Bestemmingsplan H.W.Iordensweg 94-98
Bestemmingsplan - gemeente
Vastgesteld op 27-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het H.W. Iordensweg 94-98 van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.8106-VS00 met de bijbehorende regels (en bijlagen);
1.3 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.7 agrarisch natuurbeheer:
agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke;
1.8 ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;
1.9 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;
1.14 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.15 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen;
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.18 (bedrijfs)woning:
een gebouw waarin wordt gewoond, met een rechtstreekse fysieke onderlinge woonverbinding, inclusief uitbreiding van het wonen zelf;
1.19 bestaand:
1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.23 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de opslag en uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.32 landschappelijke waarde:
de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.33 mantelzorg:
langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.34 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;
1.35 peil:
- 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.36 recreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.37 vloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.38 Wgh-inrichting:
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.5 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte:
de gebruiksoppervlakte volgen het Bouwbesluit.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. hobbymatig agrarisch gebruik;
- c. agrarisch natuurbeheer;
- d. recreatief medegebruik;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water(berging).
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken gebouwd worden en geldt de volgende regel:
- a. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,5 m.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
- b. ter plaatse van de aanduiding zoals in de hierna opgenomen tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna opgenomen tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de bij dit plan behorende 'Staat vanBedrijfsactiviteiten':
bedrijfsactiviteit aanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie timmer- en klusbedrijf, bouwbedrijf en aannemersbedrijf (inclusief werkplaats) (sb-tba) 41, 42, 43 3.2 - c. bij de onder a. en b. genoemde functie behorende bedrijfswoning;
alsmede voor:
- d. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van verkeer;
- 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- e. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- c. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- d. zelfstandige kantoren, detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
- e. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 6 m is niet toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1:
- a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in lid 4.1genoemd;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarden;
- b. behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden;
- c. behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van ecologische waarden;
- d. recreatief medegebruik;
- e. kleinschalige recreatieve voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken gebouwd worden en geldt de volgende regel:
- a. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudensvoor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
- b. het gebruik van de gronden als sport-, wedstrijd-, speel-, parkeer- en/of kampeerterrein is niet toegestaan;
- c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model-) vliegsport is niet toegestaan.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage archeologische verwachting.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek conform IVO-protocol 2 heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied met bekende archeologische vindplaatsen of een archeologische verwachtingszone met hoge archeologische verwachting.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek conform IVO-protocol 1 heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Landschap - Kampontginningen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap - Kampontginningen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. behoud en versterking van de herkenbaarheid van de zandopduikingen door de aanleg van weg-, erf- en kavelbeplantingen;
- b. ontwikkeling van nieuwe landgoederen die bijdragen aan het 'vergroenen' van het landschap;
- c. behoud van de waardevolle openheid van de lager gelegen delen in contrast met de meer besloten landgoederen.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Vervangende bouwregel
Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Algemene afwijkingen
- a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
- 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet van toepassing is op de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en de oppervlaktemaat van gebouwen;
- 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
- 4. het bepaalde in het plan en toestaan dat een windturbine tot een bouwhoogte van 15 m wordt gebouwd;
- 5. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
- b. De onder a. bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a. na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het H.W. Iordensweg 94-98.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Nikkels bouwbedrijf b.v. heeft bij de gemeente een verzoek ingediend om medewerking aan het uitbreiden van de bedrijfsgebouwen aan de H.W. Iordensweg 94-98 in Wilp. Het bedrijf is al ruim een eeuw op de locatie gevestigd en heeft zich hier steeds verder ontwikkeld. Enkele jaren geleden is een noodzakelijke verbouw en uitbreiding van het kantoor gerealiseerd. Ook voor de overige bedrijfsgebouwen, voor productie en voor opslag van materialen en materieel, bestaat noodzaak tot aanpassing. Qua afmetingen en in logistiek opzicht voldoet de bestaande bebouwing niet meer. Daarbij wordt momenteel op meerdere locaties in de regio ruimte gehuurd, wat vanuit bedrijfseconomisch oogpunt een onwenselijke situatie is. Door uitbreiding en aanpassing van de bebouwing op het perceel aan de H.W. Iordensweg, wil het bedrijf de huisvestingsvisie voor de komende decennia actualiseren.
