van Spiegelstraat en Covecostraat
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 17-09-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan van Spiegelstraat en Covecostraat van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.171020-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;
1.10 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.11 bestaand:
1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtredinkwetsbaar g van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 calamiteit:
een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt
1.22 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.26 mantelzorg:
llangdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.27 overige gebouwen:
al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;
1.28 overkapping:
een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;
1.29 Peil
- 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.30 vloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.31 voorgevel:
de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.32 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.33 zorgwoning:
een woning voor de huisvesting van één of meer personen voor wie in het kader van de algemene dagelijkse levensverrichtingen professionele hulp of begeleiding nodig is van huishoudelijke, sociale, sociaal-medische of medische aard.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de horizontale diepte van een bouwwerk:
de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
ENKELBESTEMMINGEN
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening, niet zijnde detailhandel;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. wonen;
- e. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- f. bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- g. parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding gevellijn dient het hoofdgebouw met de voorgevel in de gevellijn te worden gebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woningen maximaal het aangegeven aantal bedragen.
- b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. overige gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'erf' worden gebouwd;
- 2. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
- 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 50 m² bedragen en het bebouwingspercentage van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' maximaal 50%;
- c. op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen.
- 2. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 meter bedragen;
- 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen.
3.3 Afwijking gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van:
- a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
- b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erven;
- e. parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding gevellijn dient het hoofdgebouw met de voorgevel in de gevellijn te worden gebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen maximaal het aangegeven aantal bedragen;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mag een gebouwtje worden opgericht ten behoeve van de nutsvoorziening, mits de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 5 m2 en de hoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 2 meter;
- b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. overige gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'erf' worden gebouwd;
- 2. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
- 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 50 m² bedragen en het bebouwingspercentage van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' maximaal 50%;
- 6. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mogen ter plaatse van de specifieke vorm van 'Wonen-middengebied' maximaal 2 overige gebouwen worden gerealiseerd. De gezamelijke oppervlakte van deze overige gebouwen mag maximaal 20m2 bedragen. De goot- en bouwhoogte is gelijk aan het bepaalde onder 3 en 4.
- c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat op de gronden gelegen vóór (het verlengde van) de voorgevel de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van:
- a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
- b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
Artikel 5 Woongebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': gestapelde woningen, zoals een appartementencomplex;
- b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein; - c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- d. parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;
- e. openbare nutsvoorzieningen.
- f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage aan hoofdgebouwen maximaal het aangegeven percentage bedragen;
- 2. ter plaatse van de aanduiding gevellijn dient het hoofdgebouw met de voorgevel in de gevellijn te worden gebouwd;
- 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mogen delen van een gebouw voor de gevellijn worden gebouwd, mits de breedte van deze delen bij elkaar niet meer bedraagt dan 40% van de totale breedte van een gebouw en de overschrijding van de voorgevellijn niet meer bedraagt dan 5 meter;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
- 5. het aantal woningen bedraagt maximaal het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
- 2. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
- 4. de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen mag maximaal 120 m² bedragen;
- c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat op de gronden gelegen vóór (het verlengde van) de voorgevel de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van:
- a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
- b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Algemene afwijkingen
- a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
- 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
- 4. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve8 van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt .
- b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
7.2 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie
afgeweken worden voor de vestiging van bedrijven:
- a. welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of;
- b. bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan van Spiegelstraat en Covecostraat.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Woningstichting Goed Wonen heeft een verzoek ingediend om medewerking aan een nieuw bestemmingsplan. Het betreft een verzoek om de bouw van negen appartementen aan de van Spiegelstraat en vier grondgebonden woningen en 3 woon-werkwoningen op het voormalige Aldi parkeerterrein aan de Covecostraat in Twello mogelijk te maken.
Eerder was er sprake van de bouw van vier twee-onder-een-kapwoningen, een vrijstaande woning en een woon-zorg gebouw van ZoZijn op bovengenoemde locaties. Deze plannen gaan niet door, omdat ZoZijn zich teruggetrokken heeft. Om niet te bouwen voor leegstand is er een nieuw plan ontwikkeld. Om dit plan te kunnen realiseren is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Doel Van Het Plan
Het voorliggend bestemmingsplan heeft als doel om de gronden aan de van Spiegelstraat en Covecostraat in Twello te kunnen gebruiken en bebouwen met woningen en woon-werkgebouwen. Het bestemmingsplan 'van Spiegelstraat en Covecostraat' voorziet in de planologsiche regeling voor deze aanpassingen.
1.3 Ligging Plangebied
Het bestemmingsplan 'van Spiegelstraat en Covecostraat' heeft betrekking op twee locaties in het centrum van Twello:
- Covecostraat, naast de nieuwe Aldi (locatie 1);
- Van Spiegelstraat, tussen nummers 20 en 34 (Locatie 2).
Op onderstaande kaart is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1: globale ligging van het plangebied in het centrum van Twello (luchtfoto 2010)
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
De twee verschillende locaties zijn gelegen in het bestemmingsplan "Twello centrum" vastgesteld door de raad op 30 november 1992 en gedeeltelijke goedgekeurd op 8 juli 1993. Binnen het bestemmingsplan hebben de verschillende gebieden de bestemmingen “Verkeersruimte” al dan niet met nadere aanduiding parkeerterrein en de bestemming “Varkensslachterij”.
