Achter 't Holthuis 8 en Schakerpad 11, Twello
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 10-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het bestemmingsplan Achter 't Holthuis 8 en Schakerpad 11, Twello met identificatienummer NL.IMRO.0285.171032-VS00 van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden bedrijf
het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
1.6 aan huis verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 ander bouwwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;
1.13 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.25 maatvoeringsvlak
een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering of gebruik;
1.26 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.27 openbaar gebied
de voor eenieder toegankelijke en door overheden beheerde en onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied;
1.28 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.29 overige gebouwen
al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;
1.30 overkapping
een bouwwerk met maximaal twee wanden behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;
1.31 paardenbak
niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;
1.32 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.33 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.34 vloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimte en dergelijke;
1.35 voorgevel
de op verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.36 wooneenheid
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overige bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 peil
- a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen;
- b. opgaande houtopstanden;
- c. water;
- d. extensieve dagrecreatie;
- e. ontsluiting van bouwpercelen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, kunstwerken en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
Artikel 4 Wonen - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
- b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven, welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- d. verkeer-, verblijfs-, en parkeervoorzieningen;
- e. onverlichte reclameborden aan de gevel van ten hoogste 0,5 m bij 0,5 m;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, achterpaden, speelvoorzieningen, groen en water;
- g. openbare nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen omtrent de situering van het hoofdgebouw ten opzichte van de weg, teneinde te waarborgen dat er verschil in afstand van hoofdgebouwen tot de weg (verspringing van hoofdgebouwen) ontstaat, met dien verstande dat:
- a. de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;
- b. hierdoor een stedenbouwkundig beeld van een dorpse, organische ontwikkeling tot stand komt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van:
- a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat vanBedrijfsactiviteiten';
- b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten'.
Artikel 5 Wonen - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erven;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': tuinen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.
5.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. het aantal woningen mag maximaal het bestaande aantal per bouwperceel bedragen;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
- 4. de breedte van een hoofdgebouw mag maximaal 10 m bedragen;
- b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. overige gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'erf' worden gebouwd;
- 2. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
- 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
- 5. de oppervlakte van de overige gebouwen mag maximaal de bestaande oppervlakte van de overige gebouwen bedragen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- 6. in afwijking van het bepaalde onder 1 is ter plaatse van de aanduiding 'tuin', vóór de voorgevel een erker en/of entreepartij toegestaan, met dien verstande dat:
- I. de horizontale diepte maximaal 1,5 m mag bedragen;
- II. de gezamenlijke breedte maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
- III. de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
- IV. de afstand van de voorzijde van de erker en/of entreepartij tot het openbare gebied niet minder dan 2,5 m mag bedragen.
- c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. andere bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak', 'erf', en 'tuin' worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' niet is toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag maximaal 1 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'erf' mag maximaal 2 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- 5. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
- 6. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
- 7. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van:
- a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat vanBedrijfsactiviteiten',
- b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten'.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Vervangende bouwregel
Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.
8.2 Paardenbak
Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van gebouwen - niet zijnde woningen - als (zelfstandige) woning.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingen
- a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
- 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- 3. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- I. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- II. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- III. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
- b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Achter 't Holthuis 8 en Schakerpad 11, Twello.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten gemeenten beschikken over actuele bestemmingsplannen. Dat wil zeggen dat bestemmingsplannen niet ouder dan 10 jaar mogen zijn. Ook dienen bestemmingsplannen gedigitaliseerd te worden. Voor de hele gemeente Voorst, alle kernen en het buitengebied, is daarom de afgelopen jaren een actualiserings- en digitaliseringsproces van de bestemmingsplannen ingezet.
Het perceel Achter 't Holthuis 8 in Twello valt nog onder de werking van het analoge bestemmingsplan Buitengebied 1996, waarin het is bestemd voor Woondoeleinden. De locatie ligt in het gebied waar uitbreidingsplan De Schaker is gepland, maar is destijds niet opgenomen in het bestemmingsplan De Schaker Twello. Ook is het niet opgenomen in het onlangs geactualiseerde bestemmingsplan Buitengebied.
De achterzijde (oostzijde) van het perceel Schakerpad 11 in Twello was aanvankelijk opgenomen in het bestemmingsplan De Schaker Twello, als onderdeel van een groenstrook. De plangrens lag hier echter niet gelijk met de kadastrale begrenzing van het perceel. Bij gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan is de plangrens hier alsnog aangepast aan de kadastrale begrenzing. Deze aanpassing is echter niet doorvertaald in bestemmingsplan Twello Noordoost, waar het overige gedeelte van het perceel Schakerpad 11 in is opgenomen met de bestemming Wonen. De achterzijde van het perceel valt daardoor nog onder de werking van bestemmingsplan Buitengebied 1996, waar de gronden een agrarische bestemming hebben. Een deel van het perceel is in gemeentelijk eigendom en wordt ingericht als groenvoorziening ten behoeve van woongebied De Schaker.
Aangezien voor beide percelen (deels) nog het analoge bestemmingsplan Buitengebied 1996 geldt, worden de plannen voor deze percelen geactualiseerd en gedigitaliseerd, zodat voldaan wordt aan de hiervoor geldende verplichtingen.
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het voorliggend bestemmingsplan geeft een actueel planologisch juridisch kader voor de percelen Achter 't Holthuis 8 en Schakerpad 11 in Twello.
1.3 Situering Plangebied
Het perceel Achter 't Holthuis 8 ligt binnen de contouren van het noordelijke gedeelte van plangebied De Schaker (Holthuis-Oost), aan de oostzijde van woongebied Achter 't Holthuis en ten westen van het Fliertdal. In Afbeelding 1 is de locatie in rood aangegeven op een uitsnede van de digitale bestemmingsplankaarten van de directe omgeving. Het perceel is kadastraal gekend als gemeente VOO00, sectie S, perceelnummer 382.
Afbeelding 1: Situering locatie Achter 't Holthuis 8
Het perceel Schakerpad 11 ligt ten noorden van de Voordersteeg. Zowel aan de westzijde als oostzijde van het perceel wordt een deel van woonwijk De Schaker gerealiseerd. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente VOO00, sectie S, perceelnummer 573. In Afbeelding 2 is de locatie in rood aangegeven. Daarbinnen is het witte vlak het gedeelte waar nog geen actueel en digitaal bestemmingsplan geldt.
Afbeelding 2: Situering locatie Schakerpad 11
Wanneer in dit plan gesproken wordt over het plangebied, worden de twee gezamenlijke locaties bedoeld.
Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Huidig Gebruik
Achter 't Holthuis 8
Het perceel is in de bestaande situatie als woonperceel in gebruik en wordt ontsloten via Achter 't Holthuis. Op het perceel is een woning met enkele bijgebouwen aanwezig. Verder bestaat het perceel uit erf en tuin. Rondom de woning is momenteel grasland aanwezig. Aan de noordzijde staan opstallen van een voormalig agrarisch bedrijf.
Afbeelding 3: Luchtfoto Achter 't Holthuis 8
Schakerpad 11
Op het perceel Schakerpad 11 is lange tijd een agrarisch bedrijf actief geweest. De activiteiten zijn inmiddels afgebouwd. De gronden ten oosten van het perceel zijn door de gemeente aangekocht voor realisatie van De Schaker. Op dit moment wordt dit nog gebruikt als agrarisch grasland. Op het erf staat de (voormalige bedrijfs)woning met diverse bijgebouwen.
Afbeelding 4: Luchtfoto Schakerpad 11
2.2 Toekomstig Gebruik
Achter 't Holthuis 8
Met het plan verandert het gebruik van het perceel Achter 't Holthuis 8 niet. Het perceel blijft bestemd voor één woning met bijbehorende bebouwing en bijbehorend erf. Op de omliggende gronden zal in het kader van uitbreidingsplan De Schaker woningbouw gaan plaatsvinden.
Schakerpad 11
Het perceel Schakerpad 11 is in bestemmingsplan Twello Noordoost al bestemd voor Wonen en niet meer als agrarisch bedrijf. In de toekomst zal het perceel voor woondoeleinden gebruikt worden. De noordoostelijke hoek van de op de vorige pagina omlijnde planlocatie (Afbeelding 4) is in eigendom van de gemeente. Het betreft een grondstrook van circa 8 m bij 34 m die als groenvoorziening ten behoeve van de inpassing van De Schaker wordt ingericht. Zowel ten oosten als ten westen van het perceel vindt in de toekomst woningbouw plaats (De Schaker).
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).
3.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures.
Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn daarbij onderwerpen. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken. Onderliggend bestemmingsplan raakt geen nationale belangen. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming.
3.3 Provinciaal Beleid
Streekplan Gelderland 2005
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. In de lijn met de Wro krijgen gemeenten een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van lokale zaken.
Het plangebied ligt in het rode raamwerk en multifunctionele gebied en gaat om actualisatie en correctie van de geldende bestemmingsplannen. Het plan is niet van provinciaal belang.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld, op 27 juni 2012 gevolgd door een eerste herziening. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."
Het betreft hier een actualisatie en correcte van de geldende bestemmingsplannen, waarbij geen sprake is van provinciaal belang.
3.4 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio. In de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 is geen beleid opgenomen dat specifiek van toepassing is op dit plan.
3.5 Gemeentelijk Beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is de toekomstvisie geformuleerd voor toekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen. Onderliggend plan voorziet niet in ontwikkeling, maar actualisatie van bestaande plannen.
Bestemmingsplan De Schaker Twello
Het perceel Achter 't Holthuis 8 ligt binnen de contouren van woongebied De Schaker. Deelgebied Holthuis-Oost, waarin het perceel ligt, wordt hierin gezien als het schakelpunt tussen de landgoederen op de hoge gronden en het lage, natte Fliertdal. De lanen van woongebied Achter 't Holthuis worden doorgezet in de nieuwe buurt, maar worden beëindigd in de bosstroken die de rand van het dal markeren. Half zichtbaar zijn hierin nieuwe landhuizen opgenomen. Binnen in de buurt wordt de eeuwenoude draaiing in verkavelingrichting zichtbaar gemaakt. De hogere gronden hebben een noord-zuidstructuur (zoals in Achter 't Holthuis), maar op de overgang naar de lagere gronden draait dit naar een oost-weststructuur. Exact op deze overgang lag ooit een boomgaard, die in het plan terugkomt als nieuwe openbare ruimte; opgespannen tussen het bestaande woonhuis aan de noordzijde en een nieuw landhuis aan de zuidzijde. Het vormt het interne hart van de buurt, waarmee ook de kavels die niet direct aan de rand liggen, een hoge woonkwaliteit krijgen. Met onderliggend bestemmingsplan veranderen deze uitgangspunten niet; het betreft hier het actualiseren van de bestemming van het bestaande woonhuis in het plangebied. De groenstrook die wordt opgenomen in de noordoostelijke hoek van het perceel Schakerpad 11 maakt ook onderdeel uit van de beoogde landschappelijke inpassing van plangebied De Schaker.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.
4.2 Milieu-aspecten
4.2.1 Bodem
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Dit bestemmingsplan betreft enkel een actualisatie van het geldende bestemmingen. De ruimtelijke situatie verandert niet, uitgezonderd het opnemen van een groenstrook. Nader onderzoek is daarom niet nodig.
4.2.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Er is sprake van een bestaande situatie, waarmee eventuele belastende functies in de huidige situatie al rekening dienen te houden. Tot voor kort was aan de noordzijde van het perceel Achter 't Holthuis 8 op korte afstand een agrarisch bedrijf gevestigd, dat inmiddels niet meer actief is en waarvan de opstallen ten behoeve van uitbreidingsplan De Schaker worden gesloopt om woningbouw mogelijk te maken. Op het perceel Schakerpad 11 wordt met onderliggend plan slechts het erf bij de woning verruimd in de richting van de nieuwe woonwijk De Schaker. Geconcludeerd mag worden dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.2.3 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Railverkeer en industrie is in de omgeving van de locatie niet aanwezig. Wegverkeer vindt plaats over een 30 km/h-weg, waarvoor op grond van de wet geen geluidszones zijn opgenomen. Aangezien het plan niet voorziet in een ontwikkeling, maar een actualisatie van de bestaande woonfuncties, verandert de bestaande situatie niet en zijn geen akoestische belemmeringen tegen het plan aanwezig. Verder onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze reden achterwege gebleven.
4.2.4 Luchtkwaliteit
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Voorliggend plan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg en draagt in niet betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
4.2.5 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
In de omgeving van het perceel zijn geen risicobronnen aanwezig die invloed hebben op het plan. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op.
4.3 Flora En Fauna
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Het plangebied ligt niet in een gebied met een directe planologische bescherming. De locatie ligt bijvoorbeeld niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of in een Vogel- of Habitatrichtlijngebied. Binnen het plangebied zijn geen belangrijke ecologische waarden bekend die om bescherming in het kader van de Flora- en faunawet vragen en die verstoord kunnen worden. Gezien de aard en omvang van het plan is nader ecologisch onderzoek achterwege gebleven.
4.4 Archeologie
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De locatie ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hier geldt een streven naar behoud in huidige staat. Bij ingrepen met een grotere oppervlakte dan 100 m2 én die dieper reiken dan 30 centimeter onder maaiveld, dient een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Onderliggend plan voorziet niet in een ingreep. Om die reden is het niet noodzakelijk archeologisch onderzoek te laten plaatsvinden. Ter bescherming van de archeologische waarden bij eventuele toekomstige ingrepen wordt een dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen.
4.5 Watertoets
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Aangezien dit actualisatieplan uitgaat van de bestaande situatie en het verharde oppervlak niet wijzigt, zijn geen nadelige effecten te verwachten op de waterhuishouding. Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van een waterschapsbelang en vanuit waterhuishoudkundige overwegingen geen belemmeringen bestaan voor vaststelling van onderliggend bestemmingsplan.
4.6 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. Planschaderisico is met het actualisatieplan niet aanwezig.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
Ter plekke van het perceel Achter 't Holthuis 8 en een gedeelte van het perceel Schakerpad 11 geldt momenteel het analoge bestemmingsplannen "Buitengebied 1996". Dit bestemmingsplan voldoet niet aan de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" en de "Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen". Het onderhavige bestemmingsplan zal wel aan deze richtlijnen voldoen.
Uitgangspunten
Van groot belang is dat bestemmingsplannen en plankaarten goed (af-)leesbaar zijn voor zowel de gemeente zelf als de bewoners. Dit is des te belangrijker nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar komen. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder teveel te hoeven afwijken van het bestemmingsplan. Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie.
Inhoud bestemmingsplan
Ieder bestemmingsplan moet voldoen aan de regels gesteld in paragraaf 3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en planregels. Bij een bestemmingsplan hoort een toelichting. De planregels moeten worden gelezen in samenhang met de plankaart. De plankaart geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de planregels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de planregels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de plankaart moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de planregels te bekijken in samenhang met de plankaart als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden of als andere ontwikkelingen worden gepland.
5.2 Bestemmingsregels
Voor de bestemmingsregels is voor het perceel Achter 't Holthuis 8 en de groenstrook in de noordoostelijke hoek van het perceel Schakerpad 11 aansluiting gezocht bij de regels voor de aangrenzende percelen in bestemmingsplan De Schaker Twello en het in procedure zijnde (ontwerp)bestemmingsplan Eerste herziening De Schaker Twello, ten behoeve van een eenduidige regeling in dit gebied. Voor de woonbestemming wordt aangesloten bij de bestemming Wonen - 1 met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' uit genoemde plannen. Voor de woning op het perceel Schakerpad 11 wordt aangesloten bij de regeling zoals die voor het perceel is opgenomen in bestemmingsplan Twello Noordoost. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:
Groen
De bestemming groen is opgenomen voor de voor plangebied De Schaker kenmerkende robuuste groenstructuren. Deze bestemming legt de ruimte voor groen, opgaande houtopstanden en water vast. De bestemming laat tevens speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en kunstwerken toe.
Wonen - 1
Hieronder valt het perceel Achter 't Holthuis 8. Binnen de bestemming is een vrijstaande woning toegestaan. Om voldoende flexibiliteit te garanderen is een ruim bouwvlak opgenomen. Ten aanzien van de situering en afmetingen van de woning (hoofdgebouw), overige gebouwen en andere bouwwerken zijn regels opgenomen. Binnen deze bestemming is het gebruik van een deel van de woning ten behoeve van aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven toegestaan. Hiertoe dient echter wel de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd te blijven. Ook bed & breakfast is onder voorwaarden toegestaan.
Wonen - 2
Hieronder valt het perceel Schakerpad 11. Binnen de bestemming is een woning toegestaan binnen het bouwvlak. De maximale bouw- en goothoogte is weergegeven op de verbeelding. Overige gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en op gronden met de aanduiding 'erf'. De oppervlakte aan overige gebouwen bedraagt de bestaande oppervlakte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Gebruik van bebouwing voor aan huis verbonden beroepen, aan huis verbonden bedrijven en bed & breakfast is onder voorwaarden toegestaan.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen, is voorzien in een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het college van burgemeester en wethouders aan de archeologische waarden.
Hoofdstuk 6 Overleg En Inspraak
6.1 Uitkomsten Overleg
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In dit geval is sprake van een plan van lokaal belang. Voor dergelijke plannen achten de provincie Gelderland en de VROM-Inspectie vooroverleg niet noodzakelijk. Gezien de aard en omvang van het plan is het plan niet formeel voor wateradvies aan Waterschap Vallei en Veluwe voorgelegd.
Genoemde instanties hebben wel de mogelijkheid gekregen om hun reactie op de plannen te geven tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Waterschap Vallei en Veluwe heeft kenbaar gemaakt geen opmerkingen te hebben op het plan.
6.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 31 oktober 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.