Haven-Costerweg
Bestemmingsplan - Gemeente Wageningen
Ontwerp op 05-03-2019 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Haven-Costerweg identificatienummer NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1 van de gemeente Wageningen.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan huis gebonden beroep
Het uitoefenen van een vrij beroep waaronder verstaan wordt: een aan de persoon gebonden medisch (arts, tandarts e.d.), paramedisch (fysiotherapie, pedicure e.d.) administratief (adviesbureau, accountant e.d.) en daarmee gelijk te stellen beroep, niet zijnde een bedrijfsmatige activiteit.
1.6 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, zoals siersmid, opticien, kap- en schoonheidssalon, uitzend- en reclamebureau, met uitzondering van prostitutiebedrijf, seksinrichting en/of escortbedrijf.
1.7 Archeologische monumentenzorg
Zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.
1.8 Archeologisch onderzoek
In een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.
1.9 Archeologisch verwachtingsvol gebied
Door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.
1.10 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.
1.11 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 Bebouwingspercentage
Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.13 Bed & breakfast
Een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.14 Bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.15 Bedrijfswoning
Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.16 Bedrijfsvloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.17 Belangrijkste gebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.18 Beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten
Het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).
1.19 Bestaand
- a. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.20 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.21 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van het belangrijkste gebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdbouwmassa verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.
1.23 Bodemverstorende activiteiten
Het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.
1.24 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.26 Bouwlaag
Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.27 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.29 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.31 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Een bouwwerk, niet zijnde een gebouw en niet zijnde een overkapping.
1.32 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is.
1.33 Detailhandel perifeer
Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).
1.34 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
1.35 Escortbedrijf
De natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.36 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen overeenkomstig artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.38 Geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.39 Gestapelde woning
Boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.
1.40 Hoofdbouwmassa
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.41 Hoogwaardig
Door middel van specifieke kennis van hoger opgeleide mensen komen producten (waaronder fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en/of innovatie) tot stand, waarbij onder toegepast onderzoek advieswerkzaamheden worden begrepen.
1.42 Horeca
Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie met dien verstande dat zware horeca is uitgesloten.
1.43 Internetdetailhandel
Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet loopt, niet zijnde productiegebonden detailhandel, waarbij het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld is toegestaan, alsmede het afrekenen van een product. De afhaalfunctie mag enkel in een bedrijfsruimte die is gevestigd op een bedrijventerrein of bij een winkelcentrum. Het afhaalgedeelte mag niet meer bedragen dan 10 m2 en uitstalling van producten is niet toegestaan. Opslag is toegestaan.
1.44 Kamerverhuur
Het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning.
1.45 Kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.46 Kunstwerken
Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.47 Laden en lossen
Onmiddelijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Uitgezonderd zijn het incidenteel laden en lossen van goederen met gebruikmaking van personenauto's.
1.48 Maatschappelijke voorzieningen
Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen in het kader van het verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder begrepen in ieder geval een gemaal, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.49 Motortrial
Motortrial is een tak van de motorsport waarbij het er om gaat een aantal uitdagende hindernissen te nemen zonder de grond of de hindernis met de voet te raken.
1.50 Ondergeschikte detailhandel
Detailhandel als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.
1.51 Ondergronds bouwwerk
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.52 Overkapping
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, met één dakvlak en maximaal één gesloten, al dan niet eigen wand.
1.53 Peil
- a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. Voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
- c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.54 Productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.55 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.56 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.57 Uitstalling
Een verplaatsbare voorziening, zoals een (markt)kraam, een wagen of een tafel, voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten;
1.58 Voorgevel
Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van het belangrijkste gebouw.
1.59 Voorgevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan, tot aan de perceelsgrenzen.
1.60 Voorzieningen van algemeen nut
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.61 Watergebonden bedrijfsactiviteiten
Bedrijven met een vestigingslocatie direct aan vaarwater met een eigen kade of gebruikmakend van een in de directe nabijheid gelegen openbare kade voor goederenoverslag of productieactiviteiten.
1.62 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.63 Waterpeil
De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.
1.64 Wet/ wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.65 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van watergebonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend behorend bij een bedrijf met SBI-code 2363.2 / 2364.2, SBI-code 383202.A1 en SBI-code 46735.5 die staan vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1.
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 sub c ten behoeve van het toestaan van een maximale hoogte van 6,00 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
- b. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit;
- c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen en de bestemming Bedrijf na verplaatsing van de bestaande bedrijfsactiviteiten te wijzigen naar de bestemming Groen en/of Recreatie.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van watergebonden bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de Staatvan Bedrijfsactiviteiten 1 met in achtneming van:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 5.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1;
- b. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' is tevens een bedrijf met SBI-code 1091.6 en 4621.1 toegestaan;
- 2. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' is tevens een bedrijf met SBI-code 52242.9 toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 sub c ten behoeve van het toestaan van een maximale hoogte van 6,00 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
- b. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit;
- c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijventerrein - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 2;
met in achtneming van het bepaalde in 5.4.3.
- b. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan, alsmede dat de bedrijfswoning binnen dat bestemmingsvlak uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 2. 'kantoor' tevens voor een zelfstandig kantoor;
- 3. 'transportbedrijf' uitsluitend voor een transportbedrijf en uitsluitend in overeenstemming met de in Bijlage 3 Inrichtingstekening Van Leusden opgenomen inrichtingstekening;
- c. internetdetailhandel;
- d. bedrijfsverzamelgebouwen in maximaal de categorie als toegestaan onder sub a;
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- i. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met de daarbij behorende:
- j. gebouwen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 sub c ten behoeve van het toestaan van een maximale hoogte van 6,00 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
- b. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit;
- c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. fiets- en wandelpaden;
- d. voorzieningen van algemeen nut;
- e. kunstwerken;
- f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, waterberging en waterpartijen;
- g. (extensief) recreatief medegebruik;
- h. behoud, beheer en herstel van de landschappelijke en natuurwaarden;
met daaraan ondergeschikt:
- i. bewegwijzering en andere beperkte recreatieve voorzieningen;
- j. terrein met een behendigheidsparcour voor de motortrial;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. recreatief nachtverblijf.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;.
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. seksinrichtingen;
- b. prostitutie;
- c. recreatief nachtverblijf.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. een gemaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
- c. rijksmonument: ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
met daaraan ondergeschikt:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;.
met de daarbij behorende:
- i. gebouwen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. seksinrichtingen;
- b. prostitutie;
- c. recreatief nachtverblijf.
Artikel 9 Recreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatieve voorzieningen;
- b. watersportverenigingen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' een jachthaven met bijbehorende gebouwen.
met daaraan ondergeschikt:
- d. beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten;
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;.
met de daarbij behorende:
- j. gebouwen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag-, stort- of bergplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen;
- b. opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
- c. opslag en verkoop van vuurwerk.
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. parkeren, uitsluitend ter plaatse van een oprit;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- d. ter plaatse van de aanduiding:
- e. 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening;
- f. kantoor' tevens voor een kantoor;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat parkeerplaatsen, met uitzondering van het bepaalde onder b, nadrukkelijk zijn uitgesloten.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag-, stort- of bergplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden en tennisbanen.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor een parkeerterrein;
- c. laad- en losplaatsen van voertuigen voor het laden en lossen;
- d. voet- en rijwielpaden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- g. straatmeubilair;
- h. voorzieningen van algemeen nut;
- i. kunstwerken;
- j. waterlopen en waterpartijen;
- k. oeververbindingen (bruggen).
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. scheepvaartverkeer te water;
- b. lig-, laad- en losplaatsen van schepen;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterpartijen, waterberging en waterlopen;
- d. behoud en ontwikkeling van natuurwaarden;
- e. recreatief medegebruik;
- f. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' het gebruik van het water als jachthaven met bijbehorende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kades, aanmeervoorzieningen, bruggen, dammen en/of duikers.
één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor:
- a. het aanleggen, aanmeren, ligplaatsen innemen van woonschepen en overige schepen.
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis gebonden bedrijf op maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdbouwmassa's, bijbehorende bouwwerken tot een maximum per woning van:
- 1. 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
- 2. 60 m2 bij bouwpercelen van 750 m2 tot 1.500 m2;
- 3. 75 m2 bij bouwpercelen vanaf 1.500 m2;
met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen dan wel indien ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven mag het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met deze aanduiding is aangegeven;
- b. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- 2. 'kantoor' tevens voor een kantoor uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- c. de verhuur door een particulier van maximaal twee kamers in de door henzelf bewoonde woning;
met daaraan ondergeschikt:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met de daarbij behorende:
- f. bijbehorende bouwwerken;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- b. kamerverhuur;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden of tennisbanen;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bouwwerken.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 14 Gemengd - Uit Te Werken
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gestapelde en grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis gebonden bedrijf op maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum per bouwperceel van:
- 1. 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
- 2. 60 m2 bij bouwpercelen van 750 m2 tot 1.500 m2;
- 3. 75 m2 bij bouwpercelen vanaf 1.500 m2;
- b. maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, kantoren en/of dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
- c. groenvoorzieningen, bermen en beplanting, minimaal 10% van de gronden moeten hiervoor worden ingericht;
- d. parkeer- en speelvoorzieningen;
- e. wegen, straten en paden;
- f. voet- en rijwielpaden;
met daaraan ondergeschikt:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met de daarbij behorende:
- i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
14.2 Uitwerkingsregels
Het bevoegd gezag werkt het plan uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van de volgende regels.
14.3 Bouwregels
Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een hoogspanningsverbinding;
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
Artikel 17 Waarde - Archeologie 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Bestaande maatvoering
20.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
- b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 m onder peil;
- c. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak dan wel inhoud, wordt de oppervlakte van wel inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
20.3 Rijksmonument
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 geluidzone - industrieterrein
21.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
Artikel 22 Overige Regels
22.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen, en
- d. de ruimte tussen bouwwerken.
22.2 Parkeernorm
- a. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Beleidsregels parkeernormering' dat is vastgesteld op 8 mei 2008 en als Bijlage 4 aan deze regels is gehecht. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a., daarbij rekening houdend met de reeds bestaande stedelijke ontwikkeling ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen de parkeernormen als opgenomen in sub a. wijzigen indien er een aanpassing of wijziging van genoemd beleidsdocument heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Haven-Costerweg'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Wageningen wil tot herontwikkeling van de Wageningse haven komen. De haven is één van de grotere binnenhavens van Nederland met overslag van bulkgoederen en met een belangrijke functie voor de veevoedervoorziening van de regio Food Valley, een regionaal samenwerkingsverband van acht gemeenten, waaronder Wageningen, Barneveld en Veenendaal. Aan de noordzijde van de Rijnhaven grenst het bedrijventerrein Nudeparken (inclusief Costerweg) en aan de zuidzijde liggen de uitwaarden van de Nederrijn, die zijn aangewezen tot Natura2000-gebied.
De economische functie van de haven is versterkt door de realisatie van afmeervoorzieningen en kademuren. De beoogde herontwikkeling van de Rijnhaven is opgenomen in de Structuurvisie Wageningen (2013) en diverse andere beleidsnota's. Een belangrijk onderdeel van de herontwikkeling is de verplaatsing van een betonmortelcentrale en een opslagbedrijf voor zand en grind van de zuidzijde naar de noordzijde van de Rijnhaven. Het vrijkomende bedrijventerrein wordt omgezet in natuur- en recreatiegebied. De verplaatsing zorgt voor een afname van de milieuhinder (geluid, licht, luchtvervuiling) op de uiterwaarden. Dit betekent een versterking van de natuurlijke omstandigheden en de omgevingskwaliteit.
Crisis- en herstelwet
Voor de beoogde herontwikkeling van de haven van Wageningen is het uitgangspunt om aan de noordzijde van de haven de bedrijvigheid te intensiveren. Die intensivering brengt met zich mee dat de geluidcontour in noordelijke richting groter wordt en dat een toename zal plaatsvinden van de stikstofdepositie op de Natura2000- gebieden langs de Nederrijn.
De aanwijzing tot ontwikkelingsgebied binnen de Crisis- en herstelwet moet de gemeente meer speelruimte bieden om een oplossing te vinden voor deze negatieve gevolgen van de versterking van de ruimtelijk-economische structuur. De instrumenten waar de gemeente Wageningen met name gebruik van denkt te maken zijn de mogelijkheid om de geluidruimte optimaler te verdelen en juridisch te borgen in het bestemmingplan-plus en de mogelijkheid om tijdelijk af te wijken van milieunormen.
Daarnaast betekent de aanwijzing tot ontwikkelingsgebied dat de gemeente Wageningen al in het bestemmingsplan-plus de voorwaarden, voorschriften en beperkingen kan opnemen waaronder een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 kan worden verleend. Dan moet een passende beoordeling bij het bestemmingsplan-plus wel aantonen dat projecten die aan deze voorwaarden, voorschriften en beperkingen voldoen de natuurlijke kenmerken van Natura2000-gebieden niet (kunnen) aantasten.
Op 27 juni 2017 is het plangebied opgenomen in de Crisis- en Herstelwet.
Figuur 1.1: Bijlage Crisis- en herstelwet, plangebied van het experiment-gebied
Rijnhaven-Costerweg in de gemeente Wageningen (zwart kader)
Prioritair Project, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
In overleg met het Ministerie van IenM (bij de aanmelding voor de Crisis- en herstelwet) is besproken dat de gemeente Wageningen voor de haven een aanmelding als Prioritair Project in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet indienen.
De reden hiervoor is dat de Crisis- en Herstelwet het niet mogelijk maakt om af te kunnen wijken van regels en normen ten aanzien van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied Rijntakken. Deze mogelijkheid is wel opgenomen binnen het PAS.
In de Gelderse Prioritaire Projectenlijst is de haven en een deel van de Costerweg opgenomen als onderdeel van het PAS. Dit is vastgelegd in een besluit van 17 maart 2017 van de provincie Gelderland. Voor de ontwikkeling van het plangebied zijn “Stikstofdepositieberekeningen Rijnhaven en Costerweg Wageningen” uitgevoerd om de ontwikkelruimte vast te leggen, zie Bijlage 2.
1.2 Achtergrond
Raadsbesluit 7 november 2011
De gemeenteraad van de gemeente Wageningen heeft op 7 november 2011 de kaders voor de actualisering van bestemmingsplan Havengebied vastgesteld. Deze kaders zijn als Bijlage 1 opgenomen bij deze toelichting.
Kaders bestemmingsplan 2018
De kaders uit 2011 zijn deels door de ontwikkelingen in de tijd ingehaald. In dit bestemmingsplan is de vertaling gemaakt naar kaders die ten grondslag liggen aan de ruimtelijk-juridische context in 2018.
De onderstaande wijzigingen in de kaders en uitgangspunten zijn opgetreden:
Ad.4.h (in relatie met Ad.4.k)
De visie van de gemeente Wageningen richt zich op minnelijke overeenkomst voor de verplaatsing van het bedrijf Bruil (voorheen Edense Beton Centrale). De asfaltcentrale van dit bedrijf is al beëindigd. Gelet op de beoogde planperiode van het bestemmingsplan van 10 jaar is het voornemen om de verplaatsing mogelijk te maken door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Als beoogde locatie wordt het steunpunt van Rijkswaterstaat (De Taats) gezien voor huisvesting van het bedrijf waarbij ruimte in de haven is opgenomen in het wijzigingsgebied. Gelet hierop zijn onderstaande kaders opgenomen:
- Het huidige bedrijfsterrein krijgt een bestemming 'Bedrijf' waarbij de huidige vergunde situatie (zonder asfaltcentrale) mogelijk is. Bij verplaatsing van het bedrijf hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid de bestemming te wijzigen naar 'Groen' en/of 'Recreatie';
- Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid op de locatie De Taats (Rijkswaterstaat) en de gronden bestemd als 'Water' om op die locatie een volwaardige bedrijfslocatie met kadevoorziening te kunnen realiseren;
- Een directe relatie aan te geven in het bestemmingsplan tussen het perceel van Bruil en de wijzigingsbevoegdheid zodat de relatie is geborgd en alleen Bruil gebruik kan maken van de wijzigingsbevoegdheid. Bedrijfsvestiging op de locatie De Taats passend binnen het huidige ruimtebeslag, de bestemming en de mileuzonering is voor andere bedrijven, zoals het huidig gebruik door Rijkswaterstaat, mogelijk.
Ad.4.j.
Het bedrijf Mattëus installatietechniek is verhuist naar het Nudepark. De voormalige locatie aan de Grebbedijk maakt onderdeel uit van AgruniekRijnvallei. Dit kader is vervallen.
Ad.4.n.
De gemeente Wageningen heeft met Van Leusden een overeenkomst gesloten waarbij het bedrijf wordt verplaatst naar de locatie 't Stek (zie Ad.4.g.). Daardoor wordt het perceel van Van Leusden aan de zuidoostzijde van de haven bestemd als 'Groen' aansluitend op de bestemming 'Groen' die is opgenomen voor de zuidzijde van de haven. Deze gronden zijn daardoor geschikt voor invulling aansluitend op de bestaande natuur aan de zuidzijde van de Haven.
Ad.4.s.
Dit kader is uitgewerkt in de aanmelding voor de Crisis en herstelwet, zie paragraaf 1.1.
1.3 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied bestaat uit het buitendijks gelegen industrieterrein Havengebied.
Figuur 1.2: Luchtfoto met straatnamen en plangebied (gele arcering) bron:
www.globespotter.nl
Aan de noordzijde van de Grebbedijk is de Costerweglocatie onderdeel van het plangebied. Op deze locatie is woningbouw voorzien binnen de geluidzone van het industrieterrein (zie figuur 1.3). Het toevoegen van nieuwe geluidsgevoelige functies (nieuwe woningen) binnen een geluidzone is in principe niet mogelijk. Door middel van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarden, worden afgeweken van de verbodsbepaling. Eén van de voorwaarden is dat het bevoegd gezag aan de hand van een akoestisch onderzoek en rekening houdend met het geluidzonemodel van het industrieterrein onderzoekt wat de geluidbelasting op de nieuwe woonlocatie wordt en of deze past binnen de wettelijke kaders.
Indien uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een hogere geluidbelasting dan wettelijk is toegestaan kan de aanmelding voor de Crisis- en herstelwet de mogelijkheid bieden om tijdelijk af te kunnen wijken van deze geluidnormen. Daarbij dienen dan wel maatregelen te worden vastgesteld waaruit blijkt dat binnen de planperiode van 10 jaar de geluidbelasting wordt teruggebracht naar de wettelijke normen.
Het gebied tussen de Grebbedijk en de Costerweglocatie is eveneens opgenomen binnen het plangebied. Op deze percelen worden geen ontwikkelingen voorzien. Wel is er sprake van één aaneengesloten plangebied en is voor deze zone het vigerende bestemmingsplan overgenomen.
Het plangebied is grotendeels bij besluit van 20 augustus 1992 door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen als gezoneerd industrieterrein (zie figuur 1.3).