Het door Woningstichting Goed Wonen ingediende verzoek is in strijd met de verschillende bestemmingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan “Twello centrum”.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
De drie verschillende deelgebieden liggen op de rand tussen het het dorpscentrum van Twello en het Dumecoterrein. Het dorpscentrum vormt het hart van Twello. Het gebied herbergt zowel het oude dorpscentrum als het winkelcentrum. Het oude dorpscentrum bevindt zich aan de oostzijde van het gebied langs de Dorpsstraat. Het winkelgebied heeft zicht ontwikkeld rondom de kruising van de Dorpsstraat met de Stationsstraat. De Duistervoordseweg-Dorpsstraat is het belangrijkste (historische) lint binnen het dorpscentrum. Haaks hierop staan tal van wegen richting het spoor of naar de woongebieden ten zuiden van het gebied. Langs en achter dit lint is de eerste industriële bedrijvigheid van Twello gevestigd geweest.
Kenmerkend voor de dorpslinten is hun langgerekte en brede profiel, waar ondanks de grote variatie aan bebouwing, eenheid van uit gaat. De afwisseling tussen bebouwing en open ruimten is een kenmerkend onderdeel van de linten. Begeleidende beplanting zorgt voor nog meer ruimtelijke samenhang binnen het lint. Binnen de dorpslinten is, in vergelijking tot andere gebieden in Twello, sprake van een relatief grote menging van functies. De Duistervoordseweg is een smaller bebouwingslint met meer kleinschalige (historische) bebouwing. De bebouwingsdichtheid neemt merkbaar af richting het westen. Het licht gebogen verloop geeft het lint visueel lengte.
De bebouwing in het dorpscentrum is zeer gevarieerd. Historische en moderne bebouwing wisselen elkaar af. Naast kleinschalige bebouwing is in het dorpscentrum ook vooral meer grootschalige bebouwing te vinden. Deze bebouwing reikt in het winkelgebied tot vier bouwlagen hoog. De overige gebieden bestaan uit hoogstens twee bouwlagen met kap. Op inbreidingslocaties is een trend waarneembaar tot hogere bebouwing van maximaal zes bouwlagen. In het winkelgebied mengt traditionele bebouwing met een steil zadeldak zich met meer moderne bebouwing onder een plat dak. Deze variatie is ook in de woonbebouwing terug te vinden. De grotere historische panden zijn veelal voorzien van een schilddak. De bebouwing vertoont individueel of binnen het bebouwingscomplex een sterke architectonische samenhang.
Op het Dumecoterrein zijn de straten schilderachtig en dorps, waarbij auto's veelal op eigen terrein moeten parkeren. De architectuur is afwisselend en divers. De schuren worden afgedekt met een kap waarbij natuurlijke materialen worden gebruikt. De uitstraling van de wijk zal eigentijds blijven doordat een bijzondere stedenbouwkundige opzet is gekozen. Het ambitieniveau van realisering maar zeker ook van de beheerfase is hoog. De diversiteit aan typen en vormen, de onregelmatige vormgeving van de straatwanden, de flexibiliteit en het rustieke geven het plan een eigentijdse identiteit en een boeiende uitstraling.
2.2 Cultuurhistorie
De verschillende onderdelen van het plangebied liggen tussen de Duistervoordseweg en de spoorlijn Amersfoort-Deventer, ten westen van de historische dorpskern van Twello. Het was vroeger een agrarisch gebied met akkers en enige verspreid gelegen bebouwing langs de Duistervoordseweg, de verbindingsweg tussen de oude dorpskern en het buurschap Duistervoorde. Het gebied verloor in de loop van de twintigste eeuw geleidelijk aan zijn agrarische karakter; de lintbebouwing langs de Duistervoordseweg verdichtte en de ten noorden daarvan gelegen terreinen werden voor een belangrijk deel benut voor de bedrijfsbebouwing van de daar gevestigde slachterijen. Na het vertrek van de slachterijen is het bedrijventerrein getransformeerd in een gebied met woningen en winkelvoorzieningen. Als gevolg van de vele elkaar opvolgende veranderingen en de recente herontwikkeling is het gebied van beperkte cultuurhistorische waarde. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is, mede gelet op de ligging nabij de historische dorpskern, aansluiting op het dorpse karakter van belang en verder vooral het herkenbaar houden van de Duistervoordseweg als historisch lint, waarvan de bebouwing een duidelijk front heeft naar deze weg en een individueel karakter.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's komen aan bod in het hoofdstuk 'Uitvoerbaarheid' waar wordt ingegaan op de verschillende ruimtelijke randvoorwaarden.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is deStructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt hetnieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederlandrichting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. Destructuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp,groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie,koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzameenergie en het stelsel van regels en procedures.
Eén van de kernmiddelendie wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen isdecentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinetdichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen deruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich ophet versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigenvan belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer,energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaireactiviteiten,waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van onswerelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest vooreen selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voordie belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Streekplan Gelderland 2005
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:
- Het rode raamwerk: hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:
- 1. stadsregio Arnhem-Nijmegen
- 2. de Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer
- 3. Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal
- 4. de regionale centra Tiel, Doetinchem en Harderwijk.
Ook de landbouw-ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang daarvan.
- Het groen-blauwe raamwerk: In het groenblauwe raamwerk ligt het accent op het beschermen en versterken van de aanwezige kwetsbare waarden en belangen. Dit zijn functies met een lage ruimtelijke dynamiek zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waardevolle open gebieden en gebieden waar meer ruimte voor water gecreëerd moet worden. Belangrijkste uitgangspunt voor het groenblauwe raamwerk is dat er voldoende ruimte voor natuur is. Dit betekent dat verstedelijking hier niet is toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is.Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.
- Het multifunctionele gebied: het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.
