Bestemmingsplan De Adelaar
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 15-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanDe Adelaar van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20145-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte, productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert;
1.9 agrarisch medegebruik:
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;
1.10 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.11 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;
1.15 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiele woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.18 bestaand:
1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 calamiteit:
een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;
1.29 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;
1.30 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 groepsaccommodatie:
een gebouw, waarin ondergebracht een dagverblijf, een keuken, een sanitairgroep en meerdere slaapgedeelten, dat blijvend bestemd of opgericht is dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door groepen personen;
1.33 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.34 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.35 intensieve veehouderij:
een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
1.36 kampeermiddelen:
een onderkomen of enig ander voertuig, waarbij voor bouwactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan;
1.37 kampeerseizoen, zie ook zomerseizoen:
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.38 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en andere recreatieve onderkomens, ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.39 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoen en natuurobservatie;
1.40 landschapswaarden:
de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.41 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.42 maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.43 niet-permanente verblijfsrecreatie:
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt;
1.44 overige gebouwen:
al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;
1.45 overkapping:
een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;
1.46 paardenbak:
niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;
1.47 recreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.48 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel:
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen;
1.49 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.50 recreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.51 vloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.52 voorgevel:
de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.53 waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;
1.54 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.55 zomerseizoen, zie ook: kampeerseizoen:
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:
de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 peil:
- 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
ENKELBESTEMMINGEN
Artikel 3 Recreatie - Kampeerterrein
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kampeerterrein voor maximaal 50 seizoensgebonden standplaatsen;
- b. groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 1 pand hiervoor ingericht wordt met een maximum van 25 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per woning mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij;
- e. bij de bestemming horende bedrijfswoning;
- f. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
- 1. gezamenlijk maximaal 100 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en overige bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- g. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het relief, de openheid en de ligging ten opzichte van omliggende natuur en omliggende landgoederen;
- h. verkoop van streekeigen agrarische producten;
- i. horeca-activiteiten, enkel ten behoeve van het kampeerterrein en die worden genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Horeca-activiteiten';
- j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein ten behoeve van het kampeerterrein;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaats': uitsluitend camperstandplaatsen;
- l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, erven, groen, verhardingen, parkeervoorzieningen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag respectievelijk 4 en 10 m bedragen.
- 3. de maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag respectievelijk 6 en 12 m bedragen;
- 4. het aantal bedrijfswoningen mag maximaal 1 bedragen;
- 5. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen;
- b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van lichtmasten, hooibergen, vlaggenmasten en kunstobjecten mag maximaal 8 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van silo's mag maximaal 10 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen;
- f. indien bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten en aantallen meer bedragen dan in de bestemmingsregels is aangegeven dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, en aantallen eveneens toegestaan.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van:
- a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
- b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Verwijzing Naar Wettelijke Bepalingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Vervangende bouwregel
Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.
6.2 Paardenbak
Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Algemene afwijkingen
- a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 15 m worden gebouwd;
4. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- aan de afwijking wordt de voorwaarde verbonden dat binnen één maand na beeindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders en dan binnen drie maanden na beeindiging van het gebruik de bewoning is beeindigd. - b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
3. de sociale veiligheid;
4. de verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanDe Adelaar.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De heer en mevrouw Smeenk zijn pachters van boerderij De Adelaar met omliggende gronden. Deze boerderij is onderdeel van landgoed Beekzicht. De familie Smeenk voert hier op circa 30 hectare een melkveehouderij. Daarnaast exploiteert de familie aangrenzend aan de boerderij een minicamping (camping De Adelaar). Om ook in de toekomst een rendabel bedrijf te voeren is het noodzakelijk de bedrijfsvoering aan te passen. Hiertoe zal meer nadruk komen te liggen op de recreatieve tak en landschaps- en natuurontwikkeling terwijl het agrarische karakter behouden blijft.
1.2 Doel
Dit bestemmingsplan heeft als doel het onder ruimtelijke en planologische randvoorwaarden mogelijk maken van het voeren van een camping bij de boerderij de Adelaar. De huidige bestemming bestemming Agrarisch Cultuurlandschap zal hierbij plaats maken voor de bestemming Recreatief.
1.3 Plangebied
Het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft, wordt aan de noordzijde begrensd door de Voorsterbeek, aan de westzijde door de Rijksstraatweg, aan de zuid- en oostzijde door de historische dijk die achter de boerderij 'de Adelaar' ligt.
Kaart 1: begrenzing plangebied (bron: gemeente)
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Aanwezige Functies
Het perceel Rijksstraatweg 49 is gelegen direct ten zuiden van de Voorster Beek, ten noorden van de bebouwde kom van het dorp Voorst.
Kaart 2: ligging perceel Rijksstraatweg 49 Voorst
De huidige boerderij, het rijksmonument de Adelaar, heeft afgezien van een aangebouwde schuur aan noordzijde op het achtererf aan oostzijde een aantal losstaande agrarische bedrijfsgebouwen (een ligboxenstal , een monumentale schuur en een werktuigenberging). Ten behoeve van de minicamping die rondom de boerderij gelegen is zijn de losstaande monumentale schuur en de ligboxenstal ten dele uitgerust met voorzieningen voor de campinggasten, zoals een wasruimte en sanitaire voorzieningen. De minicamping heeft op verschillende veldjes in totaal 25 kampeerplekken.
Ten zuiden van de boerderij kan geparkeerd worden nabij de kuilplaten. Deze voeropslag annex parkeerplaats wordt omringd door een boomgaard en singel.
Kaart 3: bebouwing in de huidige situatie (bron: Agroplan; boerderij de Adelaar)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.
3.2 Rijksbeleid
Hieronder wordt het rijksbeleid beschreven.
3.2.1 Nota Ruimte
Het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 ligt vast in de Nota Ruimte (2005). Deze nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'.
De Nota Ruimte biedt meer kansen voor het buitengebied. De mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied zijn verruimd. Het plan voor het verbreden van de functies bij een agrarisch bedrijf door het realiseren van een camping past hier binnen. Wel bepaalt de gemeente samen met de provincie de eisen, waaronder de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteit, om tot de gewenste ruimtelijke invulling over te kunnen gaan.
3.2.2 Ruimte voor de Rivier
In 2006 is er een Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier opgesteld. Daarin is op nationaal niveau en in grote lijnen de ruimtelijke inrichting van het rivierengebied vastgelegd. Het doel hiervan is om het rivierengebied beter te beschermen tegen overstromingen.
Voor onder andere de IJssel streeft het Rijk naar een combinatie van maatregelen in het winter- en zomerbed van de rivier (buitendijks) met dijkverleggingen en stedelijke bypasses. Nabij het plangebied is voor de Voorster Klei een dijkverlegging in voorbereiding.
Deze ontwikkeling heeft geen directe gevolgen voor de inrichting van de gewenste uitbreiding van de camping.
3.2.3 Ecologische hoofdstructuur
Door waardevolle en mooie natuurgebieden te beschermen kunnen zeldzame dier- en plantensoorten in Nederland beter overleven. Hiertoe is in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur ( EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden, om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.
Als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur zijn de ten oosten van het plangebied gelegen Uiterwaarden van de IJssel aangewezen. De realisatie van een kleine camping binnen een NSW-landgoed is mogelijk nabij de EHS.
Kaart 5: ligging plangebied ten opzichte van Uiterwaarden
3.2.4 Nationaal Landschap
Om de landschappelijke kwaliteit te behouden en te ontwikkelen, heeft het Rijk twintig landschappen in Nederland aangewezen als Nationaal Landschap. De status 'Nationaal Landschap' houdt in dat de overheid extra aandacht geeft aan deze gebieden. Het plangebied valt binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap Veluwe (deelgebied Noordelijke IJsselvallei).
Kaart 4: begrenzing Nationaal Landschap Veluwe (bron: www.nationalelandschappen.nl)
Er zijn geen extra wettelijke voorwaarden voor de Nationale Landschappen. Wel geldt binnen de grenzen van een Nationaal Landschap een extra kwaliteitsbeleid. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of verstrekt. De belangrijkste kernkwaliteit voor het deelgebied Noordelijke IJsselvallei binnen het Nationaal Landschap Veluwe is een kleinschalige oeverwal met afwisseling van buurtschappen en verspreide bebouwing, grasland en bouwland, onregelmatige blokverkaveling en houtsingels tussen de landwegen.
Het realiseren van een kleine camping tast deze kernkwaliteit niet aan.
3.2.5 Nota Belvedere
Cultuurhistorie en ruimtelijke planning kunnen beter en creatiever op elkaar aansluiten. Op deze manier is het mogelijk om de zorg voor en creatieve benutting van cultuurhistorische waarden vanzelfsprekend te laten zijn. In de Nota Belvedere zijn de uitgangspunten opgenomen voor cultuurhistorisch ruimtelijk beleid, alsmede de opgave voor het rijk, provincies en gemeenten om cultuurhistorie een belangrijke kwaliteitsverhogende factor te laten zijn.
Bij het opstellen van het eerder genoemde schetsplan is met deze opgave rekening gehouden.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Streekplan Gelderland 2005
Het provinciaal ruimtelijk beleid voor Gelderland ligt vast in het Streekplan 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen.
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden met voor elk gebied specifiek beleid. Het plan is gelegen in het zogeheten multifunctionele gebied met waardevol landschap. Dit gebied biedt ruimte voor het verbreden van agrarische activiteiten met van een camping ter bevordering van de economische draagkracht van agrarische bedrijven en de aantrekkelijkheid voor recreanten.
3.3.2 Belvoir: cultuurhistorie
Het provinciaal cultuurhistorisch beleid voor Gelderland ligt vast in de nota 'Belvoir'. Hierin is vastgelegd hoe de provincie omgaat met het bewaren, herstellen en versterken van cultuurhistorisch erfgoed. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen moet hier rekening mee worden gehouden.
Cultuurhistorische waarden in een gebied functioneren als zichtbaar bewijs van de geschiedenis van een gebied. Op basis van de gevonden cultuurhistorische waarden is Gelderland op gedeeld in tien gebieden. Deze tien gebieden hebben elk een aantal typische kenmerken en vormen een soort DNA van het landschap. Samen zijn deze kenmerken unieke cultuurhistorische identiteitsdragers. Aan de hand hiervan heeft de provincie Gelderland voor ieder gebied een programma gemaakt met projecten die deze identiteit blijven in stand houden en verder ontwikkelen.
Het plangebied is gelegen in het gebied IJsselvallei. De 'natte' infrastructuur, zoals beken, weteringen en het Apeldoorns kanaal, was heel bepalend voor de ontwikkeling van landbouw, transport, industrie en samenleving in dit gebied.
Kaart 7: cultuurhistorisch gebied IJsselvallei (bron: www.gelderland.nl)
De provincie Gelderland wil in de IJsselvallei de kenmerkende samenhang tussen water, bedrijvigheid en agrarische inrichting herkenbaar maken. Eén van de beleidsdoelen voor dit gebied is dan ook het behoud van monumentale voormalige agrarische gebouwen in de noord-zuid gerichte oude bewoningsstroken van het IJsseldal door ze nieuwe functies te geven.
Het ontwikkelingsplan voor de Adelaar sluit naadloos aan bij dit doel.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030
In deze Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden krachtige doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst.
De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van een Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is.
Eén van de opgaven uit de Regionale Structuurvisie is het verder ontwikkelen van de historische landgoederen en buitenplaatsen op de oeverwallen van de IJssel, de historische vergezichten op het weidse IJssellandschap en de culturele eigenheid van de kleine dorpen en kernen.
Het ontwikkelingsplan voor de Adelaar pas binnen deze opgave.
3.4.2 Beleidskader functieverandering vrijkomende agrarische gebouwen
Net als in andere delen van Nederland zet in de Stedendriehoek de ontwikkeling naar minder, maar grotere landbouwbedrijven door. Daarbij komen erven en agrarische gebouwen vrij. Het streekplan Gelderland biedt mogelijkheden voor het hergebruik van vrijgekomen en vrijkomende gebouwen in het buitengebied. Daartoe hebben de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen het rapport “Waar de stallen verdwijnen” gemaakt. In dit rapport is omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied.
De regels hebben betrekking op de voorwaarden om functieverandering toe te kunnen passen. De huidige agrarische bestemming van de Adelaar maakt plaats voor de bestemming agrarisch met recreatie. Deze omwisseling van bestemming past binnen het geldende beleidskader voor functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Ruimtelijke toekomstvisie Voorst
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke koers van de gemeente Voorst tot 2030 weer. Eén van de doelen van de ruimtelijke toekomstvisie is een kader voor toekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de bestaande ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen.
Binnen de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Voorst is de locatie van de familie Smeenk gelegen op de grens van het 'Groene Carré' en de 'Buitendijkse ontginningen', daarnaast is een deel van de locatie gelegen binnen de al eerder genoemde ecologische verbindingszone 'Beekbergse Poort'.
Binnen het Groene Carré wordt gezocht naar het mengen van 'rode', 'groene' en 'blauwe' functies, hierbij dient het Groene Carré te worden gezien als landschapspark waarbinnen grondgebonden landbouw, recreatie, landschap en water nevengeschikt aan elkaar zijn.
In het Groene Carré staat het versterken van de waarde van het landschap centraal. Een landschap met een aaneenschakeling van buitenplaatsen en landgoederen. De afwisseling tussen besloten, halfbesloten en open ruimten is karakteristiek en biedt ruimte voor een divers scala aan functies, mits passend in het landschap. Binnen het Groene Carré zal ook in de toekomst ruimte zijn voor grondgebonden landbouw waarbij toekomstige agrarische neven-activiteiten, zoals verkoop van landbouwproducten of het starten van recreatieve en landschapsbeherende activiteiten, mogelijk zijn. Hierbij wordt gezocht naar mogelijkheden dit te combineren met agrarisch grondgebruik. De Beekbergse Poort vormt de grootschalige ecologische verbinding tussen de Veluwe en de IJsselvallei. Natuurontwikkeling en het water langer vasthouden staan centraal binnen dit gebied. Binnen de gemeente Voorst is het zwaartepunt van deze ontwikkeling gelegen rondom de Voorsterbeek. Naast natuurontwikkeling is er ook aandacht voor landbouwkundige en recreatieve ontwikkelingen.
Deze kunnen elkaar binnen het gebied versterken. Hierbij geldt wel de regel dat deze ontwikkelingen alleen plaats kunnen vinden op vrijwillige basis. Bovenstaande maakt duidelijk dat de plannen van de familie Smeek goed aansluiten bij de visie op de ruimtelijke ontwikkeling zoals de gemeente Voorst deze voorstaat.
3.5.2 Beleidsnota Recreatie & Toerisme
De Beleidsnota Recreatie en Toerisme van de gemeente Voorst geeft invulling aan de ontwikkelingen op het gebied van recreatie en toerisme binnen de gemeente Voorst. Daarnaast is het beleidsstuk ook opgezet om de recreatieve en toerisme binnen de gemeente te bevorderen.
Binnen de nota wordt onderscheid gemaakt in campings door hun grootte. Zo hanteert de gemeente Voorst de volgende normen:
- 0 tot 25 standplaatsen: minicamping;
- 26 tot 75 standplaatsen: kleinschalige camping;
- 76 tot 300 standplaatsen: middelgrote camping;
- meer dan 300 standplaatsen: grote camping.
In de huidige situatie met 25 standplaatsen is sprake van een minicamping. Deze zal uitgebreid worden met 25 plaatsen tot in totaal 50 plaatsen. Er is volgens het gemeentelijk beleid dan sprake van een kleinschalige camping. De gemeente Voorst stelt ten aanzien van kleinschalige campings dat ze de gelegenheid willen bieden aan maximaal vijf campings met alleen toeristische plaatsen en beperkte voorzieningen. Hierbij gelden de regels dat de campings alleen geopend zijn in het seizoen (van 15 maart t/m 31 oktober) en er geen stacaravans geplaatst mogen worden.
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Inleiding
4.1.1 Huidige situatie boerderij de Adelaar
Er kan gesteld worden dat het goed De Adelaar de eeuwen getrotseerd heeft, waarbij het goed telkens met de tijd is meegegaan. De opbouw van de boerderij laat duidelijk zien welke functies er zoal zijn geweest. Langzaam hebben verschuivingen plaatsgevonden en is de boerderij onderdeel geworden van het huidige landgoed Beekzicht. De familie Smeenk is als pachter de dagelijkse zorg voor het aanzien van dit goed toevertrouwd, waarvan nu al de vierde generatie meehelpt alles te realiseren.
De boerderij, begonnen als een gemengd agrarisch bedrijf waar alles met de hand werd verwerkt, is nu een modern melkveebedrijf met minicamping. Gelukkig zijn naast de vernieuwingen, die de afgelopen eeuwen hebben plaatsgevonden, historische stallen en ruimten bewaard gebleven. Er is nu nog steeds te zien waar vroeger het hooi, stro en de west opgeslagen werd, waar de restverwerking plaatsvond en waar de melk werd gekarnd.
4.1.2 Toekomstige situatie boerderij
Op dit moment is De Adelaar wederom aan een nieuwe stap toe in zijn ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat dit historische goed blijft voortbestaan zal de boerderij mee moeten gaan met de wensen en eisen van de huidige maatschappij. Er vindt een verschuiving plaats tussen de verschillende functies op De Adelaar. De omvang van de landbouw zal enigszins afnemen terwijl het aandeel recreatie, maar ook educatie toe zal nemen. Bovendien wordt een deel van de gronden weer 'teruggegeven' aan de natuur.
Door de monumentale schuur een nieuwe functie te geven als Multi-functionele ruimteen deze bovendien te restaureren wordt een historisch gebouw niet alleen behouden voor de toekomst, maar ook echt gebruikt.
De uitbreiding van de camping, de restauratie van en nieuwe functie voor de monumentale schuur, biedt de mogelijkheid de schoonheid van deze plek met anderen te delen. Bij deze ontwikkelingen staat het behouden en versterken van de historische waarde van de boerderij voorop.
4.1.3 Minicamping de Adelaar
Rondom de boerderij bevindt zich de minicamping. Deze bestaat in de huidige situatie uit drie veldjes met in totaal 25 standplaatsen waarbij elk van de standplaatsen is voorzien van elektra. Daarnaast bevindt zich op het terrein een veld voor trekkerstenten. Op een van de veldjes bevinden zich enkele speeltoestellen. Daarnaast is er een sanitaire ruimte, een was- en spoelruimte en een overdekte speelruimte voor de kinderen.
Luchtfoto van de bestaande situatie
4.1.4 Toekomstige uitbreiding naar kleine camping
Een van de onderdelen van de plannen betreft het uitbreiden van de minicamping tot een kleine camping. Naast de uitbreiding in oppervlakte en aantal plaatsen zullen ook de sanitaire voorzieningen hierop aangepast gaan worden en zal het geheel landschappelijk ingepast worden. De camping wordt uitgebreid van 25 naar 50 plaatsen, een tentenveldje en een camperplaats. De uitbreiding in campingplaatsen is met name aan de noordzijde en de oostzijde van het huidige terrein. Het tentenveldje zal aan de noordkant komen en de camperplaats, bedoeld voor kortdurende overnachtingen, in de boomgaard ten oosten van de parkeerplaats. Voor de indeling van het terrein wordt verwezen naar het inrichtingsplan in de bijlage. Hierop is de bestaande en de nieuwe situatie te zien.
de bestaande minicamping
Het bestaande sanitair zal vernieuwd en uitgebreid worden. De sanitairruimte bevindt zich momenteel in een ruimte aangrenzend aan de ligboxenstal. In de nieuwe situatie zal ten behoeve van de uitbreiding het huidige tanklokaal, dat zich in de ligboxenstal bevindt, bij de sanitairruimte betrokken worden.
Het bestaande speeltuintje bestaat uit enkele felgekleurde speeltoestellen. Dit speelveld wordt vervangen door meerdere speelplekken, verdeeld over het campingterrein, die een natuurlijke uitstraling zullen hebben door gebruik te maken van houten toestellen, zand en water.
In de huidige situatie wordt geparkeerd in een strook langs de haag in de boomgaard. Omdat er meer campingplaatsen komen en de multifunctionele ruimte ook mensen zal aantrekken, is uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen gewenst. Hiertoe zal het terrein waar de kuilplaten liggen ingericht worden ten behoeve van parkeren. In totaal zullen hier circa 65 plaatsen komen. Daarnaast is er op de camping nog een ruimte op het terrein tussen de bomen waar ook nog 5 auto's geparkeerd kunnen worden. Op basis van de huidige ervaringen met parkeren op het terrein, kan er van uitgegaan worden dat dit voldoende parkeerplaatsen zijn. Bovendien kunnen, indien gewenst, ouderen of mensen die slecht ter been zijn ook naast de caravan parkeren. Om de geparkeerde auto's aan het zicht te onttrekken is reeds een beukenhaag in de boomgaard aangeplant. Deze zal op plaatsen waar uitval is, weer aangevuld worden.
De monumentale schuur zal worden gerestaureerd en verbouwd tot multifunctionele ruimte met op de verdieping een ruimte waar groepen op een zaal kunnen overnachten. Hierbij wordt gedacht groepen zoals bij een familiebijeenkomst. Er zullen per overnachting circa 20-25 personen aanwezig zijn. Voor de tekeningen van de verbouw van de schuur wordt verwezen naar de firma Hafkamp die de restauratie en verbouw gaat uitvoeren. De multifunctionele ruimte zal bijvoorbeeld gebruikt worden voor de ontvangst van groepen voor een rondleiding over het bedrijf of door de natuur, als educatieve ruimte, voor kinderfeestjes, maar ook voor campinggasten die even in een droge ruimte willen verblijven bij slecht weer. Omdat de familie Smeenk ook een wijntje en een biertje wil schenken tijdens bijeenkomsten zal een horecavergunning aangevraagd worden voor de multifunctionele ruimte.
4.1.5 Het agrarische bedrijf
De familie Smeenk stapt over van melkvee naar vleesvee. Daarnaast zal nog een deel van de gronden ten behoeve van akkerbouw worden aangewend. De overschakeling van melkvee naar vleesvee betekent een afname van werkdruk. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat het agrarisch karakter van het bedrijf behouden blijft, maar er vindt wel een verschuiving plaats naar een minder intensieve vorm.
de brandrode runderen
Naar verwachting zullen er circa 25 stuks Brandrode runderen gehouden worden. Deze runderen zullen ook ingezet worden ten behoeve van het natuurbeheer. De ligboxenstal zal deels gebruikt worden ten behoeve van de runderen (het achterste gedeelte) en deels ingericht worden als speelstal voor kinderen. Hiertoe wordt een bestaande ruimte omgebouwd tot 'skybox' van waaruit ouders hun spelende kinderen kunnen bekijken. In de speelstal zullen per keer minder dan 50 personen aanwezig zijn.
4.2 Uitgangspunten
4.2.1 Beeldkwaliteit camping
De camping krijgt een landschappelijke uitstraling met gebiedseigen beplanting. Het karakter blijft open omdat het zicht op het landschap vanaf de camping een van de meest gewaardeerde kenmerken is van de camping.
Wel zullen met (laagblijvende) beplanting van Gelderse roos, Gewone vlier, Rode kornoelje en Wilde Kamperfoelie de afzonderlijke plaatsen gedefinieerd worden. Het terrein zal verder op enkele plaatsen beplant worden met Gewone es.
Op een aantal plaatsen zullen speelplekken voor kinderen aangelegd worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van natuurlijke materialen zoals boomstammen, wilgentenen, zand en water. Het worden echte ontdekkingsplekken.
De bestaande poel krijgt een natuurlijker vorm met een klein zand 'strandje' en riet en wordt meer bij de camping betrokken. De rechtgetrokken waterloop ten zuiden van de Voorster Beek zal weer gaan meanderen waarbij het relief van het terrein wordt gevolgd.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit de aspecten archeologie, flora en fauna, landschap, milieu, verkeer en water. Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten en de economische uitvoerbaarheid van het plan.
5.2 Archeologie
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt hoe rijk, provincie en gemeente rekening moeten houden met archeologie. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het noodzaak om al vroeg rekening te houden met archeologie. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet inzicht wordt gegeven in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied.
Volgens de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Voorst bevindt het plangebied zich in een gebied met een lage archeologische verwachting. De boerderij de Adelaar staat aangegeven als een voormalige huisplaats, waaromheen een beschermingszone van kracht is. Als gevolg daarvan heeft bureau RAAP een archeologisch (aanvullend bureau- en veld-) onderzoek uitgevoerd waarmee werd vastgesteld dat voor een groot deel van het plangebied geen dan wel een lage archeologische verwachting geldt. Enkele zones kennen een middelmatige verwachting, terwijl voor een zone in het westerlijk deek van het plangebied een zeer hoge verwachting geldt op het aantreffen van resten van de voormalige Nijebeker watermolen. Ook aan de voormalige loop van de Voorsterbeek kan in de geulvullingen bijzondere resten als afvaldumps en houten contructies worden verwacht.
Voor conclusies en aanbevelingen: zie bijlage: RAAP-Notitie 3677, Plangebied Voorsterbeek - gemeente Voorst, Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek), januari 2011.
5.3 Flora En Fauna
Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhierarchie van de Wro (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen.
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Als er wel mogelijke negatieve gevolgen zijn, is de activiteit niet toegestaan tenzij er na de habitattoets vergunning verleend wordt.
De bij het plangebied dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden, zijn de uiterwaarden bij de IJssel. De afstand van de oostelijke rand van het plangebied tot aan deze beschermde gebieden bedraagt ruim 0,5 km. De meeste ontwikkelingen binnen het plangebied (de uitbreiding van de minicamping naar kleine camping) liggen op afstand van 1,5 km. tot de uiterwaarden. Gelet op deze afstand en de aard van de nieuwe ontwikkelingen die op grond van onderhavig bestemmingsplan worden uitgevoerd, kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden.
Flora- en faunawet
Op grond van de Flora- en faunawet is het zonder ontheffing verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht of de uitbreiding van de minicamping bij de Adleaar naar kleine camping nadelige gevolgen heeft voor beschermde flora en fauna. Daartoe heeft adviesbureau Van Bommel Faunawerk een Quickscan Flora en Fauna opgesteld.
Volgens de quickscan maakt het plangebied geen onderdeel uit van een Natura 2000 gebied of een ander gebied beschermd middels de Natuurbeschermingswet. Er wordt geen externe werking van de planologische wijziging op het Natura 2000 gebied ‘Uiterwaarden IJssel’ te verwachten. De Natuurbeschermingswet 1998 staat de ruimtelijke ingreep niet in de weg.
De ruimtelijke ingreep en het veranderd gebruik door de uitbreiding van de boerderij-camping levert in potentie een negatief effect op de EHS-verweving. Door mitigerende maatregelen te treffen zal dit tot een minimum beperkt worden, deze randvoorwaarden worden hieronder genoemd. Afgezet tegen de te realiseren natuurdoelstellingen op het bedrijf, zoals de ontwikkeling van nieuwe natuur (moeraszone, poel, struweel) of agrarisch natuurbeheer (botanisch weiland), de aanleg van landschapselementen (houtsingel) en landschappelijke inpassing zal netto gezien het EHS-verwevingsgebied versterkt worden. Een significant negatieve invloed van de voorgenomen ontwikkelingen op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS, is gezien het bovenstaande niet aan de orde. Het beschermingsregime van de EHS staat deze ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg.
Randvoorwaarden bij de ruimtelijke ingreep in de EHS-verweving:
- Geen permanente verlichting aanleggen op het kampeerterrein en de parkeerplaatsen. De verlichting van het terrein beperken tot speciale licht afschermende armaturen die bij het erf geplaatst worden, er voor zorg dragen dat er in ieder geval geen lichtuitstraling plaatsvindt richting de bosranden en weilanden.
- Barrièrewerking van het kampeerterrein beperken door gebruik te maken van afrasteringen welke voor grondgebonden zoogdieren passeerbaar zijn.
- Handhaven van een fysieke barrière tussen kampeerterrein en achterliggende weilanden d.m.v. de te herinrichten oude Voorsterbeek.
De conclusies en aanbevelingen uit het rapport worden bij de uitvoering van de werkzaamheden betrokken.
5.4 Milieu
5.4.1 Bodem
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Het plan geeft geen aanleiding tot nader bodemonderzoek.
5.4.2 Externe veiligheid
Projectbureau Extrene Veiligheid van de Regio Stedendriehoek is door de gemeente om een advies gevraagd inzake het aspect veiligheid in het licht van de uitbreiding van de camping bij De Adelaar te Voorst. De conclusies van het onderzoek luiden dat de externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de verdere ontwikkeling van de planlocatie.
De provinciale weg N345 is een ‘doorgaande’ route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beschouwing van de externe veiligheidsrisico is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) inclusief wijziging van 15 december 2009 van toepassing. Hierin zijn de risicoafstanden en transportaantallen van Rijkswegen opgenomen. Voor de overige wegen moeten de risicoafstanden worden berekend met het rekenprogramma RBMII, indien het transport van gevaarlijke stoffen over die weg relevant is. Het transport van gevaarlijke stoffen is relevant indien de drempelwaarden zoals opgenomen in hoofdstuk 1 van deel 2 uit de PGS 3 ‘Guidelines for quantitative risk assessment’ worden overschreden.
Risicobeschouwing
Voor wat betreft de transportaantallen vervoer gevaarlijke stoffen zijn telgegevens beschikbaar uit 2002 en 2003 van Rijkswegen en enkele provinciale wegen beschikbaar (AVIV 2003). Inmiddels heeft de Adviesdienst Verkeer en Vervoer ten behoeve van de ontwikkeling van het Basisnet nieuwe tellingen uitgevoerd (2009, 2010). De Rijksstraatweg N345 is echter niet betrokken bij deze tellingen.Om toch een inschatting te kunnen maken van de transportaantallen zijn de bedrijven waarvan en waarnaar gevaarlijke stoffen in tankwagens worden getransporteerd geïnventariseerd. Over de Rijksstraatweg kunnen de volgende bedrijven worden bevoorraad:
- Tankstation de Croon te Voorst inclusief LPG;
- Tankstation Tango te Voorst.
Tankstation Croon heeft een vergunning voor de levering van 1000 m3 LPG per jaar. Dit komt overéén met circa 70 LPG transporten (GF3) per jaar over de N345 ervan uitgaande dat de tankwagen niet doorrijdt naar Zutphen.
Daarnaast zullen circa 300 leveringen van benzine en diesel plaatsvinden bij de 2 tankstations (gemiddelde leveringsfrequentie van een Nederlandse tankstations; bron CBS).
Het is niet waarschijnlijk dat voor de bevoorrading van andere bedrijven in Zutphen structureel gebruik gemaakt zal worden van de N345 door Voorst. Uiteraard is incidenteel transport van gevaarlijke stoffen wel mogelijk, maar dat leidt niet tot een significante bijdrage op het risicoprofiel van de N345. Er zijn geen redenen te veronderstellen dat deze vervoersstromen in de toekomst toe zullen nemen.
Dit houdt in dat jaarlijks de volgende transportaantallen over de N345 plaatsvinden:
- GF3 (LPG) 70 transporten;
- LF1 (diesel) 300 transporten;
- LF2 (benzine) 300 transporten.
- Totaal 670 transporten
Toetsing plaatsgebonden risico en groepsrisico
In hoofdstuk 1 van deel 2 van de PGS 3 zijn drempelwaarden opgenomen als indicatie wanneer het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend zou moeten worden. Deze bedragen voor de N345:
Tabel 1 drempelwaarden voor PR en GR
Stofcategorie | Aantal transportbewegingen voor PR. | Aantal transportbewegingen voor GR. |
GF3 | 6500 | 500 |
Alle stofcategorieen | 27000 | 3500 |
Voor wat betreft het groepsrisico is de maximale personendichtheid gehanteerd zoals opgenomen in de PGS 3 van 100 personen per hectare. Dit is een overschatting van de feitelijke situatie.
Uit tabel 1 blijkt dat de drempelwaarden uit de PGS 3 ruimschoots worden onderschreden. Een berekening van de risico’s zijn conform RNVGS niet noodzakelijk.
Het Btev met daarbij het basisnet weg kent een aanvullend toetsingskader voor transport met brandbare vloeistoffen. Dit wordt aangeduid met het PlasbrandAandachtsGebied (PAG). Dit aanvullende toetsingskader is ingesteld omdat bij grote transportaantallen tankwagens met (licht) ontvlambare vloeistoffen een calamiteit met een tankwagen het meest waarschijnlijke scenario is. Op basis van het Basisnet weg is een PAG pas relevant bij transportaantallen van 4000 tankwagens of meer.
Verantwoording groepsrisico
De uitbreiding van de camping vindt op circa 130 meter van de N345 plaats waardoor het groepsrisico niet significant zal gaan toenemen. Gezien het feit dat de drempelwaarde voor het groepsrisico ruimschoots wordt onderschreden en het feit dat het groepsrisico ten gevolge van de planontwikkeling niet significant zal toenemen zijn geen risicoreducerende maatregelen noodzakelijk. Wel is het van belang dat de rampenbestrijding en zelfredzaamheid van de aanwezige personen in ogenschouw wordt genomen.
In het kader van deze planontwikkeling is overleg geweest met de regionale brandweer. Uit dit overleg is gebleken dat de planontwikkeling geen negatieve consequenties heeft voor een adequate bestrijding van een ramp. Omdat het hier gaat om een kampeerterrein mag verondersteld worden dat de aanwezige personen in een hoge mate zelfredzaam zijn. In geval van een dreigende calamiteit zijn gezien het feit dat het landgoed middels een voetpad aan de achterzijde wordt ontsloten voldoende mogelijkheden om een eventueel rampgebied adequaat te ontvluchten.
Conclusies
Het Projectbureau Externe Veiligheid heeft de externe veiligheid van de planlocatie van camping de Adelaar te Voorst beoordeeld. Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de verdere ontwikkeling van de planlocatie.
Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). In of in de omgeving van het plangebied zijn dergelijke buisleidingen echter niet aanwezig.
5.4.3 Geluid
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer als van railverkeer.
Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een spoorweg en ondervindt dan ook geen hinder van railverkeer.
De beoogde ontwikkelingen zorgen niet voor overlast naar de omgeving.
5.4.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg of 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg; 200.000 m2brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit door de plannen op het landgoed niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
5.4.5 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
De kleine camping is gelegen bij een argrarisch bedrijf. De campinggasten kiezen hier ook bewust voor. Het is tevens de kracht van het bedrijf. Veel gasten waarderen het meekijken op de boerderij. De milieuzondering levert dan ook op de ontwikkelingen binnen het plangebied geen belemmering op.
5.5 Water
Het plangebied ligt in het buitengebied. De locatie bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor (grond)water in de omgeving.
Riolering
De Adelaar is aangesloten op drukriolering. Nagegaan dient te worden of de huidige rioleringspomp, leidingen en pompput aangepast cq vergroot moeten worden. Deze aanpassingen zullen voor rekening komen van de initiatiefnemer. De afvoer van regenwater vanaf huidige en toekomstige bebouwing en verharding mag niet aangesloten worden op de riolering.
5.6 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk bouwplan geen sprake.
De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering hiervan zijn voor kosten van de aanvrager. Ook eventuele kosten van planschade zijn voor kosten van de aanvrager. Hiertoe is tussen de gemeente en initiatiefnemer een overeenkomst gesloten.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de (eventuele) ontwikkelingen daarbinnen én de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde gesteld.
Het in de voorgaande hoofdstukken beschreven beleid, krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan en worden vastgelegd in regels en op de verbeelding.
De toelichting, de regels en de verbeelding vormen samen het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. Deze standaard is sinds 1 juli 2009 verplicht en maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld.
6.2 Planregels
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleiding
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
6.2.2 Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en -zo nodig- hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
- Recreatie - Kampeerterrein.
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel voorkomen, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen geen dubbelbestemmingen voor.
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
- Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het bestemmingsplan.
6.2.3 Algemene regels
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt gezien als strijdig gebruik.
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
6.3 Bestemmingen
6.3.1 Recreatie
Boerderij de Adelaar heeft bij de boerderij een minicamping die uit zal groeien tot kleine, seizoensgebonden, camping. Omdat een kleine camping niet meer kan vallen onder de bestemming Agrarisch met Waarden wordt hiervoor de bestemming Recreatie opgenomen. De onderwerpen die vielen onder de bestemming Agrarisch met Waarden zijn, voor zover van toepassing, geintegreerd in de bestemming Recreatie - Kampeerterrein.
Recreatie - Kampeerterrein
De camping wordt samen met het bestaande agrarische bedrijf in het plan bestemd als kampeerterrein. Hier wordt plaats geboden aan maximaal 50 seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen, waarbij het seizoen loopt van 15 maart tot en met 31 oktober. Gebouwen kunnen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht. Het terrein wordt mede bestemd voor agrarisch gebruik, zodat deze gronden buiten het kampeerseizoen om -of in geval van geringe bezetting van de camping- ten behoeve van het agrarische bedrijf kunnen worden gebruikt. Voor parkeren en voor campers zijn op de verbeelding (plankaart) locaties opgenomen met een specifieke aanduiding.
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
6.4.2 Afwijking
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. In de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is opgenomen dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beeindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beeindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beeindigd.
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
Overige gebouwen mogen verder worden gebruikt als zelfstandige woning, mits er sprake is van mantelzorg. Voor dit gebruik is het verkrijgen van een binnenplanse afwijking van de regels noodzakelijk. In de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is opgenomen dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beeindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders en dan binnen drie maanden na beeindiging van het gebruik de bewoning is beeindigd.
6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg Ex Artikel 3.1.1. Besluit Ruimtelijke Ordening
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In dit geval is sprake van een plan van lokaal belang. Voor dergelijke plannen achten provincie Gelderland en de VROM-inspectie vooroverleg niet noodzakelijk. Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Veluwe wordt verwezen naar paragraaf 4.4. Voor zogenaamde postzegelplannen, waar hier sprake van is, wordt nader overleg niet noodzakelijk geacht.
Genoemde instanties zij wel afzonderlijk in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Als reactie hierop heeft het Waterschap Veluwe op laten weten geen inhoudelijke op/ of aanmerkingen te hebben bij dit plan.
7.2 Inspraak
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzefase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gebleven.
2.1 Categorie I 'Lichte Horeca'
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieen onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
- a. automatiek;
- b. broodjeszaak;
- c. cafetaria;
- d. croissanterie;
- e. koffiebar;
- f. lunchroom;
- g. ijssalon;
- h. snackbar;
- i. tearoom;
- j. traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- k. bistro;
- l. restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- m. hotel.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- n. bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
- o. restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees), uitgezonderd drive-in/fast foodrestaurants (o.a. McDrive) en andere bezorg- en afhaalservices, die in hoofdzaak afhankelijk zijn van hun aanrijfunctie.
2.2 Categorie 2 'Middelzware Horeca'
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- a. bar;
- b. bierhuis;
- c. biljartcentrum;
- d. café;
- e. proeflokaal;
- f. shoarma/grillroom;
- g. zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
2.3 Categorie 3 'Zware Horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- a. dancing;
- b. discotheek;
- c. nachtclub;
- d. partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen.
Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 1 Quickscan Flora en Fauna