KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidige Planologische Situatie
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie
2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis Wilp
2.2 Het Plangebied En Omgeving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieu-onderzoeken
5.3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Bestemmingen
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg
7.2 Zienswijzen
7.3 Aanpassingen Ten Opzichte Van Het Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Bureauonderzoek En Karterend Booronderzoek Archeologie
Bijlage 5 Watertoets

Bestemmingsplan Binnenweg 11a/17 Wilp

Bestemmingsplan - gemeente Voorst

Vastgesteld op 15-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het 'Bestemmingsplan Binnenweg 11a/17 Wilp' met identificatienummer NL.IMRO.0285.8114-VS00 van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;

1.10 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende haar woonfunctie behoudt;

1.11 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt

1.22 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;

1.27 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.28 mantelzorg:

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.29 overige bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;

1.31 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.32 paardenbak:

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;

1.33 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundige-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.34 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.36 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.37 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.38 zorgwoning:

een woning voor de huisvesting van één of meer personen voor wie in het kader van de algemene dagelijkse levensverrichtingen professionele hulp of begeleiding nodig is van huishoudelijke, sociale, sociaal-medische of medische aard.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  3. c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erven;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': tuinen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van:

  1. a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van een zorgwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de woning wordt blijvend ingezet ten behoeve van zorgverlening en de zorg wordt geboden door professionele zorgaanbieders;
  2. b. van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats;
  3. c. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en)- mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied zijnde een historische dorpskern of historisch bekend verhoogde woonplaats.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30m2;
    3. 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Vervangende bouwregel

Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.

6.2 Openbare nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor openbare nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het andere bouwwerken betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

6.3 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

6.4 Paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gebouwen -niet zijnde woningen- als (zelfstandige) woning.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingen

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  1. a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  3. c. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 15 m worden gebouwd;
  4. d. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. 1. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
    2. 2. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
    3. 3. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt;
  5. e. de onder a tot en met d bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de verkeersveiligheid.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'Bestemmingsplan Binnenweg 11a/17 Wilp'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer van voorliggend bestemmingsplan is voornemens om op een onbebouwd perceel nabij Binnenweg 11 te Wilp een nieuwe vrijstaande woning te bouwen. Initiatiefnemer is nu woonachtig in de voormalige agrarische bedrijfswoning op het perceel aan de Binnenweg 17. Deze woning is te klein gebleken. Het gezin heeft behoefte aan een grotere woning. De vervangende nieuwbouw van een grotere woning op het perceel Binnenweg 17 is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Een vrijstaande woning met een grote bouwmassa sluit niet aan bij het bebouwingsbeeld van het huidige straatbeeld. Op het onbebouwde perceel nabij Binnenweg 11 is de bouw van een grotere woning vanuit stedenbouwkundig oogpunt wel aanvaardbaar. Deze locatie maakt onderdeel uit van de inbreidingslocatie Binnenweg zoals genoemd in de 'Dorpsvisie Wilp'. Deze locatie heeft - conform het huidige gebruik - nu nog de bestemming 'Agrarisch'. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dient de bestemming te worden gewijzigd naar 'Wonen'. Tevens is het wenselijk om ten aanzien van de voormalige agrarische bedrijfswoning aan de Binnenweg 17 de planologische situatie in overeenstemming te brengen met het feitelijke gebruik. Derhalve dient de huidige agrarische bedrijfsbestemming van dit perceel te worden gewijzigd naar een reguliere woonbestemming. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in beide planologische inpassingen. Aangetoond zal worden dat het voornemen vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en in overeenstemming is met een 'goede ruimtelijke ordening'.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat feitelijk uit een tweetal locaties binnen de bebouwde kom van Wilp. De nieuwbouwlocatie is gelegen ten noorden van het perceel Binnenweg 11 en kadastraal bekend gemeente Wilp, sectie C, nummers 1454, 1455 en 1707. In afbeelding 1.1 is de ligging van deze locatie aangeduid met de rode cirkel. De voormalige bedrijfswoning bevindt zich op het perceel Binnenweg 17 en is op afbeelding 1.1 aangeduid met de blauwe cirkel. Dit perceel is kadastraal bekend gemeente Wilp, sectie C, nummer 1531.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied (Bron: Kadaster)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het "Bestemmingsplan Binnenweg 11a/17 Wilp" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr.NL.IMRO.0285.8114-VS00) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen).


