KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Water
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Leiding - Gas
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 11 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Doel
Hoofdstuk 2 Analyse Plangebied
2.1 Historische Situatie
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Zwarte Kolkstraat 51 En 51a
4.2 Grotenhuisweg 37
4.3 Grotenhuisweg 50
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieu-onderzoeken
5.3 Civieltechnische Aspecten
5.4 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Bestemmingen
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg
7.2 Inspraak
Bijlage 1 Grotenhuisweg 50, Wilp, Kampeerhoeve Bussloo
Bijlage 2 Herinrichting Terrein Zwarte Kolkstraat 51a
Bijlage 3 Transformatie Erf Grotenhuisweg 37
Bijlage 4 Transformatie Erf Grotenhuisweg 37 - Erratum
Bijlage 5 Akoestische Notitie Grotenhuisweg 37
Bijlage 6 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Bodemonderzoek Grotenhuisweg 37
Bijlage 2 Bodemonderzoek Grotenhuisweg 50
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Grotenhuisweg 37
Bijlage 4 Rapportage Externe Veiligeheid Grotenhuisweg 50
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek Grotenhuisweg 37

Bestemmingsplan Grotenhuisweg 37,50 en Zwarte Kolkstraat 51 en 51a in Wilp

Bestemmingsplan - gemeente Voorst

Vastgesteld op 07-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Grotenhuisweg 37, 50 en Zwarte Kolkstraat 51 en 51a in Wilp van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20156-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarische doeleinden

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.8 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt gevoerd door de bewoner(s) van de woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiele woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.13 (bedrijfs)woning

een gebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen;

1.14 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bijgebouw:

al dan niet aangebouwd gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond;

1.25 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;

1.26 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.29 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.30 extensieve recreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.33 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 landschapswaarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.35 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.36 mantelzorg:

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.37 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.38 paardenbak:

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;

1.39 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

1.40 recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.41 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.42 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.43 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.44 wooneenheden

zie (bedrijfs)woning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

ENKELBESTEMMINGEN

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van:
    1. 1. het contrast tussen laag- en hoog gelegen gebieden door behoud en aanleg van 'pollen' en de aanleg van hagen rond erven en percelen;
  2. b. agrarisch natuurbeheer;
  3. c. (hobbymatige) agrarische doeleinden;
  4. d. onverharde paden ten dienste van de bestemming;
  5. e. extensief recreatief en/of educatief medegebruik.

met daarbijbehorende:

  1. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, kabels en leidingen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend afrasteringen toegestaan tot een hoogte van maximaal 1 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. landschapsverzorging in de vorm van houtopstanden zoals singels en hagen;
  2. b. afschermende beplanting;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van ontsluiting.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatief verblijf in niet permanent aanwezige kampeermiddelen ten behoeve van toeristisch kamperen en seizoensstandplaatsen, met een maximum van in totaal 81 standplaatsen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  3. c. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    2. 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    3. 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    4. 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    5. 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. d. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning, met dien verstande dat;
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens caravan- en botenstalling;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  7. g. openbare nutsvoorzieningen;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals receptie- en ontvangstruimten, ondersteunende horeca en detailhandel, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en spel en ontsluitings- en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2.1 onder a en toestaan dat een sanitairgebouw buiten het bouwvlak kan worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 50 m2, een goothoogte van 2,5 m en een bouwhoogte van 5 m;
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing;
    2. 2. ten behoeve van de bescherming van landschappelijke waarden kunnen aan deze afwijking aanvullende voorschriften worden verbonden wat betreft maatvoering, nokrichting en dakhelling.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. lid 5.1 voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in bijlage 6 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten', mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 2 zoals die zijn genoemd in bijlage 6 bij deze regels behorende 'Staat vanbedrijfsactiviteiten';
  2. b. lid 5.1 onder d. en toestaan dat het aantal kamers voor bed & breakfast mag worden vergroot, met dien verstande dat deze vergroting uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek', een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.1 onder f;
  3. c. lid 5.4.2 indien in plaats van erfinrichtings- of landschapsmaatregelen uit bijlage 1, andere erfinrichtings- of landschapsmaatregelen wordt getroffen, die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde erfinrichtings- en landschapsmaatregelen zijn bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorwaarden worden verbonden;
  4. d. lid 5.4.2 ten behoeve van uitstel van de termijn waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.

5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 1 m bedragen;
  2. b. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en oeverstroken;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. natuurvriendelijke oevers;
  5. e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen, kunstwerken;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd met een de bouwhoogte van ten hoogste 3 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de in bijlage 6 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
    2. 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    3. 3. opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    4. 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    5. 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  3. c. bed & breakfast, uitsluitend in een woning, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  4. d. het herstel en de bescherming van de landschappelijke waarden in de vorm van:
    1. 1. het contrast tussen laag- en hoog gelegen gebieden door behoud en aanleg van 'pollen' en de aanleg van hagen rond erven en percelen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals tuinen, erven, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing;
    2. 2. ten behoeve van de bescherming van landschappelijke waarden kunnen aan deze afwijking aanvullende voorschriften worden verbonden wat betreft maatvoering, nokrichting en dakhelling.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. c. lid 8.1 voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in bijlage 6 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten', mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 2 zoals die zijn genoemd in bijlage 6 bij deze regels behorende 'Staat vanbedrijfsactiviteiten';
  2. d. lid 8.4.1 onder a indien in plaats van erfinrichtings- of landschapsmaatregelen uit bijlage 2, 3 en 4, andere erfinrichtings- of landschapsmaatregelen wordt getroffen, die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 2, 3 en 4 genoemde erfinrichtings- en landschapsmaatregelen zijn bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorwaarden worden verbonden;
  3. e. lid 8.4.1 onder a ten behoeve van uitstel van de termijn waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.
  4. f. lid 8.4.1 onder b, waarbij niet dove gevels kunnen worden toegestaan, mits er met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat, door bijvoorbeeld het toepassen van bronmaatregelen of overdrachtsmaatregelen, de geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde zoals bepaald in de Wet Geluidhinder danwel aan een door het bevoegd gezag vastgestelde hogere waarde;

8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in lid 9.1 bedoelde leiding worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder b indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied met bekende archeologische vindplaatsen of een archeologische verwachtingszone met hoge archeologische verwachting.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1, a2 en a3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 5

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelmatige archeologische verwachting.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 6

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage of een onbekende archeologische verwachting.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

14.2 Vervangende bouwregel

Indien hoogtematen van bestaande bebouwing meer bedragen dan de in dit plan gegeven regels ten aanzien van hoogten, mogen deze bestaande hoogtematen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Algemene afwijkingen

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
    1. 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet van toepassing is op de inhoudsmaat van woningen en op gebouwen met de aanduiding 'karakteristiek';
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
    3. 3. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
      • een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de bijgebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
  2. b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de verkeersveiligheid.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

17.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%, met dien verstande dat niet van toepassing is op bouwwerken als bedoeld onder a ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Grotenhuisweg 37, 50 en Zwarte Kolkstraat 51 en 51a in Wilp.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Zwarte Kolkstraat 51a te Wilp is een amaryllissenkwekerij gevestigd. De ontwikkelingsmogelijkheden van de kwekerij op deze locatie zijn beperkt en door de eigenaar is besloten de werkzaamheden te staken en gebruik te maken van de regeling 'functieverandering naar wonen'. Op het perceel staat circa 6.000 m2 aan glasopstanden. Binnen de kaders van functieverandering voor glastuinbouwbedrijven is het mogelijk om na het slopen van de kassen twee (vrijstaande) woningen terug te bouwen.

De locatie Zwarte Kolkstraat 51a is echter niet geschikt bevonden voor het oprichten van deze woningen. De initiatiefnemer heeft dan ook deze rechten verkocht aan derden, dit conform het functieveranderingsbeleid.

De nieuwe woningen worden gerealiseerd op het perceel Grotenhuisweg 37 te Wilp en op het perceel Terwoldseweg 28 te Twello. De ontwikkeling van de woning aan de Grotenhuisweg 37 wordt in onderhavig bestemmingsplan opgenomen, de woning aan de Terwoldseweg wordt in een apart bestemmingsplan geregeld.

Een van de voorwaarden voor het mogen oprichten van nieuwe woningen is dat de bestaande bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd. In dit bestemmingsplan wordt de locatie aan de Zwarte Kolkstraat 51a herbestemd. De woning aan Zwarte Kolkstraat 51 is bestemd als bedrijfswoning bij het glastuinbouwbedrijf. Feitelijk wordt de woning echter niet meer als bedrijfswoning gebruikt, maar als burgerwoning. Om deze feitelijke situatie vast te leggen wordt dit perceel ook in dit bestemmingsplan meegenomen.

Naast het beëindigen van de kwekerij heeft de initiatiefnemer op het perceel Grotenhuisweg 50 ook een plan ontwikkeld tot het beëindigen van het ter plaatse aanwezig agrarisch bedrijf en het omvormen van het perceel tot een volwaardige camping met bijbehorende voorzieningen. Ook deze ontwikkeling is in dit bestemmingsplan opgenomen.

Vigerend bestemmingsplan
Het perceel aan de Zwarte Kolkstraat 51 en 51a heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld op 28 januari 2013) de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'glastuinbouw' en bijbehorende bedrijfswoning. Om te voorkomen dat op deze locatie opnieuw een agrarisch bedrijf of een kwekerij gestart kan worden, wordt deze functie wegbestemd. De vrijkomende locatie wordt landschappelijk heringericht. De bedrijfswoning wordt met bijbehorende bijgebouwen bestemd als 'Wonen'.

Het perceel aan de Grotenhuisweg 37 heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk een tweede woning op te richten.

Het perceel Grotenhuisweg 50 heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is een volwaardige camping niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0001.jpg"
Figuur 1 - Fragment verbeelding bestemmingsplan Buitengebied, de planlocaties zijn omcirkeld

Vanwege bovengenoemde strijdigheden met het bestemmingsplan 'Buitengebied' is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Het Plangebied

De situering van het totale plangebied, bestaande uit drie plandeelgebieden, is weergegeven in figuur 2.

