bestemmingsplan Weteringse Broek, Lochemsestraat
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 03-07-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan bestemmingsplan Weteringse Broek, Lochemsestraat met identificatienummer NL.IMRO.0285.20237-VS00 van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:
het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
1.6 aan-huis-verbonden beroep;
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 archeologisch onderzoek:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.9 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.11 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.12 begane grondvloer
de constructieve vloer, met een maximum van 15 cm dikte, waarbij isolatie niet meegerekend wordt;
1.13 bestaand:
- 1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
- 2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijke oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
een grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 calamiteit:
een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;
1.23 cultuurhistorische waarden:
de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 maaiveld:
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk;
1.26 mantelzorg:
tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak, door personen uit diens omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.27 normaal onderhoud of gebruik:
het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.28 overkapping:
een bouwwerk met maximaal één wand behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting;
1.29 peil:
- a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.30 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;
1.31 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moeten worden aangemerkt;
1.32 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;
2.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 horizontale diepte van een bouwwerk:
de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 vloeroppervlakte:
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden zoals volgt uit de aanwezigheid van karakteristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, erfbeplantingen, bosjes, singels en hoogstamboomgaarden;
- b. agrarische doeleinden;
- c. agrarisch natuurbeheer;
- d. hobbymatig agrarisch gebruik;
- e. onverharde paden ten dienste van de bestemming;
- f. extensief recreatief en/of educatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 m toegestaan.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, de bescherming en/of het herstel van de aanwezige natuurlijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in de vegetatie, en de landschappelijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in het (micro)reliëf;
- b. recreatief medegebruik ten dienste van de bestemming;
- c. agrarisch medegebruik;
- d. paden ten dienste van de bestemming en ter ontsluiting van aanliggende of nabijgelegen gronden;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet gebouwd worden.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonfunctie.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 m toegestaan.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. gebouwen en bouwwerken ten dienste van wonen;
- c. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan horende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
- 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
- 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- 3. opslag van risicovolle activiteiten is niet toegestaan;
- 4. buitenopslag is niet toegestaan;
- 5. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 6. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 7. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
- d. bed & breakfast, uitsluitend in een woning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning. Deze maximale aantallen gelden niet ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
- e. hobbymatig agrarisch medegebruik
- f. het herstel en de bescherming van landschappelijke waarden;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, paden, verhardingen en parkeerplaatsen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a en toestaan dat de bouwgrens met maximaal 1 m wordt overschreden;
- b. het bepaalde bij a wordt uitsluitend toegepast indien aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.4.1 indien in plaats van de landschapsmaatregelen uit bijlage 1 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorschriften worden verbonden;
- b. lid 6.4.1 ten behoeve van uitstel van de termijn van aanleg waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage of een onbekende archeologische verwachting.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
- c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Landschap
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke waarden waarbij deze gronden niet mogen worden ingericht ten dienste van de nabij gelegen woning.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Paardenbak
Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 luchtvaartverkeerzone-2
- a. Op deze gronden is de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten anders dan de woning als verbeeld in het in bijlage 1 van deze regels opgenomen 'Plan Lochemsestraat, Weteringse Broek' niet toegestaan;
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a om de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten toe te staan indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. het gebruik en de bouwregels voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- 1. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- 2. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- 3. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
- b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
12.2 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
afgeweken worden voor de vestiging van bedrijven:
- a. welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
- b. bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie;
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Artikel 14 Algemene Procedureregels
14.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Weteringse Broek, Lochemsestraat.
Bijlagen
Bijlage 1 Plan Lochemsestraat, Weteringse Broek
Bijlage 2 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het kader van het project Weteringse Broek heeft de gemeente Apeldoorn de boerderij aan de Ganzevlesweg 12 met aanliggende gronden aangekocht. Dit gebied van ongeveer 16,5 ha groot wordt landschappelijk verbeterd door de aanleg van hagen, singels, bosjes en boomgaarden. Daarnaast zijn er wandel- en fietspaden gerealiseerd. In het kader van functieverandering zijn voor dit gebied in het bestemmingsplan 'Weteringse Broek, Ganzevlesweg 12 e.o.' 4 nieuwe woningen mogelijk gemaakt (2 vrijstaande en een dubbele). Inmiddels zijn één vrijstaande en de dubbele woning gebouwd. De vrijstaand woning op het perceel ten noorden van de Lochemsestraat 5a in Terwolde is nog niet gerealiseerd. De nieuwe eigenaar van dit perceel heeft bij de gemeente Voorst een verzoek ingediend om een nieuw bestemmingsplan. Binnen het geldende bestemmingsplan is het perceel bestemd voor Natuur, Wonen, Tuin en Agrarisch met waarden - Landschap. In het geldende bestemmingsplan is een maximale inhoud van 750 m³ toegestaan. Het ontwerp van de initiatiefnemer overschrijdt deze inhoud. Daarnaast wordt het bestemmingsvlak overschreden. Om deze redenen is een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Doel
Voorliggend bestemmingsplan heeft als doel een planologisch kader te scheppen om de bouw van de ontworpen woning met bijgebouw mogelijk te maken. Daarnaast krijgen de te nemen landschappelijke maatregelen een natuurbestemming.
1.3 Ligging Plangebied
Het plangebied van onderliggend bestemmingsplan bevindt zich tussen de kernen de De Vecht en Teuge op de grens met de gemeente Apeldoorn. Afbeelding 1 geeft de situering van het plangebied weer. Een luchtfoto van het perceel is opgenomen in afbeelding 2. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Voorst, sectie N, nummer 609.
Afbeelding 1 - situering van het plangebied in de omgeving
Afbeelding 2 - luchtfoto van het perceel
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan beslaat 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitvoerbaarheid van de plannen aan de hand van de verschillende milieuthema's en de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 5 beschrijft in het kort het plan. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 tot slot gaat in op overleg en inspraak tijdens de procedure van het plan.
Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Bestaande Situatie
Op afbeelding 2 is te zien dat er momenteel geen bebouwing aanwezig is op het perceel. Voorheen was het perceel bestemd als agrarisch en deed dienst als weiland. In het kader van de functieverandering is aan het perceel een woonbestemming toegekend waardoor hier één vrijstaande woning mogelijk is. Het plangebied wordt ontsloten via het fietspad dat uitkomt op de Lochemsestraat.
2.2 Toekomstige Situatie
Op het perceel wordt een vrijstaande woning gerealiseerd. Afbeelding 3 geeft de voorgestelde inrichting op hoofdlijnen weer. Omdat het plan op enkele punten afwijkt van het geldende bestemmingsplan zijn extra architectonische en landschappelijke voorwaarden gesteld. De beoogde architectuur en landschappelijke inrichting is opgenomen in een beeldkwaliteitsplan (Bijlage 1 van de regels) en wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5.
Afbeelding 3 - voorgestelde inrichting van het perceel
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente). Andere beleidsthema's, zoals milieu, archeologie en wateraspecten, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 4.
3.2 Rijksbeleid
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuwe rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid van voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
- vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren van de bereikbaarheid;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd. Deze ladder is vanaf 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (weergegeven in afbeelding 5).
Afbeelding 5 - schema ladder voor duurzame verstedelijking
Gezien de aard en omvang van dit bestemmingsplan is de SVIR en de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsvisie Gelderland is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan
en enkele andere structuurvisies. De visie is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- 1. een duurzame economische structuur;
- 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
De opzet van de Omgevingsvisie is opgehangen aan de termen divers, dynamisch en mooi. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Divers Gelderland heeft betrekking op de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken en mobiliteit. Mooi Gelderland staat voor de kwaliteiten die bescherming of ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen, waarbij te denken valt aan cultuurhistorie, natuur en water.
In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die er voor moeten zorgen dat de in de Omgevingsvisie opgenomen visie ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. De verordening dient dan ook als het (juridische) toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning. De verordening bestaat uit een kaart met daaraan gekoppeld de regels.
De planlocatie ligt in de Groene Ontwikkelingszone (GO). De provincie streeft in deze gebieden naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat hierbij om landbouwgrond, maar ook woningen en bedrijven. In de GO is ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Het gaat hier om het 'per saldo' niet significant aantasten (bij een beperkte uitbreiding) dan wel om het substantieel versterken (bij een grote uitbreiding) van de kernkwaliteiten. Het toestaan van een (beperkte) grotere inhoudsmaat zorgt niet voor een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Daarnaast wordt het perceel landschappelijk versterkt.
De planlocatie ligt tevens binnen het Nationaal Landschap Veluwe. De provincie wil met ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. Water als verbinder is ook een kenmerk van het plangebied volgens de omgevingsvisie Gelderland. De provincie en haar partners streven er samen naar om een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden te realiseren. Daarnaast streeft de provincie ook naar bescherming van het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening. Het plangebied valt in een boringsvrije zone.
Verder bevat de Omgevingsvisie Gelderland het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid. Gezien de kleinschalige aard en omvang (aantal woningen) van onderliggend plan, is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland. De beperkte wijziging die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt doet geen enkele afbreuk aan de kwaliteiten van het gebied en botst niet met provinciaal beleid. In hoofdstuk 5 van deze toelichting wordt verder onderbouwd waarom medewerking aan voorliggend plan mogelijk is.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Gebiedsvisie Weteringse Broek
In augustus 2006 hebben de gemeenten Apeldoorn en Voorst en Waterschap Vallei en Veluwe de Gebiedsvisie Weteringse Broek opgesteld. Doelstelling is de herontwikkeling van het gebied Weteringse Broek om het aantrekkelijk te maken voor recreanten en bewoners. Uitgangspunt is het herstellen van het landschap om een aantrekkelijk gebied te creëren. Het gebied ligt tussen Apeldoorn, De Vecht en Teuge.
Het is de bedoeling dat in het 500 hectare grote gebied circa 100 hectare nieuwe natuur wordt aangelegd. Een fietspad en wandelpad zijn hier ook onderdeel van. Aanleiding voor het project Weteringse Broek was de aanleg van de Apeldoornse nieuwbouwwijk Zuidbroek. Het is belangrijk dat de nieuwe bewoners in de directe omgeving natuur kunnen beleven en fiets- of wandeltochten kunnen maken.
Voorliggend plan maakt deel uit van het grotere project Weteringse Broek. Er is een woning toegewezen aan deze locatie en past daarmee goed binnen de kaders van de gebiedsvisie. De uitgangspunten uit de gebiedsvisie Weteringse Broek die destijds zijn vertaald naar het bestemmingsplan 'Weteringse Broek, Ganzevlesweg 12 e.o.' blijven van toepassing.
3.4.2 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).
De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio ‘compleet’. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.
De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:
- Duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling;
- Natuur, landschap en landbouw ontwikkelen in functiecombinaties;
- Regionale bereikbaarheid verbeteren door hoogwaardig openbaar vervoer;
- Stedelijke herstructurering gaat boven nieuwe stadsuitbreidingen;
- Toevoegen van centrumstedelijke en landelijke woonmilieus.
Gelet op de aard en omvang van dit plan, is in de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 geen beleid opgenomen dat hierop specifiek van toepassing is.
3.4.3 Omgevingsagenda Cleantech regio
In samenwerking met de provincie Gelderland is door de Strategische Board Stedendriehoek en de Cleantech regio de Omgevingsagenda opgesteld. Deze bevat opgaven uit de Omgevingsvisie Gelderland, Agenda Stedendriehoek en Cleantech Agenda die elkaar raken en elkaar kunnen versterken. De Omgevingsagenda is dus een gezamenlijk product van Gelderland, regio en board. Zij werken samen aan een regio waar het gezond wonen, werken, leven en recreëren is.
Onderliggend plan maakt onderdeel uit van het project Weteringse Broek. Dit gebied is herontwikkeld om het aantrekkelijk te maken voor recreanten en bewoners. Met name het herstellen van het landschap is een belangrijk uitgangspunt.
Een onderdeel van dit bestemmingsplan is de landschappelijke versterking van het perceel. Hiermee voldoet het aan de doelstellingen uit de Omgevingsagenda Cleantech regio.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is de toekomstvisie geformuleerd voor toekomstig gemeentelijke ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen.
De locatie ligt tussen de kernen van De Vecht en Teuge op de grens met de gemeente Apeldoorn. Het plangebied ligt in het deelgebied Zuidelijke Overgangsgebied. In dit gebied staat de grondgebonden landbouw centraal in combinatie met verbrede landbouw, gerelateerd aan de recreatieve potenties van het gebied. In het gebied is afwisselend sprake van openheid en beslotenheid. In deze gebieden ziet de provincie ook goede mogelijkheden tot verdere natuurontwikkeling. Naast de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven biedt het Zuidelijke Overgangsgebied ook voldoende mogelijkheden voor plattelandsvernieuwing. Dit laatste is van toepassing op het project Weteringse Broek. Nieuwe woon- of werklocaties in of grenzend aan het Zuidelijke Overgangsgebied vanuit de kernen, worden zodanig ruimtelijk vormgegeven en landschappelijk ingepast dat het geheel aansluit bij de landschappelijke karakteristiek van het gebied. Omdat het perceel onderdeel uitmaakt van het project Weteringse Broek en dit bestemmingsplan een beperkte afwijking is van het geldende bestemmingsplan past het binnen de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Inleiding
Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden dat het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's ecologie, archeologie en cultuurhistorie, verkeer en parkeren, water en de economische uitvoerbaarheid.
4.2 Milieu
4.2.1 Bodem
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening te worden onderzocht of de aanwezige bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
In 2012 is door Buro Antares een verkennend bodemonderzoek en een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de 3 woningbouwlocaties voor het bestemmingsplan 'Weteringse Broek, Ganzevlesweg 12 e.o.'. Op de planlocatie zijn destijds geen bijzonderheden waargenomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Tijdens de locatie-inspectie, de inspectie van het maaiveld en de inspectie van de proefgaten/-boringen zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Uit de analyseresultaten is gebleken dat in de bovengrond geen asbest is aangetoond.
Op basis van het eerdere onderzoek van Buro Antares wordt geconcludeerd dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar vormt voor de bouwdoeleinden. De grond wordt geschikt geacht voor het gebruik en de voorgenomen nieuwbouw.
4.2.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Voor wat betreft de onderbouwing van te hanteren afstanden dient in eerste instantie te worden uitgegaan van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. De brochure geeft minimale afstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie die aangehouden moeten worden. De aan te houden afstanden van de brochure zijn opgezet voor inwaarts zoneren en bevatten vanuit de milieugevoelige functie gezien een bufferzone.
In het geldende bestemmingsplan 'Weteringse Broek, Ganzevlesweg 12 e.o.' is onderzocht en geconcludeerd dat het toekennen van woonbestemmingen aan o.a. het plangebied van dit bestemmingsplan geen belemmeringen oplevert voor de directe omgeving. Voor het bepalen van deze bouwpercelen is in het verleden rekening gehouden met een afstand van 50 meter ten opzichte van de agrarische bedrijven. Aan de Lochemsestraat 5a is een constructiebedrijf gevestigd. Dit bedrijf behoort tot milieucategorie 3.2. Dit betekent dat nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, op minimaal 100 meter afstand van dit bedrijf moeten worden gesitueerd. De afstand van dit bedrijf tot het plangebied is ruim 120 meter. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan alleen een afwijkende inhoudsmaat mogelijk waardoor geconcludeerd mag worden dat vanuit milieuzonering geen belemmeringen bestaan tegen het bouwplan.
4.2.3 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Ook voor dit aspect is voor de vaststelling van het geldende bestemmingsplan 'Weteringse Broek, Ganzevlesweg 12 e.o.' onderzoek gedaan. De woningbouwlocaties, waaronder het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, zijn destijds positief beoordeeld voor de aspecten wegverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Een nieuw onderzoek waarbij getoetst wordt aan de Wet geluidhinder is daarom niet van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.
4.2.4 Luchtkwaliteit
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Gesteld kan worden dat de luchtkwaliteit 'niet betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
4.2.5 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
Uit de risicokaart van de provincie Gelderland (zie onderstaande afbeelding) blijkt dat in de nabijheid van het perceel geen stationaire bronnen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plan. Bovendien liggen er ook geen buisleidingen in de directe omgeving van het plangebied die van invloed zijn op het plan. Het aspect externe veiligheid vormt om die reden geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Afbeelding 6 - uitsnede risicokaart Gelderland
4.3 Flora En Fauna
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:
- 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
- 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
- 3. vereenvoudiging van de regels.
In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.
De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Met de nieuwe Wet natuurbescherming is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.
In de quickscan die is uitgevoerd voor het bestemmingsplan 'Weteringse Broek, Ganzevlesweg 12 e.o.' zijn destijds alleen voorwaarden opgenomen voor het slopen van de schuren. Voor het bouwen van een woning zijn geen extra voorwaarden of eisen voortgekomen uit het eerdere onderzoek. Om deze reden is er geen bezwaar ten aanzien van het bouwplan.
4.4 Archeologie
4.4.1 Archeologie
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:
- Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behouden in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
- In ruimtelijke ordening (planvorming) al vroegtijdig rekening houden met archeologische waarden;
- De bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet en deze treedt in 2019 in werking. Tot die tijd zijn de artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar deze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.
Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De locatie ligt in een gebied met een archeologische verwachtingszone 6: een zone met een lage of onbekende archeologische verwachting. Hier geldt het streven naar behoud in huidige staat. Bij ingrepen met een grotere oppervlakte dan 2.500 m² én die dieper reiken dan 30 centimeter onder maaiveld, dient een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Dit is niet van toepassing op voorliggend plan waardoor geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd. De archeologische waarde 6 wordt ook in dit bestemmingsplan overgenomen.
4.5 Watertoets
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Op 31 maart 2017 is de digitale Watertoets van Waterschap Vallei en Veluwe ingevuld. Het resultaat hiervan is opgenomen als bijlage (zie bijlage 1, De Watertoets). Beoordeeld is dat het plan voor het waterschap beperkt van belang is. De motivatie daarvoor is dat er geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor een regionale waterberging. Dit betekent dat geen essentieel waterbelang wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
4.6 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering hiervan zijn voor rekening van de aanvrager.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is het verzoek om een woning met aangebouwd bijgebouw te mogen bouwen op het perceel aan de Lochemsestraat in Terwolde. Een woning die groter is dan het geldende bestemmingsplan toestaat en die op een paar plekken de bestemmings- en bouwgrens overschrijdt.
5.2 Uitgangspunten
Uitgangspunt binnen het gebied Weteringse Broek is dat nieuwe woningen zeer goed passen in het nagestreefde hoogwaardige omgevingsbeeld. Een nieuwe woning moet van hoge architectonische kwaliteit zijn. Daarnaast moet het landschapsplan voorzien in een aanzienlijke verbetering en instandhouding van het erf en het omliggende landschap. Hierin liggen hoofdzakelijk de argumenten om mee te werken aan voorliggend ontwerp.
5.3 De Bebouwing
In de nieuwe situatie wordt een vrijstaande woning met aangebouwd bijgebouw gerealiseerd. Het ontwerp draagt een aantal elementen in zich die het gebouw in zijn totaliteit aantoonbaar beter maken maar die er wel voor zorgen dat het volume boven de in het geldende bestemmingsplan toegestane 750 m3 komt. Het gaat met name om de lage goothoogte van 1,50 meter (dit werkt beperkend voor het gebruik) en het grote dakvlak met de grote overstekken. Omdat de overstekken breder zijn dan 70 cm tellen deze mee bij de inhoud van de woning, terwijl dit eigenlijk buitenruimtes zijn. Deze elementen zorgen juist voor een hoogwaardig architectonisch geheel en rechtvaardigen daarmee een grotere inhoudsmaat. Met het ontwerp is tevens de ruimte verbruikt voor vergunningsvrij bouwen. Op de verbeelding is aan de achter- en zijkant van de bebouwing de dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming is bouwen uitgesloten en daarmee ook vergunningsvrij bouwen.
Onderstaande afbeeldingen laten het ontwerp van de nieuwe woning en bijgebouw zien. De totaalsfeer van het ontwerp samen met de landschappelijke inrichting van het perceel draagt in hoge mate bij aan de ruimtelijke kwaliteit (maatschappelijke meerwaarde) van de plek. Het ontwerp is eigentijds vormgegeven maar ademt toch de agrarische sfeer omdat er gebruik wordt gemaakt van zeer lage goten en grote dakvlakken van riet. Om zeker te stellen dat het ontwerp ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie Bijlage 1 van de bij dit plan horende regels).
Afbeeldingen 7 en 8 - diverse aanzichten van de nieuwe woning
5.4 Het Erf En Omliggende Landschap
Naast de hoge architectonische kwaliteit van de bebouwing is ook de inrichting van het erf en het omliggende landschap belangrijk. Het leveren van een grotere bijdrage aan het landschap, aanvullend op wat het vorige plan minimaal voorschreef, is meegenomen in de overweging om het voorliggende ontwerp van woning met bijgebouw mogelijk te maken. Initiatiefnemer heeft samen met de gemeente een landschapsplan ontwikkeld. Een groot deel van de landschappelijke inrichting wordt bestemd als Natuur. Het landschapsplan is tevens gekoppeld aan een voorwaardelijke verplichting. Op deze manier is zowel de instandhouding als de aanleg van de landschappelike maatregelen gegarandeerd.
Op onderstaande afbeelding is de landschappelijke inrichting van het perceel te zien. De bestaande singel aan de zuidzijde wordt versterkt met onderbegroeiing in de vorm van sleedoorn. Slecht een klein gedeelte van het gras rondom de woning wordt intensief beheerd (tuin), het gedeelte daarom heen en om de poel wordt ingericht als natuurlijk grasland. Hierin wordt een aantal fruitbomen geplant en voor de woning aan de rand van de 'laagte' een aantal knotwilgen. In de noordwesthoek van het perceel wordt een ecologische poel aangelegd die tevens dient voor waterberging. De rest van het perceel behoudt zijn agrarische functie als weiland, echter wel omsingeld door een nieuw aan te planten singel om zo het oorspronkelijke kleinschalige karakter van het agrarische gebied weer terug te brengen.
Afbeelding 9 - landschappelijke inrichting van het perceel
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.
6.2 Planregels
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
6.2.2 Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
- Agrarisch met waarden - Landschap;
- Natuur;
- Tuin;
- Wonen.
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
- Waarde - Archeologie - 6;
- Waarde - Landschap.
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
6.2.3 Algemene regels
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdige gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.
Algemene aanduidingsregels
De luchthavenverkeerszone 2 rondom luchthaven Teuge is op de verbeelding aangegeven.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
6.3 Bestemmingen
6.3.1 Agrarisch met waarden - Landschap
Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden hebben landschappelijke en ecologische waarden. De bestemmingsregeling is er op gericht deze waarden te beschermen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 m worden gebouwd. De uitvoering van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
6.3.2 Natuur
De bestemming 'Natuur' is toegekend aan een groot deel van het plangebied. Dit gebied wordt omgevormd naar natuur. De bestemmingsregeling is er op gericht om de nieuwe waarden mogelijk te maken en in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken. Voor het handhaven is een omgevingsvergunningplicht in het artikel opgenomen. Binnen deze bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.
6.3.3 Tuin
De voortuin van de woning heeft de bestemming 'Tuin' gekregen. Deze gronden dienen zoveel mogelijk onbebouwd te blijven. Binnen deze bestemming zijn alleen terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan.
6.3.4 Wonen
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, een beroep of bedrijf aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij alle bebouwing (woning en overige gebouwen) binnen een bouwvlak dient te worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen ook buiten de bouwvlakken worden opgericht.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Voor de woning geldt dat een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf zijn toegestaan welke zijn genoemd in categorie 1 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
- opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
- de activiteit leidt niet tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen.
Bed & breakfast
De woning mag gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak Wonen.
Voorwaardelijke verplichting
Binnen deze bestemming is een zogenaamde voorwaardelijke verplichting opgenomen. De bouwmogelijkheden die door dit bestemmingsplan ontstaan, zijn gekoppeld aan een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Binnen 3 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dient uitvoering te zijn gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 van deze regels opgenomen 'Plan Lochemsestraat, Weteringse Broek', teneinde te komen tot een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing. Worden de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen niet uitgevoerd of niet in stand gehouden, dan is het gebruik van de bebouwing binnen de bestemming 'Wonen' in strijd met de bestemming.
6.3.5 Waarde - Archeologie - 6
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken, die ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan nog niet voorzien zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Als gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
6.4.2 Afwijking
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden:
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
- bestemming 'Wonen': ten behoeve van een overschrijding van de bouwgrens met maximaal 1 m;
- bestemming 'Wonen': ten behoeve van het toestaan van het treffen van andere landschapsmaatregelen die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- bestemming 'Wonen': ten behoeve van uitstel van de termijn van aanleg van de landschapselementen;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg;
- een afwijkingsmogelijkheid voor de vestiging van bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie.
6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend wordt gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan. In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen;
In dit bestemmingsplan is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:
- lid 13.1: het wijzigen van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In artikel 3.1.1. van de Bro wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.
Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen. De provincie wordt in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is. Ook het waterschap wordt in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 13 april 2017 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.