Het plangebied ligt in zowel het rode raamwerk, waar het specifiek gelegen is in de stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer, als in multifunctioneel gebied. Plannen die gelegen zijn in deze stedendriehoek (het rode raamwerk) worden op regionaal niveau beoordeeld. De provincie wordt wel betrokken bij het regionale beleid dat voor deze gebieden worden opgesteld. Daarnaast is het plangebied gelegen in het multifunctionele gebied. Gemeente zijn vrij om voor deze gebieden het beleid te bepalen. Plannen gelegen in het multifunctionele gebied zijn voor de provincie Gelderland daarom ruimtelijk belang niet van.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plangebied gelegen is gebieden waar voor de provincie niet direct een provinciaal belang is. Door de provincie is daarom ook aangegeven dat er in dergelijke situatie geen vooroverleg nodig is. Uiteraard wordt het plan wel toegezonden voor eventuele zienswijzen.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
In het regionale beleid zoals weergegeven in de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 is een hoofdstuk "Visie" opgenomen waarin richtinggevende keuzen geschetst worden voor de toekomstige ontwikkeling van de Stedendriehoek. Voor wat betreft woningbouw kiest de Stedendriehoek o.a. voor het intensiveren en herontwikkelen van dorpen en afronding van bestaande dorpsstructuren voor het realiseren van hun autonome woningbehoefte.
Het voorliggend plan voorziet in de laatste fase van de herontwikkeling van een inbreidingslocatie, daarom past het voorliggende plan binnen deze visie.
3.5 Lokaal Beleid
3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) is in januari 2005 door de gemeenteraad vastgesteld. In de RTV zijn de volgende ambities geformuleerd ten aanzien van wonen:
- het uitvoeren van een woningbouwprogramma van 3.300 woningen tot 2030;
- het spreiden van het woningbouwprogramma over de kernen;
- het vinden van nieuwe woningbouwlocaties bij de kernen, waarbij herstructurering en inbreiding afgewogen worden tegen uitbreiding, rekening houdende met de lokale ruimtelijke kwaliteiten en het voorziene programma;
- het realiseren van centrum-dorpse en landelijke woonmilieus;
- het zorgen voor gevarieerde woonbuurten.
Bij het opstellen van de RTV is onder andere rekening gehouden met de beleidsvisies "Visie op Wonen en Werken" welke door de gemeenteraad is vastgesteld in mei 2002 en "Visie op Wonen", door de gemeente raad vastgesteld in januari 2004. In beide visies wordt ook al aandacht besteed aan het Dumecoterrein. De locatie Dumeco wordt genoemd als een van de grootste woningbouwlocaties voor het realiseren van het woningbouwprogramma. Hier vindt langs het spoor een grootschalige herstructurering plaats van voormalige slachterij tot woon- en werkgebied.
Het voorliggend plan betreft de laaste fase van de Dumecoterrein en past dus binnen de kaders van de RTV.
Hoofdstuk 4 Planopzet
Het voorliggende verzoek voorziet in de ontwikkeling van 2 verschillende locaties die gezien worden als de laatste fase van de herontwikkeling van het Dumecoterrein. Voor de gehele ontwikkeling van het terrein is in 2003 een schetsplan opgesteld. Dit schetsplan is gebaseerd op de vier verschillende “randen” van het plangebied. Het gaat hierbij om de randen langs de Twellowse Beek, de Spoorbaan en de oost- en zuidrand die aansluiten op bestaande en in de toekomst te realiseren bebouwing van het centrum Twello. Het schetsplan heeft als doel een duidelijk herkenbaar woongebied te realiseren in de kern Twello.
figuur 2: schetsplan herontwikkeling van het Dumecoterrein
In de laatste fase van de herontwikkeling van het Dumecoterrein worden in totaal 13 woningen en 3 woon-werkwoningen gerealiseerd. Aan de Covecostraat worden 4 grondgebonden woningen gerealiseerd. Daarnaast worden er 3 woon-werkwoningen gerealiseerd. De 3 woon-werkwoningen worden flexibel bestemd. Deze panden kunnen volledig als woning of volledig als bedrijfsruimte worden gebruikt. Ook is een combinatie van wonen en werken mogeljk. Deze woningen en woon-werkwoningen worden in twee rijtjes van respectievelijk drie en vier panden gerealiseerd. De goothoogte van deze gebouwen worden 6 meter hoog en de nok komt te liggen rond de 10 meter 30. Aan de Spiegelstraat worden als laatste ook nog 9 appartementen gerealiseerd. De bouwhoogte van deze appartementen is crica 10,50 meter.
De drie woon-werkwoningen passen qua functie goed op de gewenste locatie aan de Duistervoordseweg. De panden zijn direct gelegen tegen het centrum van Twello. De Duistervoordseweg is in het centrum één van de beeldbepalende straten. Ter hoogte van de Duistervoordseweg 20 krijgt de Duistervoordseweg de functie van uitloopgebied in plaats van centrumgebied. Voor de drie woon-werkwoningen betekent dit dat naast wonen ook nog andere functies kunnen worden toegestaan. Hierbij moet gedacht worden aan maatschappelijke functies zoals huisartsen, dierenartsen e.d., maar ook vormen van zakelijke dienstverlening zoals makelaarskantoren. Detailhandel is uitgesloten.
Bij de ontwikkelingen wordt het parkeren deels op eigen terrein opgelost en deels in het nabijgelegen parkeerhuis, waarbij rekening wordt gehouden met de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de CROW ASVV 2004. In het parkeerhuis is nog voldoende plek om deze extra parkeerdruk op te vangen. Voor de Woon-werkwoningen is rekening gehouden met de zwaarste parkeernorm, te weten die van de bedrijvigheid. Deze parkeerdruk wordt volledig op eigen terrein opgelost.
figuur 3: Impressie nieuwbouw 9 appartementen
figuur 4: situatie 4 rijwoningen en 3 woon-werkwoningen
figuur 5: Voorgevel woon-werkwoningen Duisterweg (het middelste gebouw)
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit met name het aspect milieu beschreven (bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en afval). Daarnaast wordt ingegaan op randvoorwaarden voorkomend uit de aspecten flora en fauna, archeologie, wonen, brandveiligheid en civieltechniek.
