KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Doel
Hoofdstuk 2 Analyse Plangebied
2.1 Historische Situatie
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Het Ontwerp
4.3 Bebouwing
4.4 Erf, Tuin En Landschap
4.5 Beeldkwaliteitplan
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieu-onderzoeken
5.3 Civieltechnische Aspecten
5.4 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Bestemmingen
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg
7.2 Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Functieveranderingsplan Klarenbeekseweg 29, Voorst
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna

Klarenbeekseweg 29, Voorst

Bestemmingsplan - gemeente Voorst

Vastgesteld op 25-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Klarenbeekseweg 29, Voorst van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20167-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

1.9 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt gevoerd door de bewoner(s) van de woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiele woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.14 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bijgebouw:

al dan niet aangebouwd gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond;

1.25 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;

1.26 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.29 extensieve recreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.32 landschapswaarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.33 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.34 mantelzorg:

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.35 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.36 paardenbak:

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;

1.37 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

1.38 recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.39 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.40 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.41 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

ENKELBESTEMMINGEN

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden;
  2. b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden;
  3. c. agrarisch natuurbeheer;
  4. d. hobbymatig agrarisch gebruik;
  5. e. onverharde paden ten dienste van de bestemming;
  6. f. extensief recreatief en/of educatief medegebruik.

met daarbijbehorende:

  1. g. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden zijn uitsluitend afrasteringen tot een hoogte van maximaal 1,25 m toegestaan.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  2. b. bij de bestemming behorende andere bouwwerken en voorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen, met uitzondering van parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 1,25 m bedragen;
  2. b. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
    2. 2. opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    3. 3. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    4. 4. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    5. 5. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  3. c. bed & breakfast, uitsluitend in een woning, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  4. d. het herstel en de bescherming van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in:

  1. a. lid 5.1 voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 van de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. lid 5.1 voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in bijlage 1 bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied met bekende archeologische vindplaatsen of een archeologische verwachtingszone met hoge archeologische verwachting.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    3. 3. wordt gebouwd op oude funderingen of archeologisch onderzoek door middel van proefsleuven (met eventueel een doorstart naar een opgraving) wordt uitgevoerd.
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

8.2 Vervangende bouwregel

Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van hoogten dan zijn uitsluitend de bestaande hoogten als zodanig toegestaan.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijkingen

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
    1. 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
    3. 3. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
      • een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
  2. b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de verkeersveiligheid.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%, met dien verstande dat niet van toepassing is op bouwwerken als bedoeld onder a ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Klarenbeekseweg 29, Voorst.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De families Sarink en Terwel hebben bij de gemeente een verzoek ingediend om ter vervanging van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Klarenbeekseweg 29 in Voorst een dubbele woning te kunnen bouwen. Dit wordt mogelijk gemaakt met toepassing van het beleid functieverandering. Tevens zullen een kapschuur en bakhuisje worden gerealiseerd.

Het perceel heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied 1996' de bestemming 'Agrarisch Cultuurgebied, agrarisch bedrijf C'. In het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied', dat ten tijde van het opstellen van dit plan ter inzage heeft gelegen, heeft het perceel ook de bestemming 'Agrarisch'. Binnen beide bestemmingsplannen is het niet mogelijk om ter vervanging van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing nieuwe burgerwoningen op te richten. Om het plan te kunnen realiseren moet een nieuw bestemmingsplan voor het perceel worden vastgesteld.

1.2 Het Plangebied

De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in figuur 1. De locatie ligt ten noordwesten van het dorp Voorst, ten zuiden van de Voorsterbeek en de Klarenbeekseweg . In figuur 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het perceel staat kadastraal bekend als Voorst, sectie K, perceelnummers 421 en 427.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0001.png"

Figuur 1 - Plangebied in de omgeving

1.3 Doel

Doel van onderliggend bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van een nieuwe dubbele woning, een kapschuur, een bakhuisje, het bestemmen van de voormalige karakteristieke agrarische bedrijfswoning tot burgerwoning en een kwaliteitsverhoging van het erf en omliggende landschap.

Hoofdstuk 2 Analyse Plangebied

2.1 Historische Situatie

Voorst is gelegen op een oude stroomrug van de rivier de IJssel. De directe omgeving rondom het plangebied is dan ook hoger gelegen. De landbouw en bebouwing hebben zich eeuwenlang ontwikkeld in deze omgeving. De Klarenbeekseweg is een historisch lint binnen een landschappelijk hoogwaardige omgeving. De ruimtelijke structuur van het gebied wordt bepaald door de, vooral westelijk van de Rijksstraatweg gelegen, plattelandswegen. Het plangebied vormt samen met de aan de overzijde van de Klarenbeekseweg gelegen boerderij “de Kolke” een “bebouwingscluster”.