Figuur 1.3: Uitsnede kaartbeeld gezoneerd industrieterrein Havengebied (wit kader) met daaromheen de geluidzone (gearceerd grijs gebied)
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Voorliggend bestemmingsplan herziet de bestemmingsplannen die momenteel van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen, wijzigingsplannen en vrijstellingsbesluiten ex artikel 19 lid 1, 2 en 3 WRO. Hieronder volgt het overzicht:
- bestemmingsplan ‘Havengebied 2002’, vastgesteld 15 juli 2002, goedkeuring onthouden door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland d.d. 13 april 2004 en eerder ook op d.d. 18 februari 2003;
Figuur 1.4: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Havengebied 2002
- bestemmingsplan ‘Buitengebied’, geheel onherroepelijk in werking d.d. 11 juni 2014;
- bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen Wageningen’, vastgesteld d.d. 30 januari 2017;
Daarnaast zijn er diverse vrijstellingen en ontheffingen verleend van deze bestemmingsplannen. Ook deze rechten zijn verwerkt in het onderhavige bestemmingsplan.
Figuur 1.5: Plangrens van het voorliggende bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Het bestemmingsplan is conform de RO-standaarden 2012 opgesteld.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied.
De plantoelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachtegang. De lezer die alleen geïnteresseerd is in de juridische regelingen, heeft voldoende aan de verbeelding en de regels. Indien u meer wilt weten over de achtergronden van deze regels, biedt deze toelichting uitkomst. De toelichting is opgebouwd uit vier hoofdstukken.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plangebied beschreven. Hiertoe is allereerst de historische ontwikkeling en ruimtelijke hoofdstructuur van Wageningen behandeld. In hoofdstuk 3 is vervolgens het beleidskader beschreven. De gewenste ontwikkeling van het gebied is in hoofdstuk 4 beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitgevoerde onderzoeken voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 is uiteen gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. In hoofdstuk 7 is tot slot verslag gedaan van de inspraak van burgers, bedrijven en instellingen en het vooroverleg met diverse instanties.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Inleiding
Voorliggend plan is gericht op het mogelijk maken van de gewenste ontwikkeling van de Costerlocatie voor wonen en de aanpassingen met bedrijfsverplaatsingen in de haven van Wageningen.
De visie voor het plangebied is vastgelegd in dit bestemmingsplan. Daarbij is voor de leesbaarheid zoveel mogelijk aangesloten bij de opzet van gemeentelijke bestemmingsplannen.
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van het plangebied. Dit hoofdstuk gaat voornamelijk in op de huidige en gewenste ruimtelijke structuur, met als doel een globaal kader te bieden waaraan de ontwikkelingen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de ruimtelijke kwaliteiten, die op de bedrijventerreinen aanwezig zijn, worden gewaarborgd.
In de navolgende paragrafen komen allereerst de historische ontwikkeling van de stad Wageningen en haar hoofdstructuur aan bod. Daarna wordt het plangebied beschreven.
2.2 Historische Ontwikkeling Wageningen
De vesting Wageningen is in de 12de eeuw ontstaan op de kruising van twee handelswegen. De eerste handelsweg liep evenwijdig aan de Rijn (de Generaal Foulkesweg, Hoogstraat, Nudestraat en Nude) en verbond Wageningen met Arnhem en Rhenen. Haaks hierop vormde de handelsroute op de grens van de Gelderse Vallei en het Veluwemassief (de Bevrijdingsstraat, Churchillweg, Oude Bennekomseweg en Oude Diedenweg) de verbinding van de Nederrijn naar de Gelderse Vallei. Deze routes komen samen op een landschappelijk uniek punt, waar rivier, stuwwal en moerasgebied elkaar ontmoeten.
Voorheen bevond zich al op de westelijke flank van de Wageningse Berg een nederzetting nabij een doorwaadbare plaats in de Nederrijn ter plaatse van het huidige Lexkesveer. In 1263 kreeg Wageningen stadsrechten. Ten noorden van Wageningen lagen brinkgehuchten. De Stadsbrink, Brakel, Vierhuizen (samen destijds de Benedenbuurt), de Dolderbrink, de Leeuwenbrink en de Peppel (destijds samen de Bovenbuurt) waren voornamelijk gericht op het oosten, waar de Eng de gezamenlijke bouwlanden vormde. De wegenstructuur langs deze brinken is nog steeds in de structuur van Wageningen te herkennen. Tot 1850 bleef de uitbreiding van Wageningen beperkt tot het gebied binnen de vestingwerken.
Pas in de jaren daarna kwamen de gebieden daarbuiten voor planmatige bebouwing in aanmerking. Rond 1930 werd de stad uitgebreid met arbeidersbuurten langs de uitvalwegen. Langs de Lawickse Allee en de Rijksstraatweg (nu de Generaal Foulkesweg) ontstonden villawijken. Aan de oostzijde van Wageningen was voor 1940 al een deel van de huidige Benedenbuurt gebouwd.
In de Bovenbuurt was alleen de lintbebouwing langs het oude wegenpatroon aanwezig. Ook werden toen de eerste contouren zichtbaar van de villawijk Wageningen Hoog, gelegen in het bos tegen het dorp Bennekom aan.
In mei 1940 en de jaren daarna heeft Wageningen door bombardementen een aanzienlijke oorlogsschade opgelopen. In de jaren 1960 komt er een breuk in de ontwikkeling van bebouwing langs oude uitvalswegen. Een nieuwe tangentiële wegenstructuur wordt aangelegd, ondersteund door grootschalige bebouwing in westelijke en noordelijke richting. Op de knooppunten van deze wegenstructuur worden in de jaren 1970 sterflats geplaatst. Ze markeerden de toenmalige begrenzing van het stedelijke gebied aan de noord- en westzijde. Deze hoogbouw is nu nog altijd bepalend voor de skyline van Wageningen.
Uitbreiding van stedelijke bebouwing vindt lange tijd plaats binnen het kwadrant van hoofdwegen. De sprong naar het zuiden wordt in 1976 bij een ministeriële beschikking voorkomen, maar heeft haar schaduw vooruit geworpen in de nu nog herkenbare structuurlijnen als van bijvoorbeeld de Rooseveltweg. De grootschalige uitbreidingen ten noorden van de Nijenoord Allee vinden plaats na de jaren 1980. De belangrijkste uitbreidingen zijn de wijk Noordwest en de instituten van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (Wageningen UR). De uiterwaarden van de Nederrijn, de Wageningse Berg en de Eng vormen momenteel een duidelijke begrenzing van het bebouwde gebied van Wageningen aan de zuid- en oostzijde. Ook aan de westzijde van de stad zijn uitbreidingsmogelijkheden beperkt door de nabijheid van het Binnenveld, dat een bufferfunctie vervult voor de uitbreiding van het stedelijke gebied van Wageningen.
2.3 Ruimtelijk En Functionele Situatie
Het onderstaande kaartbeeld (figuur 2.1) is een uitsnede van de Structuurvisie kaart van de gemeente Wageningen. De ligging van het plangebied in relatie tot de Deltadijk en de koppeling tussen de dijk en ontsluiting is in de visiekaart ingetekend. Aan weerszijden van de dijk, bovendijks en benedendijks zijn bedrijven gevestigd.
Aan de zuidoostzijde van de haven is in de visiekaart de ligging van de uiterwaarden en kansen voor natuur en recreatie ingetekend. Ter hoogte van de havenkom is de recreatieve - landschappelijk knoop aangegeven.
Figuur 2.1: Uitsnede kaart van Rijnhaven (bron: Structuurvisie 2013, gemeente Wageningen)
Wageningen vervult een belangrijke werkgelegenheidsfunctie voor de regio. Wordt gekeken naar de economische structuur van Wageningen dan blijken de zakelijke dienstverlening en onderwijs/overige dienstverlening de grootste werkgevers met ruim 73% van alle beschikbare banen (Gelderland: 40%).
De groei van de werkgelegenheid is eind jaren negentig sterk toegenomen, met name in de twee genoemde bedrijfssectoren. Wageningen kent een aantal grote werkgevers. Wageningen UR steekt daar duidelijk bovenuit. Daarna volgen enkele grote onderzoeksinstellingen en adviesbureaus, een verzekeraar en enkele scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs. De kennisintensieve bedrijvigheid is gevestigd op een aantal locaties in de stad, zoals op het Agro Businesspark (ABP), Bedrijventerrein Nieuwe Kanaal (nu beiden onderdeel van het Business & Science Park Wageningen), in het Verenigde Bedrijvencentrum (VBC, het voormalige bedrijvencentrum VBC) en op de terreinen van Wageningen UR: De Born, De Dreijen en Duivendaal.
De Rijnhaven in Wageningen is een voor Nederlandse begrippen belangrijke binnenvaarthaven aan de Nederrijn met een jaarlijkse overslag van circa 1,3 miljoen ton. De Rijnhaven bevindt zich in het zuidwesten van Wageningen en is op korte afstand gevestigd van het centrum en woonwijk. De binnenhaven van Wageningen heeft drie functies:
- industriële functie (aanvoer van grondstoffen voor lokale bedrijven. De belangrijkste hiervan zijn:
- 1. Land- en tuinbouwcoöperatie Rijnvallei
- 2. Argos Oil (VARO Energy Terminal Wageningen)
- 3. Bruil beton & mix
- distributiefunctie
- recreatiefunctie
Het bedrijventerrein (oppervlak circa 13 ha) gelegen aan de binnenhaven draagt dezelfde naam: Rijnhaven. Het benedendijks gelegen bedrijventerreinen zijn Nudepark en Nude 1980 voor niet-watergebonden bedrijven (oppervlak circa 24 ha).
2.4 Visie Plangebied
De voorgenomen herinrichting van de haven heeft als doelen het revitaliseren van de haven, het verbeteren van de relatie tussen haven en centrum, het versterken van de woonfunctie, recreatiefunctie en van de ecologische functie van de uiterwaard, en het realiseren van een betere verhouding tussen het stedelijk gebied en de uiterwaarden. Het is de bedoeling het gebruik van de noordkant van de haven te intensiveren en de industriële activiteiten aan de zuidkant op termijn te beëindigen. Daarnaast is het de bedoeling dat aan de Costerweg woningbouw mogelijk wordt gemaakt.
De beoogde herontwikkeling van de haven is opgenomen in de Structuurvisie Wageningen (2013). Een belangrijk onderdeel van de herontwikkeling is de verplaatsing van een betonmortelcentrale (Bruil) en een opslagbedrijf voor zand en grind (van Leusden) van de zuidzijde naar de noordzijde van de Rijnhaven. Het vrijkomende bedrijventerrein wordt omgezet in natuur- en recreatiegebied met mogelijk de jachthaven en watersportverenigingen. De verplaatsing zorgt voor een afname van de milieuhinder (geluid, licht, lucht) op de uiterwaarden. Dit betekent een versterking van de natuurlijke omstandigheden en de omgevingskwaliteit. De economische functie van de haven is al versterkt door de realisatie van afmeervoorzieningen en kademuren.
De bestaande situatie (figuur 2.2) is in onderstaande afbeelding weergegeven.
Figuur 2.2: Huidige situatie Wageningse haven
Het vertrekpunt voor de verdere uitwerking van de plannen is weergegeven in figuur 2.3. Kern van de voorgenomen ontwikkeling is het continueren en intensiveren van het gebruik aan de noordkant (tussen haven en Grebbedijk) en het terugdringen of geheel stopzetten van bedrijvigheid aan de zuidkant (tussen haven en de uiterwaarden, het Natura 2000 gebied Rijntakken). Om dat laatste mogelijk te maken worden wort gestreefd naar afspraken tussen gemeenten en de afzonderlijke bedrijven. Daarbij is het uitgangspunt dat aan de noordzijde ruimte wordt geboden aan bedrijven die momenteel aan de zuidkant gevestigd zijn. In figuur 2.3. zijn de beoogde verplaatsing van een betonmortelcentrale en een opslagbedrijf voor zand en grind van de zuidzijde naar de noordzijde van de Rijnhaven te zien. Het is de bedoeling dat het vrijkomende bedrijventerrein wordt omgevormd tot natuur- en/of recreatiegebied.
Vooralsnog is het uitgangspunt dat de bestaande watergebonden recreatieve bestemmingen (jachthaven) en de roeivereniging aanwezig blijven en niet worden verplaatst.
Voor een groot deel van het plangebied heeft het bestemmingsplan dus een conserverend karakter, wat wil zeggen dat de bestaande bestemmingen in het nieuwe bestemmingsplan worden overgenomen. Per saldo zal het areaal bedrijventerrein naar verwachting afnemen.
Figuur 2.3: Beoogde ontwikkeling Wageningse haven
Ook in deze toekomstvisie geldt dat het bedrijf onder D inmiddels is beëindigd en onder de bedrijfsfunctie van het bedrijf onder H valt.
Met het bedrijf Van Leusden (de oude locatie is aangeduid met K) is overeenstemming bereikt om te verhuizen naar de locatie aangeduid als A in figuur 2.3. De locatie K is net als de locatie I in het vigerend bestemmingsplan als 'Groen' bestemd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:
- Rijks verantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water) veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
- Rijks belangen met betrekking tot (inter) nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
- Rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve Rijks betrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven) lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijks bufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.
Figuur 3.1: uitsnede regio Arnhem - Nijmegen, met Food Valley (Wageningen) en Health Valley (Nijmegen) (bron: www.rijksoverheid.nl)
Raakvlak met bestemmingsplan
De structuurvisie heeft geen direct raakvlak met voorliggend bestemmingsplan.
3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Per 1 oktober 2012 is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening). Als in een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, dient in de toelichting van dat plan een onderbouwing/toetsing van het initiatief aan de ladder plaats te vinden. Daarbij dient te worden beschreven op welke wijze, met betrekking tot onder meer bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel en woningbouwlocaties, rekening is gehouden met de voorkeursvolgorde uit de ladder.
- 1. Voorziet de geplande ontwikkeling in een behoefte binnen de regio aan deze voorziening, woningen in dit segment of aan bedrijventerreinen binnen deze milieucategorie.
- 2. Als er wordt voorzien in een regionale behoefte, dan bij voorkeur hiervoor ruimte vinden binnen bestaand stedelijk gebied, bijvoorbeeld door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
- 3. Als de ontwikkeling voorziet in een behoefte, maar het niet mogelijk is om hiervoor ruimte binnen bestaand stedelijk gebied te vinden, dan bij voorkeur ontwikkelen op een locatie daarbuiten die ontsloten is door verschillende vervoerswijzen.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Wel zal er op grond van de beleidslijn grote rivieren worden ingezet op beperkte uitbreiding (10%) van bestaande bebouwing op grond van de mogelijkheden die dit rijksbeleid biedt. De onderbouwing daarvan is opgenomen in paragraaf 3.1.3.
3.1.3 Beleidslijn grote rivieren
De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De borging van het stroomvoerend deel van het rivierbed is ook vastgelegd in artikel 2.4.4 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
De Beleidslijn grote rivieren bestaat uit de volgende onderdelen:
- 1. De Beleidsbrief
In deze brief worden de hoofdlijnen van de Beleidslijn grote rivieren geschetst. Deze brief is een uitwerking van het nationaal ruimtelijk beleid.
- 2. de Beleidsregels
De beleidsregels berusten op artikel 6.12 van het Waterbesluit
- 3. de Handreiking
Geeft een uitgebreide toelichting op de Beleidslijn grote rivieren en is bedoeld voor iedereen die plannen heeft in het rivierbed. De Handreiking is in december 2013 geactualiseerd.
- 4. de Kaarten
Deze geven het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren aan.
Toetsing
Het deel van het plangebied ten zuiden van Grebbedijk is op kaartbladen 68 en 69 van de Beleidslijn grote rivieren aangegeven als 'stroomvoerend regime'.
Figuur 3.2: uitsnede kaarten Beleidslijn grote rivieren (bron: www.waterwet.nl)
In de Beleidsregels grote rivieren is artikel 3, 5 en artikel 6 voor dit bestemmingsplan relevant.
Artikel 3
In het rivierbed wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, eerste lid, toestemming gegeven voor:
- a. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
- b. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;
- c. tijdelijke activiteiten, anders dan bedoeld in artikel 6.11, eerste lid, onderdeel b, van de Waterregeling, en
- d. overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang.
Artikel 5 (riviergebonden activiteiten in het stroomvoerend regime
Voor de navolgende riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, eerste en tweede lid, toestemming gegeven:
- a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
- b. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
- d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
- e. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
- f. de realisatie van natuur;
- g. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
- h. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden; of
- i. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
Artikel 6 (niet - riviergebonden activiteiten in het stroomvoerend regime)
Voor niet-riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt geen toestemming gegeven, tenzij, onverminderd het bepaalde in artikel 7, sprake is van:
- a. een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- b. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- c. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
- d. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of
- e. een activiteit die onderdeel uitmaakt van een projectbesluit als bedoeld in de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en waarvan de uitvoering door de Staatssecretaris wordt gefinancierd.
Conclusie
In het bestemmingsplan Haven Wageningen worden riviergebonden activiteiten (artikel 5 beleidsregels) verplaatst binnen de haven van Wageningen. Deze activiteiten zijn mogelijk en hebben ondermeer betrekking op de genoemde bedrijvigheid in artikel 5 lid a en b (nieuwe kades en afwikkeling van scheepvaart), d (overslagfaciliteiten voor scheepvaart) en f (ontwikkeling natuur ten zuiden van de haven).
3.1.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van onderwerpen van nationaal belang, zoals Rijksvaarwegen, kustfundament, de Waddenzee, buisleidingen van nationaal belang en de Ecologische hoofdstructuur.
De uitbreiding van de ruimtelijke ordeningsregels in het Barro is op 1 oktober 2012 in werking getreden. Deze uitbreiding betreft rijksregels ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, de veiligheid rond rijksvaarwegen, de verstedelijking in het IJsselmeer, de bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Dit project voorziet in de herontwikkeling van de haven van Wageningen en daarbij ook het aanpassen van het stroomvoerend deel van het rivierbed.
Op grond van artikel 2.2.4 geldt het onderstaande:
Onverminderd artikel 2.4.3 (van het Barro) kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het stroomvoerend deel van het rivierbed ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan uitsluitend een wijziging mogelijk maken, voor zover daarbij een of meer van de volgende activiteiten worden mogelijk gemaakt:
- a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
- b. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;
- c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
- d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
- e. de aanleg of wijziging van scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen;
- f. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
- g. de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;
- h. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
- i. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
- j. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
- k. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
- l. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
- m. activiteiten die onderdeel uitmaken van de lijst van maatregelen opgenomen in de Bijlage bij de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en waarvan de uitvoering wordt gefinancierd door Onze Minister;
- n. het behoud van bekende of te verwachten archeologische monumenten.
Conclusie
De mogelijke wijzigingsbevoegheden en wijze van bestemmen zijn in overeenstemming met artikel 2.2.4 van het Barro onder sub b., d., f. en h.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland (2018)
De provincie Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- 1. een duurzame economische structuur;
- 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
Het plangebied heeft in de Omgevingsvisie een aantal kwaliteiten die hieronder worden samengevat:
FoodValley
FoodValley is een belangrijke voedingsbodem voor de Nederlandse economie en een inspirerende kennisregio in Europa. Deze komt ook terug in het Rijksbeleid (zie 3.1.1). Karakteristiek voor FoodValley zijn de toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de groene leefomgeving.