Het bedrijfsperceel heeft in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1996, artikel 30 herziening" de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met aanduiding 'aannemers- en bouwbedrijf'. Het bestemmingsplan staat hier een gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen toe van 2875 m2, exclusief bedrijfswoning. Deze oppervlakte is inmiddels gerealiseerd. De uitbreiding vindt plaats in westelijke richting op gronden die vallen binnen bestemmingsplan "Buitengebied 1996" en bestemd zijn als "Agrarisch cultuurgebied". Om de uitbreiding planologisch mogelijk te kunnen maken, moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.
1.2 Doel
Doel van voorliggend bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van een uitbreiding van de bedrijfsgebouwen van Nikkels bouwbedrijf b.v. aan de H.W. Iordensweg 94-98 in Wilp.
1.3 Het Plangebied
De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in Figuur 1. De locatie ligt ten zuiden van de kern Twello. Een luchtfoto van het plangebied is opgenomen in Figuur 2. De gronden zijn kadastraal bekend als gemeente Voorst, sectie S, perceelnummers 157, 385, 410, 505, 506, 507 en 508.
Figuur 1 - Situering plangebied
Figuur 2 - Luchtfoto plangebied
Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie
2.1 De Aanwezige Functies
Het plangebied ligt aan de zuidkant van de kern Twello aan de H.W. Iordensweg, één van de belangrijkste ontsluitingswegen van het dorp. Aan de noordzijde wordt het perceel ontsloten op de Zuiderlaan. De locatie maakt onderdeel uit van de verspreide lintbebouwing aan de H.W. Iordensweg. Aan de westzijde van de bestaande bebouwing is grasland aanwezig (eigendom van het bedrijf), dat begrend wordt door de Twellose Beek. Aan de andere zijde van de Twellose Beek is het sportcomplex van SV Twello gesitueerd, met sporthal en kantine, sportvelden en parkeerplaats. Aan de noordzijde van de parkeerplaats van het sportcomplex is een natuurgebiedje aanwezig. Ten zuiden van het plangebied liggen enkele woningen en bedrijven en het landgoed Noordijk.
Op het bedrijfsperceel is een kantoorpand aanwezig, productieruimte, opslagruimte/stallingsruimte voor materieel en materialen en een bedrijfswoning. De agrarische gronden aan de westzijde van de bestaande bebouwing, waar de uitbreiding plaats moet vinden, is in gebruik als paardenwei.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's, zoals water, archeologie en milieu, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 4, wanneer wordt ingegaan op de verschillende ruimtelijke randvoorwaarden.
3.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte
In deze nota staat het eenvoudiger en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten centraal. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere invulling ligt vooral bij provincies, regio's en gemeenten. Het plangebied ligt niet binnen de ruimtelijke hoofdstructuur en is geen plan van nationaal belang.
3.3 Provinciaal Beleid
Streekplan Gelderland 2005
In het streekplan heeft de provincie haar algemene ruimtelijke beleid opgenomen dat vervolgens als aanvulling dient op de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn verwoord. Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen.
Het plangebied ligt in het stedelijke bundelingsgebied van de Stedendriehoek. Het regionale programma van wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld worden aan knooppunten van infrastructuur binnen het bundelingsgebied. Als het gaat om verstedelijksopgave in de vorm van uitbreiding buiten steden, wordt gestreefd naar gedifferentieerde vormen en locaties met inachtneming van de te bepalen zoekzones voor verstedelijking en de betreffende gebiedskwaliteiten. De locatie ligt buiten de zoekzones voor werken.
Het gebied maakt onderdeel uit van het multifunctionele gebied, waarbinnen het is aangeduid als 'multifunctioneel platteland'. Uitgangspunt is dat de meeste vormen van niet-agrarische bedrijvigheid thuishoren op een bedrijventerrein. Van oudsher hebben diverse bedrijven een plaats in het buitengebied ingenomen, maar veel van deze bedrijven zijn niet aan het buitengebied gebonden. Beleid is daardoor in principe gericht op het tegengaan van verdere toename en ontwikkeling van (bestaande) niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied. Vestiging op (nieuwe) locaties is alleen mogelijk als uit onderzoek blijkt dat vestiging niet kan worden geaccommodeerd in vrijgekomen agrarische bebouwing of op het lokale bedrijventerrein. Voor uitbreiding van bestaande bedrijven geldt een maximum uitbreiding van 20% van het bebouwd oppervlak per planperiode tot maximaal 375 m2.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
In de provinciale verordening zijn regels gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen die de provincie met oog op haar belangen noodzakelijk acht voor een goede ruimtelijke ordening. Zoals in het streekplan weergegeven, is uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid mogelijk tot een maximum van 20% van het bebouwde oppervlak, met dien verstande dat de maximale bedrijfsoppervlakte na uitbreiding niet groter is dan 375 m2. Daarnaast kan een grotere uitbreiding worden toegestaan, indien deze uitbreiding in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader. In afwijking van deze regels, kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen van de verordening voor een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet gerealiseerd kan worden binnen een gebied waar verdergaande verstedelijking is toegestaan en indien deze ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit.
In de bestaande situatie is al een meervoud van de maximaal toegestane oppervlakte van 375 m2bebouwd oppervlak op de locatie aanwezig. De ontwikkeling past niet binnen reguliere provinciale beleidskaders. Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te kunnen maken, moet door Gedeputeerde Staten ontheffing verleend worden van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
3.4 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio. In de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 is het gebied aangemerkt als landelijk gebied met verbrede ontwikkeling. Dit landschap biedt met name mogelijkheden als recreatief uitloopgebied van de regio, als een ontsluitend recreatief routenetwerk van wandel-, fiets- en ruiterpaden. Ten aanzien van (niet-agrarische) bedrijvigheid richt de regio Stedendriehoek zich met name op het ten volle benutten van de capaciteit van bestaande bedrijventerreinen en het ontwikkelen van een nieuw regionaal bedrijventerrein Beekbergen bij Apeldoorn ten zuiden van de snelweg A1 in combinatie met uitbreiding van de huidige Ecofacterij met de nieuwe werklocatie Biezematen in de oksel van de A1 en A50. Daarbuiten worden projecten met name lokaal uitgevoerd door de gemeenten. Het beleid van de Regio Stedendriehoek is dan ook niet specifiek van toepassing op dit plan.
Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe Tot IJssel
De gemeenten Voorst, Heerde en Epe hebben gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan opgesteld (LOP). Doel van het LOP is het sturen op behoud en ontwikkeling van landschappelijke samenhang bij de autonome ontwikkeling van het landschap en het inbrengen van landschapsbelangen bij ruimtelijke plannen in het gebied. Het ontwikkelingsplan en toetsingskader dat het LOP vormt, is door de gemeente Voorst vastgesteld als structuurvisie. De planlocatie ligt in de landschapseenheid kampenontginningen. Deze landschapseenheid bestaat uit een gebied ten oosten van het Apeldoorns Kanaal, dat als het ware in een band ligt tussen Twello, Wilp Achterhoek, Teuge en De Vecht. De kampenontginningen bestaan uit een afwisselend patroon van hoge zandopduikingen en de ertussen gelegen lage delen. Het LOP schrijft als doelstelling; de uit zandopduikingen bestaande kampen worden beter herkenbaar gemaakt, door ze te verdichten met weg-, erf- en randbeplantingen. Hiermee vormen de kampen een contrast met de lage delen van het kampenlandschap, die gekenmerkt worden door openheid.
3.5 Gemeentelijk Beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
Het plangebied ligt in het Groene Carré. Het Groene Carré is centraal gelegen in de gemeente Voorst. Het versterken van de waarde van het landschap staat hier centraal. Een landschap met een aaneenschakeling van buitenplaatsen en landgoederen. De afwisseling tussen besloten, halfbesloten en open ruimten is karakteristiek en biedt ruimte aan een divers scala aan functies, mits passend in het landschap. Nieuwe woon- of werklocaties in of grenzend aan het Groene Carré vanuit de kernen, worden zodanig ruimtelijk vormgegeven en landschappelijk ingepast dat het geheel aansluit bij de landschappelijke karakteristiek van het gebied.