5.2 Milieuaspecten
5.2.1 Bodem
Voor de projecten Dumeco/Stationskwartier en Sikkeplein zijn in 2002 een aantal verkennende bodemonderzoeken volgens NEN 5740 verricht. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodem van het gebied geschikt is voor de bestemming 'Wonen'. Deze gebruikswaarde voldoet voor de gehele locatie.
Door De Klinker milieuadviesbureau, gevestigd in Zutphen, zijn in de periode 1997 tot medio 2006 (in verband met de toekomstige overdracht van de Dumeco-locatie aan gemeente Voorst) een tiental verkennende bodemonderzoeken op en rond de Dumeco-locaties verricht, gevolgd door nadere onderzoeken, saneringsonderzoeken, een saneringsplan en saneringen. De saneringen betreffende olie en aromaten, zijn afgesloten met evaluatierapporten. De locaties waar sanering heeft plaatsgevonden bevonden zich aan de noordzijde van het Stationskwartier op ruime afstand van voorliggende ontwikkelingslocaties. De resultaten van de bodemonderzoeken zijn gebruikt voor het opstellen van de Bodemkwaliteitskaart Dumeco-Oude Veldjes oktober 2002. Locatie 2 (zie figuur 1 voor de precieze locatie, pagina 5) is gelegen aan de zuidzijde van de Dumeco-locatie. Op deze locatie zijn geen tot marginale verontreinigingen aangetroffen. Voor locatie 1 is in juni 2002 Verkennend en Nader onderzoek Sikkplein uitgevoerd (rapportnummer 020102DT.510). Het gebied is in het verleden gebruikt als gemeentewerf en parkeerplaatsen voor personeel, Dumeco en bezoekers centrum Twello). Conclusie uit het rapport is dat er voor dit deel geen sanering noodzakelijk was.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de locaties 1 en 2 geschikt zijn voor wonen met tuin op basis van de toenmalig bodemkwaliteitskaart 2002. Een nieuw verkennend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Beide locaties hebben na de sloop jarenlang braak hebben gelegen. Wel zijn de gebieden tijdens de bouw vand e Aldi en bijbehorende parkeergarage tijdelijk gebruikt als parkeerterrein. Dit zijn echter geen activiteiten die voor de bodem grote risico's met zich mee brengen. Een herhaling van een verkennend onderzoek is daarom niet zinvol en zou geen nieuwe feiten opleveren.
5.2.2 milieuzonering
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat milieugevoelige functies, zoals woningen, niet komen te liggen binnen belemmeringencirkels van nabijgelegen bedrijven. Voor wat betreft de onderbouwing daarvan dient in eerste instantie te worden uitgegaan van de brochure VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. De brochure geeft minimale afstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie die aangehouden moeten worden. De aan te houden afstanden van de brochure zijn opgezet voor inwaarts zoneren en bevatten vanuit de milieugevoelige functie gezien een bufferzone.
Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding aangebracht te worden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Te denken valt bijvoorbeeld aan stankhinder van agrarische bedrijven en hinder van bedrijven die verspreid in de wijk en in de directe omgeving aanwezig zijn.
De directe omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door een afwisseling van woningen, horeca, winkels en andere kleine bedrijven. Het betreft hierdoor het omgevingstype 'gemengd gebied'. In onderstaande tabel is een opsomming van bedrijvigheid, die in de directe omgeving van het plangebied aanwezig is, opgenomen. Tevens is aangegeven welke richtafstand tussen de bedrijvigheid en milieuhindergevoelige woonfunctie op basis van de VNG-brochure in gemengd gebied wordt aanbevolen en welke afstand bij benadering in werkelijkheid tussen de beide functies aanwezig is. Daarnaast is in de tabel ook de bestemming op basis van het bestemmingsplan met bijbehorende richtafstand gebaseerd op de VNG opgenomen. Hierdoor kan ook bepaald worden of op basis van het geldende bestemmingsplan er meer rechten zijn dan waar nu door het gevestigde bedrijf gebruik van wordt gemaakt.
Adres | Soort bedrijf | Afstand op basis van VNG richtlijn, input werkelijke functie | geldende bestemming | Afstand op basis van VNG richtlijn, input geldende bestemming | Werke- lijke afstand |
Duistervoordseweg 8b | Work Right | 10 meter | Hoofdwinkelcentrum | 10 meter | 67 meter |
Duistervoordseweg 10 | Bakkerij In de Soete Suikerbol | 10 meter | Hoofdwinkelcentrum | 10 meter | 72 meter |
Duistervoordseweg 11 | C1000 Dikkers Supermarkten | 10 meter | Hoofdwinkelcentrum | 10 meter | 74 meter |
Duistervoordseweg 15 | Dante Mannenmode | 10 meter | Centrumdoeleinden | 10 meter | 63 meter |
Duistervoordseweg 20 | Evert Van De Worp fotografie | 10 meter | Hoofdwinkelcentrum | 10 meter | 12 meter |
Duistervoordseweg 21 | Oskar's Interieuradvies Woonservicewinkel | 10 meter | Hoofdwinkelcentrum | 10 meter | 18 meter |
Duistervoordseweg 23 | Van Bussel for Kids | 10 meter | Hoofdwinkelcentrum | 10 meter | 18 meter |
Duistervoordseweg 25 | Aldi Supermarkt | 10 meter | Hoofdwinkelcentrum | 10 meter | 18 meter |
Duistervoordseweg 29 | Meubelmaster | 10 meter | Publieksvoorzieningen(meubeltoonzaal) | 10 meter | 22 meter |
Duistervoordseweg 48 | Fa. Eekhuis En Zn. | 10 meter | Wonen | Geen | 12 meter |
Duistervoordseweg 54 | Pijnappel B.V. meubels, tapijten | 10 meter | Publieksvoorzieningen(winkel, magazijn en opslag) | 10 meter | 70 meter |
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig waarvan hindercirkels over de bouwvlakken voor de gevoelige functies in dit bestemmingsplan liggen. Het plan zelf voorziet niet in hinderveroorzakende functies. Ook laat het geldende bestemmingsplan geen zwaardere bedrijven toe, waardoor er in de toekomst nog wel bedrijven gevestigd kunnen worden die een hindercirkel over de gevoelige functies van dit bestemmingslan heen leggen.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect bedrijven en milieuzonering derhalve geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.
