KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Woongebied
Artikel 3 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie
2.1 De Ruimtelijke Structuur
2.2 Cultuurhistorie
2.3 Landschap
2.4 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planopzet
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieu-onderzoeken
5.3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg
7.2 Zienswijzen
Bijlagen
Bijlage 1 Zienswijzenotitie
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

BP Hofstraatbuurt Wilp, wijziging Nieuweweg 7-9

Bestemmingsplan - gemeente

Vastgesteld op 27-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan "BP Hofstraatbuurt Wilp, wijziging Nieuweweg 7-9" van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.8109-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Woongebied

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  2. b. bed & breakfast;
  3. c. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen en dergelijke;
  4. d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. e. speel- en groenvoorzieningen;
  6. f. autoboxen;
  7. g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. openbare nutsvoorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden en verhardingen.

2.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. het aantal woningen bedraagt maximaal het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen.
  2. b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    2. 2. de goothoogte van overige gebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van overige gebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 50 m² bedragen en het bebouwingspercentage mag maximaal 50% van het bouwperceel bedragen;
    5. 5. in afwijking van het bepaalde onder 1 is op de gronden gelegen vóór de voorgevel een erker en/of entreepartij toegestaan, met dien verstande dat:
      • de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1 m;
      • de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
      • de afstand van de voorzijde van de erker of entreepartij tot het openbare gebied ten minste 2,5 m dient te bedragen.
  3. c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat op de gronden gelegen vóór de voorgevel de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.

2.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven mag gezamenlijk maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m² bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande, dat:

  1. a. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  2. b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  3. c. de activiteiten geen detailhandel betreffen, uitgezonderd verkoop via internet;
  4. d. het beroep en het bedrijf uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  5. e. de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is toegestaan indien het een bedrijf betreft dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

2.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 2.3 onder e voor de vestiging van:
    1. 1. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of,
    2. 2. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

b. voor een besluit tot afwijking geldt de in artikel 12 lid 12.1 (van het bestemmingsplan Hofstraatbuurt Wilp) vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 3 Waarde - Archeologie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

3.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 3.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

3.3 Ontheffing van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Ontheffing als bedoeld in 3.3 sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. c. Ontheffing als bedoeld in 3.3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

3.4 Aanlegvergunning

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplanBP Hofstraatbuurt Wilp, wijziging Nieuweweg 7-9.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Woningstichting Goed Wonen heeft een verzoek ingediend om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan "Hofstraaatbuurt, Wilp" voor het perceel Nieuweweg 7 en 9. Ze willen de bestemming van het perceel wijzigen naar de bestemming "Woongebied" waardoor op het perceel drie rijwoningen en één vrijstaande woning gerealiseerd kunnen worden.

1.2 Ligging Plangebied

Het betreft het perceel Nieuweweg 7-9. Dit perceel is gelegen in de Hofstraatbuurt te Wilp en wordt aan de achterzijde ontsloten door de Binnenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8109-VS00_0002.png"

Figuur 1: Globale ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied valt onder het vigerende bestemmingsplan "Hofstraatbuurt, Wilp", vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2010. In het vigerende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Wonen", met een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming "Woongebied". Middels de wijzigingsbevoegdheid kan het perceel Nieuweweg 7-9 worden gewijzigd in de bestemming "Woongebeid" wanneer voldaan wordt aan de volgende regels:

  • het aantal woningen mag niet meer dan 4 bedragen;
  • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 10 m bij rijwoningen en respectievelijk 6 m en 10 m bij vrijstaande woningen;
  • bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dienen de wettelijke bepalingen inzake natuur- en milieuregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Wet geluidhinder, in acht te worden genomen;
  • voor het overige is het bepaalde in de bestemming 'Woongebied' van toepassing.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp, wijziging Nieuweweg 7-9" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • hoofdstuk 2: een beschrijving van de bestaande situatie;
  • hoofdstuk 3: een beschrijving van het relevante beleidskader;
  • hoofdstuk 4: een beschrijving van de toekomstige situatie;
  • hoofdstuk 5: een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan, zowel wat betreft milieu en onderzoek, als in economische zin;
  • hoofdstuk 6: een beschrijving van de juridische planopzet waarin de bestemmingen worden toegelicht;
  • hoofdstuk 7: een beschrijving van de resultaten van overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie

2.1 De Ruimtelijke Structuur

Wilp is het oudste dorp binnen de gemeente Voorst. Het is van oorsprong een middeleeuwse dijkdorp. Met de verharding van de Rijksstraatweg in de 19e eeuw neemt de bebouwing langs deze weg sterk toe. Lange tijd is het plangebied in gebruik geweest als bouwland. In 1920 is onder andere de Nieuweweg aangelegd ten behoeve van de woningbouw. Na de oorlog groeit het dorp opnieuw sterk, waarbij de open gebieden tussen de bebouwingslinten worden opgevuld met kleinschalige woonbuurten, waaronder de Hofstraatbuurt. Het gebied is daarmee de eerste planmatige uitbreiding van het dorp Wilp.

2.2 Cultuurhistorie

De Hofstraatbuurt is gelegen ten oosten van de Rijksstraatweg en ten zuiden van de Dorpsstraat, een historisch bebouwingslint. De woningbouw heeft een tuindorp-achtige ruime opzet en uitstraling. De bebouwing is er gevarieerd met (half) vrijstaande en rijtjeswoningen. De woningen zijn naar de huidige maatstaven klein, terwijl de achtertuinen zeer diep zijn. Het gebied kent momenteel een dichtheid van circa 27 woningen per hectare, voornamelijk rijwoningen aan de Hofstraat en twee-onder-een-kapwoningen aan de Nieuweweg en Dorpsstraat. De openbare ruimte is ruim en verzorgd. Met name de Hofstraat valt op door de groene plantsoenen die langs de weg lopen. De Nieuweweg mist deze groengebieden en heeft een meer stenig karakter. De woningen hier zijn architectonisch wel meer gedetailleerd dan die aan de Hofstraat. Beide wegen vormen verbindingen tussen de Dorpsstraat en de Binnenweg. Ze hebben geen doorgaand karakter, alhoewel de Hofstraat wel wordt gebruikt door doorgaand verkeer vanaf de Dijkweideweg richting de Rijksstraatweg.

2.3 Landschap

Wilp bevindt zich op het grensvlak van verschillende landschapstypen. Aan de oostzijde grenst Wilp aan het landschap van de buitendijkse ontginningen. Dit is een karakteristiek en waardevol rivierenlandschap met historische bebouwing, microreliëf en verspreid voorkomende landschapslementen (hagen, houtwallen, kaden en dijken). Het dorp Wilp, inclusief de Hofstraatbuurt, ligt op een voormalige stroomrug van de IJssel. Dit is een relatief hoog gelegen gebied waarop de dorpen en wegen zijn aangelegd. Vanuit de buurt is er zicht op het hoog opgaande groen van landgoed De Lathmer.

2.4 De Aanwezige Functies

Op het perceel Nieuweweg 7-9 staat nu een twee-onder-één-kapwoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente). Aangezien het een wijzigingsplan betreft gaat het hierbij om dezelfde beleidskaders zoals deze ook zijn opgenomen in het bestemmingsplan Hofstraatbuurt, Wilp (het moederplan).

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

In deze nota staat het simpeler en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten centraal. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere invulling ligt vooral bij provincies, regio's en gemeenten. Wat betreft verstedelijking wordt ingezet op bundeling en nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet rekening worden gehouden met recreatieve waarden, het groen en het water. In de dorpen en het landelijk gebied mag worden voorzien in de eigen woningbehoefte. In gebieden die tot nationaal landschap zijn benoemd, zoals de Veluwe, geldt een 'ja, mits' bouwregime. Er mag alleen gebouwd worden mits dit de kernkwaliteiten van het landschap versterkt. In beschermde natuurgebieden, waaronder de EHS, geldt een 'nee, tenzij' bouwregime. Als bouwen in die gebieden van groot openbaar belang is en onvermijdelijk blijkt, dan komt er alleen toestemming als er vervangende natuur gerealiseerd wordt of in het uiterste geval een financiële compensatie geëist.

