsvoorzieningen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, bermen, taluds, groen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. ambulante handel;
  4. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en speelvoorzieningen.

met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 100 m²;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  3. c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per woning mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erven;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': tuinen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. het aantal woningen mag maximaal het bestaande aantal per bouwperceel bedragen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    4. 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 mag de goothoogte waar de hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn binnen 2,5 m van de bouwperceelgrens maximaal 3 m bedragen;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 3 mag de bouwhoogte waar de hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn binnen 2,5 m van de bouwperceelgrens maximaal 5 m bedragen;
    6. 6. de breedte van een hoofdgebouw mag maximaal 10 m bedragen.
  2. b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. overige gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'erf' worden gebouwd;
    2. 2. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
    3. 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 50 m² bedragen;
    6. 6. in afwijking van het bepaalde onder 5. mag ter plaatse van de aanduiding 'erf' de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 100 m2 bedragen indien dit noodzakelijk is ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en/of een aan huis verbonden bedrijf;
    7. 7. het bebouwingspercentage van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag maximaal 50% bedragen;
    8. 8. in afwijking van het bepaalde onder 1 is ter plaatse van de aanduiding 'tuin', vóór de voorgevel een erker en/of entreepartij toegestaan, met dien verstande dat:
      • de horizontale diepte maximaal 1,5 m mag bedragen;
      • de gezamenlijke breedte maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
      • de afstand van de voorzijde van de erker en/of entreepartij tot het openbare gebied niet minder dan 2,5 m mag bedragen.
  3. c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. andere bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak', 'erf', en 'tuin' worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' niet is toegestaan;
    2. 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingenter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag maximaal 1 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'erf' mag maximaal 2 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    6. 6. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
    7. 7. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.

Artikel 11 Wonen - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  3. c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per woning mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erven;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'; gestapelde woningen, zoals een appartementencomplex;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': tuinen;
  7. g. openbare nutsvoorzieningen;
  8. h. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. het aantal woningen mag maximaal het bestaandeaantalper bouwperceel bedragen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    4. 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 mag de goothoogte waar de hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn binnen 2,5 m van de bouwperceelgrens maximaal 3 m bedragen;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 3 mag de bouwhoogte waar de hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn binnen 2,5 m van de bouwperceelgrens maximaal 5 m bedragen;
    6. 6. de breedte van een hoofdgebouw mag maximaal 10 m bedragen.
  2. b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. overige gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'erf' worden gebouwd;
    2. 2. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
    3. 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    4. 4. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 50 m² bedragen en het bebouwingspercentage van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' maximaal 50%;
    6. 6. in afwijking van het bepaalde onder 1 is ter plaatse van de aanduiding 'tuin', vóór de voorgevel een erker en/of entreepartij toegestaan, met dien verstande dat:
      • de horizontale diepte maximaal 1,5 m mag bedragen;
      • de gezamenlijke breedte maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
      • de afstand van de voorzijde van de erker en/of entreepartij tot het openbare gebied niet minder dan 2,5 m mag bedragen.
  3. c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. andere bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak', 'erf', en 'tuin' worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' niet is toegestaan;
    2. 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag maximaal 1 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'erf' mag maximaal 2 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    6. 6. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
    7. 7. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.

Artikel 12 Leiding - Hoogspanning

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoofdtransportleidingen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat andere bouwwerken ten behoeve van de transport van elektriciteit mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 70 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.

12.3 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2, onder c indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbinding.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied zijnde een historische dorpskern of historisch bekende verhoogde woonplaats.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage of een onbekende archeologische verwachting.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

15.3 Omgevingsvergunning voor hte uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Vervangende bouwregel

Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

19.1 Algemene afwijkingen

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
    1. 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
    3. 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
    4. 4. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
      • een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
  2. b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de verkeersveiligheid.

19.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat - en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;

afgeweken worden voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven:

  1. a. welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot milieucategorie 1 welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

20.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 21 Algemene Procedureregels

21.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Onderliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de aan de noordwestzijde van Twello gelegen bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt. De hier vigerende bestemmingsplannen zijn verouderd, deze dateren uit 1984 en 1987. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen eens in de 10 jaar worden herzien.

Het bestemmingsplan heeft een grotendeels conserverend karakter. Functies die nu toegestaan zijn, blijven ook in de toekomst bestaan. Alle aanwezige bedrijven kunnen hun bedrijfsvoering dan ook gewoon voortzetten. Vanwege aangescherpte wetgeving krijgt het bestemmingsplangebied wel een duidelijker zonering, zodat helder is waar zich in de toekomst welke bedrijven mogen vestigen. Daarbij wordt rekening gehouden met de in de nabije omgeving aanwezige woningen. De woningen aan de Oude Rijksstraatweg krijgen ruimere mogelijkheden voor wonen en werken. Daarnaast is voor de kavels aan de Rijksstraatweg een wijzigingszone opgenomen waarmee bebouwing met een meer representatieve uitstraling in combinatie met betere ontsluiting mogelijk gemaakt kan worden.

Het bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, planregels en een verbeelding.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de noordwestkant van Twello en wordt doorsneden door de spoorlijn Apeldoorn - Deventer. Het ten noorden van de spoorlijn gelegen deel van het plangebied ('t Belt) wordt aan de noordwestzijde begrensd door de Rijksstraatweg (N344) en de zuid- en oostzijde door de Oude Rijksstraatweg, de spoorlijn Apeldoorn - Deventer, de Johan Willem Frisostraat en de Prins Bernhardstraat. Het ten zuiden van de spoorlijn gelegen deel van het bedrijventerrein wordt aan de noordkant begrensd door de spoorlijn, aan de oostkant door de Molenstraat, aan de zuidzijde door de Molendwarsstraat en aan de westkant door landgoed Hartelaar. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Omgeving Hondsgrift (gemeente Voorst) – vastgesteld: 30-1-1984
  • Bestemmingsplan Twello West (gemeente Voorst) – vastgesteld: 30-3-1987
  • Partiële herziening van het bestemmingsplan Twello West, genaamd verplaatsing Komart, van de gemeente Voorst -vastgesteld 27-01-1992

Sinds de vaststelling van deze plannen zijn daarnaast de afgelopen tientallen jaren verschillende vrijstellingen verleend en wijzigingsplannen vastgesteld. Onderhavig bestemmingsplan vervangt de vigerende plannen en houdt rekening met de verleende vrijstellingen en vastgestelde wijzigingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0002.jpg"

Figuur 1.2 Vigerende bestemmingsplannen

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan bestaat uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van de plannen aan de hand van de verschillende milieuthema's en de economische uitvoerbaarheid toegelicht. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 gaat tenslotte in op overleg en inspraak na het in procedure brengen van het plan.

Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie

2.1 De Ruimtelijke Structuur

Het plangebied voor onderliggend bestemmingsplan bestaat uit twee delen, de bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt. Bedrijventerrein 't Belt ligt ten noorden van de spoorlijn Apeldoorn-Deventer, bedrijventerrein Nijverheid ten zuiden ervan. De spoorlijn zorgt voor een duidelijke fysieke scheiding tussen de twee terreinen. Het plangebied wordt ontsloten via de Molenstraat en de Oude Rijksstraatweg richting de provinciale weg Rijksstraatweg (N344).

't Belt

Het noordelijk deel ligt aan de noordzijde tegen het buitengebied van de gemeente Voorst aan. Na realisatie van het bedrijventerrein is aan de noordkant van het bedrijventerrein de rondweg N344 aangelegd. Hierdoor ligt een aantal bedrijven met de achterkant naar die weg toe. Het bedrijventerrein wordt aan de noordzijde door maar één weg doorsneden, namelijk de Oude Rijksstraatweg. Rondom deze oude doorgaande weg is de ontwikkeling van het bedrijventerrein begonnen. Circa één hectare in het midden van het terrein is tot op heden onbebouwd gebleven. Deze gronden zijn nu in gebruik als grasland.

Aan zowel de oostkant als een deel van de zuidkant grenst bedrijventerrein 't Belt aan woonwijken.

Nijverheid

Het bedrijventerrein ten zuiden van het spoor, bedrijventerrein Nijverheid, ligt ingeklemd tussen het spoor en de ten zuiden van het terrein gelegen woonwijk. Door het gebied lopen twee wegen, waarmee alle bedrijven bereikbaar zijn en het gebied ontsloten wordt.

2.2 Landschap En Groenstructuren

Het plangebied is aan de noord- en westkant gelegen tegen het buitengebied van de gemeente Voorst. Dit groene uit grasland en bos bestaande gebied contrasteert duidelijk met de intensief bebouwde bedrijventerreinen. Op met name bedrijventerrein Nijverheid is weinig groen aanwezig.

Op bedrijventerrein 't Belt is een aantal groene plekken te vinden. Zo is er grasland op onbebouwde gedeeltes van het bedrijventerrein, ten zuiden van de Rijksstraatweg (N344) en aan de westkant van de Johan Willem Frisostraat. Daarnaast staan er aan de Oude Rijksstraatweg verschillende oude bomen.

2.3 De Aanwezige Functies

Op de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt zijn verschillende soorten bedrijven aanwezig. Van bouwbedrijven tot een visverwerkend bedrijf en een horecagroothandel. Op dit moment komen er op het terrein bedrijven voor met maximaal milieucategorie 4.2.

Industrie en groothandelsbedrijven

Op de bedrijventerreinen zijn uiteenlopende industriële en groothandelsbedrijven te vinden. Aan de Oude Rijksstraatweg zijn onder meer een visverwerkend bedrijf en een bakkerijgrondstoffenfabriek gevestigd. Daarnaast zijn er onder meer een kunstmestopslag, een horecagroothandel, bouwbedrijven, een carrosseriefabriek en vleesverwerkende bedrijven aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0003.jpg"

Figuur 2.1 Bedrijven op Nijverheid - 't Belt

Detailhandel

Binnen het plangebied zijn een aantal detailhandelaren gevestigd. Dit zijn onder meer de supermarkt en de Blokker aan de Molenstraat. Daarnaast is aan de Nijverheidsstraat nog een outdoorwinkel gevestigd en aan de Oude Rijksstraatweg een fietsenwinkel en een winkel in tweedehands artikelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0004.jpg"

Figuur 2.2 Detailhandel op Nijverheid - 't Belt

Detailhandel in volumineuze goederen

In Twello bestaan verschillende bedrijventerreinen, namelijk bedrijventerrein Engelenburg, bedrijventerrein Nijverheid en bedrijventerrein 't Belt. Binnen deze bedrijventerreinen is ruimte voor detailhandel in volumineuze goederen. We onderscheiden op de bedrijventerreinen twee soorten van detailhandel in volumineuze goederen.

1. Detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, motoren, aanhangwagens en landbouwwerktuigen;

2. Detailhandel in volumineuze goederen zoals keukens, badkamers, meubels, tuinartikelen en bouwmarkten.

Op de bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt komen beide detailhandelsvormen voor.

Wonen

Met name aan de noordzijde van het spoor ('t Belt) bevinden zich veel woningen op het bedrijventerrein. Deze woningen bevinden zich met name aan de Oude Rijksstraatweg. Een deel van deze woningen zijn bedrijfswoningen. Ook aan de Johan Willem Frisostraat staan verschillende woningen. Dit zijn vrijwel allemaal bedrijfswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0005.jpg"

Figuur 2.3 (Bedrijfs)woningen op Nijverheid - 't Belt.

Binnen het gebied ten zuiden van de spoorlijn bevinden zich enkele woningen langs de Nijverheidsstraat en de noordzijde van de Molendwarsstraat. Het merendeel van deze woningen is bedrijfswoning. De rijwoningen langs de Molendwarsstraat zijn allemaal burgerwoningen. Deze woningen markeren de overgang naar de aangrenzende woonwijken.

Onbebouwde bedrijfspercelen

Binnen de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt zijn nagenoeg alle percelen met een bedrijfsbestemming in gebruik door bedrijven. Alleen direct ten zuiden van de N344 en ten westen van de Johan Willem Frisostraat liggen nog percelen die nu nog in gebruik zijn als grasland. Volgens het plan uit 1987 kunnen ook op dit deel van het bedrijventerrein bedrijven gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0006.jpg"

Figuur 2.4 Onbebouwde percelen op Nijverheid - 't Belt

Overige functies

De bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt worden gescheiden door de dubbelspoor spoorlijn Apeldoorn-Deventer. Daarnaast worden de bedrijventerreinen van noord naar zuid doorsneden door een hoogspanningslijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0007.jpg"

Figuur 2.5 Hoogspanningslijn en spoorlijn Apeldoorn-Deventer

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangetoond hoe het plan zich verhoudt tot het (toekomstige) beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures.

Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het rijk over aan de provincies en gemeenten. Dit geldt ook voor het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van de mensen. Bij het beheren van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Bij gebiedsontwikkeling wordt volgens het kabinet de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend. Voor een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling. Vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. Het rijk snoeit in procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten.

Bestemmingsplan

Vanuit de SVIR worden geen nadere regels gesteld ten aanzien van het vormgeven van het voorliggende plan.

3.3 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland (status structuurvisie)

De provincie Gelderland heeft haar integrale ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het overgangsrecht van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt dat het huidige streekplan aangemerkt moet worden als structuurvisie. In dit streekplan verwoordt de provincie haar eigen algemene ruimtelijke beleid in relatie tot de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn verwoord.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten "bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur" en het "organiseren in stedelijke netwerken". Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking.

Doelen die als uitwerking van de hoofddoelstelling worden gehanteerd zijn onder andere:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) realiseren
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie.

De provinciale ruimtelijke hoofdstructuur is tweeledig. Een deel dat betrekking heeft op de hoogdynamische functies en een deel dat betrekking heeft op functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek. Het deel waar hoogdynamische functies aanwezig zijn wordt gekenmerkt als het rode raamwerk. De gebieden waar laagdynamische functies zijn geconcentreerd, als het groenblauwe raamwerk. De verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid is gebaseerd op deze tweedeling.

Twello maakt deel uit van het rode raamwerk van de Stedendriehoek. In het streekplan is Twello aangewezen als één van de kansrijke knooppunten waar het regionale programma voor wonen en werken gerealiseerd moet worden. Bundeling wordt ingezet om te voorkomen dat de ruimteclaims al te zeer worden verspreid en zullen leiden tot éénvormigheid en verrommeling van het landschap.

Bestemmingsplan

Onderliggend bestemmingsplan zet in op het conserveren van de huidige functies en bestemmingen. Binnen de bedrijventerreinen is nog ruimte voor inbreiding. Uitbreidingsplannen zijn er niet binnen dit plan. Daarmee sluit onderliggend plan aan bij het Streekplan Gelderland.

Structuurvisie `Bedrijventerreinen en werklocaties` (2010)

In juni 2010 heeft de provincie de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. De visie bevat nieuw beleid voor bedrijventerreinen en geeft weer hoe de uitvoering daarvan tot stand moet komen. Filosofie van de visie is dat eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. De hoofddoelstelling van deze structuurvisie is tweeledig:

  • een voldoende aanbod aan terreinen van een goede kwaliteit die aansluit op de vraag van bedrijven.
  • een zorgvuldig gebruik van de ruimte en bedrijventerreinen die energiezuinig en klimaatbestendig zijn.

Aandacht wordt gevraagd voor kwalitatieve aspecten als een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving, een goede bereikbaarheid en een duurzame inrichting. Belangrijk doel is het komen tot een zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verrommeling. Inbreiding wordt voor uitbreiding gesteld. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Voor bestaande bedrijventerreinen wordt een kwaliteitsimpuls voorgestaan wat betreft de bestaande OV-ontsluiting of andere vormen van vervoer in het kader van mobiliteitsmanagement.

Het beleid wordt nog verder vormgegeven en uitgewerkt per regio in een Regionaal Programma Bedrijventerreinen. Deze RPB's zijn een vervolg op het Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument Bedrijventerreinen (EPO). Voornemen is dat de Regio Stedendriehoek in 2012/2013 het RPB 2030 afsluit met de provincie Gelderland.

Bestemmingsplan

Gezien het feit dat de in Twello geprogrammeerde terreinen meer een lokaalcentraal karakter hebben, is het bestemmingsplan in overeenstemming met het beleid uit de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 15 december 2010. Op 27 juni 2012 is een eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

Deze verordening is een gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in juli 2008 in werking trad. Deze wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn regels opgenomen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op het streekplan.

In de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening zijn bedrijventerreinen als nieuw beleidsthema opgenomen. In de toelichting op dit thema is aangegeven dat als uitwerking van de hierboven beschreven "Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties" per regio een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) wordt opgesteld. Het RPB is een bestuurlijk document en bevat regionale afspraken over regionale programmering van bedrijventerreinen.

Bestemmingsplan

Het plangebied is in de Ruimtelijke Verordening aangewezen als bestaand stedelijk gebied. Een bedrijventerrein met een lokaal karakter is daarmee in overeenstemming.

3.4 Regionaal Beleid

Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).

De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio ‘compleet’. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.
De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:

  • Duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling
  • Natuur, landschap en landbouw ontwikkelen in functiecombinaties
  • Regionale bereikbaarheid verbeteren door hoogwaardig openbaar vervoer
  • Stedelijke herstructurering gaat boven nieuwe stadsuitbreidingen
  • Toevoegen van centrumstedelijke en landelijke woonmilieus.

Bestemmingsplan

De actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt sluit aan bij de uitgangspunten van de Regionale Structuurvisie.

3.5 Gemeentelijk Beleid

Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 31 januari 2005 heeft gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst vastgesteld. Er wordt een visie gegeven op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. Ten aanzien van de bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt is in de visie aangegeven dat deze oudere terreinen ruimte bieden aan een breed scala van bedrijven, waarbij weinig aandacht is besteed aan aanzien en uitstraling. Door de omleiding van de Rijksstraatweg liggen bedrijven hier nu ook met hun achterzijde naar de weg. Er bestaat bij deze terreinen een spanning tussen de aard van de bedrijvigheid en de omliggende woonfuncties.

In de visie is aangegeven dat op de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt een revitalisatie of functiewijziging plaats gaat vinden (afhankelijk van financiële haalbaarheid en relatie met omgeving).

Bestemmingsplan

Bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan wordt rekening gehouden de ambities uit de toekomstvisie. Door de veranderende economische omstandigheden zijn ambities met betrekking tot bijvoorbeeld functiewijziging wel bijgesteld.

Beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello

In 2011 is een beleidsvisie opgesteld met betrekking tot de ontwikkelingen op de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg. Tijdens deze studie is voor de bedrijventerreinen Nijverheid – 't Belt geconcludeerd dat er geen sprake is van structurele leegstand. Wel zijn er gebouwen en terreinen waar leegstand aanwezig is voor korte periode, bijvoorbeeld door bedrijfsverplaatsingen. Verder is er sprake van niet-efficiënt gebruikte kavels en gedateerde gebouwen. Ingeschat wordt dat in totaal circa 2,5 hectare bedrijventerrein onbenut is. In figuur 3.1 is een overzicht op genomen waarop de beschikbare percelen zijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0008.png"

Figuur 3.1 Beschikbare onbenutte ruimte op de bedrijventerreinen (Bron: beleidsvisie)

De gemeente Voorst heeft als taak de bedrijventerreinen Nijverheid – 't Belt goed te laten functioneren. Binnen de regels krijgen bedrijven zo veel mogelijk de ruimte om naar eigen inzicht te kunnen ondernemen. Tegelijk worden de economische, sociale- en verkeerseffecten en het ruimtelijk beeld voldoende bewaakt. Beide bedrijventerreinen zijn sociaal en verkeersveilig en verweven met het dorp. Door de ligging aan een belangrijke toegangsweg tot het dorp Twello vanaf de Rijksstraatweg is de uitstraling van beide terreinen van invloed op de entree van Twello. De overgang van bedrijventerrein naar landschap vraagt eveneens om inzichten en eisen.

De verwevenheid met het dorp is een belangrijke kwaliteit en leidraad voor de gewenste passende schaal en maat van de bedrijfskavels. Dit speelt met name langs de oude linten en minder langs het spoor. Bij de toekomstige transformaties staat hier waar mogelijk bedrijvigheid voorop die qua maat en schaal past bij het dorpse karakter.

