KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen-1
Artikel 10 Wonen-2
Artikel 11 Leiding - Gas
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 De Ruimtelijke Structuur
2.2 Landschap En Groenstructuren
2.3 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieu-onderzoeken
5.3 Waterhuishouding
5.4 Ecologie
5.5 Cultuurhistorie
5.6 Archeologie
5.7 Verkeer En Parkeren
5.8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Bestemmingen
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg
7.2 Zienswijzen
7.3 Vaststelling Bestemmingsplan
7.4 Tussenuitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Waterparagraaf
Bijlage 2 Archeologie - Bureauonderzoek
Bijlage 3 Zienswijzennotitie En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 4 Vaststellingsbesluit Met Bijbehorende Amendementen
Bijlage 5 3d-visualisatie

Bedrijventerrein Engelenburg, Twello

Bestemmingsplan - gemeente Voorst

Vastgesteld op 30-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Engelenburg, Twello' van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.16100-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte, productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert;

1.8 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

1.9 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;

1.10 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;

1.12 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.14 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;

1.15 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.18 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening gehouden moet worden;

1.19 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;

1.30 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 detailhandel in volumineuze goederen -1:

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, motoren, aanhangwagens en landbouwwerktuigen;

1.33 detailhandel in volumineuze goederen - 2:

detailhandel in volumineuze goederen zoals keukens, badkamers, meubels, tuinartikelen en bouwmarkten;

1.34 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.35 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie;

1.36 evenemententerrein:

terrein voor periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die gericht zijn op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders;

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder, rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.39 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.40 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.42 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.43 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.44 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.45 mantelzorg:

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.46 openbaar gebied:

de voor een ieder toegankelijke en door overheden beheerde en onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied;

1.47 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;

1.48 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.49 paardenbak:

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;

1.50 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.51 recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.52 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.53 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.54 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.55 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.56 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

ENKELBESTEMMINGEN

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  3. c. recreatief medegebruik, met uitzondering van paardenbakken;
  4. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden en verhardingen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken per bouwperceel mag maximaal 20 m2 bedragen;
    4. 4. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
    2. 2. het aanleggen van dammen en/of duikers en/of stuwen;
    3. 3. het vellen, rooien of beschadigen van houtopstanden, voor zover de Boswet of krachtens die wet vastgestelde voorschriften niet van toepassing zijn: onder rooien en beschadigen wordt hier tevens verstaan het verrichten van handelingen welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben;
    4. 4. het bebossen of anderszins beplanten met diepwortelende en/of hoogopgaande beplating, waaronder rietbeplanting en het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    5. 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
    6. 6. het tot stand brengen van ontploffingen in de bodem (seismologisch onderzoek);
    7. 7. het verrichten van proefboringen.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van andere werken/werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  3. c. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    1. 1. andere werken/werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik, en beheer;
    2. 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    3. 3. andere werken/werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein' zijn opgenomen,
met een milieucategorie ter plaatse van de aanduiding
1 en 2 Bedrijven tot en met categorie 2
1, 2 en 3.1 Bedrijven tot en met categorie 3.1
1, 2, 3.1 en 3.2 Bedrijven tot en met categorie 3.2
1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 Bedrijven tot en met categorie 4.1
2, 3.1, 3.2 en 4.1 Bedrijven tot en met categorie 4.1, waarbij bedrijven met categorie 1 zijn uitgesloten
1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 Bedrijven tot en met categorie 4.2
2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 Bedrijven tot en met categorie 4.2, waarbij bedrijven met categorie 1 zijn uitgesloten
  1. b. de volgende bedrijven en voorzieningen:
Bedrijven en voorzieningen Ter plaatse van de aanduiding
Categorie SBI-code
2008
Kunststofverwerking
Specifieke vorm van bedrijventerrein- kunststofverwerking 4.1 222
Productie aandrijfsystemen
Specifieke vorm van bedrijventerrein - productie aandrijfsystemen 3.2 3099
Verkooppunten motorbrandstoffen met lpg Specifieke vorm van bedrijventerrein - verkooppunten motorbrandstoffen met lpg 4.1 473
Vuurwerkopslag Specifieke vorm van bedrijventerrein - vuurwerkopslag 5.3 46499
Winkel in tweedehands artikelen
Specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in tweedehands artikelen - -
Vervaardigen van kleding
Specifieke vorm van bedrijventerrein -
vervaardigen van kleding
3.1 141
  1. c. productiegebonden detailhandel;
  2. d. detailhandel in volumineuze goederen-1;
  3. e. kantoren behorende bij en gebonden aan bedrijven;
  4. f. bedrijfswoningen;
  5. g. aan huis verbonden beroepen welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  6. h. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  7. i. openbare nutsvoorzieningen;
  8. j. bij de bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen;
    4. 4. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning per perceel toegestaan;
    5. 5. de inhoudsmaat van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m3 bedragen;
    6. 6. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6,5 m bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10 m bedragen;
    8. 8. de afstand van bedrijfsgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen en één van de weg afgekeerde perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
  2. b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen per bouwperceel maximaal 100 m2 mag bedragen;
    2. 2. de afstand van overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen en tot één van de weg afgekeerde perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    6. 6. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de ontsluiting vanaf de weg, de situering van de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, de hoofdingang van de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen en de hoogteopbouw van de bedrijfsgebouwen met het oog op:

  1. a. het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein;
  2. b. de ruimtelijke samenhang en uitstraling van de bebouwing;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

met dien verstande dat de gebruikswaarde van het bedrijf niet onevenredig wordt geschaad.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2 voor wat betreft het toestaan van een bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 15 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de betreffende gronden zijn niet aangeduid met de aanduiding 'Bedrijven tot en met categorie 2',
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke samenhang en uitstraling van de bebouwing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  1. a. afgeweken worden van het bepaalde in 4.1 voor de vestiging van bedrijfstypen
    1. 1. die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, of
    2. 2. die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen in een hogere categorie dan volgens de betreffende aanduiding is toegestaan,

mits die naar hun aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor wat betreft:

  1. a. het verwijderen van de aanduiding genoemd onder 4.1 onder b, indien de desbetreffende bedrijfsactiviteit ter plaatse duurzaam is beëindigd;
  2. b. het verwijderen van de aanduiding 'bedrijfswoning', voorzover op het moment van inwerking treden van het bestemmingsplan geen bedrijfswoning aanwezig is en niet binnen één jaar na het inwerking treden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor een bedrijfswoning is aangevraagd.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
  5. e. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
  6. f. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Een ontsluitingsweg is alleen toegestaan ten behoeve van een bedrijf als dat bedrijf aan weerszijden van de gronden met de bestemming 'Groen' bedrijfskavels heeft. De ontsluitingsweg mag een maximale breedte hebben van 4 m en geen aansluiting hebben op de openbare weg.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied' de bestemming wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Wonen - 2', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wettelijke bepalingen inzake natuur- en milieuwetgeving moeten in acht worden genomen;
  2. b. het wijzigingsplan moet economisch uitvoerbaar zijn;
  3. c. er moet sprake zijn van een stedenbouwkundig en verkeerskundig verantwoorde situatie.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water;

met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 8 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. ambulante handel;
  4. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en speelvoorzieningen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen.

met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 6 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en oeverstroken;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen;
  4. d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen, kunstwerken.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 9 Wonen-1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

alsmede voor:

  1. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 mag worden gebruikt;
    2. 2. de opslag van risicovolle opslag niet is toegestaan;
    3. 3. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    4. 4. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    5. 5. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  2. c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  3. d. openbare nutsvoorzieningen;
  4. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water, paardenbakken en parkeerplaatsen.

9.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
  2. b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
    2. 2. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen mag maximaal 100 m² bedragen;
  3. c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag maximaal 2 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voorzover bijgebouwen worden opgericht, nadere eisen stellen aan de situering van het bijgebouw ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van de bebouwing onderling te verzekeren.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 voor het toestaan van kleinschalig kamperen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. 1. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in het zomerseizoen;
  2. 2. stacaravans ten behoeve van het kamperen zijn niet toegestaan;
  3. 3. het aantal kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 25;
  4. 4. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast en er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijk inpassing.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt voor paardenbakken dat deze uitsluitend zijn toegestaan op een afstand van ten minste 25 m van het bouwvlak van derden.

9.6 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Wonen-2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. de opslag van risicovolle opslag niet is toegestaan;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  3. c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen, zijnde woningen en bedrijfsgebouwen, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer dan 1 woning met bedrijfsgebouw per bouwperceel worden opgericht, met dien verstande dat indien het bestaande aantal woningen per bouwvlak groter is, dit tevens is toegestaan;
    3. 3. per bouwperceel mag niet meer dan 250m2 worden bebouwd ten behoeve van aan huis verbonden beroepen, alsmede bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', mits op hetzelfde bouwperceel een woning wordt gerealiseerd of aanwezig is;
    4. 4. woningen moeten met één gevel in de naar de openbare weg toegekeerde bouwgrens worden gebouwd;
    5. 5. gebouwen ten behoeve van aan huis verbonden beroepen, alsmede bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', moeten gezien vanaf de openbare weg worden gebouwd achter de bijbehorende woning;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
  2. b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. overige gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning dienen te worden gebouwd;
    3. 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte van woning en overige gebouwen mag maximaal 125 m² bedragen;
  3. c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders mag maximaal 2 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 10 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de gebouwen ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van de bebouwing onderling te verzekeren.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en verschijning van bebouwing met het oog op:

  1. a. het instandhouden en versterken van het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein;
  3. c. eisen vanuit sectorale milieuwetgeving;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen met een strook van 5 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de leiding worden gebouwd. De maximale hoogte mag niet meer dan 2 meter bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 11.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 11.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

11.4 Strijdig gebruik

Het is verboden om goederen permanent op deze gronden op te slaan.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de tot 'Leiding - Gas' bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    3. 3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    5. 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het onder 11.5.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    1. 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de gasleiding;
    2. 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 11.5.a zijn slechts toelaatbaar indien:
  4. d. geen schade ontstaat aan de gasleiding en/of het doelmatig functioneren van die leiding niet in gevaar wordt gebracht;
  5. e. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  6. f. de leidingbeheerder hierover vooraf positief heeft geadviseerd.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied met bekende archeologische vindplaatsen of een archeologische verwachtingszone met hoge archeologische verwachting.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage of een onbekende archeologische verwachting.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Vervangende bouwregel

  1. a. Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan;
  2. b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing ingeval van sloop-herbouw van bijgebouwen met de bestemming 'Wonen-1', in dit geval is het bepaalde in artikel 9.6.1 van toepassing.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' gelden, in aanvulling op de regels in de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

16.2 Veiligheidszone - vuurwerkopslag

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerkopslag' gelden, in aanvulling op de regels in de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Algemene afwijkingen

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
    1. 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
    3. 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
    4. 4. het gebruik en de bouwregels voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
      • een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt;
  2. b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de verkeersveiligheid.

17.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;

afgeweken worden voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven:

  1. a. welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 19 Algemene Procedureregels

19.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Engelenburg, Twello'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Onderliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het aan de zuidkant van Twello gelegen bedrijventerrein Engelenburg. De hier vigerende bestemmingsplannen zijn verouderd. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen eens in de 10 jaar worden herzien.

Het bestemmingsplan heeft grotendeels een conserverend karakter. Op het deel dat nu al bestemd is als bedrijventerrein blijven de functies die nu toegestaan zijn ook in de toekomst bestaan. Hetzelfde geldt voor de bestemming 'Wonen'. Alle aanwezige bedrijven kunnen hun bedrijfsvoering gewoon voortzetten. Vanwege aangescherpte wetgeving krijgt het bestemmingsplangebied wel een duidelijker zonering, zodat helder is waar zich in de toekomst welke bedrijven mogen vestigen. Daarbij wordt rekening gehouden met de in de nabije omgeving aanwezige woningen. Een groot deel van het gebied ten oosten van de Leigraaf kent een agrarische bestemming.

Het bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, planregels en een verbeelding.

1.2 Het Plangebied

Bedrijventerrein Engelenburg is gelegen aan de zuidkant van Twello (zie figuur 1.1). Het bedrijventerrein wordt aan de noordzijde begrensd door een groene zone welke de overgang vormt naar de bebouwde kom van Twello. De noordgrens wordt gevormd door de Westerlaan ter hoogte van het bedrijventerrein en een deel van de Doornweerdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied bedrijventerrein Engelenburg

De oostelijke grens van het van het bedrijventerrein wordt deels gevormd door de Leigraaf en deels door een aantal bedrijven die aan de oostkant van de Leigraaf gelegen zijn. De Zonnenbergstraat vormt de zuidgrens van het plan. De westzijde van het plangebied wordt gevormd door de achterzijden van de bedrijven aan de Engelenburgstraat en de Koppelstraat.

In het plangebied voor onderliggend plan is ook een deel van de agrarische percelen ten oosten van de Leigraaf opgenomen.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel gelden de volgende bestemmingsplannen (zie figuur 1.2):

  • Bestemmingsplan Engelenburg Noord (vastgesteld 3 juli, 2000)
  • Bestemmingsplan bedrijventerrein Molenstraat (vastgesteld 1 november, 1982)
  • Bestemmingsplan bedrijventerrein Engelenburg West (vastgesteld 28 oktober, 1991)
  • Bestemmingsplan Buitengebied 1996, art. 30 herziening

Sinds de vaststelling van deze bestemmingsplannen zijn daarnaast verschillende herzieningen vastgesteld en is recent een aantal 'postzegel' bestemmingsplannen vastgesteld. Deze zijn hieronder opgesomd:

  • Bestemmingsplan bedrijventerrein Engelenburg West, herziening ex artikel 30 WRO (vastgesteld, 8 juli 1996)
  • Partiële herziening 2004-1 van het bestemmingsplan Engelenburg-Noord (vastgesteld 23 mei, 2005)
  • Partiële herziening bestemmingsplan bedrijventerrein Molenstraat der gemeente Voorst (vastgesteld 3 juni, 1985)
  • Partiële herziening bestemmingsplan bedrijventerrein Molenstraat, genaamd wegverbreding Zonnenbergstraat, Voorst (vastgesteld 27 mei, 1991)
  • Bestemmingsplan Molenstraat, Herziening 1995-1, Molenstraat 96 te Twello (vastgesteld 24 april, 1995)
  • Bestemmingsplan Koppelstraat 25A, Twello (vastgesteld 25 oktober, 2010)
  • Bestemmingsplan Engelenburgstraat 10, Twello (vastgesteld 28 juni, 2010)
  • Bestemmingsplan Zonnenbergstraat 30 (vastgesteld 28 februari, 2011)

In aanvulling op bovenstaande plannen en herzieningen zijn er de afgelopen tientallen jaren tevens verschillende vrijstellingen verleend. Onderhavig bestemmingsplan vervangt deze plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Vigerende bestemmingsplannen op bedrijventerrein Engelenburg

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan bestaat uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van de plannen aan de hand van de verschillende milieuthema's en de economische uitvoerbaarheid toegelicht. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 gaat tenslotte in op overleg en inspraak na het in procedure brengen van het plan.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 De Ruimtelijke Structuur

Het plangebied bestaat uit twee hoofdwegen (de Leigraaf en de Koppelstraat) met daaraan een aantal zijwegen. Deze wegen worden ontsloten via de aan de zuidkant van het bedrijventerrein gelegen Zonnenbergstraat en de noordkant gelegen Westerlaan. Het plangebied is ontsloten via de Zonnenbergstraat richting Tienmorgen en via de Leigraaf en de Westerlaan richting de Zuiderlaan (richting A1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Ontsluiting plangebied

2.2 Landschap En Groenstructuren

Bedrijventerrein Engelenburg is een relatief groen bedrijventerrein. Binnen het plangebied liggen verschillende ruime groensingels en watergangen die het terrein een groene aanblik geven. Ook langs de wegen van het ruim opgezette bedrijventerrein zijn brede groenstroken aangelegd, waardoor het bedrijventerrein een geordende indruk geeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Impressies groen binnen bedrijventerrein Engelenburg

2.3 De Aanwezige Functies

Industrie en groothandelsbedrijven

Op het bedrijventerrein zijn uiteenlopende industriële en groothandelsbedrijven te vinden. Aan de Koppelstraat zijn onder meer een vleesverwerkend bedrijf en een plaatbewerkingsfabriek gevestigd. Daarnaast zijn er onder meer een stoffengroothandel, een bouw(materialen)bedrijf, een vuurwerkopslag, een groothandel in verwarming en sanitair en een tankstation (met lpg) aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0005.jpg"

Figuur 2.3 Bedrijven op bedrijventerrein Engelenburg

Detailhandel

Aan de Koppelstraat bevindt zich een pand waar tweedehands artikelen verkocht worden. Dit is het enige pand op bedrijventerrein Engelenburg waar detailhandel plaatsvindt.

Detailhandel in volumineuze goederen

Op bedrijventerrein Engelenburg vindt detailhandel in volumineuze goederen plaats. Zo zijn er onder meer meerdere autobedrijven actief en is er een tweetal bedrijven dat tuinmachines verkoopt.

Wonen

De aanwezige woningen zijn voornamelijk gesitueerd aan de Leigraaf. Binnen het deel van de Leigraaf ten noorden van de watergang zijn dit grotendeels burgerwoningen. In het zuidelijk deel bevinden zich langs de Leigraaf en de Engelenburgstraat bij een aantal bedrijven bedrijfswoningen. Ook aan de noordzijde van het plangebied bevinden zich bij bedrijven aan de Koppelstraat en de Weteringstraat bedrijfswoningen.

Onbebouwde bedrijfspercelen

Op bedrijventerrein Engelenburg zijn aan de Weteringstraat nog enkele percelen die nog niet in gebruik zijn door bedrijven. Het merendeel van deze percelen is ingericht als grasland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0006.jpg"

Figuur 2.4 Braakliggende terreinen aan de Weteringstraat

Ten westen van de Leigraaf is nog een aantal woon-werklocaties beschikbaar. Dit terrein ligt momenteel braak. Ten oosten van de Leigraaf is een aantal agrarische percelen opgenomen in onderliggend bestemmingsplan. (zie afbeelding 2.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0007.jpg"

Figuur 2.5 Agrarische percelen ten oosten van de Leigraaf

Overig

Naast deze functies is er binnen het plangebied ook een aantal andere functies aanwezig. Zo wordt het gebied doorsneden door twee centrale wegen en enkele zijwegen en is aan de noordwestkant van het plangebied een hogedruk gasleiding van de Nederlandse Gasunie gesitueerd. Daarnaast wordt het gebied van west naar oost doorkruist door een watergang. Zoals eerder aangegeven zijn tussen de bedrijfspercelen aan de westkant van het plangebied en rondom de woonbestemming aan de Leigraaf groenstroken te vinden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangetoond hoe het plan zich verhoudt tot het (toekomstige) beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures.

Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het rijk over aan de provincies en gemeenten. Dit geldt ook voor het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van de mensen. Bij het beheren van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Bij gebiedsontwikkeling wordt volgens het kabinet de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend. Voor een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling. Vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. Het rijk snoeit in procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten.

Bestemmingsplan

Vanuit de SVIR worden geen nadere regels gesteld ten aanzien van het vormgeven van het voorliggende bestemmingsplan.

3.3 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland (status structuurvisie)

De provincie Gelderland heeft haar integrale ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het overgangsrecht van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt dat het huidige streekplan aangemerkt moet worden als structuurvisie. In dit streekplan verwoordt de provincie haar eigen algemene ruimtelijke beleid in relatie tot de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn verwoord.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten "bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur" en het "organiseren in stedelijke netwerken". Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking.

Doelen die als uitwerking van de hoofddoelstelling worden gehanteerd zijn onder andere:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) realiseren
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie.

De provinciale ruimtelijke hoofdstructuur is tweeledig. Een deel dat betrekking heeft op de hoogdynamische functies en een deel dat betrekking heeft op functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek. Het deel waar hoogdynamische functies aanwezig zijn wordt gekenmerkt als het rode raamwerk. De gebieden waar laagdynamische functies zijn geconcentreerd, als het groenblauwe raamwerk. De verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid is gebaseerd op deze tweedeling.

Twello maakt deel uit van het rode raamwerk van de Stedendriehoek. In het streekplan is Twello aangewezen als één van de kansrijke knooppunten waar het regionale programma voor wonen en werken gerealiseerd moet worden. Bundeling wordt ingezet om te voorkomen dat de ruimteclaims al te zeer worden verspreid en zullen leiden tot éénvormigheid en verrommeling van het landschap.

Bestemmingsplan

Onderliggend bestemmingsplan zet in op het conserveren van de huidige functies en bestemmingen. Binnen het bedrijventerrein is nog ruimte voor inbreiding.

Structuurvisie "Bedrijventerreinen en werklocaties" (2010)

In juni 2010 heeft de provincie de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. De visie bevat nieuw beleid voor bedrijventerreinen en geeft weer hoe de uitvoering daarvan tot stand moet komen. De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vervangt hoofdzakelijk het generiek en regionaal beleid voor wat betreft het aspect ‘werken’ uit het onderdeel ‘Rode Raamwerk’ uit het Streekplan Gelderland 2005. Filosofie van de visie is dat eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. De hoofddoelstelling van deze structuurvisie is tweeledig:

  • voldoende aanbod aan terreinen van een goede kwaliteit die aansluit op de vraag van bedrijven.
  • zorgvuldig gebruik van de ruimte en bedrijventerreinen die energiezuinig en klimaatbestendig zijn.

Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting. Een aspect wat daarbij van groot belang is, is de implementatie van de SER-ladder. Met behulp van de SER-ladder wordt aan de hand van de volgende stappen afgewogen of uitbreiding noodzakelijk is:

  1. 1. bepalen regionale vraag naar ruimte;
  2. 2. bouwen binnen bestaand stedelijk gebied;
  3. 3. bouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

Met deze afwegingsprocedure wil de provincie de verrommeling tegengaan en zorgvuldig ruimtegebruik stimuleren. Ook wordt inbreiding boven uitbreiding gesteld, zodat onnodige verstedelijking wordt voorkomen. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

De SER-ladder is onlangs ook in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen, in lid 2 van artikel 3.1.6. Voor elke nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving geven van de hierboven genoemd stappen.

De provincie is voor de realisatie van de doelstellingen mede afhankelijk van de samenwerkende gemeenten. In 2009 hebben alle zes de Gelderse regio’s in dit kader een economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (EPO) voor bedrijvigheid opgesteld. In deze documenten zijn regionale voornemens gericht op de kwantitatieve en de kwalitatieve (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen geformuleerd. De provincie verzoekt de regio’s de EPO’s nader uit te werken en te specificeren tot een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB). In de RPB’s worden afspraken vastgelegd over de uitwerking en uitvoering van het beleid op regionale schaal. Het RPB heeft als belangrijkste doel om het bedrijventerreinenaanbod zowel kwalitatief als kwantitatief zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan terreinen. Het RPB is een gezamenlijk document van de provincie en samenwerkende gemeenten. Het RPB is een dynamisch document. Jaarlijks worden afspraken, afhankelijk van de feitelijke ontwikkelingen, bijgesteld of aangescherpt.

Bestemmingsplan

Gezien het feit dat de in Twello geprogrammeerde terreinen een lokaalcentraal karakter hebben, is het bestemmingsplan in overeenstemming met het beleid uit de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties.

Hieronder volgen de stappen van de SER ladder.

  1. 1. Bepalen regionale vraag naar ruimte

Op 26 mei 2011 hebben de gemeenten in de Stedendriehoek met het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) ingestemd; dit programma loopt tot en met 2015. In het RPB is de regionale behoefte aan nieuwe bedrijfskavels bepaald. Met vaststelling van het RPB zijn afspraken gemaakt ten aanzien van vraag en aanbod van bedrijventerreinen. Deze behoefteraming heeft plaatsgevonden op basis van getallen van het CPB en heeft als peildatum oktober 2012. Hieruit komt naar voren dat er in de periode 2009-2020 een totale behoeftevraag bestaat van 284 hectare in de regio Stedendriehoek, deels uitbreiding (196 hectare), deels vervanging (88 hectare). Onderscheid is gemaakt in harde plannen (door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan) en zachte plannen. Het totaal uitgeefbaar oppervlak bedraagt 183,1 hectare in harde plannen en 116,6 hectare in zachte plannen (totaal 299,7 hectare).

Een eventuele uitbreiding van bedrijventerrein Engelenburg wordt in het RPB als Twello Zuid Zuid-West aangeduid. Het plan kent de status van 'zacht' plan en staat in het RPB opgenomen met een oppervlak van 17 hectare uitgeefbare grond. Deze 17 hectare bestaat uit twee fasen. In fase 1 moet een oppervlak van 10 hectare worden ontwikkeld. Een nadere afweging moet helder maken of de resterende 7 ha nog noodzakelijk is. Gezien de gewijzigde economische omstandigheden wordt met dit bestemmingsplan vooralsnog geen invulling gegeven aan de visie zoals die is opgenomen in het RPB.

  1. 2. Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

Aan de behoefte aan bedrijfskavels van 10 + 7 ha kan met de bestaande bedrijventerreinen binnen gemeente Voorst niet tegemoet gekomen worden. Op bedrijventerrein Engelenburg is nog circa 1 hectare uitgeefbaar. Op bedrijventerreinen Nijverheid en 't Belt is na herstructurering van deze bedrijventerreinen nog circa 2,4 hectare uitgeefbare grond beschikbaar. Echter, gezien de gewijzigde economische omstandigheden, biedt dit bestemmingsplan vooralsnog geen extra uitbreidingsmogelijkheden.

  1. 3. Bouwen buiten bestaand stedelijk gebied

Zoals bovenstaande toegelicht is binnen de bestaande bedrijventerreinen onvoldoende uitgeefbaar terrein beschikbaar is om aan de behoefteraming zoals deze in het RPB is opgenomen te voldoen. Met het oog op nieuwe bedrijfskavels heeft de gemeente in 2011 de Beleidsvisie Bedrijventerrein Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello vastgesteld. Overwogen is in dit bestemmingsplan een mogelijkheid voor uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein op te nemen. Vooralsnog is hiervan afgezien.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 15 december 2010. Op 27 juni 2012 is een eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

Deze verordening is een gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in juli 2008 in werking trad. Deze wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn regels opgenomen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op het streekplan.

In de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening zijn bedrijventerreinen als nieuw beleidsthema opgenomen. In de toelichting op dit thema is aangegeven dat als uitwerking van de hierboven beschreven "Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties" per regio een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) wordt opgesteld. Zoals hierboven beschreven hebben de gemeenten in de Stedendriehoek in mei 2011 ingestemd met het RPB voor de Stedendriehoek.

Bestemmingsplan

Het reeds bebouwde deel van het plangebied is in de Ruimtelijke Verordening aangewezen als bestaand stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0008.png"

Figuur 3.1 Kaart uit Ruimtelijke Verordening Gelderland

3.4 Regionaal Beleid

Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).

De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio 'compleet'. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.

De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:

  • Duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling
  • Natuur, landschap en landbouw ontwikkelen in functiecombinaties
  • Regionale bereikbaarheid verbeteren door hoogwaardig openbaar vervoer
  • Stedelijke herstructurering gaat boven nieuwe stadsuitbreidingen
  • Toevoegen van centrumstedelijke en landelijke woonmilieus.

Bestemmingsplan

De actualisatie van de bestemmingsplannen voor bedrijventerrein Engelenburg sluit aan bij de uitgangspunten van de Regionale Structuurvisie.

3.5 Gemeentelijk Beleid

Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 31 januari 2005 heeft gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst vastgesteld. Er wordt een visie gegeven op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. Bedrijvigheid in gemeente Voorst kenmerkt zich door de korte, directe lijnen tussen ondernemers en gemeente en de hechte relatie met de plaatselijke gemeenschap. De over het algemeen kleinschalige bedrijvigheid (maximaal 1 hectare per bedrijf) concentreert zich rond de kern Twello. Behoefte tot uitbreiding bestaat dan ook met name op de in Twello gelegen bedrijventerreinen.

In de toekomstvisie is onderzoek gedaan naar de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen binnen de gemeente. Vanuit die behoefte is ondermeer Engelenburg Noord al gerealiseerd. Verdere voor 2005 uitgevoerde behoefteramingen zijn intussen ingehaald door de tijd.

Bestemmingsplan

Bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de ambities uit de toekomstvisie.

Beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello

In 2011 is een beleidsvisie opgesteld met betrekking tot de ontwikkelingen op de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg. Het bedrijventerrein Engelenburg is vanaf de jaren '80 ontwikkeld en bestaat uit drie delen, zijnde Engelenburg, Engelenburg-West en Engelenburg-Noord. De kwaliteit van Engelenburg is de nabijheid van het dorp en de vrijheid die Engelenburg als eigen enclave binnen haar ruimtelijke grenzen kan bieden. Het bedrijventerrein vormt de rand van het dorp en is daarmee een belangrijke toegang tot het dorp Twello, ontsloten vanaf de Zuiderlaan, Westerlaan en Leigraaf / Tienmorgen, wat hoge eisen stelt aan de overgang van bedrijventerrein naar landschap.

Tijdens deze studie is voor het bedrijventerrein Engelenburg gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijventerrein. In onderliggend plan is geen uitbreiding opgenomen. Op het bestaande bedrijventerrein is nog 1 hectare onbenutte ruimte.

Belangrijke conclusies uit deze visie zijn:

  • De vrijliggende en vrijkomende ruimte binnen de bestaande bedrijventerreinen moeten indien mogelijk worden benut voor bedrijfsdoeleinden.
  • Voor de inpassing van uitbreiding moet rekening worden gehouden met afschermende landschappelijke beplantingen.
  • De ruimtelijke uitstraling van de bedrijventerreinen ten opzichte van het dorp en de omgeving moet worden verbeterd.

Op 19 september 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsvisie vastgesteld.

Bestemmingsplan

Middels dit bestemmingsplan vindt de planologisch juridische vertaling plaats van de uitgangspunten uit de beleidsvisie. Echter, gezien de gewijzigde economische omstandigheden is vooralsnog geen invulling gegeven aan de mogelijkheden voor uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein zoals in deze visie is verwoord.

Welstandsnota (2011)

In 2004 heeft de gemeente Voorst een Welstandsnota opgesteld. Op 4 juli 2011 is deze gewijzigd vastgesteld. In de nota is vastgesteld dat de bedrijventerreinen in Voorst veelal aan de rand van de bebouwing liggen en daarmee een entree tot de dorpen zijn. Aangegeven is dat bij uitbreiding veel aandacht uit moet gaan naar de landschappelijke inpassing en de beeldkwaliteit. Het welstandsbeleid dient echter geen beperkingen op te leveren voor het normaal kunnen functioneren van de aanwezige bedrijven. Gezien de vaak gevoelige ligging van de bedrijventerreinen wordt wel waarde gehecht aan het representatieve karakter van de bebouwing langs de doorgaande wegen en aan de dorpsrand. Het welstandsbeleid is gericht op het behoud en ontwikkelen van deze waarden.

Bestemmingsplan

In onderliggend bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit de welstandsnota. Zo worden waar mogelijk langs de randen groenbestemmingen opgenomen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Voorliggend bestemmingsplan betreft grotendeels een conserverend plan. Dit betekent dat de huidige en vigerende situatie uitgangspunt zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten opgenomen zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn gehanteerd.

Het bedrijventerrein Engelenburg is in de jaren '80 in fases ontwikkeld. Het terrein vormt aan de zuidzijde van Twello een belangrijke entree functie voor het dorp. Het bedrijventerrein kent een grote diversiteit in bedrijfssoorten. Naast de bedrijfsfuncties kent het plangebied aan de oostzijde een agrarisch perceel.

Tevens zijn diverse woningen in het plangebied aanwezig. Langs de Leigraaf zijn dit reguliere burgerwoningen, aan de oostzijde en aan de westzijde van de Leigraaf is een strook ingericht voor woon-werk locaties. Nog niet alle hier beschikbare percelen zijn uitgegeven.

De infrastructuur van het bedrijventerrein is afgestemd op de functie van het gebied. De wegen zijn ruim van opzet en het gebied is goed bereikbaar.

Bestemmingen

In dit bestemmingsplan worden de aanwezige functies zoveel mogelijk conserverend bestemd. De functie "Bedrijventerrein" vormt de hoofdmoot. Andere bestemmingen in het bestemmingsplan zijn: "Agrarisch", "Wonen 1" en "Wonen 2", "Groen", "Verkeer", "Verkeer-Verblijfsgebied" en "Water". Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een groen perceel aan de westzijde van de Leigraaf. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt de bouw van een woning met bedrijfsgebouwen mogelijk.

Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten van onderliggend plan opgesomd:

Actualisering milieuzonering

In de vigerende situatie is een milieuzonering opgenomen op een groot deel van het bedrijventerrein. In het algemeen zijn aan de randen van het bedrijventerrein die in de nabijheid van woongebied liggen lagere categorieën toegestaan. Hogere milieucategorieën zijn toegestaan aan de westzijde van het terrein en in de zuidoosthoek. De categorieën van de aanwezige bedrijven passen niet (meer) overal bij de milieuzonering. Daarnaast is de milieuzonering soms in conflict met de aanwezige (bedrijfs)woningen. De milieuwetgeving die ten grondslag ligt aan de milieuzonering is in de loop der jaren verder aangescherpt waardoor de feitelijke en de vigerende situatie op sommige locaties in strijd zijn met de huidige regelgeving. Met dit bestemmingsplan is de milieuzonering geactualiseerd. Bij het toepassen van de milieuzonering is zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanwezige (bedrijfs)woningen in en om het plangebied. Paragraaf 5.2.3 geeft hierop een verdere toelichting. Bij het opstellen van de milieuzonering is tevens zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige milieuzonering voor zover deze in het vigerend bestemmingsplan (Engelenburg-Noord) is opgenomen.

Op plaatsen waar de huidige bedrijfsvoering niet in overeenstemming is met de milieuzonering, hebben de bedrijven een specifieke aanduiding (maatbestemming) gekregen. Hiermee kan de huidige bedrijfsvoering worden voortgezet. Bij eventueel beëindigen van de bedrijfsactiviteit, wordt teruggevallen op de milieuzonering zoals die is opgenomen.

Bedrijfswoningen

Het bedrijventerrein kent diverse (bedrijfs)woningen. Deze zijn in onderliggend bestemmingsplan gehandhaafd. Een uitbreiding van bedrijfswoningen is echter niet gewenst, Door stringentere milieuregelgeving zou uitbreiding met nieuwe bedrijfswoningen ook een beperking betekenen voor de bestaande bedrijven. Ook voor bedrijfswoningen geldt eenzelfde beschermingsniveau ten aanzien van de milieuhinder voor aangrenzende bedrijven (denk aan geluidhinder etc.), als voor burgerwoningen. Daarbij komt dat een bedrijfswoning met de nu beschikbare beveiligingstechniek niet meer noodzakelijk is voor de economische bedrijfsvoering.

Het vigerende bestemmingsplan Engelenburg Noord laat op een aantal locaties nog wel nieuwe bedrijfswoningen toe. Het verwijderen van deze mogelijkheid zou een verlies van bestaande rechten zijn en daarmee planschade tot gevolg kunnen hebben. Tegelijkertijd is het de vraag of de bedrijven gebruik zullen maken van deze bebouwingsmogelijkheid, omdat de behoefte er niet is en omdat een woning de ruimte voor bedrijfsbebouwing zou innemen. Er is daarom gekozen voor een tweesporenbeleid. Daar waar het vigerende plan een nieuwe bedrijfswoning mogelijk maakt, is dat in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Tegelijkertijd is aan de bedrijven een periode van een jaar na inwerking treding van het plan gegeven om van de mogelijkheid van de bouw van een bedrijfswoning gebruik te maken. Als daar geen gebruik van is gemaakt, kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan op dit punt wijzigen door de mogelijkheid van bouw van nieuwe bedrijfswoningen te schrappen. De periode van een jaar is gebaseerd op de jurisprudentie over planschade. Een wijziging van het planologisch beleid moet een bepaalde periode van tevoren bekend worden gemaakt. Als dat is gebeurd dan is er sprake van voorzienbaarheid en is er geen recht op planschade. Met deze regeling wordt er recht gedaan aan de bestaande planologische mogelijkheid en tegelijkertijd worden er geen onnodige beperkingen opgelegd aan de bedrijfsactiviteiten. De al bestaande bedrijfswoningen houden hun planologisch recht en vallen buiten deze regeling.

Detailhandel in volumineuze goederen

In Twello bestaan verschillende bedrijventerreinen, namelijk bedrijventerrein Engelenburg, bedrijventerrein Nijverheid en bedrijventerrein 't Belt. Binnen deze bedrijventerreinen is ruimte voor detailhandel in volumineuze goederen. We onderscheiden op de bedrijventerreinen twee soorten van detailhandel in volumineuze goederen.

1. Detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, motoren, aanhangwagens en landbouwwerktuigen;

2. Detailhandel in volumineuze goederen zoals keukens, badkamers, meubels, tuinartikelen en bouwmarkten.

Op het bedrijventerrein is in de huidige situatie op een aantal plaatsen detailhandel in volumineuze goederen-1 aanwezig en toegestaan. In dit bestemmingsplan wordt deze vorm van detailhandel in volumineuze goederen bij recht binnen de bestaande bestemming toegestaan. Detailhandel in volumineuze goederen-2 is echter op het bedrijventerrein Engelenburg niet aanwezig en wordt ook in de toekomst niet toegestaan. Als in dit bestemmingsplan gesproken wordt over detailhandel in volumineuze goederen, dan betreft het dus de detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, motoren, aanhangwagens en landbouwwerktuigen.

Bebouwingsbepalingen en bouwvlakken

De bouwhoogtes zoals in de vigerende situatie waren vastgelegd worden gehandhaafd. Tevens is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee een verruiming van de bouwhoogte (tot een hoogte van 15 meter) mogelijk wordt. Het bebouwingspercentage is 80%.

Voor de positionering van de bouwvlakken is zoveel mogelijk aangesloten bij de vigerende bestemmingsplannen. Daarbij is rekening gehouden met de ligging van de aanwezige panden. Alle binnen dit bestemmingsplan aanwezige bedrijfsgebouwen zijn gelegen binnen een bouwvlak. Voor woningen geldt een soortgelijke regeling, bijgebouwen binnen deze bestemming mogen echter ook buiten het bouwvlak gerealiseerd worden. Bij het vastleggen van de bouwvlakken is ook rekening gehouden met de kadastrale grenzen. Daar waar deze afwijkt van de vigerende plannen is er voor gekozen de kadastrale grens te volgen.

Infrastructuur en openbare ruimte

De huidige infrastructuur en functies in de openbare ruimte worden gehandhaafd. In het vigerend bestemmingsplan waren nog niet alle wegen specifiek aangeduid omdat delen van het bedrijventerrein nog niet ontwikkeld waren. Nu zijn deze conform de huidige infrastructuur op de verbeelding vastgelegd.

Daarnaast loopt er door het plangebied een hogedruk aardgasleiding. Deze krijgt in het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Leiding - Gas".

Woningen Leigraaf

De woningen aan de Leigraaf krijgen zowel aan de west- als aan de oostzijde een woon-werkfunctie. Voor de woningen aan de westzijde komt dit overeen met de vigerende situatie. Eenzelfde regeling is nu ook opgenomen voor de woningen aan de oostzijde. De woningen behouden hun woonfunctie, maar daarnaast wordt de bewoners meer ruimte gegeven voor het combineren van wonen en werken.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

Onderliggend bestemmingsplan is een grotendeels conserverend plan. Dit betreft het deel van het plangebied wat nu al een bedrijvenbestemming heeft. Wanneer in de toekomst een ontwikkeling geïnitieerd wordt binnen dit deel van het plangebied moeten in het kader van de te doorlopen (planologische) procedures onderzoeken worden uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten.

Tijdens het proces om te komen tot dit bestemmingsplan is overwogen een mogelijkheid voor uitbreiding van het bedrijventerrein op te nemen. De beoogde locatie was gelegen aan de oostzijde van de Leigraaf. In dit kader zijn diverse onderzoeken verricht. Uiteindelijk is gezien de gewijzigde economische omstandigheden besloten de uitbreidingsmogelijkheid niet meer op te nemen in het bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk zijn de effecten van de verschillende milieuthema's beschouwd. De conclusies uit de onderzoeken welke betrekking hebben op uitbreiding van het bedrijventerrein zijn in dit hoofdstuk niet opgenomen. Bij enkele thema's is als bijlage een onderzoek opgenomen waarbij ook melding wordt gemaakt van de mogelijkheid voor uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein.

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Inleiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet daar waar nodig onderzoek plaatsvinden naar de voor het plangebied relevante milieuaspecten. Onderstaand wordt hier per milieuaspect op ingegaan.

5.2.2 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.

De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien het historisch onderzoek concludeert dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Bedrijventerrein

Omdat op het bestaande bedrijventerrein geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn hiervoor in dit stadium geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij eventuele wijzigingen danwel uitbreidingen van bebouwing dient een dergelijk onderzoek te worden verricht in het kader van de omgevingsvergunning.

Conclusie

Dit bestemmingsplan betreft een grotendeels conserverend plan dat niet direct functiewijzigingen mogelijk maakt. Het bedrijventerrein is ook nu al bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Een verkennend bodemonderzoek naar de bodemkwaliteit is daarom in dit stadium niet noodzakelijk.

5.2.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de ontwikkeling van hinderveroorzakende functies (bedrijven) in de buurt van gevoelige bestemmingen (in onderliggend bestemmingsplan alleen woningen):

  1. 1. ter plaatse van gevoelige bestemmingen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd
  2. 2. de bedrijfsvoering/milieuruimte van de betreffende bedrijven niet wordt ingeperkt als gevolg van de beoogde ontwikkelingen

Om in het bestemmingsplan bedrijven en woningen op een juiste wijze naast elkaar te kunnen laten bestaan, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Hierbij wordt bedoeld het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies (zoals wonen) anderzijds. Voor deze ruimtelijke scheiding wordt gewerkt met de afstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Voor verschillende milieucategorieën zijn richtafstanden weergegeven. De milieucategorieën zijn ingedeeld in een range van 1 tot en met 6. Bedrijven met categorie 1 hebben een kleine hindercirkel. Categorie 6 bedrijven zijn in het algemeen zware industriële bedrijven met relatief grote hindercirkels. De hindercirkels worden bepaald voor de aspecten geur, geur, stof, geluid en gevaar. De hindercirkels zijn weergegeven in richtlijnen. Door het treffen van maatregelen kan het zijn dat de werkelijke hinderafstand kleiner is dan de afstanden uit de richtlijnen. Gemotiveerd kan daarom worden afgeweken van de richtlijnen en kan een afwijkende zonering worden aangebracht. Daarbij moet worden aangetekend dat de zonering die gebaseerd is op de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering bedoeld is voor nieuwe situaties, waarbij een bedrijventerrein wordt ontwikkeld naast woningen of omgekeerd. De richtafstanden zoals opgenomen in de genoemde VNG brochure zijn wel een goede leidraad voor de op te nemen milieuzonering voor een bestaand gebied.

In onderliggend plan hebben we grotendeels te maken met een bestaand bedrijventerrein waarover in het in verleden middels vigerende plannen ook al zonering gelegd is. Met deze actualisatie wordt de milieuzonering van het gebied opnieuw beschouwd.

Omgevingstype

Om over een gebied een milieuzonering te kunnen leggen, moet eerst de gevoeligheid van een gebied worden bepaald. De gevoeligheid van een gebied wordt bepaald door het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in twee omgevingstypen, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Rustige woonwijk / rustig buitengebied

Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. De richtafstanden bij dit omgevingstype zijn opgenomen in tabel 5.1.

Gemengd gebied

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Bij een gemengd gebied mogen de richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind.

In tabel 5.1 zijn de richtafstanden voor beide omgevingstypen weergegeven.

Tabel 5.1 Richtafstanden conform VNG-publicatie

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Bedrijventerrein

Om te kunnen bepalen met welk omgevingstype bij het plan rekening moet worden gehouden, is de omgeving van het plangebied bepalend, niet het bedrijventerrein zelf. Het gebied rondom Engelenburg behoort grotendeels tot het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. De woningen op het bedrijventerrein zelf en het gebied rond de Leigraaf kunnen als 'gemengd gebied' worden beschouwd. Voor de (bedrijfs)woningen gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap verlaagd worden (zie tabel 5.1).

Opzet milieuzonering

Vanuit de aanwezige woningen binnen en buiten het plangebied zijn op basis van de richtafstanden uit tabel 5.1 indicatieve contouren weergegeven. Hieruit volgt een 'theoretische zonering'. Wanneer deze gehanteerd wordt, zijn er, vanuit de woningen redenerend, nergens knelpunten. Een goed woon- en leefklimaat wordt hiermee gegarandeerd. Echter, in de werkelijke situatie is deze zonering niet mogelijk. In het verleden is een zonering toegepast waarbij geen rekening is gehouden met aanwezige woningen. De regelgeving hieromtrent is in de loop der jaren van kracht geworden en de feitelijke en vigerende situatie is hiermee op sommige locaties in strijd met de huidige regelgeving.

In onderstaande figuren is de opbouw van deze theoretische zonering naar de zonering welke op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan is opgenomen, toegelicht.

In figuur 5.1 is de zonering vanuit de woningen buiten het plangebied van bedrijventerrein Engelenburg weergegeven. Hierbij zijn de richtafstanden van de rustige woonwijk en rustig buitengebied gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0009.jpg"

Figuur 5.1 Theoretische zonering vanuit woningen rondom plangebied Engelenburg

Figuur 5.2 bevat de theoretische zonering vanuit de woningen binnen het plangebied (langs de Leigraaf en verspreid over het bedrijventerrein). Zoals eerder toegelicht hebben we hiervoor de richtafstanden van een gemengd gebied gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0010.jpg"

Figuur 5.2 Theoretische zonering vanuit woningen binnen plangebied Engelenburg

Door deze twee theoretische zoneringen te combineren wordt een duidelijk beeld gevormd van de zonering die mogelijk is binnen het plangebied. In figuur 5.3 is deze gecombineerde zonering weergegeven. Deze figuur geeft dus de milieuruimte weer die, vanuit de woningen gezien, beschikbaar is. Vervolgens is op basis van deze zonering de zonering opgesteld zoals die op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan is opgenomen. Dit is gedaan aan de hand van de volgende criteria:

  • handhaving van de huidige bedrijven en hun bedrijfsvoering;
  • goed woon- en leefklimaat voor de woningen buiten en binnen het plangebied;
  • rekening houden met de in de vigerende plannen opgenomen milieuzonering;
  • zonering volgt zoveel mogelijk de grenzen van de huidige bedrijfskavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0011.jpg"Figuur 5.3 Gecombineerde theoretische zonering plangebied Engelenburg.

Bovenstaande zonering en uitgangspunten vormen de basis voor de zonering zoals deze is opgenomen op de verbeelding bij dit bestemmingsplan. De daadwerkelijke zonering welke op de verbeelding van het bestemmingsplan is opgenomen, is niet altijd de maximaal mogelijke milieuruimte die bedrijven zouden kunnen innemen, omdat hier zoveel als mogelijk is aangesloten op de reeds vigerende planologische situatie. Daarnaast is een aantal percelen aanwezig waarin de milieuruimte die past bij het bedrijf hoger is dan de theoretische zonering laat zien. Uitgaande van die theoretische zonering passen deze bedrijven in principe niet op de huidige locatie.

Vergelijking vigerende zonering met nieuwe zonering

Onderstaand is een tweetal figuren weergegeven met daarop de verschillen tussen de vigerende zonering en de nieuwe zonering zoals die op de verbeelding is opgenomen. Te zien is dat op sommige plekken een afwijkende milieucategorie is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0012.jpg"

Figuur 5.4 Zonering vigerend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0013.jpg"

Figuur 5.5 Zonering zoals opgenomen in dit bestemmingsplan (inclusief maatbestemmingen)

Wanneer de beide bovenstaande figuren worden vergeleken, worden de volgende conclusies getrokken:

  • Op hoofdlijnen is de vigerende zonering gehanteerd. In de nabijheid van woningen zijn lagere categorieën toegestaan, maximaal categorie 2. Bij solitaire bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is hiervan afgeweken. Dit geeft te grote beperkingen voor de bedrijven die aanwezig zijn op het bedrijventerrein danwel die zich hier in de toekomst willen vestigen.
  • Aan de westzijde van het bedrijventerrein is een grotere milieuruimte toegestaan op sommige plekken dan in de vigerende situatie. Deze locaties zijn op ruimere afstand van woningen gelegen. Vestiging van categorie 4 bedrijven wordt nadrukkelijk op deze locaties mogelijk gemaakt. In Twello zijn niet veel andere locaties waar een dergelijk bedrijf zich kan vestigen.
  • Het gebied ten oosten van de Leigraaf krijgt daarentegen een wat lagere categorie dan in de vigerende situatie is toegestaan (3.1 in plaatse van 4.1). Hierbij is in beperkte mate rekening gehouden met de aanwezige bedrijfswoning aan de Engelenburgstraat 8.
  • Op een aantal plaatsen zijn maatbestemmingen opgenomen omdat deze bedrijven niet passen binnen de zonering zoals aangeduid, dit zijn bedrijven van een hogere categorie. Deze bedrijven worden met deze maatbestemmingen toegestaan op de huidige locatie. Echter bij verhuizing en nieuw vestiging van een ander bedrijf wordt teruggevallen op de zonering zoals weergegeven in figuur 5.5. In tabel 5.2 is een overzicht opgenomen van de gevestigde bedrijven die een maatbestemming hebben gekregen.

Tabel 5.2 Bedrijven met afwijkende categorieën

Bedrijf Adres Activiteit Categorie op bedrijvenlijst gemeente Categorie zonering bestemmings- plan
Voith Turbo B.V. Koppelstraat 3 groothandel in aandrijftechnieken 3.2 2
Tankstation De Croon B.V. Leigraaf 44 tankstation met LPG en autohandel met werkplaats 4.1 3.2
Bewet V.O.F. Engelenburgstraat 6 kunstofverwerking (zonder fenolharsen) 4.1 3.2
Basis B.V. Engelenburgstraat 29 kunstofverwerking (zonder fenolharsen) 4.1 3.2
Wolff Vuurwerk B.V Engelenburgstraat 31 opslag vuurwerk 5.3 4.1
R. Nijland-Bakker Weteringstraat 3 vervaardigen van kleding 3.1 2

5.2.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden, namelijk:

  • wegverkeerslawaai;
  • railverkeerslawaai;
  • industrielawaai.

Wegverkeerslawaai

In de wet geluidhinder is bepaald dat iedere weg een geluidzone heeft, met uitzondering van 30 km / uur wegen en woonerven. De breedte van de zone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Wanneer binnen een geluidzone van de weg nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden (zoals woningbouw), dient middels een akoestisch onderzoek de geluidbelasting te worden bepaald.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt, zodat het uitvoeren van akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.

De meeste woonbestemmingen binnen het bedrijventerrein Engelenburg zijn bestaande woningen. Echter, een aantal kavels is nog niet ontwikkeld. Dit betreffen de kavels aan de Leigraaf. In het vigerend bestemmingsplan zijn deze kavels ook al aanwezig. De geluidbelasting op deze kavels overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In het verleden is hiervoor ontheffing verleend en zijn hogere grenswaarden vastgesteld. De meest zuidelijk gelegen, nog niet ontwikkelde kavel, is in het vigerend plan nog niet opgenomen. Vooralsnog is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid (wro-zone - wijzigingsgebied) opgenomen, waarmee in de toekomst de bestemming 'Wonen-2' op dit perceel mogelijk wordt gemaakt. Wanneer hiervoor een wijzigingsplan in procedure wordt gebracht, dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Gezien de ligging van het perceel ten opzichte van de Leigraaf, zal naar verwachting ook hier een hogere grenswaarde moeten worden vastgesteld.

Railverkeerslawaai

Ook voor spoorlijnen gelden geluidzones, waarbinnen bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De breedte van de geluidzones is per spoorlijn bepaald. Dit bestemmingsplan ligt echter buiten het invloedsgebied van een spoorlijn, daarom is een akoestisch onderzoek naar railverkeerslawaai niet noodzakelijk.

Industrielawaai

Vanuit de Wet geluidhinder dient op een industrieterrein waarop zich 'grote lawaaimakers' bevinden een geluidzone te worden toegepast. Grote lawaaimakers zijn inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In het besluit omgevingsrecht is vastgelegd welke categorieën bedrijven hieronder vallen. Middels een geluidzone wordt de geluidbelasting beperkt. Op het bedrijventerrein Engelenburg bevinden zich echter geen grote lawaaimakers, zodat geen geluidzone aanwezig is. Daarom is een akoestisch onderzoek naar industrielawaai niet noodzakelijk.

5.2.5 Luchtkwaliteit

De 'Wet luchtkwaliteit' (onderdeel van de Wet milieubeheer) stelt grens- en richtwaarden voor concentraties van stoffen in de buitenlucht. De belangrijkste stoffen hierbij zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Voor deze beide stoffen zijn grenswaarden gesteld van 40 µg/m3. Deze grenswaarden mogen niet worden overschreden.

Tevens is in deze wet het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project een NIBM bijdrage aan de luchtkwaliteit kent, is het plan inpasbaar en is toetsing aan de grenswaarden niet meer noodzakelijk. Een project is NIBM indien de bijdrage niet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde. Daarnaast zijn in de Regeling NIBM algemene richtlijnen opgenomen voor bepaalde categorieën (o.a. woningbouw en kantoorlocaties). Wanneer aan deze richtlijnen wordt voldaan, is de ontwikkeling NIBM.

Bedrijventerrein

Op het bestaande bedrijventerrein vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Dit betekent dat het bestemmingsplan als NIBM kan worden beschouwd en toetsing niet noodzakelijk is.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van bestemmingsplan Engelenburg.

5.2.6 Externe veiligheid

Externe Veiligheid (EV) heeft betrekking op de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis gaat tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving voor externe veiligheid (Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Besluit externe veiligheid buisleidingen) hanteert twee normstellingen, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt, geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.

In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Risico's verbonden aan de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Voor toetsing wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn in het algemeen inrichtingen waar zich grote groepen bevinden (bv. grotere kantoren), danwel mensen een groot deel van de dag verblijven (bv. woningen) of waar mensen verblijven die minder zelfredzaam zijn (bv. ziekenhuizen). Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld verspreid liggende woningen, (kleinere) kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen en de overige recreatieterreinen. Kwetsbare objecten mogen niet binnen een PR 10-6 contour aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare objecten mogen dat onder voorwaarden wel.

Bedrijventerrein

Binnen het plangebied zijn twee inrichtingen aanwezig waar gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen, namelijk bij LPG tankstation Jan de Croon (Leigraaf 44) en Wolff Vuurwerk bv (Engelenburgstraat 31). Figuur 5.6 geeft een uitsnede van de risicoatlas. Hieruit is op te maken dat de PR 10-6 contouren van het LPG station zich niet bevinden op kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van externe veiligheid.

Het bedrijf Wolff Vuurwerk bv werkt onder de werkingssfeer van het vuurwerkbesluit. Het bedrijf heeft bufferbewaarplaatsen alleen voor consumentenvuurwerk. Ook voor dit bedrijf is een 10-6 contour weergegeven. Deze bevindt zich op de terreingrens van het bedrijf. Dit betekent dat zich hier eveneens geen kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten binnen de contour bevinden.

De 10-6 contouren zijn weergegeven op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0014.jpg"

Figuur 5.6 Weergave van externe veiligheidsbronnen uit de risicokaart (bron: risicokaart)

Aan de westzijde van het bedrijventerrein loopt een hoge druk gasleiding. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (2011) kent een aardgastransportleiding een belemmeringenstrook van 5 meter aan beide zijden vanaf het hart van de leiding. Binnen deze strook gelden beperkingen. Deze strook moet ten alle tijde goed toegankelijk zijn voor personeel van de Gasunie en/of personeel dat in opdracht van Gasunie werkzaamheden aan de leiding verricht. In 2010 zijn voor deze leiding indirecte berekeningen naar het plaatsgebonden risico uitgevoerd (in het kader van bestemmingsplan Koppelstraat 25a). Hieruit blijkt dat de 10-6 risicocontour ligt op 0 meter van de leiding. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor realisatie van het plan. Voor wat betreft het groepsrisico kan gesteld worden dat het plangebied binnen de invloedssfeer van de leiding ligt. Het plan voorziet niet in toename van het aantal aanwezige personen binnen het plangebied en/of het toestaan van (beperkt) kwetsbare objecten, aangezien het plan alleen voorziet in opslagruimte. Het groepsrisico hoeft daarom niet nader te worden verantwoord.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van bestemmingsplan Engelenburg.

5.3 Waterhuishouding

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.

Tauw heeft in een watertoetsnotitie de wateraspecten voor dit bestemmingsplan uiteengezet (kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL, 23 augustus 2012, bijlage 1). Hieruit valt af te leiden dat in de omgeving van het bedrijventerrein Engelenburg sprake is van een relatief ondiepe ontwatering. Ter plaatse van de agrarische percelen aan de oostkant van de Leigraaf varieert de grondwaterstand tussen de 0 en 1 m –mv. In het gebied is sprake van permanente kwel van het Veluwe massief en periode kwel van de IJssel. Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig, het betreft twee A-watergangen. Eén watergang, de Koppelleiding, loopt halverwege het plangebied van west naar oost. De andere watergang, de Oude Twellose beek, takt daar ter hoogte van de Koppelstraat op aan. Op deze watergangen en de bijbehorende beschermingszone (de keurzone, tot 5 m uit de insteek van de watergang) is de Keur van toepassing.

Ter plaatse van het bestaande bedrijventerrein is momenteel een verbeterd gescheiden stelsel aanwezig. In de toekomst wordt een ringtransportleiding aangelegd vanaf gemaal Koppelstraat dat het water verzamelt en verpompt naar de gemaal Kruisakkerweg die het verpompt richting de RWZI. Nu wordt dit nog geloosd op het vrijvervalstelsel van Twello.

Het hemelwater dat op de daken valt, wordt in het zuidelijke deel grotendeels geloosd op de aanwezige watergang. In het noordelijke deel watert het dakoppervlak van de verschillende bedrijven af richting een centrale wadi. Wegoppervlakken en overige verharding sluiten op een regenwaterriool aan. Ter plaatse van het bedrijventerrein vinden geen veranderingen plaats in de waterhuishouding.

Conclusie

Water vormt geen belemmering voor de vaststelling van bestemmingsplan bedrijventerrein Engelenburg.

5.4 Ecologie

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dat ontwikkelingen mogelijk maakt, dient ook natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

Gebiedsbescherming

De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (in de Natura 2000-gebieden) en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer worden gerealiseerd in of nabij beschermde natuurgebieden. Projecten die in of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.

Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het ministerie van Economische Zaken (Dienst Regelingen).

Bedrijventerrein

In het bestaande deel van het bedrijventerrein worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt ten opzichte van de huidige situatie. Hier is dan ook niet getoetst aan natuurwetgeving.

Conclusie

Bezien vanuit het aspect natuur is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

5.5 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 dient met de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, ingegaan te worden op de relatie van het ruimtelijk voornemen en de aanwezige cultuurhistorische waarden. Op basis van kaarten van de Cultuurhistorische kaart op het portal Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de provinciale Waardenkaart van de provincie Gelderland (Gelderse cultuurhistorie) is vastgesteld dat zich binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen of monumenten bevinden.

Conclusie

Er bevinden zich geen cultuurhistorische elementen in het plangebied.

5.6 Archeologie

Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);
  • in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;
  • de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen archeologisch (voor)onderzoek te verrichten.

Onderzoek

Archeologisch adviesbureau Transect heeft een bureauonderzoek archeologie uitgevoerd (12030023, 17 april 2012, bijlage 2) voor het plangebied waarbinnen dit bestemmingsplan valt. Hieruit blijkt dat in het plangebied twee voormalige historische erven of hofstedes liggen, namelijk Oude Sonnenveld en Engelenburg. Ook blijkt uit het bureauonderzoek dat in het plangebied archeologische waarden voor kunnen komen, die samenhangen met prehistorische bewoning op dekzandruggen. Op basis van het bureauonderzoek is een voorstel gedaan voor het toekennen van een archeologische verwachting, met daaraan gekoppeld een onderzoeksplicht voor bodemingrepen. In figuur 5.7 zijn deze archeologische verwachtingszones weergegeven. Deze zijn ook opgenomen op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Voor de afzonderlijke zones gelden specifieke maatregelen ten aanzien van onderzoek. Deze maatregelen zijn in de regels opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.16100-VS01_0015.jpg"

Figuur 5.7 Archeologische verwachtingszones (in het groen plangrens bedrijventerrein Engelenburg)

In de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan worden de archeologische verwachtingswaarden 3 en 7 respectievelijk weergegeven als Waarde-Archeologie 1 en Waarde-Archeologie 2.

5.7 Verkeer En Parkeren

Een onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het beschrijven van de effecten van een bestemmingsplan op de verkeers- en parkeerinfrastructuur. Hierbij is het van belang om na te gaan of het plan veranderingen ten aanzien van verkeer en infrastructuur teweeg brengt.

Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein Engelenburg wordt aan de noordkant ontsloten via de Zuiderlaan en de HW Iordensweg richting de A1. Aan de zuidkant is een ontsluitingsweg via de Zonnenbergstraat en de Tienmorgen. Deze route komt uit bij Bussloo en de Veluwse Afval Recycling (VAR). Met de actualisatie van het bestemmingsplan verandert de verkeerssituatie niet. Het aantal verkeersbewegingen wijzigt niet. De verkeersdruk op de omgeving en op de infrastructuur neemt dan ook niet toe. Omdat geen sprake is van toename van de verkeersbewegingen wordt ook de verkeersveiligheid ter plaatse niet nadelig beïnvloed.

Binnen het plangebied wordt het parkeren voor het overgrote deel opgelost op eigen terrein van de aanwezige bedrijven. Het plangebied beschikt over voldoende parkeergelegenheid.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de vaststelling van onderliggend plan.

5.8 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de economische uitvoerbaarheid gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Onderliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein. Met het opstellen van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk gemaakt. Er is om die reden geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan. Eventuele uitbreiding van bebouwing komt voor rekening van de grondeigenaren.

Eén van de voorwaarden om gebruik te maken van de in de bestemming 'Groen' opgenomen wijzigingsbevoegdheid, is dat aangetoond moet worden dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is.

Het voorgaande betekent dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het bestemmingsplan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Agrarisch;
  • Bedrijventerrein;
  • Groen;
  • Verkeer;
  • Verkeer – Verblijfsgebied;
  • Water;
  • Wonen 1;
  • Wonen 2.

Het komt regelmatig voor dat twee functies op één perceel aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld bij aanwezigheid van een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. Als twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Leiding - Gas;
  • Waarde - Archeologie -1;
  • Waarde - Archeologie - 2.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik. Als iets niet in de bestemmingsomschrijving behorend bij een bestemming past, is de functie per definitie strijdig.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Aanduidingsregels

In het plan zijn twee aanduidingsregels opgenomen.

Veiligheidszone-lpg

Rondom de bestaande benzineverkooppunt met LPG, ligt een zone waarbinnen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Het gaat hier om bijvoorbeeld, woningen, kantoren of bedrijfsgebouwen.

Veiligheidszone- vuurwerkopslag

Ook rondom het bestaande bedrijf Wolff Vuurwerk ligt een veiligheidszone waarbinnen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. De zone ligt op de perceelsgrens.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Algemene bouwregel

Voor een (legaal) bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden. Dit geldt echter niet voor de sloop en herbouw van bijgebouwen met de bestemming 'Wonen-1', in dit geval is het bepaalde in artikel 9.6.1 van toepassing.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Agrarisch

Bestemmingsomschrijving

De bestemming 'Agrarisch' betreft het bestaande agrarisch gebied. Hier zijn agrarische activiteiten mogelijk. Ook kunnen de gronden worden gebruikt voor hobbymatig agrarisch gebruik en recreatief medegebruik. Daarnaast zijn openbare nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn andere bouwwerken mogelijk, zoals erfafscheidingen.

Werkzaamheden

Bepaalde grondwerkzaamheden zijn alleen toegestaan met een omgevingsvergunning. Voorwaarde is dat de waarden en/of functies van het gebied geen onevenredige schade wordt toegebracht.

6.3.2 Bedrijventerrein

Bestemmingsomschrijving

De bestemming 'Bedrijventerrein' omvat het grootste deel van het plangebied. Zoals in hoofdstuk 4 is aangegeven is er een milieuzonering aangebracht. Per zone is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan. De categorieën die zijn aangegeven op de verbeelding verwijzen naar de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels zijn opgenomen. In deze staat is per milieuaspect aangegeven wat per bedrijf de richtafstand naar een gevoelige functie zoals wonen moet zijn. Op basis daarvan is per bedrijf een categorie bepaald. Er is hier gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals die in de VNG Brochure Bedrijven en Milieuzonering is opgenomen. Deze staat is met name bedoeld voor nieuwe situaties, maar is ook voor bestaande bedrijventerreinen, zoals bedrijventerrein Engelenburg, goed te gebruiken. In hoofdstuk 5.2.3 is uitgelegd hoe tot deze milieuzonering is gekomen. Voor een aantal locaties geldt dat er geen bedrijven uit categorie 1 zijn toegestaan. Deze locaties zijn juist bedoeld voor de zwaardere categorieën.

Naast de toegestane bedrijven genoemd in de op de verbeelding aangegeven categorieën, komen ook maatbestemmingen voor. Hier gaat het om bedrijven die niet passen binnen de aangegeven milieucategorie, maar omdat deze bedrijven hier al aanwezig zijn, zijn deze met een maatbestemming planologisch mogelijk gemaakt. Het kan ook gaan om een specifieke functie die niet past binnen een bedrijvenbestemming of waarvan het niet wenselijk is dat die overal mogelijk is, zoals detailhandel in volumineuze goederen of gewone detailhandel. Ook deze functies hebben een maatbestemming.

Verder is bij een bedrijf de verkoop van producten die in het bedrijf vervaardigd worden toegestaan, voor zover het om een ondergeschikte activiteit gaat. Dit wordt productiegebonden detailhandel genoemd.

Ook zijn kantoren behorende bij een bedrijf mogelijk. Om te voorkomen dat er grote kantoren met een kleine productieafdeling gevestigd gaan worden, is een beperking gesteld aan de omvang van het kantoorgedeelte van een bedrijf. De kantoren mogen niet groter zijn dan 35% van het bedrijfsoppervlakte met een maximum van 3.000 m2.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn ook de bestaande bedrijfswoningen opgenomen en de bij een (bedrijfs)woning gebruikelijke mogelijkheid van een bedrijf en beroep aan huis en de mogelijkheid van een bed & breakfast voorziening. Aan de noordzijde van het plangebied is de mogelijkheid opgenomen voor de realisatie van nieuwe bedrijfswoningen. Op deze locaties zijn ook in het voorheen geldende bestemmingsplan bedrijfswoningen mogelijk. Met functieaanduidingen zijn de locaties aangeduid waar nieuwbouw mogelijk is. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de mogelijkheid wordt gegeven om de aanduiding bedrijfswoning na één jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan te laten vervallen. Hiermee vervalt de mogelijkheid voor het realiseren van een bedrijfswoning op deze locatie.

Daarnaast zijn openbare nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Alleen binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan. Een bedrijfsperceel mag voor maximaal 80% bebouwd worden. Voor de bebouwing daarachter is alleen een bouwhoogte opgenomen van maximaal 10 m. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid tot 15 meter opgenomen.

Maatvoering bouwvlak

Om elk bedrijfsgebied dat omgeven is door wegen en/of groen is een bouwvlak gelegd. Het bouwvlak ligt op enkele meters van de weg. De situering van de gebouwen op een bedrijfskavel is verder vrijgelaten. Wel kunnen B en W in verband met het realiseren van parkeerplaatsen, bepaalde milieuaspecten of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van gebouwen.

Nadere eisen

Er kunnen nadere eisen gesteld worden aan onder meer de situering van de bebouwing en de hoogteopbouw van de bedrijfsbebouwing. Het gaat hierbij onder meer om kwalitatieve eisen waarbij het bebouwingsbeeld en de beeldkwaliteit van het bedrijventerrein in stand wordt gehouden en/of wordt versterkt. Specifieke welstandseisen, zoals ten aanzien van de gevelindeling, komen in het kader van een bouwplan aan de orde.

6.3.3 Groen

Bestemmingsomschrijving

De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele groen, het groen van formaat, te bestemmen. In deze gebieden staat de groene inrichting voorop, ook voor de langere termijn. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals verhardingen, bankjes, prullenbakken, enz.

Wegen ten behoeve van autoverkeer zijn niet toegestaan. Paden en wegen voor langzaam verkeer zijn wel mogelijk. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Als eenzelfde bedrijf aan weerszijden van de groenvoorziening is gevestigd, is een ontsluitingsweg door het groen mogelijk. Deze weg mag echter niet aansluiten op de openbare weg.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.3.4 Verkeer

Bestemmingsomschrijving

De doorgaande wegen met een belangrijke ontsluitende functie zijn ondergebracht in de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming staat de verkeersfunctie centraal. Ook is er ruimte voor groen en verblijfsfuncties waar deze de verkeersfunctie niet in de weg staan. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of –bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.3.5 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemmingsomschrijving

Binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' vallen alle overige wegen in het plangebied die geen doorgangsfunctie hebben. De verblijfsfunctie staat hier centraal. Hieraan verbonden zijn functies als parkeren, voet- en fietspaden, ambulante handel, groen en speelvoorzieningen. Ten behoeve van het flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.3.6 Water

Bestemmingsomschrijving

De twee A-watergangen binnen het plangebied, de Oude Twellose Beek en de Koppelleiding, hebben de bestemming 'Water' gekregen. Het gaat om watergangen die van betekenis zijn voor het vervoer of het afvoeren van water.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen toegestaan, zoals schouwpaden.

6.3.7 Wonen-1

Bestemmingsomschrijving
De burgerwoningen in het plangebied aan de Zonnenbergstraat en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn voorzien van de bestemming 'Wonen-1'. De inhoud van deze bestemming sluit aan de bij de bestemming Wonen zoals deze in het bestemmingsplan "Buitengebied" (vastgesteld op 28 januari 2013) is opgenomen. De overzijde van het plangebied ligt namelijk in het bestemmingsplan "Buitengebied".

Onder een woning worden alle aan elkaar gebouwde ruimten verstaan die voor het wonen worden gebruikt. Op het perceel mogen daarnaast nog maximaal 100 m² aan bijgebouwen aanwezig zijn die worden gebruikt ten dienste van het wonen. Het maakt niet uit of deze vrijstaan of aan de woning vastzitten.

Een woning mag bewoond worden door meerdere huishoudens, maar dit geeft geen recht op meer bouwmogelijkheden, noch wat betreft de inhoud van de woning, noch wat betreft de oppervlakte van de bijgebouwen.

In afwijking van de vervangende bouwregel van artikel 15 geldt voor de gronden met de bestemming 'Wonen -1' een saneringsregeling. Dit houdt dat met een afwijkingsbevoegdheid het mogelijk is om meer bijgebouwen te bouwen dan 100 m2 als dat in de bestaande situatie al aanwezig is, zie bij afwijkingen.

Binnen de bestemming 'Wonen-1' zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, bed & breakfast en nevenfuncties mogelijk. Deze functies dienen plaats te vinden in de bestaande bebouwing.

6.3.8 Wonen-2

Bestemmingsomschrijving
De bestemming 'Wonen-2' heeft betrekking op de woningen aan weerszijden van de Leigraaf. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen in combinatie met beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Bouwregels
Binnen deze bestemming is op de verbeelding een bouwvlak aangegeven.

Bouwvlak
Er is gekozen voor een flexibele systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel de woning, de overige gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan. Feitelijk maakt het dus niet uit wat hier gebouwd wordt, mits het voldoet aan de maximale maatvoering. Woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Op enkele plaatsen zijn in de huidige situatie al meerdere woningen binnen het bouwvlak aanwezig. Deze zijn toegestaan. Het is niet toegestaan nieuwe situaties te creëren met meerdere woningen binnen één bouwvlak.

De oppervlakte van de woning en bijgebouw mag gezamenlijk niet groter zijn dan 125 m2. Daarnaast is bebouwing ten behoeve van aan huis verbonden beroepen en bedrijven toegestaan. Deze bebouwing mag niet groter zijn dan 250 m2 per bouwperceel.

De woning dient met één gevel naar de openbare weg te zijn gesitueerd. De bijgebouwen moeten 5 m achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd. Als er bijgebouwen worden gebouwd ten behoeve van een aan een huis verbonden beroep of bedrijf, dan moet deze bebouwing achter de woning te worden gesitueerd.

Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak
De bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal de op de kaart aangegeven hoogte bedragen. Hierbij is ook rekening gehouden met de bepalingen uit het nu nog vigerende bestemmingsplan.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 250 m². Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • opslag van risicovolle opslag niet is toegestaan;
  • de activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  • de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

6.3.9 Waarde - Archeologie 1 t/m 2

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden, dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Bedrijventerrein': voor het toestaan van bedrijven die niet of in een hogere categorie zijn genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden kunnen worden gelijkgesteld bedrijven die bij recht zijn toegestaan;
  • bestemming 'Bedrijventerrein': het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 15 meter;
  • bestemming Wonen - 1: indien in de bestaande situatie meer dan 100 m2 aan legale bijgebouwen aanwezig is, kan bij sloop van de bestaande legale bijgebouwen toegestaan worden om meerdere bijgebouwen terug te bouwen dan volgens de bouwregels is aangegeven. Maximaal mag 50% van het meerdere dan 100 m2 dat aanwezig was terug worden gebouwd;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het toestaan van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 meter;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling worden gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik één van de drie essentiële woonvoorzieningen worden verwijderd.

Deze algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten ';
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven in een naast hogere categorie, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

Deze algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;

- de woonsituatie;

- de milieusituatie.

6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan. Hiertoe dient een aparte procedure te worden gevolgd.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

Wro-zone-Wijzigingsgebied

In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' kunnen de maatbestemmingen genoemd in 4.1. onder b met een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd, indien de desbetreffende bedrijfsactiviteit ter plaatse duurzaam is beëindigd.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is een mogelijkheid opgenomen om onbenutte bebouwingsmogelijkheden voor bedrijfswoningen te verwijderen met gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid. Van deze mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt wanneer binnen één jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om een bedrijfswoning te realiseren.

Binnen de bestemming 'Groen' kunnen de gronden die aangeduid zijn met wro-zone-wijzigingsgebied gewijzigd worden in de bestemming 'Wonen - 2'. Naast een woning zijn hier bedrijfsgebouwen mogelijk. Ook hier moet de bepalingen van de natuur- en milieuregelgeving in acht worden genomen en moet het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar zijn.

Algemene wijzigingsbevoegdheid
Er is een wijzigingebevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten indien nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Uitkomsten Overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In dit geval is sprake van het vastleggen van een bestaande situatie. Voor dergelijke plannen achten de provincie Gelderland en de Inspectie Leefomgeving en Transport vooroverleg niet noodzakelijk. Ter voorbereiding van het bestemmingsplan (in het kader van artikel 3.1.1. Bro) is het bestemmingsplan gestuurd naar het Waterschap Vallei en Veluwe, de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Gasunie.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 31 januari tot en met 13 maart 2013. Daarnaast is op 14 februari 2013 een informatieavond gehouden in het gemeentehuis.


Tijdens de inzagetermijn is iedereen in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Gedurende de inzagetermijn zijn 46 zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op enkele punten gewijzigd. Ook zijn er ambtshalve wijzigingen aangebracht. In bijlage 6, 'Zienswijzennotitie en ambtshalve wijzigingen', is een overzicht gegeven van de wijzigingen.

7.3 Vaststelling Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello is op 1 juli 2013 door de gemeenteraad van Voorst gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit en bijbehorende amendementen wordt verwezen naar de tekst van het bijgevoegde vaststellingsbesluit (bijlage 4).

7.4 Tussenuitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State

Op 1 juli 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan `Bedrijventerrein Engelenburg, Twello` vastgesteld. Tegen deze vaststelling is beroep ingesteld door 2 appellanten.
Op 7 oktober 2014 zijn beide beroepschriften ter zitting behandeld door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Op 3 december 2014 heeft de Afdeling van de Raad van State een tussenuitspraak in deze zaak gedaan (201308768/1/R2). Hierbij is één beroep ongegrond verklaard. Daarnaast draagt de Afdeling de gemeenteraad op om binnen 20 weken te onderzoeken `welke gevolgen de planregeling van artikel 4, lid 4.4 van de planregels heeft voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van appellant en te motiveren of die gevolgen planologisch aanvaardbaar zijn; dan wel het plan te wijzigen; en de Afdeling en beide appellanten de uitkomst mede te delen en een eventuele wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen'.

Artikel 4, lid 4.4 van het bestemmingsplan heeft betrekking op een afwijkingsbevoegdheid tot het, onder voorwaarden, verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 15 meter (bij recht bedraagt de maximale bouwhoogte 10 meter). Onderstaand is de strekking van het huidige artikel weergegeven:

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2 voor wat betreft het toestaan van een bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke samenhang en uitstraling van de bebouwing.

Achtergrond afwijkingsbevoegdheid

De betreffende afwijkingsbevoegdheid is opgenomen naar aanleiding van enkele ingediende zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan. Redenatie hierbij was dat het bouwen tot een grotere hoogte duurzaam ruimtegebruik stimuleert binnen de bedrijfslocaties op het bedrijventerrein. Door de hoogte in te gaan kunnen percelen efficiënter worden ingericht en is uitbreiding van vloeroppervlak op maaiveld minder snel aan de orde. Aangezien de gemeente weinig uitbreidingsmogelijkheden heeft voor ontwikkeling van bedrijventerrein, telt dit zwaar.
Door deze mogelijkheid met een afwijkingsbevoegdheid op te nemen, behoudt de gemeente de mogelijkheid om per geval af te wegen of dit ruimtelijk aanvaardbaar is.

Onderzoek

Het perceel van appellant is gelegen aan de Zonnenbergstraat 32 te Twello. Met betrekking tot het aspect aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zijn de volgende punten nader bekeken;

  • Lichthinder;
  • Visuele hinder;
  • Privacy;
  • Geluidhinder.

Er is een 3D-model opgesteld om lichthinder, visuele hinder en aantasting van privacy te bepalen. Dit 3D-model is opgesteld voor het meest nabij-gelegen bedrijf, te weten het aan het perceel van appellant grenzende bedrijf aan de Leigraaf 61 te Twello. Hierbij zijn de maximale planologische mogelijkheden als uitgangspunt genomen en is een visualisatie en schaduwberekening uitgevoerd, bij een bouwhoogte van 10 meter en bij een bouwhoogte van 15 meter (zie bijlage 5, 3D-visualisatie). De schaduwberekening is gemaakt voor verschillende momenten (zonsopkomst, midden op de dag, zonsondergang), voor de langste dag (21 juni) en voor de kortste dag (21 december).

Met betrekking tot lichthinder kan worden geconcludeerd dat woning van appellant geen hinder ondervindt, aangezien de woning is gelegen ten zuiden van het perceel Leigraaf 61.
Schaduwwerking bij de maximaal planologische invulling (tot 15 m hoog) van het perceel Leigraaf 61 is niet aan de orde.

Met betrekking tot visuele hinder ligt dit mogelijk anders, dit is immers ook een subjectief aspect.

Ook met betrekking tot privacy kan op voorhand niet geheel worden uitgesloten dat appellant hinder zal ondervinden. Dit zal met name afhangen van de functie van het bedrijfsgebouw en situering van eventuele raampartijen. De gemeente kan op grond van artikel 4.3 nadere eisen stellen aan situering, ingangen en hoogteopbouw van bedrijfsgebouwen. Echter, mogelijk biedt dit appellant op voorhand te weinig rechtszekerheid.

Een verhoging van de maximale bouwhoogte tot 15 meter leidt niet zondermeer tot een toename van geluid. Dit is mede afhankelijk van de functie van het gebouw. Mocht er sprake zijn van een toename van geluidniveaus dan bieden de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Activiteitenbesluit milieubeheer voldoende kaders om een acceptabel geluidniveau te waarborgen.

Conclusie

Aangezien

  • op voorhand niet geheel kan worden uitgesloten dat het woonklimaat van appellant op het gebied van visuele hinder en privacy wordt aangetast;
  • de gemeente onderkent dat de belangen van alle in het bedrijventerrein Engelenburg gelegen woonbestemmingen en alle aan het bedrijventerrein grenzende woonbestemmingen relevant zijn - deze belangen had de gemeente op basis van de afwijkingsbevoegd graag per geval afgewogen;
  • de gemeente onderkent dat voor alle woonbestemmingen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat moet bestaan;
  • de gemeente belang hecht aan duurzaam ruimtegebruik;
  • er weinig uitbreidingsmogelijkheden zijn voor bedrijventerreinen in de gemeente en de afwijkingsbevoegdheid efficiënt ruimtegebruik kan stimuleren;
  • de gemeente belang hecht aan de ruimtelijke samenhang en uitstraling van de bebouwing en het bedrijventerrein:

wordt het bestemmingsplan als volgt aangepast:

Artikel 4.4 wordt zodanig aangepast dat de afwijkingsbevoegdheid slechts van toepassing is op bedrijfsgebouwen van bedrijven op gronden die niet zijn aangeduid met 'Bedrijven tot en met categorie 2'. De bedrijven die rondom alle aanwezige woonbestemmingen in en rondom het plangebied zijn gelegen zijn aangeduid met 'Bedrijven tot en met categorie 2'. Door deze bedrijven uit te sluiten van deze afwijkingsbevoegdheid wordt het huidige woon- en leefklimaat van alle woonbestemmingen in en rondom het plangebied in stand gehouden. Dit biedt op voorhand meer rechtszekerheid voor de betrokkenen.

De bedrijven waar het om gaat zijn gesitueerd aan de zuid-, oost en noordzijde van het plangebied. Bijkomend voordeel hierbij is dat door bedrijfsbebouwing langs deze randen niet hoger dan 10 m te laten zijn, de overgang van het bedrijventerrein naar haar omgeving milder is.

Artikel 4.4. komt dan als volgt te luiden:

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2 voor wat betreft het toestaan van een bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 15m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de betreffende gronden zijn niet aangeduid met de aanduiding 'Bedrijven tot en met categorie 2',
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke samenhang en uitstraling van de bebouwing.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Waterparagraaf

Bijlage 1 Waterparagraaf

Bijlage 2 Archeologie - Bureauonderzoek

Bijlage 2 Archeologie - bureauonderzoek

Bijlage 3 Zienswijzennotitie En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 3 Zienswijzennotitie en ambtshalve wijzigingen

Bijlage 4 Vaststellingsbesluit Met Bijbehorende Amendementen

Bijlage 4 Vaststellingsbesluit met bijbehorende amendementen

Bijlage 5 3d-visualisatie

Bijlage 5 3D-visualisatie