3.2.2 Nationale Landschappen

Wilp valt binnen het Nationaal Landschap Veluwe. In het Nationaal Landschap is sprake van een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen die tot een typisch Nederlands landschap hebben geleid. de unieke kernkwaliteiten (unieke landschappelijke kenmerken) van het gebied dienen te worden behouden en versterkt. Dit wil niet zeggen dat er in deze gebieden geen ontwikkelingen meer mogelijk zijn. Deze dienen echter de kernkwaliteiten niet aan te tasten, beter nog, zij leveren een bijdrage aan de kernkwaliteiten.

Dit betekent dat zorgvuldigheid gepast is ten aanzien van onder meer nieuwe woningbouw. Gemeenten kunnen bouwen ten aanzien van hun lokale behoefte. Voor Voorst zijn hierover afspraken gemaakt in het kader van de regio Stedendriehoek die nader zijn uitgewerkt in de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030.

3.2.3 Natuurbeschermingswet

Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.

De uiterwaarden van de IJssel en de Veluwe zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, namelijk Uiterwaarden IJssel, ligt op circa 1,1 km afstand van Wilp.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. In het streekplan verwoordt de provincie haar eigen algemene ruimtelijke beleid in relatie tot de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn verwoord.

Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld worden aan knooppunten van infrastructuur binnen het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. Binnen de gemeente Voorst wordt daarbij vooral gekeken naar Twello. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden als uitbreiden. Bij inbreiden is herstructurering niet alleen voorbehouden aan de steden, maar vindt evenzeer plaats in de bestaande dorpen. Bij uitbreiding wordt gestreefd naar gedifferentieerde vormen en locaties met in achtneming van de te bepalen zoekzones voor verstedelijking en de betreffende gebiedskwaliteiten. Wat betreft wonen wordt voor de dorpen binnen het bundelingsgebied, zoals Wilp, ingezet op het realiseren van de autonome woningbehoefte plus een deel van de regionale woningbehoefte zover het 'landelijk en dorps wonen' betreft. Voor wat betreft de bereikbaarheid van de regio wordt ingezet op een verbetering van de weginfrastructuur. Maatregelen worden getroffen om de capaciteit van de A1 en de A50 te verhogen

3.3.2 Nota Belvoir en Belvoir2

De nota's Belvoir en Belvoir2 zijn de provinciale doorvertaling van het cultuurhistorische beleid op basis van de rijksnota Belvedere. In de nota Belvoir staan vijf hoofddoelen centraal: maak cultuurhistorische waarden inzichtelijk, integreer cultuurhistorie in planvorming, versterk de cultuurhistorische bijdrage aan de Gelderse economie, houd cultuurhistorische waarden duurzaam in stand en vergroot het cultuurhistorisch besef en draagvlak. De gemeente Voorst valt binnen het gebied IJsselvallei, waarin de samenhang tussen water, bedrijvigheid en agrarische inrichting centraal staat.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het streekplan. Voor de gemeente Voorst is van belang de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen. Een programma dat de lokale behoefte te boven kan gaan. Het gaat om in totaal 1.300 woningen, die ingezet worden voor een geleidelijke groei van de dorpen. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van deze dorpen en aan het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Ruimtelijke toekomstvisie Voorst

De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) geeft een visie op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. Voor de Hofstraatbuurt zijn de volgende ontwikkelingen van belang:

  • voor Wilp is een woningbouwprogramma van 230 woningen voorzien tot 2030, waarvan circa 140 woningen tot 2015;
  • ingezet wordt op inbreiding binnen de kern.
  • de Rijksstraatweg en de Molenallee zijn belangrijk voor het doorgaand verkeer. Binnen Wilp zal de inrichting van deze wegen meer het verblijfskarakter benadrukken. De inrichting sluit aan bij het lommerrijke landschap van de omliggende landgoederen;