Op de kaart van 1894 is te zien dat de Klarenbeekseweg noordelijk in een boog rondom een hoofdgebouw liep. Ter hoogte van het erf kwamen vier wegen bij elkaar. De weg vanaf het erf in noordelijke richting (nabij de Kolke) is nog herkenbaar. De weg in zuidelijke richting is verworden tot “kavelweg/erfontsluitingsweg”. Gelet op de ligging van de toenmalige weg vanuit de westelijke richting, die loodrecht de boerderij naderde, kan worden geconcludeerd dat de boerderij samen met de noordelijk gelegen bebouwing een zogenoemd “knooperf” vormde. De markeringen aan de westzijde van de bebouwing duiden waarschijnlijk op een boomgaard. Op de kaart van 1911 is te zien dat ten gevolge van het rechttrekken van de Voorsterbeek en de Klarenbeekseweg het “knooperf” is opgedeeld in tweeën en de boerderij aan de weg is komen te liggen.

Nadien zijn schuren en stallen toegevoegd aan het erf. De kolk (restant van een dijkdoorbraak) aan de overzijde (noordelijk) van de weg, is op de kaart nog duidelijk zichtbaar. De hedendaagse situatie is niet noemenswaardig verschillend. De boomgaard is echter verdwenen.

Op basis van historische kaarten is dus duidelijk te zien dat de boerderij, Klarenbeekseweg 29, samen met de boerderij aan de overkant van de weg een cluster heeft gevormd. Het rechttrekken van de Klarenbeekseweg heeft geresulteerd in de scheiding van het cluster. Gezien vanaf een afstand vanaf de Klarenbeekseweg uit oostelijke richting gekeken naar de bebouwing is er ogenschijnlijk nog een cluster waarneembaar. Boerderijen op de stroomrug hebben als kenmerk dat de onderlinge gebouwen parallel of haaks op elkaar zijn gebouwd. Hiervan is sprake bij zowel de bebouwing op het perceel Klarenbeekseweg 29 als ook bij de boerderij “de Kolke” aan de overzijde. Door de hogere ligging van de boerderij is er sprake van een bepaalde statigheid en aanzien waardoor de belangrijkheid naar de omgeving is weergegeven. Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de visuele samenhang tussen beide boerderijen nog sterk aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0002.png"

Figuur 2 - Kaart omstreeks 1900, historische atlas Gelderland

2.2 Bestaande Situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0003.png"

Figuur 3 - Luchtfoto bestaande erf

Op het perceel staan de volgende gebouwen:

  1. 1. een karakteristieke T-boerderij;
  2. 2. een ligboxenstal met hieraan vast gebouwd een dubbele garage;
  3. 3. een varkensschuur;
  4. 4. een machineberging.

De fraaie T-boerderij is met de voorgevel gericht naar het oosten. De achterzijde is gericht op het erf in westelijke richting. Uit archieven van de Oudheidkundige kring Voorst blijkt dat de oorspronkelijke boerderij omstreeks 1870 is vervangen door een nieuwe boerderij. Ten gevolge van brand is deze in 1953 gedeeltelijk opnieuw gebouwd en uitgebreid.

Aan de oost-, west- en zuidzijde grenst de boerderij aan open weilanden. Aan de oostzijde is de bebouwing van Voorst te zien. In zuidwestelijke richting is er zicht op een veehouderijbedrijf en een molen. Aan de overzijde van de weg in noordelijke richting is boerderij–winkel “De Kolke” gelegen. Deze locatie is de “natuurlijke” barrière tussen het beekdal van de Voorsterbeek en de Voorsterbeek zelf.

De voorzijde van de boerderij betreft het woonhuis. De voordeur van de boerderij is in de zijgevel gelegen. De twee solitaire, monumentale, beuken aan de weg duiden nog op een verloren pad naar de voordeur. De praktijk is dat gasten via het erf en de achterdeur de boerderij benaderen. Langs de weg staat een meidoornhaag met gedeeltelijk een buxushaag. In de voortuin staan enkele uitheemse struiken waaronder coniferen. In de voortuin in zuidwestelijke richting is een plantenkas geplaatst. In westelijke richting hiervan staan enkele fruitbomen.

Op het erf aan de achterzijde van de T-boerderij staan de ligboxenstal, varkensschuur en machineberging. Tussen de machineberging, varkensschuur en T-boerderij is het erf gelegen. In het midden van het erf staat een drietal lindebomen. Vroeger stonden er vier. Na het bouwen van de garages aan de ligboxenstal belemmerde deze de ingang waarna deze gekapt is. Aan de weg bij de erftoegang staat een aantal berkenbomen. In figuur 4 zijn de zichtlijnen vanaf het erf aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0004.png"

Figuur 4 - Zichtlijnen

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Beleidsthema's zoals water, archeologie en milieu, worden hier niet beschreven. Deze komen aan bod in hoofdstuk '5'.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken. Dit bestemmingsplan is een plan van lokaal belang. Het rijksbeleid is dan ook niet van toepassing.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:

  • Het rode raamwerk: hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:
    1. stadsregio Arnhem-Nijmegen
    2. de Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer
    3. Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal
    4. de regionale centra Tiel, Doetinchem en Harderwijk.
    Ook de landbouw-ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang daarvan.
  • Het groen-blauwe raamwerk: In het groenblauwe raamwerk ligt het accent op het beschermen en versterken van de aanwezige kwetsbare waarden en belangen. Dit zijn functies met een lage ruimtelijke dynamiek zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waardevolle open gebieden en gebieden waar meer ruimte voor water gecreëerd moet worden. Belangrijkste uitgangspunt voor het groenblauwe raamwerk is dat er voldoende ruimte voor natuur is. Dit betekent dat verstedelijking hier niet is toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.
  • Het multifunctionele gebied: het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

Het plangebied is niet gelegen binnen het rode of groen-blauwe raamwerk, maar in het multifunctionele gebied. Daarom is het plan voor de provincie Gelderland niet van ruimtelijk belang en is er geen vooroverleg nodig. Uiteraard wordt het plan wel toegezonden voor eventuele zienswijzen.

3.3.2 Ruimtelijke verordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.

In artikel 2 'Verstedelijking' van de Regels behordende bij de Ruimtelijke verordening Gelderland is bepaald waar in Gelderland nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Dit plan betreft een functieveranderingsplan, dit betekent dat nieuwe bebouwing onder voorwaarden is toegestaan. De Ruimtelijke verordening zegt hierover het volgende:
'In een bestemmingsplan kan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak, en 2) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, en 3) in een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.'

Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden die de ruimtelijke verordening stelt. De nieuwe bebouwing leidt tot een vermindering van het bebouwde oppervlak en in hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt uitgebreid onderbouwd op welke manier de nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.

Hiernaast stelt het provinciale beleid dat in het geval van nieuwe bebouwing in het kader van functieverandering voor de maatvoering en specifieke voorwaarden kan worden aagesloten bij regionaal vastgestelde beleidskaders. In dit geval betreft dit de beleidsnota 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' . Deze nota is vastgesteld voor de regio Stedendriehoek. Zie hiervoor paragraaf 3.4.2.

3.3.3 Rondweg Voorst

In oktober 2011 was het Milieueffectrapport (MER) naar de oostelijke en westelijke rondweg om Voorst gereed. Op basis van de resultaten in het MER konden Gedeputeerde Staten een keuze maken voor de oostelijke of de westelijke rondweg.

Uit het MER blijkt dat de N345 (Rijksstraatweg) door Voorst problemen oplevert. Vooral geluidoverlast, barrièrewerking en verkeersveiligheid zijn knelpunten. Wanneer er geen maatregelen worden genomen, zullen deze knelpunten door een toename van het verkeer erger worden.

Effecten oostelijke en westelijke rondweg
Zowel een westelijke als oostelijke rondweg om Voorst kunnen de genoemde knelpunten oplossen. Ook leiden ze beide tot positieve effecten ten aanzien van luchtkwaliteit en externe veiligheid. De rondwegen onderscheiden zich echter op hun effecten wat betreft landschap en cultuurhistorie. Uit de milieueffectrapportage (MER) blijkt dat de westelijke rondweg het landschap bij Voorst het minste schade berokkent. De oostelijke rondweg heeft een grotere impact op landschap en cultuurhistorie. Dat komt omdat ´oost´ door het open, kwetsbare uiterwaardenlandschap van de IJssel loopt. De westelijke rondweg spaart het gewaardeerde landschap ten oosten van Voorst en kan bovendien beter worden ingepast.

Voorkeur GS
Om deze reden hebben Gedeputeerde Staten op 21 februari 2012 hun voorkeur uitgesproken voor een westelijke rondweg om Voorst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0005.png"

Figuur 5 - Schetsontwerp nieuwe rondweg d.d. 2 juli 2012

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het streekplan. Voor de gemeente Voorst is van belang de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen. De visie doet geen uitspraken over de toevoeging van woningen aan het buitengebied met het gebruik van het beleid functieverandering.

3.4.2 Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies

De provincie heeft de regio's kans geboden het beleidskader voor functieverandering op regionaal niveau nader uit te werken, waarbij eventueel van het streekpan valt af te wijken.

Zodoende hebben de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen in het rapport 'Waar de stallen verdwijnen' omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren. Doordat Gedeputeerde Staten van Gelderland het beleidskader hebben goedgekeurd, treedt dit beleid in de plaats van het generieke streekplanbeleid voor functieverandering. Het onderliggende plan voldoet aan dit regionale beleid.

3.5 Gemeentelijk Beleid

Het regionale beleidskader voor functieverandering biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Als uitwerking op het beleidskader heeft de gemeente een rekenmethode voor verevening opgesteld. Verevening moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel of de omgeving daarvan. Tevens is een ervennotitie opgesteld die voor initiatiefnemers bij het opstellen en uitwerken van plannen als leidraad kan dienen. Het plan is beoordeeld aan de hand van deze gemeentelijke beleidsnotities.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Inleiding

Zoals aangegeven is de aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan het mogelijk maken van de bouw van een nieuwe dubbele woning op het perceel aan de Klarenbeekseweg 29. Dit gebeurt in het kader van functieverandering. Voormalige agrarische bebouwing wordt gesloopt, het erf en het omliggende landschap worden verfraaid en er mag een nieuwe dubbele woning met kapschuur en bakhuisje worden gebouwd. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren.

4.2 Het Ontwerp

In figuur 6 is het ontwerp te zien wat tot stand is gekomen naar aanleiding van de analyse van het plangebied. In het ontwerp is onder andere de situering van de nieuwe dubbele woning zichtbaar. Deze wordt ten westen van de boerderij gesitueerd, op de plek van een huidige schuur. Aan de overzijde van het nieuwe woongebouw worden een nieuwe kapschuur en een bakhuisje geplaatst.

Het hoofdgebouw (de bestaande boerderij) ligt op een terp. De nieuw te bouwen woningen worden lager gesitueerd. Dit benadrukt de van oorsprong belangrijkste positie van de bestaande boerderij als hoofdgebouw van het erf.

Om de oorspronkelijke structuur te behouden moeten de karakteristieken van het gebied behouden of verbeterd worden. Dit wordt onder andere bereikt door de nieuwe woningen te situeren op een karakteristiek “boerenerf”. De toekomstige beplanting wordt in overeenstemming gebracht met de historische situatie en zal bestaan uit beplantingen die het vroegere karakteristieke boerenerf benadrukken, zoals beukenhagen, kastanjebomen en hoogstamfruitbomen. De zichtlijnen vanuit de bestaande boerderij in oostelijke richting worden gerespecteerd. In zuidelijke richting worden deze hersteld. De ontsluiting van het erf blijft ongewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0006.png"

Figuur 6 – Inrichtingschets nieuwe erf

4.3 Bebouwing

De bestaande boerderij is de meest noordelijk gelegen woning, aan de oostzijde van het open grasland. De gemetselde tuin/scheidingsmuur tussen de huidige stal en de boerderij mag gehandhaafd blijven. De nieuwe woningen worden gebouwd onder één (langgerekte) rietgedekte kap op de westelijke flank van het erf. Het betreft één gebouw inclusief inpandige bergruimten. Het nieuwe woongebouw is langgerekt en voorzien van een lage goot (één laag met kap).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0007.png"

Figuur 7 – Ontwerp nieuw woongebouw

Onderdeel Materiaal Kleur
Gevels Steen, metselwerk, waalformaat Antraciet (gemetselde plinten)
Gevels Steen, metselwerk, waalformaat
Grijs-rood (achtergevel berging) (overeenkomstig bestaand werk boerderij)
Gevels Hout, potdekselwerk, horizontaal (evt. bevelsiding) Antraciet
Dakbedekking Rietenbedekking Geel/grijs
Kozijnen Hardhout Antraciet/grijs/crème
Deuren Hardhout/vuren Groen

Figuur 8 – Materialisering en kleur nieuwe woongebouw

Ten zuiden van de bestaande boerderij zal een kapschuur worden gebouwd. De oppervlakte hiervan bedraagt ca. 175 m². Deze kapschuur biedt ruimte voor de stalling van o.a. auto's en overig materieel dienstbaar aan de hobbymatige agrarische exploitatie van de gronden. In de volgende figuren zijn een referentiebeeld en kenmerken van de kapschuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0008.png"

Figuur 9 – Referentie nieuwe kapschuur

Onderdeel Materiaal Kleur
Gevels Metselwerk, voorzien van pleisterwerk tot 45 cm. +P Grijs
Gevels Hout, potdekselwerk, horizontaal (evt. bevelsiding) Antraciet
Dakbedekking ABC golfplaten Antraciet/grijs
Kozijnen Vuren Antraciet
Deuren Vuren Antraciet

Figuur 10 – materialisering en kleur nieuwe kapschuur

Ten zuiden van de bestaande boerderij, tussen de te bouwen kapschuur en de boerderij zal een bakhuisje worden gebouwd. In de volgende figuren zijn kenmerken en een referentiebeeld van het bakhuisje weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20167-VS00_0009.png"

Figuur 11- Referentie bakhuisje

Onderdeel Materiaal Kleur
Gevels Metselwerk, voorzien van pleisterwerk tot ca. 45 cm. +P Grijs
Gevels Metselwerk (als bestaande boerderij) Grijs/rood
Dakbedekking Pannen (als bestaande boerderij) Grijs/rood
Kozijnen Vuren Crème (als bestaande boerderij)
Deuren Vuren Groen (als bestaande boerderij)

Figuur 12 - Materialisering en kleur nieuw bakhuisje

4.4 Erf, Tuin En Landschap

Bij de inrichting van het erf en de tuinen staat het handhaven en versterken van het huidige sfeervolle en informele karakter voorop. Dit betekent dat de ingrepen beperkt kunnen blijven. Het erf wordt verhard met een halfverharding, in leem gestabiliseerd grind of puingranulaat, overgaand in gebakken klinkers aansluitend op de bebouwing. De nieuwe woningen hebben een vrij uitzicht in westelijke richting. Aan de westzijde grenzen de privétuinen aan open weilanden, afgeschermd middels een eenvoudig raster bestaand uit afrasteringspalen met draad met een maximum hoogte van 1.25 m. Ter onderbreking worden hier kastanjebomen, noot- en fruitbomen aangeplant.

Langs de weg (noordelijke begrenzing) wordt een boomgaard aangelegd. Uitgaande van de oppervlakte van ca. 400 m2 en de aanplant van appel- en perenbomen zullen dit 11 bomen betreffen. Door aanleg van deze boomgaard wordt de eenheid hersteld met de boomgaard bij boerderij (De Kolke) aan de overkant. De bestaande haag langs de weg blijft bestaan en doorgetrokken langs de boomgaard, met een haag bestaand uit haagbeuk en veldesdoorn (gemengd).

De oostelijke begrenzing blijft bestaan, de aanwezige moestuin in de zuidoosthoek van het plangebied wordt omzoomd met een haag bestaand uit haagbeuk/beuk. Op het erf wordt middels aanplant van een lindeboom het oorspronkelijke viertal weer hersteld. Tussen de kapschuur en bestaande boerderij, ter plaatse van het bakhuis, wordt een appelboom aangeplant. Oostelijk van de kapschuur wordt een notenboom geplant. Aan de zuidoostzijde van de kapschuur wordt een eikenboom geplant. Het erf wordt niet afgesloten met hekken. Alle afrasteringen bestaan uit eenvoudige palen met draad (glad/puntdraad) met een hoogte van ca. 1.25 m. De boomgaard aan de noordzijde is bereikbaar via het erf.

Bij beide nieuwe woningen is plaats voor een siertuin. Deze tuinen zullen door de toekomstige bewoner(s) worden ingericht met inheemse beplanting als boerenjasmijn, seringen, bessen, hortensia, stokrozen, pioenen en akelei. Het in te zaaien gazon aan de westzijde van de nieuwe woningen zorgt voor een geleidelijke overgang naar het open landschap .

Op de inrichtingsschets (figuur 6) zijn naast de nieuwe beplanting tevens alle bestaande, te behouden bomen en hagen aangegeven. Alle bestaande beplanting die niet op deze schets is aangegeven, wordt verwijderd. Bij vervanging van de bestaande te behouden bomen, wordt gekozen voor bomen van dezelfde soort. Voor de bestaande haag geldt dat deze te zijner tijd wordt vervangen door een haag van veldesdoorn of haagbeuk (zoals nieuw wordt aangeplant).

Het uitgebreide beplantingsplan en de beheersmaatregelen behorende bij dit plan zijn te vinden in het functieveranderingsplan dat in bijlage 2 van de regels is opgenomen.

4.5 Beeldkwaliteitplan

In aanvulling op dit bestemmingsplan geeft het functieveranderingsplan het architectonisch en stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied weer. Het plan heeft dan ook de status van beeldkwaliteitplan en zal gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Na vaststelling door de raad zal het functieveranderingsplan het toetsingskader voor welstand vormen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit de aspecten milieu, flora en fauna, archeologie, verkeer en parkeren en water behandeld.

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Bodem

Onderzocht is of de bodem en het grondwater ter plaatse verontreinigd zijn en wat voor gevolgen een eventuele verontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag namelijk pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

In november 2011 heeft Hamabest BV een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd (rapportnummer MT.2132). Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 1 bij de toelichting.

Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de voorgenomen functiewisseling en nieuwbouw op de locatie. Het onderzoek heeft tot doel een actueel en betrouwbaar inzicht te geven in de milieuhygiënische bodemkwaliteit.

Op basis van het vooronderzoek is bekend dat er een voormalige bovengrondse brandstoftank aanwezig is geweest. De dieseltank stond op de aanwezige betonplaat. Deze deellocatie is opgenomen in de onderzoeksopzet van de gehele locatie. De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. De hypothese luidt dan ook: De gehele locatie is onverdacht. Ten behoeve van de gehele locatie is de "Onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV)" gehanteerd. De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" kan grotendeels aangenomen worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar het onderzochte terrein voor de geplande bouwdoeleinden te gebruiken.

Aandacht verdient echter het volgende: Op de locatie is een puinverharding aanwezig. Puin in de bodem leidt in principe tot de strategie asbestverdacht, tenzij het puin afkomstig is van evident niet asbestverdacht materiaal zoals asfalt, klinkers of kolengruis. Zolang het gehalte aan puin beneden de 20 volumeprocent blijft, kan de onderzoekstrategie van de NEN 5707 worden gevolgd. Wanneer er meer dan 20 volumeprocent aanwezig is, zal de onderzoekstrategie volgens de (ontwerp) NEN 5879 moeten zijn. Overigens geldt genoemde 20 volumeprocent niet alleen voor puin (granulaat) maar ook voor andersoortig bouw- en sloopafval. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestondezoek uitgevoerd worden conform de NEN 5707 (bodem) en/of NEN 5897 (granulaten). Asbest is in dit onderzoek verder niet beschouwd. Eventueel vrijkomende grond kan niet zonder meer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dan dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dan dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.

5.2.2 Geluid

Wegverkeerslawaai Klarenbeekseweg

De Klarenbeekseweg is een gemeentelijke weg waar een maximaal toegestane snelheid geldt van 60 km/uur. De verkeersintensiteit is bepaald door middel van tellingen. De woningen worden alleen belast door geluid afkomstig van de Klarenbeekseweg. De voorgevel van de nieuw te bouwen woning ligt op een afstand van ongevaar 17 meter van de Klarenbeekseweg.

De verkeersintensiteit op de Klarenbeekseweg bedraagt in 2012 gemiddeld 318 motorvoertuigen (mvt) op een doordeweeksedag. Voor het jaar 2022 is rekening gehouden met een autonome groei van 1,1 %. De etmaalintensiteit bedraagt dan 355 mvt. Voor de geluidsberekening is deze intensiteit aangehouden. Het wegdek bestaat uit DAB (glad asfalt).

De 48 dB contour ligt op ongeveer 7 meter van de wegas. Aangezien de woningen op meer dan 7 meter vanaf de wegas worden gebouwd, wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.

Wegverkeerslawaai rondweg Voorst

De provincie houdt bij het plan voor de rondweg rekening met onderhavig plan. De verwachting is dat voordat de aanvraag voor omgevingsvergunning kan worden aangevraagd, meer duidelijkheid bestaat over eventueel noodzakelijke geluidsbeperkende maatregelen.

5.2.3 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm) (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 3.6 Wro gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. 1. het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  2. 2. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  3. 3. het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.

Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.

5.2.4 Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.

De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed.

Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). Er liggen echter geen buisleidingen in de directe omgeving van het plangebied.

5.2.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. In de nabijheid van het plangebied zijn geen (agragische) bedrijfsfuncties die schade ondervinden door dit bestemmingsplan.

Molen De Zwaan kent een molenbiotoop waarbinnen eisen worden gesteld aan de hoogte van bebouwing. Het plangebied ligt buiten de molenbiotoop zodat daar geen rekening mee hoeft te worden gehouden.

5.2.6 Flora en fauna

Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enige wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Of uit te wijzen of op het perceel Klarenbeekseweg 29 beschermde natuurwaarden aanwezig of te verwachten zijn is in oktober 2011 door adviesbureau Hamabest BV een quick-scan natuurtoets uitgevoerd. Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 3 bij de toelichting.

Aangetroffen soorten

Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen vaatplanten aangetroffen. Er zijn 2 vogelsoorten aangetroffen: huismussen in de kapschuur en de koeienstal en kraaien in het weiland. In de kapschuur is een duivennest aanwezig en veel kalksporen van mussen. Het is aannemelijk dat de huismus in één van deze stallen een nestlocatie heeft. Er zijn geen sporen van steen- of kerkuilen aangetroffen.

In de schuren zijn geen sporen, zoals mest of urine, aangetroffen van vleermuizen. De bomen in het plangebied zijn niet geschikt als verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen. Vleermuizen kunnen het gebied wel gebruiken om te foerageren. Er zijn geen sporen aangetroffen van steenmarters en dassen. Algemeen voorkomende muizensoorten, konijnen en reeën kunnen worden verwacht in en rondom het plangebied. Eveneens zijn in de kapschuur uitwerpselen van een egel aangetroffen.

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en het terrein kan dan ook alleen dienen als landbiotoop voor diverse soorten. Tijdens het veldonderzoek zijn enkele exemplaren van de gewone pad aangetroffen. Exemplaren van streng of strikt beschermde soorten zijn niet aangetroffen.

EHS

Het gebied aan de overzijde van de Klarenbeekseweg maakt onderdeel uit van de EHS (verweving). Het is de verwachting dat de toekomstige situatie geen significante negatieve gevolgen heeft voor de EHS en de kerkkwaliteiten van het gebied.

Advies

Bij de toekomstige inrichting van het gebied kan rekening worden gehouden met het stimuleren van natuurwaarden. Bij nieuwe beplanting is het gebruik van inlandse, bloem- en vruchtdragende soorten aan te bevelen. Om in de toekomstige situatie nestgelegenheid te creëren voor soorten als de huismus, kan bij de bouw van de nieuwe woning zogenaamde 'vogelvides' worden toegepast. Bijlage 1 van het onderzoeksrapport geeft hierover een korte uitleg.

5.2.7 Archeologie

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het noodzakelijk dat inzicht wordt verkregen in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied.

Het nieuwe woongebouw zal bijna helemaal binnen het bouwvlak van de bestaande mestvarkensstal worden gebouwd. Zowel aan noord- als aan zuidzijde zal het nieuwe gebouw ca. 1 meter langer zijn. Qua breedte valt het nieuwe gebouw ruim binnen het bestaande bebouwde vlak. De mestvarkensstal is onderkelderd tot 1.25 m diep. Het nieuwe woongebouw zal een fundering van ca. 1 m krijgen. Omdat de bodem ter plaatse van het nieuw woongebouw al geroerd is bij de bouw van de bestaande schuren, behoeft hier geen archeologisch te worden uitgevoerd.

Op de plek van de nieuw te bouwen kapschuur staat nu nog een rundveestal. Een gedeelte van de nieuwe kapschuur zal buiten het bestaande bebouwde vlak van de schuur komen te liggen. Een nader archeologisch onderzoek is niet nodig indien de nieuwe kapschuur op poeren te funderen. Dat is voor kapschuren heel gebruikelijk in deze regio. Daarmee wordt zo min mogelijk de bodem verstoord.

Voor het bakhuisje is vanwege de beperkte oppervlakte (6 bij 3 m) geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

5.3 Civieltechnische Aspecten

5.3.1 Parkeren

Parkeren vindt plaats op het eigen terrein. Parkeermogelijkheid is aanwezig in de nieuw te bouwen interne bergingen of in de kapschuur. Ook bestaat de mogelijkheid tot parkeren achter het vogelbosje aan de weg. De inrit blijft ongewijzigd

5.3.2 Ontsluiting plangebied

Ontsluiting van het plangebied vind plaats via de huidige inrit die het perceel aansluit op de Klarenbeekseweg.

5.3.3 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende

grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Toegepaste (bouw)materialen mogen dan ook geen schadelijke stoffen uitscheiden.

5.4 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemers.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Agrarisch met waarden;
  • Tuin;
  • Wonen.

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komt de volgende dubbelbestemming voor:

  • Waarde – Archeologie 3

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan.Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Agrarisch met waarden

Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden hebben landschappelijke en ecologische waarden. De bestemmingsregeling is er op gericht om deze waarden te beschermen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend afrasteringen tot een hoogte van 1.25 m worden gebouwd. Voor het handhaven is een omgevingsvergunningplicht in het artikel opgenomen.

6.3.2 Tuin

De tuinen aan de westzijde van het nieuwe woongebouw en de tuin aan de voor-, oost- en achterzijde van de bestaande boerderij hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Deze gronden dienen zoveel mogelijk onbebouwd te blijven. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

6.3.3 Wonen

Bestemmingsomschrijving

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan

Bouwvlak

Er is gekozen voor een systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel de woningen (bestaand en nieuw) als de bijgebouwen dienen te worden gebouwd. De maat van de nieuwe woningen wordt bepaald door de afmeting van het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte.

Op de bestaande woning zijn de bestaande maten van toepassing. De maat van de bijgebouwen wordt bepaald door de afmetingen van de bouwvlakken en de toegestane goot- en bouwhoogten. Andere bouwwerken mogen buiten de bouwvlakken worden opgericht.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf

Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m². Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage 2 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast

De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

Karakteristieke bebouwing

De bestaande boerderij is een overblijfsel van het agrarische verleden van de plek. Het gebouw is vanwege de (hoge) plaatsing, hoofdvorm en verschijningsvorm van belang voor de herkenbaarheid van de geschiedenis en de identiteit van de plek. Deze kwaliteiten zijn uitgangspunt geweest voor het functieveranderingsplan.

De bestaande boerderij is beeldbepalend voor het nieuwe erf. Als belangrijkste gebouw van het "vernieuwde boerenerf" is de bestaande boerderij zowel drager van de nieuwe identiteit als verankering aan de historie van de plek. Handhaving van de uitstraling van het pand is het uitgangspunt. Met de aanduiding "karakteristiek" worden de hoofdvorm (en huidige inhoud), situering en oriëntatie van het gebouw beschermd.

Voorwaardelijke verplichting

Binnen deze bestemming is een zogenaamde voorwaardelijke verplichting opgenomen. De bouwmogelijkheden die door dit bestemmingsplan ontstaan, zijn gekoppeld aan een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Binnen 3 jaar na verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor de nieuwe woningen, dient namelijk uitvoering te zijn gegeven aan de aanleg van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het functieveranderingsplan zoals dat in bijlage 2 van de regels is opgenomen.

Worden de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen niet uitgevoerd of niet in stand gehouden, dan is het gebruik van de gronden binnen de bestemming 'Wonen' in strijd met de bestemming.

6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Eén van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te kunnen wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Uitkomsten Overleg

In artikel 3.1.1, lid schrijft het Bro voor dat de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn. In dezelfde artikelen van het Bro wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Inmiddels heeft het Ministerie I&M bericht over de wijzigingen in de wijze van het overleg over gemeentelijke plannen tussen gemeenten en het Rijk.

Op 1 januari 2012 is de VROM-inspectie samengevoegd met de Inspectie Verkeer en Waterstaat tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft in het nieuwe toezichtbeleid geen adviserende en coördinerende rol meer met betrekking tot de advisering over voorontwerp gemeentelijke ruimtelijke plannen, waarbij geen sprake is van rijksbelang. Plannen hoeven niet voor vooroverleg te worden opgestuurd en tevens hoeven publicaties van ontwerp- en vastgestelde plannen niet meer te worden opgestuurd. In dit geval is geen sprake van rijksbelang, vooroverleg en in kennisstelling van terinzagelegging blijven achterwege.

De provincie Gelderland wenst alleen betrokken te worden bij ruimtelijke plannen waarbij sprake is van provinciaal belang. Van provinciaal belang is hier geen sprake, zodoende heeft geen vooroverleg plaatsgevonden. De provincie zal wel in kennis gesteld worden van de terinzagelegging van dit plan aangezien het om een bestemmingsplan in het kader van functieverandering gaat.

Voor zogenaamde postzegelplannen, waar hier sprake van is, wordt nader vooroverleg met Waterschap Veluwe niet noodzakelijk geacht en is een digitale watertoets voldoende.

7.2 Inspraak

Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Functieveranderingsplan Klarenbeekseweg 29, Voorst

Bijlage 2 Functieveranderingsplan Klarenbeekseweg 29, Voorst

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 3 Quickscan flora en fauna