De regio wil in een goede balans de specifieke kwaliteiten verder ontwikkelen. Deelaspecten daarbij zijn: werken, onderwijs, wonen, bereikbaarheid, vernieuwing landbouw, duurzaamheid en kwaliteit van de leefomgeving. De regio heeft deze doelen opgenomen in de (concept-)Gebiedsagenda van de regio FoodValley.
De inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om de opgaven in FoodValley waar te maken. De gezamenlijke inspanningen, opgenomen in de Omgevingsvisie en in de Gebiedsagenda van de regio, richten zich op zes speerpunten:
Bedrijven en bedrijvigheid
- de Topsector Food verder uitbouwen;
- het toerisme verder ontwikkelen;
- bedrijventerreinen;
- ontwikkelen bedrijventerreinen en kennis-as;
Onderwijs en arbeidsmarkt
- de kennisas Ede - Wageningen versterken;
- een goede match tussen onderwijs en arbeidsmarkt realiseren;
Mobiliteit en bereikbaarheid
- bepalen van de beste locaties voor gespecialiseerde bedrijfsterreinen;
- mobiliteitsmanagement;
- een aantal knelpunten aanpakken;
Wonen en woningmarkt
- afstemming van de ontwikkelingen op de woningmarkt;
- woonbeleid ook laten gaan over het bestaande woningaanbod;
Vernieuwing landbouwsector
- hoe omgaan met het afnemende aantal bedrijven;
- schaalvergroting combineren met innovatie: license to produce;
Kwaliteit leefomgeving en duurzaamheid
- dynamiek is nodig om de economische waarde te behouden;
- anticiperen op meer extreme weersomstandigheden.
Steden en regio's die elkaar versterken
De steden in Gelderland zijn een belangrijke motor voor de Gelderse economie, als concentratiepunt van sociaal-culturele en economische activiteiten. Steden zijn van belang voor de stedelijke bevolking èn voor de bewoners in de omliggende gebieden. Iedere stad heeft zijn eigen unieke kwaliteiten en invloedssfeer. De landschappelijke ligging en het groene karakter dragen bij aan de kracht van de Gelderse steden.
In samenhang met de sterke steden zijn vitale dorpen van groot belang. Met name in de regio's waar vergrijzing, speelt, is een evenwichtige ontwikkeling gewenst, gericht op de kwaliteit van de bestaande voorraad.
De grote steden en hun omgeving hebben elkaar nodig. De provincie en partners willen niet alleen de (economische) kracht van steden en stedelijke netwerken versterken, maar ook die van het platteland. Bij dit laatste is een sterke land- en tuinbouwsector van groot belang.
Verbindingen tussen de steden helpen om agglomeratie-voordelen te benutten. De provincie meent dat de economische kracht van steden toeneemt als de steden en de (landelijke) omgeving een samenhangend geheel vormen. Het over en weer bereikbaar maken van voorzieningen en werkgelegenheid biedt veel potenties, ook over de grens met de buurprovincies en Duitsland.
De provinciale ambitie is het versterken van de economische kracht en uitstraling van de steden:
- het benutten van agglomeratie-voordelen en de economische potenties van de stedelijke agglomeraties Arnhem-Nijmegen, Ede-Wageningen en Apeldoorn-Zutphen-Deventer om de (inter-)nationale concurrentiepositie te verbeteren (zie kaart bijlage 7 Internationale positionering van Gelderland);
- het versterken van (top)vestigingslocaties in de stedelijke netwerken en centra, omdat de binnensteden van de grote steden van essentieel belang zijn voor de aantrekkingskracht en het functioneren van de stedelijk netwerken;
- de focus op de verdere ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf in de economisch stuwende sectoren, zoals AgroFood (incl. primaire land- en tuinbouw, Life Science & Health, maakindustrie, logistiek en toerisme en recreatie;
- het versterken van de regionale centrumfunctie van Doetinchem, Harderwijk en Tiel;
- een 'slimme samenwerking' en verbindingen tussen steden onderling en tussen steden en hun omgeving;
- extra aandacht voor de 'overgangsgebieden' tussen stad en land, door ruimte te laten voor een creatieve en kwalitatief hoogwaardige invulling van deze stadsrandzones.
De provincie wil de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen waar mogelijk behouden en versterken. Dit vergt een evenwichtige benadering van stedelijke functies. De ambitie is te zorgen voor een optimale kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen, niet om alle voorzieningen te behouden.
Windenergie uitgesloten vanwege wettelijke bepalingen
In deze gebieden gelden wettelijke beperkingen. Het gaat om:
- hoogspanningsleidingen;
- bebouwde kommen, met uitzondering van bedrijventerreinen;
- laagvliegroutes;
- luchthavens en omliggende zone;
- buisleidingen;
- hoogspanningsleidingen;
- spoorwegen;
- rijkswegen.
De plaatsing van windturbines in deze gebieden is niet toegestaan. De provincie zal niet meewerken aan ruimtelijke planvorming hiervoor. In de Verdieping 3.7.7 Windturbines uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen worden deze wettelijke beperkingen nader toegelicht.
Conclusie
Het bestemmingsplan sluit aan op de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland. De ontwikkeling van de Costerweglocatie draagt bij aan de versterking van de agglomeratie Ede-Wageningen en zorgt voor meer woningen in de nabijheid van de binnenstad van Wageningen.
Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in een actuele juridische regeling voor het buitendijks gelegen bedrijventerrein van de haven van Wageningen.
3.2.2 Omgevingsverordening (2018)
De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening is er een van. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. In dit kader wordt opgemerkt dat besloten is de huidige Waterverordeningen die gelden per waterschap en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 op dit moment nog niet op te nemen in de Omgevingsverordening nu dit in verband met de afstemming met de diverse waterschappen en provincies meer tijd zal vergen. Opname van de waterschapsverordeningen en de Vaarwegverordening in de huidige verordening zal echter wel onderwerp zijn van een verder ontwikkeltraject.
De Omgevingsverordening heeft de status van:
- Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening
- Milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet Milieubeheer
- Natuurverordening in de zin van de Wet Natuurbescherming
- Waterverordening in de zin van de Waterwet
- Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2 A van de Wegenverkeerswet
Conclusie
Het bestemmingsplan is niet in strijd met de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland. De ontwikkeling van de Costerweglocatie draagt bij aan de versterking van de agglomeratie Ede-Wageningen en zorgt voor meer woningen in de nabijheid van de binnenstad van Wageningen.
Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in een actuele juridische regeling voor het buitendijks gelegen bedrijventerrein van de haven van Wageningen. Hierbij is aangesloten op de begripsbepaling voor watergebonden bedrijvigheid uit de provinciale omgevingsverordening.
3.2.3 Gelders Natuurnetwerk
Naast de nationale landschappen is er ook het Gelders Natuurnetwerk. De provincie beschermt het Gelders Natuurnetwerk. Dit is een netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur en bestaat uit alle gebieden van de voormalige EHS met natuurbescherming en zoekgebieden voor nieuwe natuur. Een groot deel van het Gelders Natuurnetwerk valt binnen de natura 2000-gebieden. De provincie wil 5.300 hectare nieuwe natuur in 2025, de natuur verbeteren en herstellen en dit goed beheren.
Figuur 3.3: Overzicht natuurwaarden nabij het plangebied, met Gelders natuurnetwerk, groene ontwikkelingszone en Natura 2000-gebieden (bron: Omgevingsvisie planviewer, Provincie Gelderland)
Figuur 3.4: Locaties Nationale landschappen (bron: Omgevingsvisie planviewer, Provincie Gelderland)
Voor de groene ontwikkelingszones heeft de provincie (en partners) een dubbele doelstelling, als volgt verwoord in de omgevingsvisie: “Ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. (..) In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:
- de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
- ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie;
- kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
- beschermen van bos;
- specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.”
Voor behoud van de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zet de provincie de Omgevingsverordening in als juridisch vangnet, zodat zij in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt. Nieuwe bestemmingen zijn mogelijk als deze de Kernkwaliteiten van de behouden of versterken binnen het subsidiekader landschap (gemeenten, eigenaren cultuurhistorische landgoederen).
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Uitvoeringsprogramma 2016-2019
De gemeente Wageningen maakt onderdeel uit van de regio Food Valley.
Ondernemers, onderwijs en overheid werken samen in de Triple Helix Regio FoodValley. Doel van hun samenwerking is: een economische topregio vormen.
Het uitgangspunt van de samenwerking is het gezamenlijke ideaalbeeld voor de FoodValley regio in 2025. Om de ambities te realiseren hebben ondernemers, overheid en onderwijs- en onderzoeksinstellingen samen de Strategische Agenda 2015 – 2019 opgesteld met heldere afspraken over wat de regionale partners de komende jaren gaan DOEN. Samenwerken is hierbij cruciaal.
De Strategische Agenda bestaat uit onderstaande vijf opgaven:
- 1. Verbeteren kennisinteractie
- 2. Uitbouwen globale pipelines
- 3. Vergroten innovatiekracht
- 4. Branding en marketing
- 5. Versterken fysiek en sociaal duurzame leefomgeving.
Raakvlak met bestemmingsplan
Het uitvoeringsprogramma 2016-2019 heeft geen direct raakvlak met voorliggend bestemmingsplan.
3.3.2 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3)
Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 het nieuwe Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio’s in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningbouw en bestaande woningvoorraad voor de komende tien jaar. De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners.
Om het woningbouwprogramma zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag is in het KWP3 rekening gehouden met de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en in de woningmarkt. In de praktijk betekent dit dat op regionaal niveau meer huurwoningen en meer betaalbare woningen in het woningbouwprogramma moeten worden opgenomen Bij voorkeur op binnenstedelijke locaties. Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen.
De afspraak in het KWP3 is dat de gemeenten in het Gelderse deel van de Foodvalley in 2011 de taak kregen om de opgaven om het woningtekort terug te dringen naar 0%, regionaal af te stemmen en vorm te geven. In het advies binnenregionale woningbouw wordt voorgesteld dat Wageningen in de periode 2010 t/m 2019 netto maximaal 1.400 woningen zal opleveren. De Regio Foodvalley is vervolgens met een traject gestart om de woningbouwprogrammering lokaal te faseren en doseren. De woningbouwprogrammering in de komende jaren voorziet namelijk in grote aantallen nieuwbouw die deels niet goed aansluiten om de huidige vraag van de zeer kritische woonconsument. Afname verloopt niet voorspoedig en de huidige economische omstandigheden en de onderlinge concurrentie van plannen versterken dit natuurlijk aanzienlijk. Gezien het feit dat de komende jaren alweer de nodige nieuwbouw op stapel staat, vraagt dit om inzicht in en afstemming van de totale productie.
Doorwerking plangebied
Voorliggend bestemmingsplan kent in principe grotendeels een conserverend karakter waarbij bestaande bedrijven positief zijn bestemd.
De afspraken over verplaatsing van het bedrijf Van Leusden naar 't Stek zijn positief bestemd. De mogelijkheden om de haven van Wageningen her in te richten zijn met wijzigingsbevoegdheden mogelijk gemaakt. De haalbaarheid van verplaatsingen en herinrichting is één van de voorwaarden die zal moeten worden uitgewerkt in wijzigingsplannen.
De Costerweglocatie is een woningbouwlocatie die ontwikkeld gaat worden in de planperiode van het bestemmingsplan. De kaders voor invulling van deze locatie zijn meegenomen in de uitgevoerde onderzoeken. In het bestemmingsplan is voor deze locatie de bestemming Wonen - Uit te werken opgenomen met de gemeentelijke kaders voor invulling van dit gebied. De woningbouw heeft een directe relatie met het KWP3.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Wageningen (2013)
In de structuurvisie wordt aangegeven wat de urgente ruimtelijke opgaven zijn voor de gemeente. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en afwegingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie biedt voldoende flexibiliteit om te kunnen sturen op veranderingen in de markt en om te kunnen anticiperen op nog onbekende ontwikkelingen.
De structuurvisie Wageningen is op 3 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad.
Figuur 3.5: Uitsnede pagina 96 van de Structuurvisie Wageningen (2013, bron: www.wageningen.nl)
Voor het gebied Nude(parken) en Rijnhaven is het volgende opgenomen in de structuurvisie:
Het betreffen meerdere, losse projecten die alle deel uitmaken van de strategische zone Nude (parken)/Rijnhaven. De ruimtelijke en programmatische kaders zijn nog niet volledig in beeld. Deze kristalliseren de komende tijd uit, al dan niet in het revitaliseringsplan of gebiedsuitwerking. Nu wordt volstaan met een opsomming van mogelijke projecten binnen deze strategische zone.
De opgave:
- Revitalisering van woon- en werkgebied en uitbreiden werkgebied
- Verbinden haven en centrum
- Verbetering landschappelijke inpassing
- Koppeling met project Deltadijk, zoeken naar koppelingsmogelijkheden
Kader structuurvisie
- Onderdeel van Strategische zone: Nude(parken) / Rijnhaven
- Ligging in stedelijke wijk, wijkstrategie: vitaliseren
Ruimtelijk kader
- Kwalitatieve-recreatieve versterking Kop Haven en Herontwikkeling driehoek Nude, Grebbedijk en Havenafweg (17)
- Herstructurering woongebied (18)
- Revitalisering, herstructurering Nudestrip (19)
- Revitalisering Industrieweg e.o. Nudepark en haven (20)
- Ontwikkeling / bebouwing Costerweg 65 (21)
- Ontwikkeling Rijn- businesspark (22)
Rollen en verantwoordelijkheid
- Gezamenlijke opgave van verschillende partijen, die ieder voor hun deel een actieve ontwikkelende rol hebben
- Gemeente: Verleiden door investeringen in de openbare ruimte
- Ontwikkelaar(s): Ontwikkelen
Financiën (overheidsinvesteringen)
- Verbetering openbare gebied
Uitwerking
- Nog onbekend
Periode
- Middellange termijn
- Indicatief: 2016 – 2025 e.v.
3.4.2 Welstandsnota Wageningen (2018)
Het uitgangspunt van de Welstandsnota 2018 is de burger meer vrijheid geven – regel niet wat zonder regel ook goed komt. Minder regels moeten wel afgewogen worden tegen de kwaliteitsambities die binnen de gemeente leven. De opgave ligt daarbij in het oplossen van de schijnbare tegenstelling tussen de wens om de bestaande ruimtelijke kwaliteit blijvend te waarborgen, en de wens de burger meer vrijheid te geven.
De oplossing is: een bescheidener opstelling met betrekking tot het toetsen van de ruimtelijke kwaliteit – minder welstandsregels en minder bemoeienis met details. Het nieuwe beleid zal vooral daar bescherming bieden waar dat nodig is vanuit cultuurhistorisch, architectonisch en stedenbouwkundig oogpunt. Uitgangspunt is compact en toegankelijk welstandsbeleid.
Conclusie
Voor het plangebied geldt een welstandsvrij regime, tenzij grenzend aan een monument.
Alleen de belangrijkste gebieden met cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige waarden worden van een specifiek beschermingsregiem vanuit welstand voorzien.
3.4.3 Duurzame gebiedsontwikkeling
Vanuit een overstijgend, internationaal perspectief krijgt Wageningen te maken met de gevolgen van klimaatveranderingen en de transitie naar een duurzamere leefomgeving. Wageningen hecht al jaren belang aan een duurzame ontwikkeling van de gemeente.
Vanwege de Wageningen UR is ‘Wageningen’ zelfs een internationaal merk wat wordt geassocieerd met duurzaamheid. Duurzaamheid is een goede balans tussen People, Planet en Profit, waarbij natuurlijke hulpbronnen aan volgende generaties kunnen worden doorgegeven. De gemeente legt de ruimtelijk relevante aspecten van duurzaamheid op hoofdlijnen vast in de structuurvisie. Het gaat om doelstellingen voor klimaatneutraliteit, klimaatadaptatie, groen en water.
Routekaart Wageningen Klimaatneutraal 2030
De ‘Routekaart Wageningen Klimaatneutraal 2030’ geeft invulling aan de ambitie om klimaatneutraal te worden op het gebied van gas, elektriciteit, mobiliteit en indirect energiegebruik. De Routekaart gaat voor het gebruik van gas en elektriciteit uit van 50% energiebesparing en 50% duurzaam opwekken, zoveel mogelijk binnen de gemeentegrenzen.
Energiebesparende maatregelen zijn geen agendapunt voor de structuurvisie. Mobiliteit en het duurzaam opwekken van energie zijn dat wel. Vanwege de klimaatveranderingen neemt de behoefte aan water en groen toe. In de structuurvisie is een groenblauwe structuur opgenomen die globaal bestaat uit de stadsgrachtzone, de Waterlus (Dijkgraaf- Rooseveltweg – Costerweg Nieuwe Kanaal), de waterlopen en plantsoenen in Roghorst en Tarthorst en het Oude Hart. De Campus, Kortenoord en de Dreijen completeren dit beeld. Deze groenblauwe structuur in de stad draagt bij aan ‘technische eisen’ zoals voldoende ruimte voor waterretentie (conform het Waterplan uit 2005 wordt tot 2030 ca 60 hectare afgekoppeld van het riool), het minimaliseren van de verharding en de aanwezigheid van verkoelende vegetatie. Daarnaast voorziet de groenblauwe structuur in aangename routes en mooie verbindingen naar de omliggende landschappen. De klimaatadaptatie zal zo gevolgen hebben voor de ruimtelijke inrichting van de stad.
Een belangrijke ontwikkeling in dit kader is de mogelijke omvorming van de Grebbedijk tot een Deltadijk. De Grebbedijk zal robuuster en stabieler moeten worden. Deze versterking kan worden gekoppeld aan lokale wensen zoals de kwaliteitsverbetering van de kop van de Rijnhaven, de verplaatsing van de recreatiehaven richting het centrum, aanleg kanaal voor recreatievaart en natuurontwikkeling, het uitbreiden van het recreatieve routenetwerk, het maken van een verbinding met de binnenstad en Revitalisering Industrieweg e.o., Nudepark en Rijnhaven.
3.4.4 Ontwikkeling Grebbedijk
De Grebbedijk heeft een hoge prioriteit in het Hoogwaterbeschermingsprogramma om de dijk te versterken. Momenteel wordt er gewerkt aan plannen om de dijk te versterken en veilig te maken. Deze plannen kunnen een ruimtelijke impact hebben op de Haven van Wageningen. Een keuze voor een uit te werken variant met bijbehorend investeringsbudget is nog niet genomen. Vandaar dat deze ontwikkeling niet is vastgelegd in voorliggend bestemmingsplan.
De te kiezen variant, bijbehorende financiële uitvoerbaarheid en ruimtelijke impact zullen een apart besluitvormingsproces doorlopen. Inmiddels zijn er op basis het proces drie mogelijke varianten uitgewerkt voor de Grebbedijk.