In figuur 3.2 is zichtbaar gemaakt waar de aandacht ligt bij het benutten van de herontwikkelingsmogelijkheden binnen de bedrijventerreinen Nijverheid – 't Belt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0009.png"

Figuur 3.2 Ruimtelijke kwaliteiten binnen de bedrijventerreinen (Bron: beleidsvisie)

Bij eventuele transformatie van vrijkomende bedrijfskavels moet aandacht worden besteed aan de volgende punten:

  1. 1. Voor de bedrijventerreinen Nijverheid – 't Belt geldt dat de ruimtelijke kwaliteit kan worden verbeterd en de kleinschaligheid langs oude linten wordt bewaard. Dit kan door het versterken van de menging van wonen en werken en het ontmoedigen van grootschalige bedrijvigheid door bijvoorbeeld het stellen van maximale maten aan de bedrijfskavels. Het karakteristieke van deze oude linten, die dorp en bedrijventerrein op een natuurlijke wijze met elkaar verweven, kan daarmee worden versterkt.
  2. 2. De ligging van Nijverheid – 't Belt tussen dorp en landschap vraagt om het zorgvuldig omgaan met de randen. Het stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit en de uitstraling kan door het maken van landschappelijke representatieve voorzijden langs de Rijksstraatweg en met name rond de rotonde als belangrijke entree van Twello. Daarnaast dient extra aandacht te worden besteed aan beide zijden langs het spoor die een belangrijke entree van Twello vormen. Dit vraagt om meer gedetailleerde eisen aan gevels en inrichting van de voorterreinen waaronder parkeren. Ook de omgeving van de spoorovergang Molenstraat vraagt om specifieke aandacht. Karakteristieke panden kunnen dit belangrijke punt markeren.

Op 19 september 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsvisie vastgesteld.

Bestemmingsplan

De beleidsvisie bedrijventerreinen wordt als uitgangspunt gehanteerd voor dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de volgende zaken uit de beleidsvisie geconcretiseerd:

  1. 1. De kleinschaligheid langs de oude linten blijft bewaard door het verruimen van de mogelijkheden voor wonen en werken op de huidige (woon)kavels langs de Oude Rijksstraatweg.
  2. 2. Middels een wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan worden het creëren van representatieve voorzijden langs de Rijksstraatweg gestimuleerd.

Leidraad Spoorzone Twello 2030+

De Leidraad Spoorzone Twello 2030+ vormt een stedenbouwkundig kader voor de beoordeling van nieuwe initiatieven in de spoorzone van Twello, waar het spoor een scheiding tussen het landelijke milieu aan de noordzijde en het dorpse milieu aan de zuidzijde vormt. De leidraad heeft een inspirerende en voorwaardenscheppende rol bij nieuwe ontwikkelingen in dit gebied, om de samenhang en ordening te versterken.

Het plangebied ligt ten noorden en ten zuiden van de spoorlijn Apeldoorn - Deventer. Dit bestemmingsplan betreft een bestaande situatie, het plangebied is al bebouwd. De Leidraad heeft vooral betrekking op nieuwe initiatieven. Bij de ontwikkeling van nieuwe initiatieven moet rekening gehouden worden met de Leidraad.

Bestemmingsplan

De Leidraad Spoorzone Twello 2030+ is niet van toepassing op de reeds bestaande situatie waarvoor dit bestemmingsplan geldt. Wanneer er in de toekomst nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied worden geïnitieerd dan is de leidraad wel richtinggevend.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Dit betekent dat de huidige en vigerende situatie uitgangspunt zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten opgenomen zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn gehanteerd.

De bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt zijn gelegen aan de noordwestkant van het dorp Twello, grenzend aan de kern van Twello. Het spoor doorkruist de twee bedrijventerreinen. Met name 't Belt heeft een belangrijke entreefunctie voor het dorp. De bedrijventerreinen kennen een grote diversiteit in bedrijfstypen. Naast de bedrijfsfuncties zijn er diverse woningen in het plangebied aanwezig. Deels (voormalige) bedrijfswoningen, maar ook reguliere woningen behorend bij de kern.

Bestemmingen

De actualisatie van het bestemmingsplan betreft het consoliderend bestemmen van de huidige functies. De functie "Bedrijventerrein" vormt hierbij de hoofdmoot. Andere bestemmingen in het bestemmingsplan zijn: "Wonen", "Groen", "Verkeer" (waarbij railverkeer en verblijfsgebied apart zijn bestemd), "Horeca" en "Detailhandel". Daarnaast zijn er de dubbelbestemmingen "Leiding - Hoogspanning" en "Archeologie".

Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten van onderliggend plan opgesomd:

(Bedrijfs)woningen

De bedrijventerreinen kennen diverse (bedrijfs)woningen. Deze zijn in onderliggend bestemmingsplan als zodanig gehandhaafd. Een uitbreiding van bedrijfswoningen is echter niet gewenst. Door stringentere milieuregelgeving zou uitbreiding van het aantal nieuwe bedrijfswoningen een beperking betekenen voor de bestaande bedrijven. Een woning of bedrijfswoning geeft te veel beperkingen ten aanzien van de milieuhinder voor aangrenzende bedrijven (denk aan geluidhinder etc.). Daarbij komt dat een bedrijfswoning met de nu beschikbare beveiligingstechniek niet meer noodzakelijk is voor de economische bedrijfsvoering.

De vigerende bestemmingsplannen laten nog wel nieuwe (extra) bedrijfswoningen toe. Het niet meer opnemen van deze mogelijkheid zou een verlies van bestaande rechten zijn. Daarnaast kan dit planschade tot gevolg hebben. Tegelijkertijd is het de vraag of de bedrijven gebruik zullen maken van deze bebouwingsmogelijkheid, omdat de behoefte er niet is en omdat een woning de ruimte voor bedrijfsbebouwing zou innemen. Er is daarom gekozen voor een tweesporenbeleid. In overeenstemming met de vigerende plannen is per perceel één bedrijfswoning mogelijk. Tegelijkertijd wordt aan de bedrijven een periode van een jaar gegeven vanaf de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, om een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfswoning aan te vragen. Als daar geen gebruik van is gemaakt, kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan op dit punt wijzigen door de mogelijkheid van bouw van nieuwe bedrijfswoningen te schrappen. De periode van een jaar is gebaseerd op de jurisprudentie over planschade. Een wijziging van het planologisch beleid moet een bepaalde periode van tevoren bekend worden gemaakt. Als dat is gebeurd dan is sprake van voorzienbaarheid en is er geen recht op planschade. Met deze regeling wordt recht gedaan aan de bestaande planologische mogelijkheid en tegelijkertijd worden geen onnodige beperkingen opgelegd aan de bedrijfsactiviteiten. De al bestaande bedrijfswoningen blijven positief bestemd en vallen buiten deze regeling.

Actualisering milieuzonering

In de vigerende situatie is een ruime milieuzonering opgenomen op beide bedrijventerreinen. Alle categorieën zijn onder voorwaarden mogelijk. Voor de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt betekent dit concreet dat in de directe nabijheid van woningen in principe zware industrie mogelijk is. Dit is niet wenselijk. In de huidige situatie is de milieuzonering op sommige locaties al in conflict met de aanwezige (bedrijfs)woningen. Met dit bestemmingsplan is de milieuzonering daarom geactualiseerd. Bij het toepassen van de milieuzonering is zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanwezige (bedrijfs)woningen. Paragraaf 5.2.3 geeft hierop een verdere toelichting. Bij het opstellen van de milieuzonering is waar mogelijk zoveel mogelijk ruimte geboden. In de directe nabijheid van de kern zijn lagere categorieën opgenomen.

Op plaatsen waar de huidige bedrijfsvoering niet in overeenstemming is met de milieuzonering, hebben de bedrijven een specifieke aanduiding (maatbestemming) gekregen. Hiermee kan de huidige bedrijfsvoering worden voortgezet. Bij eventueel beëindigen van de bedrijfsactiviteit, wordt teruggevallen op de milieuzonering zoals die is opgenomen.

Detailhandel in volumineuze goederen

Op het bedrijventerrein is in de huidige situatie op een aantal plaatsen detailhandel in volumineuze goederen aanwezig en toegestaan. Detailhandel in volumineuze goederen – 1 is bij recht toegestaan op de bedrijventerreinen. Voor detailhandel in volumineuze goederen - 2 geldt dit niet. In het kernwinkelgebied van Twello bestaan voor deze vorm van detailhandel gezien aard en omvang beperkte vestigingsmogelijkheden. Het is wenselijk hiervoor wel enige ruimte te faciliteren in Twello en dit te concentreren. Op de verbeelding is een locatie aangeduid met 'wro - zone afwijkingsgebied'. In deze zone is vestiging van detailhandel in volumineuze goederen - 2 onder voorwaarden mogelijk.

De aangegeven locatie is in de beleidsvisie voor de bedrijventerreinen aangemerkt als herontwikkelingsruimte en ligt op/in de omgeving van bestaande locaties met detailhandel en detailhandel in volumineuze goederen-2, zoals de fietsenwinkel en bouwmarkt. Aan de andere zijde van het spoor zijn Dekamarkt, Woonhal en outdoorwinkel aanwezig. Er is voor gekozen om eventuele vestiging van nieuwe detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen-2 hierop te laten aansluiten, zodat aan de rand van de kern Twello in deze functie kan worden voorzien. Herontwikkeling van de locatie en verbetering van de ruimtelijke entree van Twello kunnen hiermee bovendien een positieve stimulans krijgen.

Infrastructuur en openbare ruimte

De huidige infrastructuur en functies in de openbare ruimte zijn gehandhaafd. Naast wegen en een spoorweg loopt er ook een hoogspanningsverbinding door het gebied. Ook deze is opgenomen in het bestemmingsplan.

Bebouwingsbepalingen en bouwvlakken

In het bestemmingsplan is voor de bouwhoogtes voor de bestemming "Bedrijventerrein" aangesloten bij de bouwhoogtes uit het vigerende bestemmingsplan. Het bebouwingspercentage binnen de bestemming "Bedrijventerrein" is 80%. Dit komt overeen met het bebouwingspercentage in de voorheen vigerende bestemmingsplannen.

Voor de positionering van de bouwvlakken is zoveel mogelijk aangesloten bij de vigerende bestemmingsplannen. Daarbij is rekening gehouden met de ligging van de aanwezige panden. Alle binnen dit bestemmingsplan aanwezige bedrijfsgebouwen zijn gelegen binnen een bouwvlak. Voor woningen geldt een soortgelijke regeling, bijgebouwen binnen deze bestemming mogen echter ook buiten het bouwvlak gerealiseerd worden. Bij het vastleggen van de bouwvlakken is ook steeds gelet op de kadastrale grenzen. Daar waar deze afwijkt van de vigerende plannen is er voor gekozen de kadastrale grens te volgen.

Wijzigingsbevoegdheid

Het is gewenst om langs de Rijksstraatweg meer representatieve bebouwing mogelijk te maken, waarbij de hoofdingang van de bedrijven geörienteerd is op deze weg. Op een brede strook aan de Rijksstraatweg rust daarom een wijzigingsbevoegdheid waarmee een andere inrichting van dit gebied mogelijk kan worden gemaakt. Hier kan een ontsluitingsweg en een andere situering en maatvoering van gebouwen mogelijk gemaakt worden. Met de wijzigingsbevoegdheid wordt uitvoering gegeven aan het beleid uit de Beleidsvisie Bedrijventerreinen van de gemeente.

Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Bij woningen zijn aan huis verbonden beroepen en bedrijven mogelijk. Voor overige gebouwen voor beroep of bedrijf aan huis is de standaardmaat van 50 m2 opgenomen. Bij de woningen aan de Oude Rijksstraatweg is een verruiming van overige gebouwen opgenomen. Deze woningen grenzen veelal aan bedrijfskavels, waardoor de locatie zich goed leent voor een verdergaande combinatie van wonen en werken. Hier is maximaal 100 m2 aan overige bebouwing toegestaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

Onderliggend bestemmingsplan is een grotendeels conserverend plan. Er zijn enkele ontwikkelingen in het plan opgenomen. De woningen aan de Oude Rijksstraatweg krijgen ruimere mogelijkheden voor wonen en werken. Daarnaast is voor de kavels aan de Rijksstraatweg een wijzigingszone opgenomen waardoor bebouwing met een meer representatieve uitstraling in combinatie met een betere ontsluiting mogelijk gemaakt kan worden. Wanneer in de toekomst een ontwikkeling geïnitieerd wordt binnen het plangebied moet het bedrijf in het kader van een omgevingsvergunning aantonen dat aan de milieueisen voldaan wordt. Voor dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren.

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Inleiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet daar waar nodig onderzoek plaatsvinden naar de voor het plangebied relevante milieuaspecten. Onderstaand wordt hier per milieuaspect op ingegaan.

5.2.2 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.

De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien het historisch onderzoek concludeert dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Bedrijventerreinen

Omdat op de bedrijventerreinen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn hiervoor in dit stadium geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij eventuele wijzigingen danwel uitbreidingen dient een dergelijk onderzoek te worden verricht in het kader van de omgevingsvergunning.

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen functiewijzigingen mogelijk, de terreinen zijn nu ook al bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is daardoor niet noodzakelijk. Het aspect bodemkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor onderliggend bestemmingsplan.

5.2.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de ontwikkeling van hinderveroorzakende functies (bedrijven) in de buurt van gevoelige bestemmingen (in onderliggend bestemmingsplan alleen woningen):

  1. 1. ter plaatse van gevoelige bestemmingen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  2. 2. de bedrijfsvoering/milieuruimte van de betreffende bedrijven niet wordt ingeperkt als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.

Om in het bestemmingsplan bedrijven en woningen op een juiste wijze naast elkaar te kunnen laten bestaan, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Hierbij wordt bedoeld het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies (zoals wonen) anderzijds. Voor deze ruimtelijke scheiding wordt gewerkt met de afstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Voor verschillende milieucategorieën zijn richtafstanden weergegeven. De milieucategorieën zijn ingedeeld in een range van 1 tot en met 6. Bedrijven met categorie 1 hebben een kleine hindercirkel. Categorie 6 bedrijven zijn in het algemeen zware industriële bedrijven met relatief grote hindercirkels. De hindercirkels worden bepaald voor de aspecten geur, geur, stof, geluid en gevaar. De hindercirkels zijn weergegeven in richtlijnen. Door het treffen van maatregelen kan het zijn dat de werkelijke hinderafstand kleiner is dan de afstanden uit de richtlijnen. Gemotiveerd kan daarom worden afgeweken van de richtlijnen en kan een afwijkende zonering worden aangebracht. Daarbij moet worden aangetekend dat de zonering die gebaseerd is op de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering bedoeld is voor nieuwe situaties, waarbij een bedrijventerrein wordt ontwikkeld naast woningen of omgekeerd. De richtafstanden zoals opgenomen in de genoemde VNG brochure zijn wel een goede leidraad voor de op te nemen milieuzonering voor een bestaand gebied.

In de geldende bestemmingsplannen zijn onder voorwaarden alle categorieën mogelijk, er is geen sprake van een zonering. Met deze actualisatie wordt de milieuzonering van het gebied nader beschouwd.

Omgevingstype

Om over een gebied een milieuzonering te kunnen leggen, moet eerst de gevoeligheid van een gebied worden bepaald. De gevoeligheid van een gebied wordt bepaald door het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in twee omgevingstypen, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Rustige woonwijk / rustig buitengebied

Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. De richtafstanden bij dit omgevingstypen zijn opgenomen in tabel 5.1.

Gemengd gebied

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Bij een gemengd gebied mogen de richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (zie tabel 5.1).

In tabel 5.1 zijn de richtafstanden voor beide omgevingstypen weergegeven.

Tabel 5.1 Richtafstanden conform VNG-publicatie

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Bedrijventerreinen

Om te kunnen bepalen met welk omgevingstype bij het plan rekening moet worden gehouden, is de omgeving van het plangebied bepalend, niet de bedrijventerreinen zelf. Het gebied rondom Nijverheid - 't Belt behoort grotendeels tot het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Alleen het omliggende gebied tussen de Rijksstraatweg en de Oude Rijksstraatweg wordt aangemerkt als 'gemengd gebied', vanwege de ter plekke aanwezige verschillende functies en de ligging tussen de drukke Rijksstraatweg en de Oude Rijksstraatweg. De bedrijventerreinen zelf kunnen als 'gemengd gebied' worden beschouwd. Voor de (bedrijfs)woningen binnen het gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verlaagd worden (zie tabel 5.1).

Opzet milieuzonering

Vanuit de aanwezige woningen binnen en buiten het plangebied zijn op basis van de richtafstanden indicatieve contouren weergegeven. Hieruit volgt een 'theoretische zonering'. Wanneer deze gehanteerd wordt, zijn er, vanuit de woningen redenerend nergens knelpunten. Een goed woon- en leefklimaat wordt hiermee gegarandeerd. Echter, in de werkelijke situatie is deze zonering niet mogelijk. In het verleden is een zonering toegepast waarbij geen rekening is gehouden met aanwezige woningen. De regelgeving hieromtrent is in de loop der jaren van kracht geworden en de feitelijke en vigerende situatie is hiermee op sommige locaties in strijd met de huidige regelgeving.

In onderstaande figuren is de opbouw van deze theoretische zonering naar de zonering welke op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan is opgenomen, toegelicht. In figuur 5.1 is de zonering vanuit de woningen buiten het plangebied van de bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt weergegeven. Hierbij zijn voor het grootste deel de richtafstanden van de rustige woonwijk en rustig buitengebied gehanteerd. Het gebied ten noorden van de Oude Rijksstraatweg is aangemerkt als gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0010.jpg"

Figuur 5.1 Theoretische zonering vanuit woningen rondom plangebied Nijverheid-'t Belt

Figuur 5.2 bevat de theoretische zonering vanuit de woningen binnen het plangebied. Zoals eerder toegelicht zijn hiervoor de richtafstanden van een gemengd gebied gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0011.jpg"

Figuur 5.2 Theoretische zonering vanuit woningen binnen plangebied Nijverheid-'t Belt

Door deze twee theoretische zoneringen te combineren wordt een duidelijk beeld gevormd van de zonering die mogelijk is binnen het plangebied. In figuur 5.3 is deze gecombineerde zonering weergegeven. Deze figuur geeft dus de milieuruimte weer die, vanuit de woningen gezien, beschikbaar is. Vervolgens is op basis van deze zonering de zonering opgesteld zoals die op de verbeelding is opgenomen. Dit is gedaan aan de hand van de volgende criteria:

  • handhaving van de huidige bedrijven en hun bedrijfsvoering;
  • goed woon- en leefklimaat voor de woningen buiten en binnen het plangebied;
  • rekening houden met de in de vigerende plannen toegestane bedrijfscategorieën;
  • zonering volgt zoveel mogelijk de grenzen van de huidige bedrijfskavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0012.jpg"

Figuur 5.3 Gecombineerde theoretische zonering plangebied Nijverheid-'t Belt

Bovenstaande zonering en uitgangspunten vormen de basis voor de zonering zoals deze is opgenomen op de verbeelding bij dit bestemmingsplan. De zonering welke op de verbeelding van het bestemmingsplan is opgenomen, is op een aantal plekken afwijkend. Enerzijds is dit gedaan om versnippering van de zonering te voorkomen. Anderzijds is rekening gehouden met de directe omgeving van het plangebied (woonwijken, buitengebied e.d.). Tenslotte is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande bedrijfsactiviteiten.

Daarnaast is een aantal percelen aanwezig waarin de milieuruimte die past bij het bedrijf hoger is dan de theoretische zonering laat zien. Uitgaande van die theoretische zonering passen deze bedrijven in principe niet op de huidige locatie.

