KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Leiding - Riool
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
Artikel 12 Waarde - Archeologie 4
Artikel 13 Waarde - Archeologie 5
Artikel 14 Waarde - Ecologie - Gnn
Artikel 15 Waarde - Ecologie - Go
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Tracébesluit A1
Bijlage 2 Toelichting Tracébesluit A1
Bijlage 3 Mer

Verbreding A1

Bestemmingsplan - gemeente Voorst

Vastgesteld op 31-01-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Verbreding A1 met identificatienummer NL.IMRO.0285.20292-VS00 van de gemeente Voorst.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.6 agrarisch natuurbeheer

agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke.

1.7 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde. Overkappingen worden ook aangemerkt als andere bouwwerken.

1.11 bebouwing

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 (bedrijfs)woning

een gebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen.

1.15 bestaand

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 cultuurhistorische waarden

de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de opslag, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.30 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.31 landschappelijke waarde

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.32 molenbiotoop

de omgeving van een molen gelegen binnen een straal van 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen.

1.33 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.34 normaal onderhoud of gebruik

het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.35 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 peil

  1. a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

1.37 recreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.38 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.39 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.40 wooneenheden

zie (bedrijfs)woning.

1.41 overkapping

een bouwwerk met maximaal 2 wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekende delen niet meer dan 0,7 m bedraagt.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij dit plan behorende 'Standaard Staat vanBedrijfsactiviteiten';
  2. b. ter plaatse van de aanduidingen zoals in de hierna opgenomen tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit zoals hierna in de tabel genoemd:
bedrijfsactiviteit aanduiding
Bevi-inrichting (sb-bevi)
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (vml)
vulpunt lpg (vu)
  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'; uitsluitend een nutsvoorziening

alsmede voor:

  1. d. openbare nutsvoorzieningen;
  2. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bevi';
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. zelfstandige kantoren en horeca zijn niet toegestaan;
  6. f. detailhandel is uitsluitend toegestaan mits de detailhandel een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsvoering en de detailhandel in goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf;
  7. g. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum hoogte'.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting al dan niet ten behoeve van de houtproductie;
  2. b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden, zoals deze tot stand komen in de hoog opgaande beplanting en het (micro)reliëf;
  3. c. het behoud en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bos-ecosysteem;
  4. d. recreatief medegebruik;

alsmede voor:

  1. e. bestaande wegen, en (voet-, fiets- en ruiter-)paden;
  2. f. bestaande sloten en andere watergangen;
  3. g. openbare nutsvoorzieningen;
  4. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, de bescherming en/of het herstel van de aanwezige natuurlijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in de vegetatie, en de landschappelijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in het (micro)reliëf;
  2. b. recreatief medegebruik ten dienste van de bestemming Natuur;
  3. c. agrarisch medegebruik;
  4. d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan indien deze functioneel gebonden zijn aan het onderhoud en beheer van het gebied en indien de aaneengesloten oppervlakte natuur en het onderhouds- en/of beheersgebied ten minste 25 ha bedraagt;
  2. b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat gebouwen tevens zijn toegestaan binnen een bouwvlak;
  3. c. de oppervlakte van gebouwen per aaneengesloten onderhouds- en beheergebied bedraagt ten hoogste 100 m²;
  4. d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  5. e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  6. f. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden als sport-, wedstrijd-, speel-, parkeer- en/of kampeerterrein is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model-) vliegsport is niet toegestaan.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. het aantal rijstroken van de in de bestemming begrepen wegen mag maximaal vier rijstroken per rijbaan bedragen, waarbij de op- en afritten, spitsstroken, weefvakken, redresseerstroken en vluchtstroken niet zijn meegerekend;
  3. c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' tevens een antennemast;
  7. g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, geluidswerende voorzieningen, parkeren, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, viaducten, bruggen en water;

Het aantal rijstroken van de in de bestemming begrepen wegen mag maximaal vier rijstroken per rijbaan bedragen, waarbij de op- en afritten, spitsstroken, weefvakken, redresseerstroken en vluchtstroken niet zijn meegerekend.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat tevens apparatenruimten ten behoeve van de telecommunicatie en abri's zijn toegestaan;
  3. c. de oppervlakte van apparatenruimten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bedraagt ten hoogste 40 m² per gebouw;
  4. d. de bouwhoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bedraagt ten hoogste 60 m;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m;
  6. f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 om een overkapping ten behoeve van een oplaadstation voor elektrische motorvoertuigen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de oppervlakte aan overkappingen per oplaadstation bedraagt ten hoogste 200 m2;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. de ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid;
  4. d. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en oeverstroken;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. natuurvriendelijke oevers;
  5. e. scheepvaart;
  6. f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen, kunstwerken;
  7. g. openbare nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2.b indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2.b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie 5

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Ecologie - Gnn

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GNN' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden, tot uitdrukking komende in:
    1. 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    2. 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    3. 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    4. 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).