Figuur 3.6: Variant 1: smalle Grebbedijk
Figuur 3.7: Variant 2: brede Grebbedijk
Figuur 3.8: Variant 3: integrale Grebbedijk
Hoofdstuk 4 Toelichting Planvoornemen
4.1 Economisch Belang
In ruimtelijk en economisch opzicht zijn de plannen voor de Rijnhaven van belang voor de gemeente, de provincie, de regio de Vallei/ Food Valley. In diverse studies en onderzoeken is de status en de toekomstmogelijkheden van de Rijnhaven geanalyseerd:
- De 'De Voortuin van Wageningen' (Aveco de Bondt, 2002)
- Het 'Economisch Actieplan WERV' (BCI, 2005)
- De 'Casestudie Binnenhaven Wageningen' als onderdeel van het rapport 'Economisch Belang Nederlandse Binnenhavens' (NVB/TNO, 2004)
- Het rapport van de Kamer van Koophandel 'Toekomst Rijnhaven Wageningen' (BCI, 2007)
- De Netwerkanalyse Binnenhavens Oost-Nederland (Ecorys Nederland, 2008)
Daarnaast ziet de gemeente Wageningen de bijdrage van EUR 3,15 miljoen door het voormalig Ministerie van Verkeer & Waterstaat in het kader van de impulsregeling voor de binnenvaart, als ondersteuning van het belang van de haven in regionaal verband. Dit geldt tevens voor de contourennota 'Stimulering goederenvervoer over water en spoor in Gelderland' (Provinciale Staten, januari 2009). Met de subsidie zijn afmeervoorzieningen en kademuren gerealiseerd, waarmee de economische functie van de Rijnhaven is versterkt.
Om tot succesvolle realisatie van de ontwikkeling van de Wageningse haven te komen, is het nodig dat de ruimtelijke en functionele ambities voor de haven worden verenigd met de beleidsuitgangspunten voor het aangrenzende uiterwaardengebied (Aanwijzingsbesluit Natura 2000, Ecologische Hoofdstructuur uiterwaarden Nederrijn) en ook de Veluwe als Natura2000-gebied.
Uit onderzoek, dat op grond van de Wet natuurbescherming is gedaan in het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan Haven, blijkt dat een significant negatief effect niet uit te sluiten is. In dit onderzoek is rekening gehouden met de bestaande (milieu)vergunningen en de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies.
De bovengenoemde projecten konden daarom niet in het bestemmingsplan en worden opgenomen en zijn niet uitgevoerd.
Herstructurering Costerweg
In de Structuurvisie Wageningen van 2013 is dit gebied opgenomen als te herstructureren gebied (wonen en werken). Waar nu in het gebied alleen bedrijvigheid voorkomt - met aan de rand een woonappartement - gaat het ruimtelijke beleid uit de structuurvisie uit van een verkleuring van het gebied naar wonen al of niet in combinatie met werken. Bij de woonfunctie is ook permanente studentenhuisvesting in beeld. Een voorziening waaraan in Wageningen concreet behoefte is door de groei van de Universiteit. Door de herontwikkeling van de Rijnhaven zullen de milieucontouren wijzigen.
Niet uit te sluiten is dat dit gevolgen kan hebben voor de bestaande en nieuw te bouwen woningen, in die zin dat een ontwikkeling tot woon- en werklocatie niet past binnen de huidige regelgeving. Het gaat hier dan met name om de geluidsbelasting vanuit de Rijnhaven. De Costerweg maakt onderdeel uit van de bedrijventerreinen Nudeparken. Sommige van deze terreinen worden gerevitaliseerd. Deze revitalisering van bedrijventerreinen is mogelijk binnen de bestaande regelgeving en daarom niet in dit project opgenomen.
4.2 Voorgenomen Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan zal voor de meeste bedrijvigheid de mogelijkheid bieden om 10 % uit te breiden in oppervlakte van de bestaande bebouwing. Voor AgruniekRijnvallei is deze uitbreiding al specifieker bekend; de daadwerkelijk voorziene uitbreiding wordt daarom meegenomen, aangezien deze op dit moment door het bedrijf wordt voorbereid. Daarnaast is sprake van opvulling van braakliggende terreinen langs de Costerweg met woningbouw. Ook is voor de beoogde situatie ervan uitgegaan dat op de nog niet ingevulde delen van het bedrijventerrein categorie 4 bedrijven worden gerealiseerd. Het verkeer is gemodelleerd tot op een afstand van 5 km van het plangebied. Ook de verkeersgeneratie van de locatie Costerweg 5 is meegenomen.
De volgende wijzigingen met invloed op de stikstofdepositie worden voorzien:
- Invloed op verkeersintensiteiten en scheepvaart
- Uitbreiding AgruniekRijnvallei
- Invulling van het braakliggende terrein 't Stek
- Invulling van het braakliggende terrein tussen de Varo Energy Terminal Wageningen (voorheen Argos Oil) en AgruniekRijnvallei
- Uitbreiding Varo Energy Terminal Wageningen
- EBC
- Van Leusden
- Gemeentelijke kade
- Roeivereniging VADA, studentenroeivereniging Argo en de jachthaven
- Bestaande woningen en bedrijvigheid Costerweg
- Opvullen terrein Costerweg 5 en omgeving met woningen en bedrijvigheid
4.3 Cultuurhistorie
In het plangebied is het Pompgemaal Pabstsendam gelegen. Dit pompgemaal is gebouwd in 1927-1929 door de Dienst Gemeentewerken in een aan het Nieuwe Bouwen verwante stijl, naar een ontwerp uit 1925. De eveneens onder bescherming vallende Uitwateringssluis is op enkele meters afstand van het gemaal in de uiterwaarden geplaatst.
Het pompgemaal is als Rijksmonument (nr. 522215) aangewezen en als volgt gewaardeerd:
- Van architectuurhistorisch belang als goed en gaaf bewaard voorbeeld van een pompgemaal in een aan het Nieuwe Bouwen verwante stijl. In het geval van een pompgemaal als utiliteitsgebouw is hier zelfs sprake van een opmerkelijke vormgeving.
- Van stedenbouwkundig belang vanwege zijn ligging aan de dijk in het poldergebied nabij de haven.
- Van cultuurhistorisch belang vanwege de eeuwenoude verbintenis inzake de waterregulering in dit gebied die vanaf het eerste kwart van de 19de eeuw plaats vond met behulp van een electromotor.
Ter hoogte van het pompgemaal vinden in het kader van dit bestemmingsplan geen wijzigingen plaats die gevolgen kunnen hebben voor het Rijksmonument.
Hoofdstuk 5 Milieueffecten
5.1 Archeologie
5.1.1 Bureauonderzoek archeologie
In juli 2018 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied Haven te Wageningen, gemeente Wageningen, zie Bijlage 3. Dit onderzoek is uitgevoerd conform de BRL 4000, protocol 4002 met daarin besloten de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.0.
Aanleiding voor het onderzoek zijn de voorgenomen ontwikkelingen in het havengebied. Het plangebied beslaat in totaal ca. 43 hectare en is gelegen aan de zuidwestkant van Wageningen, langs de beide oevers van het Havenkanaal. Bij de werkzaamheden kunnen eventuele archeologische waarden worden verstoord. Het plangebied valt gedeeltelijk binnen een bestemmingsplan waarop een dubbelbestemming archeologie rust. Het plangebied is derhalve onderzoeksplichtig conform het beleid van de gemeente Wageningen.
Voor het noordelijke deel van het plangebied (de Costerweglocatie) geldt een brede archeologische verwachting. Er kunnen in principe archeologische resten worden aangetroffen uit de steentijd tot en met de nieuwe tijd, afhankelijk van de bodemopbouw in het plangebied. Verder bevinden zich binnen het plangebied enkele gemeentelijke en rijksmonumenten. Indien op deze plaatsen ingrepen in de bodem of aan de gebouwen plaatsvinden, dient eerst een monumentenvergunning te worden aangevraagd. De rest van het plangebied heeft een lage archeologische verwachting.
De aanwezigheid van archeologische sporen is sterk afhankelijk van het feit of de bodem in het plangebied verstoord is geraakt door bebouwing of andere grondwerkzaamheden. Dit kan niet voldoende worden bepaald door een bureauonderzoek alleen. Wij adviseren dan ook om op de Costerweglocatie (het gedeelte van het plangebied waarop een dubbelbestemming Archeologie rust) een verkennend booronderzoek uit te voeren om de mate van intactheid van de bodemopbouw en eventueel aanwezige archeologische lagen te bepalen. Op die manier kan een gefundeerd advies worden gegeven over de impact van de herinrichting van het plangebied en de noodzakelijke archeologische onderzoeken die daarvoor moeten worden uitgevoerd.
De overige deelgebieden zijn naar verwachting zodanig verstoord dat er geen archeologische resten meer zullen worden aangetroffen. Wij adviseren dan ook om deze gebieden vrij te geven ten behoeve van de voorgenomen plannen.
Figuur 5.1: Advieskaart met in rood het gebied waar vervolgonderzoek wordt geadviseerd, en in groen het gebied dat geadviseerd wordt voor vrijgave.
Bestemmingsplan Haven-Costerweg
Voor de Costerweglocatie is vanwege de hoge verwachting de dubbelbestemming Waarde -Archeologie 3 met vrijstellingsgrenzen van 250 m2 en 0,3 m –Mv opgenomen. Hier zal een verkennend booronderzoek worden uitgevoerd, mogelijk gevolgd door een waarderend proefsleuvenonderzoek en eventueel een opgraving.
Voor de overige delen van het plangebied van het bestemmingsplan Haven-Costerweg is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen met vrijstellingsgrenzen van 10.000 m2 en 0,3 m –Mv.
5.2 Bedrijven
5.2.1 Wet- en regelgeving
Wet geluidhinder
Het industrieterrein Haven Wageningen is een geluidgezoneerd industrieterrein, conform de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder is daarmee eveneens onderdeel van het wettelijk kader. Op een gezoneerd industrieterrein kunnen inrichtingen zich vestigen die veel geluid produceren. Om duidelijkheid te bieden voor alle belanghebbende is een geluidszone vastgesteld, hiermee is een maximale geluidbelasting op geluidgevoelige functies geborgd en is er geluidsruimte voor de bedrijvigheid. De geluidbelasting mag buiten de geluidszone niet hoger zijn dan 50 dB(A).
Voor de bestaande woningen in de zone zijn hogere grenswaarden vastgesteld. In de zone kunnen alleen onder voorwaarden nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door het vaststellen van een hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder. Nieuwe bedrijven of wijzigingen binnen bedrijven worden getoetst aan de geluidszone (de zonebewakingspunten) en de hogere grenswaarden of zogenaamde MTG-punten (Maximaal Toegelaten geluidsniveau).
De Wet geluidhinder stelt een zogeheten voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) en een maximaal toelaatbare geluidbelasting. Bij de laatste wordt onderscheid gemaakt in geprojecteerde woningen (55 dB(A)) en bestaande of in aanbouw zijnde woningen (60 dB(A)). Als de geluidsbelasting in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidsbelasting ligt, dan is het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen aan restricties gebonden en alleen met een ontheffing mogelijk. Een dergelijke ontheffing wordt een 'hogere waarde' genoemd en wordt conform artikel 45 Wet geluidhinder met een formele procedure vastgesteld door burgemeester en wethouders. Een vastgestelde hogere waarde kan slechts eenmaal met een hogere grenswaarde procedure met 5 dB(A) worden verhoogd (artikel 46 Wet geluidhinder).
VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'
Voor het beschouwen van richtafstanden tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies is door de VNG de systematiek “bedrijven en milieuzonering” opgesteld. Deze publicatie dient als leidraad voor richtafstanden tussen bedrijven en milieugevoelige functies. De bedrijven en milieuzonering is breder dan het aspect geluid en stelt de gemeente in staat om meer sturing uit te oefenen op de vestiging van soorten (categorieën) bedrijven op het industrieterrein. De bedrijf soorten (categorieën) staan beschreven in de VNG-publicatie, hierin zijn richtafstanden per milieucategorie opgenomen. Naast de milieucategorie van het bedrijf speelt het type gebied een belangrijke rol bij het bepalen van de richtafstanden, gezien de omgeving kan voor de Wageningse haven uitgegaan worden van een gemengd gebied.
Regeling
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van milieucategorieën. Deze categorieën zorgen ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden.
Voor de milieuzonering in dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten 1 bestemmingsplan Haven-Costerweg'. Deze is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend wijze in relatie tot de aanwezige woonbebouwing goed te regelen. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Voor de benedendijks gelegen bedrijven is aangesloten bij het in 2017 vastgestelde bestemmingsplan voor dit gebied. Daarin zijn de toelaatbare milieucategoriën en de bijbehorende lijst met bedrijfsactiviteiten overgenomen in het bestemmingsplan Haven-Costerweg en de Staat van Bedrijfsactiviteiten 2.
Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor andere gebieden, zoals drukke woonwijken, gemengde en landelijke gebieden. Voor het plangebied dat voornamelijk bestaat uit een industrieterrein met drukke wegen, vaarweg, benedendijks gelegen bedrijvigheid en omliggend wegennet geldt dat het plangebied en omgeving kan worden gekarakteriseerd als gemengd gebied.
Kenmerkend voor een gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Een overschrijding van de wettelijke norm (qua geluidsbelasting, stof, geur en gevaar) is echter niet toelaatbaar.
5.2.2 Onderzoek
Met behulp van de VNG-richtafstanden voor een gemengd gebied zijn de afstanden bepaald voor de verschillende milieucategorieën van bedrijfsactiviteiten die zijn toegestaan in het plangebied.
Onderstaande richtafstanden uit de VNG-publicatie zijn gebruikt voor voorliggend bestemmingsplan om de milieucategorieën ten opzichte van de gevoelige functies (woningen) te bepalen:
Milieucategorie | Gebiedstype Gemengd Gebied |
1 | 0 meter |
2 | 10 meter |
3.1 | 30 meter |
3.2 | 50 meter |
4.1 | 100 meter |
4.2 | 200 meter |
5.1 | 300 meter |
5.2 | 500 meter |
5.3 | 700 meter |
6 | 1.000 meter |
Uitgangspunten
De Wageningse haven is een gezoneerd industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Ontwikkeling in het gezoneerde industrieterrein dienen te worden getoetst aan de zone.
Om naar de toekomst toe een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is gekozen om gebruik te maken van een bedrijven en milieuzonering. De milieuzonering is opgezet middels een inwaartse zonering, wat betekent dat de milieucategorie is teruggerekend vanuit de omliggende woningen. Het toepassen van deze inwaartse milieuzonering leidt tot onderstaande milieuzonering (figuur 5.2).
Figuur 5.2: Overzicht inwaartse milieuzonering gemengd gebied Haven Wageningen (Antea Group, 2018).
Maatbestemming
Enkele van de reeds gevestigde bedrijven vallen onder een hogere milieucategorie dan de (inwaartse) zonering toestaat, deze bedrijven mogen op grond van het overgangsrecht blijven functioneren. Deze bedrijfspercelen hebben een zogenaamde 'maatbestemming' gekregen waarbij de huidige bedrijfsactiviteiten mogen worden voortgezet. Bij eventuele beëindiging van de betreffende bedrijfsactiviteit zijn bedrijfsactiviteiten uit de ter plaatse toelaatbare categorie toegestaan.
Voor onderstaande bedrijven is in het bestemmingsplan een maatbestemming opgenomen. Daarbij kan de maatbestemming ook deels op het perceel van toepassing zijn omdat de activiteiten deels wel en deels niet in de toegestane milieucategorie (zie figuur 5.2) valt.
Aanduiding maatbestemming | SBI-code / milieucategorie |
specifieke vorm van bedrijventerrein - 1 | 1091.6 / 4.2 4621.1 / 4.2 |
specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 | 52242.9 / 5.2 |
binnen de bestemming Bedrijf, maatbestemming voor huidig bedrijf | 2363.2 en 2364.2 / 4.2 46735.5 / 3.2 |
Gezoneerd industrieterrein
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) heeft bij besluit van 20 augustus 1992 de zonering industrieterrein Havengebied Wageningen vastgesteld.
In dit besluit is de begrenzing van het industrieterrein (wit kader in onderstaande afbeelding) vastgelegd. Daarnaast is een zone opgenomen (grijze cirkel) waarbinnen nieuwe gevoelige functies (zoals woningen) niet zijn toegestaan. Hierdoor kunnen grote (zware) industriële bedrijven zich vestigen op het industrieterrein zonder dat omliggende gevoelige functies deze vestiging hinderen.
Figuur 5.3: Kaart behorende bij Koninklijk Besluit tot aanwijzing gezoneerd industrieterrein Haven Wageningen (bron: gemeente Wageningen).
De bewaking van de geluidbelasting van het industrieterrein op de omgeving wordt geborgd door het zonebeheersmodel voor industrielawaai.
Bedrijfswoningen
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. De bestaande bedrijfswoning op het perceel Nude 1-3 is wel op grond van het vigerende bestemmingsplan bestemd.
5.3 Bodem
5.3.1 Aanleiding onderzoek
Om te voorkomen dat tijdens de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan wordt gestuit op bodemverontreinigingen is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd zie Bijlage 8.
De aanleiding voor het historisch onderzoek wordt gevormd door de beoogde ontwikkeling van het plangebied en dient ter voorbereiding op het eventueel later uit te voeren vervolgonderzoek.
Wettelijk kader
Het historisch vooronderzoek is gebaseerd op de richtlijnen uit de NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI, januari 2009).
Indien de resultaten van het historisch onderzoek hiertoe aanleiding geven zal deze worden opgevolgd door verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) en/of verkennend asbestonderzoek (NEN 5707).
5.3.2 Onderzoek
Het historisch vooronderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de reeds bekende bodemkwaliteitsgegevens en potentieel bodembedreigende activiteiten en installaties ter plaatse van het plangebied. Op basis van het vooronderzoek worden potentieel verdachte activiteiten in beeld te gebracht die de bodemkwaliteit ter plaatse van het werkgebied mogelijk negatief hebben beïnvloed en kan worden bepaald of de bodemkwaliteit mogelijk belemmeringen op kan leveren voor de voorgenomen bestemming.
5.3.3 Toetsing
Het historisch onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen uit de NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI, januari 2009), waarbij aanvullend aandacht is besteed aan de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal. In onderstaande tabel staan de conclusies van de twee onderzoekslocaties inzake het uitgevoerde historisch onderzoek beschreven. De uitgebreide resultaten zijn terug te lezen in Bijlage 8 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Locatie | 't Stek | Costerweglocatie |
Adres | Jachthaven ongenummerd / Grebbedijk t.h.v. nr 57 | Costerweg 5 |
Topografische ligging | De onderzoekslocatie wordt aan de noordelijke zijde begrensd door de Grebbedijk, aan de zuidelijke zijde door het Havenkanaal en aan de oostelijke en westelijke zijde door de perceelsgrens. | Begrensd door de Costerweg en in de oostelijke richting. De noordelijke grens wordt gevormd door het gebouw van de Hoogvliet aan de Troelstraweg. De Vadaring vormt de onderzoeksgrens in zuidelijke en westelijke richting. |
Huidige eigenaar | Rijkswaterstaat en gemeente Wageningen | Bedrijvencentrum Wageningen B.V. |
Oppervlakte (m2) | 19.000 | 21.000 |
Kadastrale aanduiding | Gemeente Wageningen, sectie G, nummers 1910 en 2445 en 2444 gedeeltelijk | Gemeente Wageningen, sectie I, nummer 3932 (gedeeltelijk) |
Huidig gebruik | Recreatie, waterweg en kantoorgebouw | Gedeeltelijk als parkeerplaats, overige deel braakliggend |
Toekomstig gebruik | Industrie | Wonen met tuin |
Bodemkwaliteitskaart | Functie: Industrie BG: Landbouw/natuur OG: Landbouw/natuur | Functie: Wonen BG: Wonen OG: Wonen |
Algemene bodemkwaliteit | BG/OG: licht tot plaatselijk matig verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of minerale olie GW: licht verontreinigd met zware metalen en/of vluchtige aromaten. | BG/OG: licht tot plaatselijk matig verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of minerale olie GW: licht verontreinigd met zware metalen en/of vluchtige aromaten |
Verdachte locaties | Gehele terrein opgehoogd met grond welke bodemvreemde bijmengingen in de vorm van puin en/of kolenas bevat (oorlogspuin) | Gehele terrein opgehoogd met grond welke bodemvreemde bijmengingen in de vorm van puin bevat (oorlogspuin) Deellocatie B/D, restverontreinigingen met VOCl in grond en grondwater (GE028900068) Niet gespecificeerde slootdempingen |
Verontreinigingen nabij de onderzoekslocatie | - | Mennonietenweg 15 (GE028900090); in de grond (rond de grondwaterstand, i.e. 2,5-3,0m -mv.) en in het grondwater sterk verhoogde gehalten/concentraties aan minerale olie en vluchtige aromaten zijn gemeten. De sterke verontreiniging in de grond wordt ingeschat op circa 3.000m3 en de grondwaterverontreiniging op circa 8.400m3. De verontreinigingen zijn beschikt onder gevalnummer GE028900090 en zijn gelegen op een afstand van circa 75-100 meter van de huidige onderzoekslocatie. Kloosterstegen (GE028900035); vanuit het grondwater vindt toestroming van met VOCl verontreinigd grondwater middels nalevering van de gesaneerde locatie richting het huidige onderzoeksgebied plaats. |
Bodemkwaliteit voldoende inzichtelijk | Nee | Nee |
Asbest | Verdacht | Verdacht |
NGE's | Verdacht | Verdacht |
Overig | Gedeeltelijke demping van de waterbodem. Milieuhygiënische kwaliteit en vooronderzoek van de waterbodem dient te worden vastgesteld. De onderzoekslocatie is gelegen binnen de kernzone en beschermingszones (A&B) van de Grebbedijk. | Voor de percelen die zijn gelegen binnen de contour die de verontreiniging boven de interventiewaarde in vaste bodem weergeeft (VOCl) geldt een kadastrale registratie. Voor de locatie geldt een gebruiksbeperking, i.e. de locatie is geschikt voor het gebruik zoals beschreven in het saneringsplan (industrie). Verandering van de gebruiksfunctie naar een gevoeliger gebruik dient schriftelijk gemeld te worden aan het bevoegd gezag Wbb, i.e. Provincie Gelderland. Tevens geldt er een meldingsplicht bij grondwater onttrekking binnen deze percelen. |
Toelichting tabel:
BG: bovengrond
OG: ondergrond
GW: grondwater
5.3.4 Conclusie
De resultaten van het historisch onderzoek geven aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek ter plaatse van beide onderzoekslocaties.
't Stek
De resultaten van het onderzoek geven aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek ter plaatse van de onderzoekslocatie. Aanbevolen wordt een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uit te voeren, waarbij de strategie VED-HE-NL wordt gehanteerd.
De locatie wordt beoordeeld als asbestverdacht. Geadviseerd wordt ter plaatse van de deellocatie 't Stek een verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 uit te voeren.
Tevens zal ter plaatse van 't Stek zal een watergang (gedeeltelijk) worden gedempt. De milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem dient derhalve te worden vastgesteld middels een waterbodemonderzoek (NEN 5720). Voorafgaand aan het waterbodemonderzoek dient voorinformatie over de waterbodemkwaliteit middels de NEN 5717 te worden verzameld.
Deellocatie 't Stek is verdacht op het voorkomen van niet-gesprongen explosieven uit WOII. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan enige grondroerende werkzaamheden een bureaustudie naar het mogelijke voorkomen van NGE's te doen. Indien grondroerende werkzaamheden zullen plaatsvinden voorafgaand aan de bureaustudie dienen deze onder WSCS-OCE (Werkveldspecifieke certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven) begeleiding plaats te vinden.
Costerlocatie
De resultaten van het onderzoek geven aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek ter plaatse van de onderzoekslocatie. Aanbevolen wordt een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uit te voeren, waarbij de strategie VED-HE-NL wordt gehanteerd.
De locatie wordt beoordeeld als asbestverdacht. Geadviseerd wordt ter plaatse van de Costerlocatie een verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 uit te voeren.
De Costerlocatie is verdacht op het voorkomen van niet-gesprongen explosieven uit WOII.
Tot slot wordt aanbevolen om de resultaten van voorliggend historisch onderzoek ter beoordeling bij het bevoegd gezag in te dienen en voorafgaand aan de uitvoering van de vervolgonderzoeken de onderzoeksopzet af te stemmen.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Wet- en regelgeving
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten aanwezig zijn of geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
5.4.2 Onderzoek
In het kader van de ruimtelijke procedure is het aspect externe veiligheid beschouwd. De rapportage is opgenomen als Bijlage 7 van het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt de risicobeschouwing samengevat.
Varo Energy Terminal Wageningen
- Het bedrijf heeft een 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Binnen deze contour zijn geen ontwikkelingen voorzien. Het plaatsgebonden risico levert daarmee geen belemmeringen op;
- Het groepsrisico van het bedrijf bevindt zich in zowel de huidige als de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. De hoogte van het groepsrisico neemt in de toekomstige situatie beperkt toe ten opzichte van de huidige situatie;
- Het invloedsgebied van het bedrijf bevindt zich binnen het plangebied, daarom is verantwoording van het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen verplicht.
Nederrijn
- De vaarroute heeft geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Het plaatsgebonden risico levert daarmee geen belemmeringen op;
- Binnen het invloedsgebied van deze vaarroute zijn geen ontwikkelingen geprojecteerd.
Havenkanaal
- Er vindt geen (significant) vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in het Havenkanaal. Het is daarmee geen relevante risicobron in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen.
Leerdammer Company
- De veiligheidsafstand van het bedrijf reikt niet tot het plangebied. Het is daarmee geen relevante risicobron in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen.
Provinciale weg N225 (Lawickse Allee)
- Het invloedsgebied van deze weg reikt niet tot het plangebied. Het is daarmee geen relevante risicobron in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen.
5.4.3 Verantwoording groepsrisico
Verantwoording van het groepsrisico is, zoals geconcludeerd in 5.4.2, verplicht ten aanzien van Varo Energy Terminal Wageningen (voorheen Argos).
Ter verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele kwalitatieve elementen beschouwd te worden. Deze elementen zijn afgeleid uit het Bevi en zijn tevens beschreven in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (VROM, 2007) en benoemd in hoofdstuk twee. In dit hoofdstuk worden elementen aangedragen voor de invulling van de verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag: de gemeenteraad van Wageningen.
In dit hoofdstuk zijn alle elementen beschouwd. Hierbij is de volgende indeling gehanteerd:
- algemene beschouwing veiligheidssituatie;
- ruimtelijke veiligheidsmaatregelen;
- zelfredzaamheid;
- bestrijdbaarheid.
5.4.4 Conclusie
In deze paragraaf zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen. Het bevoegd gezag (de gemeenteraad van Wageningen) kan deze elementen gebruiken bij de besluitvorming ten aanzien van het ruimtelijk plan.
Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt door de gemeente Wageningen in het kader van de ruimtelijke procedure advies ingewonnen bij Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.
5.5 Geluid
5.5.1 Aanleiding onderzoek
De gemeente Wageningen wil tot herontwikkeling van de Wageningse haven komen. Het plan beoogd de bedrijvigheid aan de noordzijde te intensiveren door aanpassingen met bedrijfsverplaatsingen in de haven van Wageningen. Daarnaast maakt het plan de ontwikkeling mogelijk van de Costerweglocatie voor wonen.
Deze ontwikkelingen worden door middel van een bestemmingsplanwijziging mogelijk gemaakt.
Onderdeel van deze ruimtelijke procedure is het beoordelen van het milieuaspect geluid, onder andere als gevolg van de bedrijven die zijn gelegen op het geluidgezoneerde industrieterrein. Omdat DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. namens de gemeente Wageningen het technisch zonebeheer uitvoert, is door de DGMR onderzoek verricht om de verschillende scenario's inzichtelijk te maken. Het onderzoek en de berekeningen zijn als Bijlage 9 opgenomen. In deze paragraaf wordt uiteenzetting gegeven van de akoestische consequentie op de woonomgeving in de huidige autonome situatie en een gewenst scenario na bedrijfsverplaatsing.
5.5.2 Gezoneerd industrieterrein
Zonebewaking
De gemeente Wageningen kent op het gebied van industrielawaai geen lokaal gebiedsgericht geluidsbeleid. Daarnaast is voor industrieterrein Haven geen zonebeheerplan vastgesteld. Dit betekent dat er geen regeling bestaat omtrent geluidsverdeling. De zone wordt wel actief beheerd door de gemeente Wageningen.
Zonebewakingsmodel
In verband met de voorgenomen woningbouw, is de omgeving van het zonebewakingsmodel geactualiseerd met de daarbinnen liggende (woon-)bebouwing en hoogte-informatie.
In figuur 5.4 volgt een weergave van het geactualiseerde zonebewakingsmodel met daarin opgenomen de huidige vastgestelde zonegrens, de huidige grens van het gezoneerde industrieterrein en het beoogde woningbouwplan (Costerweglocatie).
Figuur 5.4: weergave van geactualiseerd zonebewakingsmodel
5.5.3 Gevolgen planontwikkeling geluid (industrie)
In de figuren 5.5 en 5.6 volgt een weergave van het plangebied waarop de wijzigingen van het bestemmingsplan (Bestemmingsplan Plus) van toepassing zijn. De te onderscheiden kavels waarvoor een bedrijfsbestemming geldt, zijn met letters in deze figuren opgenomen.
Figuur 5.5: bedrijvigheid noordzijde plangebied
Figuur 5.6: bedrijvigheid zuidzijde plangebied
Verplaatsing Van Leusden
Het bestemmingsplan Haven-Costerweg maakt wijziging moet bedrijven op kavel A mogelijk maken. Kavel A is bestemd voor de inrichting van Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. Kavel A zal hiervoor aan het geluidgezoneerde industrieterrein worden toegevoegd.
Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. is nu nog gehuisvest op een kavel ten zuidwesten van kavel B, buiten de grens van het geluidgezoneerde industrieterrein. In figuur 5.7 wordt inzicht gegeven in de mogelijke ligging van de grens van het gezoneerde industrieterrein wanneer invulling wordt gegeven aan het hierboven beschreven scenario.
Figuur 5.7: weergave van grens van het gezoneerde industrieterrein bij verplaatsing Van Leusden
In figuur 5.8 volgt een weergave van de 50 dB(A) etmaalwaardecontour op 5.0 meter hoogte boven het maaiveld in de situatie volgens scenario verplaatsing Van Leusden (bruine lijn).
Voor dit scenario is rekening gehouden met:
- Het akoestisch onderzoek dat onderdeel uitmaakt van de conceptaanvraag van VARO Energy Tankstorages B.V. Dit betreft het akoestisch onderzoek met kenmerk 083701865 B genaamd 'Akoestisch onderzoek VARO Energy Tankstorage B.V. – Terminal Wageningen' van 31 oktober 2018 opgesteld door Arcadis Design & Consultancy.
- DGMR-notitie met kenmerk M.2012.0898.00.N002 van 17 augustus 2012, waarin gekeken is naar de bedrijfsvoering na verhuizing van Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. naar kavel A.
Uit de figuur 5.8 volgt dat de huidige zone (blauwe lijn) in westelijke richting wordt overschreden door de berekende 50 dB(A) etmaalwaarde contour (bruine lijn). In de figuur wordt met een rode lijn (buitenste rode lijn) de ligging van de voorgestelde zonegrens (het zonevoorstel) weergegeven.
Ter plaatse van de sterflat en de Costerweglocatie is sprake van hoogbouw en daarmee een beoordelingshoogte boven de 5.0 meter van het plaatselijk maaiveld. De geluidsbelasting (Bi) op de rekenpunten ter plaatse van de sterflat en de Costerweglocatie laten boven de 5.0 meter boven het maaiveld bedraagt meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Dit is niet te zien in de contour, deze ligt immers op 5.0 meter hoogte boven het maaiveld. Dit komt wel tot uitdrukking in de berekening op de rekenpunten. De voorgestelde zonegrens ligt om deze reden om de sterflat en om de Costerweglocatie heen.
Figuur 5.8: ligging 50 dB(A) etmaalwaarde contour volgens scenario I
5.5.4 Toetsing wijzigingsbevoegdheid Bruil
In het bestemmingsplan Haven-Costerweg is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de verplaatsing van de bedrijven op kavel B naar de kavels G en L mogelijk moet maken (zie figuur 5.5 en 5.6).
Op kavel G zal ruimte worden geboden aan het bedrijf Bruil (voorheen Edense Beton Centrale (EBC) en de Gemeentekade. Gelet op de inpassing en huidige ligging naast de Wageningse studenten roeivereniging Argo is de wijzigingsbevoegdheid vergroot om een goede inpassing te kunnen realiseren. Onderdeel van de wijzigingsbevoegdheid is de verhuizing van Bruil van kavel B naar kavel G (en mogelijk L).
Dit houdt in dat kavel G dan ook aan het geluidgezoneerde industrieterrein wordt toegevoegd en dat kavel B wordt onttrokken aan het geluidgezoneerde industrieterrein. De geluidszone moet dan wederom worden herzien. Dit volgt in een later stadium.
In figuur 5.9 wordt inzicht gegeven in de mogelijke ligging van de grens van het gezoneerde industrieterrein wanneer invulling wordt gegeven aan het hierboven beschreven scenario.
Figuur 5.9: weergave van grens van het gezoneerde industrieterrein bij verhuizing
Bruil
In figuur 5.10 volgt een weergave van de 50 dB(A) etmaalwaardecontour op 5.0 meter hoogte boven het maaiveld in de situatie volgens het scenario met de verplaatsing van Bruil. Voor dit scenario is rekening gehouden met:
- Het akoestisch onderzoek dat onderdeel uitmaakt van de conceptaanvraag van VARO Energy Tankstorages B.V. Dit betreft het akoestisch onderzoek met kenmerk 083701865 B genaamd 'Akoestisch onderzoek VARO Energy Tankstorage B.V. – Terminal Wageningen' van 31 oktober 2018 opgesteld door Arcadis Design & Consultancy.
- DGMR-notitie met kenmerk M.2012.0898.00.N002 van 17 augustus 2012, waarin gekeken is naar de bedrijfsvoering na verhuizing van Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. naar kavel A.
- DGMR-notitie met kenmerk M.2012.0898.00.N002 van 17 augustus 2012, waarin ook is gekeken naar de bedrijfsvoering na verhuizing van de Gemeentekade naar kavel A.
- Het verplaatsen van de vergunde bedrijfsvoering van Havenzuid van kavel B naar Kavel A.
- Het verplaatsen van de vergunde bedrijfsvoering van Bruil van kavel B naar kavel G.
Uit de figuur 5.10 volgt dat de huidige zone (blauwe lijn) in (zuid)westelijke richting wordt overschreden door de berekende 50 dB(A) etmaalwaarde contour (bruine lijn). De berekende contour (bruine lijn) in noordoostelijke richting is kleiner dan de huidige zone (blauwe lijn). In de figuur wordt met een rode lijn (buitenste rode lijn) de ligging van de voorgestelde zonegrens (het zonevoorstel) weergegeven.
Figuur 5.10: ligging 50 dB(A) etmaalwaarde contour volgens scenario verplaatsing Bruil
Toetsing (on)mogelijkheden verplaatsing Bruil
Bij verplaatsing van Bruil is er sprake van een overschrijding van de huidige zone in zuidwestelijke richting. De geluidszone zal dan moeten worden herzien.
Op de gevel van woning Nude 48 is sprake van een geluidsbelasting (Bi) van 56 dB(A) etmaalwaarde Daarmee is sprake van een overschrijding van de vastgestelde MTG waarde van 1 dB. Op de gevel van de sterflat (Alberdaweg 1-191) is sprake van een geluidsbelasting (Bi) van 53 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee is sprake van een overschrijding van de zoneringsgrenswaarde van 3 dB.
Op de beoogde Costerweglocatie bedraagt de optredende geluidsbelasting (Bi) maximaal 50 dB(A) etmaalwaarde.
Uit de toetsing volgt dat verplaatsing niet direct mogelijk is. Nader onderzoek en maatregelen dienen te worden genomen. Verplaatsing is op voorhand wel uitvoerbaar.
5.5.5 Gevolgen planontwikkeling geluid (wegverkeer)
Aanleiding
De gemeente Wageningen is van plan om door middel van een bestemmingsplanwijziging woningbouw op de Costerweglocatie toe te staan. De beoogde woningbouwlocatie is geprojecteerd binnen de vastgestelde geluidszone die ligt rondom het geluidgezoneerde industrieterrein Haven in Wageningen, maar ook binnen de wettelijk geluidszone van een aantal wegen.
Onderdeel van de ruimtelijke procedure is het beoordelen van het milieuaspect geluid als gevolg van wegverkeer. In deze paragraaf wordt de akoestische situatie ten gevolge van wegverkeer en de cumulatie van wegverkeer en industrie op de Costerweglocatie inzichtelijk gemaakt.
Wet geluidhinder
Wegverkeer
Voor de Costerweglocatie geldt een binnenstedelijke situatie. De locatie ligt binnen de wettelijke geluidszones van de Walstraat, de Costerweg, de Troelstraweg, de Achterweg, de Industrieweg, de Nude, de Havenafweg en de Grebbedijk. Al deze wegen zijn 50 km/uur wegen, waarvoor volgens artikel 110g Wet geluidhinder een aftrek van 5 dB kan worden toegepast. De voorkeurswaarde voor nieuwbouw is 48 dB Lden met een maximaal toelaatbare waarde van 63 dB Lden.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft richtlijnen opgesteld voor wegverkeersgeluid. Boven deze waardes kunnen negatieve gezondheidseffecten optreden. De richtlijn voor wegverkeer is weergegeven in : een streefwaarde van 53 dB Lden wordt geadviseerd en voor de nachtperiode 45 dB. Voor het geluid door industrie zijn door de WHO geen richtlijnen opgesteld.
Figuur 5.11: richtlijnen voor wegverkeerslawaai opgesteld door de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
Uitgangspunten
Voor de berekening van de geluidsbelasting zijn de, door de gemeente Wageningen, aangeleverde verkeersgegevens die representatief zijn voor het peiljaar 2018 gebruikt. Deze gegevens betreffen werkdaggemiddelden en zijn in het onderzoeksrapport, zie opgenomen. Op verzoek van de gemeente zijn de etmaalintensiteiten niet omgerekend naar weekdaggemiddelden. Door het toepassen van werkdaggemiddelden zijn de berekende waarden in deze notitie circa 0,2 dB hoger dan als zou zijn uitgegaan van weekdaggemiddelden.
5.5.6 Conclusie
Wegverkeersgeluid
Aan de voorkeurswaarde van 48 dB Lden na aftrek van 5 dB wordt door alle omliggende wegen voldaan, met uitzondering van de Costerweg inclusief de parallelweg. De geluidsbelasting door de Costerweg is maximaal 63 dB na aftrek, waarmee wordt voldaan aan de maximale grenswaarde.
Om aan de richtlijn van de WHO te kunnen voldoen, kan een deel van het plangebied niet worden bebouwd: een afstand van minimaal 25 meter tot aan de parallelweg moet dan worden aangehouden. Deze afstand kan worden verkleind door het wijzigen van het wegdek van klinkers naar asfalt.
Bedrijven en milieuzonering
Aan de zuid- en westzijde bevindt zich een bedrijventerrein met bedrijven tot categorie 2. Hierbij moet er rekening worden gehouden met een richtafstand van 10 meter voor een goede ruimtelijke ordening.
Industrielawaai
Wordt Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. verplaatst naar kavel A en wordt de vergunning aan VARO Energy Tankstorages B.V. zonder verdere geluidsbeperkende maatregelen verleend, dan treedt er een overschrijding op van de zoneringsgrenswaarde van 1 dB ter plaatse van zonebewakingspunt 16 en de Sterflat (Alberdaweg 1-191 oneven). Op de beoogde woningbouwlocatie (Costerweglocatie) blijft sprake van een heersende geluidsbelasting (Bi) van 52 dB(A) etmaalwaarde.
Met het zonevoorstel zoals opgenomen in figuur 5.8 zullen de in de onderstaande tabel opgenomen woningen vanuit bestemmingsplan technisch oogpunt moeten worden voorzien van een hogere waarde. In de tabel wordt boven de 55 dB(A) onderscheid gemaakt in de maximaal toegestane grenswaarden (MTG's) die al zijn vastgesteld binnen de vastgestelde zone en hogere waarden (HW) die nog moeten worden vastgesteld.
Cumulatie Costerweglocatie
Doordat in het zuidelijk deel van het plangebied de voorkeurswaarden worden overschreden door het gezoneerde industrieterrein en het wegverkeer is sprake van relevante blootstelling door verschillende geluidsbronnen (cumulatie). De gecumuleerde geluidsbelasting is maximaal 68 dB waarbij het wegverkeer bepalend is. Door het toepassen van asfalt op de parallelweg van de Costerweg kan deze gecumuleerde waarde worden verminderd.
Vervolgstappen
De gemeente Wageningen zal voor de woningbouw op de Costerweglocatie hogere waarden moeten vaststellen voor het wegverkeer en het geluid vanwege het gezoneerde industrieterrein. Hoe hoog deze waarden zijn is afhankelijk van de invulling van het gebied zelf en een mogelijke bronmaatregel voor de parallelweg Costerweg.
5.6 Luchtkwaliteit
5.6.1 Wet- en regelgeving
De belangrijkste wet- en regelgeving voor het milieuaspect luchtkwaliteit is vastgelegd in 'Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer (Wm). In artikel 5.16, lid 1 van de Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer aannemelijk is dat aan één of meer van onderstaande grondslagen wordt voldaan:
- Er wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden;
- Het besluit leidt (per saldo) niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- Het besluit draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10);
- Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (ook wel NSL genoemd).
Specifieke uitvoeringsregels zijn vastgelegd in besluiten (AMvB's) en ministeriële regelingen. Het gaat daarbij onder meer om het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit gevoelige bestemmingen.
Grenswaarden
In samenhang met Titel 5.2 zijn de (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht vastgelegd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Deze grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen. In onderstaande tabel zijn de grenswaarden weergegeven.
Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) maatgevend. Voor deze stoffen is de kans het grootst dat de bijbehorende grenswaarden worden overschreden. Overschrijding van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 (200 µg/m3) is, in relatie tot wegverkeer, redelijkerwijs uitgesloten. Dergelijke hoge concentraties doen zich niet voor langs wegen en uit metingen over een periode van 10 jaar blijkt dat overschrijding van de uurnorm voor NO2 niet meer aan de orde is.
Net als voor de jaargemiddelde concentratie PM10 is voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5 ook een grenswaarde vastgesteld (25 µg/m3). PM2,5 is een deelverzameling van PM10 en de PM10- en PM2,5-concentraties zijn dan ook sterk aan elkaar gerelateerd. Uitgaande van de huidige kennis over emissies en concentraties van PM2,5 en PM10 kan worden gesteld dat, als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarden voor PM2,5 zal worden voldaan.
Overige luchtverontreinigende stoffen
Voor de overige luchtverontreinigende stoffen, waarvoor grens- of richtwaarden zijn opgenomen in de Wm, zijn de laatste jaren nergens in Nederland overschrijdingen opgetreden van deze waarden en de concentraties vertonen een dalende trend. Dit beeld wordt bevestigd door metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM. Het is dan ook aannemelijk dat een overschrijding van de voor deze (overige) stoffen vastgestelde grens- en richtwaarden, als gevolg van een besluit, redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
5.6.2 Onderzoek
Bedrijven hebben zowel een directe als een indirecte invloed op de luchtkwaliteit in het plangebied en haar omgeving. De directe invloed wordt ondervonden als gevolg van alle bedrijfsactiviteiten (productieprocessen) en alle ondersteunende processen als intern transport en afzuiging. De indirecte invloed wordt veroorzaakt door de verkeersaantrekkende werking van de bedrijven die van invloed is op het totaal aantal motorvoertuigbewegingen op de omliggende wegen (zowel personenvervoer als de aan- en afvoer van goederen). In dit luchtkwaliteit-onderzoek zijn zowel de directe als de indirecte effecten van de bedrijven op de concentraties luchtverontreinigende stoffen onderzocht, in beeld gebracht en beoordeeld. Het onderzoek is als Bijlage 10 opgenomen van dit bestemmingsplan.
Achtergrondconcentratie en lokale bronnen
De huidige luchtkwaliteit (achtergrondconcentratie) wordt bepaald door lokale bronnen en aanvoer van luchtverontreinigende stoffen van elders. Lokale bronnen zijn met name de N225 en daarnaast, lokale wegen en lokale niet bedrijven. Figuur 7.2 geven de achtergrondconcentraties voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) voor de huidige situatie en de verwachte toekomstige situatie zoals jaarlijks voor heel Nederland door het RIVM bepaald.
Het RIVM geeft voor de huidige situatie (2019) de volgende achtergrondconcentraties.
- Stikstofdioxide: 13,8 tot 16,3 ug/m3;
- Fijn stof: 18,7 tot 19,0 ug/m3;
- Zeer fijn stof: 11,4 tot 11,6 ug/m3.
De achtergrondconcentraties liggen daarmee (ver) beneden de wettelijke normen. Autonoom neemt de achtergrondconcentratie af door landelijke generieke maatregelen (schonere auto's, schonere industrie, schonere landbouwsector).
Het RIVM verwacht voor 2029 de volgende achtergrondconcentraties:
- Stikstofdioxide: 9,1 tot 10,8 ug/m3;
- Fijn stof: 15,6 tot 15,9 ug/m3;
- Zeer fijn stof: 8,8 tot 9,0 ug/m3.
Effectbeschrijving
Als gevolg van de herontwikkeling van de Wageningse haven neemt de uitstoot van verontreinigende stoffen toe. Dit kan gevolgen hebben voor de gezondheid van mensen in de omgeving van het plangebied.
Tabel: concentratie fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2)
De concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in en rondom het plangebied zijn laag en voldoen overal aan de wettelijke normen en de WHO (World Health Organisation) normen.
5.6.3 Conclusie
In het kader van de ruimtelijke planprocedure voor het bestemmingsplangebied Haven Wageningen, is een onderzoek uitgevoerd naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarbij zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) uitgerekend op een groot aantal maatgevende beoordelingspunten in en rond het plangebied. Er is geen sprake van wezenlijke cumulatie van effecten met andere (autonome) ontwikkelingen in het gebied.
Op basis van onderhavig luchtkwaliteitonderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle in het onderzoek opgenomen beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming. Omdat op alle beoordelingspunten ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden kan eveneens worden geconcludeerd dat sprake is van een “goede ruimtelijke ordening”.
5.7 Natuurtoets
5.7.1 Aanleiding onderzoek
Het doel van de Natuurtoets is het opsporen van strijdigheden van het voorgenomen plan met de beschermde soorten en beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland; NNN) en het bepalen of het plan uitvoervaar is. De natuurtoets is als Bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting.
De vragen of de uitvoering van de gewenste herinrichting van de haven van de gemeente Wageningen en de woningbouwontwikkeling aan de Costerweg een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing of vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig is en zo ja, of deze ontheffing of vergunning kan worden verleend, komt in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wet natuurbescherming.
Echter, deze vragen zijn ook relevant voor het voorliggende bestemmingsplan omdat in deze Natuurtoets wordt beoordeeld of ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan het op voorhand in redelijkheid duidelijk is dat de Wet natuurbescherming niet de uitvoerbaarheid van het plan in de weg zal staan. Het bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld nadat uit een Natuurtoets duidelijk is geworden of voor de activiteiten die volgen uit deze vaststelling de mogelijkheid bestaat tot het verkrijgen van een ontheffing of vergunning.
De volgende onderzoeksvragen zijn van toepassing:
- Welke in het kader van de Wnb beschermde soorten (en/of vaste rust- en verblijfplaatsen) komen voor in het beïnvloedingsgebied van het plan?
- Vinden er als gevolg van de ontwikkeling die mogelijk gemaakt worden door het plan effecten plaats op deze soorten en worden daarbij verbodsbepalingen overtreden?
- Is het plan uitvoerbaar en zijn, zo nodig, aanvullende voorwaarden in het plan aan de orde?
- Komen in de beïnvloedingszone van het plangebied beschermde natuurgebieden voor? Zo ja, welke zijn dit en wat zijn de gevolgen hierop?
- Dienen vervolgstappen in de vorm van een compensatieplan opgesteld te worden of zijn andere vervolgstappen aan de orde?
Wettelijk kader
De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.
Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.
In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:
- 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
- 2. soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit Verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn;
- 3. 'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').
5.7.2 Toetsing
Voor de uitkomsten en bevindingen uit het bureau- en veldonderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als Bijlage 4 onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan.
Conclusies: Beschermde gebieden
In het plangebied is geen GNN-gebied (Gelders natuurnetwerk) of Natura 2000-gebied aanwezig. Er komen beschermde gebieden voor binnen de invloedsfeer van het plangebied. Binnen de invloedsfeer van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied de 'Rijntakken' en GNN gebied (natuurbeheertype N12.02: Kruiden- en faunarijk grasland). Er is daarom noodzaak voor vervolgstappen of een uitgebreidere toetsing aan Natura 2000. Parallel aan deze toetsing wordt een voortoets uitgevoerd door Anteagroup. Het plan kan bijdragen aan de stikstofdepositie op het nabij gelegen Natura 2000-gebied. Het genoemde Natura 2000-gebied is stikstofgevoelig. Negatieve effecten kunnen daarom niet worden uitgesloten. Effecten op GNN zijn uitgesloten, omdat de provincie Gelderland niet werkt met externe werking en de toekomstige situatie verbeterd voor omliggende GNN-gebieden.
Het Natura 2000-gebied de 'Rijntakken' bestaat ter hoogte van het plangebied uit de Neder-Rijn een weinig dynamische gestuwde tak van de Rijn met relatief hooggelegen uiterwaarden.
De uiterwaarden van de Neder-Rijn vormen een belangrijk broedgebied voor vogels van ruige graslanden, zoals de Kwartelkoning en het Porseleinhoen. Lokaal vinden we kolonies van oeverzwaluwen in steile wanden van zandwinplassen. Buiten de broedtijd maken redelijke aantallen watervogels gebruik van de, al dan niet overstroomde, graslanden en de plassen. Grotere waterplassen doen dienst als rustplaats voor ganzen en eenden. Kolgans, Grauwe gans en Smient komen het meest voor. De voorheen talrijke Tafeleend is sterk in aantal afgenomen.
Tabel 5.1. Overzicht conclusies en vervolgstappen gebiedsbescherming.
Natura 2000 | NNN | |
Aanwezig binnen de invloedssfeer? | Ja | Nee |
Effecten? | Mogelijk | Nee |
Vereiste vervolgstappen aan de orde? | Voortoets Natura2000, deze wordt parallel aan de natuurtoets uitgevoerd. | Nee |
Is het plan uitvoerbaar in het kader van de gebiedsbescherming? | Onduidelijk | Ja |
Conclusies: Beschermde soorten
De conclusies en adviezen over beschermde soorten zijn opgedeeld in de drie plangebieden (gebied 1 t/m 3).
Gebied 1 Braakliggend terrein (Costerweg)
Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:
- Algemene broedvogels (zeer waarschijnlijk nestplaatsen);
- Amfibieën – rugstreeppad.
In Tabel 5.2. is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.
Tabel 5.2: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming van het braakliggend terrein aan de Costerweg (plangebied 1).
Soort (groep) | Essentieel leefgebied in plangebied? | Is er sprake van een overtreding? | Is een ontheffing noodzakelijk | Vervolgstappen |
Algemeen voorkomende broedvogels | Mogelijk | Nee, wanneer in gebruik zijnde nesten niet worden aangetast of verstoord. | Nee, mits zorgvuldig wordt omgegaan met nesten broedvogels. | Voorkomen dat vogels gaan broeden of werken buiten het broedseizoen. |
Rugstreeppad | Nog onduidelijk | Ja, wanneer rugstreeppadden zich tijdens de werkzaamheden in het plangebied bevinden. | Ja, wanneer rugstreeppadden een leefgebied hebben binnen het plangebied. | Ja, Nader onderzoek (conform Kennisdocument Rugstreeppad) bezoeken in periode mei – juli. |
Gebied 2 Bedrijventerrein Bruil
Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:
- Vogels met een jaarrond beschermd nest - huismus;
- Algemene broedvogels (zeer waarschijnlijk nestplaatsen);
- Zoogdieren - vleermuizen;
- Amfibieën – rugstreeppad.
In Tabel 5.3. is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.
Tabel 5.3: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming voor het bedrijventerrein Bruil (plangebied 2).
Soort (groep) | Essentieel leefgebied in plangebied? | Is er sprake van een overtreding? | Is een ontheffing noodzakelijk | Vervolgstappen |
Vogels met een jaarrond beschermd nest Huismus | Ja, zes paren (wellicht meer) aanwezig ten tijde van het terreinbezoek in de woning aan de Pabstsendam. | Ja, door aanwezigheid verblijfplaatsen | Ja | Nader onderzoek volgens het Kennisdocument Huismus. Bezoeken in de periode april –mei. |
Algemeen voorkomende broedvogels | Mogelijk, juveniele zwarte roodstaart en boerenzwaluw waargenomen. | Nee, wanneer in gebruik zijnde nesten niet worden aangetast of verstoord. | Nee, mits zorgvuldig wordt omgegaan met nesten broedvogels. | Voorkomen dat vogels gaan broeden of werken buiten het broedseizoen. |
Rugstreeppad | Nee | Nee, wanneer rugstreeppadden zich tijdens de werkzaamheden niet in het plangebied bevinden. | Nee, wanneer rugstreeppadden niet aanwezig zijn tijdens de werkzaamheden. | Voorkomen van opengesteld braakliggend terrein. Werkterrein afzetten met amfibie werend scherm. |
Vleermuizen | Nog onduidelijk. Mogelijk verblijfplaatsen in de woning aan de Pabstsendam. | Ja, bij sloop woning en aanwezigheid verblijfplaatsen. | Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen. | Nader onderzoek volgens het vleermuisprotocol 2017. Dit komt neer op een aantal bezoeken in de periode mei – augustus en een aantal bezoeken in augustus – september. |
Gebied 3 Westelijk deel (Grebbedijk)
Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:
- Vogels met een jaarrond beschermd nest;
- Algemene broedvogels (zeer waarschijnlijk nestplaatsen);
- Zoogdieren – marterachtigen en vleermuizen.
In Tabel 5.4. is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.
Tabel 5.4: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming voor het westelijke deel aan de Grebbedijk (plangebied 3).
Soort (groep) | Essentieel leefgebied in plangebied? | Is er sprake van een overtreding? | Is een ontheffing noodzakelijk | Vervolgstappen |
Vogels met een jaarrond beschermd nest Huismus Steenuil | Nog onduidelijk Plangebied is geschikt voor huismus en steenuil. | Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen. | Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen. | Nader onderzoek volgens het Kennisdocument Huismus (periode april – mei) Steenuil (periode februari – april). |
Algemeen voorkomende broedvogels | Zeer waarschijnlijk | Nee, wanneer in gebruik zijnde nesten niet worden aangetast of verstoord. | Nee, mits zorgvuldig wordt omgegaan met nesten broedvogels. | Voorkomen dat vogels gaan broeden of werken buiten het broedseizoen. |
Marterachtigen Boommarter Steenmarter | Nog onduidelijk | Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen. | Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen. | Nader onderzoek Dit komt neer op het plaatsen van jigglers en wildcamera's in de periode maart – augustus. |
Vleermuizen | Mogelijk in bebouwing en bomen. | Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen. | Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen. | Nader onderzoek volgens het vleermuisprotocol 2017. Dit komt neer op een aantal bezoeken in de periode mei – augustus en een aantal bezoeken in augustus – september. |
Zorgplicht
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. In het tekstkader in Bijlage 1 staat het wetsartikel uitgeschreven. De zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. De initiatiefnemer/uitvoerder is verantwoordelijk voor een adequate naleving van de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
Boomkap
Voor de kap van bomen in de plangebieden dient een kapvergunning te worden aangevraagd bij de gemeentelijke APV. De plangebieden vallen binnen de bebouwde kom houtopstanden.
5.8 Verkeer
Het project zal voor de meeste bedrijvigheid de mogelijkheid bieden om 10 % uit te breiden. Voor AgruniekRijnvallei is deze uitbreiding al specifieker bekend; de daadwerkelijk voorziene uitbreiding wordt daarom meegenomen, aangezien deze op dit moment door het bedrijf wordt voorbereid. Daarnaast is sprake van opvulling van braakliggende terreinen langs de Costerweg met woningbouw. Ook is voor de beoogde situatie ervan uitgegaan dat op de nog niet ingevulde delen van het bedrijventerrein categorie 4 bedrijven worden gerealiseerd. Het verkeer is gemodelleerd tot op een afstand van 5 km van het plangebied. Ook de verkeersgeneratie van de locatie Costerweg 5 is meegenomen.
5.8.1 Verkeersintensiteiten en scheepvaart (algemeen)
Emissies ten gevolge van wegverkeer zijn meegenomen op de relevante wegvakken waarop wegverkeer zeker is toe te kennen aan het plangebied (verkeerscijfers Goudappel Coffeng d.d. 19 mei 2014). De beschouwde wegvakken zijn:
- Rijnhaven tussen Grebbedijk en Nudepark
- Grebbedijk tussen Verbindingsweg Nude en Jachthaven
- Grebbedijk tussen Nude en Grebbedijk
- Grebbedijk tussen Pabstsendam en Rijnhaven
- Pabstsendam tussen Grebbedijk en Aan de Rijn
- Havenafweg tussen Grebbedijk en Nude
Om ook inzicht te hebben in het effect van de verkeerstoename ten gevolge van het plan is het verkeer gemodelleerd tot 5 kilometer vanaf het plangebied.
Om het effect van de verkeerstoename te bepalen wordt zowel de toename door het autonome verkeer als de toename door de groei op het bedrijventerrein toegekend aan dit project, hoewel hierbij ook groei veroorzaakt door ontwikkelingen buiten Wageningen Haven is inbegrepen. Dit is een worst case aanname. In tabel 5.5 en 5.6 zijn de verkeersintensiteiten opgenomen.
Tabel 5.5: Verkeersintensiteiten referentiesituatie | |||||
Locatie | Straatnaam | Tussen | Licht (mvt/etmaal) | Middelzwaar (mvt/etmaal | Zwaar (mvt/etmaal) |
Rijnhaven | Grebbedijk-Nudepark | 697 | 284 | 310 | |
Grebbedijk | Verbindingsweg Nude-Jachthaven | 1738 | 286 | 357 | |
Grebbedijk | Nude -Grebbedijk | 208 | 28 | 15 | |
Grebbedijk | Pabstendam - Rijnhaven | 1775 | 143 | 123 | |
Pabstendam | Grebbedijk -Aan de Rijn | 311 | 34 | 72 | |
Havenafweg/Costerweg | Grebbedijk –Lawickse Allee | 2080 | 0 | 0 | |
Richting A15 | Nude - A15 | 418 | 171 | 186 | |
Lawickse Allee | Nude -Diedenweg | 279 | 114 | 124 | |
N225 | Diedenweg -A50 | 140 | 57 | 62 | |
N781 | N225 – A12 | 140 | 57 | 62 | |
Tabel 5.6: Verkeersintensiteiten beoogde situatie | |||||
Locatie | Straatnaam | Tussen | Licht (mvt/etmaal) | Middelzwaar (mvt/etmaal | Zwaar (mvt/etmaal) |
Rijnhaven | Grebbedijk-Nudepark | 750 | 360 | 390 | |
Grebbedijk | Verbindingsweg Nude-Jachthaven | 1862 | 346 | 453 | |
Grebbedijk | Nude -Grebbedijk | 227 | 27 | 17 | |
Grebbedijk | Pabstendam - Rijnhaven | 1884 | 154 | 132 | |
Pabstendam | Grebbedijk -Aan de Rijn | 332 | 42 | 88 | |
Havenafweg/Costerweg | Grebbedijk –Lawickse Allee | 2230 | 0 | 0 | |
Richting A15 | Nude - A15 | 450 | 216 | 234 | |
Lawickse Allee | Nude -Diedenweg | 300 | 144 | 156 | |
N225 | Diedenweg -A50 | 150 | 72 | 78 | |
N781 | N225 – A12 | 150 | 72 | 78 |
De verkeersintensiteiten in het onderzoek worden meegenomen in combinatie met de emissiefactoren uit 2016. Deze verkeersintensiteiten betreffen de openbare wegen; voor bedrijven met een verkeersaantrekkende werking zijn rijlijnen gemodelleerd van het bedrijf tot aan de hierboven meegenomen wegen. Voor het gedeelte op het terrein van een inrichting wordt uitgegaan van het wegtype buitenweg met stagnerend verkeer (100 %), buiten het terrein wordt eveneens uitgegaan van het wegtype buitenweg.
De in de feitelijke en plansituatie voorkomende scheepvaart wordt nader uitgewerkt per onderdeel van het plan in de navolgende paragrafen. Voor schepen is het geschatte laadvermogen per schip 1.000 ton (aangeleverd door de havenmeester). We gaan daarom uit van CEMT klasse IV, wat in AERIUS Calculator overeen komt met klasse C2l. De ligtijd van schepen aan de kade wordt ingeschat op acht uur. We nemen aan dat de helft van de schepen beladen is. De binnenvaartschepen zijn gemodelleerd tot 500 m op de Nederrijn. Een verdeling van 50 % in beide richtingen is aangehouden. Na 500 m wordt een binnenvaartschip verondersteld te zijn opgenomen in het heersend vaarbeeld. Indien wort afgeweken van bovenstaande wordt dit bij het betreffende onderdeel vermeld.
5.8.2 Verkeer en scheepvaart Agruniek Rijnvallei
De gegevens van AgruniekRijnvallei zijn overgenomen uit de het onderzoek stikstofdepositie AgruniekRijnvallei Wageningen, wat door Witteveen en Bos is uitgevoerd in het kader van de vergunningaanvraag.
Binnenvaartschepen
De binnenvaartschepen die AgruniekRijnvallei aandoen hebben een gemiddelde belading van 660 ton. Het scheepstype komt overeen met de klasse BO4 (laadvermogen 801-1250 ton) bij een ladingspercentage van 65%. Voor de ligtijd van de schepen aan de kade wordt twee uur aangehouden.
In tabel 5.7 is het aantal scheepvaartbewegingen voor de referentiesituatie en de beoogde situatie weergegeven.
Tabel 5.7: scheepvaartbewegingen | ||
Referentiesituatie | Beoogde situatie | |
Binnenvaartschepen per jaar | 1.629 | 2.458 |
Binnenvaartschepen (aantal/etmaal) | 4 | 7 |
Vaarbewegingen heen (aantal/etmaal) | 4 | 7 |
Vaarbewegingen terug (aantal/etmaal) | 4 | 7 |
Vervoersbewegingen
De NOx-emissie voor vrachtwagens wordt berekend aan de hand van de afgelegde route. Voor de vrachtwagens zijn vier hoofdroutes over het terrein van AgruniekRijnvallei zie figuur 5.11:
- laden Rijnhaven;
- laden aan de Silo's bouw;
- laden aan de Grebbedijk;
- laden aan de Mengvoederfabriek.
In tabel 5.8 zijn de vrachtwagenbewegingen per route weergegeven.
Figuur 5.11 Routes vrachtwagens | ||
Tabel 5.8 Vrachtwagenbewegingen | ||
Referentiesituatie | Beoogde situatie | |
Vrachtwagens per jaar | 47.546 | 87.358 |
Vrachtwagens (mvt/etmaal) | 130 | 239 |
Route Rijnhaven (30%) (mvt/etmaal) | 39 | 72 |
Route Silo's bouw (20%) (mvt/etmaal) | 26 | 48 |
Route Grebbedijk (30%) (mvt/etmaal) | 39 | 72 |
Route Mengvoederfabriek (20%) (mvt/etmaal) | 26 | 48 |
5.8.3 Verkeersverwachting 't Stek
De locatie 't Stek is momenteel een braakliggend bedrijventerrein. Volgens het bestemmingsplan is het mogelijk dat een type categorie 4 bedrijf zich hier vestigt. In de beoogde situatie is er vanuit gegaan dat op dit terrein een categorie 4 bedrijf wordt gerealiseerd. Zodoende zijn de standaard emissiekentallen voor industriële emissies en verkeersgeneratiehttp://kennisbank.crow.nl/KennisModule voor een gemengd bedrijventerrein gehanteerd in de modellering.
Ten aanzien van het aantal scheepvaarbewegingen van en naar deze locatie is ingeschat dat dit vergelijkbaar is met het aantal scheepvaartbewegingen bij andere bedrijven als EBC en van Leusden. Voor locatie 't Stek is dan ook hetzelfde aantal schepen gehanteerd dan als bij EBC en van Leusden (opgehoogd met 10%). Voor de schepen is geen ligtijd meegenomen, omdat de emissies hiervan al zijn meegenomen in het emissiekental voor categorie 4 bedrijven.
In tabel 5.9 is de verkeersgeneratie weergegeven.
Tabel 5.9: Verkeersgeneratie 't Stek beoogde situatie | ||
Licht | Middelzwaar | zwaar |
192 | 21 | 30 |
Figuur 5.12: Ligging 't Stek
5.8.4 Terrein tussen Argos en AgruniekRijnvallei
Het terrein tussen Argos en AgruniekRijnvallei is momenteel braakliggend. Volgens het bestemmingsplan is het mogelijk dat een type categorie 4 bedrijf zich hier vestigt. In de beoogde situatie is er vanuit gegaan dat op dit terrein een categorie 4 wordt gerealiseerd. Zodoende zijn de standaard emissiekentallen voor industriële emissies en verkeersgeneratiehttp://kennisbank.crow.nl/KennisModule voor een gemengd bedrijventerrein gehanteerd in de modellering. In tabel 5.10 is de verkeersgeneratie weergegeven.
Ten aanzien van het aantal scheepvaarbewegingen van en naar deze locatie is ingeschat dat dit vergelijkbaar is met het aantal scheepvaartbewegingen bij andere bedrijven als EBC en van Leusden. Voor locatie 't Stek is dan ook hetzelfde aantal schepen gehanteerd dan als bij EBC en van Leusden (opgehoogd met 10%). Voor de schepen is geen ligtijd meegenomen, omdat de emissies hiervan al zijn meegenomen in het emissiekental voor categorie 4 bedrijven.
Tabel 5.10: Verkeersgeneratie voor het terrein tussen Argos en AgruniekRijnvallei beoogde situatie | ||
Licht | middelzwaar | zwaar |
77 | 9 | 12 |
Figuur 5.13: Ligging van het terrein tussen Argos en AgruniekRijnvallei
5.8.5 Argos (Varo Energy Terminal Wageningen)
Deze paragraaf bevat de uitgangspunten voor de emissieberekening van Argos, voorheen North Sea Group (NSG). Argos is een op- en overslag bedrijf. De emissies van Argos in de referentiesituatie bestaan uit emissies van vrachtverkeer en van schepen. Argos heeft aantallen schepen en tankauto's aangeleverd voor de feitelijke situatie (2014). Het gaat om jaarlijks 23.500 tankauto's en 470 schepen.
Voor een categorie 4 bedrijf heeft Argos relatief lage emissies. Volgens het bestemmingsplan is het mogelijk dat een ander type categorie 4 bedrijf met hogere emissies zich hier vestigt. Om deze reden is voor de beoogde situatie uitgegaan van standaard emissiekentallen voor industriële emissies en verkeersgeneratie. Het aantal schepen is opgehoogd met 10% ten opzichte van de referentiesituatie. Voor de schepen is geen ligtijd meegenomen, omdat de emissies hiervan al zijn meegenomen in het emissiekental voor categorie 4 bedrijven. In tabel 5.11 is de verkeersgeneratie weergegeven.
Tabel 5.11: Verkeersgeneratie Argos beoogde situatie | ||
Licht | middelzwaar | zwaar |
167 | 18 | 141 |
5.8.6 EBC
De bijdrage van EBC wordt meegenomen in de berekeningen op basis van de volgende gegevens:
- Voor de referentiesituatie zijn de emissies uit het luchtkwaliteitonderzoek uit 2011, bij een capaciteit van 220.000 ton, gehanteerd. Deze vergunning is echter niet verleend. Zodoende zijn deze emissies geschaald naar de vergunde capaciteit van 112.000 ton.
- De emissie van de bewegingen van voertuigen op het terrein is meegenomen op basis van het luchtkwaliteitonderzoek, aangezien sprake is van afwijkende laad- en lostijden per product. Daarnaast is rekening gehouden met 417 schepen per jaar en 490 vrachtwagens en 30 personenauto's per dag buiten het terrein De schepen hebben conform het luchtkwaliteitonderzoek een lostijd van 10 uur.
- Voor de beoogde situatie zijn dezelfde gegevens gehanteerd als voor de referentiesituatie.
5.8.7 Costerweg
De ontwikkeling van de locatie aan de Costerweg genereerd ook extra verkeer.
Figuur 5.14: Ligging Costerweg 5
Door de gewenste invulling met woningbouw en voorzieningen in de plint op de begane grond is de verkeersgeneratie opgesteld. De verkeersgeneratie is bepaald op basis van kentallen van het CROW http://kennisbank.crow.nl/KennisModule. Voor de appartementen is uitgegaan van een matig stedelijk gebied, schil centrum en koop etage midden. De verkeersgeneratie van de 175 appartementen bedraagt dan 175 x 5,4 = 945 mvt/etmaal. Voor de voorzieningen is uitgegaan van een matig stedelijk gebied, schil centrum en een winkelboulevard. De verkeersgeneratie voor 7.000 m2 voorzieningen bedraagt 1.369 mvt/etmaal. De gezamenlijke verkeersgeneratie bedraagt 2.314 mvt/etmaal licht verkeer. In onderstaande figuur is weergegeven hoe dit verkeer zich verdeelt over de wegen.
Figuur 5.15: Procentuele verdeling verkeer over de wegen in Wageningen door de Costerweg
5.8.8 Conclusie
Bovenstaande verkeersgeneratie per locatie is meegenomen in de berekeningen ten aanzien van de stikstofdepositie waarbij de uitstoot van het extra verkeer als bron is meegenomen. De reservering in het kader van de programmatische aanpak stikstofdepositie (PAS) zoals ingediend bij de provincie Gelderland bevat deze verkeersontwikkeling.
Dezelfde informatie is ook meegenomen in de overige uitgevoerde onderzoeken waar verkeer een rol speelt zoals het akoestisch onderzoek en de beschouwing van de luchtkwaliteit.
5.9 Voortoets Natura 2000
5.9.1 Aanleiding onderzoek
Het doel van deze toets is inzicht te geven of de voorgenomen activiteiten (mogelijk) leiden tot een (significant) negatief effect op het Natura 2000-gebied de 'Rijntakken' en/of overige Natura 2000-gebieden. De toets zet de effecten naast de gevoeligheden (verbonden aan de natuurwaarden) van het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' en beoordeelt of er sprake is van mogelijk (significant) negatieve gevolgen en vervolgstappen.
De Voortoets is gericht op het in beeld brengen van de effecten van de bouwfase en de gebruiksfase van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt op de beschermde habitattypen en soorten in het Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Dit gebeurt aan de hand van een beschrijving van de huidige situatie, de voorgenomen activiteiten, de afbakening van de mogelijke storingsfactoren en het invloedsgebied, de beschikbare ecologische gegevens, besluiten en de aanwijzingsbesluiten tot Natura 2000-gebied.
Op basis van beschikbare kennis en inzichten worden de mogelijke effecten beschreven die de activiteiten hebben en wordt getoetst aan de instandhoudingsdoelen van de kwalificerende habitattypen en soorten (effectenbeoordeling). De referentiesituatie is de huidig, feitelijk, legale situatie, dus alles wat nog niet gerealiseerd is. Dit geschiedt aan de hand van verschillende criteria die bij de effectbeoordeling een rol spelen, zoals verstoringsafstand, staat van instandhouding van de soort, soort specifiek gedrag (foerageren, rusten, e.d.) en verspreidingsgegevens van de relevante soorten nabij de locaties. De Voortoets is als Bijlage 5 opgenomen bij dit bestemmingsplan.
5.9.2 Conclusie
Gemeente Wageningen is voornemens om het havengebied in Wageningen her in te richten. Het gaat deels om een buitendijkse ontwikkeling, waarbij een aantal functies in de haven verplaatst wordt en op termijn de wens is dat hier natuur voor terugkomt. Verder wordt er binnendijks woningbouw gerealiseerd. Het voornemen is aangemeld voor de Crisis- en herstelwet.
Gezien de ligging van het plangebied direct nabij het Natura 2000-gebied Rijntakken, is voorliggende Voortoets opgesteld. Onderzocht is of het voornemen (mogelijk) negatieve effecten heeft op de voor het Natura 2000-gebied aangewezen natuurwaarden met instandhoudingsdoelstellingen. In voorliggende Voortoets is een afbakening gemaakt van de relevante storingsfactoren die kunnen optreden en is onderzocht of er in de nabijheid van het plangebied (binnen de invloedssfeer) sprake is van essentieel leefgebied voor de aangewezen natuurwaarden met instandhoudingsdoelstellingen.
Uit de effect-ingreep analyse van voorliggende toetsing is gebleken dat met name de verwachte geluidstoename door industrie en verkeer, gedurende de periode waarbinnen de Crisis- en herstelwet van toepassing is, potentieel kan resulteren in negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen vogelsoorten van het Natura 2000-gebied. Op voorhand en met de huidig beschikbare informatie is het uitsluiten van significant negatieve effecten als gevolg van een dergelijke geluidstoename op de aangewezen natuurwaarden niet mogelijk.
Een nadere uitwerking in de vorm van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming is noodzakelijk. Voor een gedegen toetsing is inzicht nodig in de toekomstige geluidscontour en is duidelijkheid gewenst van de verdeling van natuurwaarden in de omgeving van het plangebied. Nagegaan zal worden in hoeverre de instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende soorten beïnvloed worden door het voornemen.
Een cumulatieonderzoek vormt geen onderdeel van deze Voortoets. Bij het opstellen van de passende beoordeling dient een dergelijk onderzoek wel uitgevoerd worden indien er geen sprake is van significant negatieve effecten.
5.10 Water
5.10.1 Wet- en regelgeving
5.10.2 Onderzoek
In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn 3 ontwikkelingen van elkaar te onderscheiden die gevolgen kunnen hebben voor de waterhuishouding:
- 1. Het gebied aan de Costerweg wordt ontwikkeld tot woongebied;
- 2. Het bedrijventerrein aan de zuidzijde van de haven wordt verwijderd en hiervoor komt een recreatiegebied in de plaats;
- 3. Het bedrijventerrein aan de noordzijde van de haven wordt uitgebreid, hierbij wordt een deel van het oppervlaktewater gedempt.
Deze locaties zijn beschreven in de watertoets, zie Bijlage 6. In deze paragraaf worden de bevindingen samengevat.
Ad.1. Woongebied Costerweg
Een deel van het plangebied is aangewezen voor nieuwbouw van woningen. In 2015 is de bestaande bebouwing (zie figuur 5.16) van dit deel van het plangebied gesloopt. Sindsdien bestaat gebied braakliggend terrein. Het oppervlak van het uitgeefbaar terrein is circa 22.000 m2, waarvan in de situatie vóór 2015 83% verhard oppervlak aanwezig was.
De gemeente Wageningen is voornemens dit terrein uit te geven voor woningbouw aan een projectontwikkelaar. Hierbij is rekening gehouden met 175 woningen en 7.000 m2 aan (semi-) commerciële ruimte.
Figuur 5.16: Locatie ontwikkeling 1: Nieuwbouw locatie Costerweg (rood), incl.
originele bebouwing en plangebied (blauw) (bron: GoogleMaps)
Ad.2. Bedrijventerrein zuidoostzijde plangebied
In figuur 5.17 is de locatie weergegeven waar zich momenteel een bedrijventerrein bevindt. De gemeente Wageningen is (afhankelijk van de voorkeursvariant van de versterkingsopgave Grebbedijk) voornemens om het bedrijventerrein deels op te heffen en daarvoor in de plaats recreatieve functies mogelijk te maken. De exacte invulling van het gebied is nog onbekend.
Dit deel van het plangebied is circa 30.000 m2 en er is uitgegaan van volledig verhard terrein, wat in de toekomstige situatie grotendeels onverhard wordt.
Figuur 5.17: Locatie ontwikkeling 2: Verwijderen bedrijventerrein (rood) en het plangebied (blauw) (LuchtfotoNL 2017 © CycloMedia Technology B.V.)
Ad.3. Uitbreiding bedrijventerrein noordwesten
In figuur 5.18 is de locatie weergegeven waar de gemeente Wageningen voornemens is om twee terreinen te (her)ontwikkelen, deze zijn in het vervolg onderscheiden door bedrijfslocatie 't Stek en bedrijfslocatie Taats.