Op de verbeelding is de bestemming van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidige Planologische Situatie

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Wilp 2010”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Voorst in de raadsvergadering van 25 oktober 2010. In dit bestemmingsplan is de nieuwbouwlocatie bestemd tot 'Agrarisch'. Het westelijke deel is reeds bestemd tot 'Wonen' (zonder bouwvlak). De tot 'Agrarisch' bestemde gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Het perceel is niet voorzien van een bouwvlak.

De locatie Binnenweg 17 is bestemd tot 'Agrarisch' en is deels voorzien een bouwvlak ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning. De maximum goot- en bouwhoogte (respectievelijk 6 en 9 meter) zijn vastgelegd middels een aanduiding op de verbeelding. Tevens is binnen het bouwvlak een functieaanduiding opgenomen, te weten 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij'. De gronden buiten het bouwvlak zijn bestemd tot 'Agrarisch' en zijn niet voorzien van nadere aanduidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0002.png"

Afbeelding 1.2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan “Wilp 2010” (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl )

Op basis van het geldende bestemmingsplan is de bouw van een nieuwe woning op het perceel nabij Binnenweg 11 niet mogelijk. Om de bouw van de gewenste burgerwoning mogelijk te maken dient de bestemming te worden gewijzigd naar een woonbestemming. Tevens is het wenselijk om de planologische situatie ten aanzien van de voormalige agrarische bedrijfswoning in overeenstemming te brengen met het feitelijke gebruik. Derhalve dient de huidige agrarische bedrijfsbestemming van dit perceel te worden gewijzigd naar een reguliere woonbestemming. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in beide voorgenoemde planologische inpassingen.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de ontwikkelingsgeschiedenis van Wilp en wordt tevens een beschrijving van de huidige situatie in en rondom het plangebied gegeven.

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het rijk, de provincie, het regionaal beleid en de gemeente Voorst beschreven.

Hoofdstuk 4 bevat de planbeschrijving.

In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond. Eerst passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. Daarna wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid.

In hoofdstuk 6 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 gaat in op overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie

2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis Wilp

Wilp is het oudste dorp binnen de gemeente Voorst. In 765 wordt al gesproken van een, door Lebuïnus gestichte, kapel. Vanuit deze kapel werden de omliggende gronden ontgonnen. Met de aanleg van de Veluwsche Bandijk in de 13e eeuw neemt de bevolking verder toe. De kapel wordt vervangen door de huidige kerk en zo ontstaat het huidige nog goed herkenbare middeleeuwse dijkdorp.

Buiten het dijkdorp kwam bebouwing verspreid voor langs Binnenweg, Kerkstraat en Dorpsstraat. Vanaf de 18e eeuw ontstaan rondom het dorp de eerste landgoederen en tot buitens verbouwde boerderijen. Met de verharding van de Rijksstraatweg in de 19e eeuw neemt de bebouwing langs deze weg sterk toe. Dit leidt uiteindelijk tot een verdere verdichting van de linten tussen kerk en Rijksstraatweg (de Dorpsstraat en de Kerkstraat). Na de oorlog groeit het dorp opnieuw sterk. De open gebieden tussen de bebouwingslinten worden opgevuld met kleinschalige woonbuurten. Tegelijk worden diverse voorzieningen gerealiseerd, zoals het sportpark aan de noordwestzijde van het dorp en het voorzieningencluster van basisschool en dorpshuis bij het oude dijkdorp. Het meest kenmerkend van Wilp is de typische vorm van het oude dijkdorp, met de monumentale kerk in de punt van de dijk met daarachter uitwaaierende bebouwing langs de historische doorgaande wegen. Het ruimtelijke patroon van Wilp is sterk noord-zuid georiënteerd als gevolg van de ontwikkeling langs de Rijksstraatweg en de Wilpse Dijk. Binnen het dorp benadrukken de Smittenbergstraat/Hofstraat en de Binnenweg deze noord-zuid gerichtheid verder. Tegenwoordig telt Wilp circa 1700 inwoners.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0003.png"

Afbeelding 2.1: Historische ontwikkeling Wilp (Bron: www.watwaswaar.nl)

2.2 Het Plangebied En Omgeving

Het plangebied bestaat uit een tweetal locaties. Beide locaties zijn gelegen aan de zuidzijde van de kern Wilp, ten noorden van het perceel Binnenweg 11. Een belangrijke ruimtelijke structuurdrager in de omgeving van het plangebied is de Rijksstraatweg (N790. De noord-zuid lopende Rijksstraatweg is de stedenbouwkundige ruggengraat van Wilp en scheidt het dorp in een ouder oostelijk deel en een nieuwer westelijk deel. Tevens vormen de Binnenweg en de Wilpse dijk belangrijke ruimtelijke structuurdragers in de omgeving. De functionele structuur in de nabije omgeving wordt voornamelijk bepaald door de functie 'wonen'. Tevens komen enkele open plekken voor, nu in gebruik als weiland. Ten westen van het perceel Binnenweg 17, op de locatie waar voorheen de kassen stonden, staan nu tijdelijke woonunits van zorginstelling 'Zozijn'.

De nieuwbouwlocatie wordt globaal begrensd door de Binnenweg aan de oostzijde, het woonperceel Binnenweg 11 aan de zuidzijde, achtertuinen van woonpercelen aan de Rijksstraatweg en weiland aan de noord- en westzijde. Binnen de begrenzing van de nieuwbouwlocatie is geen bebouwing aanwezig. Het plangebied is in gebruik als weiland.

Het perceel Binnenweg 17 wordt begrensd door weiland aan de noord- en zuidzijde, de Binnenweg aan de oostzijde en het terrein met tijdelijke woonunits van 'Zozijn' aan de westzijde. Binnen de begrenzing van deze locatie is enkel een voormalige agrarische bedrijfswoning aanwezig.

Luchtfoto's van de ligging en globale begrenzing van het plangebied zijn weergegeven op afbeelding 2.2. Straatbeelden van de nieuwbouwlocatie en de locatie aan de Binnenweg 17 zijn weergegeven op afbeelding 2.3 en 2.4. Opgemerkt wordt dat op afbeelding 2.4. de voormalige kassen nog zijn te zien. In de huidige situatie zijn deze kassen reeds gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0004.png"

Afbeelding 2.2: Luchtfoto's ligging plangebied in de kern Wilp (Bron: Bing maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0005.png"

Afbeelding 2.3: Straatbeelden nieuwbouwlocatie vanaf de Binnenweg (Bron: Google streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0006.png"

Afbeelding 2.4: Straatbeelden Binnenweg 17 vanaf de Binnenweg (Bron: Google streetview)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangetoond hoe het plan zich verhoudt tot het beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

3.2.2 Toetsing aan het rijksbeleid

Het initiatief raakt geen rijksbelangen en er is geen sprake van enige vorm van belemmeringen met betrekking tot de doelen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Als het voornemen aan de ladder voor duurzame verstedelijking wordt getoetst, wordt het volgende geconstateerd:

Ad trede 1: er is sprake van een (regionale) behoefte. Dit blijkt onder andere uit de toetsing in de navolgende paragrafen. De invulling van de inbreidingslocatie met een grondgebonden koopwoning voldoet aan de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte.