3.5.2 Visie op wonen

De Visie op wonen is een integrale woonvisie die een kwalitatieve vertaling geeft van het in de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst gegeven woningbouwprogramma. De belangrijkste ambities van de visie zijn: het in stand houden van het landelijke karakter, het streven naar leefbare wijken en kernen met een goede ruimtelijke kwaliteit, het bevorderen van een duurzame stedenbouwkundige ontwikkeling, het zo lang mogelijk optimaal functioneren van iedere burger in een zelfgekozen woning en woonomgeving en het betrekken en betrokken zijn bij de volkshuisvesting. Een belangrijke conclusie is dat het niet langer reëel is om door middel van woningbouw te proberen het voorzieningenniveau in stand te houden. Ook de voorziene woningbouw in de kernen zal hier niet aan kunnen bijdragen. Veel belangrijker is het dat de woningbouw een bijdrage levert aan de levendigheid in het dorp en de gemeenschapszin. Van het totale woningbouwprogramma van de gemeente Voorst (3.300 woningen) wordt ingezet op een aandeel van 40% bereikbare, 35% middeldure en 25% dure woningen. Deze aandelen gelden voor het gehele programma en niet per project of complex. Doorstroming is daarbij van belang, zodat ook voor ouderen geschikte woningen daarbij nadrukkelijk in beeld zijn.

3.5.3 Dorpsvisie Wilp

In de Dorpsvisie Wilp is het ruimtelijk programma voor Wilp uit de Ruimtelijke Toekomstvisie nader uitgewerkt. Dit betekent dat concreet een aantal locaties zijn aangewezen voor nieuwbouw. Als één van deze locaties wordt de herontwikkeling van de Hofstraatbuurt genoemd. Hierin worden als randvoorwaarden genoemd:

  • gezien de ligging in de bebouwingstypologie compact wordt uitgegaan van een maximale woningdichtheid van 25 woningen per ha;
  • de buurt is waardevol vanuit cultuurhistorisch, historisch-stedenbouwkundig en historisch-bouwkundig oogpunt. Onderzoek zal moeten uitwijzen of behoud, dan wel sloop en neiuwbouw mogelijk is. In het geval er sprake is van sloop en nieuwbouw gelden de volgende randvoorwaarden:
    1. 1. vormgeving en detaillering van woningen verwijst naar voormalige woningtypen;
    2. 2. er wordt gebouwd in een strakke rooilijn;
    3. 3. verzorgen en vorm geven aansluiting met plan De Smidse;
    4. 4. parkeren op eigen erf en in de openbare ruimte;
    5. 5. minimaal 3% van het voor wonen bedoelde oppervlak (woningen en bijbehorende tuinen en erven) wordt ingericht ten behoeve van speelvoorzieningen;
    6. 6. voor het overige gelden de gebiedsgerichte criteria voor "Wilp naoorlogse woongebieden" uit de Welstandsnota Voorst.

3.5.4 Welstandsnota Voorst

In de welstandsnota wordt het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken, zoals dakkapellen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, grotere bouwwerken verwoord. Voor de eerste categorie zijn zogenaamde loketcriteria opgesteld, die "aan de balie" duidelijk maken of het gebouwd kan worden of niet. Voor de grotere bouwactiviteiten gelden object- en gebiedscriteria. de Hofstraatbuurt valt onder de Naoorlogse woongebieden, hier wordt de herontwikkeling van de Hofstraatbuurt al in genoemd.