5.2.3 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.
Wegverkeerlawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
- 1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- 2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km per uur.
Omdat het plangebied ligt in een 30 km/h-gebied, is op basis van bovestaande een akoestisch onderzoek niet nodig.
Spoorweglawaai
Direct ten noorden van het plangebied Dumeco – Stationskwartier - ligt de spoorlijn Apeldoorn - Deventer. Voorafgaand aan de ontwikkeling van het Stationskwartier is de zogenoemde vrijeveld-contour voor 2015 berekend. (DGMR rapport V.2004.0315.01 2004). Uit dit onderzoek komt naar voren dat zonder maatregelen aan het spoor of op de overdracht van het geluid, de geluidcontour van 55dB als Lden op 120 meter uit de as van de spoorlijn ligt. De verschillende locaties van de nieuwe ontwikkelingen liggen op meer dan 120 meter vanuit de as van de spoorlijn.
Tevens is Langs deze spoorlijn in 2006 een geluidsscherm op eigendom van ProRail geplaatst om de nieuw te bouwen woningen af te schermen. Tevens zijn in 2008 en 2009 raildempers aangebracht waardoor de totale geluidbelasting als gevolg van railverkeer op de begane grond met 12 dB is teruggebracht. De geluidbelasting op de te bouwen appartementen en woningen in dit plan bedraagt minder dan de voorkeurswaarde van 55dB.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat eventueel spoorweglawaai geen negatieve invloed heeft op de de nieuwe ontwikkelingen.
5.2.4 Luchtkwaliteit
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm) (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wm kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 3.6 Wro
gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- 1. het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- 2. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- 3. het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van 13 woningen en 3 woon-werkwoningen mogelijk. Dit is ruim minder dan het aantal woningen dat genoemd wordt in bovenstaande regeling. Een vervolgonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
5.2.5 Externe veiligheid
Op basis van het Registratiebesluit en de ministeriële regeling provinciale risicokaart moet het bevoegde gezag risicobronnen vermelden op de risicokaart met de daarbij horende relevante risicocontouren. Voor transportroutes geldt dat de geldende invloedsgebieden (nog) niet op de risicokaart staan vermeld. Figuur 6 geeft een overzicht van de planlocatie in relatie tot de risicobronnen binnen en nabij de planlocaties.
Figuur 6 overzicht risicobronnen omgeving planlocatie (bron provinciale risicokaart)
Uit figuur 6 blijkt dat binnen het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Nabij het plangebied is alleen de spoorlijn Amersfoort-Deventer gelegen als mogelijke risicobron. De bouwlocatie aan de Van Spiegelstraat ligt op ongeveer 135 meter van de rand van het spoor. De afstand van het spoor tot de dichtsbijzijnde geplande woningen aan de Covecostraat is ongeveer 175 meter.
Spoorlijn Amersfoort-Deventer
Toetsingskader
De spoorlijn Amersfoort - Deventer is een doorgaande route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beschouwing van de externe veiligheidsrisico's is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) inclusief wijziging van 15 december 2009 van toepassing. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) met als uitvloeisel het basisnet spoor. Deze nieuwe regelgeving zal naar verwachting medio 2012 in werking treden.
Daarnaast heeft gemeente Voorst een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Door het vaststellen van een plan mag het groepsrisico in ieder geval niet hoger worden dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Risicobeschouwing
Voor het transport van gevaarlijke stoffen moet op dit moment uitgegaan worden van de prognosecijfers die Prorail heeft opgegeven voor het jaar 2020. Gemeente Voorst heeft de gevolgen van deze transportaantallen voor de externe veiligheid laten berekenen door Oranjewoud ('Ontwikkeling school te Twello Onderzoek externe veiligheid doorgaand spoor, Oranjewoud, 187656, 18 mei 2009). Hierin is de ontwikkeling van de Van Spiegelstraat en Covecostraat ook meegenomen.
Plaatsgebonden risico
Uit het onderzoek van Oranjewoud blijkt dat voor de spoorlijn Amersfoort - Deventer geen contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar wordt berekend. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmering voor de bestemmingen binnen het plangebied.
Groepsrisico
Uit de risicoberekening van Oranjewoud volgt dat het groepsrisico ten gevolge van de ontwikkeling van het voormalige veilingterrein zal toenemen tot iets boven de oriëntatiewaarde. Het RNVGS stelt dat het groepsrisico moet worden verantwoord wanneer de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden.