Ad trede 2: bestaand stedelijk gebied wordt in de Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied is gelegen op een inbreidingslocatie zoals specifiek benoemd in de 'Dorpsvisie Wilp'. Daarnaast is het plangebied opgenomen in een bestemmingsplan voor stedelijk gebied. De nieuwbouw van 1 woning levert vanuit de verstedelijkingsladder geen belemmering op.

Ad trede 3: niet van toepassing.

Gezien het voornoemde wordt geconcludeerd dat het plan in overeenstemming is met de uitgangspunten zoals verwoord in het rijksbeleid.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie Gelderland 2005

3.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Provinciale Staten hebben in hun vergadering van 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De verordening (RVG) is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar met name bestemmingsplannen aan dienen te voldoen. Daarnaast bevat de verordening voor één onderwerp direct bindende regels, namelijk voor het onderwerp nieuwvestiging en uitbreiding van solitaire glastuinbouwbedrijven. Bij de totstandkoming van de verordening is het beleid uit het streekplan 2005 (thans structuurvisie), streekplanuitwerkingen en –herzieningen als uitgangspunt genomen. De verordening behelst slechts een juridische vertaling van dit beleid, hier is geen nieuw beleid aan toegevoegd. In voorliggend geval zijn de volgende artikelen van belang:

Artikel 2: Verstedelijking

Bestaand bebouwd gebied

Als bestaand bebouwd gebied wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PV00003-0003 en dat is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Verstedelijking.

Nieuwe bebouwing toegestaan

In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied,

Artikel 3: Wonen

De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.

3.3.3 Toetsing aan het provinciaal beleid

Het provinciale beleid gaat in het stedelijk gebied uit van “inbreiding boven uitbreiding”. De in dit bestemmingsplan besloten locatie is gelegen in 'bestaand bebouwd gebied' op basis van provinciaal beleid. De nieuwbouwlocatie is in het gemeentelijk beleidspecifiek aangewezen als 'inbreidingslocatie'. Verwezen wordt naar paragraaf 3.5 waar het gemeentelijk beleid nader beschreven en getoetst wordt. Tot slot past de gewenste nieuwe woning in het vigerende, door GS vastgestelde, Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen. Het juist bestemmen van de bestaande (voormalige bedrijfs)woning aan de Binnenweg 17 brengt, gezien het feit dat het een bestaande woning betreft, in het kader van provinciaal beleid geen belemmeringen met zich mee. Derhalve wordt gesteld dat het voorliggende plan in overeenstemming is met de provinciale uitgangspunten zoals verwoord in de 'Structuurvisie Gelderland 2005'.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Kwalitatief woonprogramma 2010 - 2019 (KWP3)

Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 het nieuwe Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio's in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningvoorraad voor de komende tien jaar.

De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners. In het programma zijn de afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn tot stand gekomen door een goede en intensieve samenwerking met de regio's, de gemeenten en de woningcorporaties.

Om het woningaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag is in het KWP3 rekening gehouden met de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en in de woningmarkt. In de praktijk betekent dit dat voornamelijk goedkopere woningen moeten worden gebouwd, bij voorkeur op binnenstedelijke locaties. Bouwen op grote nieuwbouwlocaties buiten de stad of het dorp (zoals Vinexlocaties) is steeds minder nodig. In het Kwalitatief Woonprogramma gaat het nadrukkelijk niet alleen om de aantallen te bouwen woningen. Er is bij de inwoners een grote behoefte aan goedkopere woningen. Daarom zijn ook afspraken gemaakt over de aantallen betaalbare woningen. Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen. Verder zijn afspraken over de verhouding koop-huur. Voor het eerst zijn in het KWP3 afspraken gemaakt over de aantallen te bouwen woningen voor de komende drie jaar. Dit heeft te maken met de grote problemen waar de bouw op dit moment mee kampt. De provincie biedt de gemeenten ondersteuning in het maken van die keuzes, om met het oog op morgen te kunnen blijven bouwen. In deze tijd van recessie moeten gemeenten immers keuzes maken en prioriteiten stellen. Het is een onmogelijke opgave om alle bouwplannen uit te kunnen voeren.

3.4.2 Regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030

De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).

De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio ‘compleet’. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.

De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:

  • Duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling
  • Natuur, landschap en landbouw ontwikkelen in functiecombinaties
  • Regionale bereikbaarheid verbeteren door hoogwaardig openbaar vervoer
  • Stedelijke herstructurering gaat boven nieuwe stadsuitbreidingen
  • Toevoegen van centrumstedelijke en landelijke woonmilieus.

3.4.3 Toetsing aan regionaal beleid

Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het KWP3. Het KWP3 gaat uit van “inbreiding boven uitbreiding”. Hier wordt aan voldaan. Daarnaast wordt met het plan een bescheiden bijdrage geleverd aan de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen van het KWP3. Tevens sluit deze ontwikkeling goed aan op de 'Regionale structuurvisie Stedendriekhoek 2030', gezien het feit dat ook in dit beleidsdocument inbreiding boven uitbreiding gaat.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (2005)

3.5.2 Dorpsvisie Wilp (2007)

3.5.3 Woonvisie: diversiteit in wonen 2011-2015

3.5.4 Welstandsnota Voorst: "Kwaliteit met zorg voor de bebouwde omgeving"

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Inleiding

Initiatiefnemer van voorliggend bestemmingsplan is voornemens om op een onbebouwd perceel nabij Binnenweg 11 te Wilp een nieuwe vrijstaande woning te bouwen. De bestaande woning op het perceel aan de Binnenweg 17 is te klein gebleken. Het gezin heeft behoefte aan een grotere woning. De herbouw van een woning ter grote van het eerder ingediend en door de welstand goedgekeurd plan was bij nader inzien vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Op het onbebouwde perceel nabij Binnenweg 11 is de bouw van een grotere woning vanuit stedenbouwkundig oogpunt wel wenselijk. Deze locatie maakt onderdeel uit van de inbreidingslocatie Binnenweg zoals genoemd in de 'Dorpsvisie Wilp'. Ter plaatse van het perceel Binnenweg 17 wordt de planologische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Hier wordt in de planbeschrijving overigens niet nader op ingegaan.

4.2 Planbeschrijving

De nieuw te bouwen woning wordt vrijstaand gerealiseerd, redelijk centraal op het perceel. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt sluit de situering, projectering en oriëntatie van de woning op de locatie goed aan bij het bebouwingslint.

Om de nieuwe bebouwing goed te laten opgaan in de omliggende bebouwingsstructuren, is het van belang dat de schaal en maat van de nieuwe bebouwing aansluit bij de maat van omliggende bebouwing. De nieuwe bebouwing sluit qua massa, ritmiek en schaal aan bij de omliggende bebouwing. Door een zorgvuldige massageleding gaat het nieuwe plan goed op in de stedenbouwkundige structuur van de omgeving. Tevens sluit het ontwerp aan op de stedenbouwkundig randvoorwaarden zoals opgenomen in de 'Dorpsvisie Wilp' (zie ook 3.5.2.2). De projectering van de woning op de kavel wordt weergegeven op afbeelding 4.1. Gevelaanzichten, doorsneden en referentiebeelden worden weergegeven op respectievelijk de afbeeldingen 4.2, 4.3 en 4.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0011.png"

Afbeelding 4.1: Bovenaanzicht (Bron: h2verbouw)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0012.png"

Afbeelding 4.2: Doorsneden gevelaanzichten (Bron: h2verbouw)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0013.png"

Afbeelding 4.3: Langs- en dwarsdoorsnede (Bron: h2verbouw)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.8114-VS00_0014.png"

Afbeelding 4.4: Referentiebeelden kleur- en materiaalgebruik (Bron: h2verbouw)

4.2.1 Verkeer en parkeren

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en tot slot het aspect water. Daarnaast wordt ook de economische uitvoerbaarheid beschreven.

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Geluid

5.2.2 Bodemkwaliteit

5.2.3 Luchtkwaliteit

5.2.4 Externe veiligheid

5.2.5 Milieuzonering

5.2.6 Ecologie

5.2.7 Archeologie & Cultuurhistorie

5.2.8 Wateraspecten

5.3 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

Met betrekking tot het verhalen van de kosten van de bestemmingsplanprocedure en de uitvoering van het bestemmingsplan, is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Eventuele planschadekosten zullen worden verhaald op initiatiefnemer. Een planschadeovereenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer is reeds gesloten. Het verhaal van kosten is hiermee "anderszins verzekerd", zodat het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de bestemmingen 'Wonen' en 'Waarde - Archeologie' voor.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat bepalingen ten aanzien van vervangende bouwregels, openbare nutsvoorzieningen, onderkeldering en paardenbakken.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

Algemene procedureregels

In dit artikel is een verwijzing naar andere wettelijke regelingen opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Wonen

Bestemmingsomschrijving
Bij de bestemming Wonen is gekozen voor één bestemming Wonen inclusief de tuin en het erf. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Voor de bestemmingsregeling van woningen is gestreefd een zo flexibele en eenduidige regeling op te nemen die toepasbaar is op de meeste woningen in de hele gemeente. Hierbij wordt aangesloten bij de actuele wensen van de burger. Daarbij is vanzelfsprekend wel de nodige rechtszekerheid in ogenschouw genomen.

Bouwregel
Binnen deze bestemming is op de kaart onderscheid gemaakt tussen het bouwvlak, de aanduiding erf, de aanduiding tuin en bij diepe percelen eventueel een gedeelte op het achtererf zonder aanduiding. Deze driedeling is bepalend voor de plaats van het hoofdgebouw, de overige gebouwen, de andere bouwwerken en waar niet mag worden gebouwd. Over vergunningvrij bouwen wordt vanzelfsprekend geen uitspraak gedaan.

Bouwvlak
Er is gekozen voor een flexibele systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel het hoofdgebouw, de overige gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan. Feitelijk maakt het dus niet uit wat hier gebouwd wordt, mits het voldoet aan de maximale maatvoering. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maat van het hoofdgebouw is dan ook leidend bij de maatvoering van het bouwvlak. De diepte van het bouwvlak wordt bepaald door het type woning. In dit geval betreffen het vrijstaande woningen, waarbij een diepte van 15 meter aangehouden is op de kaart.

Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak
Het hele bouwvlak mag worden volgebouwd met het hoofdgebouw en overige gebouwen. De bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal de op de kaart aangegeven hoogte bedragen. Om de hoofdgebouwen van elkaar te kunnen blijven onderscheiden en te voorkomen dat er een aaneengesloten wand van 2 bouwlagen ontstaat, is geregeld dat binnen een afstand van 2,5 meter tot de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter en de goothoogte niet meer dan 3 meter. Deze maatvoering sluit aan bij de maatvoering van overige gebouwen.

In voorliggend geval zijn de maximum goot- en bouwhoogte vastgelegd middels aanduidingen op de verbeelding. Voor de bestaande woning is een maximum goot- en bouwhoogte opgenomen van 6 en 9 meter. Voor wat betreft de nieuwbouwlocatie is een maximale goothoogte van 3 meter opgenomen. Voor wat betreft de bouwhoogte is een maximum bouwhoogte van 9,5 meter opgenomen. Hiermee wordt op de verdieping voldoende bruikbare leefruimte gecreëerd.

Erf
De gronden achter en naast het bouwvlak zijn op de kaart aangeduid met de aanduiding erf. Op het erf zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. Overige gebouwen moeten altijd minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. Voor overkappingen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de voorgevel moeten worden gebouwd. Het gaat hier vaak om carports. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen mits de bestaande hoogte niet meer is. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen van de burger. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen. Om te voorkomen dat de (analoge) kaart onoverzichtelijk wordt is er voor gekozen de hoogteaanduiding voor overige gebouwen niet op de kaart op te nemen.

De oppervlakte overige gebouwen is begrensd. Deze oppervlaktemaat geldt alleen binnen de gronden met de aanduiding erf. Wat er aan overige gebouwen binnen het bouwvlak wordt gebouwd telt niet mee. Binnen de aanduiding erf mag maximaal 50 m² aan overige gebouwen worden gebouwd. Daarnaast mag het bebouwingspercentage aan overige gebouwen van de gronden met de aanduiding erf de 50% niet overschrijden. Deze oppervlaktemaat aan overige gebouwen biedt - naast het toegestane oppervlak binnen het bouwvlak en de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen - de burger voldoende flexibiliteit om direct in hun behoefte te voorzien. Anderzijds blijft de open ruimte op het erf voldoende gewaarborgd.

Tuin
Op de gronden aangeduid met tuin zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwde erkers of entreepartijen.

Andere bouwwerken
Op de gronden met de aanduiding bouwvlak, erf en tuin mogen ook andere bouwwerken worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter. Voor erfafscheidingen op gronden met de aanduiding tuin geldt een maximale hoogte van 1 meter en binnen het bouwvlak en erf maximaal 2 meter. Speeltoestellen en vlaggenmasten mogen maximaal 4,5 respectievelijk 8 meter hoog zijn. Overkappingen vallen ook onder andere bouwwerken en de oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag niet meer dan 20 m² bedragen.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 50 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht

Wijzigingsbevoegdheid naar 'Maatschappelijk'

In de bestemming 'Wonen' is een wijzigingsbevoegdheid naar 'Maatschappelijk' opgenomen ten behoeve van het omzetten van een reguliere woning naar een zorgvoorziening. Hiermee komt het bestemmingsplan tegemoet aan de maatschappelijke wens om zorg op maat en in de eigen omgeving te kunnen bieden. De voorwaarden waaronder van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, hebben betrekking op de ruimtelijke uitstraling die de bestemmingswijziging heeft. Zo mogen de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen woningen niet onevenredig worden benadeeld en dient op eigen terrein in de extra parkeerbehoefte te worden voorzien. Het overlastaspect valt buiten de beoordelingscriteria. Het bestemmingsplan is daarvoor niet het juiste kader. Het tegengaan van overlast door of vanwege het gebruik van gronden en bouwwerken behoort tot het domein van de Algemene plaatselijke verordening.

6.3.2 Waarde - Archeologie

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover in geval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden beroepen die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van aan huis verbonden beroepen in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het toestaan van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 meter;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

  • bestemming 'Wonen':het wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van een zorgwoning.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Uitkomsten Overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In onderhavig bestemmingsplan is sprake van een plan van lokaal belang. Voor dergelijke plannen achten zowel de provincie Gelderland als de Inspectie Leefomgeving en Transport (voormalige VROM-inspectie) vooroverleg niet noodzakelijk. Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Vallei en Veluwe wordt verwezen naar hoofdstuk van deze toelichting, de waterparagraaf. Op grond van de watertoets wordt geconcludeerd dat er sprake is van een ruimtelijk plan zonder waterbelang. Nader vooroverleg is dan ook niet noodzakelijk.

Bovengenoemde instanties worden wel afzonderlijk in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zijn / haar zienswijze indienen tegen het plan.

7.3 Aanpassingen Ten Opzichte Van Het Ontwerpbestemmingsplan

Deze paragraaf wordt ingevuld na de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 3 Quickscan flora en fauna

Bijlage 4 Bureauonderzoek En Karterend Booronderzoek Archeologie

Bijlage 4 Bureauonderzoek en Karterend booronderzoek archeologie

Bijlage 5 Watertoets

Bijlage 5 Watertoets