Hoofdstuk 4 Planopzet

Het perceel Nieuweweg 7-9 in Wilp is gelegen in het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp". Dit bestemmingsplan is destijds opgesteld om het gebied gelegen tussen de Binnenweg, de Rijksstraatweg en de Dorpstraat te kunnen herontwikkelen. Aan deze herontwikkeling lag een stedenbouwkundige visie te grondslag. In deze visie is ook het perceel Nieuweweg 7-9 meegenomen. De stedelijke visie maakt het mogelijk om op het perceel Nieuweweg 7-9 drie rijwoningen en één vrijstaande woningen te realiseren. In het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp" is deze bouwmogelijkheid juridisch vastgelegd in een wijzigingsbevoegdheid. Ten tijde van het vaststellen wilde de huidige bewoner van het pand namelijk geen andere bestemming op het perceel dan een bestemming die de huidige situatie weergaf (een bestemming Wonen). De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk de bestemming "Wonen" te wijzigen naar de bestemming "Woongebied". Aan de wijzigingsbevoegdheid zijn wel de volgende eisen gekoppeld:

  • het aantal woningen mag niet meer dan 4 bedragen;
  • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 10 m bij rijwoningen en respectievelijk 6 m en 10 m bij vrijstaande woningen;
  • bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dienen de wettelijke bepalingen inzake natuur- en milieuregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Wet geluidhinder, in acht te worden genomen;
  • voor het overige is het bepaalde in de bestemming 'Woongebied' van toepassing.

Het voorliggende verzoek past binnen de in het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt, Wilp" opgenomen stedenbouwkundige visie.Tevens voldoet het plan aan de in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen criteria. De onderbouwing hiervan is in zowel deze toelichting alsmede in de toelichting op het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp" terug te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8109-VS00_0003.png"

Figuur 2: uitsnede stedenbouwkundige visie.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Tevens wordt ingegaan op de thema's archeologie, ecologie en water.

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken gecombineerd.

Bureau Tauw heeft voor het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt" een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportnummer: 4643806 (14 juli 2009)) met uitzondering van het zuidwestelijke perceel. Hierin wordt geconcludeerd dat op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat op de locatie enkele stoffen zijn aangetroffen, waarvan de concentraties de achtergrondwaarden of streefwaarden overschrijden. Deze gemeten concentraties zijn echter dusdanig verhoogd dat geen risico's voor de mens of het milieu zijn te verwachten. Uit de resultaten blijkt dat ongeacht de aanwezige bijmenging maximaal overschrijdingen van de achtergrondwaarde in de bodem aanwezig zijn. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Zodra in grond toetsingswaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt. Bij afvoer van de grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren.

Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor het herontwikkelen van de locatie.

5.2.2 milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder meer door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  1. 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  2. 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Voorst de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.

Voor het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp" heeft het bureau Tauw een notitie opgesteld (projectnummer 4643806, 17 juli 2009) om de milieuzonering van omliggende bedrijven in beeld te brengen. Op basis van deze inventarisatie kan geconcludeerd worden dat er in de omgeving van het perceel Nieuweweg 7-9 geen bedrijven aanwezig zijn die een richtafstand hebben over het plangebied.

5.2.3 geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  1. 1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  2. 2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km per uur.

De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied. Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.

In het kader van het bestemmingsplan “Hofstraatbuurt Wilp” is ten behoeve van de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen door Tauw een akoestisch onderzoek uitgevoerd (projectnummer 4643806, 30 juli 2009).

De geplande woningen liggen ten oosten van de Nieuweweg. Deze woningen ondervinden mogelijk geluidshinder van de Rijksstraatweg en de Molenallee en de Nieuweweg zelf (een 30 km/uur weg). De Rijksstraatweg (N790) en de Molenallee (N791) zijn wegen met een wettelijke maximumsnelheid van 50 km/uur en een geluidszone waar de nieuwbouwwoningen binnen vallen. Deze geluidszone bedraagt 200 m.

Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh niet wordt overschreden ten gevolge van de Rijksstraatweg (N790) en de Molenallee (N791). De Dorpsstraat, Hofstraat, Nieuweweg en Binnenweg betreffen 30 km/uur wegen zonder wettelijke geluidszone. Wel is ook voor deze straten de maximale geluidbelasting onderzocht. Deze bedraagt achtereenvolgens 33 dB ten gevolge van de Hofstraat, 37 dB ten gevolge van de Dorpsstraat, 52 dB ten gevolge van de Binnenweg en 53 dB ten gevolge van de Nieuweweg. Aan de geluidluwe zijde bedraagt de geluidsbelasting steeds minder dan 48 dB. Gezien de berekende waarden met in een enkel geval maximaal 55 dB bij 30 km/uur wegen met klinkerbestrating, is een redelijk woonklimaat haalbaar. Aangezien sprake is van normale woonstraten, vergelijkbaar met de andere straten in Wilpse woonbuurten, die niet bedoeld zijn voor doorgaand verkeer, wordt dit gezien als passend binnen een goede ruimtelijke ordening.

5.2.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm) (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wm kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 3.6 Wro

gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. 1. het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  2. 2. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  3. 3. het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.

Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van 4 woningen mogelijk. Dit is ruim minder dan het aantal woningen dat genoemd wordt in bovenstaande regeling. Een vervolgonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

5.2.5 Externe veiligheid

Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  1. 1. bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaats vindt (bijvoorbeeld een lpg tankstation);
  2. 2. vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
  3. 3. vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
  4. 4. propaantanks bij particulieren.

Deze risicobronnen moeten getoetst worden aan de huidige wet- en regelgeving

Ten behoeve van het aspect externe veiligheid heeft het bureau Tauw een Quickscan externe veiligheid Hofstraatbuurt, kenmerk N002-4643806MTU-evp-V02-NL (10 juli 2009) opgesteld.

In dit onderzoek externe veiligheid is geïnventariseerd of er belemmeringen zijn voor de ontwikkeling voor een locatie aan de Dorpsstraat in Wilp in de gemeente Voorst. Hierbij is gekeken naar het transport van gevaarlijke stoffen en aanwezigheid van bedrijven.

Op de risicokaart van de provincie staat niet vermeld dat er gevaarlijke stoffen vervoerd worden in de buurt van het plangebied. De gemeente Voorst heeft geen routes gevaarlijke stoffen vastgesteld. Effecten vanuit vervoer over water, spoor of door buisleidingen spelen op voldoende afstand plaats, aangezien het plangebied buiten de mogelijke invloedsafstand ligt. Op de risicokaart staan geen bedrijven vermeld, die een belemmering geven voor externe veiligheid.

Op basis van deze informatie wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van externe veiligheid inpasbaar is.

5.2.6 Archeologie

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.

De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. Het gebied de Nieuwenhof heeft op basis van dit beleid de archeologische verwachtingswaarde categorie 5, dit betekent dat het een zone met een hoge archeologische verwachting betreft.

In juli 2009 heeft door het bureau BAAC een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (rapportnummer: V-09.0185, november 2009) plaatsgevonden. Tijdens het booronderzoek zijn in alle boringen archeologische indicatoren in een ongestoorde en originele context aangetroffen. Indien archeologische resten verstoord dreigen te worden door de toekomstige graafwerkzaamheden, dan wordt voor het plangebied Hofstraatbuurt voorlopig een karterend booronderzoek volgens methode E1 (Sikb, 2006b) geadviseerd. Het doel van dit karterende booronderzoek zal zijn om een afbakening te krijgen van de exacte omvang van de vindplaats(en) en een datering binnen de te onderzoeken delen van het plangebied. De randvoorwaarden voor dit karterende onderzoek dienen te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA). Tevens wordt geadviseerd om woningen niet dieper te slopen dan het huidige maaiveld, en eventuele funderingen en kelders te laten zitten. Eventuele betonplaten of betonnen vloeren (niet zijnde keldervloeren) mogen worden verwijderd, waarbij niet dieper dan 20 cm onder de platen wordt gegraven. Er is een voorlopig vervolgonderzoek noodzakelijk in het momenteel onbebouwde en toegankelijke deel (tot aan de ondiepe sloop van de huizen).

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. De gemeente (het bevoegde gezag) heeft dit selectieadvies niet overgenomen. Als vervolgprocedure is de voorkeur gegegeven aan een proefsleuvenonderzoek. Dit is dan ook in het selectiebesluit opgenomen. Voordat begonnen is met het proefsleuvenonderzoek, heeft de initiatiefnemer een Programma van Eisen (PvE) opgesteld. Aan de hand van dit PvE is het onderzoek al gedeeltelijk uitgevoerd. Echter het eindrapport is nog niet opgeleverd, waardoor nog geen volledige duidelijkheid is over de mogelijke verwachtingswaarden in de grond. Derhalve is een dubbelbestemming opgenomen om de archeologische waarden te beschermen.