Gebiedsvisie Twello ZuidZuidWest
In de gebiedsvisie Twello ZuidZuidWest uit 2008 wordt een nadere invulling gegeven voor realisatie van ruimtelijke ambities ten zuiden en zuidwesten van Twello, als verwevingsgebied tussen de kern Twello en het landelijk gebied. Hoewel het plangebied waarop de gebiedsvisie betrekking heeft aan de oostzijde wordt begrensd door de Twellose Beek, ligt de locatie wel binnen de invloedssfeer van de visie. Plannen worden getoetst op haalbaarheid en hun invloed op het landschap. Alleen aan plannen die een visuele of functionele landschappelijke meerwaarde leveren wordt medewerking verleend.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit met name het aspect milieu beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de aspecten flora en fauna, water, archeologie en kabels, leidingen en straalpaden. Ook wordt nader ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluidhinder weg- en railverkeer
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. Bij de gevraagde uitbreiding van bedrijfsbebouwing voor productie en opslag is geen sprake van een geluidsgevoelig object. Een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze redenen achterwege gebleven.
4.2.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. Bij planontwikkeling wordt met behulp van de systematiek uit de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke aspecten (zoals o.a. geluid en geur) rekening gehouden moet worden. Deze zogenaamde milieuzones zijn bepaald ten opzichte van gevoelige functies, uitgaande van het referentie omgevingstype 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied'.
De locatie ligt in het buitengebied, waardoor geen sprake is van eventuele correcties voor afstandseisen vanwege ten opziche van het referentie-omgevingstype 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied'. Volgens de VNG-publicatie gelden voor Nikkels bouwbedrijf bv de volgende afstanden (in meters):
Sbi-code 1993 | Sbi-code 2008 | Categorie | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Veiligheid |
45 | 41, 42, 43 | 3.2 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 |
De richtafstand van 100 meter (geluid) is de milieuzone die in de bestaande situatie al van toepassing is op het bedrijf. Binnen de 100 meter-contour van de grens van de bestaande situatie bevinden zich reeds (bedrijfs)woningen van derden. Deze woningen bevinden zich aan de oost- en zuidkant van de bedrijfslocatie; de geplande uitbreiding vindt plaats in westelijke richting, wat in die zin een gunstige ontwikkelingsrichting is. Daarbij wordt opgemerkt dat de ontsluiting van het bedrijfsperceel plaatsvindt aan de noordzijde van het perceel op de Zuiderlaan, waar geen woningen aanwezig zijn. De bedrijfsactiviteiten veranderen met de ontwikkeling niet. Voor zover buitenopslag plaatsvindt op het terrein, wordt dit afgeschermd door een 'bebouwingsschild'. Uit akoestisch oogpunt is dat in de regel gunstig (evenals voor het aanzicht). De relevante woningen van derden in de omgeving genieten reeds bescherming volgens de milieuwetgeving. De planvorming heeft geen nadelige invloed op belasting van deze woningen.
4.2.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg of 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg; 200.000 m2brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat door de uitbreiding van het bedrijf, de luchtkwaliteit niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
4.2.4 Bodem
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Ten behoeve van het voorgenomen uitbreidingsplan is door De Klinker Milieu Adviesbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd volgens NEN 5740 (d.d. 29 augustus 2011, rapportnummer 211103-HT1.2). In mengmonsters zijn geen van de onderzochte stoffen aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde of detectiegrens van de desbetreffende stof. In het grondwater is een matige verhoging met barium aangetroffen. Deze hebben mogelijk een natuurlijke oorsprong en kunnen een verhoogd achtergrondniveau betreffen. De bodem ter plaatse is overal toepasbaar. Hoewel de concentratie aan barium in grondwater hoger is dan de tussenwaarde en lager dan de interventiewaarde, bestaat geen noodzaak voor nader onderzoek. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik. Uit oogpunt van bodemkwaliteit bestaan dan ook geen beperkingen ten aanzien van de nieuwbouw. Het onderzoek is als bijlage bij dit plan gevoegd (Bijlage 1).
4.2.5 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico en plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen transport plaats van gevaarlijke stoffen. Ook zijn geen productiecomplexen van gevaarlijke stoffen in de directe omgeving aanwezig die van invloed kunnen zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Op het perceel zelf vinden geen werkzaamheden met gevaarlijke stoffen plaats. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het plan.
4.3 Flora En Fauna
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
Binnen het plangebied zijn geen belangrijke ecologische waarden bekend die om bescherming in het kader van de Flora- en faunawet vragen en die verstoord kunnen worden door het uitbreiden van de bedrijfsgebouwen. Het plangebied ligt niet een gebied met een beschermde status, zoals de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het uitbreidingsplan gaat gepaard met een landschapsplan, waar in hoofdstuk 5 nader op in wordt gegaan. Hiermee worden struwelen langs de te realiseren bebouwing aangelegd en wordt nabij de Twellose Beek een ecologische stapsteen ontwikkeld met het realiseren van een poel en bosje. Verplaatsingsmogelijkheden van eventueel aanwezige soorten in het gebied worden met deze ontwikkelingen verbeterd. Gezien de aard en omvang van het plan is nader ecologisch onderzoek achterwege gebleven. Wel dient altijd de algemene zorgplicht (art. 2 van de Flora- en faunawet) in acht te worden genomen voor alle (beschermde) soorten die aanwezig zijn.
4.4 Water
Vuilwaterriolering
Het eventuele vuilwater dat vrijkomt in de nieuwbouw, kan via het bestaande aansluitpunt afgevoerd worden naar de riolering. Deze riolering is van afdoende capaciteit.
Regenwaterriolering
Het voorgenomen uitbreidingsplan leidt tot een netto toename van het verhard oppervlak van 2.245 m2. Het regenwater van de gehele nieuwbouw en verharding van 3.263 m2 dient afgekoppeld te worden van de gemengde riolering. Het regenwater moet op eigen terrein geborgen te worden, waarvoor een bergingseis geldt van 36 mm/m2 aangesloten verharding. Voor dit plan moet bij deze eis een berging van minimaal 117 m3 gerealiseerd worden. In het plan is voorzien in een greppel die parallel loopt aan de Zuiderlaan. Deze sloot heeft de functie van zaksloot en heeft een bergingscapaciteit van circa 235 m3. Naast de geplande uitbreiding, kan deze sloot ook een groot deel van de hemelwaterafvoer van bestaande verharding verwerken. Tevens is via een overstortduiker een noodoverloop voorzien naar de Twellose Beek. Deze verbinding treedt pas in werking nadat de greppel nagenoeg vol is (15 cm-mv). Het plan voldoet hiermee aan de gestelde eis. Hoewel de grondslag (overwegend zand, zwak tot matig grindig, plaatselijk lemig en kleiïg) ter plaatse niet optimaal is voor infiltratie, zorgt het lange profiel en de geringe diepte (ligging boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand in de overwegend zandige zone) alsmede de overdimensionering van de greppel voor afdoende zekerheid. Voor het aanbrengen van de noodoverloop dient initiatiefnemer een watervergunning aan te vragen bij Waterschap Veluwe.
Robuuste watergang
De gronden van Nikkels bouwbedrijf grenzen aan de Twellose Beek. Deze beek heeft de status van A-watergang en is in beheer en onderhoud bij Waterschap Veluwe. Recentelijk is de Twellose Beek ten noorden van de Zuiderlaan gebaggerd en opnieuw vormgegeven met plas-draszones. Hierdoor heeft de beek een meer robuuste inrichting en uitstraling gekregen. In het bij het plan opgenomen landschapsplan is ruimte gereserveerd om de Twellose Beek aan de oostzijde meer ruimte te geven in de vorm van natuurvriendelijke oevers (meanders en/of plas-drasbermen). Het is aan het waterschap om hier gebruik van te maken; Nikkels bouwbedrijf is hiertoe niet bevoegd.
Aan de oost- en noordzijde van het perceel loopt eveneens een A-watergang, de Koppelleiding. Deze dient primair voor de opvang van water van de Zuiderlaan en H.W. Iordensweg. Het voorgenomen plan frustreert de afvoer van deze watergang niet.
Op beide genoemde A-watergangen met de bijbehorende beschermingszones (tot 5 meter uit de insteek) is de Keur van toepassing. In de Keurzone mogen geen activiteiten en/of werkzaamheden worden verricht zonder een watervergunning van het waterschap.
Verder wordt op het terrein een poel aangelegd met een inhoud van ruim 1.000 m3. Deze poel heeft geen functie voor de regenwaterverwerking van het nieuwe pand en bijbehorende verharding, maar wel voor natuur en landschap. Door haar natuurfunctie vormt deze poel een stapsteen voor amfibieën en planten, waarmee het een impuls kan geven aan een robuuste natuurontwikkeling in en rond de Twellose Beek. Het betreft een solitaire waterpartij die niet in verbinding staat met het omliggende oppervlaktesysteem. Het waterpeil zal met het grondwaterpeil mee fluctueren. Doordat sprake is van een solitaire waterpartij, zal Waterschap Veluwe geen water ontvangen dat uit de waterpartij afkomstig is (overstort). Ook zal het waterschap geen wateraanvoer verzorgen indien de waterpartij droogvalt.
4.5 Archeologie
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het noodzakelijk dat inzicht wordt verkregen in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied. Volgens de archeologische waarden- en verwachtingkaart van de gemeente Voorst bevindt het plangebied zich grotendeels in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Hier wordt gestreefd naar behoud in huidige staat. Een inventariserend archeologisch onderzoek (IVO-Protocol 1) is vereist als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en dieper reikt dan 30 cm onder maaiveld. In dit geval is daarvan sprake.
Door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. is een bureau- en inventariserend veldonderzoek verricht (augustus 2011, RAAP-notitie 3851). In het plangebied zijn geen concrete aanwijzigingen aangetroffen waaraan een archeologisch belang kan worden toegekend. Gelet hierop kan geconcludeerd worden dat bij realisering van de plannen vermoedelijk geen archeologische resten zullen worden verstuurd. Het onderzoek is als Bijlage 2 bij dit plan opgenomen. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
4.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Rond het plangebied zijn geen kabelleidingen, brandstoftransportleidingen of straalpaden aanwezig die enige invloed op het plan hebben.
4.7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met initiatiefnemer gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor kosten van de initiatiefnemer.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Het uitbreidingsplan voorziet behalve het oprichten van nieuwe bebouwing ook in sloop van bestaande bebouwing op het perceel. In totaal is met het plan sprake van uitbreiding van het bebouwde oppervlak met 1135 m2. De beoogde nieuwe situatie is weergegeven op een inrichtingsschets in Figuur 3. Behalve de ontwikkeling op het bedrijfsperceel, voorziet het plan in een landschapsplan om de uitbreiding in te passen in de omgeving en daarmee bovendien een meerwaarde te creëren voor het omliggende landschap. De nieuwbouw wordt grotendeels uit het zicht onttrokken door de aanleg van enkele landschappelijke struwelen. Nabij de Twellose Beek wordt een poel aangelegd met daarbij een bosje, die samen dienen als een ecologische stapsteen langs de beek en de zomer- en winterbiotoop voor amfibieën vromen. Ook worden enkele solitaire bomen nabij de poel aangeplant. Het totale ensemble van struwelen, bosje, poel en solitaire bomen heeft tot doel het (cultuurhistorische) landschapsbeeld van de omliggende landgoederenzone te versterken. Het overige deel van het perceel blijft conform de nu geldende bestemming in gebruik als agrarisch cultuurlandschap, in dit geval als paardenwei. Langs de beek is een ruimtereservering opgenomen voor een mogelijke toekomstige aanleg van een natuurvriendelijke oever van de Twellose Beek. Het plan voorziet daarnaast in aanpassing van het straatbeeld gezien vanaf de H.W. Iordensweg tussen de woonhuizen H.W. Iordensweg 96 en 100. Het landschapsplan dat Landschappartners ten behoeve van het uitbreidingsplan heeft opgesteld (d.d. 23 augustus 2011, kenmerk RC/11-68369, versie C, met kaartbijlagen 1 en 2 d.d. 12 mei 2011, projectnummer TWEO02-1) is als bijlage bij deze toelichting opgenomen (Bijlage 3).
Figuur 3 - Inrichtingsschets landschapsplan
5.2 Ruimtelijke Afweging
Door spreiding van productie en de opslag en beheer van materieel/materialen over diverse (gehuurde) locaties worden organisatorisch onnodig veel kosten gemaakt die de concurrentiepositie van het bedrijf onder druk zet. Met de gevraagde uitbreiding kunnen de activiteiten van het bedrijf worden gecentraliseerd, waarmee richting toekomst een efficiënte en duurzame bedrijfsvoering gerealiseerd kan worden. De noodzaak tot uitbreiding is door het bedrijf voldoende aangetoond.
Het bedrijf heeft op de huidige locatie een zodanig volume, dat verplaatsing naar een bedrijventerrein om een tweetal redenen niet mogelijk is. Voor het bedrijf is het financieel niet realistisch een grootschalige verplaatsing te realiseren. Daarnaast is hier binnen de gemeente Voorst ruimtelijk ook de mogelijkheid niet toe. De ruimtevraag die met een verplaatsing gepaard gaat, is op bestaande bedrijventerreinen niet voorhanden. Verplaatsing zou dus alleen mogelijk zijn naar een bedrijventerrein buiten de gemeentegrenzen. Gezien de lange historie van het bedrijf op de huidige locatie en het grote aantal medewerkers (direct en indirect) die uit Twello / de gemeente Voorst afkomstig zijn, heeft het bedrijf een belangrijke positie binnen de gemeente, zowel economisch als maatschappelijk, die bedrijfsverplaatsing naar een bedrijventerrein buiten de gemeente Voorst onmogelijk maakt.
De locatie ligt aan de rand van de kern Twello op een zichtlocatie bij de entree naar het dorp. Het afgelopen decennium heeft aan de zuidkant van Twello een verplaatsing van de dorpsrand plaatsgevonden door de aanleg van het sportcomplex van SV Twello met riante sporthal en recent de vestiging van een hockeyvereniging met clubhuis. De locatie ligt hierdoor aan de rand van de bebouwde kom en niet midden in het buitengebied. In de gebiedsvisie Twello ZuidZuidWest worden kaders geboden om in het gebied tussen de Twellose Beek en bedrijventerrein Engelenburg vestigingsmogelijkheden te bieden voor 'groene' bedrijven, die zich bezighouden met groene kennis en groene diensten. Hierbij is een architectonische en landschappelijke strategie voorgeschreven om één en ander op een goede wijze passend in het landschap te maken en om verrommeling tegen te gaan. Hoewel de locatie van Nikkels Bouwbedrijf buiten het gebied valt waarop de visie van toepassing is en het bovendien geen 'groen' bedrijf is, grenst de locatie aan dit gebied en sluit de wijze van landschappelijke inpassing aan bij de doelstellingen die de visie voor het gebied voor ogen heeft.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt een gedeelte van de bestaande (ontsierende) bebouwing op het perceel gezien vanaf de zijde H.W. Iordensweg tussen nummers 96 en 100 gesloopt. De nieuwe invulling krijgt hier een groener karakter, wat het straatbeeld vanaf deze zijde (en daarmee vanaf één van de belangrijkste ontsluitingswegen van Twello) een betere uitstraling geeft. Het plan voorziet in een gedegen landschappelijke inpassing en brengt daarnaast een 'landschappelijke verevening' met zich mee, waarmee per saldo een meerwaarde voor het omliggende landschap wordt gerealiseerd. Het plan sluit goed aan op de omgeving en past binnen de uitgangspunten die in het LOP zijn opgenomen, als ook de uitgangspunten uit gemeentelijke beleidsvisies. De bestaande bomenrij aan de achterzijde van de bestaande bebouwing moet verdwijnen om de uitbreiding te kunnen realiseren. Met aanleg van de nieuwe groenelementen wordt dit voldoende gecompenseerd.
Om het plan planologisch mogelijk te kunnen maken, dienen Gedeputeerde Staten van Gelderland voor het plan een ontheffing te verlenen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De gemeenteraad van de gemeente Voorst heeft op 19 september 2011 besloten de ontheffing bij Gedeputeerde Staten aan te vragen. Hierover is op 9 november 2011 positief besloten (zaaknummer 2011-015427).
Samengevat past het uitbreidingsplan, mede gezien de landschappelijke inpassing en verevening, de noodzaak tot uitbreiding en de onmogelijkheid tot bedrijfsverplaatsing, binnen de diverse ruimtelijke beleidskaders. Uit voorgaande hoofdstukken zijn geen belemmeringen tegen het plan naar voren gekomen. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waarin de uitvoering en instandhouding van het het groenplan is vastgelegd. Om deze redenen bestaan geen ruimtelijke bezwaren tegen het plan.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Voorst. Ter plekke gelden momenteel de analoge bestemmingsplannen "Buitengebied 1996" en "Buitengebied 1996, artikel 30 herziening". Deze bestemmingsplannen voldoen niet aan de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" en de "Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen". Het onderhavige bestemmingsplan zal wel aan deze richtlijnen voldoen. Dit betekent echter dat de regels van het vigerende bestemmingsplannen niet toepasbaar zijn op dit plan. In dit bestemmingsplan worden daarom regels opgenomen conform de nu geldende standaarden.
Uitgangspunten
Van groot belang is dat bestemmingsplannen en plankaarten goed (af-)leesbaar zijn voor zowel de gemeente zelf als de bewoners. Dit is des te belangrijker nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar komen. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder teveel te hoeven afwijken van het bestemmingsplan. Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie.
Inhoud bestemmingsplan
Ieder bestemmingsplan moet voldoen aan de regels gesteld in paragraaf 3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en planregels. Bij een bestemmingsplan hoort een toelichting. De planregels moeten worden gelezen in samenhang met de plankaart. De plankaart geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de planregels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de planregels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de plankaart moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de planregels te bekijken in samenhang met de plankaart als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden of als andere ontwikkelingen worden gepland.
6.2 Bestemmingsregels
Het beschreven beleid is vertaald in bestemmingsregels. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de regels zoals die in het (concept) voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied zijn opgenomen, ten behoeve van een eenduidige aanpak. De volgende bestemmingsplannen worden in het plan onderscheiden:
Agrarisch
De bestemming agrarisch betreft gronden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf en hobbymatig agrarisch gebruik. Recreatief medegebruik is toegestaan. Binnen de bestemming bestaan enkel bouwmogelijkheden voor andere bouwwerken.
Bedrijf
De bestemming Bedrijf is toegekend aan de locatie van het bouwbedrijf. Voor de bestemming is gebruik gemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten (milieucategorieën). In zijn algemeenheid worden bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, die als bijlage bij de regels is opgenomen. De bestaande bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie, in dit geval die van het bouwbedrijf, worden specifiek bestemd. Dit betekent dat na eventuele bedrijfsbeëeindiging uitsluitend een soortgelijk bedrijf is toegestaan of een bedrijf uit categorie 1 of 2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen is in de regels opgenomen. Bij het bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, met een maximum inhoudsmaat van 750 m3, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Conform huidige standaarden binnen de gemeente Voorst bestaat de mogelijkheid tot aanbieden van bed & breakfast binnen de bedrijfswoning en de uitoefening van aan huis verbonden beroepen. Met algemene afwijkingsregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van aangegeven maatvoering (uitgezonderd oppervlakte bebouwing en inhoud van de bedrijfswoning), voor het oprichten van een windturbine en/of een antennemast en kan mantelzorg worden geboden.
Natuur
Ter plekke van de te realiseren poel met bosje is de bestemming Natuur opgenomen. Aan deze gronden kunnen belangrijke natuur en landschapskenmerken worden toegekend. De bestemmingsregeling is er dan ook op gericht om deze waarden te ontwikkelen, te handhaven en te versterken. Voor handhaving van deze waarden is een omgevingsvergunningplicht in het artikel opgenomen.
Waarde - Archeologie (1 en 2)
Om archeologisch waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden. De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van bestaande fundamenten. Ook het realiseren van de met dit bestemmingsplan beoogde uitbreiding en uitvoering van het bij dit plan opgenomen landschapsplan, zijn hiervan uitgezonderd. In overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en lager dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Waarde - Landschap - Kampontginningen
Voor elke zone uit het landschapsontwikkelingsplan (LOP) geldt in de nieuwe plansystematiek een dubbelbestemming. In dit geval ligt het plangebied in de zone Kampontginningen. In de bestemmingsomschrijving zijn de aanwezige landschappelijke waarden omschreven. Om de aanwezige waarden te beschermen of te versterken, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarden betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden die binnen het bouwvlak worden uitgeoefend, of die worden uitgevoerd ten behoeve van het bij het plan opgenomen landschapsplan.
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
Met het plan is sprake van een provinciaal belang. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben bij besluit van 9 november 2011 ontheffing van de Ruimtelijke Verordening Gelderland verleend voor de voorgenomen ontwikkeling. Vooroverleg met de VROM-Inspectie is niet noodzakelijk geacht.
Met betrekking tot het plan heeft ambtelijk vooroverleg plaatsgevonden met het Waterschap Veluwe. Hieruit zijn geen bezwaren naar voren gekomen.
Genoemde instanties zijn in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
7.2 Inspraak
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 17 november 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen, waarbij iedereen in de gelegenheid is gesteld zienswijzen over het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Waterschap Veluwe heeft enkele opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan. Deze opmerkingen zijn verwerkt in paragraaf 4.4 van de toelichting.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek