Beekzone, Twello
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 16-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Beekzone, Twello met identificatienummer NL.IMRO.0285.171025-VS00 van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via
internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;
1.9 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;
1.14 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.17 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening gehouden moet worden;
1.18 bestaand:
1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 calamiteit:
een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;
1.29 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, tuincentra, grove bouwmaterialen, alsmede bouwmarkten;
1.32 dienstverlening:
het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;
1.33 evenemententerrein:
terrein voor periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die gericht zijn op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 geluidszoneringsplichtige inrichtingen
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.36 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.37 kantine:
bij de sportvoorziening behorende horeca, niet zijnde zelfstandige horeca, uitsluitend ten dienste van de gebruikers van de sportvoorziening;
1.38 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.39 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.40 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.41 maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.42 mantelzorg:
llangdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.43 openbaar gebied:
de voor een ieder toegankelijke en door overheden beheerde en onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied;
1.44 overige gebouwen:
al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;
1.45 overkapping:
een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;
1.46 recreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.47 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.48 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.49 vloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.50 voorgevel:
de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.51 waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;
1.52 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk:
de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil:
- 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
- c. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein; - d. bed & breakfast, uitsluitend in een woning, met dien verstande dat:
1. maximaal 3 kamers per woning mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
2. de activiteit geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer; - e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water;
3.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen;
3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen maximaal het aantal aangegeven woningen bedragen; - b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen;
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 3.1 voor de
vestiging van:
- a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
- b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende
woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
- d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- e. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- f. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
- b. parkeerplaatsen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeerterrein;
- d. ambulante handel;
- e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en speelvoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' worden opgericht, de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 75 m² bedragen;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen.
- c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen;
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en oeverstroken;
- b. waterhuishouding;
- c. openbare nutsvoorzieningen;
- d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen en kunstwerken.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied zijnde een historische dorpskern of historisch bekende verhoogde woonplaats.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, danwel archeologische begeleiding plaatsvindt tijdens de bouwactiviteiten volgens een naar het oordeel van het bevoegd gezag akkoord bevonden Programma van Eisen;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, of de archeologische begeleiding, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m2;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
- c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage of een onbekende archeologische verwachting.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
- c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingen
- a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
4. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- - aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt . - b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
3. de sociale veiligheid;
4. de verkeersveiligheid.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Beekzone, Twello.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Woningcorporatie IJsseldal Wonen heeft het voornemen om het gebied tussen de Duistervoordseweg, de Karel Doormanstraat en de Twellose Beek opnieuw in te richten. In de nieuwe situatie verdwijnen de panden van de voormalige Edah supermarkt en appartementencomplex Beekzicht. Hiervoor in de plaats komt vervangende nieuwbouw in één pand waarin zowel een supermarkt (C1000/Jumbo) als een 37-tal appartementen gevestigd worden (zie figuur 1.1). Door de ruimte intensiever te gebruiken, komt er ruimte vrij op het maaiveld. Het gebied waarin deze ontwikkelingen plaatsvinden, wordt in onderliggend plan verder de Beekzone genoemd.
Figuur 1.1 Vervangende nieuwbouw appartementencomplex Beekzicht in combinatie met supermarkt
Met de ontwikkeling van onderliggend plan wordt tevens een supermarkt (C1000) uit het winkelhart van Twello naar de ring direct rond het centrum verplaatst. Met als gevolg dat de parkeerdruk voor winkelend publiek in het centrum afneemt. De nieuwe supermarkt zal een oppervlakte krijgen van circa 2.800 m2 bvo.
Deze voorgenomen ontwikkelingen in de Beekzone passen niet binnen het vigerend bestemmingsplan, daarom wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen in het midden van het dorp Twello. Het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrensd door de Duistervoordseweg, aan de oostkant door de Karel Doormanstraat (met in het verlengde daarvan het Raccordement), aan de zuidoostkant door de bebouwing aan de Karel Doormanstraat en aan de westzijde door de Twellose Beek en de Jachtlustweg. In figuur 1.2 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.2 Ligging plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Om de ontwikkelingen in de Beekzone mogelijk te maken is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. In de huidige situatie is in het plangebied het bestemmingsplan “Twello-Centrum” van kracht, dit plan is vastgesteld op 30 november 1992. In het vigerende bestemmingsplan gelden in het plangebied de bestemmingen “Publieksvoorzieningen”, “Woningen”, “Verkeersruimte”, “Water” en “Overige onbebouwde gronden”.
Voormalige Edah en cafetaria
Binnen de bestemming “Publieksvoorzieningen” gelden de categorieën “Overige publieksvoorzieningen” en “Winkel”. Het gebied tussen de voormalige Edah en appartementencomplex Beekzicht heeft de bestemming “Verkeersruimte-parkeerterrein”.
Appartementencomplex Beekzicht
Binnen de bestemming “Wonen” geldt de categorie “Meergezinswoningen”. Het groene gebied rondom het appartementencomplex heeft de bestemming “Overige onbebouwde gronden”.
Om de ontwikkeling mogelijk te kunnen maken, wordt het bestemmingsplan gewijzigd.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het plan toegelicht. De uitvoerbaarheid van de plannen wordt beschreven in hoofdstuk 5. Een toelichting op de planregels is te vinden in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 ten slotte wordt de doorlopen procedure van inspraak en overleg toegelicht.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
In de huidige situatie is in het plangebied een tweetal gebouwen gelegen. Eén gebouw, op de hoek van de Duistervoordseweg en de Karel Doormanstraat, is de voormalige Edah supermarkt met cafetaria. Dit pand staat momenteel geheel leeg. Het terrein rondom de voormalige Edah is grotendeels met asfalt verhard.
Figuur 2.1 Zijaanzicht voormalige Edah supermarkt vanaf de Karel Doormanstraat
Het andere gebouw betreft het appartementencomplex Beekzicht. Dit appartementencomplex biedt huisvesting aan senioren. De oost- en zuidzijde van Beekzicht is ingericht als een parkachtige omgeving. Kenmerkend voor het gebied is de Twellose Beek die tegen het plangebied aanligt. Deze beek is omgeven door veel groen in de vorm van bomen.
Figuur 2.2 Vooraanzicht appartementencomplex Beekzicht vanaf de Karel Doormanstraat
Figuur 2.3 Zicht vanaf de Twellose Beek op appartementencomplex Beekzicht
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Programma
In de toekomstige situatie komt op de locatie van de voormalige supermarkt vervangende nieuwbouw in één pand waarin zowel een grote supermarkt als een 37-tal appartementen gevestigd worden. De oppervlakte van de nieuwe supermarkt beslaat circa 2.800 m². Bovenop de supermarkt worden 37 appartementen en 29 parkeerplaatsen (bestemd voor de bewoners van de appartementen) gerealiseerd. Naast dit complex wordt, daar waar nu nog appartementencomplex Beekzicht staat, een grote openbare parkeerplaats voor circa 100 auto's ingericht. Deze is ondermeer bestemd voor het winkelend publiek, maar ook voor de bezoekers van de appartementen Beekzicht en van de ten zuidwesten van het plangebied mogelijk nieuw te realiseren Brede school op de locatie waar nu basisschool de Hietweide staat.
In figuur 4.1 is de nieuwe inrichting van het plangebied weergegeven.
Figuur 4.1 Inrichting plangebied
3.2 Stedenbouwkundige En Architectonische Uitwerking
Notitie Beekzone Twello: stedenbouwkundige visie nieuwbouw wooncomplex Beekzicht en supermarkt (2011)
Op 7 juni 2011 heeft de gemeenteraad de notitie Beekzone Twello: stedenbouwkundige visie nieuwbouw wooncomplex Beekzicht en supermarkt (Maris, zie bijlage 1)) vastgesteld. Deze notitie geeft de vertrekpunten voor de herontwikkeling weer, inclusief bijkomende voorzieningen zoals parkeren en bevoorrading binnen de Beekzone.
De notitie is uitgangspunt geweest bij de verdere stedenbouwkundige en architectonische uitwerking van de locatie.
Supermarkt
De nieuwe supermarkt heeft een bruto vloeroppervlakte van circa 2.800 m2 en bevindt zich op de begane grond van het nieuw te bouwen complex. De supermarkt wordt bevoorraad via de nieuw te realiseren parkeerplaats tussen de Twellose Beek en de Karel Doormanstraat. Vanaf deze parkeerplaats bereiken de vrachtwagens het supermarktpand (westzijde van het pand). Na het lossen verlaten de vrachtwagens het supermarktcomplex aan de zijde van de Duistervoordseweg. Op deze manier veroorzaakt het laden en lossen van vrachtwagens zo min mogelijk overlast en ontstaan minder onveilige verkeerssituaties.
Zie figuur 4.2 voor een impressie van het gebouw vanaf de Duistervoordseweg.
Figuur 4.2: Impressie gebouw vanaf de Duistervoordseweg
De ingang voor klanten van de supermarkt is gelegen aan de parkeerplaatszijde (zie figuur 4.3 voor een impressie). Naast parkeerplaatsen wordt er naast de ingang van de supermarkt een ruime fietsparkeergelegenheid gerealiseerd.
Figuur 4.3 Impressie ingang supermarkt aan parkeerplaatszijde
Appartementencomplex
Het appartementencomplex is gesitueerd boven de supermarkt. Het bestaat uit 37 appartementen die op verschillende plaatsen langs de randen gestapeld zijn. Het appartementencomplex bestaat uit drie bouwlagen (zie figuur 4.4 voor een impressie).
Figuur 4.4 Impressie zijaanzicht complex vanaf de Karel Doormanstraat
De binnenplaats tussen de appartementen op de 1e etage is ingericht met groen en met een parkeerplaats voor 29 auto's (zie figuur 4.5 voor een impressie). Via een ingang aan de Duistervoordseweg kunnen bewoners van het complex hun auto via een liftsysteem naar de parkeerplaatsen rijden. Er is bewust voor gekozen om niet voor alle appartementen een parkeerplaats in te richten. Het appartementencomplex heeft als doelgroep senioren. De ervaring leert dat niet alle bewoners meer over een auto beschikken. Daarnaast is er voldoende parkeergelegenheid op de nieuw in te richten parkeerplaats ter plaatse van het oude Beekzichtcomplex, rondom sporthal Jachtlust, het Kulturhus en langs de Karel Doormanstraat.
Figuur 4.5 Impressie parkeerplaatsen en appartementen op de 1e etage boven de supermarkt
3.3 Parkeren
Op de plaats waar zich nu nog appartementencomplex Beekzicht en een klein park bevinden, komt in de toekomst een grote parkeerplaats voorcirca 100 auto's. Zie ook figuur 4.1.
De parkeerplaats wordt zo ingericht dat deze past in de groene omgeving. Zo wordt aan de zijde van de Karel Doormanstraat een kleine wal opgeworpen die het zicht vanaf deze straat op de geparkeerde auto's ontneemt. De parkeerplaats wordt deels met asfalt en deels met klinkers bestraat.
3.4 Ontsluiting
Het plangebied wordt via twee zijden ontsloten. Bezoekers van de supermarkt verlaten de parkeerplaats bij de supermarkt via de Karel Doormanstraat richting de Duistervoordseweg of de Michiel de Ruijterstraat. Leveranciers van de supermarkt rijden via de parkeerplaats aan de Karel Doormanstraat naar de beekzijde van het supermaktgebouw, om het pand weer via de bevoorradingssluis te verlaten via een uitgang aan de Duistervoordseweg. Ook de bewoners van de appartementen die hun auto's op de eerste etage parkeren, maken gebruik van een in- en uitgang aan de Duistervoordseweg.
3.5 Water En Groen
Het plangebied is gelegen naast de Twellose Beek. In opdracht van Waterschap Veluwe heeft adviesbureau Tauw in 2009 een Visie op de Twellose Beek opgesteld. Doel van de visie is de beek zichtbaar en beleefbaar maken. Daarnaast moest de beek een meer natuurlijke uitstraling krijgen door de aanleg van natuurlijke oevers, gebruik van inheemse beplantingssoorten en het verwijderen van uitheemse soorten. Op dit moment is het grootste deel van de Twellose Beek heringericht, met uitzondering van het deel van de beek ter hoogte van het plangebied.
De Twellose Beek is opgedeeld in verschillende zones, met elk hun eigen karakter. De zone waarin het plangebied gelegen is, is de meest stedelijke zone. Ondanks de stedelijke omgeving wordt de zone gekarakteriseerd door de bomenlaan langs de beek.
Met de herinrichting van het gebied rond de voormalige supermarkt en appartementencomplex Beekzicht wordt ook de tegen het plangebied aangelegen Twellose Beek ingepast. Goed Wonen onderzoekt samen met het Waterschap de mogelijkheden om de beek ter plaatse van het plangebied te verbreden en op een goede manier in te passen.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's zoals milieu, archeologie of water worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 5.
4.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in maart 2012 een nieuwe structuurvisie opgesteld: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig”. Deze is in samenhang met het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro / AmvB Ruimte) opgesteld. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn
De SVIR en AmvB ruimte hebben geen directe betrekking op onderhavige ontwikkeling. Ten aanzien van het bevorderen van krachtige steden/dorpen en een vitaal platteland wordt gestreefd naar een basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Hierbij staat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten voorop. In onderliggend plan wordt hiervoor gezorgd door nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd te lokaliseren, dat wil zeggen: in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied. Daarbij wordt aangesloten bij de bestaande ruimtelijke structuren. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is.
4.3 Provinciaal Beleid
Streekplan Gelderland
Het Streekplan van de provincie Gelderland dateert uit juni 2005. Het overgangsrecht van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt dat het huidige streekplan van rechtswege wordt aangemerkt als structuurvisie. In dit streekplan verwoordt de provincie haar eigen algemene ruimtelijke beleid in relatie tot de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn verwoord.
Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld worden aan knooppunten van infrastructuur binnen het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. Binnen de gemeente Voorst wordt daarbij vooral gekeken naar Twello. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden als uitbreiden. Bij inbreiden is herstructurering niet alleen voorbehouden aan de steden, maar vindt evenzeer plaats in bestaande dorpen. Bij uitbreiding wordt gestreefd naar gedifferentieerde vormen en locaties met in achtneming van de te bepalen zoekzones voor verstedelijking en de betreffende gebiedskwaliteiten. Wat betreft wonen wordt voor de dorpen binnen het bundelingsgebied ingezet op het realiseren van de autonome woningbehoefte plus een deel van de regionale woningbehoefte zover het 'landelijk en dorps wonen' betreft. Uitgangspunt van het Gelders woonbeleid is dat de gemeenten voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP).
Onderhavige ontwikkeling in de Beekzone betreft een herstructureringslocatie. De aanpak van dit gebied sluit aan bij het beleid zoals dat gesteld is in het Streekplan.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 15 december 2010. Deze verordening is een gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in juli 2008 in werking trad. Deze wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. In de Ruimtelijke Verordening is opgenomen dat de in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het KWP en het daarin opgenomen regio totaal aan woningen.
4.4 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het Streekplan.
De regionale visie zet vooral in op verdere herstructurering en intensivering van het bestaand stedelijk gebied. Enerzijds wordt een deel van het woningbouwprogramma gerealiseerd in de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, maar tevens wordt een deel gerealiseerd in de bestaande dorpen en kernen. Daarbij gaat het om herontwikkeling, om afronding van bestaande bebouwingstructuren en om een intensivering van centrumdorpse woonmilieus. Hiernaast zijn (beperkt) ook specifieke dorpse uitbreidingen mogelijk om het inwonertal in sommige dorpen op peil te houden.
Voor de gemeente Voorst is de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen in de gemeente van belang. Een programma dat de lokale behoefte te boven kan gaan. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van de dorpen en aan het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'. De herontwikkeling van de locatie Beekzone is vooral aan te merken als een intensivering van een centrumdorps woonmilieu en past daarmee binnen regionaal beleid.
4.5 Lokaal Beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is een belangrijk uitgangspunt voor onderliggend bestemmingsplan. Er wordt een visie gegeven op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. Ingezet wordt op inbreiding binnen de kern en uitbreiding ten zuiden en oosten van Twello;
Woonvisie, diversiteit in wonen 2011-2015
Op 10 oktober 2011 is de Woonvisie door de gemeenteraad vastgesteld. De woonvisie heeft onder meer betrekking op het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Nieuwe woningbouwinitiatieven met meer dan 3 woningen moeten aan dit programma voldoen.
Deze kwalitatieve verdeelsleutel voor woningbouw gaat uit van de volgende verhoudingen:
- 40% bereikbaar (sociale huur en koopwoningen tot €170.000);
- 35% middelduur (overige huurwoningen en koopwoningen € 170.000 tot 270.000);
- 25% duur (koopwoningen vanaf € 270.000).
Deze verdeling blijkt een hanteerbaar sturingsinstrument voor de gemeente. Tegelijkertijd blijkt het bij ontwikkelingen soms ook te beperkend. Het biedt weinig ruimte om op locaties specifieke kwaliteiten te benutten (centrumlocaties meer goedkoop, kleine kernen meer middelduur), passend bij de vraag uit de dorpen. Het woonwensenonderzoek, dat ten grondslag ligt aan de Woonvisie, laat zien dat de vraag per kern verschilt. Daarnaast verandert de vraag ook met de economische situatie.
Om adequaat in te spelen op de vraag hanteert de gemeente Voorst een beperkt aantal vaste randvoorwaarden bij de woningbouwplanning. Daarbij gaat het met name om een minimum aandeel sociale / bereikbare woningbouw, een segment waar de marktwerking niet als vanzelf in voorziet. Voor andere segmenten geeft de gemeente richtingen aan.
Deze aanpak sluit ook aan bij de formele sturingsmogelijkheden van gemeenten in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van 2008. Met deze nieuwe aanpak van het KWP kiest de gemeente ook voor andere verhoudingen tussen marktsegmenten; passend bij de huidige tekorten op de Voorster woningmarkt, volgens het woonwensenonderzoek. Via monitoring gaat de gemeente na of voldoende ingespeeld wordt op de vraag uit de markt.
De uitgangspunten voor het KWP zijn als volgt.
- In Twello gaat de gemeente als minimaal aandeel sociale woningbouw uit van 40% per locatie;
- In de middelgrote kernen (Voorst, Terwolde, Wilp, Klarenbeek) kiest de gemeente voor minimaal 30% sociale woningbouw;
- In de kleine kernen is de behoefte aan sociale woningbouw beperkt. Maatwerk is daarbij uitgangspunt, waarbij gezocht moet worden naar een evenwichtige kwalitatieve woningbouwprogrammering afgestemd op de behoefte.
In onderhavig plan wordt voldaan aan deze wettelijke regeling. Het betreft hier vervangende nieuwbouw van een bestaand complex. Aangezien het niet gaat om een nieuwe woonlocatie is het Kwalitatief Woonprogramma niet van toepassing op deze ontwikkeling. Bovendien vallen de appartementen allemaal in de bereikbare sector (huur).
Welstandsnota (gewijzigd vastgesteld 4 juli 2011)
In de welstandsnota wordt het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken, zoals dakkapellen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, en grotere bouwwerken verwoord. Voor de eerste categorie zijn zogenaamde loketcriteria opgesteld, die 'aan de balie' duidelijk maken of het gebouwd kan worden of niet. Voor de grotere bouwactiviteiten gelden object- en gebiedscriteria. De planlocatie valt binnen het gebied dat in de welstandsnota is aangemerkt als dorpscentrum.
Leidraad Spoorzone Twello 2030+
De Leidraad Spoorzone Twello 2030+ vormt een stedenbouwkundig kader voor de beoordeling van nieuwe initiatieven in de spoorzone van Twello, waar het spoor een scheiding tussen het landelijke milieu aan de noordzijde en het dorpse milieu aan de zuidzijde vormt. De leidraad heeft een inspirerende en voorwaardenscheppende rol bij nieuwe ontwikkelingen in dit gebied, om de samenhang en ordening te versterken.
Het plangebied ligt ten zuiden van de spoorlijn. Ontwikkelingen aan de zuidzijde van de spoorlijn moeten geïnspireerd zijn op het dorpse milieu. Er is ruimte voor verdichting binnen het bestaande weefsel, met behoud van de aanwezige wijkstructuur en karakteristiek.
Bij het dorpse lint (Duistervoordseweg) is versterking van de dorpse lintstructuur als ruimtelijk verbindend element gewenst. De ontwikkelingen in het lint hebben een hedendaagse uitstraling met oog voor de aanwezige kenmerkende cultuurhistorische karakteristieken. In de linten is functiemenging mogelijk.
Onderhavig plan voldoet aan de uitgangspunten zoals genoemd in de Leidraad Spoorzone Twello 2030+.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's water, flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie, planschade en verkeer en parkeren.
5.2 Milieu
5.2.1 Geluid: wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch beschouwing vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen. Het appartementencomplex is een geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder.
Onderzoek
Adviesbureau Tauw heeft de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai op de gevels van de nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen berekend en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (R002-4638202RSA-cmn-V03-NL, 19 november 2012). Het geplande appartementencomplex ligt binnen de geluidzone (200 m) van de Duistervoordseweg, het Raccordement, de Karel Doormanstraat en de Michiel de Ruijterstraat.
Op de gevels van het appartementencomplex is een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de Duistervoordseweg en de Karel Doormanstraat vastgesteld. Om de ontwikkeling van het complex mogelijk te maken, moet tegelijk met de bestemmingsplanprocedure een hogere grenswaardenprocedure doorlopen worden. Ten behoeve van de hogere grenswaardenprocedure zijn de mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen beschouwd. De mogelijke maatregelen stuiten op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige, en/of verkeerskundige aard. Wel kunnen er maatregelen aan de ontvanger worden getroffen, waardoor ontheffing van de voorkeursgrenswaarde wel mogelijk is.
Conclusie
Door een hogere grenswaarden procedure te doorlopen en door rekening te houden met aanvullende gevelweringsmaatregelen aan het appartementencomplex kan worden voldaan aan de in het Bouwbesluit gestelde eisen ten aanzien van het binnenniveau. Dit dient nader te worden uitgewerkt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.
5.2.2 Geluid: railverkeerslawaai
De Wet ruimtelijke ordening geeft richtlijnen voor het uitvoeren van onderzoeken die als onderbouwing dienen bij een bestemmingsplanwijziging. Dit is nodig om de effecten van de veranderende situatie te kunnen beoordelen. Een onderdeel van deze procedure is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting als gevolg van geluidbronnen in de omgeving op het plan. Eén van die geluidsbronnen is een in de omgeving gelegen spoorlijn.
Onderzoek
Ten noorden van de planlocaties is op een afstand van 250 m van het plangebied spoortak 26951 gelegen (traject Deventer – Apeldoorn). Adviesbureau Tauw heeft een onderzoek uitgevoerd om in kaart te brengen wat de mogelijke knelpunten zijn ten gevolge van het spoortraject (N007-4638202RSA-kwe-V01-NL, 3 augustus 2012). De overige geluidbronnen in de omgeving, zijnde wegverkeerslawaaisbronnen, zijn in een gescheiden rapportage inzichtelijk gemaakt en beoordeeld (zie paragraaf 4.2.1).
Uit onderzoek blijkt dat de planlocatie gelegen is buiten de geluidzone van het spoortraject. Nader onderzoek naar de geluidsbelasting als gevolg van railverkeerslawaai op de gevels van de geplande nieuwe woningen is om die reden niet noodzakelijk.
Conclusie
Railverkeerslawaai als gevolg van spoortak 26951 vormt geen belemmering voor de gewenste planvorming
5.2.3 Geluid: invloed ontwikkeling op omgeving
De supermarkt valt onder de werkingssfeer van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Aan het Activiteitenbesluit zijn voorschriften verbonden ten aanzien van geluid. Aan de hand van deze voorschriften kan bepaald worden of de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijfsmatige activiteiten op de gevels van nabij gelegen gevoelige bestemmingen toelaatbaar is.
Daarnaast moet ook aandacht besteedt worden aan indirecte hinder (onder andere de verkeersaantrekkende werking). De indirecte hinder wordt beoordeeld volgens de circulaire 'Geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' van 29 februari 1996.
Naast de wettelijke bepalingen voortvloeiend uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dient akoestisch onderzoek ook voor een afweging in het kader een goede ruimtelijke onderbouwing.
Onderzoek
Adviesbureau Tauw heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de ontwikkeling van de supermarkt op gevoelige bestemmingen in de omgeving (R005-4638202RSA-kwe-V02-NL, 20 november 2012). Daarbij is in het bijzonder gekeken naar de geluidsbelasting ten gevolge van de laad- en losactiviteiten en de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt. Deze wordt inzichtelijk gemaakt op:
- De bestaande woningen in de nabije omgeving
- De nieuwe appartementen boven de supermarkt
De geluidsbelasting is getoetst aan de standaard voorschriften uit het Activiteitenbesluit.
Uit het onderzoek blijkt dat de optredende geluidsniveaus als gevolg van de activiteiten van de supermarkt de geluidnormering uit de standaardvoorschriften van het Activiteitenbesluit op meerdere onderdelen overschrijden. Door het nemen van geluidreducerende maatregelen of door het opstellen van maatwerkvoorschriften waarin hogere geluidsbelastingen worden toegestaan, hoeven de overschrijdingen geen belemmering te zijn voor de realisatie van de plannen.
Conclusie
Hoewel de supermarkt op een aantal punten niet aan de voorschriften uit het activiteitenbesluit voldoet, hoeft dit geen belemmering te zijn om het bestemmingsplan te wijzigen. Bij verdere uitwerking van de voorgenomen plannen moet wel rekening worden gehouden met de vastgestelde knelpunten en de voorgestelde maatregelen. Omdat de mogelijke geluidreducerende maatregelen divers zijn en afhankelijk zijn van de uitvoeringsvorm van het definitieve ontwerp zijn in dit stadium de maatregelen nog niet in detail uitgewerkt.
5.2.4 Luchtkwaliteit
De Nederlandse wet- en regelgeving voor de luchtkwaliteit is opgenomen onder titel 5.2 van de Wet Milieubeheer (Wet luchtkwaliteit). Daarbij is sprake van grens- en richtwaarden voor concentraties van stoffen in de buitenlucht. In de wet luchtkwaliteit is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project een NIBM bijdrage aan de luchtkwaliteit kent, is het inpasbaar. Het begrip NIBM is gedefinieerd als 3 % van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit komt neer op een bijdrage van 1,2 µg/m3 voor beide componenten. Dit betekent dat als aangetoond kan worden dat het plan aan niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van zowel PM10 als NO2, het voornemen niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.
Onderzoek
Adviesbureau Tauw heeft een luchtkwaliteitsonderzoek (N005-4638202MTU-evp-V01-NL, 18 juli 2012) uitgevoerd om na te gaan of de ontwikkeling in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgenomen planontwikkeling heeft alleen een effect op de luchtkwaliteit ten gevolge van een toename van het verkeer. De meeste auto's zullen naar de parkeerplaats bij de supermarkt rijden. Het meest maatgevende punt zit op de Karel Doormanstraat ter hoogte van de op- en afrit van de nieuwe parkeerplaats.
Uit de berekening blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer ruim onder de wettelijke normen blijft en daarmee 'niet in betekenende mate' (NIBM) is (bijdrage van 1,0 ìg/m3 voor NO2 en 0,3 ìg/m3 voor PM10). Nader onderzoek met betrekking tot luchtkwaliteit is dan ook niet nodig.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de maximale bijdrage ruim onder de grens voor 'niet in betekenende mate' ligt. Luchtkwaliteit geeft dan ook geen belemmeringen voor de inpasbaarheid van het plan Beekzone.
5.2.5 Externe veiligheid
In het kader van het ruimtelijke plan conform de Wet ruimtelijke ordening, moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor externe veiligheid onderzocht worden. Een extern veiligheidsonderzoek beschouwt alle activiteiten met gevaarlijke stoffen, welke een mogelijk externe veiligheidsrisico voor de planlocatie vormen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in risicovolle inrichten (bedrijven) en transport van gevaarlijke stoffen (over weg, water, spoor en door buisleidingen).
Onderzoek
Adviesbureau Tauw heeft een quickscan externe veiligheid (N004-4638202MTU-evp-V01-NL, 20 juni 2012) uitgevoerd om in kaart te brengen of er externe veiligheidsknelpunten zijn die de voorgenomen planontwikkeling kunnen belemmeren.
Uit de quickscan blijkt dat er in de nabije omgeving geen bedrijven zijn met opslag van gevaarlijke stoffen. Daarnaast vindt er ook geen vervoer van gevaarlijke stoffen over water, spoor, weg en door buisleidingen plaats welke zorgen voor knelpunten voor de ontwikkeling van het plangebied.
Conclusie
Externe veiligheid is geen belemmering voor de ontwikkeling van de plannen rond de Beekzone.
5.2.6 Bodem
In het kader van de bestemmingsplanwijziging moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.
Onderzoek
Adviesbureau Tauw heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd
(R001-4638202IHV-baw-V01-NL, 19 juli 2012). Doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Voorafgaand aan het bodemonderzoek is een vooronderzoek conform de NEN 5725 verricht. Uit het vooronderzoek blijkt dat er ten zuiden van appartementencomplex Beekzicht een stortplaats gelegen is met een oppervlakte van circa 625 m2, welke is afgedekt met een leeflaag. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er ter plaatse in de bovengrond (tot 0,5 m -mv) licht verhoogde gehaltes aan zware metalen, PAK en minerale olie en in het grondwater licht verhoogde concentraties aan barium, benzeen en xylenen aanwezig zijn. Daarnaast liep er vanaf een fabriek aan de Duistervoordseweg, waar spiegels werden gemaakt, een leiding naar de beek. De kans bestaat dat op 1 m diepte plaatselijk verhoogde waarden van destijds geloosde stoffen worden aangetroffen.
Voor het overige deel van het plangebied rond de voormalige Edah en appartementencomplex Beekzicht is niet bekend of er in het verleden bodemonderzoek plaats heeft gevonden. Het terrein rondom de voormalige Edah is afgedekt met een asfaltlaag. In verband met de verwijdering van dit asfalt is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van teerhoudend materiaal in het asfalt.
Conclusie
De onderzoeksresultaten wijzen uit dat op de locatie enkele stoffen zijn aangetroffen, waarvan de concentraties de achtergrondwaarden of streefwaarden overschrijden. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er echter geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de sloop en nieuwbouw van een supermarkt met daarboven appartementen.
Ook de resultaten van de asfaltanalyse zijn positief. Uit het onderzoek blijkt dat het materiaal als niet teer-houdend kan worden aangemerkt en daarmee geschikt is voor warm hergebruik.
Wel moet ten aanzien van deze conclusie worden opgemerkt dat:
- Zodra in grond toetsingswaarden worden overschreden, eventueel vrijkomende grond niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt is. Bij afvoer van grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren;
- Bij grondverzet ter hoogte van de voormalige stortplaats rekening gehouden worden met de aanwezige leeflaag van 1 m.
5.2.7 Bedrijven en milieuzonering
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de VNG is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Onderzoek
Adviesbureau Tauw heeft een milieuzoneringsonderzoek (N008-4638202MTU-mfv-V01-NL, 20 november 2012) uitgevoerd naar de invloed van omliggende bedrijven en inrichtingen op de gevoelige bestemming in het plangebied, het appartementencomplex.
Figuur 5.2 Hindercontouren van bedrijven en inrichtingen rondom de Beekzone
Uit het onderzoek blijkt dat er slechts één bedrijf een contour had die het plangebied overlapt. Het gaat om cafetaria De Boemerang (3), welke in het zelfde pand gevestigd is als de voormalige Edah supermarkt. Omdat dit pand echter gesloopt wordt in het kader van de nieuwe ontwikkelingen, veroorzaakt deze overlapping geen knelpunten.
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen knelpunten die de ontwikkeling van het appartementencomplex in de weg staan.
5.3 Water
5.3.1 Waterbeleid
Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in het Nationaal Waterplan van de rijksoverheid, het Waterplan Gelderland van de provincie Gelderland en het Waterbeheerplan van Waterschap Veluwe.
Op Europees, nationaal en stroomgebiedniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (geen verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).
Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën die zijn vastgelegd in het Nationaal
Waterplan:
- Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren);
- Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).
De trits voor waterkwantiteit betekent dat neerslag bij voorkeur wordt vastgehouden op de plaats waar het valt. Indien vasthouden niet mogelijk is, wordt neerslag geborgen in oppervlaktewater. De trits voor waterkwaliteit houdt in dat gestreefd moet worden naar het voorkomen van verontreinigingen. Indien schoonhouden niet mogelijk is, worden schone en vervuilende bronnen gescheiden.
Gemeentelijk waterplan
19 oktober 2009 heeft de raad van Voorst het Waterplan Voorst vastgesteld. Het Waterplan Voorst is opgesteld in samenwerking met Waterschap Veluwe en gaat in op al het water in de gemeente, het water in de sloot, de regen, het rioolwater, het grondwater et cetera. Het Waterplan Voorst beschrijft het gezamenlijke beleid en visie die de gemeente en het waterschap de komende jaren ten aanzien van water gaan voeren. Het bestaande beleid, de regionale en gemeentelijke visies en de kansen en knelpunten vormen de basis voor de opgestelde watervisie.
In het waterplan wordt de herinrichting van de Twellose Beek concreet genoemd. Dit bestemmingsplan sluit aan bij het beleid uit het Gemeentelijk waterplan.
5.3.2 Uitgangspunten gemeente en Waterschap Veluwe
Bij de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied hanteren Gemeente Voorst en Waterschap Veluwe een aantal uitgangspunten. Zo wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het hemelwater binnen het plangebied niet naar de riolering wordt afgevoerd. Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater. Aangezien het hemelwater niet op de riolering aangekoppeld wordt, dient ter voorkoming van wateroverlast voldoende waterberging gecreëerd te worden.
Waterschap Veluwe en Gemeente Voorst hanteren het uitgangspunt dat voor het totale verhard oppervlak minimaal 36 mm berging per m2 gerealiseerd moet worden.
Tevens hanteren Gemeente Voorst en Waterschap Veluwe het uitgangspunt dat het plan 'grondwaterneutraal' wordt ontwikkeld. Dit houdt in dat (grond)water niet structureel afgevoerd wordt in het plangebied en het grondwater geen overlast zal veroorzaken. Bij de ontwikkeling dient daarom rekening te worden gehouden met een voldoende grote ontwateringsdiepte. Voor dit plangebied geldt vanaf het maaiveld een minimale ontwateringsdiepte van 0,7 m. Voor wegen en parkeerplaatsen hanteert de gemeente een ontwateringsdiepte van 0,7 m boven de Gemiddeld Hoogste Waterstand (GHG), voor bebouwing minimaal 1,0 m.
5.3.3 Watertoets
Voor alle ruimtelijke plannen dient de watertoetsprocedure te worden doorlopen. In dit proces wordt de waterbeheerder in vroegtijdig stadium betrokken, waardoor water een volwaardige plaats krijgt in de planvorming. Bij de nadere uitwerking van de plannen zal het aspect 'water' op zorgvuldige wijze worden meegenomen. Op 10 juli en in september 2012 hebben overleggen plaatsgevonden tussen initiatiefnemer, Gemeente Voorst en het Waterschap Veluwe. Adviesbureau Tauw heeft hiervoor het document “Watertoets Beekzone in Twello” opgesteld (N006-4638202TER-evp-V02-NL, 20 november 2012)
Tijdens de overleggen zijn de plannen rond de Beekzone toegelicht. Daarbij zijn onder meer afspraken gemaakt over het waterbergend vermogen en het toestaan van het bouwen van gebouwen binnen de Keurzone. Tevens is afgesproken dat het Waterschap verantwoordelijk is voor het onderhoud van de beek.
Grondwater
Grondwater veroorzaakt, ook in de toekomst, geen overlast in dit plan en wordt niet structureel afgevoerd. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.
Oppervlaktewater
Het voornemen is om de Twellose beek een stedelijk karakter te geven. Daartoe wordt aan de oostzijde een overgang gecreëerd tussen de beek en de nieuwe te realiseren parkeerplaats, de westelijke zijde blijft ongewijzigd. Tevens wordt de huidige fietsbrug ter hoogte van de Michiel de Ruijterstraat in noordelijke richting verplaatst en verbreed. Het streven is om de beek een breedte van 2 tot 3 m te geven. Ter hoogte van het supermarktcomplex komt langs de beek de afgeschermde laad- en losruimte van de supermarkt. Hier zal het onderhoud van de beek vanaf de westzijde (of vanuit de beek zelf) moeten plaatsvinden. Het bouwen van een deel van het supermarktcomplex en het plaatsen van een fietsbrug vinden plaats binnen de keurzone.
Voor alle werkzaamheden of bebouwing die binnen de keurzone (tot 5 m vanuit de insteek) gepland zijn, dient voorafgaand afstemming plaats te vinden met de waterbeheerder en dient een watervergunning te worden aangevraagd. Door in overleg te treden met de waterbeheerder en gezamenlijk een oplossing te zoeken, heeft het plan geen nadelige of minimale gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem.
Er is in de omgeving geen waterafhankelijke natuur aanwezig. Het plan heeft daarmee geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur.
Hemelwater
In de toekomstige situatie wordt het hemelwater binnen het plangebied niet afgevoerd naar de riolering. Het hemelwater zal binnen het plangebied geïnfiltreerd worden. Hiertoe dient per deelgebied een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit (36 mm voor het totaal aan verharding) te worden aangebracht. Het toekomstig verhard oppervlak bedraagt circa 7.710 m2. Dit betekent dat 278 m3 berging gerealiseerd moet worden.
Bij het nader uitwerken van de bergingsopgave en het ontwerp van infiltratievoorzieningen dient rekening te worden gehouden met een lokaal beperkte doorlatendheid als gevolg van aanwezige kleilagen in de ondergrond. Daar waar een kleilaag wordt aangetroffen, dient deze voldoende te worden vergraven.
Hier zal een overloop op het gemengde stelsel niet worden toegestaan. Wel is een overloop op een nieuw of bestaand hemelwaterstelsel in overleg mogelijk. Bij het creëren van een nieuwe overloop richting de beek dient hiertoe een watervergunning te worden aangevraagd.
Door het toepassen van niet uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigd.
Riolering
Toekomstige afvoer van vuilwater (DWA) vanuit het plangebied kan op de bestaande riolering
worden aangesloten. Indien ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling in deelgebied supermarkt de Karel Doormanstraat wordt vernieuwd, bestaat de mogelijkheid dat het bestaande gemengd stelsel wordt vervangen door een deels gescheiden stelsel, ook zal hier net als bij de Duistervoordseweg een hemelwaterriolering aangelegd worden. Het rioolstelsel en de RWZI zijn voldoende groot voor aansluiting van de uit dit plan voortkomende afvoer.
Conclusie
Bezien vanuit het aspect water is het bestemmingsplan uitvoerbaar, mits de hierboven genoemde uitgangspunten gehanteerd worden.
5.4 Ecologie
In Nederland is de wetgeving omtrent de bescherming van natuurwaarden gesplitst in soortbescherming en gebiedsbescherming. De bescherming is geregeld in respectievelijk de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet en Wro.
Flora- en faunawet
De bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland is geregeld via de Flora- en faunawet. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan op grond van artikel 75 worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Een ontheffingsaanvraag wordt beoordeeld door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Natuurbeschermingswet en Wro
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Vanuit de Natuurbeschermingswet (NB-wet) zijn dat Natura 2000-gebieden. Daarnaast zijn er gebieden aangewezen die behoren tot de ecologische hoofdstructuur (EHS), deze zijn beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening.
Onderzoek
Adviesbureau Tauw heeft ter plaatse een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (N001-4638202TFK-evp-V02-NL, 27 maart 2012). Gezien het karakter van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden worden effecten op Natura2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht. Deze toetsing richt zich dan ook alleen op het beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet.
Uit het onderzoek blijkt dat bij de sloop van bebouwing in het plangebied verstoring kan optreden van de functies die het plangebied heeft voor beschermde soorten vleermuizen en de Huismus.
Om vast te stellen of de bebouwing in het plangebied een functie vervult voor vleermuizen en welke functie(s) en vleermuissoorten dit zijn, is er nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd.
Vleermuizen
Adviesbureau Tauw heeft een vleermuizenonderzoek uitgevoerd (N001-1210097EDR-cmn-V01-NL, 19 november 2012). Uit het onderzoek blijkt dat de omgeving van de planlocatie van belang is als foerageergebied en als vliegroute voor de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger. Door de sloop van de gebouwen gaan echter geen foerageergebieden en geen vliegroutes verloren. Voor dit aspect is daardoor geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet.
De beoogde ontwikkeling is daarom redelijkerwijs uitvoerbaar waardoor de bestemmingsplanwijziging(en) doorgang kunnen vinden.
Vogels (Huismus)
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Tevens zijn rust- en verblijfplaatsen en de functionele omgeving van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden.
Het aantasten van gebouwen waarin nestlocaties van jaarrond beschermde soorten aanwezig zijn, betekent een overtreding van de Flora- en faunawet. Appartementencomplex Beekzicht biedt mogelijkheden voor nestlocaties van de Huismus. Door voor de Huismus mitigerende maatregelen te treffen zoals het (al dan niet tijdelijk) ophangen van nestkasten en/of toegankelijk maken van de ruimte onder de dakpannen in nieuwe of naastgelegen bebouwing kan een overtreding van Artikel 11 van de Flora- en faunawet worden voorkomen. Deze mitigerende maatregelen wordt voor aanvang van de sloopwerkzaamheden van Beekzicht uitgevoerd. Aan het nieuw te realiseren complex worden nestkasten aangebracht. Daarbij is het uitgangspunt dat compensatie plaats vind voor een worstcase situatie waarin uitgegaan is dat in de huidige situatie een groot aantal huismussen in appartementencomplex Beekzicht aanwezig is.
Conclusie
Vanuit het aspect vleermuizen is er bij de sloop van de gebouwen geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet. Wanneer bovengenoemde maatregelen ten aanzien van vogels worden uitgevoerd, worden geen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden.
5.5 Archeologie En Cultuurhistorie
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:
- Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ)
- In ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden
- De bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen
Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.
Sinds 1 januari 2012 is het tevens verplicht om in ruimtelijke plannen aandacht te besteden aan de invloed van ruimtelijke ontwikkelingen op cultuurhistorie.
Onderzoek
Het onderzoeksgebied betreft in dit geval de sloop van de huidige bebouwing en de locatie waar de nieuwbouw wordt gerealiseerd, waarbij het niet mogelijk is een adequaat vooronderzoek uit te voeren. Een Archeologische begeleiding volgens het protocol Opgraven is de meest geschikte methode om archeologische gegevens te documenteren. Vanwege de hoge archeologische verwachting in het gebied, is na overleg met de gemeente afgesproken dat de sloop- en graafwerkzaamheden op het terrein onder archeologische begeleiding uitgevoerd moeten worden. Adviesbureau Transect heeft ter voorbereiding op de Archeologische begeleiding een Programma van Eisen opgesteld (Twello, Edah terrein, Karel Doormanstraat 4. PvE AB-Protocol Opgraven, 14 november 2012). Het Programma van Eisen is gecontroleerd en goedgekeurd door de archeoloog van de gemeente Voorst.
In het plangebied zijn geen monumentale panden aanwezig. Ook op andere vlakken heeft het gebied geen cultuurhistorische waarde.
Conclusie
Uit de Archeologische begeleiding moet blijken of er archeologische resten in het plangebied aanwezig zijn. Wanneer tijdens het veldwerk bijzondere, onvoorziene en/of onverwachte hoeveelheden van vondsten, monsters en materiaalcategorieën worden aangetroffen die deponering en conservering van het vondstcomplex significant beïnvloeden, is overleg nodig tussen de opdrachtgever, de opdrachtnemer, de bevoegde overheid en de eigenaar van het vondstmateriaal (de depothouder).
Vanuit cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor ontwikkeling van het plan.
5.6 Verkeer En Parkeren
Verkeer
De ontsluiting van de parkeerplaats bij de supermarkt is gelegen aan de Karel Doormanstraat. Doordat de parkeerplaats maar één op- en afrit heeft, is de situatie aan de Karel Doormanstraat zo overzichtelijk mogelijk.
Het appartementencomplex heeft haar ingang aan de Duistervoordseweg. Bewoners van het complex kunnen daar door middel van een autolift de op de supermarkt gelegen parkeergelegenheid bereiken.
Bevoorrading van de supermarkt door vrachtwagens gebeurt binnen het supermarktpand aan de zijde van de Twellose Beek. Vanwege verkeersveiligheidsoverwegingen is er voor gekozen de rijroute van de vrachtwagens vanaf de Karel Doormanstraat over de parkeerplaats van de supermarkt naar de achterzijde van het pand te laten lopen. De vrachtwagens verlaten het pand aan de zijde van de Duistervoordseweg.
Parkeren
Het openbare parkeerterrein aan de Karel Doormanstraat heeft circa 100 parkeerplaatsen. De parkeergelegenheid is groot genoeg om naast supermarktbezoekers ook andere doelgroepen plaats te bieden. Zo gaan ook bezoekers van het appartementencomplex en bezoekers van de mogelijk te realiseren Brede School op de locatie van basisschool de Hietweide gebruik maken van de parkeerplaats langs de Karel Doormanstraat en bij sporthal Jachtlust en het Kulturhus.
Bovenop de supermarkt, op de 1e verdieping van het gebouw, worden 29 parkeerplaatsen gerealiseerd voor de bewoners van het appartementencomplex.
Naast de grote nieuwe parkeerplaats is er ruime parkeergelegenheid langs de Karel Doormanstraat en rondom sporthal Jachtlust. In totaal zijn er ruim 300 parkeerplaatsen in het openbaar gebied en 29 op het dak van de supermarkt voor de bewoners. Een deel van de 300 openbare parkeerplaatsen zijn gelegen buiten het bestemmingsplangebied. Deze parkeerplaatsen worden echter integraal en multifunctioneel gebruikt.
5.7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarvoor een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het onderhavig plan is een aangewezen bouwplan. Met initiatiefnemer wordt voor vaststelling van het bestemmingsplan een anterieure exploitatieovereenkomst afgesloten, waardoor kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
Het voorgaande betekent dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
6.2 Planregels
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
6.2.2 Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
- Detailhandel;
- Groen;
- Verkeer – Verblijfsgebied;
- Water;
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
- Waarde - Archeologie -1
- Waarde - Archeologie -2
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
6.2.3 Algemene regels
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze wordt expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemming.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
6.3 Bestemmingen
6.3.1 Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor detailhandel, alsmede ondergeschikte voorzieningen als groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeer- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen. Tevens is wonen op de verdiepingen toegestaan.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen de bestemming Detailhandel is onderscheid gemaakt tussen welke bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak en welke erbuiten. Waar gebouwen mogen worden gebouwd is dat door middel van een bouwvlak aangegeven. Dit onderscheid maakt dat op de plankaart de grootte en ligging van het bouwvlak de bouwmogelijkheden bepalen. Binnen het bouwvlak staan de toegestane bouwhoogte. Tevens is met een aanduiding op de verbeelding het maximaal toegestane aantal woningen aangegeven. Buiten het bouwvlak zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
Maatvoering bouwvlak
De maatvoering van het bouwvlak is maatwerk. Daarbij wordt gekeken naar het vigerende bestemmingsplan en de vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenste situatie. In principe wordt gekozen voor een zo groot mogelijk bouwvlak om enige flexibiliteit te bieden.
6.3.2 Groen
Bestemmingsomschrijving
De bestemming Groen wordt gebruikt om het structurele groen te bestemmen. In deze gebieden staat de groene inrichting voorop, ook voor de langere termijn. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals verhardingen, bankjes, prullenbakken, enz. Wegen zijn niet toegestaan. Paden en wegen voor langzaam verkeer zijn wel mogelijk. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
6.3.3 Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
Binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied vallen alle overige wegen in het dorp die geen doorgangsfunctie hebben. De verblijfsfunctie staat hier centraal. Hieraan verbonden zijn functies als parkeren, voet- en fietspaden, groen en speelvoorzieningen. Ten behoeve van het flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
6.3.4 Water
Bestemmingsomschrijving
De Twellose Beek heeft de bestemming Water gekregen. Het gaat om een watergang die van betekenis is voor het vervoer of het afvoeren van water en bovendien een natuurlijke en landschappelijke functie heeft.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding (zoals kunstwerken) en openbare nutsvoorzieningen toegestaan (zoals schouwpaden).
6.3.5 Waarde - Archeologie -1 en 2
Om de archeologisch waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek, of archeologische begeleiding tijdens de sloop en bouw, blijkt dat geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld.
Daarnaast geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
6.4.2 Afwijking
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
- bestemming 'Detailhandel': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden beroepen die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
- bestemming 'Detailhandel': ten behoeve van aan huis verbonden beroepen in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het toestaan van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 meter;
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend wordt gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan. Hiertoe dient een aparte procedure te worden gevolgd.
In dit bestemmingsplan is de volgende algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen:
Het wijzigen van de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten indien nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Uitkomsten Overleg
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In dit geval is sprake van een inbreidingsplan van lokaal belang. Voor dergelijke plannen achten de provincie Gelderland en de Inspectie Leefomgeving & Transport vooroverleg niet noodzakelijk. Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Veluwe wordt verwezen naar paragraaf 5.3.
7.2 Zienswijzen
Vanaf 4 juli 2013 heeft voor een periode van zes weken het ontwerp van het bestemmingsplan “Beekzone, Twello” ter inzage gelegen.
De terinzagelegging van de stukken is bekendgemaakt in huis-aan-huis-blad “Het Voorster Nieuws” en in de Staatscourant van 3 juli 2013. Op 9 juli 2013 is een inloopbijeenkomst georganiseerd in het gemeentehuis van Twello. Tijdens de inzagetermijn is iedereen in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren te brengen bij de gemeenteraad van Voorst.
Gedurende de inzagetermijn zijn drie zienswijzen naar voren gebracht. Tevens is één zienswijze buiten de termijn ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de zienswijzennotitie. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is tevens een second opinion gevraagd aan extern bureau Goudappel Coffeng. In deze second opinion (Goudappel Coffeng d.d. 3 oktober 2013) is onderzocht wat de effecten zijn van de beoogde herontwikkeling op verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling. Tevens is beoordeeld of deze effecten voldoende acceptabel zijn.
De second opinion is opgenomen in bijlage 13, de zienswijzennotitie is opgenomen in bijlage 14.
Bijlagen
Bijlage 1 Notitie Beekzone
Bijlage 2 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Onderzoek Railverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Omgeving
Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Milieuzoneringsonderzoek
Bijlage 9 Watertoets
Bijlage 10 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 11 Vleermuizenonderzoek
Bijlage 12 Pve Archeologische Begeleiding
Bijlage 13 Second Opinion Verkeer
Bijlage 14 Zienswijzennotitie
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Beekzone, Twello met identificatienummer NL.IMRO.0285.171025-VS00 van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via
internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;
1.9 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;
1.14 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.17 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening gehouden moet worden;
1.18 bestaand:
1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 calamiteit:
een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;
1.29 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, tuincentra, grove bouwmaterialen, alsmede bouwmarkten;
1.32 dienstverlening:
het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;
1.33 evenemententerrein:
terrein voor periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die gericht zijn op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 geluidszoneringsplichtige inrichtingen
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.36 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.37 kantine:
bij de sportvoorziening behorende horeca, niet zijnde zelfstandige horeca, uitsluitend ten dienste van de gebruikers van de sportvoorziening;
1.38 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.39 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.40 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.41 maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.42 mantelzorg:
llangdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.43 openbaar gebied:
de voor een ieder toegankelijke en door overheden beheerde en onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied;
1.44 overige gebouwen:
al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;
1.45 overkapping:
een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;
1.46 recreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.47 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.48 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.49 vloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.50 voorgevel:
de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.51 waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;
1.52 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk:
de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil:
- 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
- c. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein; - d. bed & breakfast, uitsluitend in een woning, met dien verstande dat:
1. maximaal 3 kamers per woning mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
2. de activiteit geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer; - e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water;
3.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen;
3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen maximaal het aantal aangegeven woningen bedragen; - b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen;
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 3.1 voor de
vestiging van:
- a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
- b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende
woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
- d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- e. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- f. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
- b. parkeerplaatsen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeerterrein;
- d. ambulante handel;
- e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en speelvoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' worden opgericht, de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 75 m² bedragen;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen.
- c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen;
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en oeverstroken;
- b. waterhuishouding;
- c. openbare nutsvoorzieningen;
- d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen en kunstwerken.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied zijnde een historische dorpskern of historisch bekende verhoogde woonplaats.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, danwel archeologische begeleiding plaatsvindt tijdens de bouwactiviteiten volgens een naar het oordeel van het bevoegd gezag akkoord bevonden Programma van Eisen;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, of de archeologische begeleiding, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m2;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
- c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage of een onbekende archeologische verwachting.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
- c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingen
- a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
4. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- - aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt . - b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
3. de sociale veiligheid;
4. de verkeersveiligheid.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Beekzone, Twello.