Middendijk 85, Nijbroek
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 16-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het Bestemmingplan Middendijk 85 van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20143-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis verbonden bedrijf:
het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.6 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.8 agrarisch natuurbeheer
agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke.
1.9 archeologische deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 akker- en vollegrondstuinbouw
een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen op opengrond, daaronder niet begrepen sier- fruit- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw.
1.13 ander bouwwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.15 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt.
1.16 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.18 (bedrijfs)woning:
eengebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen.
1.19 bestaand:
1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.23 bollenteelt
een vorm van agrarisch bedrijf gericht op de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen.
1.24 boomkwekerij
een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.
1.25 bosbouw
een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.
1.26 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.27 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 bijgebouw
al dan niet aangebouwd gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond.
1.32 calamiteit:
een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt.
1.33 cultuurhistorische waarden
de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen.
1.34 dagrecreatie
activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de opslag, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
1.37 fruitteelt
een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van fruit op open grond.
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 grondgebonden veehouderij
een vorm van agrarisch bedrijf gericht op het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, inclusief professionele productiegerichte paardenhouderijen.
1.40 intensieve veehouderij:
een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
1.41 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans, tenten of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.42 kleinschalig kamperen
een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans.
1.43 kuilvoeropslag
de opslag van kuilvoer op kuilvoerplaten (uitsluitend verharding) en sleufsilo's (verharding omringd door maximaal drie wanden zonder dak).
1.44 landschappelijke waarde
de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.45 mantelzorg:
langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.46 mestbassin
een reservoir, niet zijnde een bouwwerk, bestemd voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal.
1.47 mestsilo
een bouwwerk voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal.
1.48 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.49 nevenfunctie
een functie die in ruimtelijk, functioneel en/of inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming.
1.50 normaal onderhoud of gebruik
het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
1.51 paardenbak
niet-overdekte rijbaan voorzien van al dan niet natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden.
1.52 peil
voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.53 recreatie
activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.
1.54 recreatief medegebruik
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daatoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.55 sierteelt
een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen.
1.56 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.57 trekkershut
recreatieverblijf in de vorm van een eenvoudig gebouw zonder essentiële woonvoorzieningen, dat dient als recreatief verblijf waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.58 wooneenheden
zie (bedrijfs)woning.
1.59 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedraagt.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 horizontale diepte van een bouwwerk:
de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in:
- 1. grondgebonden veehouderij;
- 2. akkerbouw;
alsmede voor:
- b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' (bijlage 4 bij planregels), met dien verstande dat:
- 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
- 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectenrapportage niet zijn toegestaan in gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- 3. opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
- 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- c. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- d. nevenfuncties op het gebied van dagrecreatie, verkoop van lokaal geproduceerde producten, dienstverlening, maatschappelijke functies, horeca tot en met de categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en duurzame energiewinning met dien verstande dat;
- 1. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bouwvlak;
- 4. buitenopslag niet is toegestaan;
- 5. per bouwvlak ten hoogste 3 trekkershutten zijn toegestaan;
- e. recreatief medegebruik;
- f. ondergeschikt agrarisch natuurbeheer;
- g. hobbymatig agrarisch gebruik;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water(berging).
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de aard van de verlichting bij paardenbakken waarbij eisen gesteld worden aan de uitstralingsrichting van het licht zodat de effecten op de omgeving beperkt worden.
3.4 Afwijken van bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden geldende volgende regels:
- a. de totale oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nevenfuncties zoals bedoeld in lid 3.1 onder d bedraagt ten hoogste 100 m2.
3.6 Afwijken van gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 6
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie -6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage of een onbekende archeologische verwachting.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
- c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Ecologie - Ehs
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie - EHS' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- a. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, met dien verstande dat bij ontwikkelingen zoals mogelijk gemaakt in hoofdstuk 2, de waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;
- b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden tot uitdrukking komende in:
- 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
- 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
- 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
- 4. de natuurlijke morfologie, kwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologische Niveau).
5.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de onderlinge bestemming van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie -EHS' wijzigen in de bestemming Natuur indien er sprake is van realisatie van een (gedeelte van) de ecologische hoofdstructuur, met inachtneming van het volgende:
- a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie, als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie of als er afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de inspanningsverplichting en vergoedingen die in een concept notariële akte zijn vastgelegd;
- b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.
Artikel 6 Waarde - Landschap
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van:
- 1. de openheid van onbebouwde waardevolle open gebieden in de vorm van graslanden, doorsneden door lange noord-zuidlopende weteringen;
- 2. vrij uitzicht vanaf de IJsseldijk over het binnendijkse landschap en de rivier met uiterwaarden
- 3. karakteristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, erfbeplantingen, bosjes en hoogstamboomgaarden;
- 4. waardevolle beken en weteringen;
- 5. rust, ruimte en donkerte;
- b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
- 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
- 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
- 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszone;
- 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologische Niveau):
met dien verstande dat:
- c. bij de ontwikkelingen zoals mogelijk gemaakt in artikel 3.2.1, 3.2.2, 3.4.1, 3.4.2, 3.4.3, 3.4.4, 3.4.5, de waarden onder a en b niet onevenredig mogenworden aangetast.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van geboeuwen, mist de overschrijding ten hoogste 1,5 bedraagt.
8.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
8.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- b. de onderkant van het ondergrondse bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
- b. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
- c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van de gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 reconstructiewetzone - verwevingsgebied
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' de volgende regels:
Artikel 11 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluiten van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieiningen;
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de ruimte tussen bouwwerken;
- d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet van toepassing is op de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m3 bedraagt;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
- d. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 75 m2 van de bestaande bijgebouwen in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de mantelzorg;
- 2. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- 3. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- 4. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc, of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
- e. de onder a, b, c en d bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
12.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van(bedijfs)woningen buiten bestaande funderingen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
- c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- d. door de herbouw de landschappelijke waarden van het gebied niet onevenredig worden aangetast;
- e. de voorkeursgrenswaarde van de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder mag ingeval van geheel nieuw te bouwen woningen niet worden overschreden.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
13.2 Verbreding watergangen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden zoals opgenomen in hoofdstuk 2 wijzigen in de bestemming Water ten behoeve van de verbreding van watergangen teneinde wateroverlast te voorkomen met inachtneming van het volgende: de bestemmingswijziging dient vanuit een waterbergingsopgave noodzakelijk te zijn.
13.3 Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak Waarde - Archeologie 6 geheel of gedeeltelijk verwijderen indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.1 onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder 15.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 15.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder 15.2 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder 15.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingplan Middendijk 85.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Maatschap Nikkels heeft bij de gemeente een verzoek ingediend om medewerking aan het vergroten van het agrarische bouwperceel aan de Middendijk 85 in Nijbroek. De maatschap wil haar pluimveehouderij uitbreiden met een nieuwe pluimveestal van circa 20 x 80 meter, aan de zuidzijde van de bestaande bebouwing. In het kader van het Actieplan Ammoniak en Veehouderij is door de maatschap een BOP-plan ingediend. Men wenst over te schakelen op emissie-arme staltechnieken, het zogenaamde voliëresysteem. Hierdoor kan worden voldaan aan de milieu-eisen en dierwelzijnseisen (meer leefruimte voor de dieren). Intussen is een bestaande stal al aangepast van scharrelstal met beunbeluchting tot voliërestal. Twee bestaande stallen zullen na realisatie van de nieuw te bouwen stal buiten werking worden gesteld of worden gesloopt.
De gronden van het bedrijf hebben in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1996" de bestemming "Agrarisch cultuurgebied" met aanduiding "Agrarisch bedrijf B", wat inhoudt dat ter plekke een bouwperceel van 0,5 hectare geldt. Om een vergroting van het bouwperceel voor de bouw van de pluimveestal mogelijk te kunnen maken moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.
1.2 Doel
Doel van onderliggend bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van uitbreiding van de pluimveehouderij aan de Middendijk 85 in Nijbroek.
1.3 Het Plangebied
De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in Figuur 1. De locatie ligt in het noorden van de gemeente Voorst, ten noorden van de kern Nijbroek tussen de Veluwsedijk en Middendijk, pal ten westen van de Nijbroekse Wetering. Een luchtfoto van het plangebied is opgenomen in Figuur 2. De gronden zijn kadastraal bekend als gemeente Nijbroek, sectie A, perceelnummer 831.
Figuur 1 - Plangebied in omgeving
Figuur 2 - Luchtfoto plangebied
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 De Aanwezige Functies
Het plangebied ligt in de noordelijke punt van de gemeente Voorst, circa 3 kilometer ten noorden van de kern Nijbroek, tussen de Veluwsedijk en de Middendijk, pal ten westen van de Nijbroekse Wetering. Op het perceel zijn een aantal stallen aanwezig. Deze stallen worden voor een groot deel gebruikt ten behoeve van de pluimveehouderij en deels voor de rundveehouderij (zoogkoeien). Er is één bedrijfswoning aanwezig. De omgeving wordt gekenmerkt door open agrarisch gebied met verspreid liggende bebouwing. Bebouwing in de omgeving bestaat veelal uit agrarische bedrijfsgebouwen. Ook zijn enkele burgerwoningen aanwezig. Het gedeelte van het perceel waar de nieuwe pluimveestal gepland is, ten zuiden van de bestaande bebouwing, wordt in de huidige situatie gebruikt als grasland.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's, zoals water, archeologie en milieu, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 4, wanneer wordt ingegaan op de verschillende ruimtelijke randvoorwaarden.
3.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte
In deze nota staat het eenvoudiger en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten centraal. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere invulling ligt vooral bij provincies, regio's en gemeenten. Het plangebied ligt niet binnen de ruimtelijke hoofdstructuur en is geen plan van nationaal belang.
3.3 Provinciaal Beleid
Ruimtelijke Verordening Gelderland
In de provinciale verordening zijn regels gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen die de provincie met oog op haar belangen noodzakelijk acht voor een goede ruimtelijke ordening. De verordening gaat niet in op intensieve veehouderijen. Wel gaat het in op voorwaarden waaronder verdere verstedelijking kan plaatsvinden. Ook zijn regels gesteld aan het toestaan van bestemmingen in gebieden binnen een nationaal landschap, met de aanduiding waardevol landschap. Hiervan is in dit geval sprake. Nieuwe bestemmingen zijn slechts toegestaan als hiermee de kernkwaliteiten van het gebied, zoals deze zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen", behouden of versterken.
De planlocatie ligt in de Noordelijke IJsselvallei, waar de volgende kernkwaliteiten van toepassing zijn.
- Gave gradiënt en ensemble van kom-oeverwal-uiterwaard;
- Karakteristiek grootschalig open komgebied met weidebouw, doorsneden met lange zuid-noord lopende weteringen;
- Karakteristieke kleinschalige oeverwal met afwisseling van buurtschappen en verspreide bebouwing, grasland en bouwland, onregelmatige blokverkaveling en houtsingels tussen de landwegen;
- Rond Nijbroek; markante veertiende-eeuws verkavelings- en slotenpatroon (slagenverkaveling);
- Vrij uitzicht vanaf de dijk over de binnendijkse landschap en rivier met uiterwaarden;
- Rust, ruimte en donkerte.
Reconstructieplan Veluwe
In het reconstructieplan voor de Veluwe is een zonering opgenomen die gevolgen heeft voor de wijze waarop verschillende functies op het platteland naast elkaar kunnen functioneren. Het plangebied ligt in het zogeheten verwevingsgebied. Intensieve veehouderijen, waarvan in dit geval sprake is, hebben in dit gebied beperkte mogelijkheden tot vestiging en/of uitbreiding. In beginsel kunnen deze bedrijven uitbreiden tot maximaal 1 hectare.
3.4 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie De Voorlanden Stedendriehoek 2030
In de Regionale Structuurvisie De Voorlanden 2030 zijn geen specifieke doelstellingen ten aanzien van intensieve veehouderijen weergegeven. Het beleid sluit aan op de doelstellingen uit het Reconstructieplan Veluwe van de provincie Gelderland.
Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe Tot IJssel
De gemeenten Voorst, Heerde en Epe hebben gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan opgesteld (LOP). Doel van het LOP is het sturen op behoud en ontwikkeling van landschappelijke samenhang bij de autonome ontwikkeling van het landschap en het inbrengen van landschapsbelangen bij ruimtelijke plannen in het gebied. Het ontwikkelingsplan en toetsingskader dat het LOP vormt, is door de gemeente Voorst vastgesteld als structuurvisie.
De planlocatie ligt in een gebied dat in het LOP als waardevol open gebied wordt beschouwd. Landschappelijke openheid is een kwetsbare kwaliteit en kan door verkeerd ingevulde randen omslaan naar kaalheid en verrommeling. Om die reden zijn de randen van de open ruimtes niet specifiek aangegeven; die moeten in het veld worden bekeken bij een ruimtelijk vraagstuk. Niet alle bestaande open gebieden worden gehandhaafd. Op sommige plaatsen wordt gekozen voor landschapsontwikkeling boven openheid.
3.5 Lokaal Beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
Het plangebied ligt in het Noordelijke Weteringgebied. De grondgebonden landbouw is gezichtbepalend in dit open weide- en poldergebied. Ook in de toekomst moet dit zo blijven. Agrarische bedrijven vinden hier voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Andere functies mogen de agrarische belangen niet in gevaar brengen. De bestaande cultuurhistorische en landschappelijke karakteristieken vormen voor alle mogelijke aanpassingen in het landelijk gebied de basis en worden, waar mogelijk, versterkt.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit met name het aspect milieu beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de aspecten flora en fauna, water, archeologie en kabels, leidingen en straalpaden.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluidhinder weg- en railverkeer
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. In dit geval is geen sprake van een geluidgevoelig object. Een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze redenen achterwege gebleven.
4.2.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
De te realiseren pluimveestal zal maximaal 16.200 legkippen mogen huisvesten, waarmee het totaal aantal legkippen binnen het bedrijf maximaal 25.700 mag bedragen. De ontwikkelingen die het bedrijf voor ogen heeft, zijn MER-plichtig maar volstaan kan worden met een 'vormvrije mer-beoordeling'. Dit houdt in dat geen mer-beoordeling plaatsvindt maar dat wel onderzocht wordt of de beoogde activiteiten uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar zijn.De vormvrije mer-beoording is in de bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen. De conclusie luidt als volgt.
Als drempelwaarde voor de activiteit MER respectievelijk Mer-beoordeling geldt respectievelijk 60.000 / 45.000 leghennen. Gelet op het aantal te houden pluimvee en de overige genoemde aspecten, is er geen aanleiding dat er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn. Zoals blijkt uit de beoordeling van deze aanvraag en het feit dat Provincie Gelderland een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet heeft verleend kan worden vastgesteld dat er geen nadelige gevolgen voor het milieu plaatsvinden.
4.2.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. Bij een bestemmingsplanprocedure is het verplicht de voorgenomen ontwikkeling te toetsen aan milieukwaliteitseisen, waaronder die voor luchtkwaliteit.
Aan de hand van de fijn stofemissienormen voor stalsystemen van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu is de totale emissie van de dieren berekend. Daaruit blijkt dat het totaal aantal te houden dieren een emissie veroorzaken van circa 1.056.876 gram/jaar. Om te bepalen welke bijdrage de veehouderij levert aan de jaargemiddelde en vierentwintiguurgemiddelde concentraties van zwevende deeltjes (fijn stof), moet de emissieconcentratie op leefniveau worden bepaald. Op het terrein van de inrichting zelf hoeft niet getoetst te worden. De berekening is uitgevoerd middels het daartoe bestemde berekeningsprogramma Implementatie Standaardrekenmethode Luchtkwaliteit 3 (ISL3a). Uit de berekening blijkt dat de jaargemiddelde concentratie met 27,1 ug/m3 op de woning aan de Middendijk 87, beneden de grenswaarde van 40 ug/m3 blijft. Daarnaast blijkt dat de grenswaarde van 50 ug/m3 minder dan 35 keer per jaar wordt overschreden, namelijk 21 keer op Middendijk 87. De jaargemiddelde concentratie op de overige nabijgelegen woningen is lager dan op de woninge aan de Middendijk 87 in Nijbroek. Verder is het aantal overschrijdingen van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie op de overige nabijgelegen woningen minden dan op Middendijk 87. De voorgestelde uitbreiding voldoet ook op dit aspect.
4.2.4 Bodem
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
De pluimveestal is niet bedoeld voor verblijf van mensen. Incidenteel zal de stal betreden worden. Een bodemonderzoek kan daarom achterwege blijven.
4.2.5 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico en plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen transport plaats van gevaarlijke stoffen. Ook zijn er geen productiecomplexen van gevaarlijke stoffen in de directe omgeving aanwezig die van invloed kunnen zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het plan.
4.3 Natuurwetgeving
Vanuit de huidige natuurwetgeving is het noodzakelijk om bij een ruimtelijke ingreep rekening te houden met beschermde natuurwaarden in of in nabijheid van het plangebied. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen soortbescherming (planten en dieren) en gebiedbescherming, respectievelijk geregeld in de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998.
Door Eco Milieu is een quickscan in het kader van de Natuurwetging uitgevoerd (rapport EM12141/ 14-8-2012). Het doel van de quickscan is middels ecologisch onderzoek na te gaan welke beschermde plant- en diersoorten en gebiedskwaliteiten in en rond het plangebied (potentieel) voorkomen en welke consequenties dit kan hebben voor de beoogde ingrepen.
Uit het onderzoek komt naar voren dat bij de uitvoering van de bouwplannen negatieve effecten te verwachten zijn op 'vogels. Het gaat om enkele algemeen voorkomende soorten. Voor de algemeen voorkomende soorten geldt bij ruimtelijke ingrepen een algemene vrijstelling van de ontheffingsplicht. Voor broedvogels kan geen ontheffing worden aangevraagd. Werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden. Tijdens het broedseizoen kunnen werkzaamheden alleen plaatsvinden als er geen broedvogels in het plangebied aanwezig zijn en eventuele broedende vogels nabij het plangebied (binnen 15 meter) worden afgeschermd van de werkzaamheden. Te allen tijde dient de algemene zorgplicht (art. 2 van de Flora- en faunawet) in acht te worden genomen voor alle (beschermde) soorten die aanwezig zijn.
Er worden geen negatieve effecten verwacht op de overige beschermde soorten en/of aanwezige functies.
Aan de hand van de resultaten van de EHS- natuurtoets voor de realisatie van de nieuwe pluimveeschuur is geconcludeerd dat de realisatie van de nieuwe pluimveeschuur niet leidt tot een significant negatief effect op de Ecologische Hoofdstructuur.
Het Ecologisch onderzoek (rapport EM12141/ 18-8-2012) is in de bijlage 2 opgenomen.
4.4 Water
Sinds 2002 is het verplicht bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan het proces van de watertoets te doorlopen en de resultaten hiervan in het bestemmingsplan op te nemen. Over de waterparagraaf is door initiatiefnemer vooraf overleg gevoerd met het Waterschap Veluwe.
Algemeen
Het plangebied ligt in het buitengebied in het noorden van de gemeente Voorst, tussen de Veluwsedijk en Middendijk, pal ten westen van de Nijbroekse Wetering. De Nijbroekse Wetering is een A-watergang van het Waterschap Veluwe. Langs de Nijbroekse Wetering ligt een natte ecologische verbindingszone. Het gebied aan de westzijde van de Middendijk is aangeduid als ernstig verdroogde natte landnatuur. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Op de waterkansenkaart van de provincie Gelderland is de planlocatie aangeduid als geschikt en voor de waterkansenkaart klimaat 2050 als neutraal. De grondwaterstand in het plangebied kan volgens de literatuur tot circa 40-80 cm onder maaiveld worden aangetroffen en als matig kwel worden geclassificeerd. Uit peilbuisgegevens van de meest nabijgelegen TNO peilbuis blijkt dat de grondwaterstand met circa 1,5 meter fluctueert. De ondiepe bodemopbouw bestaat volgens een boring direct ten westen van de Middendijk uit een kleilaag van circa 0,5 m met daaronder tot 4 m beneden maaiveld een zandpakket bestaande uit fijn tot grof zand. Een dwarsdoorsnede uit Regis laat zien dat onder de deklaag een dunne watervoerende laag aanwezig is tot circa 10 m beneden maaiveld. Daaronder bevindt zich een scheidende laag van klei met een dikte van circa 5 meter. Met realisatie van de pluimveestal vindt toename van het verharde oppervlakte plaats met circa 2300 m². Het regenwater dat op de stal en aangrenzende verhardingen valt moet worden geborgen in een bergende voorziening. De effecten die de uitbreiding heeft op de verschillende wateraspecten worden hieronder beschreven aan de hand van de thema's uit de handreiking watertoets deel III.
Wateroverlast
Door de uitbreiding van het verhard oppervlak komt de neerslag versneld tot afstroming. Om wateroverlast in lagergelegen gebieden te voorkomen moet het afstromende hemelwater worden vastgehouden en/of geborgen volgens de trits vasthouden-bergen-afvoeren. Het hemelwater van de bestaande bebouwing wordt rechtsreeks afgevoerd op de Nijbroekse Wetering. Hiervoor is een vergunning op grond van de Wvo van het waterschap verkregen. Het hemelwater afkomstig van de nieuw te realiseren stal zal via een bergende voorziening worden aangesloten op de bestaande afvoer van het hemelwater en worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Voor het lozen van het hemelwater afkomstig van de nieuwe stallen zal een watervergunning op grond van de Keur Waterschap Veluwe 2009 worden aangevraagd.
Grondwateroverlast
De grondwaterstanden uit de meest nabijgelegen peilbuizen laten een fluctuatie zien van circa 1,5 meter. De hoogste grondwaterstanden komen op basis van de grondwatertrappenkaart en de peilbuisgegevens voor tot circa 0,4 meter beneden maaiveld. In de huidige situatie wordt echter geen grondwateroverlast ervaren. De nieuw te realiseren stal krijgt geen kelder. Grondwateroverlast wordt daarom niet verwacht.
Grond- en oppervlaktewater kwaliteit
De toepassing van uitloogbare bouwmaterialen zal worden vermeden en er zal gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen volgens de uitgangspunten zoals onder andere vastgelegd in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Het hemelwater stroomt van de daken middels buizen via een bergende voorziening naar het oppervlaktewater.
Verdroging
Het plangebied is niet aangeduid als verdroogd gebied. Door de aanleg van het extra verhard oppervlak zal minder neerslag ten goede komen aan het grondwater. Het gebied aan de westzijde van de Middendijk is wel aangeduid als ernstig verdroogde natte landnatuur. Omdat tussen het plangebied en de verdroogde natte landnatuur twee A-watergangen van het waterschap liggen, wordt beïnvloeding van de grondwaterstanden ter plaatse van de natte landnatuur niet verwacht.
Riolering
De uitbreiding met een nieuw te bouwen stal krijgt geen aansluiting op de riolering. Het hemelwater zal worden afgevoerd naar een 'bergingssloot' op de grens van het eigendom. De huidige rioleringssituatie blijft ongewijzigd.
Veiligheid
Binnen het plangebied liggen geen waterkeringen.
Watervoorziening
Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. De A-watergang langs de westzijde van het plangebied blijft ongewijzigd.
Bodemdaling
De grondwaterstanden in het plangebied worden niet gewijzigd. Risico op bodemdaling is derhalve niet aanwezig.
4.5 Archeologie
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het noodzakelijk dat inzicht wordt verkregen in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied. Volgens de archeologische waarden- en verwachtingkaart van de gemeente Voorst bevindt het plangebied zich in een gebied met een lage archeologische verwachting. Er is geen noodzaak tot het streven naar behoud in de huidige staat; inventariserend archeologisch onderzoek is vereist als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 2500 m2. Gezien de omvang van de te realiseren pluimveeschuur + omringende verharding (2300 m2) is nader onderzoek in dit geval niet nodig. Niettemin kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten. Bij bodemverstorende activiteiten dient men daarom alert te zijn op aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient melding te worden gemaakt bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en bij het bevoegd gezag (gemeente Voorst).
4.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Rond het plangebied zijn geen kabelleidingen, brandstoftransportleidingen of straalpaden aanwezig die enige invloed op het plangebied hebben.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Aan de zuidzijde van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing wordt de nieuwe pluimveestal gerealiseerd. Met groenaanplant wordt zorg gedragen voor een goede landschappelijke inpassing van het plan. Het gaat hierbij niet alleen om inpassing van de nieuwe stal, maar ook van de bestaande bebouwing. Een inrichtingsschets van de toekomstige situatie is weergegeven in Figuur 3.
Figuur 3 - Terreininrichting nieuwe situatie
5.2 Ruimtelijke Afweging
Uit stedenbouwkundig oogpunt wordt de nieuwe pluimveestal op een logische plek gesitueerd. De stal wordt evenwijdig aan de verkavelingsstructuur van het gebied gerealiseerd en compact gebouwd ten opzichte van de bestaande bebouwing. De nieuwe pluimveestal grenst direct aan de bestaande ontsluiting van het bedrijf. Door het planten van knotbomenrijen evenwijdig aan de verkavelingsstruktuurlijnen met haaks daarop een struweelhaag conform het bij dit plan behorende Erfadvies (bijlage 3) en Uitwerking erfadvies (bijlage 4), wordt het erf en de nieuwbouw op een passende wijze ingepast in de omgeving. Bovendien wordt aan de oostzijde van de te bouwen pluimveestal een kleine hoogstamboomgaard aan gelegd. Ondanks de toename van bebouwing op het perceel, wordt op deze wijze toch landschappelijke winst behaald met het totaalplan. de openheid van het gebied wordt gerespecteerd.
De locatie van het bedrijf voldoet aan de diverse beleidskaders. Gemeentelijk beleid richt zich met name op grondgebonden landbouw. In dit geval is sprake van een intensieve veehouderij die al lange tijd op deze locatie gevestigd is en waar in de loop der jaren investeringen zijn gedaan om het bedrijf tot de huidige omvang te ontwikkelen. Verdere ontwikkeling van een dergelijk bedrijf is niet op voorhand te verwachten. De gevraagde uitbreiding is een gevolg van het moeten voldoen aan wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid. Zoals hiervoor aangegeven is sprake van een goede landschappelijke inpassing. Het plan voldoet aan de ruimtelijke criteria en uit voorgaand hoofdstuk blijkt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen tegen de plannen bestaan. Wel ligt de locatie in tot waardevol landschap aangemerkt gebied. Van de weergegeven kenmerken van dit gebied, blijkt dat het hier met name gaat om het karakteristieke slagenlandschap van de polder Nijbroek. De uitbreiding direct grenzend aan de bestaande bebouwing heeft geen negatieve invloed op dit landschap. Door de vereiste landschappelijke inpassing van het bedrijf wordt het karakter van het slagenlandschap ter plaatse zelfs versterkt. Met de groenaanplant wordt de locatie vanaf de Veluwsedijk gezien ook beter ingepast en aan het zicht onttrokken. De voor de omgeving kenmerkende openheid is door het bestaande erf al doorbroken. Landschapsontwikkeling heeft daardoor op deze locatie de voorkeur boven behoud van openheid. De weidevogelgebieden die in het streekplan genoemd zijn, liggen op enige afstand van deze locatie. Om deze reden mag verwacht worden dat de uitbreiding hier geen invloed op heeft. Ten slotte dient nog opgemerkt te worden dat de locatie in een gebied ligt dat is aangeduid als ecologische poort. Deze poort wordt uitgewerkt in de zogenaamde Wisselse Poort. Het accent van de ontwikkeling hiervan ligt op grondgebied van de gemeente Epe. Overigens werpt de aanduiding ecologische poort geen blokkade op voor de ontwikkeling van een bestaand agrarisch bedrijf. De uitbreiding heeft geen onevenredige invloed op verkeersbewegingen van en naar het perceel.
Samengevat is de situering van de nieuwe pluimveestal ruimtelijk acceptabel. Uit voorgaande hoofdstukken zijn geen belemmeringen tegen het plan naar voren gekomen en de ontwikkeling past binnen de diverse ruimtelijke beleidskaders. Geurbelasting op de omgeving neemt met het totaalplan per saldo af.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Voorst. Ter plekke geldt momenteel (nog) het analoge bestemmingsplan "Buitengebied 1996". Dit bestemmingsplan voldoet niet aan de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" en de "Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen". Het onderhavige bestemmingsplan voldoet aan deze richtlijnen. Dit betekent echter dat de regels van het vigerende bestemmingsplan niet toepasbaar zijn op dit plan. In dit bestemmingsplan worden daarom regels opgenomen conform de nu geldende standaarden. Er wordt aansluiting gezocht bij het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. De vaststelling van dat plan wordt begin 2013 verwacht.
Uitgangspunten
Van groot belang is dat bestemmingsplannen en verbeeldingen goed (af-)leesbaar zijn voor zowel de gemeente zelf als de bewoners. Dit is des te belangrijker nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar komen. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder teveel te hoeven afwijken van het bestemmingsplan. Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie.
Inhoud bestemmingsplan
Ieder bestemmingsplan moet voldoen aan de regels gesteld in paragraaf 3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en planregels. Bij een bestemmingsplan hoort een toelichting. De planregels moeten worden gelezen in samenhang met de plankaart. De plankaart geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de planregels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de planregels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de plankaart moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de planregels te bekijken in samenhang met de plankaart als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden of als andere ontwikkelingen worden gepland.
6.2 Artikelsgewijze Toelichting Op De Planregels
Het beschreven beleid is vertaald in bestemmingsregels. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het ''normale'' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het betreffende artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen moeten te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch
Alle agrarische gronden in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Agrarisch. Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. Om te bepalen of er sprake is van een intensieve veehouderij is aangesloten bij de richtlijnen uit het reconstructieplan Veluwe. Hierin is opgenomen dat intensieve veehouderij een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf is waar tenminste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer. Voor alle agrarische bedrijven geldt dat aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven (categorie 1 en 2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten) rechtstreeks tot een oppervlakte van 100 m² zijn toegestaan. Dit geldt ook voor nevenfuncties op het gebied van recreatie, dienstverlening en duurzaamheid. Categorie 1- en 2-bedrijven kunnen ook planmer-plichtige bedrijven zijn. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan als gevolg van de aan-huis-verbonden beroepen en/of -bedrijven planmer-plichtig wordt, is als voorwaarde opgenomen dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan.
Nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties is toegestaan, met dien verstande dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie caravan- en botenstalling niet is toegestaan. Voor bed & breakfast geldt dat deze in de woning en in de daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan met een maximum van 3 kamers en 8 bedden.
Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijgebouwen en de andere bouwwerken (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen) te worden gesitueerd. Agrarische bouwvlakken mogen, met inachtneming van de van toepassing zijnde bouwregels, volledig worden bebouwd mits dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Voor intensieve veehouderijen is dit niet van toepassing. Voor intensieve veehouderijbedrijven geldt dat geen uitbreiding mogelijk is, tenzij in de regels van de gebiedsaanduiding (artikel 10) anders is bepaald. Bij nagenoeg alle agrarische bedrijven is één bedrijfswoning aanwezig. De maximum inhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen. Herbouw van agrarische bedrijfswoningen is uitsluitend ter plaatse van de bestaande fundamenten toegestaan. Indien herbouw buiten de bestaande fundamenten gewenst is, dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Om deze reden is de herbouw van woningen buiten de bestaande fundamenten toegestaan via een algemene afwijkingsregel (artikel 12). In de tabel voor de bouwregels is een maximum inhoud of oppervlakte opgenomen. Hierbij geldt het volgende:
Afwijkingsregels
Ten behoeve van de flexibiliteit zijn in de planregels de volgende afwijkingsregels van de bouwregels opgenomen:
- ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning;
- ten behoeve van paardenbakken, kuilvoerplaten, sleufsilo''s en mestbassins;
- ten behoeve van de oppervlakte van paarden bakken';
- ten behoeve van teeltondersteunende kassen;
- ten behoeve van teeltondersteunende voozieningen ten behoeve van fruitteelt;
- ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van boomkwekerijen en tuinbouwbedrijven;
- ten behoeve van goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen;
- ten behoeve van bouwhoogtes van silo''s en hooibergen.
Ten aanzien van de regeling voor de tweede agrarische bedrijfswoning is aangesloten bij de beleidsnotitie 'tweede agrarische bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven'. Of er sprake is van een dusdanige omvang dat er twee bedrijfshoofden noodzakelijk zijn, dient berekend te worden aan de hand van de 'LEI-methode' zoals deze uitgelegd is in deze notitie. Dat er sprake is van werkzaamheden op niet vooraf te bepalen tijdstippen en dat de woningen niet afzonderlijk verkocht mogen worden, is bestemmingsplantechnisch niet te regelen. Hier dient echter wel rekening mee gehouden te worden. Naast de afwijkingsregels van de bouwregels zijn er ook afwijkingsregels van de gebruiksregels opgenomen. Hierbij gaat het om omschakeling naar de productietak bosbouw, sierteelt of boomkwekerij en het vergroten van het gebruiksoppervlak ten behoeve van nevenfuncties.
Voorwaardelijke verplichting
Binnen deze bestemming is een zogenaamde voorwaardelijke verplichting opgenomen. De bouwmogelijkheden die door dit bestemmingsplan ontstaan, zijn gekoppeld aan een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Binnen 3 jaar na verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor de nieuwe pluimveestal, dient uitvoering te zijn gegeven aan de aanleg van het Erfadvies Middendijk 85, met bijbehorende tekening van november 2013 (projektcode PA12Nikkels) van Landschapsbeheer Gelderland. Deze uitwerking is gebaseerd op het concept erfadvies van het Gelders Genootschap van 20 augustus 2012. De betreffende stukken zijn in bijlage 1, 2 en 3 van de regels is opgenomen.
Worden de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen niet uitgevoerd of niet in stand gehouden, dan is het gebruik van de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' in strijd met de bestemming.
Wijzigingsbevoegdheid
Naast afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. Dit bestemmingsplan kent de volgende wijzigingsbevoegdheden:
- ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken (naar maximaal 1,5 en 2ha);
- ten behoeve van vormverandering van het bouwvlak;
- ten behoeve van omschakeling naar Wonen;
- ten behoeve van wijziging naar Natuur.
De wijzigingsbevoegdheid naar Natuur is opgenomen om agrariërs mogelijkheden te bieden voor particulier natuurbeheer. Indien gronden gewijzigd worden naar Natuur ten behoeve van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en eigendomsverhoudingen van de gronden wijzigen, dient gebruik gemaakt te worden van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in de bestemming Waarde - Ecologie - EHS.
In een aantal wijzigingsbevoegdheden is als voorwaarde opgenomen dat er sprake moet zijn van een doelmatige bedrijfsvoering. Dit is niet verder in te kaderen omdat een 'doelmatige bedrijfsvoering' een dynamisch begrip is en in de komen jaren aan verandering onderhevig. Op het moment van toetsen dient bepaald te worden wat een doelmatige agrarische bedrijfsvoering omvat. In een aantal wijzigingsbevoegdheden is als voorwaarde opgenomen dat er voorzien moet worden in een voldoende landschappelijke inpassing. In alle gevallen dienen de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig te worden aangetast.
Reconstructiewet
Naast de verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven, leidt de Reconstructiewet tot verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven en om specifiek te zijn van de intensieve veehouderij. Omdat de reconstructiewetgebieden zijn opgenomen door middel van een gebiedsaanduiding, zijn de regels die hiermee samenhangen in een artikel ten behoeve van de gebiedsaanduiding opgenomen (artikel 10).
Milieuhygiënische inpasbaarheid
In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is. Milieuhygiënisch inpasbaar is een verzamelbegrip voor verschillende aspecten. Hieronder is weergegeven waar tijdens de toetsing rekening mee gehouden dient te worden:
- toetsing aan de eisen uit de Natuurbschermingswet;
- toetsing aan de geurhinder ter plaatse van omliggende geurgevoelige objecten (waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke cumulatie van geurhinder);
- toetsing aan de eisen uit de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen;
- aantonen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie en geen onevenredige negatieve gevolgen voor het waterbeheer optreden;
- beoordeling van inpasbaarheid voor de thema's verkeer, externe veiligheid en geluid;
- toesing aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 6
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden. De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Artikel 5 Waarde - Ecologie - EHS
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit betreft zowel gerealiseerde als nog te realiseren natuur. Om te voorkomen dat ontwikkelingen de realisatie van de EHS in de weg staan, dient bij alle ontwikkelingen getoetst te worden aan de aanwezige waarden binnen de EHS. In de bestemmingsomschrijving zijn de kernkwaliteiten weergegeven die genoemd worden in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische HoofdStructuur (mei 2006).
Artikel 6 Waarde - Landschap
Voor de verschillende zones uit het landschapsontwikkelingsplan (LOP) is één dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. De aangewezen beschermingszones Natte Landnatuur en Weidevogel- en ganzengebieden binnen de dubbelbestemming Waarde - Landschap aangegeven door middel van een specifieke functieaanduiding. In de bestemmingsomschrijving zijn de aanwezige landschappelijke waarden omschreven. Om de aanwezige waarden te beschermen of te versterken, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak. Voor elke zone is dit vergunningenstelsel gelijk. De mate waarin de werken of werkzaamheden van belang zijn, dient per waarde afzonderlijk bepaald te worden op het moment van de aanvraag. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied die via een afwijkingsregel of een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, dient tevens te allen tijde rekening gehouden te worden met de waarden zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Antidubbeltelbepaling
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.
Artikel 8 Algemene bouwregels
Herbouw (bedrijfs)woningen
In het kader van het bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. Middels een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt.
Tevens zijn er bouwregels opgenomen voor de bestaande maten, het overschrijden van bouwgrenzen, ondergronds bouwen en het aaneenbouwen van woningen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is Buitengebied toegestaan als die niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze specifieke gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.
Het gebruik van panden ten behoeve van een seksinrichting is uitsluitend toegestaan indien het gebruik logischerwijs in de bestemmingsomschrijving past. In dit bestemmingsplan zijn geen bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen opgenomen waar deze activiteit binnen past. Om deze reden zijn seksinrichtingen in het plangebied niet toegestaan en is het niet noodzakelijk dit in de algemene gebruiksregels specifiek op te nemen.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
In het Reconstructieplan Veluwe is een aantal verschillende zones opgenomen. In de gemeente Voorst komen de volgende zones voor:
- extensiveringsgebied bos en natuur,
- extensiveringsgebied landbouw,
- verwevingsgebied,
- verwevingsgebied met sterlocaties.
Voor het verwevingsgebied en het verwevingsgebied met sterlocaties is 1 gebiedsaanduiding opgenomen. Dit omdat gronden in het verwevingsgebied zonder sterlocaties onder voorwaarde alsnog als sterlocaties aangewezen kunnen worden. Voor de regeling is aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan is er een afwijkingsregel opgenomen voor 10% uitbreiding (welke niet van toepassing is voor de inhoud van woningen), openbare nutsvoorziening, antennemasten en mantelzorg. Tevens is een afwijkingsregel opgenomen voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen. Indien aangetoond kan worden dat aan de voorkeursgrenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande funderingen, maar binnen het bouwvlak toegestaan.
Artikel 13 Algemen wijzigingsregels
Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:
- overschrijden bestemmingsgrenzen
- verbreden watergangen;
- bestemmingswijziging Agrarisch naar Natuur in het kader van de EHS;
- verwijderen van de dubbelbestemming Waarde -Archeologie
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 15.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.
Overgangsrecht gebruik
Lid 15.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.
Artikel 16 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk bouwplan geen sprake. De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering hiervan, evenals de kosten voor aanleg en beheer van de groensingels, zijn voor rekening van de aanvrager. Ook eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de aanvrager. Hiertoe is tussen de gemeente en initiatiefnemer een overeenkomst gesloten.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Uitkomsten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
Aangezien door de ligging in waardevol landschap een provinciaal belang in het geding is, heeft vooraf informeel vooroverleg met de provincie Gelderland plaatsgevonden over het plan. Opmerkingen zijn in het plan verwerkt. Vooroverleg met de VROM-Inspectie werd niet noodzakelijk geacht. Door initiatiefnemer is in het voortraject al vooroverleg gevoerd met het Waterschap Veluwe. Uitkomsten van dit overleg zijn in de waterparagraaf opgenomen (zie ook paragraaf 4.4).
Genoemde instanties zijn in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
8.2 Inspraak
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.
Bijlage 1 Erfadvies
Bijlage 2 Inrichtingsplan
Bijlage 3 Uitwerking Erfadvies
Bijlage 3 Uitwerking erfadvies
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 1 Vormvrije MER-beoordeling
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 2 Ecologisch onderzoek