De locatie Zwarte Kolkstraat 51 en 51a ligt ten noorden van de Rijksweg A1 en ten zuiden van de Zwarte Kolkstraat (kadastrale percelen R 496, R 723, R 740 en R 741). De locaties aan de Grotenhuisweg liggen ten zuiden van de Rijksweg A1 en ten noorden van het recreatiegebied Bussloo (kadastrale percelen R 739, R 738, R 737 en R 736).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0002.jpg"
Figuur 2 - Plangebied in de omgeving: Zwarte Kolkweg 51 en 51a (A), Grotenhuisweg 37 (B) en Grotenhuisweg 50 (C)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0003.jpg"
Figuur 3 - Luchtfoto Zwarte Kolkstraat 50 en 51a, het plangebied is rood omlijnd

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0004.jpg"
Figuur 4 - Luchtfoto Grotenhuisweg 37, het plangebied is rood omlijnd

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0005.jpg"
Figuur 5 - Luchtfoto Grotenhuisweg 50, het plangebied is rood omlijnd

1.3 Doel

Doel van onderliggend bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van een tweede woning op het perceel Grotenhuisweg 37 en een camping aan de Grotenhuisweg 50. Hiertoe wordt de bedrijfsbebouwing aan de Zwarte Kolkstraat weg bestemd en de bedrijfswoning bestemd als burgerwoning.

Hoofdstuk 2 Analyse Plangebied

2.1 Historische Situatie

2.1.1 Landschap

Het plangebied ligt in een kampenontginningenlandschap. In het LOP (Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe Tot IJssel) wordt het landschapsbeleid ten aanzien van de kampenontginningen omschreven. De kampenontginningen bestaan uit een gebied ten oosten van Apeldoorns Kanaal, dat als het ware in een band ligt tussen Twello, Wilp Achterhoek, Teuge en de Vecht. De kampenontginningen bestaan uit een afwisselend patroon van hoge zandopduikingen en de ertussen gelegen lage delen.

De hoge delen van deze eenheid bestaan uit ‘kampen’ die liggen op kleine zandopduikingen te midden van het relatief vlakke landschap van de IJsselvallei. Vaak waren de opduikingen te laag om vroeg in gebruik te zijn. De bewoning is dan ook van jongere oorsprong dan bijvoorbeeld de Veluweflank en de dekzandruggen. De lage zandopduikingen waren, doordat ze net iets hoger liggen dan de omgeving, relatief geschikt voor de bouw van één of enkele boerderijen en de gronden waren vaak net bruikbaar voor akkerbouw. In combinatie met erfbeplanting en beplanting langs percelen en wegen ontstonden groene ‘eilanden’ te midden van de lager gelegen graslanden.

De oudste kampenontginningen dateren uit het jaar 1000 en zijn gelegen rondom Twello. De opduiking bij Bussloo en Appensche Veld is bijzonder vanwege de als droge heideontginning ontstane bossen en een bijzonder lijnenspel van ontginnings- en zichtassen.

Op de zandopduikingen zijn drie typerende bebouwingspatronen ontstaan. De eerste bestaat uit een patroon van bebouwing langs de weg, maar wel geclusterd en niet gelijkmatig verspreid. Een tweede patroon bestaat uit boerderijen in het veld, meestal in een groepje, met eigen aansluitingen op de weg. Een derde bijzonder patroon betreft de landgoederen ten noorden van Twello, waarbij de buitenplaatsen op een kleine opduiking staan, direct omringd door lage gronden.

Vanuit de hogere, en dus eerder in gebruik genomen (bewoonde) kampen werden de lager gelegen broekgronden tussen de kampen in gebruik genomen. Vaak ging dit lukraak en zijn perceelsgrenzen ‘toevallig’ ontstaan waardoor nu veelal een beeld heerst van onregelmatige perceelsbegrenzingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0006.jpg"
Figuur 6: Kaartbeeld uit 'Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel', kampenontginningenlandschap. Het plangebied is rood omcirkeld.

De kaartbeelden tussen 1894 en 2003 tonen in het plangebied veranderingen aan in het landschap. Het kaartbeeld uit 1894 geeft een kleinschalig en afwisselend akker- en weidegebied weer, met percelen omzoomd door houtsingels en hagen. Bij de agrarische nederzettingen zien we veelal de aanplant van boomgaarden.

De locatie Grotenhuisweg 37 ligt op de rand van een oude akker, die de overgang vormt naar de lager gelegen vochtige graslanden. Westelijk van de Grotenhuisweg liggen in het beekdal de broekbossen. In de loop van vele jaren zijn veel houtsingels en hagen uit het landschapsbeeld verdwenen. Deze veranderingen zijn het gevolg van een opschaling van de percelen en een ruilverkaveling om tot een betere inrichting van het gebied te komen ten behoeve van de landbouw productie.

De topografische kaart uit 2003 laat een landschap zien met een relatief open karakter en opgaand groen op de erven en verspreid liggende bosjes en houtsingels. Door de opschaling is het landschap overzichtelijker geworden en zijn vele doorzichten naar bosranden en vergezichten tussen de groene erven ontstaan. Door dit landschappelijk kader is er nu meer sprake van een open coulisse landschap. De hoogteverschillen in het landschap zijn nu duidelijker te zien, de kenmerkende overgangen van hoog naar laag zijn hierdoor weer afgezwakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0007.jpg"Figuur 7 - Ontwikkeling van het plangebied Grotenhuisweg vanaf 1894

2.1.2 Bebouwing

De bebouwing in het plangebied bestaat afwisselend uit burgerwoningen en agrarische bedrijven en liggen niet altijd direct gekoppeld aan een doorgaande weg, maar in zekere mate verspreid over het landschap. Opvallend is de situering van de bebouwing op de erven. De wisselende kaprichting van de bebouwing vormt een opmerkelijk kenmerk in deze omgeving. De bebouwing staat zowel haaks als parallel op de percelen en langs de weg en op de verspreid gelegen erven op de percelen. De percelen in de omgeving van het plangebied zijn hoofdzakelijk in gebruik als hooi/grasland, afgewisseld met akkerland voor de teelt van maïs.

2.2 Bestaande Situatie

2.2.1 Zwarte Kolkstraat 51 en 51a

Op het perceel Zwarte Kolkstraat 51 staat een voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen. Het kassencomplex is geadresseerd aan Zwarte Kolkstraat 51a. De kas heeft een oppervlakte van circa 6.000 m2. Inmiddels is deze kas gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0008.jpg"
Figuur 8 - Foto voormalige bedrijfswoning Zwarte Kolkstraat 51

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0009.jpg"
Figuur 9 - Luchtfoto kassen Zwarte Kolkstraat 51a

2.2.2 Grotenhuisweg 37

De bebouwing op het perceel Grotenhuisweg 37 bestaat uit een burgerwoning en een aangebouwd bijgebouw.

Op het perceel is ook een bestaande schuur als bijgebouw aanwezig. Deze schuur ligt op ongeveer 45 meter ten zuiden van het hoofdgebouw aan de Grotenhuisweg 37. Het pannendak en de wolfseinden maken deze schuur karakteristiek. Deze schuur wordt behouden en zal op termijn worden opgeknapt. De schuur maakte onderdeel uit van de voormalige boerderij 'Het Grotenhuis'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0010.jpg"
Figuur 10 - Luchtfoto bestaand erf Grotenhuisweg 37

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0011.jpg"
Figuur 11 - Bestaande woning Grotenhuisweg 37

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0012.jpg"
Figuur 12 - Bestaande karakteristieke schuur Grotenhuisweg 37

2.2.3 Grotenhuisweg 50

Op het perceel Grotenhuisweg 50 is een voormalig agrarisch bedrijf gevestigd. Het perceel is nog herkenbaar als voormalig agrarisch bedrijf vanwege de nog aanwezige bebouwing. Het erf met de bebouwing is als karakteristiek aan te merken, de rietgedekte boerderij, de zwartgeteerde houten bijgebouwen, de ligboxenstal, de betonnen mestsilo en de kuilvoerplaten. Met name de bestaande boerderij en de schuur die beiden aan de weg liggen zijn karakteristieke gebouwen. De karakteristieke kenmerken zijn met name de lage goothoogte, de (deels) rietgedekte kap en de wolfseinden.

Op het perceel is per juni 2013 een kleine camping gevestigd. Deze minicamping is als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf opgericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0013.jpg"
Figuur 13 - Luchtfoto erf Grotenhuisweg 50

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0014.jpg"
Figuur 14 - Bestaande woning Grotenhuisweg 50

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0015.jpg"
Figuur 15 - Bestaande situatie erf Grotenhuisweg 50

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Beleidsthema's zoals water, archeologie en milieu, worden hier niet beschreven. Deze komen aan bod in hoofdstuk 5.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken. Dit bestemmingsplan is een plan van lokaal belang. Geen van de 13 nationale belangen zijn in dit plan aan de orde. Het rijksbeleid is dan ook niet van toepassing.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:

  • Het rode raamwerk: hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:
    1. stadsregio Arnhem-Nijmegen
    2. de Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer
    3. Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal
    4. de regionale centra Tiel, Doetinchem en Harderwijk.
    Ook de landbouw-ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang daarvan.
  • Het groen-blauwe raamwerk: In het groenblauwe raamwerk ligt het accent op het beschermen en versterken van de aanwezige kwetsbare waarden en belangen. Dit zijn functies met een lage ruimtelijke dynamiek zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waardevolle open gebieden en gebieden waar meer ruimte voor water gecreëerd moet worden. Belangrijkste uitgangspunt voor het groenblauwe raamwerk is dat er voldoende ruimte voor natuur is. Dit betekent dat verstedelijking hier niet is toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.
  • Het multifunctionele gebied: het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

Het plangebied ligt binnen het stedelijk netwerk 'Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer. Binnen dit rode raamwerk geldt voor functieverandering het regionaal vastgestelde beleid 'Waar de stallenverdwijnen: Oude erven, nieuwe functies', zie ook paragraaf 3.4.2. Met betrekking tot recreatie wordt in het streekplan aangegeven dat er in het rode raamwerk gezorgd moet worden voor voldoende recreatie en groen in en om de steden.

Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten zoals genoemd in het streekplan.

3.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.

In artikel 2 'Verstedelijking' van de Regels behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bepaald waar in Gelderland nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Dit bestemmingsplan betreft een functieveranderingsplan, dit betekent dat nieuwe bebouwing onder voorwaarden is toegestaan. De Ruimtelijke Verordening zegt hierover het volgende:
'In een bestemmingsplan kan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak, en 2) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, en 3) in een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.'

Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden die de Ruimtelijke Verordening stelt. De nieuwe bebouwing leidt per saldo tot een vermindering van het bebouwde oppervlak en in hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt, in combinatie met de in de bijlage opgenomen functieveranderings- en inrichitngsplannen uitgebreid onderbouwd op welke manier de nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.

Hiernaast stelt het provinciale beleid dat in het geval van nieuwe bebouwing in het kader van functieverandering voor de maatvoering en specifieke voorwaarden kan worden aangesloten bij regionaal vastgestelde beleidskaders. In dit geval betreft dit de beleidsnota 'Waar de stallen verdwijnen: Oudeerven, nieuwe functies'. Deze nota is vastgesteld voor de regio Stedendriehoek. Zie hiervoor paragraaf 3.4.2.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het streekplan. Voor de gemeente Voorst is van belang de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen. De visie doet geen uitspraken over de toevoeging van woningen aan het buitengebied met het gebruik van het beleid functieverandering.

In de structuurvisie worden wel enkele regionale ambities genoemd met betrekking tot recreatie, waaronder de combinaties van landelijk wonen, recreatie en natuur en Bussloo als recreatief uitloopgebied van formaat. Over Bussloo wordt opgemerkt dat dit recreatiegebied een bijzondere centrale positie heeft. Het gebied en omgeving zou zich kunnen ontwikkelen tot een regionaal park van formaat. Hier kunnen diverse recreatieve activiteiten worden geconcentreerd in een kwalitatief hoogwaardig landschap. Slimme combinaties van extensieve dag- en verblijfsrecreatie zijn hier kwalitatief goed in te passen. De te realiseren camping aan de Grotenhuisweg 50 ligt in de directe nabijheid van het recreatiegebied en vormt daarmee een welkome aanvulling in het gebied.

3.4.2 Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies

De provincie heeft de regio's de kans geboden het beleidskader voor functieverandering op regionaal niveau nader uit te werken, waarbij eventueel van het streekpan valt af te wijken.

Zodoende hebben de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen in het rapport 'Waar de stallen verdwijnen' omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren. Doordat Gedeputeerde Staten van Gelderland het beleidskader hebben goedgekeurd, treedt dit beleid in de plaats van het generieke streekplanbeleid voor functieverandering. Het onderliggende plan voldoet aan dit regionale beleid.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV, vastgesteld op 31 januari 2005) geeft een visie op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. In de RTV worden onder ander de "Voorster Ambitie" beschreven. De "Voorster Ambitie" is de aanpassing van de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen aan het karakter van en de sfeer binnen de gemeente Voorst met als doel:

  • het versterken van de Voorster identiteit;
  • het benutten van de potenties die Voorst karakteriseren en doen verschillen van omliggende steden;
  • het komen tot een voor de bewoners herkenbare en gedragen ruimtelijke ontwikkeling;
  • het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van kern en platteland.

Op basis van de identiteit van de gemeente Voorst kunnen ruimtelijke uitgangspunten vanuit de "Voorster Ambitie" worden geformuleerd ten aanzien van het ruimtelijk beleid. Het gaat om de volgende uitgangspunten:

  • nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen passen bij de ruimtelijke structuur en schaal van elk van de kernen binnen Voorst en kennen in het algemeen een dorpse schaal;
  • de draagkracht en het karakter van het landschap is maatgevend voor nieuwe ontwikkelingen;
  • waarden vanuit cultuurhistorie, landschap, natuur en water zijn richtinggevende randvoorwaarden voor elke ruimtelijke ontwikkeling;
  • woon- en werklocaties worden landschappelijk ingepast, waarbij het stedelijk groen een integrale eenheid vormt met het omliggende landschap;
  • nieuwe woongebieden zijn voorzien van voldoende ruimte voor structureel groen, spelen en waterberging;
  • de woongebieden worden gekarakteriseerd door een gemengd en gevarieerd woonmilieu;
  • in de planvorming is de inrichting van de openbare ruimte een belangrijke randvoorwaarde. Dit uit zich in een hoge inzet ten aanzien van de beeldkwaliteit;
  • wegen verkeersveilig inrichten met behoud van leefbaarheid en bereikbaarheid van kernen en voorzieningen.

De Grotenhuisweg ligt in 'Het Groene Carré', de Zwarte Kolkstraat ligt in 'het Open Middengebied'.

In het Groene Carré staan de grondgebonden landbouw en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden hiervoor centraal. Hiernaast speelt het gebied een rol op het terrein van ecologie, waterberging en kleinschalige recreatie. Gezien de ligging van het gebied en de grote ruimtelijke druk wordt hier gezocht naar het mengen van ‘rode’, ‘groene’ en ‘blauwe’ functies. Het Groene Carré zien als landschapspark biedt hiervoor ruimte waarbinnen grondgebonden landbouw, recreatie, landschap en water nevengeschikt aan elkaar zijn.

Voor het oprichten van een nieuwe woning in het Groene Carré geldt dat deze zodanig ruimtelijk wordt vormgegeven en landschappelijk wordt ingepast dat het geheel aansluit bij de landschappelijke karakteristiek van het gebied. Bij de woning aan de Grotenhuisweg 37 is hiermee rekening gehouden.

De koers met betrekking tot het recreatiegebied Bussloo wordt bepaald door de wens de dagrecreatieve attracties te versterken. Het gaat met name om aan water en bos gerelateerde sportvoorzieningen, gecombineerd met horeca. Vanuit de regionale ontwikkeling in Stedendriehoekverband en de Reconstructie Veluwe wordt voor de langere termijn gekeken naar verdergaande ontwikkelingen binnen het Recreatiegebied op het vlak van dag- en verblijfsrecreatie. De waterplas binnen het gebied heeft een functie ten behoeve van de waterbergingsopgave. Het oprichten van de nieuwe camping in het Groene Carré, vlak bij Bussloo, past binnen de visie van de RTV.

De ruimtelijke druk in het Het Open Middengebied is groot. Als hoofdkoers wordt ingezet op een menging van ‘groene’ en ‘rode’ functies waarbij ontwikkeling de motor is voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied. Door het saneren van het kassencomplex wordt de druk op het gebied enigszins verlicht. Ook deze ontwikkeling past binnen de visie van de RTV.

3.5.2 Erfgoedverordening 2010 gemeente Voorst

Op 29 november 2010 heeft de gemeente Voorst een erfgoedverordening vastgesteld. De erfgoedverordening bestaat uit regels en bijbehorende archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart beschrijft het archeologisch beleid van de gemeente. De gemeente onderscheid twee hoofdcategorieën te weten archeologisch waardevolle gebieden en archeologische verwachtingszones. De twee hoofdcategorieën zijn weer onderverdeeld in verschillende subcategorieën.

De hoofdcategorie archeologisch waardevolle gebieden (AWG) is onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • AWG categorie 1, wettelijk beschermd archeologisch rijksmonument of gemeentelijk monument met rondom bufferzone van 50m;
  • AWG 2 categorie , Terrein van (hoge, zeer hoge) archeologische waarde met rondom bufferzone van 50m;
  • AWG categorie 3 bekende archeologische vindplaats met rondom bufferzone van 25m (landweer), 50m (vindplaats) of 200 m (historische erven);
  • AWG categorie 4 historische dorpskern of historisch bekende verhoogde woonplaatsen.

De hoofdcategorie Archeologische verwachtingszone (AV) is onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • AV-categorie 5: zone met hoge archeologische verwachting
  • AV-categorie 6: zone met een middelmatige archeologische verwachting
  • AV-categorie 7: zone met een lage archeologische verwachting
  • AV-categorie 8: zone met een lage archeologische verwachting. Verhoogde kans op (mogelijk goed geconserveerde) archeologische off-site resten.
  • AV-categorie 9: diep vergraven gebieden en diep ingegraven waterpartijen
  • AV-categorie 10: onbekende archeologische verwachting

Per categorie is beschreven welke beschermende regels in een bestemmingsplan opgenomen moet worden om de archeologische resten te beschermen.

In het plangebied komen de zones AV-5, AV-6, AV-7 en AWG-3 voor. In paragraaf 5.2.7 Archeologie wordt per deelgebied nader ingegaan op het onderwerp 'archeologie'.

3.5.3 Functieverandering

Het regionale beleidskader voor functieverandering biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Als uitwerking op het beleidskader heeft de gemeente een rekenmethode voor verevening opgesteld. Verevening moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel of de omgeving daarvan. Tevens is een ervennotitie opgesteld die voor initiatiefnemers bij het opstellen en uitwerken van plannen als leidraad kan dienen. Het plan is beoordeeld aan de hand van deze gemeentelijke beleidsnotities en voldoet hieraan.

3.5.4 Recreatie

In de Leidraad Bussloo 2008 wordt aangegeven dat er een mogelijkheid is tot het vestigen van een verblijfsrecreatieve voorziening in het recreatiegebied. Hierbij wordt met name gedoeld op de ontwikkeling van een hotel. In de Thematische Structuurvisie Recreatie Middengebied worden recreatie en toerisme beschouwd als een belangrijke economische factor in Voorst als geheel en binnen het Middengebied in het bijzonder. Een sector die het verdient richting de toekomst te kunnen groeien. Een camping zoals in onderhavig bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de Leidraad en in de genoemde structuurvisie niet uitgesloten.

Hoofdstuk 4 Planopzet

Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is het verdwijnen van een kassencomplex aan de Zwarte Kolkstraat 51a en het mogelijk maken van de bouw van een nieuwe burgerwoning op het perceel Grotenhuisweg 37. Dit gebeurt in het kader van functieverandering. Voormalige agrarische bebouwing wordt gesloopt, en deze locatie wordt landschappelijk verfraaid. In ruil daarvoor wordt op een andere locatie een nieuwe burgerwoning gebouwd waarbij ook op dat perceel het het erf en het omliggende landschap worden verfraaid. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige, vaak minder fraaie bebouwing en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die bebouwing.

Naast deze functieverandering wordt in dit plan ook de vestiging van een nieuwe camping mogelijk gemaakt op de locatie van een voormalig agrarisch bedrijf. Ook daar is sprake van functieverandering, van een agrarische naar een recreatieve functie.

4.1 Zwarte Kolkstraat 51 En 51a

4.1.1 Uitgangspunten

Uitgangspunt is dat de bedrijfsbebouwing, bestaande uit circa 6.000 m2, gesaneerd wordt. Op de vrijkomende locatie wordt geen nieuwe bebouwing teruggebouwd. De bouwrechten die door de sloop van de bedrijfsbebouwing vrijkomen, worden op andere locaties teruggebouwd. De locatie wordt wel landschappelijk ingepast. Inmiddels is de kas gesloopt.

De bij het bedrijf behorende bedrijfswoning zal bestemd worden als burgerwoning, waarbij de uitgangspunten van de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan Buitengebied worden gehanteerd.

4.1.2 Het ontwerp

De vrijkomende locatie wordt landschappelijk heringericht. De perceelsgrenzen worden omgeven door meidoornhagen (kniphaag). Op de perceelsgrens in het oosten wordt een solitaire linde geplant. Ook op het perceel bij de voormalige bedrijfswoning worden enkele (fruit)bomen toegevoegd. In onderstaande figuur is weergegeven hoe de herinrichting wordt vormgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0016.jpg"

Figuur 16 - Herinrichting terrein Zwarte Kolkstraat 51 en 51a

4.2 Grotenhuisweg 37

4.2.1 Uitgangspunten

Het uitgangspunt op het perceel Grotenhuisweg 37 is het behoud van de bestaande bebouwing. De vrijstaande schuur heeft een karakteristieke waarde. Deze schuur zal gerenoveerd worden en zal gebruikt worden als bijgebouw ten behoeve van de nieuwe woning.

Bij de bestaande woning zal op het erf een nieuw bijgebouw opgericht mogen worden.

Het gehele erf zal landschappelijk worden ingepast. Ook rondom de weide ten oosten van het perceel zal een landschappelijke verbetering plaatsvinden.

4.2.2 Nieuwe bebouwing

Nieuwbouw burgerwoning

De nieuwe woning wordt gesitueerd op het achtererf, met uitzicht naar de west- en zuidzijde. De woning is geschikt voor het huisvesten van twee huishoudens, er zullen twee wooneenheden gerealiseerd worden.

De woning heeft één bouwlaag en een met pannen bedekt zadeldak. Aan de kopgevels is de woning voorzien van een kleine dakoverstek. Het grondvlak heeft op de begane grond een maat van ca. 8.20 x 17.21 m, met een goothoogte van ca. 3.00 m en een nokhoogte van ca. 6.80 m boven maaiveld. De plattelandswoning heeft een inhoud van ongeveer 750 m³. In verband met landschappelijke karakteristieken wordt de nokrichting van de nieuwbouw enigszins verdraaid ten opzichte van de nokrichting van het bestaande hoofdgebouw. De nieuw te bouwen woning richt zich daardoor met de voorgevel naar de achterzijde van het karakteristieke bijgebouw en de Grotenhuisweg. Hierdoor ontstaat een samenhangend ervenensemble en een mooi contrast tussen oud en nieuw. Op deze wijze volgt de nieuw te bouwen woning het verspringende karakter van woningen in het plangebied. De situering van de nieuwbouw op deze plaats is mede bepaald door de beperkingen van de geluidcontouren vanwege het verkeer op de A1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0017.jpg"
Figuur 17 - Gevelaanzichten nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0018.jpg"
Figuur 18 - Plattegrond nieuwe woning

Nieuwbouw bijgebouw

Ten behoeve van het bestaande hoofdgebouw wordt een nieuw bijgebouw opgericht. Dit gebouw zal worden gebruikt als garage/berging. Het bijgebouw heeft een oppervlakte van 100 m², met een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van 6 meter boven maaiveld. Het bijgebouw wordt opgesloten door de bestaande beukenhaag.

4.2.3 Erf, tuin en landschap

Ontsluiting

De toegang tot het erf van beide woningen vindt plaats over de bestaande oprit vanaf de Grotenhuisweg. De bestaande ontsluiting op de erfgrens vanaf de Grotenhuisweg naar het achter het gelegen perceel weiland wordt hierbij in stand gehouden. Het bestaande houten landelijke hekwerk wordt hierbij in stand gehouden. De bestaande verharding van de oprit wordt waar mogelijk gehandhaafd, waar aanpassingen nodig zijn worden deze toegepast met hetzelfde materiaal. Hierdoor wordt de ruimtelijke eenheid van het erf behouden. De nieuwe parkeerplaats wordt uitgevoerd in halfverharding. Deze erfverharding wordt voorzien van een grindtoplaag. Achter de nieuwe woning worden de terrassen gerealiseerd en tevens een pad rond de woning ter ontsluiting aangelegd. Om de eenheid in het materiaalgebruik op het erf te bewaren, wordt voor deze verharding hetzelfde betonmateriaal als bij het hoofdgebouw toegepast.

Beplanting op het erf en landschap

De bomen op het bestaande perceel worden gehandhaafd, ze dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het landschappelijk karakter van het plangebied.

De beukenhagen (Fagus sylvatica) markeren de randen van het erf en vormen de verbindingslijnen tussen de nieuwbouw en bijgebouwen. Naast het nieuwe bijgebouw is een plantvak ingepast, waarachter de parkeerplaatsen zijn gesitueerd. Het parkeren bij de nieuwbouw is daardoor in zekere mate aan het uitzicht onttrokken. Op de erfafscheiding achter de nieuwbouw wordt de erfgrens gedeeld door een losse struiklaag, alleen achter de woning is een kleine stukje beukenhaag in het plan opgenomen. In de nieuwe plantvakken worden enkele kleine bomen (meidoorn) aangeplant. Aan de noordzijde van de nieuwe woning wordt een kleine boomgaard aangeplant. Het assortiment bestaat uit enkele appels, peren en pruimen. Deze vruchtbomen worden gemengd aangeplant. Vanonder de vruchtbomen is er een vrij uitzicht op het open landschaps en de dorsprand.

De aanplant van bomen, hagen en vruchtbomen biedt de bewoners voldoende privacy. De grens van de privé tuin bij de nieuwbouw naar het landschap krijgt een open karakter en wordt gemarkeerd door een eenvoudige afrastering, bestaande uit paaltjes en een draad. De aangepaste moestuin kan gezamenlijk worden gebruikt, bij de nieuwbouw kan eventueel een moestuin naar eigen inzicht worden ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0019.jpg"
Figuur 19 - erfinrichtingsschets/beplantingsplan

4.3 Grotenhuisweg 50

4.3.1 Uitgangspunten

Op de camping zal plaats geboden worden aan 81 caravans, campers en tenten. De camping wordt in twee fasen gerealiseerd. De eerste fase bevindt zich direct grenzend aan de bestaande bebouwing van de boerderij. In deze eerste fase zal er ruimte zijn voor 32 plaatsen. In de tweede fase wordt de camping uitgebreid naar achteren en worden nog 49 plaatsen gerealiseerd. Hierbij wordt uitgegaan van ruime plaatsen van 12x12 meter.

Het perceel behorend bij Grotenhuisweg 50 wordt niet geheel als camping ingericht. Het achterste deel, grenzend aan een noord-zuid lopende waterloop blijft behouden als weidegrond. De reden hiervoor is dat het lanschappelijk gezien wenselijk is om de laagte tussen de twee bebouwingslinten (Grotenhuisweg en de Streilerweg) open te houden. Tevens blijft er op deze manier een weide voor grazend vee gehandhaafd.

Een aspect waar in het plangebied rekening mee gehouden moet worden is de aardgasleiding die door het gebied loopt. Binnen de zone van deze leiding mogen geen verstorende activiteiten in de bodem plaatsvinden. Hiermee wordt rekening gehouden met het type beplanting en door het opnemen van een dubbelbestemming in dit bestemmingsplan.

4.3.2 Het ontwerp

In het concept van de camping staat het boerenerf centraal. Alle bebouwing van het voormalige agrarische bedrijf worden daarom behouden en krijgen een nieuwe functie.

Van de kapschuur wordt de kleine overkapping gesloopt waardoor de doorloop naar de nieuwe boomgaard wordt verruimd. In deze kapschuur wordt het sanitaire gebouw toegevoegd. Deze sanitaire ruimte is inmiddels al gerealiseerd, ten behoeve van de minicamping.

De bestaande ligboxenstal blijft behouden, maar wordt opgeknapt. De ligboxenstal is in de bestaande situatie een stenen gebouw dat hard overkomt. In het plan is opgenomen dat deze stal wordt bekleed met zwart geschilderd hout. Hierdoor ontstaat er een eigentijds karakter. In de ligboxenstal komt op de locatie van de melkkamer de receptie.

De mestsilo wordt speelplaats door in de wand een paar gaten te maken van 2200 mm hoog en ter breedte van een wandplaat.

De kuilvoerplaats wordt parkeerterrein. Het erf als ruimte wordt autovrij.

De enige toevoeging wordt een nieuwe sanitaire ruimte in het tweede deel van het campingterrein. Dit gebouw zal worden vormgegeven in één laag met kap, waarbij de kap dominant is en oversteekt. Het gebouwtje zal worden uitgevoerd in donkere kleuren.

Aan de achterzijde van de camping zal in een hoek een uitzichtpunt worden gerealiseerd. Dit kan worden vormgegevens als een overkapping met gebruik van natuurlijke materialen.

De invloed van de A1 zal zoveel mogelijk worden uitgesloten door het landschappelijk inpassen van het terrein. Het omliggende landschap zal echter wel vanaf de camping beleefd moeten kunnen worden. Omgekeerd mogen de witte caravans op de camping niet storend zijn in de omgeving, ook hiervoor is een landschappelijke inpassing noodzakelijk.

De camping wordt vanaf de straat aan de achterkant van de boerderij gerealiseerd. Door het behoud van de privétuin bij de woning, het weiland ten zuiden daarvan en het aanplanten van een nieuwe boomgaard ten noorden van de woning wordt de camping vanaf de straatkant al goed ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0020.jpg"
Figuur 20 - inrichtingschets camping

4.3.3 Inrichting en inpassing

Parkeren
Op de bestaande locatie van de kuilvoerplaatsen is ruimte voor circa 32 auto's. Bij uitbreiding van de camping zal ook het parkeerterrein worden uitgebreid naar circa 90 plaatsen. Uitgangspunt is dat de auto's op het parkeerterrein worden geparkeerd, en dus niet op de standplaats bij de caravan of tent.

Bestrating
De bestrating blijft gehandhaafd. Er komt alleen bestrating bij voor een nieuwe inrit, aan de zuidzijde van de voortuin. Via deze nieuwe inrit is de parkeerplaats rechtstreeks te bereiken, waardoor de auto's niet over het erf hoeven te rijden. Bij de uitbreiding van de camping in de latere fase zal het aan te leggen parkeerterrein worden aangelegd in halfverharding.

Het campingterrein krijgt op de paden halfverharding. Deze wordt vervolgens weer met gras ingezaaid, zodat het terrein er uitziet als een groene ruimte.

De bestaande inrit naar het achtererf wordt gesloten met een hek. Deze inrit zal niet meer worden gebruikt. De bestrating blijft echter gehandhaafd.

De beplanting
Het beplantingsplan (zie bijlage 1 bij de regels) wordt, evenals het aanleggen van de camping in fasen uitgevoerd. De eerste fase kent het thema 'boerenerf', waarbij soorten horen die op hogere gronden voorkomen. De volgende beplanting wordt aangeplant:

  • 10 hoogstamfruitbomen
  • 5 walnoten
  • vak met berken
  • hagen van veldesdoorn
  • houtsingels met veldesdoorn, krent, lijsterbes, meelbes, Gelderse roos, wilde appel en wilde peer.

In de volgende fasen wordt als thema gehanteerd de 'soorten behorende bij lagere gronden'. De volgende soorten worden aangeplant:

  • els als rij laanbomen
  • uitbreiden vak met berken met eveneens berken
  • hagen van veldesdoorn
  • houtsingels met wilgensoorten hoog aan de rand en lager op het terrein
  • uitkijkpunt met mix van wilgensoorten, knotwilgen en els
  • solitaire wilg

Met het uitvoeren van het beplantingsplan wordt de camping op een bij het gebied passende wijze landschappelijk ingepast.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit de aspecten milieu, flora en fauna, archeologie, verkeer en parkeren en water behandeld.

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Bodem

Zwarte Kolkstraat 51 en 51a

Ter plaatse van de functieverandering van kassen naar agrarisch gebied zonder bebouwing wordt er geen functie mogelijk gemaakt waarbij mensen langdurig zullen verblijven. Het onderzoeken van de bodemkwaliteit in dit deelgebied is daarom achterwege gelaten.

De bedrijfswoning zal bestemd worden als woning. Hierbij geldt dat er qua gebruik geen wijziging plaatsvindt. Er wordt niet gebouwd, ook hier is een onderzoek naar de bodemkwaliteit niet nodig geacht.

Grotenhuisweg 37

Door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo is op 14 januari 2013 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Grotenhuisweg 37 te Wilp - Achterhoek. Aanleiding voor het bodemonderzoek zijn voorgenomen bouwactiviteiten. Doel van het onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5740 (NEN 5740). Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725).

De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek zijn als volgt.

Verwachtingspatroon
De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestonderzoek worden uitgevoerd. Asbest is in het vooronderzoek verder niet beschouwd.

Resultaten
De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 140 cm-mv voor peilbuis 1.

Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Op zintuiglijke wijze is ter plaatse van boring 4 (van 80-140 cm-mv) sterk ijzeroer houdende zandsporen aangetroffen.

Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:

  • in de grond geen van de onderzochte componenten is aangetoond in een concentratie boven de achtergrondwaarde en/of detectiegrens;
  • het grondwater licht verontreinigd is met Barium, Molybdeen, Nikkel en Zink;
  • het grondwater matig verontreinigd is met Koper.

Het is bekend dat in het grondwater zware metalen in sterk fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden. De Koper verontreiniging in het grondwater overschrijdt de tussenwaarde waarbij formeel gezien een nader onderzoek noodzakelijk is. Mogelijk komt het verhoogde gehalte koper van nature voor in de bodem. Zeker gezien het feit dat er meerdere metalen verhoogd zijn aangetroffen. Ook zijn er geen verhoogde gehalten aan metalen in de grond aangetroffen, welke zouden kunnen duiden op een potentiële bron. Verder zijn er geen antropogene bronnen aan te wijzen en ligt de onderzoekslocatie in een van oorsprong agrarisch gebied. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Slotconclusie en aanbevelingen
De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. De resultaten van het onderhavige onderzoek vormen geen belemmering voor de afgifte van de bouwvergunning.

Aanbevolen wordt om geen grondwater op te pompen. Mochten er eventuele bronbergingswerkzaamheden worden uitgevoerd, dient met de aanwezigheid van de koperverontreiniging rekening gehouden te worden. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.

Grotenhuisweg 50

Door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv is op 14 januari en 21 januari 2013 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Grotenhuisweg 50 te Wilp - Achterhoek. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 1.500 m2. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een bestemmingsplanwijziging en voorgenomen bouwactiviteiten. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5740 (NEN 5740). Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725).

De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek zijn als volgt.

Verwachtingspatroon
Dit onderzoek is gebaseerd op de NEN 5740, die onderscheid maakt in verdachte en niet verdachte locaties. De volgende deellocaties zijn onderscheiden:

  • Voormalige bovengrondse dieseltank: Mogelijk is door lekken of morsen de bodem verontreinigd geraakt. Verdachte stoffen zijn minerale olie en vluchtige aromaten
  • Overig terrein: De rest van de locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd.

Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestonderzoek uitgevoerd worden. Asbest is in dit onderzoek verder niet beschouwd.

Resultaten
De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 122 cm-mv voor peilbuis 1.

Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen.

Voormalige bovengrondse dieseltank: Zintuiglijk zijn er geen afwijkingen waargenomen. Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:

  • in de grond geen van de onderzochte componenten is aangetoond in een concentratie boven de achtergrondwaarde en/of detectiegrens en
  • het grondwater niet verontreinigd is met oliecomponenten.

De hypothese "De deellocatie is verdacht verontreinigd te zijn met minerale olie en vluchtige aromaten" dient verworpen te worden.

Overig terrein: Op zintuiglijke wijze zijn de navolgende afwijkingen waargenomen:

  • boring 6 (van 0-5 cm-mv) gebroken puin;
  • boring 8 (van 8-50 cm-mv) puin (licht).

Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:

  • de grond overschrijdingen kent, maar ontbrekende normen heeft, voor Kwik;
  • het grondwater licht verontreinigd is met Barium en Nikkel.

Het feit dat kwik is aangetoond boven de achtergrondwaarde betekent dat er kwik verbindingen aanwezig zijn. Kwik kan in twee types voorkomen nl. organische en anorganische. De interventiewaarden zijn respectievelijk 4 en 36 mg/kg.ds. (Gehalten in grond zijn weergegeven voor standaardbodem de tussenwaarden zijn 2,1 en 18,2 mg/kg.ds.). Het aangetoonde gehalte blijft beneden het criterium voor nader onderzoek. Het is bekend dat in de bodem zware metalen in fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden.

De hypothese "De rest van de locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden.

Slotconclusie en aanbevelingen
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.

5.2.2 Geluid

Zwarte Kolkstraat 51 en 51a

Op deze locatie is er geen sprake van het vestigen van een nieuw geluidsgevoelig object. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden, de functie blijft wonen. Het aspect geluid hoeft hier niet nader te worden onderzocht.

Grotenhuisweg 37

In verband met de realisatie van een nieuwe woonbestemming aan de Grotenhuisweg 37 is door Sain milieuadvies een notitie opgesteld in het kader van geluid (d.d. 3 december 2012). In de notitie wordt de geluidsbelasting op het plan berekend ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Rijksweg A1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0021.jpg"
Figuur 21 - Rekenresultaten incl. aftrek ex. Art. 110G Wgh

In bovenstaande figuur is de berekende geluidsbelasting weergegeven. Daarbij is in kleuren weergegeven welke beperkingen/aandachtspunten er zijn per gevel. Uit de resultaten volgt dat:

  • De noordelijke helft van de voorgevel in beginsel doof moet worden uitgevoerd. Dit houdt in dat er geen te openen delen in de gevel mogen zitten. Ook geen voordeur.
  • De geluidsbelasting op de zuidelijke helft van de voorgevel (begane grond) en op de zijgevel voldoet aan de maximale grenswaarde. Wanneer de gemeente een hogere grenswaarde vaststelt, kunnen in deze gevels te openen ramen en deuren komen.
  • De geluidsbelasting op de achtergevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Deze gevel kan als geluidsluw beschouwd worden.
  • De deur naar de zuidelijke woning, in het portaal, niet mogelijk is. Tenzij een scherm o.i.d. op een creatieve manier in het plan verwerkt wordt, zodat de geluidsbelasting hier gereduceerd wordt.

Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van de nieuwe woonbestemming mogelijk is binnen het toetsingskader van de Wet Geluidhinder, mits rekening wordt gehouden met de hierboven genoemde randvoorwaarden.

Om te garanderen dat de woning slechts kan worden bewoond als in de betreffende gevels geen te openen delen zitten, is hiervoor in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, zal een hogere grenswaarde worden vastgesteld zoals aanbevolen in de bovengenoemde notitie.

Grotenhuisweg 50:

De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. Een camping wordt op grond van de wet niet beschermd, een camping is namelijk ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder jo. artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder niet aangewezen als geluidgevoelig terrein. Een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze redenen achterwege gebleven.

5.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (Wm) op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg of 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg; 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

Van dergelijke ontwikkelingen is in dit plan geen sprake.

Jaarlijks wordt in de gemeente Voorst bekeken wat de achtergrondconcentratie is voor de aandachtvragende stoffen met betrekking tot de in de Wm aangegeven luchtkwaliteitseisen. Deze concentraties liggen ruim onder de wettelijk toegestane grenswaarden. Voor fijnstof is dit rond de 25 ug/m3 (norm 40 ug/m3) zonder zeezout aftrek met een maximum van 14 dagen overschrijding van de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties (norm: niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie boven 50 µg/m3). Voor stikstofdioxide (NOx) is de maximale jaargemiddelde concentratie rond de 20 (ug/m3).

Met de voorgenomen ontwikkeling aan de Grotenhuisweg 50 ontstaan 81 extra kampeerplaatsen. Er kan gesteld worden dat dit op jaarbasis gemiddeld niet meer dan 200 extra verkeersbewegingen per etmaal zal opleveren. Dit zal maximaal enkele tienden ug/m3 toename van NOx en fijnstof tot gevolg hebben. Hiermee blijft de gevonden concentratie nog ruim onder de wettelijke Luchtkwaliteitseisen.

Gezien bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de toename tengevolge van de (extra) verkeersintensiteit beperkt is en 'niet in betekenende mate' (NIBM). Nader onderzoek met betrekking tot luchtkwaliteit is niet nodig.

De nieuwe woning aan de Grotenhuisweg 37 wordt opgericht nabij de Rijksweg A1. Op het perceel wordt de immissie van fijnstof minder dan 19 dagen in het jaar overschreden. Een woning is niet aangemerkt als een gevoelig object in het kader van de luchtkwaliteit. Het oprichten van een woning op deze locatie wordt acceptabel geacht. De overige deelgebieden liggen buiten de invloedszone van de A1.

5.2.4 Externe veiligheid

Bevi
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt op dat punt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0022.jpg"

Figuur 22 - Uitsnede risicokaart, met de locaties A (Zwarte Kolkstraat 51 en 51a), B (Grotenhuisweg 37) en C (Grotenhuisweg 50)

Vervoer gevaarlijke stoffen - over de weg
De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (laatste wijziging in juli 2012). Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. In onderhavig bestemmingsplan is de rijksweg A1 gelegen in de nabijheid van de drie deelgebieden. Over de Rijksweg A1 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De Circulaire geeft een veiligheidszone aan rond de aangewezen rijkswegen waarbinnen de contour voor het plaatsgebonden risico dient te blijven. Deze moet gelijk het plaatsgebonden risico 10-6-contour worden gehanteerd. Voor het gedeelte van de Rijksweg A1 is een veiligheidszone vastgesteld van 15 meter. Binnen een afstand van 15 meter vanaf de A1 zijn geen (geprojecteerde) objecten gelegen. Uit de gegevens uit het bijlagenrapport bij het Basisnet Weg blijkt dat het groepsrisico voor het betreffende wegvak kleiner is dan 0,1 maal de orientatiewaarde. Verder geeft de Circulaire aan dat voor het gebied buiten de zone van 200 meter vanaf een route geen beperkingen hoeven worden opgelegd aan het ruimtegebruik.

Het bestemmingsplan maakt wel nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk, maar deze liggen buiten de PR 10-6-contour. De nieuwe woning aan de Grotenhuisweg 37 wordt gerealiseerd op een afstand van meer dan 200 meter vanaf de A1. Gezien deze afstand en de toevoeging van een beperkt aantal personen op deze locatie (twee wooneenheden) zal er geen relevante toename van de personendichtheden in de zones langs de risicobron ontstaan.

De camping aan de Grotenhuisweg 50 ligt op een afstand van meer dan 275 meter van de A1. Op deze locatie wordt een functie mogelijk gemaakt waarbij veel personen zullen verblijven. Gezien de ruimte afstand tot de A1 zal echter externe veiligheid geen belemmering opleveren.

De ontwikkeling aan de Zwarte Kolkstraat 51 en 51a ligt op een afstand van 230 meter van de snelweg. Vanwege de aard van de ontwikkeling op die locatie is externe veiligheid daar geen probleem.

Vervoer gevaarlijke stoffen - buisleiding
Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). Op het perceel Grotenhuisweg 50 is een dergelijke buisleiding aanwezig.

Gemeente Voorst heeft het Projectbureau Externe Veiligheid van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel gevraagd advies uit te brengen inzake de uitbreiding van de camping gelegen aan de Grotenhuisweg 50 te Wilp voor het aspect externe veiligheid.

De resultaten uit het advies zijn als volgt:

De leiding binnen het plangebied is de hogedrukaardgastransportleiding N554-01. De kenmerken van de leiding zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Buisleiding Diameter (inch) Werkdruk (bar) Invloedsgebied (m)
N 554-01 12 40 140

Het toetsingskader voor externe veiligheid is neergelegd in het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Hierin is opgenomen dat nieuwe plannen in de omgeving van een buisleiding moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico van de buisleiding en dat het groepsrisico van de buisleiding moet worden berekend en zonodig verantwoord. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet worden gerealiseerd binnen de contour van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar. De risico's moeten worden berekend met het softwareprogramma Carola. Daarnaast moeten de risico's worden getoetst aan de uitgangspunten van de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Voorst. De beleidsvisie geeft voor buisleidingen geen aanvullend kader ten opzichte van hetgeen geregeld is in het Bevb.

Risicobeschouwing
De risico's van de buisleiding zijn berekend met het voorgeschreven softwarepakket Carola. Als bijlage bij deze notitie is een standaard rapportage uit Carola gevoegd.

De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied. De omgeving van de camping wordt aangemerkt als buitengebied. Conform PGS 1 deel 6 wordt hiervoor uitgegaan van een personendichtheid van 1 persoon per hectare.

Op een tweetal locaties binnen het invloedsgebied is een dichtere bebouwing aanwezig te weten: Posterenk en de Blankenhuisweg. Hiervoor is de personendichtheid aangehouden zoals die is opgenomen in het nationale bevolkingsbestand.

De camping is ingevoerd als evenement. Bij een volledige bezetting van de camping verblijven 160 personen op de locatie. Deze personen zijn 100% van de dag aanwezig en verblijven 100% van de dag onbeschermd buiten. De camping is gemodelleerd als 50 % van het jaar geopend.

Plaatsgebonden risico
Uit de uitgevoerde risicoberekeningen is naar voren gekomen dat voor de aanwezige buisleidingen geen contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar wordt berekend die tot buiten de buisleiding komt. Conform het Bevb mag het plaatsgebonden risico van een buisleiding toenemen tot maximaal de belemmeringenstrook van de buisleiding.

De camping is een kampeerterrein die conform het Bevb is aangewezen als kwetsbaar object omdat meer dan 50 personen aanwezig kunnen zijn. Dit houdt in dat de buisleiding niet door de camping mag lopen. Op de plankaart is de buisleiding met belemmeringenstrook buiten de bestemming recreatieve voorzieningen gehouden.

Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Groepsrisico
Het groepsrisico rond de hogedrukaardgastransportleidingen blijft ruim onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico levert derhalve geen belemmering voor de planprocedure. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico waarbij ruimtelijke en bouwkundige aanpassingen worden overwogen is niet noodzakelijk. Conform het Bevb zal in het kader van de verantwoording van het groepsrisico alleen aandacht besteed moeten worden aan de mogelijkheden voor het voorbereiden op en bestrijden van een ramp en de zelfredzaamheid van personen.

Hiervoor moet advies ingewonnen worden bij de commandant van de regionale brandweer. Gezien het lage groepsrisico zal dit advies niet leiden tot ruimtelijke aanpassingen. Mogelijk dat er wel organisatorische aanpassingen worden geadviseerd.

De VNOG heeft aangegeven geen aandachtspunten of problemen ziet ten aanzien van de rampenbestrijding en zelfredzaamheid van de mensen op de camping. Het advies van de VNOG zal derhalve geen vervolg acties opleveren (noch ruimtelijk, bouwkundig of organisatorisch).

Conclusie
De hogedrukaardgastransportleiding levert geen belemmeringen op voor het planproces. Vanwege het lage groepsrisico is het niet nodig om het groepsrisico uitgebreid te verantwoorden. Wel dient advies ingewonnen te worden bij de regionale brandweer ten aanzien van de mogelijkheden voor het voorbereiden op en bestrijden van een ramp en de zelfredzaamheid van personen.

5.2.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

Zwarte Kolkstraat 51 en 51a
Het verwijderen van een bedrijf kent geen belemmeringen in het kader van milieuzonering. Ook het herbestemmen van een voormalig bedrijfswoning als burgerwoning vormt geen belemmeringen. Een bedrijfswoning wordt voor omliggende bedrijven op dezelfde manier beschouwd als een burgerwoning. Omliggende bedrijven worden daarom niet benadeeld door deze nieuwe bestemming.

Grotenhuisweg 37
Het toevoegen van een nieuwe woning mag niet belemmerend werken voor bedrijven in de nabijheid van deze nieuwe woning. Binnen een straal van 300 meter zijn geen bedrijven gelegen. Op ruim 300 meter wordt de nieuwe camping aan Grotenhuisweg 50 gerealiseerd. Deze nieuwe woning heeft daar geen belemmerende werking op.

Grotenhuisweg 50
Bij planontwikkeling wordt met behulp van de systematiek uit de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke aspecten (zoals o.a. geluid en geur) rekening gehouden moet worden. Deze zogenaamde milieuzones zijn bepaald ten opzichte van gevoelige functies, uitgaande van het referentie omgevingstype 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied'. Voor kampeerterreinen en vakantiecentra en dergelijke geldt daarbij een richtafstand van 50 meter vanwege het geluidsaspect. De dichtsbijzijnde woning van derden bevindt zich in dit geval op circa 35 meter van het plangebied. Aan de voorkant van het terrein wordt echter de bedrijfswoning behouden, het terrein waar de camping daadwerkelijk wordt gerealiseerd komt op een afstand van meer dan 50 meter, waarmee wel aan de voorkeursafstand wordt voldaan. Op het perceel was tot voor kort een agrarisch bedrijf gevestigd. Voor dit bedrijf was vanuit de milieuzonering een afstand van 100 meter van toepassing. In vergelijking met die afstand vormt de nieuwe bestemming in het kader van milieuzonering een verbetering.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor inrichtingen, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Uitgangspunt van de Wgv is het garanderen van een goed woon- en verblijfsklimaat en het voorkomen van beperking van bestaande agrarische bedrijven. Een campingterrein wordt niet zonder meer aangemerkt als geurgevoelig object. Alleen de binnen het plangebied aanwezige en te realiseren bouwwerken, die worden gebruikt voor menselijk verblijf gedurende langere, aaneengesloten perioden, zijn aan te merken als geurgevoelige objecten in de zin van de Wgv. Daarnaast geldt op grond van het activiteitenbesluit een minimaal aan te houden afstand tussen een veehouderij en een terrein voor verblijfsrecreatie. Deze afstand bedraagt 100 meter. De afstand van de bestemmingsgrens tot aan het meest nabijgelegen agrarische bedrijf bedraagt circa 50 meter. De afstand van het agrarisch bedrijf tot aan de plek waar werkelijk gekampeerd wordt, het campingterrein, bedraagt circa 100 meter. De bestaande bedrijfswoning ligt nog dichterbij. Hiermee vormt de ontwikkeling geen belemmering voor bestaande agrarische bedrijvigheid.

5.2.6 Flora en fauna

Op een afstand van circa 3 kilometer ten oosten van het gehele plangebied bevinden zich de uiterwaarden van de IJssel. Dit gebied is aangewezen als Natura 2000 en als EHS. Aangezien het plangebied niet is gelegen in of grenst aan een onderdeel dat behoort tot de EHS, is aantasting niet aan de orde. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied Uiterwaarden van de IJssel is, gelet op afstand tot het plangebied en de aard van de ingreep niet aan de orde.

Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.

Binnen het plangebied zijn geen belangrijke ecologische waarden bekend die om bescherming in het kader van de Flora- en faunawet vragen en die verstoord kunnen worden door de ontwikkelingen in het plangebied. Verplaatsingsmogelijkheden van dieren die hier eventueel voor zouden komen, worden niet belemmerd. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen is nader ecologisch onderzoek daarom achterwege gebleven. Wel dient altijd de algemene zorgplicht (art. 2 van de Flora- en faunawet) in acht te worden genomen voor alle (beschermde) soorten die aanwezig zijn.

5.2.7 Archeologie

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.

In 2008 is door RAAP Archeologisch adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2009 is vastgesteld. De Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2010 vastgesteld.

Zwarte Kolkstraat 50 en 51
Het deelgebied aan de Zwarte Kolkstraat kent drie verschillende archeologische verwachtingswaarden (laag, middelhoog en hoog). Aangezien er binnen dit deelgebied uitsluitend wordt gesloopt en slechts beplanting wordt toegevoegd, zullen hierdoor mogelijke archeologische waarden niet worden verstoord.

Voor ontwikkelingen in de toekomst worden de archeologische verwachtingswaarden wel op de verbeelding bij dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0023.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0024.jpg"Figuur 23 - Archeologische verwachting Zwarte Kolkstraat en omgeving

Grotenhuisweg 37
Het deelgebied Grotenhuisweg 37 ligt geheel in een gebied waar een hoge verwachtingswaarde geldt. Tevens is volgens de verwachtingskaart in dit gebied een bekende archeologische vindplaats van een historisch erf. Voor beide gebieden geldt een advies om te streven naar behoud en bescherming in huidige staat. Bij ingrepen vanaf 100 m2 waarbij de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm<maaiveld, zal een inventariserend onderzoek uitgevoerd moeten worden.

Onderzoek
In opdracht van Rouwmaat BV heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase, uitgevoerd in het plangebied aan de Grotenhuisweg 37 in Wilp-Achterhoek.

Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging (van agrarisch naar wonen). De bodem zal door graafwerkzaamheden tot een diepte van ca.1,0 m beneden maaiveld worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan. Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen.

De conclusies uit het onderzoek zijn als volgt:

  • De natuurlijke ondergrond bestaat uit matig grof tot grof zand dat matig tot slecht is gesorteerd en in boring 2 en 3 uit sterk zandig leem. De afzettingen worden vanwege de grofheid en slechte sorteringsgraad geïnterpreteerd als fluvioperiglaciale afzettingen die tot de Formatie van Boxtel behoren (de Mulder et al. 2003). De natuurlijke ondergrond is afgedekt door een enkeerdgrond (Aap en/of Aa-horizont) die 50-60 cm dik is. In boring 1 en 4 is nog een rest (Bs-horizont) van de oorspronkelijke podzolbodem aangetroffen. In boring 3 lag de enkeergrond direct op het zand van de C-horizont. In boring 2 en 5 is de bodem tot grote diepte verstoord, waarbij eigenlijk alleen de C-horizont nog intact is.
  • In de boringen zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Late-Middeleeuwen. Er zijn wel indicatoren in een verstoorde context aangetroffen waaruit blijkt dat hier in de Nieuwe Tijd een gebouw heeft gestaan, maar er worden geen resten meer verwacht die zich nog in situ bevinden. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht.
  • Op basis van het bureauonderzoek was een middelhoge archeologische verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum-Mesolithicum en een hoge archeologische verwachting voor de perioden Neolithicum-Nieuwe Tijd opgesteld. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat deze verwachting voor beide aangegeven perioden naar laag kan worden bijgesteld.
  • Aangezien er geen vindplaatsen dan wel resten in situ worden verwacht van de historische bebouwing vormen de voorgenomen graafwerkzaamheden geen bedreiging voor het archeologische bodemarchief.

Advies: Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht.

Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden. Ook verdient het de aanbeveling de gemeente hierover in te lichten.

Voor ontwikkelingen in de toekomst worden de archeologische verwachtingswaarden wel op de verbeelding bij dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0026.jpg"Figuur 24 - Archeologische verwachting Grotenhuisweg 37 en omgeving

Grotenhuisweg 50
Het deelgebied aan de Grotenhuisweg 50 kent drie verschillende archeologische verwachtingswaarden (laag, middelhoog en hoog). Tevens is volgens de verwachtingskaart in dit gebied een bekende archeologische vindplaats van een historisch erf (Zuidwijk). Aangezien er binnen dit deelgebied slechts beplanting wordt toegevoegd en geen ontwikkelingen plaatsvinden waarbij de bodem wordt verstoord, zullen hierdoor mogelijke archeologische waarden niet worden aangetast.

Met een omgevingsvergunning waarbij conform het bestemmingsplan van de bouwregels wordt afgeweken, kan er een nieuw sanitair gebouw worden gebouwd van maximaal 50 m2. Voor het realiseren van een gebouw met een dergelijk kleine oppervlakte is geen archeologisch onderzoek nodig.

Voor ontwikkelingen in de toekomst worden de archeologische verwachtingswaarden wel op de verbeelding bij dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0028.jpg"Figuur 25 - Archeologische verwachting Grotenhuisweg 50 en omgeving

5.3 Civieltechnische Aspecten

5.3.1 Parkeren

Zwarte Kolkstraat 51 en 51a
Met het verdwijnen van het kassencomplex is het parkeeraspect niet van toepassing. Met het bestemmen van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning geldt de eis van parkeren op eigen terrein. Hier is voldoende ruimte voor.

Grotenhuisweg 37
Voor de nieuwbouw van de woning geldt de voorwaarde voor parkeren op eigen terrein. In het plan is hier voldoende ruimte voor.

Grotenhuisweg 50
De totale camping zal bestaan uit maximaal 81 standplaatsen voor caravans, campers of tenten. Er wordt een parkeerterrein aangelegd met een capaciteit van 90 parkeerplaatsen. Hiermee is er enige overloop mogelijk voor bezoekersparkeren. Met 90 parkeerplaatsen is er sprake van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien blijkt dat er behoefte is aan meer parkeerruimte is er op eigen terrein nog voldoende ruimte om dit op te lossen.

5.3.2 Ontsluiting

Zwarte Kolkstraat 51 en 51a
Met het verdwijnen van het kassencomplex verdwijnt er bedrijvigheid uit het buitengebied. Ontsluiting hoeft hierbij niet beschouwd te worden. Met het bestemmen van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning verandert niets aan de ontsluiting en vormt daarmee ook geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

Grotenhuisweg 37
Door het toevoegen van een woning op deze locatie ontstaat er geen onevenredige toename van verkeer in dit gebied.

Grotenhuisweg 50
De camping ligt aan de Grotenhuisweg, wat een smalle, landelijke weg is. Dit is geen weg die gebruikt wordt voor doorgaand verkeer, maar met name wordt gebruikt voor bestemmingsverkeer. Het toevoegen van een camping met 81 plaatsen zal leiden tot een toename van verkeersbewegingen op deze weg. Deze toename is echter seizoensgebonden. Het plangebied ligt in de nabijheid van het recreatiegebied Bussloo waar een bepaalde levendigheid denkbaar is. Het gebied wordt onder andere gebruikt voor extensieve vormen van recreatie, zoals fietsen. De Grotenhuisweg is echter geen onderdeel van het fietsknooppuntnetwerk. Het combineren van deze functies in dit gebied is daarmee acceptabel.

5.3.3 Water

Voor de drie locaties is de digitale watertoets doorlopen via www.watertoets.nl. Uit deze watertoets is gebleken dat er in de drie deelgebieden geen/kleine waterbelangen spelen. Het wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang is dat de korte procedure gevolgd kan worden.

Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Boordeling
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.

Vasthouden - bergen - afvoeren: Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen: Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken: Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer kan hiertoe de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toepassen. Deze beslisboom is te vinden op de website van het waterschap.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.

5.4 Economische Uitvoerbaarheid

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Hieronder wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

In dit bestemmingsplan is de bouw van een woning mogelijk. Deze ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering hiervan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van initiatiefnemer. Hiertoe zijn tussen de gemeente en initiatiefnemers overeenkomsten gesloten, het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Agrarisch met waarden - Landschap;
  • Groen
  • Recreatie - Verblijfsrecreatie
  • Tuin;
  • Water;
  • Wonen.

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Leiding - Gas
  • Waarde – Archeologie 3
  • Waarde – Archeologie 5
  • Waarde – Archeologie 6

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels en procedureregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Agrarisch met waarden - Landschap

Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden zullen na de uitvoering van de landschappelijke maatregelen zoals genoemd in het functieveranderingsplan landschappelijke waarden hebben. De bestemmingsregeling is er op gericht om deze nieuwe waarden mogelijk te maken en in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken. Binnen deze bestemming mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit mogen geen (bedrijfs)woningen of voorzieningen t.b.v. de opslag van mest zijn. Andere bouwwerken zijn alleen toegestaan in de vorm van afrasteringen tot een hoogte van maximaal 1 m. Voor het handhaven van de landschappelijke waarden is een omgevingsvergunningplicht in het artikel opgenomen.

6.3.2 Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de groenbestemmingen in het plangebied. Binnen de bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.

6.3.3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Bestemmingsomschrijving

Het campingterrein krijgt in het bestemmingsplan de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Binnen de bestemming is de exploitatie van een camping toegestaan met een totaal van 81 standplaatsen. Hierbij geldt dat uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan, ten behoeve van het toeristisch kamperen of ten behoeve van seizoensstandplaatsen. Vaste plaatsen of stacaravans zijn niet toegestaan.

Tevens zijn binnen deze bestemming bijbehorende voorzieningen toegestaan zoals receptie- en ontvangstruimten, ondersteunende horeca en ondersteunende detailhandel (bijvoorbeeld een kampwinkeltje), groen, verhardingen, voorzieningen ten behoeve van sport en spel, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water. Ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' is ook een caravan- en botenstalling toegestaan. Binnen de bestemming is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan binnen de bestaande boerderij.

Bouwvlak
Ter plekke van de bestaande bebouwing zijn bouwvlakken opgenomen. Voor de maatvoering (goot- en bouwhoogte) wordt verwezen naar de bestaande maten. Buiten de bouwvlakken is het oprichten van gebouwen niet mogelijk en kan nachtverblijf alleen in kampeermiddelen plaatsvinden. Ter plaatse van de huidige jongveestal geldt een maximaal bebouwingspercentage van 50%. Dit houdt in dat de bestaande stal onder het overgangsrecht valt. Op het moment dat er plannen zijn om op deze locatie een nieuw gebouw te realiseren, mag slechts 50% van het bouwvlak volgebouwd worden. Binnen de overige bouwvlakken geldt een bebouwingspercentage van 100%.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Bij de bedrijfswoning is ook is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m². Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de in bijlage 6 bij de regels opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
De bedrijfswoning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

Karakteristieke bebouwing
Op de bestaande boerderij, de kapschuur en de stal grenzend aan de weg zijn aangeduid als 'karakteristiek'. Voor deze bebouwing geldt dat het belangrijk is om de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen in stand te houden en mogelijk te herstellen. Hiervoor is de bestaande maatvoering bepalend, evenals de hoofdvorm, dakhelling en nokrichting. Om te zorgen voor behoud van deze gebouwen is een omgevingsvergunning opgenomen voor sloop.

Andere bouwwerken
Binnen deze bestemming is het ook toegestaan andere bouwwerken op te richten. Deze hoeven niet binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Er geldt voor verschillende bouwwerken een andere hoogtebepaling. In totaal mag er 30m2 aan andere bouwwerken worden opgericht, hieronder worden ook overkappingen gerekend.

Voorwaardelijke verplichting
In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van zogenaamde voorwaardelijke verplichtingen.

Het gebruik van de gebouwen ten behoeve van de nieuwe camping is alleen toegestaan als er een ruimtelijke kwaliteitsimpuls tegenover staat in de vorm van de aanleg van beplanting en gebruik van passende verharding en afrastering. Deze kwaliteitsimpuls komt ten goede aan de verbetering van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied. Om deze onderlinge relatie tussen de mogelijkheden voor het gebruiken van een nieuwe camping en de kwaliteitsimpuls juridisch vast te leggen, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

6.3.4 Tuin

Gronden met de bestemming 'Tuin' dienen zoveel mogelijk onbebouwd te blijven. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Het bouwen van een overkapping is niet toegestaan.

6.3.5 Water

De bestemming Water is toegekend aan de watergang aan de achterzijde van de camping aan Grotenhuisweg 50.

6.3.6 Wonen

Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel de woningen (bestaand en nieuw) als de bijgebouwen dienen te worden gebouwd. De maat van de nieuwe woning aan de Grotenhuisweg 37 wordt bepaald door de afmeting van het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte. De inhoud is niet expliciet bepaald, maar wordt door de beperkingen van het bouwvlak en goot- en bouwhoogte gemaximaliseerd op circa 750m3.

Op de bestaande woningen aan de Grotenhuisweg 37 en Zwarte Kolkstraat 51 is de standaard maatvoering uit het bestemmingsplan Buitengebied van toepassing. Indien de bestaande maten hiervan afwijken, is de vervangende bouwregel in artikel 14.2 van toepassing. Ook de maat van de bijgebouwen sluit aan bij de standaard maatvoering uit het bestemmingsplan Buitengebied. Hierop vormen de als karakteristiek aangeduide gebouwen een uitzondering.

Andere bouwwerken mogen ook buiten de bouwvlakken worden opgericht.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m². Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de in bijlage 6 bij de regels opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

Karakteristieke bebouwing
De bestaande schuur bij Grotenhuisweg 37 heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Voor dit gebouw geldt dat het belangrijk is om de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen in stand te houden en mogelijk te herstellen. Hiervoor is de bestaande maatvoering bepalend, evenals de hoofdvorm, dakhelling en nokrichting. Om te zorgen voor behoud van de schuur is een omgevingsvergunning opgenomen voor sloop.

Voorwaardelijke verplichting
In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van zogenaamde voorwaardelijke verplichtingen.

De bouw van een tweede woning (en een nieuw bijgebouwen) op het erf van Grotenhuisweg 37 is alleen toegestaan als er een ruimtelijke kwaliteitsimpuls tegenover staat in de vorm van goede architectuur van nieuwe gebouwen, aanleg van beplanting, en gebruik van passende verharding en afrastering. De kwaliteitsimpuls komt ten goede aan de verbetering van de landschappelijke cultuurhistorische en ecologische waarden van het gebied. Om deze onderlinge relatie tussen de mogelijkheden voor de bouw van een tweede woning en een nieuw bijgebouw en de kwaliteitsimpuls juridisch vast te leggen, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Uit akoestisch onderzoek ik gebleken dat de woning uitsluitend opgericht kan worden als bepaalde gevelmaatregelen worden uitgevoerd. Er mogen geen te openen delen in bepaalde delen van de gevel geplaatst worden, een zogenaamde dove gevel. Om er voor te zorgen dat deze voorwaarde uitgevoerd wordt, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

6.3.7 Dubbelbestemmingen

Leiding - Gas
Met het oog op de bescherming van en de veiligheidssituatie rond de hoofdtransportgasleiding gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Door de regel dat voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, kan controle worden uitgeoefend op met name grondroeringen (zoals graafactiviteiten en aanplant).

Waarde - Archeologie (3, 5 en 6)
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie': ten behoeve van het realiseren van een sanitairgebouw buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 50 m2, een goothoogte van 2,5 meter en een bouwhoogte van 5 meter. Door deze mogelijkheid via een afwijkingsbevoegdheid op te nemen, kan meer sturing gegeven worden aan het ontwerp van het sanitairgebouw.
  • bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet zijn genoemd in de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 2;
  • bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie': ten behoeve van het realiseren van een groter aantal kamers ten behoeve van bed & breakfast. Hierbij geldt dat deze kamers gevestigd mogen worden in de boerderij (bedrijfswoning), maar ook in de bestaande schuur. Deze zijn beide aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'. Deze karakteristieke bebouwing mag uitsluitend worden gewijzigd met inachtneming van de karakteristieke elementen. het is niet wenselijk dat bed & breakfast in de overige bijgebouwen plaatsvindt.
  • bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie': met een afwijking kunnen gebouwen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd. Hiervoor is het noodzakelijk dat er met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing. Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de bescherming van landschappelijke waarden aanvullende voorschriften stellen wat betreft maatvoering, nokrichting en dakhelling. Hiermee wordt voorkomen dat de woning te veel wordt vergroot.
  • bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie': het is mogelijk om met een afwijking andere erfinrichtings- of landschapsmaatregelente treffen, mits deze voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde erfinrichtings- en landschapsmaatregelen zijn bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorwaarden worden verbonden;
  • bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie': met afwijking kan ook van uitstel van de termijn worden gesteld waarbinnen de landschaps- en inrichtingsmaatregelen moeten zijn gerealiseerd. Hieraan kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals het stellen van een nadere termijn.
  • bestemming 'Wonen': met een afwijking kunnen gebouwen deels buiten een bouwvlak worden gebouwd. Hiervoor is het noodzakelijk dat er met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing. Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de bescherming van landschappelijke waarden aanvullende voorschriften stellen wat betreft maatvoering, nokrichting en dakhelling. Hiermee wordt voorkomen dat de woning te veel wordt vergroot.
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet zijn genoemd in de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 2;
  • bestemming 'Wonen': het is mogelijk om met een afwijking andere erfinrichtings- of landschapsmaatregelente treffen, mits deze voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in de bijlage genoemde erfinrichtings- en landschapsmaatregelen zijn bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorwaarden worden verbonden;
  • bestemming 'Wonen': met afwijking kan ook van uitstel van de termijn worden gesteld waarbinnen de landschaps- en inrichtingsmaatregelen moeten zijn gerealiseerd. Hieraan kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals het stellen van een nadere termijn.
  • bestemming 'Wonen': Afwijken van de voorwaardelijke verplichting voor een dove gevel. Als er met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat, door bijvoorbeeld het toepassen van bronmaatregelen of overdrachtsmaatregelen, de geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde zoals bepaald in de Wet Geluidhinder danwel aan een door het bevoegd gezag vastgestelde hogere waarde, dan kunnen niet dove gevels worden toegestaan.
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van toepassing op de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en gebouwen met de aanduiding 'karakteristiek', omdat juist bij deze karakteristieke bebouwing de verschijningsvorm zo belangrijk is;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan. In dit bestemmingsplan is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bij dit plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' te kunnen wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Uitkomsten Overleg

In artikel 3.1.1, lid schrijft het Bro voor dat de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn. In dezelfde artikelen van het Bro wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Inmiddels heeft het Ministerie I&M bericht over de wijzigingen in de wijze van het overleg over gemeentelijke plannen tussen gemeenten en het Rijk.

Op 1 januari 2012 is de VROM-inspectie samengevoegd met de Inspectie Verkeer en Waterstaat tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft in het nieuwe toezichtbeleid geen adviserende en coördinerende rol meer met betrekking tot de advisering over voorontwerp gemeentelijke ruimtelijke plannen, waarbij geen sprake is van rijksbelang. Plannen hoeven niet voor vooroverleg te worden opgestuurd en tevens hoeven publicaties van ontwerp- en vastgestelde plannen niet meer te worden opgestuurd. In dit geval is geen sprake van rijksbelang, vooroverleg en in kennisstelling van terinzagelegging kunnen daarom achterwege blijven.

De provincie Gelderland wenst alleen betrokken te worden bij ruimtelijke plannen waarbij sprake is van provinciaal belang. Van provinciaal belang is hier geen sprake, zodoende heeft geen vooroverleg plaatsgevonden. De provincie zal wel in kennis gesteld worden van de terinzagelegging van dit plan aangezien het om een bestemmingsplan in het kader van functieverandering gaat.

Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Veluwe wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3. Voor zogenaamde postzegelplannen, waar hier sprake van is, wordt nader vooroverleg niet noodzakelijk geacht en is een digitale watertoets voldoende.

De Gasunie is in verband met de in het plangebied aanwezige aardgastransportleiding geraadpleegd bij de planvorming. De Gasunie heeft geadviseerd over de mogelijke beplanting op de gasleiding. Verder vooroverleg met de Gasunie wordt niet noodzakelijk geacht. De Gasunie zal wel in kennis gesteld worden van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

7.2 Inspraak

Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.

Bijlage 1 Grotenhuisweg 50, Wilp, Kampeerhoeve Bussloo

Bijlage 1 Grotenhuisweg 50, Wilp, Kampeerhoeve Bussloo

Bijlage 2 Herinrichting Terrein Zwarte Kolkstraat 51a

Bijlage 2 Herinrichting terrein Zwarte Kolkstraat 51a

Bijlage 3 Transformatie Erf Grotenhuisweg 37

Bijlage 3 Transformatie erf Grotenhuisweg 37

Bijlage 4 Transformatie Erf Grotenhuisweg 37 - Erratum

Bijlage 4 Transformatie erf Grotenhuisweg 37 - Erratum

Bijlage 5 Akoestische Notitie Grotenhuisweg 37

Bijlage 5 Akoestische notitie Grotenhuisweg 37

Bijlage 6 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 6 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Bodemonderzoek Grotenhuisweg 37

Bijlage 1 Bodemonderzoek Grotenhuisweg 37

Bijlage 2 Bodemonderzoek Grotenhuisweg 50

Bijlage 2 Bodemonderzoek Grotenhuisweg 50

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Grotenhuisweg 37

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Grotenhuisweg 37

Bijlage 4 Rapportage Externe Veiligeheid Grotenhuisweg 50

Bijlage 4 Rapportage externe veiligeheid Grotenhuisweg 50

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek Grotenhuisweg 37

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek Grotenhuisweg 37