Verantwoording van het groepsrisico
Op 8 juli 2010 is het basisnet spoor op hoofdlijnen vastgesteld. In dit basisnet is de maximale risicoruimte rond spoorlijnen vastgesteld. Daarbij is de afspraak gemaakt met het bedrijfsleven dat het vervoer van brandbare gassen gescheiden zal plaatsvinden van het vervoer van zeer brandbare vloeistoffen. Hierdoor wordt de kans dat door een incident met zeer brandbare vloeistoffen een ketelwagen met brandbare gassen tot ontploffing kan komen (warme BLEVE). Dit wordt 'BLEVE vrij rijden' genoemd.
Door het instellen van deze maatregel wordt het groepsrisico aanzienlijk gereduceerd. Daarnaast is afgesproken dat het transport van gevaarlijke stoffen over het spoordeel Amersfoort-Deventer wordt gereduceerd tot maximaal 10 ketelwagens met LPG en 400 ketelwagons met brandbare vloeistoffen per jaar. LPG is maatgevend voor de risico's van het transport over het spoor.
De voornoemde basisnetafspraken zijn in opdracht van gemeente Voorst doorgerekend door Oranjewoud (Rapportage onderzoek externe veiligheid, Transport gevaarlijke stoffen spoorzone Twello, Oranjewoud, projectnr. 2172-198216, 30 november 2010). De rapportage is als bijlage 3 toegevoegd. Uit de berekening komt naar voren dat na in werking treden van het basisnet geen groepsrisico meer aanwezig zal zijn. Omdat het basisnet op 8 juli 2010 is vastgesteld mag rekening worden gehouden met deze zekere ontwikkeling.
Een nadere verantwoording van het groepsrisico is daarmee niet noodzakelijk.
5.3 Water
Het plan bestaat uit twee locatie gelegen aan de Van Spiegelstraat en de Covecostraat in Twello en valt binnen bestaand stedelijk gebied. Het gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 1495 m2 en bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan Gelderland 2005. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Stationskwartier
Het vuilwater en het regenwater zijn in de wijk Stationskwartier gescheiden aangelegd. Het vuilwater wordt onder vrijverval afgevoerd en stroomt uiteindelijk naar het gemaal Kruisakkerweg van Waterschap Veluwe. Het regenwater wordt opgevangen in infiltratie-transportriolering en deels in aquaflow, deze systemen zijn aan elkaar gekoppeld en hebben een overloop naar een wadi die naast de Twellose Beek gelegen is. In het geval dat de regenval dusdanig heftig is dat dit systeem het niet aan kan (regenbui T=10) dan loopt deze wadi op natuurlijke wijze over in de Twellose Beek.
4 woningen en 3 woon-werkwoningen, Covecostraat
Alle panden dienen afzonderlijk aangesloten te worden op het vuilwaterriool en het regenwaterriool in de Covecostraat. De percelen hoeven, in tegenstelling tot andere wijken, geen regenwaterberging op eigen terrein te realiseren, dit is in de wijk op openbaar terrein geregeld.
HWA-riolering aanleggen op parkeerplaats met uitleggers naar de woningen voorzien van een ontstoppingsstuk en deze aansluiten op put 2H31. Het vuilwater van de woningen op gelijke wijze aansluiten op put 2D29.
9 appartementen, Van Spiegelstraat
In de Van Spiegelstraat is gescheiden riolering aanwezig. Het vuilwater en het regenwater van het appartementencomplex dient dan ook gescheiden aangeleverd te worden. Voor het vuilwater zijn meerdere aansluitpunten gerealiseerd. Het regenwater dient aangesloten te worden op de IT-leiding (Ø 800) van de Van Spiegelstraat of de leiding (Ø 250) die ten westen van het appartementengebouw ligt. De berging van het regenwater is in het plan Stationskwartier centraal op gemeentegrond geregeld. Dit houdt in dat bij het appartementencomplex geen berging op eigenterrein gerealiseerd hoeft te worden.
Doordat dit plan kleiner dan 1500 m² is, buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de postzegelplannen” zoals waterschap Veluwe die vanuit oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het “standaard wateradvies” geldt. Afwijkingen hiervan en afwijkingen op de plankaart hebben wij beargumenteerd in deze waterparagraaf.
5.4 Flora En Fauna
Door Bureau Waardenburg is bij de ontwikkeling van het hele plan Dumeco/Stationskwartier de flora en fauna in het plangebied geïnventariseerd ( Beschermende soorten Dumeco en de Veldjes Twello, Quickscan in het kader van de Flora en Faunawet, kenmerk 03-132, 16 september 2003).
In kader van de Flora- en Faunawet is een quick-scan uitgevoerd naar beschermende soorten binnen de plangebieden. Het konijn is tijdens het veldbezoek aangetroffen. Op basis van de terreinkenmerken kunnen de volgende soorten ook voorkomen: vleermuizen, bunzing, wezel, hermelijn, egel, mol, veldmuis, bosmuis en de bosspitsmuis. Amfibieën wiorden in de huidige situatie niet verwacht in verband met de slechte waterkwaliteit van de Twellose beek. Het Natuurloket maakt melding van het (mogelijk) voorkomen van één beschermde plantensoort.
Effecten op de aangetroffen en verwachte soorten zullen over het algemeen beperkt zijn. Het gaat vooral om (redelijk) algemeen in stedelijke gebieden voorkomende soorten. Afgezien van de wezel en hermelijn wordt van de meeste soorten verwacht dat deze na de herinrichting opnieuw zullen bevolken. Voor de aangetroffen en verwachte beschermde soorten zal de gunstige staat van instandhouding niet worden geschaad.
Mitigerende maatregelen zijn bijvoorbeeld het zoveel mogelijk behouden van struwelen en houtwallen. Verder wordt aanbevolen potentiële vleermuisbiomen nader te onderzoeken voordat deze worden gekapt.
Voor de aangetroffen en verwachte beschermde soorten heeft de gemeente destijds een ontheffing van de flora en fauna wet aangevraagd. Op 11 februari 2005 heeft De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het plangebied een ontheffing verleend ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Daarom is nu geen algemeen flora- en faunaonderzoek nodig.
5.5 Archeologie
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
Om te voldoen aan bovenstaande is door het archeologisch adviesbureau Raap in 2006 een archeologisch vooronderzoek gedaan, bestaande uit een bureau- en inventariserend veldonderzoek (kenmerk 1615, april 2006). Uit het bureauonderzoek is gebleken dat voor de locatie een hoge treftkans geldt voor archeologische materiaal uit de periode van de steentijd tot en met de middeleeuwen. Dit was de aanleiding om door middel van het inventariserende veldonderzoek de locatie nader te bestuderen.
Tijdens het veldonderzoek zijn in meerder boringen archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreft kleine concentratries kachelgrit, fragmenten puin en aardewerk uit de 18e en 19e eeuw. Zonder uitzondering zijn de vondsten afkomstig uit de bouwvoor en het verstoorde plaggendek. De late datering van de vondsten doet vermoeden dat het om een relatief jong plaggendek gaat. Op grond van de aangetroffen fragmenten aardewerk en het kachelgrit is de ontwikkeling van het gebied tot landbouwareaal in de (late) 18e of 19e eeuw te dateren.
Het aantreffen van de archeologische indicatoren in de bouwvoor en het verstoordfe plaggendek, alsmede de late datering van de vondstend geven geen aanleiding een archeologische vindplaats in het plangebied te vermoeden.
Op grond van het ontbreken van eenduidinge aanwijzigingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt ten aanzien van het plangebied vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht.
5.6 Economische Uitvoerbaarheid
Op 17 april 2003 hebben de gemeente Voorst en ABC Vastgoed een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Op 12 december 2003 heeft ABC Vastgoed de samenwerkingsovereenkomst overgedragen aan Goed Wonen. Voorliggend plan betreft de uitvoering van de laatste fase, zoals beschreven in deze samenwerkingsovereenkomst.
Met deze samenwerkingsovereenkomst is het verhaal van kosten verzekerd en is geen exploitatiplan nodig. Het ontwerpbesluit om geen exploitatieplan vast te stellen wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemingsplan ter inzage gelegd.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
6.2 Planregels
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
6.2.2 Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de bestemming 'Wonen', 'Woongebied' en 'Centrum' voor.
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
6.2.3 Algemene regels
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
6.3 Bestemmingen
6.3.1 Centrum
Bestemmingsomschrijving
De bestemming 'Centrum' wordt gebruikt voor gebouwen waarbinnen een breed scala aan functies mogelijk is. Het gaat hierbij om de dienstverlening, niet zijnde detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen. De functie is toegekend aan de gebouwen direct gelegen aan de Duistervoordseweg. Deze gebouwen kunnen gezien de ligging aan één van de hoofdstraten in de kern Twello en vlak bij het centrumgebied een bredere, en flexibelere bestemming krijgen.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen de bestemming 'Centrum' is een onderscheid gemaakt tussen welke bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak en welke erbuiten. Waar gebouwen mogen worden gebouwd is dat middels een bouwvlak aangegeven. Middels het bouwvlak wordt tevens de grootte en ligging van de gebouwen bepaald. Binnen het bouwvlak staan de toegestane goot- en bouwhoogte en het maximum aantal woningen vermeld. Buiten het bouwvlak zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
Maatvoering bouwvlak
De maatvoering van het bouwvlak is maatwerk. Het bouwvlak is aangepast aan de hand van de ingediende plannen voor de bebouwing. Wel is daar waar mogelijk het bouwvlak iets ruimer om de gewnste bebouwing heen getekend. De plannen bevonden zich ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan in een conceptfase. Door een klein beetje rek op te nemen in het bestemmingsplan, krijgt de architect/ontwikkelaar de mogelijkheid het plan op een juiste manier uit te werken, zonder dat het bestemmingsplan daarbij direct belemmerend werkt.
6.3.2 Wonen
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis, bed en breakfast, alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Bouwregels
Binnen deze bestemming is op de kaart onderscheid gemaakt tussen het bouwvlak, de aanduiding erf, de aanduiding tuin en de aanduiding 'specifiek vorm van wonen- middenterrein' . Deze driedeling is bepalend voor de plaats van het hoofdgebouw, de overige gebouwen, de andere bouwwerken en waar niet mag worden gebouwd. Over vergunningvrij bouwen wordt vanzelfsprekend geen uitspraak gedaan. Het toegestane aantal woningen per bouwperceel is aangegeven op de plankaart.
Bouwvlak
Er is gekozen voor een flexibele systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel het hoofdgebouw, de overige gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan. Feitelijk maakt het dus niet uit wat hier gebouwd wordt, mits het voldoet aan de maximale maatvoering. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maat van het hoofdgebouw is dan ook leidend bij de maatvoering van het bouwvlak. Voor de rijwoningen is als maximale diepte van het bouwvlak 10 meter opgenomen.
Erf
De gronden achter en naast het bouwvlak zijn op de kaart aangeduid met de aanduiding erf. Op het erf zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. Overige gebouwen moeten altijd minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. Voor overkappingen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de voorgevel moeten worden gebouwd. Het gaat hier vaak om carports. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen van de burger. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen. Om te voorkomen dat de (analoge) kaart onoverzichtelijk wordt is er voor gekozen de hoogteaanduiding voor overige gebouwen niet op de kaart op te nemen.
De oppervlakte overige gebouwen is begrensd. Deze oppervlaktemaat geldt alleen binnen de gronden met de aanduiding erf. Wat er aan overige gebouwen binnen het bouwvlak wordt gebouwd telt niet mee. Binnen de aanduiding erf mag maximaal 50 m² aan overige gebouwen worden gebouwd. Daarnaast mag het bebouwingspercentage aan overige gebouwen van de gronden met de aanduiding erf de 50% niet overschrijden. Deze oppervlaktemaat aan overige gebouwen biedt - naast het toegestane oppervlak binnen het bouwvlak en de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen - de burger voldoende flexibiliteit om direct in hun behoefte te voorzien. Anderzijds blijft de open ruimte op het erf voldoende gewaarborgd.
Het middengebied
Er is een specifieke bouwaanduiding voor het middengebied opgenomen. Het middengebied wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de ontsluiting van de verschillende woningen, maar ook voor de bouw van 2 bergingen behorende bij 2 van 4 rijwoningen in het achterste blok. Middels de specifieke bouwaanduiding wordt geregeld dat deze twee bijgebouwen gerealiseerd mogen worden. Het overige terrein blijft onbebouwd om de ruimte te bieden voor het parkeren op eigen terrein.
Andere bouwwerken
Op de gronden met de aanduiding bouwvlak, erf en tuin mogen ook andere bouwwerken worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter. Voor erfafscheidingen op gronden met de aanduiding tuin geldt een maximale hoogte van 1 meter en binnen het bouwvlak en erf maximaal 2 meter. Speeltoestellen en vlaggenmasten mogen maximaal 4,5 respectievelijk 8 meter hoog zijn. Overkappingen vallen ook onder andere bouwwerken en de oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag niet meer dan 20 m² bedragen.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 50 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
- er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
- er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
- het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
- de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of -bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Gezien de liggen van alle woningen dicht tegen het centrum, is er voor gekozen de eis om te parkeren op eigen terrein los gelaten. Er is in de omgeving voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.
6.3.3 Woongebied
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis, bed en breakfast, alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Voor het appartementencomplex is de functieaanduiding ´gestapeld´ opgenomen.
Bouwregels
Binnen deze bestemming is een grote mate van vrijheid gecreëerd. Middels een gevellijn wordt vastgelegd waar de voorgevel van het hoofdgebouw moet liggen. Wel wordt de mogelijkheid geboden om enkele geveldelen voor de voorgevellijn te realiseren. Verder is een bebouwingspercentage van 40% opgenomen, en zijn afstanden tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen.
Overige gebouwen moeten altijd minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. De oppervlakte van deze overige gebouwen mag maximaal 120 m2 bedragen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bouwperceel.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 50 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
- er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
- er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
- het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
- de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of -bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Gezien de liggen van alle woningen dicht tegen het centrum, is er voor gekozen de eis om te parkeren op eigen terrein los gelaten. Er is in de omgeving voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.
Wijzigingsbevoegdheid naar 'Maatschappelijk'
In de bestemming 'Wonen' is een wijzigingsbevoegdheid naar 'Maatschappelijk' opgenomen ten behoeve van het omzetten van een reguliere woning naar een zorgvoorziening. Hiermee komt het bestemmingsplan tegemoet aan de maatschappelijke wens om zorg op maat en in de eigen omgeving te kunnen bieden. De voorwaarden waaronder van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, hebben betrekking op de ruimtelijke uitstraling die de bestemmingswijziging heeft. Zo mogen de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen woningen niet onevenredig worden benadeeld en dient op eigen terrein in de extra parkeerbehoefte te worden voorzien. Het overlastaspect valt buiten de beoordelingscriteria. Het bestemmingsplan is daarvoor niet het juiste kader. Het tegengaan van overlast door of vanwege het gebruik van gronden en bouwwerken behoort tot het domein van de Algemene plaatselijke verordening.
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
6.4.2 Afwijking
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
- bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden beroepen die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
- bestemming 'Wonen': ten behoeve van aan huis verbonden beroepen in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het toestaan van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 meter;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd.
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht burgemeester en wethouders om een aankondiging te doen als het voornemen bestaat een nieuw bestemmingsplan voor te bereiden. De bekendmaking voor voorliggende bestemmingsplanherziening heeft plaatsgevonden in het huis-aan-huisblad 'Voorster Nieuws' van 18 mei 2011. Daarin is aangegeven dat burgemeester en wethouders voornemens zijn het bestemmingsplan 'van Spiegelstraat en Covecostraat' voor te bereiden.
7.2 Uitkomsten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Van Het Besluit Ruimtelijke Ordening
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In dit geval is sprake van een plan van lokaal belang. Voor dergelijke plannen achten de provincie Gelderland en de VROM-Inspectie vooroverleg niet noodzakelijk. Ook het Waterschap Veluwe heeft aangegeven dat voor zogenaamde postzegelplannen, waar hier sprake van is, vooroverleg niet noodzakelijk wordt geacht.
Genoemde instanties hebben uiteraard wel de mogelijkheid om hun reactie op de plannen te geven tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 17 mei 2012 t/m 27 juni 2012 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Verkennend En Nader Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend en Nader bodemonderzoek
Bijlage 2 Beleidsvisie Externe Veiligheid
Bijlage 2 Beleidsvisie externe veiligheid
Bijlage 3 Rapportage Onderzoek Externe Veiligheid Spoorzone Twello
Bijlage 3 rapportage onderzoek Externe veiligheid spoorzone Twello
Bijlage 4 Quickscan In Het Kader Van De Flora En Faunawet
Bijlage 4 Quickscan in het kader van de Flora en Faunawet