Oude Ardeweg 28, Wilp
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 25-10-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanBestemmingsplan Oude Ardeweg 28 van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20131-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 verbeelding:
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 kaartblad met tekeningnummer 20131, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
1.8 bestaand:
- met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning was verleend; - met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 calamiteit:
een (natuur)ramp of niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;
1.18 dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 maaiveld:
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse van een bouwwerk;
1.21 peil:
de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer;
1.22 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, niet zijnde raamprostitutie, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.23 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot (zijdelingse) (bouw)perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,70 m bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
ENKELBESTEMMINGEN
Artikel 3 Cultuur En Ontspanning
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een seksinrichting, ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
- b. een bij de onder a. genoemde functie behorende dienstwoning;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, erven, tuinen en water.
3.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het aangegeven bouwvlak maximaal 35 m2 bedragen;
- 3. gebouwen als bedoeld onder 2. worden op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel gebouwd;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
- 5. de inhoud van de dienstwoning mag maximaal 600 m3 bedragen.
- b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van overige, andere bouwwerken buiten het aangegeven bouwvlak mag maximaal 20 m2 bedragen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de aan de gronden gegeven bestemmingen.
- b. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder a. indien strikte toepassing van deze bestemmingsregel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil ten opzichte van de op het moment van vaststelling van het plan bestaande situatie daartoe aanleiding geeft;
- d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m3 bedraagt.
De onder a. tot en met d. bedoelde ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
Artikel 7 Algemene Procedureregels
Voor een besluit tot verlening van ontheffing geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekendgemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op elektronische wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of elektronisch hun zienswijze gedurende de onder a. genoemde termijn naar voren kunnen brengen;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBestemmingsplan Oude Ardeweg 28.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
drs. J.T.H.M. Penninx
voorzitter
drs. S.J. Peet,
griffier
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Namens de heer G. Veeneman is een verzoek ingediend om parenclub "De Wilphof" op het perceel Oude Ardeweg 28 in Wilp inpandig uit te breiden. Een gedeelte van de woonruimte wordt hierbij ingericht en in gebruik genomen ten behoeve van de parenclub.
Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1996" de bestemming “Woondoeleinden". Het gebruik van een deel van de bebouwing voor de parenclub past niet binnen deze bestemming, maar omdat het al vanaf ten minste 1994 plaatsvindt, kan het gebruik onder de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan worden voortgezet. Het uitbreiden van het met het plan strijdige gebruik is echter niet mogelijk. Om de uitbreiding van de parenclub te kunnen realiseren zal om die reden een nieuw bestemmingsplan moeten worden vastgesteld.
1.2 Doel
Doel van onderliggend bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van een inpandige uitbreiding van de parenclub op het perceel Oude Ardeweg 28 in Wilp.
1.3 Het Plangebied
De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in Figuur 1. De locatie ligt in buurtschap 'De Kar' nabij de VAR en recreatieplas Bussloo. Een luchtfoto van het plangebied is opgenomen in Figuur 2. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Voorst, sectie R, perceelnummers 112 en 113.
Figuur 1 - Plangebied in omgeving
Figuur 2 - Luchtfoto plangebied
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
Het plangebied ligt in buurtschap 'De Kar'. Dit buurtschap ligt aan de doorgaande weg tussen Apeldoorn en Zutphen nabij de op- en afrit van de Rijksweg A1. Het perceel ligt tussen de Oude Ardeweg en de Sluinerweg. Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt op enige afstand van de de locatie het afvalverwerkingsbedrijf VAR. Aan de oostzijde van de locatie liggen enkele burgerwoningen, aan de zuidkant grenst het perceel aan een truckerscafé/restaurant met daarbij een grote parkeerplaats. Tussen de Sluinerweg en het perceel vindt stalling van vrachtwagens plaats. Op het perceel Oude Ardeweg 28 is een woning aanwezig met aangebouwd bijgebouw. In het bijgebouw wordt al vele jaren een parenclub geëxploiteerd. Daarnaast zijn enkele kleine vrijstaande bijgebouwen aanwezig. Aan de noordzijde van het perceel is een parkeerplaats aanwezig voor bezoekers van de parenclub. Het perceel is grotendeels afgeschermd van de omgeving met een groenhaag.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's, zoals water, archeologie of milieu, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 4, wanneer wordt ingegaan op de verschillende ruimtelijke randvoorwaarden.
3.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte
In deze nota staat het eenvoudiger en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten centraal. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere invulling ligt vooral bij provincies, regio's en gemeenten. Het uitbreiden van de bestaande parenclub vindt plaats binnen bestaande bebouwing in bebouwd gebied en is een plan van lokaal belang. Het plan leidt niet tot strijdigheden met de uitgangspunten van de Nota Ruimte.
3.3 Provinciaal Beleid
Streekplan 2005
In juni 2005 heeft de provincie haar nieuwe streekplan vastgesteld. In dit streekplan verwoordt de provincie haar eigen algemene ruimtelijke beleid dat vervolgens als aanvulling dient op de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn verwoord. Het ruimtelijk beleid laat zich niet specifiek uit over parenclubs. Wel zijn algemene uitgangspunten opgenomen over niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied. De locatie ligt in het zogenaamde multifunctionele platteland. Voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid geldt een maximum van 20% van het bebouwde oppervlak tot een maximum van 375 m2. In dit geval is sprake van een bestaand bedrijf dat inpandig uitbreidt en waarbij het bebouwde oppervlak gelijk blijft aan de bestaande situatie.
3.4 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio. In de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 is geen beleid opgenomen dat specifiek van toepassing is op dit plan. Wel wordt in het gebied van de planlocatie gestreefd naar behoud en versterking van werkgelegenheid en economie, wat zich met name uit in verbrede ontwikkeling bij agrarische bedrijven. De kleinschalige inpandige uitbreiding van de parenclub sluit aan bij deze uitgangspunten.
3.5 Lokaal Beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst wordt een visie gegeven op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. Het perceel ligt in het zogenaamde Open Middengebied. Door het ontbreken van een herkenbare kwaliteit van dit gebied wordt al snel gekeken naar dit gebied als gezocht wordt voor te verplaatsen of nieuwe functies. Voor de lange termijn vraagt dit om nadere studie naar de inrichting van dit gebied. Voor de korte termijn kan worden aangesloten bij het bestaande gebruik. Het gaat dan met name om de grondgebonden landbouw en het benutten van de potenties van het gebied van natuur en recreatie. Daarnaast wordt op het platteland ook steeds meer ruimte geboden voor kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, waardoor een combinatie van functies ontstaat. Het inpandig uitbreiden van de bestaande parenclub is een kleinschalige ontwikkeling die ruimtelijk geen ingrijpende gevolgen heeft. De ontwikkeling past in de lijn van de visie.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit met name het aspect milieu beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de aspecten flora en fauna, water en archeologie.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluidhinder weg- en railverkeer
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. De (dienst)woning is een bestaand geluidgevoelig object. De ruimte die wordt gebruikt als parenclub wordt niet aangemerkt als geluidgevoelig object. Een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze redenen achterwege gebleven.
4.2.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Wat hinder op de omgeving betreft valt de parenclub gelijk te stellen aan een horecafunctie als café/bar. In de uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geldt voor een dergelijke functie een aan te houden richtafstand voor geluid en gevaar van 10 meter (categorie 1). De afstand van de grens van het perceel tot het bouwperceel van de meest nabijgelegen burgerwoning bedraagt circa 28 meter. Het truckerscafé bevindt zich ook op ruime afstand. Om die reden bestaan geen belemmeringen tegen het plan. In de Algemene plaatselijke verordening zijn nadere regels opgenomen over de exploitatie van seksinrichtingen en sluitingstijden hiervan.
4.2.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg; 200.000 m2brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat door de het bestemmen en uitbreiden van de parenclub op het perceel, de luchtkwaliteit niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
4.2.4 Bodem
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving. Omdat in dit geval sprake is van een bestaande situatie en de uitbreiding van de parenclub binnen een gevoelige bestemming (de woning) plaatsvindt, is een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege gebleven.
4.2.5 Externe veiligheid
In het kader van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Onder kwetsbare objecten worden bijvoorbeeld woningen verstaan, terwijl met beperkt kwetsbare objecten wordt gedoeld op bijvoorbeeld kantoren en hotels. De externe veiligheid betreft zowel inrichtingen als het transport van gevaarlijke stoffen. Bij inrichtingen kan gedacht worden aan productiecomplexen van gevaarlijke stoffen, maar ook aan verkooppunten van LPG. Transport kan plaatsvinden via buisleidingen, spoorwegen, waterwegen of autowegen.
De planlocatie ligt binnen een afstand van 200 meter van de provinciale weg N345, namelijk op circa 105 meter. De buitenruimte wordt daarbij niet meegerekend. Op basis van de nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet de externe veiligheid worden beoordeeld van nieuwe objecten binnen een afstand van 200 meter van transportroutes. De N345 wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Er zijn geen telgegevens beschikbaar van het transport van gevaarlijke stoffen over de N345. Op basis van de bedrijven die in het toeleveringsgebied van de N345 liggen is een inschatting gemaakt van het aantal transporten met gevaarlijke stoffen. Binnen het toeleveringsgebied zijn een drietal tankstations aanwezig, waarvan twee tankstation LPG afleveren. Met RBMII zijn indicatieve berekeningen uitgevoerd voor de externe veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N345. Hierbij is uitgegaan een jaarlijks transport van 244 LPG tankwagens (GF3), 1000 tankwagens met benzine (LF2) en 1000 tankwagens met diesel (LF1). Uit deze berekeningen komt naar voren dat het vervoer van gevaarlijke stoffen niet leidt tot een contour voor het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor de planontwikkeling. De plaatsgebonden risicocontour 10-8 is gelegen op circa 100 meter van de N345. Bij vervoer van brandbare en explosieve stoffen kan gesteld worden dat personen die verblijven buiten de 10-8 contour geen bijdrage hebben op het groepsrisico. Door de planontwikkeling zal het groepsrisico dan ook niet toenemen. Het groepsrisico vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
In het kader van de bestrijdbaarheid van een ramp en de zelfredzaamheid van aanwezige personen, heeft overleg plaatsgevonden met de regionale brandweer. Hieruit is naar voren gekomen dat ten behoeve van de externe veiligheid geen aanvullende voorzieningen noodzakelijk zijn.
4.3 Flora En Fauna
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
Binnen het plangebied zijn geen belangrijke ecologische waarden bekend die om bescherming in het kader van de Flora- en faunawet vragen en die verstoord kunnen worden door de inpandige uitbreiding van de parenclub. Op het perceel vinden geen sloopwerkzaamheden plaats. Gezien de aard en omvang van het plan is nader ecologisch onderzoek daarom achterwege gebleven.
4.4 Water
Het plangebied ligt in het buitengebied in buurtschap 'De Kar'. De locatie bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor (grond)water in de omgeving. De uitbreiding van de parenclub vindt inpandig plaats, waardoor de afvoer van hemelwater op dakvlakken van de bebouwing niet zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Het plan voorziet niet in toename van verhard oppervlak op het perceel.
Aangezien het plangebied kleiner dan 1500 m2 is, buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Bij negatieve effecten voor het watersysteem is weergegeven hoe deze gemitigeerd en gecompenseerd zijn. In dit geval heeft het plan geen negatief effect op het watersysteem.
4.5 Archeologie
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het noodzakelijk dat inzicht wordt verkregen in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied. Volgens de archeologische waarden- en verwachtingkaart van de gemeente Voorst bevindt het plangebied zich in een gebied met zowel lage, middelhoge als hoge archeologische verwachting. Omdat in dit geval sprake is van ontwikkelingen binnen bestaande bebouwing waarmee de bodem niet geroerd wordt, is vervolgonderzoek in dit geval niet uitgevoerd. Niettemin kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten. Bij bodemverstorende activiteiten dient men daarom alert te zijn op aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient melding te worden gemaakt bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en bij het bevoegd gezag (gemeente Voorst).
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Het perceel wordt al sinds vele jaren gebruikt voor de parenclub. Het gebruik valt onder de overgangsbepalingen van het geldende bestemmingsplan. Met dit plan wordt de bestaande situatie positief bestemd en wordt een geringe uitbreiding van het plan inpandig mogelijk gemaakt. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats en de ruimtelijke uitstraling van het perceel verandert niet. Het perceel is middels een groenstrook grotendeels afgeschermd van de omgeving. De locatie is goed bereikbaar en beschikt over voldoende parkeerruimte voor de bezoekers. Het plan leidt daardoor niet tot parkeeroverlast op de openbare weg. Gezien de aard en omvang van de interne uitbreiding, is de extra verkeersaantrekkende werking die hier vanuit gaat ten opzichte van de bestaande situatie verwaarloosbaar. Uit voorgaand hoofdstuk komen geen belemmeringen tegen het plan naar voren en de ontwikkeling past binnen de diverse ruimtelijke beleidskaders. Om deze redenen bestaan geen ruimtelijke bezwaren tegen het plan.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Voorst. Ter plekke geldt momenteel het analoge bestemmingsplan "Buitengebied 1996". Dit bestemmingsplan voldoet niet aan de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" en de "Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen". Het onderhavige bestemmingsplan zal wel aan deze richtlijnen voldoen. Dit betekent echter dat de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan niet toepasbaar zijn op dit plan. In dit bestemmingsplan worden daarom regels opgenomen conform de nu geldende standaarden.
Uitgangspunten
Van groot belang is dat bestemmingsplannen en verbeeldingen goed (af-)leesbaar zijn voor zowel de gemeente zelf als de bewoners. Dit is des te belangrijker nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar komen. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel ontheffingsprocedures. Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat gedetailleerd wordt bestemd waar dat niet nodig is. Een zekere mate van globaliteit voorkomt ontheffingsprocedures, maar mag niet leiden tot een zodanig onduidelijk plan dat interpretatieverschillen ontstaan.
Inhoud bestemmingsplan
Ieder bestemmingsplan moet voldoen aan de regels gesteld in paragraaf 3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels. Bij een bestemmingsplan hoort een toelichting. De planregels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de planregels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de planregels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de planregels te bekijken in samenhang met de verbeelding als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden of als andere ontwikkelingen worden gepland.
6.2 Bestemmingsregels
Het beschreven beleid is vertaald in bestemmingsregels. De volgende bestemming wordt in het plan onderscheiden:
Cultuur en ontspanning
Het gehele perceel zoals dat in de huidige situatie in gebruik is voor de parenclub en de woning, wordt bestemd voor "Cultuur en ontspanning" met de functieaanduiding 'seksinrichting'. Behalve de parenclub zijn ook gelijksoortige functies als prostitutiebedrijf (uitgezonderd raamprostitutie) of erotische massagesalon toegestaan om enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Deze functies hebben een vergelijkbare ruimtelijke uitstraling en impact op de omgeving als de parenclub. De woning wordt binnen het plan aangemerkt als dienstwoning. Gebouwen dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak. Het bouwvlak volgt daarbij de contouren van het bestaande hoofdgebouw (in deze situatie de woning) en aangebouwde bijgebouw (de parenclub), waardoor geen uitbreiding van oppervlakte aan bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Buiten het bouwvlak zijn op dit moment enkele kleine vrijstaande gebouwen aanwezig. De bestaande oppervlakte hiervan wordt bestemd als toegestane oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak. Binnen het plan geldt een maximale goot- en bouwhoogte voor de gebouwen. Deze bepalingen sluiten aan bij de bouwregels zoals die in het geldende bestemmingsplan voor het perceel gelden. De dienstwoning kan, gelijk aan de huidige situatie, een maximale inhoud krijgen van 600 m3. De gronden zijn mede bestemd voor bij de functie behorende voorzieningen als groen, tuin, erven, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het inpandig verbouwen van bestaande bebouwing en het positief bestemmen van bestaand gebruik valt hier niet onder. De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering hiervan, zijn voor kosten van de aanvrager. Ook eventuele kosten van planschade zijn voor kosten van de aanvrager. Hiertoe is tussen de gemeente en aanvrager een overeenkomst gesloten.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Uitkomsten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In dit geval is sprake van een plan van lokaal belang. Voor dergelijke plannen achten de provincie Gelderland en de VROM-Inspectie vooroverleg niet noodzakelijk. Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Veluwe wordt verwezen naar paragraaf 4.4. Voor zogenaamde postzegelplannen, waar hier sprake van is, wordt nader vooroverleg niet noodzakelijk geacht.
Genoemde instanties worden wel afzonderlijk in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
8.2 Inspraak
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.