Vergelijking vigerende zonering met nieuwe zonering

Onderstaand is in een tweetal figuren weergegeven wat de verschillen zijn tussen de vigerende zonering en de nieuwe zonering zoals die op de verbeelding is opgenomen. Te zien is dat op sommige plekken een afwijkende milieucategorie is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0013.jpg"

Figuur 5.4 Zonering vigerend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0014.jpg"

Figuur 5.5 Zonering zoals opgenomen in dit bestemmingsplan (inclusief maatbestemmingen)

Wanneer de beide bovenstaande figuren worden vergeleken, worden de volgende conclusies getrokken:

  • In de vigerende situatie zijn vrijwel alle bedrijfscategorieën toegestaan. Met in achtneming van de huidige wet- en regelgeving op dit punt en de nabijheid van de kern Twello is dit niet meer mogelijk. Zware industrie naast reguliere burgerwoningen is niet wenselijk en in nieuwe situaties ook niet meer mogelijk. Om deze redenen is een verfijning van de zonering opgenomen, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de aanwezige woningen. Langs de kern zijn lagere categorieën toegestaan, maximaal categorie 2. Bij solitaire bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen is hiervan afgeweken. Dit geeft te grote beperkingen voor de bedrijven die aanwezig zijn op de bedrijventerreinen danwel die zich hier in de toekomst willen vestigen.
  • Aan de noordwestzijde van het plangebied is een vrijstaande villa gelegen (Oude Rijksstraatweg 63). Op basis hiervan is op het bedrijventerrein maximaal categorie 3.1 mogelijk. Deze beperking wordt alleen door deze woning veroorzaakt. Er is voor gekozen om op deze plaats categorie 3.2 toe te staan. Het in de huidige situatie aanwezige bedrijf (Koops Furness Trucks, Oude Rijksstraatweg 50) valt onder een dergelijke categorie. Het gaat hier om een bestaande situatie, waarbij slechts één woning binnen de richtafstand ligt. Ook het vigerende bestemmingsplan maakt zwaardere industrie mogelijk op deze locatie.
  • Aan de oostzijde van het bedrijventerrein 't Belt (tussen het spoor, de Molenstraat, de Oude Rijksstraatweg en de Johan Willem Frisostraat) is op een groot deel van het terrein categorie 3.1 en op sommige delen zelfs categorie 3.2 mogelijk (zie figuur 5.3). Gezien de nabijheid van de woonwijk aan de oostkant is hier gekozen voor een lagere categorie (tot maximaal 2). Alleen de bedrijven John van Wijnbergen BV, Installatiebedrijf Kerkhof V.O.F., Van Niel Installatietechniek en Aannemersbedrijf Horstink B.V. voldoen hier niet aan. Deze hebben een maatbestemming gekregen.
  • Op een aantal plaatsen zijn maatbestemmingen opgenomen omdat deze bedrijven niet passen binnen de zonering zoals aangeduid. Deze bedrijven worden met deze maatbestemmingen toegestaan op de huidige locatie. Echter, na het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten is hier alleen een soortgelijk bedrijf toegestaan, of een bedrijf dat past binnen de milieuzonering, zoals weergegeven in figuur 5.5. In tabel 5.2 is een overzicht opgenomen van de gevestigde bedrijven die een maatbestemming hebben gekregen.

Tabel 5.2 Bedrijven met een afwijkende categorie

Bedrijf Adres Activiteit Categorie bedrijvenlijst gemeente Categorie zonering bestemmingsplan
Inst.bedr. Kerkhof V.O.F. Oude Rijksstraatweg 23 Bouwbedrijf met werkplaats 3.1 2
V.O.F. Profish Oude Rijksstraatweg 24 Visverwerkingsbedrijf 4.2 2, 3.1 en 3.2
Barentz Ingredients B.V. Oude Rijksstraatweg 36 Bakkerijgrondstoffen 4.1 2 en 3.1
Aannemersbedrijf Horstink B.V. Johan Willem Frisostraat 15 Bouwbedrijf en werkplaats 3.1 2
Mölder Konstrukties B.V. Nijverheidsstraat 36 Constructiewerkplaats 3.2 3.1
Konstruktiebedrijf Van Straaten Nijverheidsstraat 29 Constructiewerkplaats 3.2 3.1
Slachterij Midden Nederland Nijverheidsstraat 42 Slachterij 3.2 3.1
Jo Roelofs B.V. Molendwarsstraat 60A Vleesverwerkend bedrijf 3.1 2
Van Niel Installatietechniek Prins Bernhardstraat 8 Bouwbedrijf met werkplaats 3.1 2
John Wijnbergen BV Oude Rijksstraatweg 33 Groothandel machines en apparaten 3.1 2

5.2.4 Geluid: weg- en railverkeerslawaai

Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden, namelijk:

  • wegverkeerslawaai
  • railverkeerslawaai
  • industrielawaai

Wegverkeerslawaai

In de wet is bepaald dat iedere weg een geluidzone heeft, met uitzondering van 30 km / uur wegen en woonerven. De breedte van de zone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Wanneer binnen een geluidzone van de weg nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden (zoals woningbouw), dient middels een akoestisch onderzoek de geluidbelasting te worden bepaald.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt, zodat het uitvoeren van akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. De woonbestemmingen binnen de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt zijn allen bestaande woningen. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het vastleggen van de huidige situatie. Omdat het bestemmingsplan geen wijziging van de wegen of ligging van woningen mogelijk maakt, is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk.

Railverkeerslawaai

Ook voor spoorlijnen gelden geluidzones, waarbinnen bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De breedte van de geluidzones is per spoorlijn bepaald. Onderliggend bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van een spoorlijn. Aangezien er echter geen sprake is van het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen is onderzoek in dit geval niet nodig.

Industrielawaai

Vanuit de Wet geluidhinder dient op een industrieterrein waarop zich grote lawaaimakers bevinden een geluidzone te worden toegepast. Grote lawaaimakers zijn inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In het besluit omgevingsrecht is vastgelegd welke categorieën bedrijven hieronder vallen. Middels een geluidzone wordt de geluidbelasting beperkt. Binnen onderliggend bestemmingsplan bevinden zich echter geen grote lawaaimakers, zodat geen geluidzone aanwezig is. Daarom is een akoestisch onderzoek naar industrielawaai niet noodzakelijk.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van geluid geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het huidig bestemmingsplan.

5.2.5 Luchtkwaliteit

De 'Wet luchtkwaliteit' (onderdeel van de Wet milieubeheer) stelt grens- en richtwaarden voor concentraties van stoffen in de buitenlucht. De belangrijkste stoffen hierbij zijn fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Voor deze beide stoffen zijn grenswaarden gesteld van 40 µg/m3. Deze grenswaarden mogen niet worden overschreden.

Tevens is in deze wet het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project een NIBM bijdrage aan de luchtkwaliteit kent, is het plan inpasbaar en is toetsing aan de grenswaarden niet meer noodzakelijk. Een project is NIBM indien de bijdrage niet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde. Daarnaast zijn in de Regeling NIBM algemene richtlijnen opgenomen voor bepaalde categorieën (o.a. woningbouw en kantoorlocaties). Wanneer aan deze richtlijnen wordt voldaan, is de ontwikkeling NIBM.

Plansituatie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot meer emissies naar de buitenlucht dan in de reeds bestemde situatie, omdat het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Dit betekent dat het bestemmingsplan als NIBM kan worden beschouwd en toetsing niet noodzakelijk is.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het huidig bestemmingsplan.

5.2.6 Externe veiligheid

Externe Veiligheid (EV) heeft betrekking op de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis gaat tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving voor externe veiligheid (Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Besluit externe veiligheid buisleidingen) hanteert twee normstellingen, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt, geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.

In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Risico's verbonden aan de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Voor toetsing wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn in het algemeen inrichtingen waar zich grote groepen bevinden (bv. grotere kantoren), danwel mensen een groot deel van de dag verblijven (bv. woningen) of waar mensen verblijven die minder zelfredzaam zijn (bv. ziekenhuizen). Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld verspreid liggende woningen, (kleinere) kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen en de overige recreatieterreinen. Kwetsbare objecten mogen niet binnen een PR 10-6 contour aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare objecten mogen dat onder voorwaarden wel.

Plansituatie

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook vindt er in en nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water of door buizen. Wel worden er over de spoorlijn Apeldoorn – Deventer gevaarlijke stoffen vervoert. In de Beleidsvisie Externe Veiligheid Voorst van 28 mei 2010 (vastgesteld door de gemeenteraad in 2011) zijn de kaders voor externe veiligheid in milieuvergunningen en bestemmingsplannen vastgelegd. De spoorweg Apeldoorn-Deventer in de gemeente Voorst heeft een PR 10-6 contour op minder dan 10 meter van het spoor. Hierbij komen geen knelpunten voor. Er zijn geen overschrijdingen van de oriënterende waarde groepsrisico of mogelijke knelpunten in bestemmingsplannen rond de spoorwegen (zowel huidig als met de komst van het Basisnet spoor).

Er is daarmee dan ook geen sprake van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico wat nader onderzocht moet worden.

Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het huidig bestemmingsplan.

5.3 Waterhuishouding

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.

Waterhuishoudkundige aandachtspunten

Adviesbureau Tauw heeft de digitale watertoets van Waterschap Veluwe ingevuld. Conclusie hieruit is dat er geen sprake is van een waterschapsbelang. Omdat met dit plan geen uitbreidingen mogelijk worden gemaakt en de ruimtelijke structuur gelijk blijft, zijn geen nadelige effecten te verwachten op de waterhuishouding.

Conclusie

Doordat in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, treedt er geen wijziging op ten opzichte van de huidige bestemde / vergunde situatie. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van waterhuishoudkundige overwegingen geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van bestemmingsplan bedrijventerreinen Nijverheid-'t Belt.

5.4 Ecologie

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient ook natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

Gebiedsbescherming

De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (in de Natura 2000-gebieden) en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer worden gerealiseerd in of nabij beschermde natuurgebieden. Projecten die in of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.

Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het ministerie van Economische Zaken (Dienst Regelingen).

Plansituatie

Doordat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt ten opzichte van de huidige situatie, vindt geen nieuwe verstoring van flora- en fauna plaats.

Conclusie

De conserverende bestemming van het plangebied is inpasbaar vanuit ecologisch perspectief.

5.5 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 dient met de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, ingegaan te worden op de relatie van het ruimtelijk voornemen en de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Plansituatie

Op basis van de Cultuurhistorische kaart op het portal Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de provinciale Waardenkaart van de provincie Gelderland (Gelderse cultuurhistorie) is vastgesteld dat zich binnen het plangebied geen monumenten bevinden.