Artikel 15 Waarde - Ecologie - Go

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GO' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. bescherming, behoud, herstel en realisatie van de ecologische waarden en ecologische samenhang van de onderscheiden gebieden, met dien verstande dat bij ontwikkelingen zoals mogelijk gemaakt in hoofdstuk 2, de waarden niet onevenredig mogen worden geschaad. Doel is om na ontwikkeling van nieuwe natuurelementen, deze toe te voegen tot het GNN. Tot uitdrukking komende in:
    1. 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    2. 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    3. 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    4. 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en alvorens vergunning te verlenen advies ingewonnen is bij de betreffende beheerder, het waterschap.

Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  1. a. water, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden, en het beheer en onderhoud ervan;
  2. b. de afvoer en berging van water, sediment en ijs;
  3. c. de vergroting, de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit;
  4. d. aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  5. e. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

17.2 Bouwregels

  1. a. Op de in artikel 17.1 bedoelde gronden mogen, behalve overeenkomstig de andere bestemmingen, tevens worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de scheepvaart ten hoogste 12 m bedraagt en de bouwhoogte van overige bouwwerken ten hoogste 4 m bedraagt;
  2. b. Het bouwen zoals bedoeld onder a alsmede het bouwen overeenkomstig de aldaar voorkomende bestemming is, voor zover voor dat bouwen een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden op de in lid 17.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

19.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Voor een (deel van een) bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden.

19.3 Herbouw woningen

Algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van bestaande funderingen waarbij het vervangen van de bestaande funderingen is toegestaan.

19.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. de onderkant van het ondergrondse bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil.

19.5 Aaneengebouwd

(Bedrijfs)woningen die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aaneengebouwd zijn dienen te allen tijde aaneengebouwd te blijven.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.
  3. c. Algemene voorwaardelijke verplichting
    1. 1. Gronden en bouwwerken overeenkomstig de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingsomschrijvingen mogen uitsluitend gebruikt worden, wanneer is aangetoond dat op eigen terrein in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
    2. 2. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Molenbiotoop

21.2 historische waarden

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - historische waarden', bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van de Veluwse Bandijk en de Appensedijk, de volgende regels:

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    1. 1. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
  3. c. de onder a, en b bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid.

22.2 Afwijkingsbevoegdheid standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;

afgeweken worden voor de vestiging van aan-huis-verbonden bedrijven:

  1. a. welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

22.3 Afwijkingsregels voor de plaatsing van zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om een grondopstelling van zonnepanelen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. plaatsing op bestaande gebouwen en/of andere bouwwerken is niet mogelijk;
  2. b. de grondopstelling van zonnepanelen vindt plaats binnen het bouwvlak en leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat plaatsing buiten het bouwvlak is toegestaan indien plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk is en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  4. d. de oppervlakte aan zonnepanelen voor bedrijven en organisaties bedraagt ten hoogste 100 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,50 m;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1,80 m indien dit leidt tot een efficiënter gebruik en een betere landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische inpasbaarheid.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingsgrenzen wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  1. a. het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  2. b. de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  3. c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

23.2 Verbreding watergangen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden zoals opgenomen in hoofdstuk 2 wijzigen in de bestemming Water ten behoeve van de verbreding van watergangen teneinde wateroverlast te voorkomen met inachtneming van het volgende: de bestemmingswijziging dient vanuit een waterbergingsopgave noodzakelijk te zijn.

23.3 Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Verbreding A1'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In mei 2018 is het Tracébesluit Apeldoorn - Azelo genomen door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het betreft de verbreding van de A1 op het genoemde traject. Voor de besluitvorming voor de maatregelen, die de capaciteit van de A1 vergroten, is op grond van de Tracéwet de Tracéwetprocedure gevolgd. Ingevolge de Wet milieubeheer is een Milieueffectrapport voor de A1 gemaakt.