5.2.7 Ecologie

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving.

In juli 2009 heeft het bureau Tauw een toetsing aan de beschermde natuurwaarden uitgevoerd (kenmerk N003-4643806BKR-evp-V02-NL). De belangrijkste conclusies uit dit deze notitie zijn hieronder opgenomen:

Met betrekking tot de soortenbescherming vormen vleermuizen en vogels een aandachtspunt. Toetsing van de beoogde ingreep aan mogelijk aanwezige vleermuizen laat zien dat voor vleermuizen een negatief effect mogelijk is. Of effecten optreden is afhankelijk van de daadwerkelijke aanwezigheid van deze soorten en de functie die het plangebied daarbij vervult. Nader veldonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en de functie van het plangebied is daarom noodzakelijk. Afhankelijk van de uitkomsten van dit nadere onderzoek is mogelijk een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.

Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Door het tijdig uitvoeren van dergelijke werkzaamheden hoeft het broedseizoen geen vertraging op te leveren. Door het onaantrekkelijk maken en houden van het plangebied kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.

Ten aanzien van de gebiedsbescherming wordt aangegeven dat gezien het karakter en omvang van de ingreep en de afstand (circa 1,1 km) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Uiterwaarden IJssel), effecten op Natura 2000-gebieden niet worden verwacht. Op circa 300 m van de planlocatie is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelegen. Ten aanzien van effecten op de EHS wordt, gezien de aard en omvang van de voornemens en het feit dat het plangebied midden in stedelijk gebied ligt, verwacht dat aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken (de kernkwaliteiten) niet aan de orde zal zijn. Hier komt nog bij dat de ontwikkelingen niet binnen de EHS zelf plaatsvinden. Negatieve effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken worden niet verwacht.

In juni 2010 is door Tauw een aanvullend onderzoek naar vleermuizen gedaan (kenmerk N009-4643806BJF-mfv-V01-NL ). Uit dit onderzoek blijkt dat in het plangebied vier soorten vleermuizen zijn waargenomen, te weten de Gewone dwergvleermuis, de Ruige dwergvleermuis, de Laatvlieger en Rosse vleermuis. Al deze vleermuizen zijn strikt beschermd volgens tabel 3 van de Flora- en faunawet.

De vliegroutes van de vleermuizen zijn verspreid over het gehele plangebied Hofstraatburut Wilp" aanwezig. Belangrijke vliegroutes die een cruciale rol vormen als onderdeel van de functionele leefomgeving van de aanwezige vleermuizen, zijn niet aanwezig. De aanwezige foerageergebieden zullen deels verdwijnen. In de directe omgeving zijn echter ruim voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig. Aantasting van de functionele leefomgeving als gevolg van het (tijdelijk) wegnemen van foerageermogelijkheden is daarom evenmin aan de orde. In het gebouw Nieuweweg 7-9 zijn verder geen verblijfplaatsen aangetroffen.

5.2.8 Water

Op basis van beleid dat voortkomt uit de rijksnota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een 'watertoets' verplicht gesteld bij ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:

  1. 1. voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  2. 2. voorkomen van wateroverlast en van afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  3. 3. voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  4. 4. het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  5. 5. het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

Tauw heeft ten behoeve van het watertoetstraject een geohydrologisch onderzoek en waterstructuurplan opgesteld (projectnummer 4643806, 14 juli 2009).