Wel bevinden zich binnen het plan verschillende cultuurhistorisch waardevolle elementen. Deze elementen concentreren zich langs de Oude Rijksstraatweg op bedrijventerrein 't Belt. De hier aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn met name MIP objecten (monumenten inventarisatie project). Dit zijn objecten die begin jaren negentig zijn aangewezen door de Stichting MIP-Gelderland. MIP is een landelijk opgezet project dat als doel had de bouwkunst en stedenbouw uit de periode 1850-1940 in beeld te brengen. MIP objecten hebben geen bijzondere status zoals gemeentelijke en rijksmonumenten die hebben.

Conclusie

Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen ontwikkelingen gepland zijn, worden de eerder genoemde cultuurhistorische elementen niet beïnvloed. Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor vaststelling van onderliggend bestemmingsplan.

5.6 Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);
  • in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;
  • de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen archeologisch (voor)onderzoek te verrichten.

Plansituatie

Gemeente Voorst hanteert een archeologische beleidskaart In deze beleidskaart is te zien dat het plangebied deels in een archeologisch waardevol gebied ligt, deels in een gebied met een hoge verwachting en deels in een gebied met een lage archeologische verwachting (zie figuur 5.6). Voor deze gebieden geldt dat er een inventariserend veldonderzoek plaats moet vinden in het geval er sprake is van een ingreep met een oppervlakte van respectievelijk meer dan 30 m2, 100 m2 en 2500 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld. Voor een klein deel aan de noordkant van het plangebied geldt dat er geen verplichting is tot het uitvoeren van onderzoek. Een klein gebied aan de Prins Bernhardstraat is reeds eerder archeologisch onderzocht (zie figuur 5.6, nummer 27251). Wel blijft hiervoor een dubbelbestemming archeologie gelden, waardoor bij eventuele ingrepen in de bodem de onderzoeksplicht gehandhaafd blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.15100-VS00_0016.jpg"

Figuur 5.6 Uitsnede archeologische beleidskaart Voorst (in blauw de plangrens)

Conclusie

Gezien het feit dat onderliggend plan conserverend van aard is en er geen ingrepen zijn gepland, is archeologisch onderzoek op dit moment niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor het vaststellen van onderliggend bestemmingsplan.

5.7 Verkeer En Parkeren

Een onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het beschrijven van de effecten van een bestemmingsplan op de verkeers- en parkeerinfrastructuur. Hierbij is het van belang om na te gaan of het plan veranderingen ten aanzien van verkeer en infrastructuur teweeg brengt.

Verkeer

Het noordelijk deel van het plangebied, 't Belt, wordt via de Oude Rijksstraatweg, Molenstraat en Frans Halsstraat ontsloten richting het centrum en via de Oude Rijksstraatweg richting de Rijksstraatweg (N344). Het zuidelijke deel, Nijverheid, wordt in de richting van de Rijksstraatweg ontsloten via de Molenstraat en Oude Rijksstraatweg. Ontsluiting richting centrum vindt plaats via de Molenstraat en de Frans Halsstraat.

Met de actualisatie van het bestemmingsplan verandert de verkeerssituatie niet. Het aantal verkeersbewegingen wijzigt niet. De verkeersdruk op de omgeving en op de infrastructuur neemt dan ook niet toe. Omdat geen sprake is van toename van de verkeersbewegingen wordt ook de verkeersveiligheid ter plaatse niet nadelig beïnvloed.

Parkeren

Binnen het plangebied wordt het parkeren voor het grootste gedeelte opgelost op eigen terrein van de aanwezige bedrijven. Met name de supermarkt en de bouwmarkt hebben een grote parkeerbehoefte. Deze behoefte wordt opgelost door ruime parkeergelegenheid bij deze inrichtingen. In het gehele plangebied is daarmee voldoende parkeergelegenheid.

Milieueffect rapport Randweg Twello

Om de capaciteit te vergroten en knelpunten in de kern van Twello weg te nemen heeft de gemeente de intentie om een randweg rondom Twello aan te leggen. Onlangs is hiervoor een milieueffect rapport (MER) opgesteld. Deze heeft in augustus 2012 ter visie gelegen. In het MER zijn een vijftal alternatieven onderzocht, namelijk:

  • eenrichtingsverkeer op de Molenstraat
  • opwaardering van de Molenstraat tot een volwaardige gebiedsontsluitingsweg
  • de totale som van transformatie van drie bedrijventerreinen en elders plaatsen van bedrijventerreinen
  • halve westelijke randweg
  • volledige westelijke randweg

Het MER geeft geen duidelijke voorkeur voor één van de alternatieven. De gemeenteraad moet uiteindelijk beslissen over de te kiezen variant.

De aanleg van de westelijke randweg danwel het wijzigen van de huidige verkeersstructuur zal voor de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt een positieve uitwerking hebben. De capaciteit van het huidige wegennet wordt vergroot, waarmee de doorstroming wordt bevorderd.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de vaststelling van onderliggend plan.

5.8 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de economische uitvoerbaarheid gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Onderliggend bestemmingsplan heeft betrekking op bestaande bedrijventerreinen. Met het opstellen van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk gemaakt. Er is om die reden geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

Het voorgaande betekent dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het bestemmingsplan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Bedrijventerrein;
  • Detailhandel;
  • Groen;
  • Horeca;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Railverkeer;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Wonen - 1;
  • Wonen - 2.


Het komt regelmatig voor dat twee functies op één perceel aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld bij aanwezigheid van een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. Als twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Leiding - Hoogspanning;
  • Waarde - Archeologie - 1;
  • Waarde - Archeologie - 2;
  • Waarde - Archeologie - 3.


De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.


Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.


Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik. Als iets niet in de bestemmingsomschrijving behorend bij een bestemming past, is de functie per definitie strijdig.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.


Vrijwaringszone molenbiotoop


In het plangebied ligt een deel van de molenbiotoop van de Havekes Mölle. De molenbiotoop geeft het gebied aan waarin beperkingen gelden ten aanzien van de bouwhoogte bij nieuwbouw. In de planregels is een formule opgenomen waarmee de bouwhoogte voor nieuwe ontwikkelingen in dit deel van het plangebied kan worden bepaald.


Anti-dubbeltelbepaling


De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels


Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Bedrijventerrein

Bestemmingsomschrijving

De bestemming 'Bedrijventerrein' omvat het grootste deel van het plangebied. Zoals in hoofdstuk 4 is aangegeven, is er een milieuzonering aangebracht. Per zone is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan. De categorieën die zijn aangegeven op de verbeelding verwijzen naar de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is opgenomen. In deze staat is per milieuaspect aangegeven wat per bedrijf de richtafstand naar een gevoelige functie zoals wonen moet zijn. Op basis daarvan is per bedrijf een categorie bepaald. Er is hier gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijven zoals die in de VNG Brochure Bedrijven en Milieuzonering is opgenomen. Deze staat is met name bedoeld voor nieuwe situaties, maar is ook voor bestaande bedrijventerreinen, zoals Nijverheid en 't Belt zijn, goed te gebruiken. In hoofdstuk 5.2.3 is uitgelegd hoe tot deze milieuzonering is gekomen.

Naast de toegestane bedrijven uit de aangegeven categorieën, komen ook maatbestemmingen voor. Hier gaat het om bedrijven die niet passen binnen de aangegeven milieucategorie, maar omdat deze bedrijven hier al aanwezig zijn, zijn deze met een maatbestemming planologisch mogelijk gemaakt. Het kan ook gaan om een specifieke functie die niet past binnen een bedrijvenbestemming of waarvan het niet wenselijk is dat die overal mogelijk is, zoals detailhandel in volumineuze goederen-2 of gewone detailhandel. Ook deze functies hebben een maatbestemming.

Verder is bij een bedrijf de verkoop van producten die in het bedrijf vervaardigd worden toegestaan, voorzover het om een ondergeschikte activiteit gaat. Dit wordt productiegebonden detailhandel genoemd.

Ook zijn kantoren behorende bij een bedrijf mogelijk. Om te voorkomen dat er grote kantoren met een kleine productieafdeling gevestigd gaan worden, is een beperking gesteld aan de omvang van het kantoorgedeelte van een bedrijf. De kantoren mogen niet groter zijn dan 35% van het bedrijfsoppervlakte met een maximum van 3.000 m2.

Binnen de bedrijfsbestemming is per perceel een bedrijfswoning toegestaan, waarbij de reeds bestaande bedrijfswoningen in het plan zijn weergegeven. Bij een bedrijfswoning zijn ook de gebruikelijke mogelijkheden voor een bedrijf en/of beroep aan huis opgenomen en de mogelijkheid van een bed & breakfast voorziening.

Daarnaast zijn openbare nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Alleen binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan. Een bedrijfsperceel mag voor maximaal 80% bebouwd worden. Hiermee blijft er ruimte voor laden, lossen, manoeuvreren en het aanleggen van parkeervoorzieningen op eigen terrein. In de oude vigerende bestemmingsplannen was voor de meeste percelen aan de straatzijde een goot- en bouwhoogte opgenomen. In dit bestemmingsplan is dat overgenomen. Voor de bebouwing daarachter is alleen een bouwhoogte opgenomen van maximaal 12 m en voor het deel waarop het bestemmingsplan Hondsgrift van toepassing was, is een bouwhoogte van 15 m aangehouden.

Overkappingen zijn ook alleen binnen het bouwvlak toegestaan, daarbij geldt een maximaal oppervlakte van 100 m2.

Maatvoering bouwvlak

Om elk bedrijfsgebied dat omgeven is door wegen en/of groen is een bouwvlak gelegd. Deze ligt op enkele meters van de weg. De situering van de gebouwen op een bedrijfskavel is verder vrijgelaten. Wel kunnen B en W in verband met het realiseren van parkeerplaatsen, bepaalde milieuaspecten of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van gebouwen.

6.3.2 Detailhandel

Bestemmingsomschrijving

Twee locaties hebben een specifieke detailhandelsbestemming in overeenstemming met het huidige gebruik. Ook de bij deze detailhandelsbestemmingen aanwezige bedrijfswoningen zijn bestemd. Hier zijn ook de gebruikelijke mogelijkheden voor een bedrijf en beroep aan huis en de bed & breakfast mogelijkheden opgenomen. Daarnaast zijn openbare nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Gebouwen zijn alleen mogelijk binnen het bouwvlak. De opgenomen goot- en bouwhoogte zijn in overeenstemming met de huidige situatie.

Maatvoering bouwvlak

Het bouwvlak is gelegd om de huidige bebouwing. De niet bebouwde gronden zijn hier nodig voor parkeergelegenheid.

6.3.3 Groen

Bestemmingsomschrijving

De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele groen, het groen van formaat, te bestemmen. In deze gebieden staat de groene inrichting voorop, ook voor de langere termijn. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals verhardingen, bankjes, prullenbakken, enz.

Wegen ten behoeve van autoverkeer zijn niet toegestaan. Paden en wegen voor langzaam verkeer zijn wel mogelijk. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.3.4 Horeca

Bestemmingsomschrijving

Binnen de bestemming 'Horeca' vallen de grotere horecagelegenheden. Horeca is toegestaan tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten (deze is in de bijlage opgenomen). Binnen de gemeente Voorst worden vier categorieën horeca onderscheiden:

  • Categorie 1:
    Hier vindt de bereiding van etenswaren plaats voor consumptie ter plaatse. Voorbeelden: bistro, koffie-/ theehuis, ijssalon, lunchroom, hotel.
  • Categorie 2:
    Hier vindt de bereiding van etenswaren plaats al dan niet voor consumptie ter plaatse. Voorbeelden: restaurant met bezorg- en/ of afhaalfunctie, snackbar, shoarma, automatiek, cafetaria, fast-food restaurant.
  • Categorie 3:
    Deze horecabedrijven verstrekken hoofdzakelijk dranken. Voorbeelden: café, bar, bierhuis, zaalverhuur.
  • Categorie 4:
    Deze horecabedrijven geven hoofdzakelijk gelegenheid tot dansen en het ten gehore brengen van muziek. Voorbeelden: discotheek, bar-dancing, partycentrum, nachtclub.

Daarnaast zijn openbare nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming Horeca is een onderscheid gemaakt tussen welke bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak en welke erbuiten. Waar gebouwen mogen worden gebouwd is dat middels een bouwvlak aangegeven. Dit onderscheid maakt dat op de plankaart de grootte en ligging van het bouwvlak de bouwmogelijkheden bepalen. Binnen het bouwvlak staan de toegestane goot- en bouwhoogte vermeld. Buiten het bouwvlak kan tot een maximale oppervlakte van 20 m2 aan andere bouwwerken gerealiseerd worden.

Maatvoering bouwvlak

De maatvoering van het bouwvlak is maatwerk. Daarbij wordt gekeken naar het vigerende bestemmingsplan en de vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenste situatie. In principe wordt gekozen voor een zo groot mogelijk bouwvlak waarin eventueel een bebouwingspercentage wordt opgenomen. De zone langs de straatzijden zijn vrijgehouden van bebouwing.

6.3.5 Verkeer

Bestemmingsomschrijving

De doorgaande wegen met een belangrijke ontsluitende functie zijn ondergebracht in de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming staat de verkeersfunctie centraal. Ook is er ruimte voor groen en verblijfsfuncties waar deze de verkeersfunctie niet in de weg staan. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of –bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.3.6 Verkeer - Railverkeer

Bestemmingsomschrijving

De spoorweg heeft de bestemming 'Verkeer - Railverkeer'. Op deze gronden zijn spoorwegen, met bijbehorende kruisingen, en bij de bestemming behorende voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, bermen, taluds, groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en water toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

6.3.7 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemmingsomschrijving

Binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' vallen alle overige wegen in het plangebied die geen doorgangsfunctie hebben. De verblijfsfunctie staat hier centraal. Hieraan verbonden zijn functies als parkeren, voet- en fietspaden, groen en speelvoorzieningen. Ten behoeve van het flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.3.8 Wonen - 1

Bestemmingsomschrijving
De bestemming 'Wonen - 1' heeft betrekking op de woningen aan de Oude Rijksstraatweg. Hier is een regeling opgenomen die aansluit bij de woonbestemming binnen de kernen. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Er is maximaal 100 m2 aan overige bebouwing toegestaan.

Voor de bestemmingsregeling van woningen is gestreefd een zo flexibele en eenduidige regeling op te nemen die toepasbaar is op de meeste woningen in de hele gemeente. Hierbij wordt aangesloten bij de actuele wensen van de burger. Daarbij is vanzelfsprekend wel de nodige rechtszekerheid in ogenschouw genomen.

Bouwregels
Binnen deze bestemming is op de verbeelding onderscheid gemaakt tussen het bouwvlak, de aanduiding erf, de aanduiding tuin en bij diepe percelen eventueel een gedeelte op het achtererf zonder aanduiding. Deze driedeling is bepalend voor de plaats van het hoofdgebouw, de overige gebouwen, de andere bouwwerken en waar niet mag worden gebouwd. Over vergunningvrij bouwen wordt vanzelfsprekend geen uitspraak gedaan.

Het aantal woningen mag het bestaande aantal per bouwperceel niet overschrijden. Het bestaande aantal wordt niet aangegeven op de plankaart, maar moet worden afgeleid uit luchtfoto's en het bouwarchief. Voor het begrip bestaand wordt verwezen naar de begripsbepalingen waarin het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of een mogelijk afgegeven bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning bepalend is.

Bouwvlak
Er is gekozen voor een flexibele systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel het hoofdgebouw, de overige gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan. Feitelijk maakt het dus niet uit wat hier gebouwd wordt, mits het voldoet aan de maximale maatvoering. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maat van het hoofdgebouw is dan ook leidend bij de maatvoering van het bouwvlak.

Maatvoering bouwvlak
De breedtemaat van het bouwvlak wordt in principe bepaald door de bestaande afstanden tussen de woningen. Is de bestaande afstand minder dan 15 meter dan worden de bouwvlakken op de kaart gegroepeerd. Bij meer dan 15 meter kan sprake zijn van een belangrijk doorzicht of aangezicht van naastgelegen woningen en wordt het bouwvlak afgesloten aan weerszijden van de woning. Als sprake is van grote tussenruimtes en het bouwvlak op de kaart individueel wordt begrensd dan wordt een standaard breedtemaat van 10 meter op de kaart aangehouden. Is het bestaande hoofdgebouw smaller dan wordt de stedenbouwkundig best passende richting gekozen voor uitbreiding tot die maximale breedte van 10 meter en is het hoofdgebouw al breder dan wordt de bestaande breedte genomen.

De diepte van het bouwvlak wordt bepaald door het type woning. Gaat het om een vrijstaande woning dan wordt een diepte van 15 meter aangehouden op de kaart. Bij twee-aaneengebouwde woningen wordt een diepte van 12 meter gehanteerd. Bij aaneengebouwde woningen maximaal 10 meter. Deze dieptematen geven voldoende uitbreidingsruimte per woningtype. Anderzijds wordt voorkomen dat aan de achterzijde het hoofdgebouw over een te grote diepte over twee lagen kan worden uitgebouwd en buren hier mogelijk last van ondervinden.

Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak
Het hele bouwvlak mag worden volgebouwd met het hoofdgebouw en overige gebouwen. Voor hoofdgebouwen geldt een maximale breedte van 10 meter. Bij woningen waartussen een grotere ruimte bestaat dan 15 meter (en 10 meter bij beeldbepalende straten) wordt dit al geregeld door de maximale breedtemaat van het bouwvlak.

De bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal de op de kaart aangegeven hoogte bedragen. Hierbij is standaard uitgegaan van goot- en bouwhoogtes afhankelijk van het aantal bouwlagen:

Aantal bouwlagen
(excl. kap)
Goothoogte (in meters) Bouwhoogte (in meters)
1 3,5 8
2 6,5 10

Mocht de bestaande goot- of bouwhoogte hoger zijn dan de aangegeven maat dan is deze toegestaan.

Om de hoofdgebouwen van elkaar te kunnen blijven onderscheiden en te voorkomen dat er een aaneengesloten wand van twee bouwlagen ontstaat, is geregeld dat binnen een afstand van 2,5 meter tot de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter en de goothoogte niet meer dan 3 meter. Deze maatvoering sluit aan bij de maatvoering van overige gebouwen.

Erf
De gronden achter en naast het bouwvlak zijn op de kaart aangeduid met de aanduiding erf. Op het erf zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. Voor overkappingen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de voorgevel moeten worden gebouwd. Het gaat hier vaak om carports. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen mits de bestaande hoogte niet meer is. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen van de burger. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen. Om te voorkomen dat de (analoge) kaart onoverzichtelijk wordt, is er voor gekozen de hoogteaanduiding voor overige gebouwen niet op de kaart op te nemen.

De oppervlakte van overige gebouwen is begrensd. Deze oppervlaktemaat geldt alleen binnen de gronden met de aanduiding erf. Wat er aan overige gebouwen binnen het bouwvlak wordt gebouwd telt niet mee. Binnen de aanduiding erf mag maximaal 50 m² aan overige gebouwen worden gebouwd en als het noodzakelijk is voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf dan mag de omvang van de overige gebouwen 100 m² bedragen. Daarnaast mag het bebouwingspercentage aan overige gebouwen van de gronden met de aanduiding erf de 50% niet overschrijden. Deze oppervlaktemaat aan overige gebouwen biedt - naast het toegestane oppervlak binnen het bouwvlak en de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen - de burger voldoende flexibiliteit om direct in hun behoefte te voorzien. Anderzijds blijft de open ruimte op het erf voldoende gewaarborgd.

Tuin
Op de gronden aangeduid met tuin zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwde erkers of entreepartijen.

Andere bouwwerken
Op de gronden met de aanduiding bouwvlak, erf en tuin mogen ook andere bouwwerken worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter. Voor erfafscheidingen op gronden met de aanduiding tuin geldt een maximale hoogte van 1 meter en binnen het bouwvlak en erf maximaal 2 meter. Speeltoestellen en vlaggenmasten mogen maximaal 4,5 respectievelijk 8 meter hoog zijn. Overkappingen vallen ook onder andere bouwwerken en de oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag niet meer dan 20 m² bedragen.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten-1.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

6.3.9 Wonen - 2

Bestemmingsomschrijving
De bestemming 'Wonen - 2' heeft betrekking op de woningen aan de Molendwarsstraat. Hier is een regeling opgenomen die aansluit bij de woonbestemming binnen de kernen. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Er is maximaal 50 m2 aan overige gebouwen toegestaan.

Voor de bestemmingsregeling van woningen is gestreefd een zo flexibele en eenduidige regeling op te nemen die toepasbaar is op de meeste woningen in de hele gemeente. Hierbij wordt aangesloten bij de actuele wensen van de burger. Daarbij is vanzelfsprekend wel de nodige rechtszekerheid in ogenschouw genomen.

Bouwregels
Binnen deze bestemming is op de kaart onderscheid gemaakt tussen het bouwvlak, de aanduiding erf, de aanduiding tuin en bij diepe percelen eventueel een gedeelte op het achtererf zonder aanduiding. Deze driedeling is bepalend voor de plaats van het hoofdgebouw, de overige gebouwen, de andere bouwwerken en waar niet mag worden gebouwd. Over vergunningvrij bouwen wordt vanzelfsprekend geen uitspraak gedaan.

Het aantal woningen mag het bestaande aantal per bouwperceel niet overschrijden. Het bestaande aantal wordt niet aangegeven op de plankaart, maar moet worden afgeleid uit luchtfoto's en het bouwarchief. Voor het begrip bestaand wordt verwezen naar de begripsbepalingen waarin het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of een mogelijk afgegeven bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning bepalend is.

Bouwvlak
Er is gekozen voor een flexibele systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel het hoofdgebouw, de overige gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan. Feitelijk maakt het dus niet uit wat hier gebouwd wordt, mits het voldoet aan de maximale maatvoering. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maat van het hoofdgebouw is dan ook leidend bij de maatvoering van het bouwvlak.

Maatvoering bouwvlak
De breedtemaat van het bouwvlak wordt in principe bepaald door de bestaande afstanden tussen de woningen. Is de bestaande afstand minder dan 15 meter dan worden de bouwvlakken op de kaart gegroepeerd. Bij meer dan 15 meter kan sprake zijn van een belangrijk doorzicht of aangezicht van naastgelegen woningen en wordt het bouwvlak afgesloten aan weerszijden van de woning. Als sprake is van grote tussenruimtes en het bouwvlak op de kaart individueel wordt begrensd dan wordt een standaard breedtemaat van 10 meter op de kaart aangehouden. Is het bestaande hoofdgebouw smaller dan wordt de stedenbouwkundig best passende richting gekozen voor uitbreiding tot die maximale breedte van 10 meter en is het hoofdgebouw al breder dan wordt de bestaande breedte genomen.

De diepte van het bouwvlak wordt bepaald door het type woning. Gaat het om een vrijstaande woning dan wordt een diepte van 15 meter aangehouden op de kaart. Bij twee-aaneengebouwde woningen wordt een diepte van 12 meter gehanteerd. Bij aaneengebouwde woningen maximaal 10 meter. Deze dieptematen geven voldoende uitbreidingsruimte per woningtype. Anderzijds wordt voorkomen dat aan de achterzijde het hoofdgebouw over een te grote diepte over twee lagen kan worden uitgebouwd en buren hier mogelijk last van ondervinden.

Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak
Het hele bouwvlak mag worden volgebouwd met het hoofdgebouw en overige gebouwen. Voor hoofdgebouwen geldt een maximale breedte van 10 meter. Bij woningen waartussen een grotere ruimte bestaat dan 15 meter (en 10 meter bij beeldbepalende straten) wordt dit al geregeld door de maximale breedtemaat van het bouwvlak.

De bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal de op de kaart aangegeven hoogte bedragen. Hierbij is standaard uitgegaan van goot- en bouwhoogtes afhankelijk van het aantal bouwlagen:

Aantal bouwlagen
(excl. kap)
Goothoogte (in meters) Bouwhoogte (in meters)
1 3,5 8
2 6,5 10

Mocht de bestaande goot- of bouwhoogte hoger zijn dan de aangegeven maat dan is deze toegestaan.

Om de hoofdgebouwen van elkaar te kunnen blijven onderscheiden en te voorkomen dat er een aaneengesloten wand van twee bouwlagen ontstaat, is geregeld dat binnen een afstand van 2,5 meter tot de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter en de goothoogte niet meer dan 3 meter. Deze maatvoering sluit aan bij de maatvoering van overige gebouwen.

Erf
De gronden achter en naast het bouwvlak zijn op de kaart aangeduid met de aanduiding erf. Op het erf zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. Voor overkappingen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de voorgevel moeten worden gebouwd. Het gaat hier vaak om carports. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen mits de bestaande hoogte niet meer is. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen van de burger. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen. Om te voorkomen dat de (analoge) kaart onoverzichtelijk wordt is er voor gekozen de hoogteaanduiding voor overige gebouwen niet op de kaart op te nemen.

De oppervlakte overige gebouwen is begrensd. Deze oppervlaktemaat geldt alleen binnen de gronden met de aanduiding erf. Wat er aan overige gebouwen binnen het bouwvlak wordt gebouwd telt niet mee. Binnen de aanduiding erf mag maximaal 50 m² aan overige gebouwen worden gebouwd. Daarnaast mag het bebouwingspercentage aan overige gebouwen van de gronden met de aanduiding erf de 50% niet overschrijden. Deze oppervlaktemaat aan overige gebouwen biedt - naast het toegestane oppervlak binnen het bouwvlak en de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen - de burger voldoende flexibiliteit om direct in hun behoefte te voorzien. Anderzijds blijft de open ruimte op het erf voldoende gewaarborgd.

Tuin
Op de gronden aangeduid met tuin zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwde erkers of entreepartijen.

Andere bouwwerken
Op de gronden met de aanduiding bouwvlak, erf en tuin mogen ook andere bouwwerken worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter. Voor erfafscheidingen op gronden met de aanduiding tuin geldt een maximale hoogte van 1 meter en binnen het bouwvlak en erf maximaal 2 meter. Speeltoestellen en vlaggenmasten mogen maximaal 4,5 respectievelijk 8 meter hoog zijn. Overkappingen vallen ook onder andere bouwwerken en de oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag niet meer dan 20 m² bedragen.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 50 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten-1.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

6.3.10 Leiding - Hoogspanning

Bestemmingsomschrijving

De bestemming 'Leiding – Hoogspanning' betreft een dubbelbestemming en heeft betrekking op de bestaande hoogspanningsverbinding.

Bebouwingsmogelijkheden

Hier zijn bouwwerken in verband met de hoogspanningsverbinding mogelijk tot 70 m hoogte. Deze dubbelbestemming legt een beperking op aan de bouwmogelijkheden voor de onderliggende bestemming. Alleen bebouwing die bestaat uit vervanging, vernieuwing of verandering is toegestaan. B en W kunnen hier wel van afwijken indien het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbinding. Onder deze voorwaarde kunnen B en W ook bepaalde grondwerkzaamheden toestaan.

6.3.11 Waarde - Archeologie 1 t/m 3

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden, dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Bedrijventerrein': voor het toestaan van bedrijven die niet of in een hogere categorie zijn genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden kunnen worden gelijkgesteld aan bedrijven die bij recht zijn toegestaan;
  • bestemming 'Bedrijventerrein': het toestaan van de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen-2 binnen het gebied met de aanduiding 'wro-zone - afwijkingsgebied';
  • bestemming 'Leiding – Hoogspanning': het toestaan van nieuwbouw indien de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en schriftelijk advies is aangevraagd bij de leidingbeheerder;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het toestaan van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 meter;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling worden gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik één van de drie essentiële woonvoorzieningen worden verwijderd.
  • de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn vermeld;
  • een algemene afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van aan huis verbonden bedrijven uit categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend wordt gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan. Hiertoe dient een aparte procedure te worden gevolgd.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' kunnen de maatbestemming genoemd in 3.1. onder b met een wijzigingsbevoegdheid worden geschrapt, indien de desbetreffende bedrijfsactiviteit ter plaatse duurzaam is beëindigd.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is een strook aan de Rijksstraatweg opgenomen met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Hier kan met een wijzigingsbevoegdheid een andere inrichting van het gebied mogelijk worden gemaakt. Binnen het gebied kan een verkeersbestemming worden opgenomen en kan de situering van gebouwen en de maatvoering worden gewijzigd.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten aanzien van de mogelijkheid om nieuwe bedrijfswoningen te bouwen. Als binnen één jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan geen omgevingsvergunnuing voor het bouwen van een bedrijfswoning is aangevraagd daar waar die nu nog niet aanwezig is, kan met een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid van de bouw van een bedrijfswoning verwijderd worden.

Algemene wijzigingsbevoegdheid
Deze algemene wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk dat de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten gewijzigd kan worden indien nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien het conserverend karakter van het bestemmingsplan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.

7.1 Uitkomsten Overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In dit geval is sprake van het vastleggen van een bestaande situatie. Voor dergelijke plannen achten de provincie Gelderland en de Inspectie Leefomgeving en Transport vooroverleg niet noodzakelijk. Ter voorbereiding van het bestemmingsplan (in het kader van artikel 3.1.1. Bro) is het bestemmingsplan gestuurd naar het Waterschap Vallei en Veluwe en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 31 januari tot en met 13 maart 2013. Daarnaast is op 14 februari 2013 een informatieavond gehouden in het gemeentehuis.


Tijdens de inzagetermijn is iedereen in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Gedurende de inzagetermijn zijn 6 zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op enkele punten gewijzigd. Ook zijn er ambtshalve wijzigingen aangebracht. In de Zienswijzennotitie en ambtshalve wijzigingen die als bijlage 2 is opgenomen, is een overzicht gegeven van de wijzigingen.

7.3 Vaststelling Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt, Twello is op 1 juli 2013 door de gemeenteraad van Voorst gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit en bijbehorende amendementen wordt verwezen naar de tekst van het bijgevoegde vaststellingsbesluit (bijlage 3).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca Activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca activiteiten

Bijlage 1 Digitale Watertoets

Bijlage 1 Digitale watertoets

Bijlage 2 Zienswijzennotitie En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 2 Zienswijzennotitie en ambtshalve wijzigingen

Bijlage 3 Vaststellingsbesluit

Bijlage 3 Vaststellingsbesluit