In artikel 13, lid 10 van de Tracéwet is aangegeven dat de gemeenteraad binnen een jaar nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening overeenkomstig het Tracébesluit vast stelt.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het Tracébesluit juridisch-planologisch vastgelegd, aangaande het deeltraject binnen de gemeente Voorst. Bovendien betreft dit bestemmingsplan de borging van de bovenwettelijke maatregelen. Er kunnen geen zienswijzen worden ingediend of beroep worden ingesteld, voorzover het betreft het Tracébesluit.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied omvat het deel van het Tracébesluit dat binnen de gemeente Voorst ligt. Het Tracébesluit betreft het traject tussen de aansluiting Apeldoorn-Zuid en het knooppunt Azelo. Onderhavig plangebied omvat het deel van de A1 dat binnen het gemeentelijk grondgebied ligt.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld in 2013. Het bestemingsplan heeft twee herzieningen gehad, waarvan de eerste in 2014 en de tweede in 2019. Daarnaast maakt het plangebied onderdeel uit van het bestemmingsplan Posterenk 2012, Var 2013 en Var-west 2013. Het plangebied heeft grotendeels de bestemming Verkeer, waarbij ook de bestemmingen Bedrijf, Natuur, Groen, Water en Bos voorkomen. Daarnaast heeft het de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'. Ook zijn er een aantal archeologische dubbelbestemmingen aanwezig: Waarde - Archeologie 2, 3, 4 en 5. Ook zijn de dubbelbestemmingen 'Leiding - Riool', 'Leiding - Gas' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aanwezig. Daarnaast heeft het de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en een deel heeft de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleidskader besproken. Hoofdstuk 4 beschrijft de randvoorwaarden en onderzoek en hoofdstuk 5 bevat een juridische planbeschrijving. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 inspraak en overleg besproken.

Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie

2.1 Bestaande Situatie

2.1.1 Achtergrond

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bespreekt onder andere de regio Oost-Nederland. Hier wordt besproken dat de internationale achterlandverbindingen verbeterd moeten worden. Dit is onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol.

Het Rijk heeft 3 rijksdoelen geformuleerd op basis van ambities voor de middellange en lange termijn (2028/2040), met betrekking tot bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid (SVIR). Een van de doelen is het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid. In de SVIR wordt de ambitie vastgelegd voor minimaal 3 rijstroken.

De discussie over de verbreding van de A1 in de Cleantech Regio en Twente speelt al vele jaren. In 2004 zijn de eerste voorbereidingen getroffen voor de planvorming van de verbreding van de A1 conform het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIRT). In 2006 zijn deze voorbereiding door het Rijk stilgelegd doordat het landelijke beleid is gewijzigd. Sindsdien zijn er vanuit de regio (Provincie Gelderland, Provincie Overijssel, Cleantech Regio en de regio Twente) verscheidene onderzoeken en voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd.

In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is in 2009-2010 een verkenning uitgevoerd naar oplossingsrichtingen voor de verkeersknelpunten op de A1 tussen Apeldoorn en knooppunt Azelo. De verkeersgegevens van deze verkenning waren gebaseerd op de toenmalige versie van het Nederlands regionaal Model (NRM); het standaard rekengereedschap van Rijkswaterstaat voor het maken van verkeersprognoses op basis van scenario’s van het Centraal Planbureau. De voorziene toekomstige verkeersafwikkeling op de A1 vormde geen beleidsmatig knelpunt, aangezien de reistijdfactor van ca. 1,2 lager was dan het maximum van 1,5. Wel is op basis van een analyse door Rijk en Regio een voorkeur uitgesproken voor een toekomstige wegverbreding, waarbij aan de A1 integraal één rijstrook per richting wordt toegevoegd.

Met de verschijning van nieuwe toekomstscenario’s van het CPB voor 2030 en de ontwikkeling van een nieuwe generatie prognosemodellen (Landelijk Model Systeem en NRM’s), zijn in 2013 in de vorm van de Nationale Markt- en Capaciteits-Analyse (NMCA) nieuwe analyses gemaakt van de knelpunten op het Rijkswegennet. Daarbij bleek de verkeersafwikkeling op de A1 tussen de knooppunten Beekbergen en Azelo zowel in 2020 als in 2030 een knelpunt te zijn in het hoge (GE) en het lage (RC) scenario.

Aangezien het toekomstbeeld van de verkeersafwikkeling op de A1 ten opzichte van de analyse uit de verkenning in 2010 is gewijzigd, is in 2013 een probleemanalyse uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Hierin is een analyse opgenomen van de huidige en toekomstige verkeerssituatie op de A1 op basis van de meest recente resultaten van het NRM 2013. In deze probleemanalyse is tevens het effect van een integrale verbreding met één rijstrook per richting aan de orde gekomen. Om de knelpunten op te lossen wordt aanbevolen de A1 met één rijstrook per richting te verbreden. Het westelijk deel (Apeldoorn-Deventer) heeft dan rijbanen met 4 rijstroken, het oostelijk deel rijbanen met 3 rijstroken (Deventer-Azelo).

In Oost-Nederland is een breed draagvlak om de kwaliteit en bereikbaarheid van de A1-zone te behouden en te verbeteren. Voor de gewenste ontwikkeling van de A1-zone is in 2010 een gebiedsgerichte MIRT-verkenning voor de A1-zone gestart en in november 2010 is als onderdeel daarvan de Verkenning Capaciteitsuitbreiding A1 Apeldoorn-Azelo afgerond. Uiteindelijk is in 2013 een voorkeursbeslissing genomen door de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu.

2.1.2 Ruimtelijke beschrijving

Tot het plangebied behoort de A1 tot de gemeentegrens en de toe- en afrit van de aansluiting Twello, inclusief twee viaducten. Daarnaast zijn twee tankstations en een bedrijfswoning aanwezig in het plangebied. Ook behoren enkele watergangen en een antennemast tot het plangebied.

De A1 beschikt in de huidige situatie over overwegend drie rijstroken en een vluchtstrook in beide richtingen.

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 Wegaanpassingen

Tussen km 91.20 (brug over de Groote Wetering) en km 104.70 (aansluiting 23 Deventer – Centrum) wordt zowel de hoofdrijbaan rechts als de hoofdrijbaan links verbreed tot vier rijstroken met vluchtstrook met een totale verhardingsbreedte van 18,50 meter.

De aansluiting Twello (Aansluiting 22) wordt zodanig aangepast dat beide afritten aansluiten met een ovatonde op de provinciale weg N791. De landschappelijke inrichting voor de toekomstige 'Poort van Twello' is deels van de gemeente Voorst overgenomen. Aanvullende beplanting met specifieke landgoedsoorten is op dit toekomstige te realiseren plan afgestemd. De feitelijke omlegging van de Fliert wordt vooralsnog niet binnen dit project meegenomen. De nieuwe ovotondes worden met een bloemrijk grasmengel ingezaaid. Aan de zuidzijde van de aansluiting wordt waterberging gerealiseerd.

De verzorgingsplaats Vundelaar en de Paal wordt qua ruimtebeslag en capaciteit uitgebreid. De toe- en afritten worden aangepast ten gevolge van de uitbreiding van zowel hoofdrijbaan links als hoofdrijbaan rechts. Vundelaar en De Paal liggen op een overgang van een half gesloten coulissen landschap ten westen van de verzorgingsplaatsen (uitlopers Veluwe) en een open landschap ten oosten hiervan (IJsselvallei). Beide verzorgingsplaatsen zijn al door groene hekwerken afgeschermd van de omgeving. Daarnaast worden de volgende landschappelijke maatregelen genomen:

  • Versterken bestaande gesloten karakter van de verzorgingsplaatsen. Plaatsen nieuw ingeplant schanskorf voorzien van gebiedseigen beplanting als grens met de omgeving. Ruimte voor een beplante grondwal ontbreekt. Aansluitend daarop toevoegen bosblokken in de directe omgeving (deels gebiedsopgave). Deze bosblokken zorgen tevens voor een betere inbedding van de verzorgingsplaatsen in de (landgoed)omgeving.
  • Ten westen van verzorgingsplaats de Paal zijn nieuwe boomgroepen geplaatst om beide verzorgingsplaatsen ruimtelijke beter met elkaar te verbinden.
  • Ten oosten van verzorgingsplaats de Paal wordt de terreinafscherming in oostelijke richting doorgezet tot en met het bos en bestaande dam in de watergang ter voorkoming van uitwisseling met het achterland
  • Realiseren droge waterberging (piekberging) bij zowel de Vundelaar als de Paal.

Daarnaast worden de overige infrastructurele voorzieningen en maatregelen genomen:

  • Km 89.6: Aan de oostelijke zijde van de N345/Zutphensestraat bij aansluiting 21 Voorst een fietspad gerealiseerd.
  • Km 90.1 – km 90.2: Aan de zuidzijde van de A1 wordt de toegang tot een landbouwperceel circa 10 meter in zuidelijke richting verlegd.
  • Km 91.15 – km 91.3: Aan de zuidzijde van de A1 wordt de Aerdenbroek circa 5 meter in zuidelijke richting verlegd.
  • Km 91.250: De Ardeweg krijgt vanwege het nieuwe kunstwerk over de A1 een aangepast verticaal alignement en daarmee een beperkt gewijzigd ruimtebeslag.
  • Km 92.3: De Sluinerweg krijgt vanwege het nieuwe kunstwerk over de A1 een aangepast verticaal alignement en daarmee een beperkt gewijzigd ruimtebeslag.
  • Km 92.3: Het fietspad van de Vundelaarsweg naar de Sluinerweg wordt verlengd naar het noorden en aangesloten op de Sluinerweg.
  • Km 92.25 – km 92.6: Aan de noordzijde van de A1 wordt de Vundelaarsweg circa 5 meter in noordelijke richting verlegd.
  • Km 93.4: Aan de zuidzijde van de A1 wordt de Streilerweg circa 5 meter in zuidelijke richting verlegd.
  • Km 94.1 – km 94.7: Aan de noordzijde van de A1 wordt de Zwarte Kolkstraat circa 10 meter in noordelijke richting verlegd.
  • Km 94.7 – km 95.0: Aan de noordzijde van de A1 wordt de Fliertweg circa 5 meter in noordelijke richting verlegd.
  • Km 95.55 – km 95.8: Aan de noordzijde van de A1 wordt het fietspad tussen de Fliertweg en Holtweg circa 5 meter in noordelijke richting verlegd.
  • Km 97.0 – km 97.9: Aan de zuidzijde van de A1 wordt de erfontsluitingsweg (uitkomend op de Wilpsedijk) circa 10 meter in zuidelijke richting verlegd en maakt onderdeel uit van de nieuwe calamiteitenroute.

Daarnaast worden er ook maatregelen genomen met betrekking tot de bedrijfswoning met bijgebouwen aan de Heeringstraat 15. Het benodigde talud valt over de bedrijfswoning en een deel van de bijgebouwen. De aangrenzende, gekoppelde bedrijfswoning valt hier niet onder.

Daarnaast worden bij de aansluiting Twello geluidsschermen gerealiseerd. Aan de noordzijde zijn de schermen 1 meter hoog (km 92.43-92.80) en 2.1 meter hoog (km 92.80-92.83). Aan de zuidzijde worden de schermen 2.1 meter hoog (km 93.19-93.44) en 3 meter hoog (km 93.99-94.89).

2.2.2 Vertaling bestemmingsplannen

Om genoemde maatregelen juridisch-planologisch vast te leggen, wordt er een bestemming 'Verkeer' opgenomen voor nagenoeg het gehele plangebied. De vigerende bestemmingen zoals benoemd in 1.3 worden grotendeels omgezet in 'Verkeer'. De pleisterplaats blijft bestemd als 'Bedrijf'. Op het perceel aan de Heeringstraat 15 in Wilp is de bestemming 'Natuur' gelegd. In het kader van de natuurversterking Weteringse Broek vindt op deze locatie natuurontwikkeling plaats. De bestaande schuur blijft behouden en wordt geschikt gemaakt voor het verblijf van vleermuizen. De schuur is met een bouwvlak aangegeven.

De hoofdwatergangen zijn bestemd als 'Water'. Andere in het plangebied aanwezige watergangen zijn niet apart bestemd.

Naast de enkelbestemmingen zijn de geldende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen uit de geldende bestemmingsplannen allen overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Dit betreft onder andere de archeologische dubbelbestemmingen, de gasleiding en Waarde - Landschap voor de zones uit het landschapsontwikkelingsplan en dergelijke.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de SVIR is de visie van het Rijk op Nederland gegeven in 2040. Op basis van de ambities voor 2040 heeft het Rijk 3 rijksdoelen gekozen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Eén van de doelen is het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid. In de SVIR is de ambitie voor de A1 in 2040 opgenomen om minimaal 2x3 rijstroken zeker te stellen.

De aanleg van 2x4 rijstroken op de A1 en bijbehorende aanpassingen passen in de ambitie van de SVIR.

Voor het overige wordt met betrekking tot het afwegen van ruimtelijk beleid, verwezen naar het Tracébesluit 'A1 Apeldoorn - Azelo' dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan, zie Bijlage 1. In dit Besluit is het relevante beleid reeds afgewogen.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' die op 19 december 2019 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Naast deze twee thema's bevat de Omgevingsvisie het beleid over bereikbaarheid. De provincie Gelderland streeft naar een veilig en toegankelijk netwerk van wegen, spoor, fiets- en voetpaden. Het verbeteren van de doorstroming van de A1 en het oplossen van knelpunten is hierbij belangrijk. Het Tracébesluit draagt hieraan bij.

Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 is door de gemeenteraad de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" vastgesteld. In deze toekomstvisie wordt het gemeentelijk beleid voor de komende jaren uitgewerkt, ook met een doorkijk naar de verdere toekomst. De Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (deze treedt naar verwachting in 2021 in werking) opgesteld. Dit betekent dat de visie tot stand is gekomen met een grote mate van participatie van inwoners, bedrijven en instellingen. De rol van de overheid is namelijk aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. De visie geeft aan dat onze identiteit leidend is in onze fysieke leefomgeving. Onze identiteit bestaat uit vijf bouwstenen:

  • de kwaliteit van het landschap;
  • de bijzondere cultuurhistorie;
  • de dorpse schaal van de kernen;
  • de krachtige sociale samenhang;
  • duurzaamheid.

Op basis van onze identiteit zijn verschillende inhoudelijke thema's geformuleerd (Wonen, leefbaarheid & sociale cohesie / Werken, innovatie & recreatie / Omgeving en landschap / Energie & klimaat). De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst geeft voor deze inhoudelijke beleidsthema's strategische beleidskeuzes aan.

De Toekomstvisie Voorst ziet de goede bereikbaarheid van Voorst als een belangrijk onderdeel van de leefbaarheid van de gemeente. De verbreding van de A1 draag hier aan bij. Daarnaast worden er veel kansen voor landschappelijk inpassing gecreeërd door de verbreding. Deze zijn meegenomen in het Tracébesluit.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek

De verschillende (milieu)onderzoeken waaraan getoetst dient te worden bij het opstellen van een bestemmingsplan, zijn behandeld in de Milieueffectrapport (MER) behorend bij het Tracébesluit. Zie hiervoor Bijlage 3. De onderzoeksthema's zijn in dit besluit reeds afgewogen en behoeven geen herhaalde toetsing in het bestemmingsplan.

Het Tracébesluit geeft in het kort het volgende beeld van de onderzoeksaspecten:

  • MER
    In het Milieueffectrapport (MER) is de vergelijking opgenomen van het voorkeursalternatief met de zogenaamde referentiesituatie. In het MER is daarnaast ook het minimumalternatief onderzocht. Dit minimumalternatief is aangevuld met een lijst met mogelijke extra mitigerende maatregelen en vormt het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA).
  • Verkeer
    De capaciteitsuitbreiding op de A1 verbetert de doorstroming en versterkt de functie van de A1 in het regionale, nationale en Europese wegennet. Door deze verbetering gaat meer verkeer van de A1 gebruik maken in plaats van de parallelle routes. De rijsnelheden laten over het grootste deel van het plantraject een goede verkeersafwikkeling zien en over een kleiner deel, vooral ter hoogte van aansluitingen, een redelijke tot lage verkeersafwikkeling. Dit betekent dat het netwerk op het grootste deel van de plantrajecten verstoringen kan opvangen. Ook neemt de congestie af.
  • Geluid
    Voor de geluidsgevoelige bestemmingen, waar op grond van de berekende resultaten sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor aanleg van een nieuwe weg of aanpassing van de weg, is een toets aan de normen van de Wet geluidhinder uitgevoerd om te kunnen bepalen of geluidsreducerende maatregelen moeten worden getroffen om de toekomstige geluidsbelasting van die woningen tot de voorkeurswaarde terug te brengen. Door de toepassing van geluidschermen is voor veel van de de aanpassingswoningen op dit traject de overschrijding van de grenswaarde weggenomen. Voor een aantal woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen is het treffen van maatregelen niet voldoende. Hiervoor wordt nog onderzocht of gevelisolatie voldoende is en welke maatregelen mogelijk getroffen moeten worden om aan de norm voor de binnenwaarde te voldoen.
  • Luchtkwaliteit
    Het traject is opgenomen in het NSL. Uit het Tracébesluit blijkt dat het project wat betreft het onderdeel luchtkwaliteit kan worden gerealiseerd met de grondslag artikel 5.16, eerste lid onder d, juncto artikel 5.16 tweede lid sub d van de Wet milieubeheer.
  • Externe veiligheid
    De capaciteitsuitbreiding A1 Apeldoorn-Azelo leidt niet tot een (dreigende) overschrijding van de risicoplafonds van het plaatsgebonden risico. Dit betekent dat er geen maatregelen noodzakelijk zijn om het plaatsgebonden risico te verlagen. Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat de risicoplafonds van de A1 eveneens niet worden overschreden. Tevens blijkt dat het project (A1 en N348) niet leidt tot een toename van het groepsrisico boven de 0.1 keer de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Om deze redenen zijn er geen maatregelen noodzakelijk om het groepsrisico te verlagen. Op het aspect plasbrandaandachtsgebied heeft de capaciteitsuitbreiding A1 Apeldoorn - Azelo geen negatief effect. Voor de bestaande objecten binnen het PAG gelden geen aanvullende bouweisen vanuit het Bouwbesluit. Verder heeft het project een calamiteitenplan waarin ook aandacht is besteed aan vluchtmogelijkheden ten tijde van een calamiteit.Dit betekent dat voor het PAG geen onderzoek nodig is naar het treffen van mogelijke mitigerende en compenserende maatregelen.
  • Landschap en cultuurhistorie
    Door de verbreding van de weg vinden er effecten plaats op de landschappelijke karakteristiek, gebiedskenmerken, patronen en elementen, zichtrelaties vanaf de weg en vanuit het landschap. De nadelige effecten hebben vooral betrekking op het beeld vanaf de weg. De nadelige effecten op het omringende landschap en het beeld van de A1 vanuit dit landschap zijn beperkt. Er is een landschapsplan opgesteld en er worden maatregelen getroffen, zoals het beplanten van geluidsschermen en het realiseren van bosblokken. Gewaardeerde monumenten zoals rijks- en gemeentelijke monumenten worden niet verwacht binnen het projectgebied. Hoewel uiteraard het traject van de A1 Apeldoorn-Azelo karakteristieke historisch-geografische landschappen doorsnijdt, is de verwachting dat de capaciteitsuitbreiding nauwelijks tot geen effect zal hebben op de fysieke kwaliteit van deze landschappen. Dit heeft te maken met het feit dat de weg deze landschappen al heeft doorsneden.
  • Archeologie
    Voorafgaand aan de uitvoering dient archeologisch onderzoek, in de vorm van veldonderzoek te worden uitgevoerd.
  • Natuur
    De tijdelijke en permanente effecten zijn beoordeeld aan de hand van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. In Hoofdstuk 4 van het deelrapport Natuur is de effectbeoordeling op deze gebieden beschreven. Geconcludeerd wordt dat de capaciteitsuitbreiding niet leidt tot verlies aan oppervlak van Natura 2000-gebieden. Ook is er geen sprake van extra verstoring door geluid. Op basis van het PAS en de conclusies van de passende beoordeling die in het kader van het PAS is gemaakt, kan worden geconcludeerd dat het project A1 Apeldoorn- Azelo niet leidt tot aantasting of verslechtering van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden. Voor de verbreding van de A1 is op enkele plekken een bestemmingsplanwijziging nodig binnen het Natuurnetwerk Nederland (Gelders Natuurnetwerk). De natuurwaarden die binnen NNN-natuur verloren gaan moeten worden gecompenseerd. Aantastingen in de Groene Ontwikkelingszone moeten landschappelijk goed ingepast worden. Hier wordt in het landschapsplan invulling aan gegeven.
  • Bodem
    Langs het gehele traject is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om bodemverontreinigingen in kaart te brengen. Uit het vooronderzoek komen geen sterk verontreinigde locaties naar voren. Wel zijn er vijf locaties die als aandachtspunt beschouwd moeten worden. Voorafgaand aan de werkzaamheden voor de realisatie wordt ter plaatse van de vastgestelde verdachte locaties aanvullend verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit vervolgonderzoek zal de daadwerkelijke aard en omvang van de verontreinigingen blijken. Op basis hiervan worden de te nemen maatregelen in de uitvoering bepaald.
  • Water
    Het plan heeft de volledige instemming van de betrokken waterbeheerders en is de basis voor de benodigde vergunningen. Er worden diverse maatregelen getroffen met het oog op het aspect water. Door het afstromend wegwater via een bodempassage af te voeren worden verontreinigingen in het grondwater geminimaliseerd. Verder wordt als gevolg van de wegaanpassing oppervlaktewater gedempt of verlegd en neemt het verhard oppervlak toe. Ter compensatie worden bestaande watergangen verbreed, worden nieuwe watergangen aangelegd en wordt de hoeveelheid beschikbare waterberging uitgebreid.

Het Tracébesluit heeft in mei 2018 de definitieve status verkregen. Sindsdien zijn er geen wijzigingen van regelgeving of andere omstandigheden naar voren gekomen, die een hernieuwde afweging vragen met betrekking tot onderzoeksthema's zoals geluid, luchtverontreiniging of natuur. Wel is er een wijziging van de maximumsnelheid geweest van 130 kilometer per uur naar 100 kilometer per uur. Dit vereist geen nieuwe afweging maar zal waarschijnlijk een positief effect hebben op sommige milieuaspecten zoals geluid en luchtkwaliteit.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.

De planregels zijn als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels behorend bij de verschillende bestemmingen;
  • Hoofdstuk 3: algemene regels die verschillende algemene bepalingen bevatten die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2;
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld goot- en bouwhoogte te bepalen.

5.2.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In het onderhavig bestemmingsplan is de bestemming 'Verkeer' de belangrijkste bestemming. Deze bestemming is ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan verbreed om de verbreding van de A1 mogelijk te maken.

Daarnaast zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • Bedrijf: binnen deze bestemming vallen de tankstations;
  • Bos: deze bestemming is bedoeld voor ontwikkeling en beheer van bos;
  • Natuur: naast bescherming van natuur- en landschapswaarden zijn ook agrarisch medegebruik en recreatief medegebruik met dagrecreatieve voorzieningen toegestaan.
  • Water: alle hoofdwatergangen in het plangebied hebben de bestemming Water, overige watergangen zijn niet los bestemd.

Ook zijn er een aantal dubbelbestemmingen opgenomen:

  • Leiding - Gas en Leiding - Riool: deze bestemmingen zijn bedoeld voor de gasleiding en de riool leiding;
  • Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie5: deze archeologische dubbelbestemmingen zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan;
  • Waarde - Ecologie - GNN en Waarde - Ecologie - GO,
  • Waterstaat - Waterkering en Waterstaat - Waterstaatkundige functie: deze bestemmingen beschermen de waterkering en waterhuishoudkundige functies.

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In dit deel van de regels zijn het overgangsrecht en de slotregels opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Algemeen

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voorziet in de benodigde financiële middelen voor de uitvoering van de wegaanpassingen op het gehele traject van het Tracébesluit A1, gelegen tussen Apeldoorn-Zuid en de aansluiting Azelo.

Schaderegeling

Bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan kan er aanleiding zijn tot planschade. Artikel 15 van het Tracébesluit A1 Apeldoorn - Azelo voorziet in een regeling voor schadevergoeding.

Deze regeling houdt in dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op zijn verzoek aan een belanghebbende een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent, indien de belanghebbende ten gevolge van het Tracébesluit schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. Deze regeling is gebaseerd op artikel 22 van de Tracéwet.

Een verzoek om schadevergoeding kan worden ingediend vanaf het moment dat het Tracébesluit is vastgesteld. De minister zal een beslissing op een verzoek om schadevergoeding echter niet eerder nemen dan nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden.

Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Bro dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.

Voorliggend bestemmingsplan 'Verbreding A1' maakt op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar vormt de wettelijk verplichte doorvertaling van een Tracébesluit in een bestemmingsplan. Gelet op de aard van dit bestemmingsplan is er geen aanleiding om een aanvullend exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Er kunnen geen zienswijzen worden ingediend of beroep worden ingesteld, voorzover het betreft het onherroepelijke Tracébesluit, uitgezonderd de bovenwettelijke maatregelen (zie ook artikel 13 lid 10 Tracéwet). Tijdens de procedure voor het Tracébesluit zijn reeds mogelijkheden geboden tot het indienen van zienswijzen en beroep.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 16 september 2021 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Tracébesluit A1

Bijlage 1 Tracébesluit A1

Bijlage 2 Toelichting Tracébesluit A1

Bijlage 2 Toelichting Tracébesluit A1

Bijlage 3 Mer

Bijlage 3 MER