Uit resultaten van het geohydrologisch onderzoek volgt dat infiltratie van hemelwater in de bodem redelijk goed mogelijk is. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) zit voldoende laag om zowel bovengrondse als ondergrondse infiltratievoorzieningen toe te passen. Wel moet rekening worden gehouden met het feit dat de bodem lokaal siltig/kleiig is. Door zandcunetten toe te passen onder de verharding en infiltratiezand te gebruiken rondom de infiltratievoorzieningen kan de invloed van deze slecht doorlatende lagen teniet gedaan worden. Voor de nieuwbouwlocatie wordt voor de riolering gebruik gemaakt van een gescheiden stelsel, waarbij het vuilwaterriool wordt aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel in de Dorpsstraat. Voor de berging en afvoer van hemelwater is gekozen voor een combinatie van infiltratieriolen en -kratten.Aan de hand van de regenduurlijnmethode is de waterberging in het systeem gecontroleerd. Op basis van de gemeten bodemdoorlatendheid is een gering effect op de grondwaterstand te verwachten. Aangezien deze grondwaterstand voldoende diep zit, zullen er naar verwachting geen problemen optreden.

Het plangebied maakt onderdeel uit van een herstructurering voor een deel van de Hofstraatbuurt in Wilp. In het kader van deze herstructurering zijn het rioolstelse en de infiltratievoorzieningen nader uitgwerkt, daarbij is ook rekening gehouden met voorliggend plan. Dit plan hoeft dan ook enkel aan te sluiten op deze nieuw aangelegde voorzieningen.

5.3 Economische Uitvoerbaarheid

5.3.1 Planschade

Ten aanzien van planschade is door PurpleBlue een risicoanalyse uitgevoerd (kenmerk Kenmerk R010-4643806KSF-evp-V01-NL, datum 15 juli 2009). Hierin wordt geconcludeerd dat als gevolg van de (voorgenomen) herziening van de vigerende planologie die het bouwplan mogelijk zal gaan maken, geen risico's op voor vergoeding in aanmerking komende planschade ex artikel 6.1 Wro aanwezig zijn. Daarbij Wel moet voor de volledigheid wordt opgemerkt dat met de initiatiefnemer een overeenkomst is getekend. Wanneer toch een tegemoedkoming in planschade uitgekeerd moet worden, wordt deze planschade verhaald op de initiatiefnemer.

5.3.2 Grondexploitatie

Bij de uitvoering van dit project is de gemeente gedeeltelijk financieel betrokken voor zover het de infrastructuur betreft. Met de ontwikkelaar (Woningstichting Goed Wonen) is een overeenkomst gesloten over de te verhalen kosten. Hiermee is het verhaal van kosten verzekerd en is geen exploitatieplan nodig.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door artikel 5 lid 5 van het bestemmingsplan “Hofstraatbuurt, Wilp”. In dit artikel is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om de bestemming “Wonen” om te zetten in de bestemming “Woongebied”. De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp". Eén en ander betekent, onder meer, dat de algemene regels van het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp" niet opnieuw hoeven te worden opgenomen. Echter voor de leesbaarheid van het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp, wijzigingsplan Nieuweweg 7-9 zijn de bestemmingen “Woongebied” en "Waarde - Archeologie" wel opgenomen.De inhoud van deze bestemmingen is identiek aan de bestemmingen opgenomen in het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp". Daarnaast zijn er enkele aanvullingen in de regels opgenomen. Zo is er een aanvulling begripsbepaling opgenomen van het begrip "het wijzigingsplan" en is een slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Uitkomsten Overleg

Op de voorbereiding van het wijzigingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Dit wijzigingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan "Hofstraatbuurt Wilp" (moederplan). Het voorbereidende onderzoek is al gedaan bij de voorbereiding van het moederplan. Het wordt om die reden niet nodig geacht om het wijzigingsplan aan inspraak te onderwerpen of aan vooroverleg met de wettelijke overlegpartners. Dit laatste is evenmin wettelijk verplicht bij een wijzigingsplan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 26 januari 2012 tot 8 maart 2012 ter inzage gelegen. Er is één zienswijzen ingediend.

Omdat de ingediende zienswijze binnen de daarvoor bestemde termijn is ingediend, is de zienswijze ontvankelijk. In bijlage 1 van de toelichting in de zienswijzenotite opgenomen.

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlagen

Bijlage 1 Zienswijzenotitie

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten