KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen - 1
Artikel 10 Wonen - 2
Artikel 11 Wonen - 3
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 6
Artikel 17 Waarde - Ecologie - Gelders Natuurnetwerk
Artikel 18 Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone
Artikel 19 Waarde - Landgoed
Artikel 20 Waarde - Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 27 Wetgevingzone Wijzigingsgebied
Artikel 28 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Ontwikkelings- En Beheerplan Landgoed Het Wezeveld Twello
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Het Plangebied
1.4 De Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Historie
2.2 Ligging En Historisch Grondgebruik
2.3 Huidige Bebouwing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.6 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Ontwerpfilosofie
4.3 Deelgebieden
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Omgevingsaspecten
5.3 Wet Natuurbescherming
5.4 Cultuurhistorie En Archeologie
5.5 Water
5.6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Vooroverleg Artikel 3.1 Bro
7.2 Inspraak
Bijlagen
Bijlage 1 Verkennend Archeologisch Onderzoek Quabbenburgerweg (Bij 3)
Bijlage 2 Quickscan Flora & Fauna Oude Wezeveldseweg 18
Bijlage 3 Quickscan Flora & Fauna Portierswoning
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Quabbenburgerweg (Bij 3)
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Oude Wezeveldseweg 18
Bijlage 6 Watertoets

Landgoed Het Wezeveld, Twello

Bestemmingsplan - gemeente Voorst

Vastgesteld op 29-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Landgoed Het Wezeveld, Twello met identificatienummer NL.IMRO.0285.20134- VS00 van de gemeente Voorst

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 agrarisch natuurbeheer

agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke.

1.8 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 akker- en vollegrondstuinbouw

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw.

1.12 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.13 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.15 (bedrijfs)woning

  1. a. in geval van Wonen - 1 en Wonen - 2: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
  2. b. in geval van Wonen - 3: een gebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen.

1.16 bestaand

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bollenteelt

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen.

1.22 boomkwekerij

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.

1.23 bosbouw

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.

1.24 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 bijgebouw

al dan niet aangebouwd gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond.

1.30 cultuurhistorische waarden

de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen.

1.31 dagrecreatie

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.

1.32 duurzame energie

een verzamelnaam voor vormen van hernieuwbare energie die verkregen wordt uit andere dan fossiele brandstoffen. Hieronder wordt onder andere begrepen energie die uit wind, stromend water, zonnestraling en aardwarmte wordt verkregen, maar ook energie die vrijkomt bij verwerking van afval (vooral verbranding) of biomassa.

1.33 evenement

gebeurtenissen gericht op periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die gericht zijn op de verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.34 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.35 fruitteelt

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van fruit op open grond.

1.36 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 grondgebonden veehouderij

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, inclusief professionele productiegerichte paardenhouderijen.

1.39 hobbymatige paardenhouderij

het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van ten hoogste 7 paarden.

1.40 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.41 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.42 inrichtingsplan

het erfinrichtingsplan dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan met als titel Ontwikkelings- en beheerplan Landgoed Het Wezeveld Twello, welke als Bijlage 3 aan de regels zijn toegevoegd.

1.43 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans, tenten of hiermee gelijk te stellen onderkomen, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.44 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.45 karakteristiek

alle niet-beschermde gebouwen die vanuit cultuurhistorisch oogpunt van waarde zijn. De algemeen (cultuur)historische waarde bestaat bijvoorbeeld uit de oorspronkelijke functie, architectonische waarde, bijzonderheid van het type, interactie met de omliggende bebouwing of plek in het straatbeeld dan wel landschap draagt in sterke mate bij aan de aantrekkelijkheid van de omgeving.

1.46 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer.

1.47 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.48 kleinschalig kamperen

een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans.

1.49 kuilvoeropslag

de opslag van kuilvoer op kuilvoerplaten (uitsluitend verharding) en sleufsilo's (verharding omringd door drie wanden zonder dak).

1.50 landschappelijke waarde

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.51 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.52 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.53 mantelzorg

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.54 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.55 nevenfunctie

een functie die in ruimtelijk, functioneel en/of inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming.

1.56 normaal onderhoud of gebruik

het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.57 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.58 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.59 paardenbak

niet-overdekte rijbaan voorzien van al dan niet natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden.

1.60 paardenfokkerij

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het fokken van paarden met daaraan ondergeschikt de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege.

1.61 paardenhouderij

te onderscheiden in:

  1. a. gebruiksgerichte paardenhouderij: een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden, niet zijnde een manege;
  2. b. productiegerichte paardenhouderij: een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt.

1.62 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig/constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.63 peil

  1. a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

1.64 permanente teeltondersteunende voorzieningen

  1. a. laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden, worden gebruikt zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;
  2. b. middelhoog: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte tussen 1,5 m en 2,5 m die langer dan 6 maanden, worden gebruikt zoals bakken op stellingen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;
  3. c. hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 2,5 m die langer dan 6 maanden, worden gebruikt.

1.65 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.66 recreatie

activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.

1.67 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.68 recreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.69 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.70 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.71 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.72 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.73 tijdelijke teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, tunnels tot 0,5 m, hagelnetten, regenkappen, wandelkappen en schaduwhallen.

1.74 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie waarbij minimaal één overnachting plaatsvindt.

1.75 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.76 wooneenheden

zie (bedrijfs)woning.

1.77 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.78 zorgboerderij

een boerderij waar mensen met een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperking begeleid locatiegebonden agrarisch of landschappelijk georiënteerde werkzaamheden verrichten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekenende delen niet meer dan 0,7 m bedraagt.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in:
    1. 1. grondgebonden veehouderij;
    2. 2. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;

alsmede voor:

  1. b. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m² aan bebouwing mag worden gebruikt;
    2. 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    3. 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    4. 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    5. 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  2. c. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  3. d. nevenfuncties op het gebied van dagrecreatie, verkoop van lokaal geproduceerde producten, dienstverlening, maatschappelijke functies, horeca tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, trekkershutten en duurzame energiewinning met dien verstande dat:
    1. 1. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bouwvlak;
    4. 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    5. 5. per bouwvlak ten hoogste 3 trekkershutten zijn toegestaan;
  4. e. recreatief medegebruik;
  5. f. ondergeschikt agrarisch natuurbeheer;
  6. g. hobbymatig agrarisch gebruik;
  7. h. openbare nutsvoorzieningen;
  8. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, paardenbakken, paddocks, laad- en losvoorzieningen, (verharde) ontsluitingen ten behoeve van naastgelegen percelen en water(berging).

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de aard van de verlichting bij paardenbakken waarbij eisen gesteld worden aan de uitstralingsrichting van het licht zodat de effecten op de omgeving beperkt worden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de totale oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nevenfuncties zoals bedoeld in lid 3.1 onder d bedraagt ten hoogste 100 m²;
  2. b. het houden van dieren in meer dan 1 bouwlaag is niet toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting al dan niet ten behoeve van de houtproductie;
  2. b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden, zoals deze tot stand komen in de hoog opgaande beplanting en het (micro)reliëf;
  3. c. het behoud en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bos-ecosysteem;
  4. d. recreatief medegebruik.

alsmede voor:

  1. e. bestaande wegen, en (voet-, fiets- en ruiter-)paden;
  2. f. ontsluiting van aansluitende bouwpercelen;
  3. g. bestaande sloten en andere watergangen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 m toegestaan.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. culturele, educatieve, wetenschappelijke, sociale, religieuze en algemeen maatschappelijke voorzieningen;

alsmede voor:

  1. b. openbare nutsvoorzieningen;
  2. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 en toestaan dat:

  1. a. de oppervlakte en inhoud aan gebouwen wordt verkleind of vergroot;
  2. b. lager of hoger wordt gebouwd dan de bestaande goot- en bouwhoogte,

onder de voorwaarde dat aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, de bescherming en/of het herstel van de aanwezige natuurlijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in de vegetatie, en de landschappelijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in het (micro)reliëf;
  2. b. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  3. c. agrarisch medegebruik;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 m toegestaan.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden als sport-, wedstrijd-, speel-, parkeer- en/of kampeerterrein is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model-) vliegsport is niet toegestaan.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, parkeren, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water;

met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en oeverstroken;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. natuurvriendelijke oevers;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, kunstwerken en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 1 m bedragen;
  2. b. overkappingen zijn niet toegestaan.

Artikel 9 Wonen - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    2. 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    3. 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    4. 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    5. 5. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    6. 6. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    7. 7. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bestemmingsvlak;
  3. c. bed & breakfast, uitsluitend in een woning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. er geen sprake is van aantasting van monumentale waarden;
    3. 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bestemmingsvlak;
  4. d. nevenfuncties op het gebied van dagrecreatie, dienstverlening, culturele activiteiten, maatschappelijke functies, horeca tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en duurzame energiewinning, met dien verstande dat:
    1. 1. de nevenfuncties in toegestane bebouwing plaatsvinden;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bestemmingsvlak;
    4. 4. buitenopslag niet is toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarisch erf': nevenfuncties op het gebied van zorgfuncties (dagbesteding, kortdurend logies, begeleid werken op het landgoed) waarbij parkeren ten behoeve van deze functies binnen het bestemmingsvlak plaatsvindt;
  7. g. hobbymatig agrarisch medegebruik;
  8. h. openbare nutsvoorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuin, erven, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:
    1. 1. in lid 9.2.1 onder a en toestaan dat de bouwgrens met maximaal 2 meter wordt overschreden;
    2. 2. in lid 9.2.1 onder a voor het realiseren van een dierenverblijf buiten het bouwvlak met een oppervlakte die maximaal 30 m2 bedraagt;
  2. b. het bepaalde onder a. wordt uitsluitend toegepast indien wordt aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen en mag de ontwikkelingen zoals beschreven in het inrichtingsplan niet belemmeren.

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Paardenbakken zijn niet toegestaan;
  2. b. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting-1' bouwwerken overeenkomstig de in lid 9.1 opgenomen bestemmingsomschrijving mogen worden gebruikt, onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de sloop van de stallen en de aanleg en instandhouding van maatregelen die zijn opgenomen in het inrichtingsplan voor de gronden binnen deze aanduiding.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 9.1 onder f ten behoeve van het toestaan van één of meer nevenfuncties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarisch erf' anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
    2. 2. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
    3. 3. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
    4. 4. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
    5. 5. parkeren dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden;
    6. 6. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
    7. 7. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit.
  2. b. lid 9.4 sub b indien in de plaats van de maatregelen zoals die zijn aangegeven in de bij deze regels opgenomen inrichtingsplan andere maatregelen worden getroffen die voorzien in een vergelijkbaar kwaliteitsniveau of een verhoging van het kwaliteitsniveau van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de in het inrichtingsplan opgenomen maatregelen. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of cultuurhistorische en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorwaarden worden verbonden;
  3. c. lid 9.4 sub b ten behoeve van uitstel van de termijn van aanleg waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.

9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 10 Wonen - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. gebouwen en bouwwerken ten dienste van wonen;
  3. c. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan horende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
    2. 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    3. 3. opslag van risicovolle activiteiten is niet toegestaan;
    4. 4. buitenopslag is niet toegestaan;
    5. 5. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    6. 6. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    7. 7. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  4. d. bed & breakfast, uitsluitend in een woning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning. Deze maximale aantallen gelden niet ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  5. e. het herstel en de bescherming van landschappelijke waarden;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, paden, verhardingen en parkeerplaatsen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 10.2.1 onder a en toestaan dat de bouwgrens met maximaal 2 m wordt overschreden;
  2. b. het bepaalde bij a wordt uitsluitend toegepast indien aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen.

10.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Paardenbakken zijn niet toegestaan;
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' mogen bouwwerken overeenkomstig de in lid 10.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de maatregelen als aangegeven in de bij deze regels behorende inrichtingsplan voor de gronden binnen deze aanduiding.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. c. lid 10.4 sub b indien in de plaats van de maatregelen zoals die zijn aangegeven in de bij deze regels opgenomen inrichtingsplan andere maatregelen worden getroffen die voorzien in een vergelijkbaar kwaliteitsniveau of een verhoging van het kwaliteitsniveau van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de in het inrichtingsplan opgenomen maatregelen. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of cultuurhistorische en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorwaarden worden verbonden;
  2. d. lid 10.4 sub bten behoeve van uitstel van de termijn van aanleg waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.

Artikel 11 Wonen - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

alsmede voor:

  1. b. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    2. 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    3. 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    4. 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    5. 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  2. c. bed & breakfast, uitsluitend in een woning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning. Deze maximale aantallen gelden niet ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  3. d. het herstel en de bescherming van landschappelijke waarden;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
  5. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, paden, verhardingen en parkeerplaatsen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover bijgebouwen worden opgericht, nadere eisen stellen aan de situering van het bijgebouw ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van de bebouwing onderling te verzekeren.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak waarbij de afstand van paardenbakken tot bouwvlakken van derden ten minste 25 m bedraagt;
  2. b. de totale oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nevenfuncties bedraagt ten hoogste 100 m².

11.5 Afwijken van gebruiksregels

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 5

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 6

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage of een onbekende archeologische verwachting.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Ecologie - Gelders Natuurnetwerk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GNN' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, met dien verstande dat bij ontwikkelingen zoals mogelijk gemaakt in hoofdstuk 2, de waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  2. b. het behoud en de ontwikkeling van de milieucondities, die de voorwaarde vormen voor het voortbestaan van de natuur, de ecologische samenhang, de stilte, de donkerte, de openheid en de rust;
  3. c. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
    1. 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    2. 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    3. 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones.

17.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de onderliggende bestemming van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie - GNN' wijzigen in de bestemming Natuur indien er sprake is van realisatie van een (gedeelte van) het Gelders Natuurnetwerk, met inachtneming van het volgende:

  1. a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie, als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie of als er afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de inspanningsverplichting en vergoedingen die in een concept notariële akte zijn vastgelegd;
  2. b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 18 Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, met dien verstande dat bij ontwikkelingen zoals mogelijk gemaakt in hoofdstuk 2, de waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  2. b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
    1. 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    2. 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    3. 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    4. 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau);

18.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de onderliggende bestemming van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone' wijzigen in de bestemming 'Natuur' indien er sprake is van realisatie van een (gedeelte van) de ecologische hoofdstructuur cq. het Gelders Natuurnetwerk, met inachtneming van het volgende:

  1. a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie, als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie of als er afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de inspanningsverplichting en vergoedingen die in een concept notariële akte zijn vastgelegd;
  2. b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 19 Waarde - Landgoed

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van landgoederen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden - in aanvulling op de regels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen - de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van beheer van het landgoed met een oppervlakte van ten minste 25 ha grond behorende bij een landgoed, mag een gebouw worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  2. b. de goothoogte van het gebouw ten behoeve van beheer van het landgoed bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  3. c. de bouwhoogte van het gebouw ten behoeve van beheer van het landgoed bedraagt ten hoogste 6 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 4.3, artikel 6 lid 6.4 en artikel 20 lid 20.2, is op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Landgoed de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet van toepassing mits:

  1. a. het een landgoed betreft zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van de Natuurschoonwet 1928;
  2. b. de werken en of werkzaamheden de rangschikking als bedoeld in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 niet aantasten.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Waarde - Landschap

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van:
    1. 1. de openheid van onbebouwde waardevolle open gebieden in de vorm van graslanden, doorsneden door lange noord-zuidlopende weteringen;
    2. 2. karakteristieke kleinschalige oeverwal met afwisseling van buurtschappen en verspreide bebouwing, grasland en bouwland, onregelmatige blokverkaveling en houtsingels tussen de landwegen;
    3. 3. het contrast tussen laag- en hoog gelegen gebieden door behoud en aanleg van 'pollen' en de aanleg van hagen rond erven en percelen;
    4. 4. het contrast tussen de waardevolle openheid van gebieden en de beslotenheid van de landgoederen;
    5. 5. het ontginningspatroon en de ontginningsassen door de aanleg van laanbeplantingen;
    6. 6. karakteristieke kavelpaden;
    7. 7. onverharde ontginningswegen;
    8. 8. karakteristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, erfbeplantingen, bosjes en hoogstamboomgaarden;
    9. 9. waardevolle beken en weteringen;
    10. 10. de ontwikkeling van nieuwe landgoederen die bijdragen aan het 'vergroenen' van het landschap;
    11. 11. rust, ruimte en donkerte;
  2. b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
    1. 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    2. 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    3. 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    4. 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau);

met dien verstande dat:

  1. c. bij ontwikkelingen, zoals mogelijk gemaakt middels afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden van de hoofdbestemmingen, de waarden zoals opgenomen onder a en b niet onevenredig mogen worden aangetast.

20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

22.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

22.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. voor een (deel van een) bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. het bepaalde onder a is niet van toepassing ingeval van sloop-herbouw van bijgebouwen met de bestemming Wonen - 1, in dit geval is het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

22.3 Herbouw woningen

Algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van bestaande funderingen waarbij het vervangen van de bestaande funderingen is toegestaan.

22.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. de onderkant van het ondergrondse bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil.

22.5 Aaneengebouwd

(Bedrijfs)woningen die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aaneengebouwd zijn dienen te allen tijde aaneengebouwd te blijven.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan;
  2. b. bewoning van gastenverblijven is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
  4. d. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  5. e. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.

Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels

24.1 milieuzone - waterwingebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' de volgende regels:

  1. a. de gronden zijn bestemd voor puttenvelden ten dienste van de openbare drinkwaterwinning met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en openbare terreinen;
  2. b. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van het waterwingebied;

het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik en niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd en er geen sprake is negatieve effecten op de kwaliteit van het grondwater.

24.2 milieuzone - boringsvrije zone

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' de regels ten aanzien van boringsvrije zones van de provincie Gelderland, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland of een herziene versie hiervan.

24.3 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' de volgende regels:

24.4 luchtvaartverkeerzone-2

  1. a. Op deze gronden is de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a om de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten toe te staan indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart.

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

25.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet van toepassing is op de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  3. c. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
  4. d. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 75 m² van de bestaande bijgebouwen in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de mantelzorg;
    2. 2. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
    3. 3. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
    4. 4. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
  5. e. de onder a, b, c en d bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid.

25.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:

  1. a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  2. b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  3. c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  4. d. door de herbouw de landschappelijke waarden van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  5. e. de geluidbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder ingeval van geheel nieuw te bouwen woningen niet overschrijden.

Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels

26.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

26.2 Verbreding watergangen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden zoals opgenomen in hoofdstuk 2 wijzigen in de bestemming Water ten behoeve van de verbreding van watergangen teneinde wateroverlast te voorkomen met inachtneming van het volgende: de bestemmingswijziging dient vanuit een waterbergingsopgave noodzakelijk te zijn.

26.3 Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2, Waarde - Archeologie - 3, Waarde - Archeologie - 4, Waarde - Archeologie - 5 of Waarde - Archeologie - 6 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 27 Wetgevingzone Wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2' (met een bouwvlak en een maximum goot- en bouwhoogte (m) en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting'), met dien verstande dat:

  1. a. het totaal aantal woningen ter plaatse niet meer bedraagt dan 1;
  2. b. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend zal worden toegepast indien bebouwing en terrein landschappelijk worden ingebed conform het inrichtingsplan, het populierenbosje wordt omgezet in een loofhoutbos en de bestaande gracht watervoerend gemaakt wordt;
  3. c. wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving in elk geval op het gebied van bodem, geluid, milieuzonering, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, alsmede flora en fauna;
  4. d. de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wordt gesitueerd.

Artikel 28 Overige Regels

28.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Landgoed Het Wezeveld, Twello'.

Bijlagen

Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Ontwikkelings- En Beheerplan Landgoed Het Wezeveld Twello

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de IJsselvallei ten noordwesten van het dorp Twello bevindt zich het Landgoed Het Wezeveld. Dit landgoed omvat naast de oorspronkelijke huisplaats, fraaie bospercelen, monumentale lanen en agrarische gronden. Het oorspronkelijke landhuis is in 1870 verdwenen en nooit meer opgebouwd. Het bijbehorende koetshuis is indertijd omgebouwd tot boerderij en er zijn agrarische bedrijfsgebouwen bijgeplaatst. Ontwikkelingen binnen de agrarische sector hebben ertoe bijgedragen dat er op deze locatie geen toekomst meer is voor een agrarisch bedrijf. Dit houdt in dat een belangrijke financiële pijler onder het landgoed wegvalt, waardoor het beheer onder druk komt te staan. Omwille van het behoud van het Landgoed voor de toekomst is het toestaan van nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk.


De belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen zijn de omvorming van de huisplaats van een agrarisch erf naar een woonerf, de bouw van een nieuwe portierswoning aan het begin van de oprijlaan (gelegen aan de Quabbenburgerweg) en een mogelijkheid om 1 extra woonhuis te realiseren. In het koetshuis en aanwezige hooiberg worden nieuwe economische functies toegestaan. Tevens is aan watergang de Hondsgrift 3 ha nieuwe natuur aangelegd.


De nieuwe ontwikkelingen passen niet binnen het bestemmingsplan zoals dat op deze gronden van toepassing is. Op welke wijze het landgoed tot een duurzame ontwikkeling kan komen, is nader onderzocht. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het 'Ontwikkelings- en beheerplan Landgoed Het Wezeveld Twello'. Voorgestelde maatregelen betreffen onder meer de sloop van bestaande, ontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en het restaureren van de boerderij (voormalig koetshuis) en de steltenberg. Daarbij moeten nieuwe economische dragers worden toegevoegd.

Het plan maakt het mogelijk dat er woningen kunnen worden gerealiseerd, gecombineerd met werk- en recreatiefuncties in combinatie met het behoud, herstel en versterking van landschappelijke kwaliteiten en cultuurhistorische waarden.

1.2 Doel

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een aantal nieuwe ontwikkelingen op Landgoed het Wezeveld planologisch mogelijk te maken. Vooruitlopend op de nieuwe ontwikkelingen zal er sprake zijn van het beëindigen van het agrarisch bedrijf op Oude Wezeveldweg 18 met bijbehorende sloop van de agrarische stallen, het verwijderen van de voeropslagen en het mestbassin. Het bestemmingsplan staat vervolgens de bouw van een portierswoning ten noorden van de oprijlaan (ten westen van de Quabbenburgerweg) toe. Daarnaast wordt er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van nog een tweede woning. Verder wordt een wandelpad opgenomen in dit bestemmingsplan, alsmede dat er nieuwe toegestane functies voor de te restaureren boerderij worden vastgelegd.


De nieuwe ontwikkelingen zijn gekoppeld aan een inspanning op het gebied van landschapsaanleg en beheer zoals verwoord in het 'Ontwikkelings- en beheerplan Landgoed Het Wezeveld Twello'.

1.3 Het Plangebied

Landgoed Het Wezeveld ligt binnen de gemeente Voorst en centraal binnen de Stedendriehoek Apeldoorn, Deventer en Zutphen. Het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft ligt ten noordwesten van Twello. Het landgoed bevindt zich in het buitengebied en maakt een onderdeel uit van de landgoederenzone dat als belangrijke schakel fungeert tussen het Veluwemassief en de IJssel. Het landgoed heeft een oppervlakte van ca. 60 hectare, waarvan 42 hectare landbouwgrond en 14 hectare bos. De resterende oppervlakte wordt ingenomen door wegen, paden, tuinen, erven en natuurterreinen. Onderstaande afbeelding (figuur 1) geeft de grenzen van het landgoed weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0002.png"

Figuur 1: Begrenzing landgoed

1.4 De Vigerende Bestemmingsplannen

Het volledige plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 28 januari 2013) en Buitengebied, eerste herziening (vastgesteld 7 juli 2015). Zie Figuur 2. Op basis van dit bestemmingsplan, komen er de volgende enkelbestemmingen voor: 'Agrarisch', 'Bos', ´Wonen' en 'Maatschappelijk'. Met deze specifieke bestemmingen is het feitelijk gebruik van de verschillende gronden vastgelegd.

Daarnaast ligt over het gehele landgoed de dubbelbestemming 'Waarde - landgoed'. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud en samenhangend beheer van de landgoederen en het behoud van de cultuurhistorische waarden van de landgoederen. Daarnaast biedt deze dubbelbestemming een specifieke regeling voor gronden behorende tot een landgoed. Dit betekent dat onder andere de verplichting als gevolg van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals opgenomen in de enkelbestemmingen en in een aantal dubbelbestemmingen, niet van toepassing is. Ook is de onderlinge uitwisselingen van functies binnen de bestemming 'Waarde - Landgoed' mogelijk gemaakt. Andere dubbelbestemmingen in het plangebied zijn: 'Waarde - Landschap', 'Waarde - Ecologie' en 'Waarde - Archeologie'.

Tevens zijn hier de gebiedsaanduidingen Luchtverkeerszone - 2 en Reconstructiewetzone - verwevingsgebied aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0003.png"

Figuur 2: ligging landgoed in bestaand bestemmingsplan Buitengebied (2013)

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Historie

Het landgoed Het Wezeveld kent een grote historie die waarschijnlijk al terug gaat naar de late Middeleeuwen. In de decennia erna hebben er verschillende ontwikkelingen plaatsgevonden, waarbij het landgoed werd vergroot, maar ook weer verkleind. In de kadastrale atlas van 1832 (zie figuur 3) wordt Arnoldus Johannes baron van Hövell als eigenaar van de gronden genoemd. Aan het einde van de 19de eeuw wordt een oud landhuis afgebroken en wordt het Nieuwe Wezeveld betrokken. In het begin van de 20-ste eeuw vindt een overdracht plaats, waarbij het deel waarop ooit het oorspronkelijke landhuis stond (de huisplaats) en waarop het voormalige koetshuis staat, met omliggende gronden verkregen. Het koetshuis wordt omgebouwd tot boerderij en krijgt de naam Het Oude Wezeveld. In 1996 wordt het grootste deel van het landgoed (waaronder de huisplaats) ondergebracht in Landgoed Wezeveld B.V.. Het geheel, inclusief de voormalige huisplaats, is circa 43,6 ha groot. Daarnaast is nog circa 16,1 ha grond in privébezit. Niet uitgesloten is het dat deze gronden in de toekomst ook in de Landgoed B.V. worden ondergebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0004.png"

Figuur 3: Kadastrale kaart 1832

2.2 Ligging En Historisch Grondgebruik

Het landschapstype ten noorden van Twello wordt gekenmerkt door akkers op hoger gelegen gronden, die gescheiden worden door houtwallen en singels. De lager gelegen delen waren meestal alleen in gebruik als weilanden. De boerderijen liggen verspreid in het landschap en het wegenpatroon is grillig van karakter. In documenten uit 1320 wordt de naam Wesevelt al aangetroffen. Namen die eindigen op -veld zijn veelal verwijzingen naar een buurtschap. Hier is dat niet het geval, want het eerste deel van de naam is sudnederlands (wis = natte weide) en verwijst naar de terreinsituatie en het grondgebruik. Aan het huidige landschap is nog te zien dat het een nat gebied moet zijn geweest. Er zijn veel watergangen en weteringen gegraven om het waterpeil te kunnen beheersen en de gronden voor landbouwkundig gebruik geschikt te maken. Ten westen van het landgoed ligt de Kraaigraaf of Blinde Beek en ten oosten ligt de Terwoldse Wetering of Hondsgrift. De afwatering vindt plaats op de IJssel, welke weer uitmondt in het IJsselmeer.


De ligging van landgoed Het Wezeveld is vanuit historisch oogpunt goed te verklaren. In vroegere jaren stichtte men landhuizen en boerderijen bij voorkeur op de overgang van natte naar droge gebieden. De huisplaats van Het Wezeveld ligt op een natuurlijke verhoging (ca. 5 m + NAP) in het landschap. De omliggende gronden liggen aanmerkelijk lager, met als laagste punt ca 3,9 m + NAP. Op de kadastrale kaart van 1832 is goed te zien hoe de gronden in die periode werden gebruikt. Weilanden, bouwlanden en hakhoutpercelen liggen verspreid over het landgoed. De bouwgronden worden veelal omzoomd door hakhoutsingels en hakhoutbossen. Langs de kavelgrenzen van de weilanden komen, opvallend genoeg, geen beplantingen voor. Desondanks is het een kleinschalig en gevarieerd landschap geweest. Er behoorden meerdere boerderijen tot het landgoed. In 1832 waren dit er tien: twee boerderijen in De Goordellen (o.a. de huidige Hagenhoeve), boerderij Het Weezeveld, De Keijzerij (2 boerderijen), Den Hoge Bilt, De Nieuwe Vinkerij, De Hagen, De Vinkerij en De Kremmerij. De voormalige huisplaats van Het Wezeveld is sinds het eind van de 19e eeuw in gebruik als erf van de boerderij die bekend staat onder de naam Het Oude Wezeveld. De boerderij (rijksmonument) dateert waarschijnlijk uit 1726 en is van oorsprong het koetshuis van het oude landhuis. De aangebouwde deel zal waarschijnlijk jonger zijn, maar op de historische kaart van 1832 is ook een aanbouw zichtbaar. De karakteristieke hooiberg of schuurberg dateert uit 1916 en is gebouwd op een plek waar in het verleden ook een bijgebouw heeft gestaan, eveneens te zien op de kaart uit 1832. Het onderste deel van de hooiberg is tot voor kort in gebruik geweest als varkensstal. De overige bedrijfsgebouwen bestaan uit een fokvarkensstal en een ligboxenstal met mestbassin.

2.3 Huidige Bebouwing

De oppervlakte van Landgoed Het Wezeveld bedraagt bijna 60 ha. Hiervan is ongeveer 41,6 ha in gebruik als landbouwgrond, bestaande uit 35,9 ha weiland en 5,7 ha bouwland. De aanwezige bossen en lanen van het landgoed beslaan een oppervlakte van ongeveer 14 ha. De voormalige huisplaats (Oude Wezeveldseweg 18) heeft een oppervlakte van circa 1,7 ha, waar op dit moment agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is. De oude boerderij is een rijksmonument. Binnen het plangebied zijn twee voormalige agrarische bedrijven aanwezig. Het gaat om de percelen Oude Wezeveldseweg 4 (gemeentelijk monument) en Oude Wezeveldseweg 10. Alle overige boerderijen in de directe omgeving van het plangebied behoren niet (meer) tot het landgoed. Tegenover het perceel Oude Wezeveldseweg 10 staat een wegkapel, gebouwd na de Tweede Wereldoorlog en aangemerkt als gemeentelijk monument. In het bos ten zuiden van de huisplaats staat een voormalige berging uit de oorlog, die voorheen in gebruik was bij de plaatselijke padvinderij. Het landgoed wordt doorsneden door twee openbare wegen; de Oude Wezeveldseweg en de Quabbenburgerweg. Op het landgoed zijn diverse opengestelde wandelpaden aanwezig met een totale lengte van ongeveer 1.600 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0006.png"

Kern van de ontwikkelingsplannen is de voormalige huisplaats. Sinds het einde van de 19e eeuw is deze in gebruik als erf van de boerderij die bekend staat onder de naam Het Oude Wezeveld. De boerderij dateert waarschijnlijk uit 1726 en is van oorsprong het koetshuis van het oude landhuis. De aangebouwde deel is waarschijnlijk jonger, maar uit kaartmateriaal blijkt dat in 1832 al een aanbouw aanwezig was. Op het erf is een karakteristieke hooiberg of schuurberg aanwezig uit 1916. Het onderste gedeelte van deze hooiberg is tot voor kort in gebruik geweest als varkensstal. De overige bedrijfsgebouwen bestaan uit een fokvarkensstal en een ligboxenstal met een mestbassin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0007.png"

Figuur 4: Huidige situatie huisplaats landgoed Wezeveld

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt het relevante beleidskader van Rijk, provincie, regio en gemeente aan de orde.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

3.2.2 Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0008.png"

Figuur 5: - Schema Ladder voor duurzame verstedelijking

Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.

3.2.3 Nationaal Landschap Veluwe

In Nederland zijn 20 'Nationale Landschappen' die elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen hebben. De landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.

Binnen een Nationaal Landschap is ruimte voor sociaal-economische ontwikkelingen, mits de bijzondere kwaliteiten van het gebied behouden blijven of -beter nog- worden versterkt. Plannen voor grootschalige nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en infrastructurele projecten passen hier dan ook niet binnen. De bouw van woningen om de eigen bevolkingsgroei op te vangen is in principe wel mogelijk.

Voor specifieke gebieden in een Nationaal Landschap gelden extra, al bestaande, beschermende maatregelen. Te denken valt aan de Wet Natuurbescherming voor natuurgebieden, de Natuurschoonwet voor landgoederen en de Monumentenwet voor historische gebouwen of dorpsgezichten.

Landgoed Wezeveld valt binnen het Nationaal Landschap Veluwe. Dit Nationaal Landschap heeft de volgende kernkwaliteiten:

  • schaalcontrast van zeer open naar besloten actieve stuifzanden;
  • de grootte en aaneengeslotenheid van het bos.

De provincies zijn verantwoordelijk voor het beleid voor de Nationale Landschappen.

3.2.4 Natura 2000

Natura 2000

Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Deze gebieden worden op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk (significante) negatieve effecten hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningplichtig.

De gronden van het landgoed Het Wezeveld liggen niet in een Natura 2000 gebied.

3.2.5 Waterbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. Deze Kaderrichtlijn geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed, emissies worden verbeterd, duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn en er tenslotte wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld, hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers bestaat het risico van water tekorten en verdroging. De commissie 'Waterbeheer 21e eeuw' heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat anders moet worden omgegaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, moet tenminste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

De nieuwe ontwikkelingen op het landgoed zijn getoetst aan de richtlijnen zoals het waterschap die heeft opgesteld, de zogenaamde watertoets. De uitkomsten daarvan zijn in paragraaf 5.5 opgenomen.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie die op 9 juli 2014 is vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Voor de herontwikkeling van het landgoed is vooral het tweede punt van belang. De provincie is van mening dat voor een aantrekkelijke leefomgeving een goede kwaliteit van natuur en landschap van belang is. Dit betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

In het hoofdstuk 'Mooi Gelderland legt de provincie uit wat zij onder ruimtelijke kwaliteit verstaat.

Ruimtelijke kwaliteit is terug te brengen tot drie pijlers:

  1. 1. Gebruikswaarde: voldoet een project aan datgene waarvoor het bedoeld is?
  2. 2. Toekomstwaarde: voldoet het project aan eisen van duurzaamheid? Is er bijvoorbeeld energiezuinig gebouwd?
  3. 3. Belevingswaarde: is de locatie aantrekkelijk vormgegeven? Wat ervaart de passant, de gebruiker of de bezoeker bij het zien van het object?

Werken aan de ruimtelijke kwaliteit vraagt nadrukkelijk om de volgende inspanningen:

  • kijken, precies waarnemen;
  • weten, kennis bezitten en vergaren;
  • vinden, mening hebben en vormen;
  • dialoog voeren;
  • samenhang zien;
  • creatief denken;
  • betrokken zijn.

Werken aan de ruimtelijk kwaliteit van de Gelderse leefomgeving komt het sterkst tot uiting in diverse gebiedsontwikkelingen die projectmatig worden opgepakt. Deze gebiedsgerichte benadering maakt het mogelijk dat kwaliteitsborging integraal wordt aangestuurd,

Transformatie

De provincie zet zich in voor de aanpak van leegstand en transformatie. Het uitgangspunt daarbij is dat eigenaren als eerste verantwoordelijk zijn en blijven voor de kwaliteit van de gebouwen. Leegstand kan een probleem zijn en kan leiden tot verpaupering van gebieden, maar biedt in veel gevallen ook kansen voor nieuwe - soms tijdelijke - functies en nieuwe dynamiek in een gebied. Of leegstand een probleem is en of actie gewenst is, hangt sterk af van de specifieke locatie en aard van het vastgoed.

De provincie streeft naar een vitaal buitengebied:

  • met behoud van levendigheid;
  • met een verbetering van de kwaliteit van wonen, werken en vrijetijdsbesteding;
  • rekening houdend met grote verschuivingen door schaalvergroting in de landbouw, energietransitie en urbanisatie de komende jaren.

De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:

  • kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes;
  • ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie;
  • daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' in het buitengebied een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied.

Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.

3.3.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening is op 24 september 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en vormt het juridische kader waarbinnen de hoofddoelstellingen van de omgevingsvisie juridisch zijn vastgelegd. Met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingen op het landgoed zijn met name de onderdelen 'nieuwe woonlocaties' en 'beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone' van kracht.

Nieuwe woonlocaties

In de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is opgenomen dat in de verschillende regio's afspraken worden gemaakt over de kwantitatieve opgave voor woningbouwprogrammering. Voor de regio Stedendriehoek is daarvoor het Regionaal afsprakenkader woningbouwprogrammering 2015-2024 vastgesteld. Dit kader is voor de regiogemeenten de basis voor programmatische afwegingen volgens de Ladder voor Duurzame Verstedelijking en het adaptief programmeren. Voorliggend plan past zowel kwalitatief als kwantitatief binnen het regionaal afsprakenkader. Kwantitatief past het plan binnen de vastgestelde aantallen voor de gemeente Voorst. Kwalitatief is sprake van een beeldbepalend plan op een unieke locatie die vanwege de cultuurhistorische en monumentale waarde van belang is voor de gemeente Voorst. Er is sprake van een toevoeging van 2 woningen (1 portierswoning via een nieuwe woonbestemming en 1 woning via
een wijzigingsbevoegdheid).

Beschermingsregime Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO)

In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt, tenzij:

  1. a. geen reële alternatieven aanwezig zijn;
  2. b. sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  3. c. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
  4. d. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Voor de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten geformuleerd:

  • samenhang met aangrenzende natuurgebieden;
  • de aanwezige en nog te ontwikkelen natuurwaarden (in het bijzonder de ecologische verbindingszones);
  • de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en archeologische waarden;
  • de abiotische kwaliteiten stilte, donkerte, openheid en 'rust' (omgevingscondities).

In de Groene Ontwikkelingszone is voor bestaande functies als de landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie ontwikkelingsruimte aanwezig, waarbij de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast. Bij nieuwvestiging van functies (zoals bijv. een nieuwe woning) dient naast een goede landschappelijk inpassing per saldo een substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone plaats te vinden. Daarbij is de invulling van het begrip 'substantieel' van belang, en de wijze waarop de afspraken worden vastgelegd.

Om het landgoed in stand te kunnen houden wordt in dit plan de bouw van één nieuwe woning toegestaan. De oprichting van een tweede nieuwe woning kan onder voorwaarden middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. Op het landgoed wordt daarnaast ter compensatie ca 3 ha. nieuwe natuur aangelegd.

Boringsvrije zone

De provincie heeft vanuit de Drinkwaterwet een zorgplicht voor een duurzame openbare drinkwatervoorziening en streeft er naar grondwater te beschermen ten behoeve dan deze drinkwatervoorziening. Voor een effectieve en duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening maakt de provincie met behulp van de Omgevingsverordening gebruik van regelgeving en vergunningverlening: verbodsbepalingen en regelgeving voor activiteiten en inrichtingen in boringsvrije zones.

Het noordelijke deel van Landgoed Het Wezeveld is gelegen in de boringsvrije zone Twello. In dit gebied moet rekening worden gehouden met de bescherming van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

Dit plan voldoet aan de voorwaarden uit de Omgevingsverordening.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Landschapsontwikkelingsplan

In samenwerking met de gemeenten Epe en Heerde heeft de gemeente Voorst het 'Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel' (LOP) opgesteld. Het belangrijkste doel van het LOP is in de autonome ontwikkeling van het landschap te sturen op behoud en op ontwikkeling van de landschappelijke samenhang. Daarnaast is het LOP gericht op het stimuleren van de ontstening van het buitengebied en de verdere ontwikkeling van de karakteristieke kenmerken van het buitengebied. Met het LOP wordt het landschapsbelang ingebracht in alle ruimtelijke veranderingsprocessen in het gebied.

Het LOP richt zich op instrumenten, partijen en een aanpak voor de uitvoering van het landschapsbeleid. Het ontwikkelingsplan en het toetsingskader dat het LOP vormt, is door de gemeente Voorst vastgesteld als structuurvisie.

Ten aanzien van landgoederen wordt gesteld dat landgoederen meer dan gemiddeld een toegevoegde waarde hebben voor de kwaliteit van het landschap. De inrichting van een landgoed moet de vorm van de landschappelijke overgangen versterken en beter beleefbaar maken.

Het LOP stelt verder dat bij nieuwe woningen in het buitengebied een bouwplan gecombineerd dient te worden met een erf- en landschapsplan. De omgeving en de toekomstige inrichting kunnen belangrijke invloed uitoefenen op dat bouwplan en uiteindelijk het aanzicht en de waarde van de woning. De kenmerken die in het gebied voorkomen kunnen worden versterkt door aan de randen van het perceel streekeigen beplanting aan te brengen.

Zowel bij de locatiekeuze als de erfinrichting van de nieuwe woonlocatie aan de Qaubbenburgerweg is het LOP als input gebruikt. Hetzelfde geldt voor het erfinrichtingsplan voor de functieveranderingslocatie.

3.4.2 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.

De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0011.png"

Figuur 7: Beleidskaart Regionale Structuurvisie

Landgoed Wezeveld maakt volgens deze visie deel uit van een landgoederenzone. Landelijk wonen biedt mogelijkheden om delen van de landgoederenzone te herstellen, te versterken en te ontwikkelen tot het groene 'visitekaartje' van de Stedendriehoek.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

De raad van de gemeente Voorst heeft op 18 december 2017 de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) vastgesteld.

Met deze Ruimtelijke Toekomstvisie loopt de gemeente vooruit op de nieuwe Omgevingswet. Participatie heeft een hoofdrol gespeeld bij de totstandkoming van de Ruimtelijke Toekomstvisie. Dit heeft geleid tot een Ruimtelijke Toekomstvisie die een tweeledig doel heeft:

  • met de samenleving ambities bepalen en ruimte bieden om deze gezamenlijk te realiseren;
  • daarnaast fungeert de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

De identiteit van onze gemeente geldt als leidraad bij het maken van inhoudelijke keuzes in het ruimtelijk domein.

De visie kenmerkt zich door een combinatie van inhoud én manier van werken. De visie focust op het behoud en versterken van onze identiteit en geeft ruimte om het gesprek met de samenleving aan te gaan. Vanuit deze visie wordt gewerkt aan het opstellen van een agenda voor de komende jaren, die tussentijds wordt aangepast en herijkt als veranderende omstandigheden daarom vragen.

De visie constateert dat een belangrijk deel van de lokale economie direct verbonden is met het landelijk gebied (veeteelt, land- en tuinbouw, landgoederen, recreatie en horeca). Het Voorster landschap is letterlijk en figuurlijk de drager van haar gemeenschap. Landgoed Het Wezeveld is gelegen in het deelgebied 'Groene Carré' met daarin de bosrijke landgoederen en het recreatiegebied Bussloo omarmt het Open Middengebied. Veranderingen in het beheer van het landelijk gebied kunnen de aantrekkelijkheid voor recreanten beïnvloeden. Omgekeerd biedt de recreatiesector ook mogelijkheden aan landgoederen en agrarische bedrijven om te diversificeren en nieuwe activiteiten te ondernemen die de continuïteit van het bedrijf versterken: horeca, kampeerplaatsen, kaasmakerijen, B&B, enzovoort.

De strategische keuzes die bij de ontwikkeling van een het landgoed een belangrijke rol spelen zijn:

  • de rijke cultuurhistorie van het gebied is een cruciaal onderdeel van de identiteit, dat de gemeente wil behouden en waar mogelijk versterken;
  • bij alle nieuwe ontwikkelingen zijn de ruimtelijke kwaliteit en de bouwstenen uit de identiteit richtinggevend;
  • kenmerkende landschapselementen blijven behouden en worden waar mogelijk versterkt;
  • de gemeente is terughoudend met nieuwe bedrijvigheid in het buitengebied, bijvoorbeeld wanneer agrarische bebouwing vrijkomt. Het karakter van de plek en omgeving moet behouden blijven.

3.5.2 Notitie landgoederen

Het beleid voor de oprichting van nieuwe landgoederen en de herontwikkeling van bestaande landgoederen is verwoord in de op 6 februari 2006 vastgestelde notitie Landgoederen. Deze notitie geeft de koers van de gemeente Voorst aan ten opzichte van initiatieven tot oprichting van nieuwe landgoederen. Daarnaast biedt de notitie houvast aan eigenaren van bestaande landgoederen bij herontwikkeling van die landgoederen. Bij nieuwe ontwikkelingen staan de kwaliteiten van de bestaande landgoederen voorop. Deze bestaande landgoederen in Voorst zijn mede bepalend voor het huidige karakter van de gemeente. Ze zijn beschreven en beschermd en worden waar nodig verder versterkt. Nieuwe ontwikkelingen op bestaande landgoederen dienen een maatschappelijke meerwaarde te hebben op het gebied van landschap, natuur, milieu, recreatie en/of cultuur. De notitie is dan ook gebruikt bij het opstellen van de plannen voor landgoed Het Wezeveld.

3.5.3 Erfgoedverordening 2017

De bundelingen van wetgeving in één Erfgoedwet en de verwachte invoering van de Omgevingswet heeft de gemeente ertoe gestimuleerd een meer integraal gemeentelijk erfgoedbeleid op te stellen. Hiermee krijgt het erfgoed de erkenning dat het een integraal onderdeel is van (de kwaliteit van) de fysieke leefomgeving. Door de invoering van deze twee wetten is het bereik van de gemeentelijke Erfgoedverordening in vergelijking met de voorgaande verordening zowel breder – het betrof monumenten én cultuurgoederen – als smaller: belangrijke fysieke onderwerpen zoals de aanwijzing of bescherming van stads- en dorpsgezichten of archeologische waarden en verwachtingen worden steeds minder geregeld via een verordening en meer via het bestemmingsplan en straks, onder de Omgevingswet, het omgevingsplan. Per saldo leidt een en ander tot een vereenvoudigde Erfgoedverordening.

De Erfgoedverordening is vernieuwd vanwege de per 1 juli 2016 ingevoerde Erfgoedwet. De Erfgoedwet vervangt en integreert verschillende wettelijke regelingen op het gebied van het cultureel erfgoed. Naast de Erfgoedwet wordt besluitvorming over cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving op termijn geregeld via de Omgevingswet. De Erfgoedwet anticipeert op de invoering van de Omgevingswet door overgangsrecht als gevolg waarvan delen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven, tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarom is deze verordening zowel gebaseerd op de Erfgoedwet als op de Monumentenwet 1988.

Op 3 juli 2017 heeft de gemeente Voorst de Erfgoedverordening 2017 vastgesteld. Deze erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart beschrijft het archeologisch beleid van de gemeente. De gemeente onderscheidt twee hoofdcategorieën: Archeologisch Waardevolle Gebieden en Archeologische Verwachtingszones. Deze twee hoofdcategorieën zijn weer onderverdeeld in verschillende subcategorieën.

Per categorie is in de erfgoedverordening beschreven welke beschermende regels in een bestemmingsplan opgenomen moeten worden om de archeologische resten te beschermen.

Het plangebied van het landgoed bestaat uit zones met hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarden. Op grond hiervan zijn diverse archeologische dubbelbestemmingen opgenomen en is een archeologische onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf Archeologie onder hoofdstuk Uitvoerbaarheid).

3.6 Conclusie

Dit bestemmingsplan kent een goede en gedetailleerde voorbereiding. De integraliteit van de nieuwe ontwikkelingen is uitvoerig behandeld in het Landgoedplan en de nadere uitwerkingen daarvan. Verder is het gewenste kwaliteitsniveau van de nieuwe ontwikkelingen gedetailleerd vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan dat net als dit bestemmingsplan, door de raad zal worden vastgesteld. Landgoed en gemeente hebben tevens een overeenkomst met elkaar gesloten waarin uitvoering en instandhouding van de te nemen maatregelen gegarandeerd wordt. Bij het opstellen van de plannen zijn de beleidskaders van de diverse overheden, zoals die in dit hoofdstuk aan de orde zijn geweest, als uitgangspunt genomen. De conclusie luidt dan ook dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met die beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Inleiding

Landgoed Het Wezeveld heeft in haar huidige verschijningsvorm grote cultuurhistorische en landschappelijke waarde. De hoofdstructuur van het landgoed, met de herkenbare gracht, de historische oprijlaan en grote delen van de omringende bossen, is door de eeuwen heen ongewijzigd gebleven. Cultuurhistorisch waardevolle elementen blijven in de toekomst behouden en worden hersteld.
Het karakter van het oorspronkelijke landgoed is aangetast door “moderne” agrarische bedrijfsgebouwen. In deze visie wordt er voorzien in de sloop van deze ontsierende bedrijfsgebouwen, ten gunste van een nieuwe economische drager in de vorm van een woonfunctie, eventueel gecombineerd met werk- en kleinschalige recreatiefuncties. De kwaliteit van het landschap zal verder verbeteren door het aanbrengen van nieuwe landschappelijke beplantingen en natuurontwikkeling, maar ook door het behoud van landbouwkundig gebruik van gronden binnen het landgoed. De oorspronkelijke landschappelijke structuur moet behouden blijven en worden versterkt, daarnaast is het behoud, herstel en ontwikkeling van karakteristieke landgoedelementen van belang om de herkenbaarheid van het landgoed te vergroten.

In de volgende paragrafen worden de ontwikkelingen voor het landgoed beschreven. Deze informatie is afkomstig van het Ontwikkeling- en beheerplan Het Wezeveld (als bijlage aan de planregels toegevoegd).

4.2 Ontwerpfilosofie

Een kenmerk van een historisch landgoed is de diversiteit in grondgebruik, ook op Het Wezeveld is dat altijd het geval geweest. Op het huidige 60 ha grote landgoed zijn verschillende gebieden herkenbaar met hun eigen gebruik en landschappelijke karakteristiek. Bij de uitvoering van dit plan vormen de kenmerken van vier verschillende deelgebieden een belangrijke basis.

Er zijn 4 deelgebieden herkenbaar.

  1. 1. Hart van Landgoed Het Wezeveld;
  2. 2. Landbouw en open landschap;
  3. 3. Bos- en akkerbouw;
  4. 4. Natuur- en landschapsontwikkelingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0012.png"

Figuur 8: De 4 deelgebieden van het landgoed Het Wezeveld

Hieronder worden de 4 deelgebieden kort beschreven.

1. Het hart van het landgoed wordt gevormd door de huisplaats en de oprijlaan met de aangrenzende bos- en landbouwpercelen. In dit gebied is de ontwikkeling en het beheer volledig gericht op het versterken van het landgoedkarakter. De 19e eeuwse landgoedkenmerken, zoals de lanenstructuur en zichtlijnen, zijn uitgangspunt voor herstel van dit deel van het landgoed.

2. Ten noorden van de huisplaats ligt een gebied dat zeer geschikt is voor landbouwkundig gebruik. De gronden zijn als weiland in gebruik en sluiten aan op het grondgebruik in de omliggende omgeving. Door de omzoming met knotbomen heeft het landschap een passende schaal behouden. In dit gebied staat het behoud van het huidige gebruik centraal.

3. Ten zuiden en ten zuidoosten van de huisplaats wordt het landschap gekenmerkt door een afwisseling van bos en akkerbouwpercelen. De historische structuur is hier behouden gebleven, waarbij de voormalige boerderij De Kremmerij en het woonhuis Oude Wezeveldseweg 10 belangrijke elementen zijn in dit gebied. Hoewel het landbouwkundige gebruik de laatste decennia geïntensiveerd is door de maïsteelt, is het behoud van akkerbouwkundig gebruik in dit deelgebied vanuit de geschiedenis verdedigbaar. Behoud van het afwisselend open en gesloten landschap is het uitgangspunt voor dit deel van het landgoed.

4. Het noordoostelijke deel van het landgoed wordt momenteel agrarisch gebruikt. Dit deel van het landgoed is door de lagere ligging in aansluiting op de Hondsgrift een geschikt gebied voor de ontwikkeling van nieuwe natuur.

De belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen zijn de omvorming van de huisplaats van een agrarisch erf naar een woonerf met de mogelijkheid om 1 extra woonhuis te realiseren en de bouw van een nieuwe portierswoning aan het begin van de oprijlaan (gelegen aan de Quabbenburgerweg). Tevens wordt aan watergang de Hondsgrift 3 ha nieuwe natuur aangelegd. Zie figuur 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0013.png"

Figuur 9: Nieuwe ontwikkelingen op het landgoed Wezeveld

Dit plan is gericht op de versterking van het oorspronkelijke landgoedkarakter, de verbetering van de landschappelijke structuur en de verhoging van de natuurwaarden. Landgoed Het Wezeveld wordt weer een herkenbare eenheid in de landgoederenzone rondom Twello. De ontwikkelingen zijn tevens gericht op verhoging van de belevingswaarde voor de bewoners, omwonenden en recreanten. Alle aspecten wegen even zwaar in de planuitwerking.

In paragraaf 4.3 wordt specifieker ingegaan op de ontwikkelingen per deelgebied. Daarnaast wordt verwezen naar de notitie ´Ontwikkeling- en beheerplan Het Wezeveld´ in de bijlage bij dit plan.

4.3 Deelgebieden

De plannen voor de in paragraaf 4.2 genoemde deelgebieden worden hieronder kort toegelicht. De deelgebieden worden op bijgevoegde kaarten aangegeven.

4.3.1 Deelgebied 1

Hart van Landgoed Het Wezeveld

In dit deelgebied vinden de belangrijkste wijzigingen plaats: de sloop van bedrijfsgebouwen, restauratie boerderij en hooischuur, de bouw van een kapschuur en de bouw van een portierswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0014.png"

Figuur 10: Ligging deelgebied 1 (in rood)


Landbouwgrond ten zuiden van de oprijlaan

Dit perceel heeft een bijzonder karakteristieke vorm door de volledige omzoming met laanbomen en behoort duidelijk tot de kern van het landgoed. Vanaf de huisplaats is er goed zicht op het perceel. De grond is verpacht en wordt gebruikt voor de teelt van maïs. In het gewenste toekomstbeeld zou gebruik als weiland beter aansluiten bij het landgoedkarakter. Om het beeld te versterken kunnen enkele solitaire bomen of een enkele boomgroep worden aangeplant. Ook de plaatsing van een bijzondere duiventil is een mogelijkheid.


Parkbos

Het bosgebied ten noorden van de oprijlaan bestaat uit twee delen. Het oostelijke deel is een beeldbepalende en waardevol loofhoutbos (oude eiken en beuken) met enige onderbeplanting. Dit bosperceel blijft zo lang mogelijk in de huidige vorm behouden. Het westelijke deel bestaat uit circa 20 jaar oud populierenbos met historische waterpartijen. De populieren worden op korte termijn (1 tot 3 jaar) gekapt. Dit perceel met natuurlijke wellen is zeer geschikt voor spontane bosontwikkeling. De bestaande struikgroepen (horsten) blijven behouden als schuilplekken voor het wild. Het gehele bosperceel krijgt een meer parkachtige uitstraling met stinzebeplanting of om te vormen tot loofhoutbos.


Oprijlaan

Het oostelijke deel van de laan bestaat uit oude eikenbomen. De westelijke helft van de oprijlaan tot aan de huisplaats bestaat uit veel jongere eikenbomen. Het verschil in leeftijd is duidelijk waarneembaar vanaf de Oude Wezeveldseweg. Voor de langere termijn moet een afweging gemaakt worden of te zijner tijd de gehele laan vervangen wordt of dat de volgende fase bestaat uit het vervangen van de oude bomen. Op korte termijn gaat de zorg uit naar het verbeteren van de belevingswaarde en de functionaliteit van de oprijlaan. De dubbele rijen eikenbomen aan weerszijde van de oprijlaan zijn zorgvuldig opgesnoeid en waar nodig worden enkele bomen toegevoegd of vervangen. De onderbeplanting onder de laanbomen is zorgvuldig verwijderd om doorzicht naar het aangrenzende weiland te verbeteren. Alleen de struiken en boomvormers mogen worden verwijderd, de kruidenlaag moet behouden blijven en verder tot ontwikkeling komen (o.a. klimop, salomonszegel en andere stinzenplanten).

Het pad behoudt het huidige karakter van een bospad en blijft alleen voor voetgangers toegankelijk. De entree aan de Quabbenburgerweg wordt gemarkeerd met karakteristieke houten of stenen kolommen met de naam van het landgoed. Hier wordt circa 50 meter van de oprijlaan verhard ten behoeve van de bereikbaarheid van de nieuwe portierswoning. Ten westen van de portierswoning wordt een eenvoudig landgoedhek geplaatst. Er komt geen verlichting langs de oprijlaan.


Herstel huisplaats op korte termijn

Met de sloop van de 1.380 m2 bedrijfsopstallen vindt er een ruime afname van bouwvolume op het landgoed plaats. De historische boerderij Het Oude Wezeveld wordt gerestaureerd en als woonhuis (één wooneenheid) geschikt gemaakt, eveneens met de mogelijkheid voor atelier, galerie of een beperkte bedrijfsfunctie (bijvoorbeeld B&B). Ten zuidwesten van de boerderij wordt een kapschuur gebouwd ten behoeve van de stalling van auto's en opslag. In de nabijheid van kapschuur en de hooischuur kan nog een klein dierenverblijf worden gebouwd met een oppervlakte van max. 30 m2. De historische constructie van de oude hooischuur wordt duurzaam in stand gehouden. Het erf en de tuin worden op een passende, sobere, wijze ingericht. De gracht blijft delen van het jaar watervoerend. In plaats van wonen zal het ook mogelijk zijn om de boerderij met hooischuur te gebruiken als zorgboerderij.


Ontwikkelingen op de huisplaats op langere termijn (wijzigingsbevoegdheid)

Het noordelijke deel van de huisplaats blijft voorlopig in gebruik als weiland. Op basis van het Ontwikkelings- & beheerplan wordt een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan onder voorwaarden de bouw van een extra woning met een bijgebouw mogelijk maken. Er kan worden meegewerkt aan het oprichten van "nieuw landhuis"of "tuinmanswoning". De uiteindelijke keuze zal afhankelijk zijn van de wensen en mogelijkheden voor het realiseren van voldoende privacy voor de toekomstige bewoners.

Mocht het Landgoed overwegen om van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken, zal zij in overleg treden met de gemeente Voorst over de ontwerpuitgangspunten. Het kader van het Ontwikkelings- en beheersplan Landgoed Het Wezeveld Twello zal hierbij bepalend zijn. Daarnaast is het herstel van de gracht een voorwaarde.


Beeldkwaliteit gebouwen

In dit deel is sprake van het bouwen dan wel restaureren van gebouwen. De beeldkwaliteit moet aansluiten op het beeldkwaliteit dat voor dit Landgoed in het Ontwikkelings- en beheerplan is opgenomen.


Bestaande boerderij

De bestaande boerderij Het Oude Wezeveld wordt geschikt gemaakt voor bewoning door één huishouden met de mogelijkheid om kleinschalige bedrijfsfuncties (kantoor aan huis) of recreatieve functies (bed-and breakfast) in het gebouw op te nemen. In plaats van wonen zal ook het mogelijk zijn om de boerderij (met hooischuur) te gebruiken als zorgboerderij.


Bij de restauratie van dit rijksmonument vormt het gebruik als boerderij het uitgangspunt. Herstel op basis van de oorspronkelijke koetshuisfunctie is niet aan de orde. De omliggende terreinen krijgen een informeel, erfachtig en stenig karakter. Zo kan de plek van de oude mestvaalt gebruikt worden om te parkeren. Voor het huis komt een eenvoudige, traditionele, boerderijtuin te liggen. Het terras (met tuinmeubels) mag geen afbreuk doen aan de uitstraling van de boerderij, de inpassing en uitvoering vraagt dan ook de nodige zorg. Houten schuttingen en pergola's zijn niet toegestaan, maar met liguster- of beukenhagen zijn mooie overgangen tussen de verschillende tuindelen te realiseren.


Nieuwe kapschuur en dierenverblijf

De nieuwe kapschuur (ca. 10 x 15 m) krijgt een traditionele uitstraling met houten wanden en een kap met antracietkleurige pannen of cementgebonden golfplaten. Voor het dierenverblijf (max. 30 m2) gelden dezelfde uitgangspunten.


Hooischuur

De hooischuur krijgt te zijner tijd het oorspronkelijke karakter en uitstraling weer terug bij restauratie. Rondom het gebouw ligt een strook klinkerverharding met een variabele breedte. Deze verharding biedt voldoende ruimte om een bankje of een paar stoelen te plaatsen.


Nieuwe portierswoning

De oorspronkelijke monumentale entree via de oprijlaan wordt in ere hersteld en verduidelijkt. De bouw van een portierswoning ten noorden van de oprijlaan aan de Quabbenburgerweg maakt dat de herkenbaarheid van het landgoed versterkt wordt.


De woning komt in een bestaand bosperceel te staan, waarbij zoveel mogelijk bomen gehandhaafd blijven. Er zal een passende afstand van de laanbomen langs de oprijlaan worden aangehouden. De boscompensatie (circa 1.500 m2) vindt elders op het landgoed plaats. Bij de woning behoort een vrijstaand bijgebouw.


De portierswoning krijgt een klassieke verschijningsvorm van een woonhuis met bedrijfsgedeelte en verwijst naar activiteiten welke noodzakelijk waren voor onderhoud op het landgoed zoals opslagruimte, reparatie van materiaal en materieel. Een meer eigentijdse vormgeving, met natuurlijke en donker gekleurde materialen, is echter ook denkbaar.


Achter de portierswoning wordt een houten schuur opgericht met gevels van potdekselwerk op een baksteen basement en een dakbedekking van keramische pannen.


Aan de voorzijde van het huis wordt een klassiek of meer eigentijds siertuintje aangelegd, terwijl de rest van het terrein een informeel (erf )karakter krijgt zonder schuttingen of hagen.

4.3.2 Deelgebied 2

Landbouwgebied en open landschap

In dit deelgebied blijft het gebruik van de gronden ongewijzigd. De landschapselementen, knotwilgen en beeldbepalende bomen, worden in stand gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0015.png"

Figuur 11: Ligging deelgebied 2


Dit deelgebied ligt ten noorden van de huisplaats, het betreft een relatief open gebied met weilanden en knotwilgen. Het landschap blijft hier ongewijzigd: het beeld van “koeien in de wei” blijft gehandhaafd.

4.3.3 Deelgebied 3

Bos en akkerbouwgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0016.png"

Figuur 12: Ligging deelgebied 3

Bospercelen

De bospercelen worden behouden en zorgvuldig beheerd. Het populierenbosje wordt te zijner tijd gekapt.


Akkerbouwpercelen

Het gebruik van de akkerbouwpercelen blijft ongewijzigd. Mogelijk kunnen er in de toekomst historische akkerbouwgewassen geteeld worden of is omvorming naar natuurlijk grasland een optie.


Voormalige boerderijen

De voormalige boerderijen zijn verkocht of in erfpacht uitgegeven, alleen de gronden maken nog formeel deel uit van het landgoed. De relatie met het landgoed is totaal niet zichtbaar. Het is niet bekend of de boerderijen in het verleden wel herkenbaar waren als onderdeel van het landgoed, door bijvoorbeeld dezelfde luiken en kleurgebruik. Om zichtbaar te maken dat de boerderijen onderdeel van Het Wezeveld zijn kan bijvoorbeeld een herkenbaar element bij de erftoegang geplaatst worden.

Mariakapel

Ook voor de kapel geldt dat deze niet ervaarbaar is als onderdeel van het landgoed. Een informatiebordje kan hier duidelijkheid verschaffen.


Voormalig Scoutinggebouw

Het gebouw is in gebruik geweest bij de scouting. In verband met de in gebruikname van een nieuw gebouw in Twello is de huur recent beëindigd. Het landgoed zal bekijken of een nieuwe invulling met een maatschappelijke functie mogelijk is. Indien dat niet mogelijk blijkt, wordt sloop overwogen.


Wandelpaden

Er zijn momenteel twee opengestelde wandelpaden in dit deelgebied. Het pad, van de Oude Wezeveldseweg naar voormalige boerderij De Keizerij, is recent doorgetrokken langs de boerderij en de akkers, om vervolgens noordwestelijk op de Oude Wezeveldseweg aan te sluiten. De ruimte tussen de bomenrijen langs een deel van de Oude Wezeveldseweg biedt nu al ruimte voor wandelaars. Dit is formeel geen opengesteld wandelpad, maar dat zou wel zo gebruikt en gezien mogen worden.

In het oostelijke deel van de bospercelen ligt het tweede opengestelde wandelpad. Door het verwijderen van beplanting en de (juiste) plaatsing van openstellingsbordjes is de toegankelijkheid verbeterd. Bij de natuurontwikkeling zal middels een struinpad worden aangesloten op het opengestelde schouwpad langs de Hondsgrift.

4.3.4 Deelgebied 4

Natuur en landschapsontwikkelingsgebied

Het oostelijke gedeelte van het landgoed, grenzend aan de Hondsgrift, heeft in de vorige eeuw veel aan natuurwaarden verloren. Juist in deze zone valt veel winst voor de natuur te boeken. Nabij de Hondsgrift wordt nieuwe natuur ontwikkeld in de vorm van een poel, kruiden- en faunarijk grasland en natuurlijk bos. De bestaande bosrand blijft behouden en zichtbaar.

De openstelling van dit gebied is recent verbeterd door het bestaande wandelpad in het bos beter bereikbaar te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0017.png"

Figuur 13: Ligging deelgebied 4


Natuurontwikkeling

In 2016/2017 is de natuurontwikkeling nabij de Hondsgrift opgestart. Het betreft de volgende natuurtypen: bos, poel, knotbomenrij en kruiden- en faunarijk grasland. Hieronder worden de verschillende natuurtypen kort toegelicht:


Bos

Op het hoog gelegen perceel (I) met een oppervlakte van 0,7 ha zijn zomereiken (90%) en ruwe berken (10%) aangeplant.

Perceel II, met een oppervlakte van 1,2 ha, ligt veel lager en is vochtig. Hier is een broekbos aangelegd met de volgende soorten: zwarte els (55%), ruwe berk (15 %), zomereik (5%), Gelderse roos (5%), hazelaar (5%), kornoelje (5%), vlier (5%) en sleedoorn (5%). De struikvormers zijn groepsgewijs in de randen aangeplant als overgang naar de omliggende landbouwgronden.


Poel met een knotbomenrij

Dit gebied bestaat uit een poel (0,2 ha) met een natuurvriendelijke oever. Poelen vormen een interessante habitat voor verschillende insecten, amfibieën en waterplanten. De poel zal permanent waterhoudend zijn. Er komt 625 m3 grond vrij bij het graven van de poel en 600 m3 bij de verschraling van de oever. De vrijkomende grond is op het naast gelegen perceel verwerkt.

Langs de poel zijn knotwilgen aangeplant, waardoor de kleinschaligheid van het gebied verder versterkt wordt. De bestaande knotwilgen langs de Hondsgrift blijven gehandhaafd. Het landschap wordt door de ingrepen kleinschaliger van karakter. Tussen het water in de poel of waterpartijen mag geen uitwisseling ontstaan met het water uit de aangrenzende wetering.

De vrijkomende grond bij de aanleg van de poel wordt ter plaatse verwerkt op die terreindelen die als bos worden ingericht. Hierdoor wordt de gradiënt verder geaccentueerd. Er wordt gewerkt met een gesloten grondbalans.


Kruiden- en faunarijk grasland

Aan de zuidzijde van het moeras is het agrarische grasland omgevormd tot kruiden- en faunarijk grasland. Er zijn hier geen grote veranderingen noodzakelijk, wel is het nodig om de bodem langzaam te verschralen door het gras een maal per jaar te maaien en het maaisel af te voeren.

Het grasland vormt een uitstekende plek voor diverse insecten, kleine zoogdieren en vogels. Doordat het tegen het bos en de natte zones aan ligt, is de uitwisseling optimaal. Aangezien dit gebied tot nu toe gebruikt is voor de landbouw zal dit grasland door middel van verschralingsbeheer tot natuurlijk grasland moeten ontwikkelen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het bestemmingsplan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit diverse omgevingsaspecten (onder andere milieu, flora en fauna, archeologie en water). Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten.

5.2 Omgevingsaspecten

5.2.1 Akoestisch onderzoek

Wegverkeerslawaai

Artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  1. 1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  2. 2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km per uur.

Uit een verkennend onderzoek blijkt dat vanwege de geringe verkeersintensiteit van zowel de Quabbenburgerweg als de Oude Wezeveldseweg de 48 dB contour op beide wegen ongeveer 20 meter vanaf de weg is gelegen.

De voormalige bedrijfswoning aan de Oude Wezeveldseweg 18 is een bestaand geluidsgevoelig object.
Het meest nabijgelegen punt van de nieuw te bouwen portierswoning tot het hart van de Quabbenburgerweg bedraagt 22 meter. Op deze afstand blijft de geluidsbelasting op de gevel van de woning binnen de daarvoor gestelde normen.

De nieuwe woningen worden op een grotere afstand van de genoemde wegen gesitueerd waardoor verder akoestisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

Luchtvaartlawaai

Het landgoed is deels gelegen binnen de invloedssfeer van luchthaven Teuge. Voor het vliegveld geldt het Besluit burgerluchthavens dat is opgesteld in het kader van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). Dit Besluit vervangt het oude Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart (BGKL) dat als dosismaat voor geluid de BKL-waarde hanteert. In dat kader zijn twee zones van belang, te weten de 47- en de 57- BKL-zone:

  • 47-BKL is de voorkeursgrenswaarde*. Binnen de 47- BKL-zone kan alleen onder voorwaarden worden gebouwd;
  • 57-BKL is de uiterste grenswaarde. Binnen deze zone is geen woningbouw mogelijk (tenzij sprake is van vervangende woningbouw).

* Bij deze waarde liggen de hinderpercentages dicht in de buurt van de hinderpercentages die in Nederland voor railverkeer en industrielawaai toelaatbaar worden geacht.

Per 1 januari 2011 is de Omzettingsregeling luchthaven Teuge van kracht, die gebaseerd is op de RBML. De provincie Gelderland moet nog een nieuw Luchthavenbesluit nemen gebaseerd op de RBML en de Wet Luchtvaart. De termijn van orde (1 november 2014) voor het nemen van dat besluit is inmiddels verstreken. Ook in de Omzettingsregeling is het beperkingengebied in de twee genoemde zones (BKL) weergegeven. In de nieuwe, nog vast te stellen regeling zal vanuit de EU een andere (meer uniforme) dosismaat: Lden worden gehanteerd. Hierbij wordt uitgegaan van de geluidscontouren van 48, 56 en 70 dB:

  • binnen de 48 dB geldt geen specifiek ruimtelijk regime;
  • binnen de 56 dB is alleen onder voorwaarden nieuwbouw van woningen mogelijk;
  • binnen de 70 dB is geen woningbouw mogelijk.

Onderzoeksbureau Adecs heeft vooruitlopend op het nieuwe Luchthavenbesluit een 'berekeningsrapport 'geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit Teuge' uitgevoerd om alvast een doorkijk te geven naar de toekomst. Het concept eindrapport geeft een overzicht van de ligging van de 48, 56 en 70 dB Lden contouren. Uit onderstaande kaart uit het rapport blijkt dat een gedeelte van het landgoed Wezeveld is gelegen binnen de 48 dB Lden contour. Gelet op de toekomstige regelgeving levert ligging binnen deze contour echter geen belemmeringen op ten aanzien van woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0018.png"

Figuur 14: Geluidscontouren

Omdat er nog geen nieuw Luchthavenbesluit van kracht is, geldt momenteel nog steeds de zone-indeling van het BGKL. Volgens deze indeling ligt een deel van het plangebied binnen de
47- BKL-zone.

Volgens het Besluit is toevoeging mogelijk van geluidsgevoelige objecten die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone nog niet aanwezig waren en waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend en die:

  • een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen;
  • ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
  • zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen.

De nieuwe woningen worden toelaatbaar geacht omdat ze gebouwd worden ter vervanging van de bedrijfsgebouwen op het voormalige agrarische erf aan de Oude Wezeveldseweg 18 op basis van het functieveranderingsbeleid. Daarnaast acht de gemeente hogere geluidswaarden voor de woningen toelaatbaar gelet op de realisering van maatschappelijke doelen die volgen uit de visie die voor het landgoed is opgesteld (Ontwikkelings- en beheerplan Landgoed Het Wezeveld Twello, augustus 2016). In deze visie worden o.a. de volgende doelen benoemd: de verfraaiing van het landschap, het realiseren van nieuwe natuur en verruiming van de recreatiemogelijkheden (aanleg van nieuwe wandelpaden).

Op grond van de geldende regelgeving moeten in bestemmingsplannen de zones vanuit het BGKL op de verbeelding en in de regels worden opgenomen. In onderhavig bestemmingsplan geldt dat uitsluitend voor de 47- BKL-zone die als 'Luchtvaartverkeerszone-2' is aangegeven.

Geconcludeerd kan worden dat zowel de huidige als de toekomstige geluidscontouren geen problemen opleveren voor de vervangende woningbouw op deze locatie.

Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt niet in nabijheid van een spoorweg en ondervindt dan ook geen hinder van railverkeer.

5.2.2 Bodem

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of, en zo ja welke, kosten zijn gemoeid met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

Ter plaatse van de nieuwe woningbouwlocaties hebben verkennende bodemonderzoeken plaatsgevonden. Voor de bouwlocatie aan de Quabbenburgerweg (ten zuiden van nr 3) wordt geconcludeerd dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. In het grondwater zijn enkele parameters aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor bestemmingsplanwijziging naar wonen alsmede de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Voor de bouwlocatie aan de Oude Wezeveldseweg 18 wordt geconcludeerd dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. Enkele parameters zijn aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor bestemmingsplanwijziging naar wonen alsmede de aanvraag van een omgevingsvergunning.

De onderzoeksrapporten zijn toegevoegd als bijlage 4 en 5 bij deze toelichting.

5.2.3 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit). De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door het wegverkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan en afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 brutovloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Om die reden wordt niet verder op het aspect luchtkwaliteit ingegaan.

5.2.4 Externe veiligheid

Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  1. 1. bedrijven waar opslag en/ of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zoals een lpg station;
  2. 2. vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  3. 3. vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen;
  4. 4. propaantanks bij particulieren.

Deze risicobronnen moeten getoetst worden aan de huidige wet- en regelgeving. Hieronder wordt een puntsgewijze toelichting gegeven.

ad 1 en 4. Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0019.png"

Figuur 15: Uitsnede risicokaart Gelderland voor plangebied

Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" (zie figuur 15.) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Daarnaast bevinden zich in de omgeving van het plangebied geen propaantanks op het terrein van een particulier. Ook is er geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water of via buisleidingen.

Een ander aspect dat hier speelt, is de ligging nabij Luchthaven Teuge. Ten behoeve van het nog te nemen Luchthavenbesluit is door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium luchthaven een risicoanalyse uitgevoerd volgens de in de Regeling Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens vastgelegde methodiek. De berekende risico’s zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de verkeersgegevens zoals recent zijn toegepast in het Omzettingsbesluit van de luchthaven. De risico’s worden gepresenteerd in de vorm van plaatsgebonden risicocontouren met de waarden die in de RBML vastgelegd zijn als basis voor de beleidsmatige analyse van de externe veiligheid rondom de luchthaven.

De risicocontouren zijn gepresenteerd in onderstaande figuur. Hierin zijn eveneens de grenzen van het luchtvaartterrein Teuge aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20134-VS00_0020.png"

Uit deze figuur blijkt dat het plangebied buiten de risicocontouren ligt. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen de in dit bestemmingsplan voorgenomen nieuwe ontwikkelingen.

5.2.5 Milieuzonering

In zowel de ruimtelijke ordening als in het milieubeleid wordt een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen tot doel gesteld. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

In de omgeving van de nieuw te bouwen woningen is een drietal agrarische bedrijven aanwezig. Ten noorden van de voormalige huisplaats is een melk- en rundveebedrijf gevestigd (Oude Wezeveldseweg 16). Minimaal aan te houden afstand tussen dit bedrijf en de nieuwe woonbebouwing ten noorden van de bestaande boerderij aan de Oude Wezeveldseweg 18 is 50 meter. Hier wordt aan voldaan: het geplande landhuis is op ca. 100 meter afstand gepland, de mogelijkheid voor een tuinmanswoning is op 79 meter van de grens van het agrarisch bedrijf gepland.

Ten noorden van de nieuwe portierswoning is aan de Quabbenburgerweg 3 een akkerbouwbedrijf gevestigd met een afstandseis van 25 meter. Aan de Quabbenburgerweg 5 is een rundveebedrijf actief met een afstandseis van 50 meter. De portierswoning wordt op voldoende afstand van deze bedrijven gerealiseerd. De agrarische bedrijven worden door de ontwikkelingen op het landgoed niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Omgekeerd kan voor de nieuwe woningen op het landgoed een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

5.3 Wet Natuurbescherming

5.3.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:

  1. 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  2. 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  3. 3. vereenvoudiging van de regels.

In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.

De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.

5.3.2 Flora- en fauna

Locatie Oude Wezeveldseweg 18

In opdracht van de initiatiefnemer heeft Foreest Groen Consult een quickscan flora en fauna opgesteld voor het perceel aan de Oude Wezeveldseweg 18. De quickscan heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed heeft op beschermde Natura 2000-gebieden of deel uitmaken van het Nationaal Natuurnetwerk.
De quickscan geeft de volgende conclusie:
- De Wet natuurbescherming kan voor wat betreft de soortgroep broedvogels mogelijk worden overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Een mitigatie/compensatieplan voor de kerkuil is wel noodzakelijk.

Locatie Quabbenburgerweg

Voor de locatie van de nieuw te bouwen portierswoning is ook een quickscan opgesteld. De conclusie van dit onderzoek is:
- De Wet natuurbescherming kan voor de soortgroep broedvogels worden overtreden indien de werkzaamheden in het broedseizoen plaatsvinden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
- De Wet natuurbescherming kan voor de soortgroep vleermuizen worden overtreden indien een boom met holten (de beuk) wordt gekapt en of de omgeving door verlichting sterk wordt uitgelicht. Nader onderzoek is dan noodzakelijk. Een belangrijke voorwaarde voor het mogelijk maken van een nieuwe woning op betreffende locatie is dat geen toename van verstoring door licht mag plaatsvinden. Het aanlichten van de bosrand moet voorkomen worden en de verlichting dient vleermuisvriendelijk te zijn. In de quickscan staat meer informatie hierover.
- Deze woningbouwlocatie is binnen het GO gelegen. Het te kappen bos op de plek van de woning wordt op een andere plaats op het landgoed gecompenseerd. Het betreft hier een stukje oud bos dat in de Nederlandse bosstatistiek als zodanig is opgenomen.

Eindconclusie:

Geconcludeerd wordt dat het plan mogelijk negatieve effecten kan hebben op het leefgebied van de kerkuil en de vleermuis. Het uitvoeren van nader onderzoek, het treffen van eventuele mitigerende maatregelen en/of het aanvragen van een eventuele ontheffing van de Wet natuurbescherming (verklaring van geen bedenkingen bij de provincie) zijn gekoppeld aan de uitvoeringsfase en dienen afgerond te zijn voor de start van de fysieke uitvoering.
Ten allen tijde dient de algemene zorgplicht in acht te worden genomen voor alle soorten planten en dieren die tijdens werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen, ongeacht of deze soorten beschermd zijn.

De onderzoeksrapporten zijn toegevoegd als bijlage 2 en 3 bij deze toelichting.

5.4 Cultuurhistorie En Archeologie

5.4.1 Cultuurhistorie

Op het landgoed zijn de volgende monumentale panden aanwezig:

T-boerderij

De T-boerderij met de naam 'Het Oude Wezeveld' gelegen aan de Oude Wezeveldseweg 18 is aangemerkt als rijksmonument en gedateerd vóór 1827. Het voorhuis is het voormalige koetshuis van Huize het Wezeveld. Dit landhuis is in 1870 gesloopt, waarna het koetshuis tot boerderij is verbouwd. Boven de ingang is de wapensteen uit het landhuis ingemetseld met daarop het jaartal 1726. Mogelijk stond op deze locatie al in 1320 een boerderij. Omdat aan de Rijksstraatweg in 1870 een nieuw landhuis werd gebouwd, werd de boerderij vanaf die tijd het Oude Wezeveld genoemd.

Hallehuisboerderij

De hallehuisboerderij aan de Oude Wezeveldseweg 4 genaamd 'De Kremmerij' is aangemerkt als gemeentelijk monument. De boerderij heeft rietgedekt wolfsdak en de voorgevel is geheel gepleisterd en witgeschilderd en bevat muurankers met het jaartal 1769. De boerderij werd genoemd naar een stichter of bewoner met de naam Kremer.

Veldkapel

Aan de Oude Wezeveldseweg is de veldkapel 'Maria ter Ere' gelegen, die op 22 augustus 1945 met een processie vanuit de rooms-katholieke kerk te Duistervoorde werd ingewijd. Hierbij werd onder de fundering een oorkonde in een gesloten loden koker geplaatst. Centraal in de kapel staat het beeld van Maria met het Jezuskind in haar armen. Op de onderzijde van het dakje is een sterrenhemel geschilderd. De veldkapel werd gebouwd op het landgoed Het Wezeveld als blijvend bewijs van dankbaarheid jegens Maria's bijstand en voorspraak gedurende de oorlog. De veldkapel is een gemeentelijk monument.

5.4.2 Archeologie

In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden, is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen wordt omgegaan. Dat betekent dat vooronderzoek moet plaatsvinden;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe de verstoorder betaalt).

Door RAAP Archeologisch Adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2009 is vastgesteld. De Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2010 vastgesteld (zie paragraaf 3.5.3).

Op grond van de archeologische beleidskaart is geconstateerd dat archeologisch onderzoek (inventariserend en veldonderzoek) noodzakelijk is voor de woningbouwlocatie aan de Quabbenburgerweg.

Nieuwbouw Quabbenburgerweg (nabij nr. 3)
In opdracht van de initiatiefnemer heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek verricht voor een plangebied aan de Quabbenburgerweg (nabij nr. 3). Het advies voor dit perceel luidt:
Gezien de aangetroffen bodemopbouw, de aangetroffen verstoringen en het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen, kan worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats klein is. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar 'laag' en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ).

Het onderzoeksrapport is toegevoegd als bijlage 1 bij deze toelichting.

Nieuwbouw Oude Wezeveldseweg 18
Het plangebied heeft ter plaatse van de huisplaats (binnen de gracht) aan de Oude Wezeveldseweg 18 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied zijnde een historisch bekende verhoogde woonplaats.

Voor het in gebruiknemen van de T- boerderij als burgerwoning is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. De bouw van een extra woning op de huisplaats is via een wijzigingsbevoegdheid geregeld. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat specifiek archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat het wijzigingsplan kan worden vastgesteld.

Algemeen advies
Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Voorst en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

5.5 Water

Nieuwbouwlocaties

Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het bestemmingsplan relevant zijn.

De watertoets is op 15 september 2017 uitgevoerd (zie bijlage). Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft beoordeeld dat er binnen het plangebied een of meerdere belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor waterberging liggen. Dit betekent dat mogelijk daarmee primaire waterbelangen worden geraakt.

Uit nader overleg met het Waterschap blijkt dat het plan echter geen waterbelang raakt. Wel blijven de algemene aandachtspunten van toepassing.

Algemeen

Er is sprake van een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten waarmee rekening dient te worden gehouden bij alle nieuwe ontwikkelingen. Toetsing aan deze aandachtspunten vindt plaats bij de beoordeling van de aanvragen om omgevingsvergunningen voor deze nieuwe ontwikkelingen.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren:
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen:
Om grondwateroverlast te voorkomen wordt geadviseerd om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer om voorafgaand aan de uitvoering van de plannen een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de perceelseigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken:
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen, is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door bij de realisatie van de bouwplannen geen uitlogende bouwmaterialen toe te passen.

Gebiedsspecifieke aandachtspunten

Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de Hondsgrift. Deze watergang is in eigendom van het waterschap. Er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats in de nabijheid van de Hondsgrif die een waterbelang raken.
Het Waterschap Veluwe (nu Waterschap Vallei en Veluwe) heeft daarnaast in 2003 de notitie “Revitalisering landgoed Wezeveld, Facetnota Water” opgesteld. De inzichten uit deze facetnota zijn echter op enkele punten bijgesteld: er is geen behoefte meer aan waterberging op het landgoed en de Ecologische Verbindingszone is geen speerpunt meer bij het Waterschap.

5.6 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in voorliggend plan begrepen gronden zijn enkele anterieure overeenkomsten met de initiatiefnemer gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.

De planregels zijn als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod.
  • In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de regels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2
  • De Overgangs- en slotregels zijn opgenomen in hoofdstuk 4.

6.2 Planregels

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld goot- en bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd.

Per bestemming is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit:

    1. 1. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
    2. 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken en indien van toepassing:
    3. 3. nadere eisen: de nadere eisen die aan het bouwen gesteld worden;
    4. 4. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van het bevoegd gezag;
    5. 5. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden
    6. 6. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van het bevoegd gezag;
    7. 7. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    8. 8. wijzigingsbevoegdheden: mogelijkheden om de bestemming te wijzigen.

In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Agrarisch
  • Bos
  • Maatschappelijk
  • Natuur
  • Verkeer
  • Water
  • Wonen 1, 2 en 3

In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Waarde - Archeologie 2 t/m 5
  • Waarde-Ecologie-Gelders Natuurnetwerk
  • Waarde-Ecologie-Groene Ontwikkelingszone
  • Waarde-Landgoed
  • Waarde-Landschap

In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen en dubbelbestemmingen nader toegelicht.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

In dit deel van de regels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Agrarisch

Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. De bestemmingsregeling is erop gericht om bestaande waarden te handhaven en eventueel te versterken. Binnen deze bestemming mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. Voor alle agrarische bedrijven geldt dat aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven (categorie 1 en 2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten) rechtstreeks tot een oppervlakte van 100 m² zijn toegestaan. Dit geldt ook voor nevenfuncties op het gebied van recreatie, dienstverlening en duurzaamheid. Voor bed & breakfast geldt dat deze in de woning en in de daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan met een maximum van 3 kamers en 8 bedden.

Voor het agrarische bedrijf is een bouwvlak opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijgebouwen en de andere bouwwerken (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen) te worden gesitueerd. Teeltondersteunende voorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden gesitueerd.

Bij het agrarische bedrijf is één bedrijfswoning aanwezig. De maximum inhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

In de tabel voor de bouwregels is een maximum inhoud of oppervlakte opgenomen. Hierbij geldt het volgende:

  • indien het bouwwerk in meervoud staat genoemd en het aantal niet is geregeld, dan geldt de genoemde inhoud/oppervlakte per bouwvlak, ongeacht het aantal bouwwerken dat gerealiseerd wordt.

Ten behoeve van de flexibiliteit zijn in de planregels de enkele afwijkingsregels van de bouwregels opgenomen.

  • ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning;
  • ten behoeve van paardenbakken, kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestbassins;
  • ten behoeve van de oppervlakte van paardenbakken;
  • ten behoeve van goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen;
  • ten behoeve van bouwhoogtes silo's en hooibergen.

Ten aanzien van de regeling voor de tweede agrarische bedrijfswoning is aangesloten bij de beleidsnotitie 'tweede agrarische bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven'. Of er sprake is van een dusdanige omvang dat er twee bedrijfshoofden noodzakelijk zijn, dient berekend te worden aan de hand van de 'LEI-methode' zoals deze uitgelegd is in deze notitie. Dat er sprake is van werkzaamheden op niet vooraf te bepalen tijdstippen en dat de woningen niet afzonderlijk verkocht mogen worden, is bestemmingsplantechnisch niet te regelen. Hier dient echter wel rekening mee gehouden te worden.

Naast de afwijkingsregels van de bouwregels zijn er ook afwijkingsregels van de gebruiksregels opgenomen. Naast afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. Dit bestemmingsplan kent de volgende wijzigingsbevoegdheden:

  • ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken (naar maximaal 1,5 en 2 ha);
  • ten behoeve van vormverandering van het bouwvlak;
  • ten behoeve van de omschakeling naar Wonen;
  • ten behoeve van wijziging naar Natuur en Bos;
  • ten behoeve van een collectieve voorziening voor biomassavergisting en compostering.

De wijzigingsbevoegdheid naar Natuur en Bos is opgenomen om agrariërs mogelijkheden te bieden voor particulier natuurbeheer. Indien gronden gewijzigd worden naar Natuur ten behoeve van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en eigendomsverhoudingen van de gronden wijzigen, dient gebruik gemaakt te worden van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in de bestemming Waarde - Ecologie - GNN.

In een aantal wijzigingsbevoegdheden is als voorwaarde opgenomen dat er sprake moet zijn van een doelmatige bedrijfsvoering. Dit is niet verder in te kaderen omdat een 'doelmatige bedrijfsvoering' een dynamisch begrip is en in de komen jaren aan verandering onderhevig. Op het moment van toetsen dient bepaald te worden wat een doelmatige agrarische bedrijfsvoering omvat.

In een aantal wijzigingsbevoegdheden is als voorwaarde opgenomen dat er voorzien moet worden in een voldoende landschappelijke inpassing. In alle gevallen dienen de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig te worden aangetast.

Naast de verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven, leidt de Reconstructiewet tot verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven en om specifiek te zijn van de intensieve veehouderij. Omdat de reconstructiewetgebieden zijn opgenomen door middel van een gebiedsaanduiding, zijn de regels die hiermee samenhangen in een artikel ten behoeve van de gebiedsaanduiding opgenomen (artikel 24.3).

Ter bescherming van de landschappelijke en of natuurlijke waarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig.

6.3.2 Bos

De bestemming Bos wordt gebruikt ten behoeve van de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting en het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden. Een groot deel van het landgoed heeft deze bestemming gekregen.

Deze bestemming is opgenomen voor de reeds bestaande bosgebieden.

De bestemming Bos heeft een multifunctioneel karakter. Binnen deze bestemming aanwezige functies als houtproductie, natuur en recreatie zijn toegestaan. Ter bescherming van de bosbouwkundige, landschappelijke en of natuurlijke waarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Om het omzetten van de bestemming Bos in de bestemming Natuur mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

6.3.3 Maatschappelijk

Maatschappelijke functies zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn culturele, educatieve, wetenschappelijke, sociale, religieuze en algemeen maatschappelijke functies toegestaan.

(Bedrijfs)woningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Voor gebouwen geldt dat uitsluitend de bestaande oppervlakte, inhoud en hoogten zijn toegestaan. Met toepassing van een afwijkingsregel kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken.

6.3.4 Natuur

Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor realisatie, het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals die vooral tot uitdrukking komen in de vegetatie en landschappelijke waarden. Extensief recreatief medegebruik en agrarisch medegebruik is ook mogelijk binnen de bestemming.

Binnen de bestemming Natuur zijn gebouwen uitsluitend toegestaan indien ze functioneel gebonden zijn aan het onderhoud en beheer van het gebied en indien de aaneengesloten oppervlakte natuur en het onderhouds- en beheersgebied ten minste 25 ha bedraagt. Ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

6.3.5 Verkeer

In het plan is voor de wegen, voet- en fietspaden de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen de bestemming Verkeer zijn tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3.6 Water

De gracht binnen het plangebied heeft de bestemming 'Water' gekregen. Het betreft hier een (voormalige) gracht die gefasseerd weer watervoerend moet worden.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.3.7 Wonen

Voor de nieuwe ontwikkelingen is Wonen - 1 en Wonen - 2 opgenomen. Alle bestaande burgerwoningen en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn voorzien van de bestemming Wonen - 3.

De inhoud van een bestaande woning mag maximaal 750 m³ bedragen. Onder een woning worden alle aan elkaar gebouwde ruimten verstaan die voor het wonen worden gebruikt. Voor Wonen - 2 is geen maximale inhoud opgenomen. De inhoud wordt bepaald door de oppervlakte van het bouwvlak, de maximale bouw- en goothoogte.

Wonen - 1 is de bestemming die is opgenomen voor de rijksmonumentale boerderij en die een woonfunctie krijgt. Binnen de bestemming Wonen - 1 zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven en bed & breakfast mogelijk. Er is een specifieke aanduiding opgenomen waarmee de verruimde gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan.

De (bij)gebouwen mogen enkel binnen de bouwvlakken worden opgericht. In afwijking hierop kan onder voorwaarden een dierenverblijf ter grootte van 30 m2 buiten het bouwvlak worden opgericht. Aan het gebruik is een voorwaardelijke verplichting verbonden om het perceel overeenkomst het Ontwikkelings- en beheerplan Landgoed Het Wezeveld Twello (bijlage 3 van de Regels) uit te voeren.

Wonen - 2 is de bestemming die is opgenomen voor de nieuwe portierswoning. Gebouwen mogen enkel binnen een bouwvlak worden opgericht. Aan het gebruik is een voorwaardelijke verplichting verbonden om het perceel overeenkomst het Ontwikkelings- en beheerplan Landgoed Het Wezeveld Twello (bijlage 3 van de Regels) uit te voeren.

Bij Wonen - 3 mag de inhoud van een woning maximaal 750 m³ bedragen. Op het perceel mogen daarnaast nog maximaal 100 m² aan bijgebouwen aanwezig zijn die worden gebruikt ten dienste van het wonen. Het maakt niet uit of deze vrijstaand of aan de woning vastzitten. Indien woningen in de bestaande situatie meer dan 100 c.q. 150 m² aan bebouwing hebben staan is dit toegestaan. Het is niet zonder meer toegestaan deze bebouwing af te breken en nieuw te bouwen. Indien er in deze gevallen sprake is van nieuwbouw, dient voldaan te worden aan de saneringsregeling. Net als bij agrarische bedrijven, zijn ook binnen de bestemming Wonen aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, bed & breakfast en nevenfuncties mogelijk. Deze functies dienen plaats te vinden in de bestaande bebouwing.

Binnen deze bestemming kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering van bijgebouwen ten behoeve van een goede stedenbouwkundige en landschappelijke situatie.

6.3.8 Waarde - Archeologie (2 t/m 5)

Om de archeologische waarden veilig te stellen, gelden er op gronden met de bestemming Waarde-Archeologie beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

6.3.9 Waarde - Ecologie - GNN

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die in de Provinciale Omgevingsvisie zijn aangewezen als 'Gelders Natuurnetwerk'. Om te voorkomen dat ontwikkelingen het Gelders Natuurnetwerk in de weg staan, dient bij alle ontwikkelingen getoetst te worden aan de aanwezige waarden binnen gebieden met de bestemming Waarde-Ecologie-GNN. Binnen deze dubbelbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming onder voorwaarden te wijzigen in de bestemming Natuur.

6.3.10 Waarde - Ecologie - GO

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die in de Provinciale Omgevingsvisie zijn aangewezen als 'Groene Ontwikkelingszone'. Hier liggen mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen onder de voorwaarde dat daarbij extra natuur tot stand komt. Dus ook voor stedelijke functies is zo'n ontwikkeling binnen de GO mogelijk. De reden om voor een stedelijke functie een locatie in de GO te kiezen moet gerelateerd zijn aan een impuls in de kernkwaliteiten.

6.3.11 Waarde - Landgoed

Voor het gehele landgoed is de dubbelbestemming Waarde-Landgoed opgenomen. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud en samenhangend beheer van het landgoed. Binnen deze dubbelbestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van een groter beheersgebouw en ten behoeve van ruimere bed & breakfastmogelijkheden binnen de woningen en/of bijgebouwen met de bestemmingen Agrarisch, Wonen. Daarnaast biedt deze dubbelbestemming een wijzigingsbevoegdheid om de op het landgoed voorkomende bestemmingen onder voorwaarden onderling te wijzigen en om een privé begraafplaats onder voorwaarden mogelijk te maken.

6.3.12 Waarde - Landschap

De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke waarden waarbij deze gronden niet mogen worden ingericht ten dienste van de nabij gelegen woning. Deze dubbelbestemming is opgenomen om te voorkomen dat op bepaalde plekken die vanuit landschappelijke belangen onbebouwd dienen te blijven, vergunningsvrij kan worden gebouwd.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Uitkomsten Vooroverleg Artikel 3.1 Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zij met de behartiging van belangen die in geding zijn.

In dit geval is sprake van ontwikkelingen op gronden die zijn gelegen in de Groene Ontwikkelingszone en deze passen binnen het provinciaal beleid. Er is daarom geen vooroverleg met de provincie gevoerd.
Daarnaast is via het uitvoeren van een watertoets overleg gevoerd met het waterschap.

7.2 Inspraak

Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij is belast, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase, als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Hiervan is in dit geval geen sprake. Inspraak is om die reden achterwege gelaten.

Bijlagen

Bijlage 1 Verkennend Archeologisch Onderzoek Quabbenburgerweg (Bij 3)

Bijlage 2 Quickscan Flora & Fauna Oude Wezeveldseweg 18

Bijlage 3 Quickscan Flora & Fauna Portierswoning

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Quabbenburgerweg (Bij 3)

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Oude Wezeveldseweg 18

Bijlage 6 Watertoets