Figuur 5.18: Locatie ontwikkeling 3: Ontwikkelen bedrijventerrein (rood) en het plangebied (blauw) (LuchtfotoNL 2017 © CycloMedia Technology B.V.)
Bedrijfslocatie 't Stek heeft een totale oppervlakte van 7.642 m2. In de huidige situatie is het gehele terrein onverhard. In de toekomst wordt uitgegaan van een verhard terrein van maximaal 50%, wat neerkomt op 3.821 m2.
Bedrijfslocatie Taats heeft een totale oppervlakte van circa 6.800 m2, waarvan 2.077 m2 uit water bestaat wat in de toekomstige situatie gedempt gaat worden. 1.900 m2 is onverhard.
Tabel 5.12: Overzicht oppervlaktes bedrijventerreinen voor huidige en toekomstige situatie
Oppervlak in m2 | Huidige situatie Bedrijfslocatie 't Stek | Toekomstige situatie Bedrijfslocatie 't Stek | Huidige situatie Bedrijfslocatie Taats | Toekomstige situatie Bedrijfslocatie Taats |
Totaal oppervlak | 7.642 | 7.642 | 6.800 | 6.800 |
Onverhard | 7.642 | 3.821 | 1.900 | Verdeling onbekend |
Water | 0 | 0 | 2.077 | 0 |
Verhard | 0 | 3.821 | 2.823 | Verdeling onbekend |
5.10.3 Versterkingsopgave Grebbedijk
De Grebbedijk heeft een hoge prioriteit in het Hoogwaterbeschermingsprogramma om de dijk te versterken. Momenteel wordt er gewerkt aan plannen om de dijk te versterken en veilig te maken. Deze plannen raken het plangebied van het bestemmingsplan Haven-Costerweg. Het is nog niet bekend wanneer de ontwikkeling uitgevoerd gaat worden. Een indicatie van de keuzemomenten in het project rond de Grebbedijk is te vinden op de website van gemeente Wageningen (bron: www.wageningen.nl, In gesprek met gemeenteraad over Grebbedijk, 07-06-2018):
- Zes mogelijke varianten in april 2018;
- Drie mogelijke varianten in januari 2019;
- Voorkeursvariant voorjaar 2020.
Op moment van schrijven (6-9-2018) zijn er drie concept varianten bekend die uitgewerkt worden (https://grebbedijk.com/het-project/drie-kansrijke-alternatieven). Deze varianten zijn:
- De smalle Grebbedijk;
- De brede Grebbedijk;
- De integrale Grebbedijk.
Invloed op ontwikkelingen Haven en Costerweg
Ontwikkeling 1: Woningbouw Costerweg ondervindt geen invloed van de Grebbedijk.
Ontwikkeling 2 en 3 is niet afhankelijk van de keuze van de voorkeursvariant van het Grebbedijk-project. Een mogelijke bedrijfsverplaatsing wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in voorliggend bestemmingsplan Haven-Costerweg.
In deze watertoets zijn de effecten van ontwikkeling 2 en 3 beschreven. De plannen voor de Grebbedijk worden niet in voorliggend bestemmingsplan meegenomen.
5.10.4 Conclusie
Effecten bij ontwikkeling Woongebied Costerweg
Verhard oppervlak – ontwikkeling 1
Bij de ontwikkeling zal het terrein (deels) verhard worden. De ontwikkeling betreft echter een afname van de verharding ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Voor een toename aan verhard oppervlak heeft het waterschap normaliter de regel dat van dit oppervlak 60 mm geborgen dient te worden in het plangebied. Het waterschap heeft echter geen concrete regels over het wel of niet meenemen van vroegere bebouwing bij braakliggend terrein. Uiteindelijk hebben het waterschap en de gemeente belang bij een goed functionerend watersysteem, waarbij het water niet versneld tot afvoer komt, maar vastgehouden wordt. Het waterschap en de gemeente willen daarom samen in een vroeg stadium betrokken worden bij de uitwerking van het waterstructuurplan van deze ontwikkeling. De gemeente en het waterschap hebben de wens dat het hemelwater van het plangebied afwatert richting de stadsgracht ten oosten van het plangebied, maar dat het water eerst vastgehouden wordt in het plangebied.
Uiteindelijk geldt dat het uitwerkingsplan een positief advies dient te hebben van het bevoegd gezag ten aanzien van de waterhuishouding en waterberging.
Ook wil het waterschap de aanleg van groene daken stimuleren, hierdoor is het mogelijk om het oppervlak van groene daken te rekenen als onverhard oppervlak in plaats van verhard oppervlak.
Riolering en hemelwater – ontwikkeling 1
De nieuw aan te leggen riolering dient een gescheiden stelsel te worden. De gemeente heeft aangegeven dat het mogelijk is om de ca. 175 woningen het vuilwater aan te sluiten om de huidige riolering (bron: gemeente Wageningen). Hierbij is gerekend met de volgende aannames: per woning 2,6 eenheid x 120 water gebruik per etmaal, waarbij een lozingscapaciteit wordt verwacht van 55m3 vuilwater per 24 uur.
Het hemelwater mag (na het bergen en vasthouden) lozen op de stadsgracht ten oosten van het plangebied. De gemeente wil het hemelwaterriool niet aangesloten hebben op de duiker ten noorden van het plangebied, deze duiker watert namelijk niet af op de stadsgracht. Infiltratieriolering is op deze locatie niet effectief vanwege de kleiige bodem.
Grondwaterfluctuatiegebied – ontwikkeling 1
De woningbouwlocatie aan de Costerweg ligt nabij een door de provincie aangegeven grondwaterfluctuatiegebied. Vanwege de vrij diepe grondwaterstand in het plangebied en de globale inschatting van het grondwaterfluctuatiegebied, verwacht de gemeente op deze locatie geen grondwaterproblemen in de toekomst (overleg Gemeente/Waterschap/Antea Group, dd. 30-08-2018, gemeentehuis Wageningen). Ook valt het plangebied buiten de daadwerkelijke grondwaterfluctuatiezone.
Doorkijk effecten bij mogelijke ontwikkeling bedrijventerrein
De keuze voor varianten bij de versterkingsopgave van de Grebbedijk heeft op termijn impact op de waterhuishouding in de wijdere omgeving van het bestemmingsplan Haven-Costerweg. Deze varianten worden daarom niet meegenomen in de watertoets. Ten behoeve van het project dijkversterking Grebbedijk zitten waterbeheerders (Rijkswaterstaat, waterschap, gemeente) reeds met elkaar om tafel.
In de watertoets is beschouwd of een mogelijke invulling aan de noordzijde van de haven van Wageningen niet onmogelijk is.
Verhard oppervlak – ontwikkeling 2 en 3
Bij het verhuizen van het bedrijf Bruil (voorheen EBC), ontwikkeling 2, verdwijnt circa 30.000 m2 aan verhard oppervlak. Bij ontwikkeling 3 (bedrijvigheid op de locatie 't Stek en Taats is de toename van verhard oppervlak in elk geval lager dan deze afname. Beide locaties liggen aan het zelfde oppervlaktewater: de Haven van Wageningen. In principe is er in het plangebied daarom geen sprake van toename van verharding. Aandachtspunt hierbij is wel dat eerst verhard oppervlak verwijderd moet worden, voordat er nieuw verhard oppervlak aangelegd mag worden. Indien dit niet mogelijk is, dient er een (tijdelijke) waterbergingsvoorziening aangelegd te worden bij ontwikkeling 2.
Dempen oppervlaktewater Rijkswater – ontwikkeling 3
Bij ontwikkeling 3 wordt een deel van het water in de haven gedempt, 2.077 m² . Dit water behoort tot de Rijkswateren. Rijkswaterstaat heeft als doel om:
- “de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden;
- ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.”
Om de bergingscapaciteit te behouden zal er op een andere locatie oppervlaktewater gegraven kunnen worden. Deze locatie zal in overleg met Rijkswaterstaat bepaald moeten worden.
Wanneer deze ontwikkeling verder wordt uitgewerkt in een wijzigingsplan kan er worden aangehaakt bij waterprojecten, zoals de Grebbedijk, die in de uiterwaarden van de Nederrijn plaatsvinden. Hierbij zit Rijkswaterstaat reeds aan tafel. Het advies is dan het teruggraven van Rijkswater, ter compensatie van ontwikkeling 3, mee te nemen in het Grebbedijkproject.
Regels rond waterkeringen – ontwikkeling 2
Rond waterkeringen gelden veel regels om de stabiliteit van de dijk te waarborgen. Ontwikkeling 2 (deels) en 3 betreffen werkzaamheden in zowel de kernzone, de beschermingszone A, als beschermingszone B. Om te werken in de kern- en beschermingszone dient een watervergunning aangevraagd te worden. Voor deze vergunning moet aangetoond worden dat de stabiliteit van de waterkering gewaarborgd blijft. Regels rond waterkeringen betreffen onder andere:
Bouwwerken, Beplanting, Kabels, leidingen en bodemenergiesystemen, weg- dijkmeubilair, aanleg en onderhoud van wegen, op en afritten, verhardingen, explosieven, erfscheidingen, milieu- bodem- en archeologisch onderzoek, grondroeringen in, op en nabij waterkeringen.
Ook grenst het plangebied aan overige dijken die niet in de digitale legger van het waterschap staan. Alleen ontwikkeling 3 grenst aan één van deze dijken, waarbij er geen werkzaamheden aan deze dijk verwacht worden. Verder heeft het waterschap aangegeven geen uitgebreide regels omtrent deze dijk te hebben, naast het feit dat de dijk gehandhaafd dient te blijven (overleg Gemeente/Waterschap/Antea Group, dd. 30-08-2018, gemeentehuis Wageningen).
Grondwater intrekgebied - gehele plangebied
Intrekgebieden zijn de gebieden waar het grondwater maximaal binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereikt. In een intrekgebied mogen geen fossiele brandstoffen en dergelijke worden gewonnen. Bij deze ontwikkeling worden geen fossiele brandstoffen gewonnen en is er dus geen invloed op het intrekgebied.
5.11 Milieueffectrapport
In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt een m.e.r.-procedure doorlopen (waarbij m.e.r. staat voor milieueffectrapportage) voor het hele plangebied hiervoor is deze milieueffectrapport (MER) opgesteld. Voor de aanpassingen aan het bedrijventerrein van de Wageningse haven geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht op basis van categorie 11.3 van onderdeel D van het Besluit Milieueffectrapportage, er is sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. Omdat belangrijke nadelige milieugevolgen van het voornemen niet op voorhand uit te sluiten zijn en omdat een passende beoordeling noodzakelijk is, is een m.e.r. noodzakelijk. De m.e.r.-beoordelingsprocedure is daarom niet doorlopen. Het milieueffectrapport is als Bijlage 11 toegevoegd aan dit bestemmingsplan. De bijlagen bij het MER zijn opgenomen als bijlage 12 tot en met bijlage 22.
5.11.1 Conclusies effectbeoordeling
De gemeente Wageningen is voornemens om een nieuw bestemmingsplan voor de Wageningse haven en het omliggende bedrijventerrein te maken. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Het bestemmingsplan verplaatst Transportbedrijf Van Leusden van zuidkant van de haven naar de noordkant, neemt een wijzigingsbevoegdheid op voor de verplaatsing van Bruil, ontwikkeld Natuur en recreatie op de vrijgekomen gronden aan de zuidkant van de haven, maakt een groei van 10% bebouwd oppervlak mogelijk voor de bedrijven aan de noordkant van de haven en maakt woningbouw met voorzieningen in de plint mogelijk aan de Costerweg.
De effecten van de ontwikkelingen in de Wageningse haven zijn afhankelijk van het alternatief. Alternatief 1 betreft bovengenoemde ontwikkelingen exclusief de verplaatsing van Bruil. In Alternatief 2 vinden de zelfde ontwikkelingen plaats en wordt Bruil ook verplaatst naar de noordkant van de haven.
Het bestemmingsplan maakt woningbouw met voorzieningen in de plint mogelijk op het bestaande bedrijventerrein aan de Costerweg. Het toevoegen van woningen zorgt voor een afname van bedrijventerrein. De realisatie van de bebouwing en bijbehorende fundering heeft effecten op de archeologische waarden die vermoedelijk in de ondergrond aanwezig zijn. Gedurende de realisatie is hinder voor de omgeving te verwachten. De realisatie van de woningen en voorzieningen heeft een verkeer aantrekkende werking en draagt bij aan het wegverkeerlawaai en de cumulatie van geluid.
Het verplaatsen van Transportbedrijf Van Leusden (Alternatief 1) naar de noordkant van de haven zorgt voor een afname van bedrijventerrein. De ontwikkeling van natuur en recreatie op de oude locatie draagt bij aan de landschappelijke waarden en visuele kwaliteit van het landschap. De ontwikkeling van het natuur en recreatiegebied draagt bij aan een betere (water)bodemkwaliteit en oppervlaktewatersysteem. Het vestigen van het transportbedrijf aan de noordzijde van de haven zorgt voor invulling van het deels leegstaande bedrijventerrein. Het verplaatsen van de activiteiten zorgt voor een toename van industrielawaai aan de noordkant van het bedrijventerrein. De verkeersstromen rondom de Wageningse haven veranderen door de verplaatsing, de verkeersbewegingen van Transportbedrijf Van Leusden beperken zich tot een minimale afstand. Door deze kortere route ondervinden omwonende minder hinder van trillingen en verbeterd de verkeersveiligheid van de fietsers op de Grebbedijk.
Zodra Bruil eveneens (Alternatief 2) naar de noordkant van de haven verplaatst, neemt de oppervlakte van het bedrijventerrein af. De ontwikkeling van natuur en recreatie op de oude locatie draagt bij aan een verdere versterking van de landschappelijke waarden en visuele kwaliteit van het landschap. De beoogde verplaatsing heeft positieve effecten op Natura 2000 gebied de Rijnrakken (wat eveneens tot het Gelderse Natuurnetwerk behoort). Door ruimte te bieden aan de natuur kan de aanwezige flora en fauna in het gebied floreren. De realisatie van het natuur en recreatiegebied draagt bij aan een verbetering van de (water)bodemkwaliteit en het oppervlaktewatersysteem. Het vestigen van het transportbedrijf aan de noordzijde van de haven zorgt voor een verdere concentratie van bedrijvigheid rondom de Wageningse haven. Het verplaatsen van de activiteiten zorgt voor een toename van industrielawaai aan de noordkant van het bedrijventerrein en veranderingen van de verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen van Transportbedrijf Van Leusden en Bruil beperken zich door een kortere route naar de gebiedsontsluitingswegen, hierdoor ondervinden omwonende minder hinder van trillingen en verbeterd de verkeersveiligheid van de fietsers op de Grebbedijk.
Tabel: effectbeoordeling
5.11.2 Mitigerende maatregelen
Ten aanzien van verschillende aspecten zijn mitigerende maatregelen geformuleerd:
- Om de effecten op de archeologische waarden te beperken kan vervolg onderzoek worden ingesteld, als de aanwezige waarden niet 'in situ' (in de huidige toestand in de grond) bewaard kunnen blijven, is het mogelijk om de waarden op te graven en dit proces te documenteren;
- De geluidseffecten kunnen beperkte worden door geluidwerende maatregelen te nemen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of ontvangstmaatregelen);
- Effecten in de aanlegfase kunnen beperkt worden door het verkeer zo snel mogelijk af te wikkelen naar de daarvoor bestemde wegen, de weginrichting aanpassen om trillingseffecten te beperken, een lagere toegestane snelheid kan bijdragen in het beperken van trillingshinder en/of het sturen van verkeer over de daarvoor bedoelde routes.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Wijze Van Bestemmen
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
- a. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
- b. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor bouwen) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken). Een bestemmingsplan regelt derhalve:
- a. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
En een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
- b. het bebouwen van de gronden;
- c. het verrichten van werken (aanleggen).
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.
Uitgangspunt bij het opstellen van dit bestemmingsplan is het handhaven van de vigerende rechten. Dat betekent dat zoveel mogelijk de vigerende bestemming wordt overgenomen, zowel wat betreft het gebruik als de bouwmogelijkheden. De naamgeving en systematiek is gebaseerd op de Standaard VergelijkBare Bestemmingsplannen 2012 (hierna: SVBP2012). Daar waar de huidige situatie een afwijking laat zien van de bestemming dan wel een verbijzondering, zal dat door middel van een functieaanduiding of gebiedsaanduiding worden aangegeven. Tevens zullen alle verleende vergunningen en/of vrijstellingen/ontheffingen worden verwerkt in de bestemmingsregeling.
6.2 Specifieke Uitgangspunten
6.2.1 Wijzigingsgebieden
De gemeentelijke visie voor het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2 is deels vastgelegd met overeenkomsten tussen gemeente en bedrijven. Daardoor is er op onderdelen al sprake van gewijzigde bestemmingen die verplaatsing van bedrijven mogelijk maakt.
Een aantal ontwikkelingen zijn nog niet te vertalen in het bestemmingsplan. Voor die ontwikkelingen is een 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' opgenomen naast de vigerende bestemmingen voor deze gronden en gebouwen die zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan / verleende vergunningen.
Een wijzigingsgebied is opgenomen voor de verplaatsing van het bedrijf Bruil naar de locatie "De Taats", wijzigingsgebied 1.
6.2.2 Bedrijfswoningen
Buitendijks
Binnen het buitendijks industrieterrein zijn bedrijfswoningen en woningen niet toegestaan.
Binnendijks
Voor het plangebied dat binnendijks is gelegen zijn de bestaande bedrijfswoningen aangeduid. Binnen de bestemming Bedrijventerrein - 2 zijn geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.
Redenen voor het laten vervallen van het bouwen van bedrijfswoningen zijn:
- 1. De noodzaak van de aanwezigheid van een bedrijfswoning is vaak niet aantoonbaar. De veiligheid kan in de tegenwoordige tijd ook op andere wijzen worden bewaakt, zoals bijvoorbeeld door elektronische beveiliging.
- 2. Door de bouw van een bedrijfswoning kan er een mogelijke beperking van bedrijfsactiviteiten op naburige percelen optreden. Onder het vigerende bestemmingsplan zal een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfswoning moeten worden verleend, ongeacht of de bedrijfswoning aanvaardbaar is op de betreffende locatie of dat er een beperking optreedt van bedrijfsactiviteiten van derden. Dit kan zo ver gaan dat een derde (technische) maatregelen zou moeten treffen of zelfs zijn bedrijfsvoering in het geheel niet meer zou kunnen uitoefenen door de bouw van een bedrijfswoning op een naburig perceel.
- 3. Er zijn onder de huidige bestemmingsplannen maar weinig bedrijfswoningen gerealiseerd.
6.3 Enkelbestemmingen
Bedrijf
De bestaande bedrijvigheid aan de zuidkant van de haven is bestemd als 'Bedrijf'. De bedrijfsmatige activiteiten in de huidige situatie kunnen worden voortgezet. Omdat de gemeentelijke visie is gericht op herinrichting is een bevoegdheid opgenomen om na verhuizing / verplaatsing van de huidige activiteiten de bestemming te wijzigen naar 'Groen' en/of 'Recreatie'.
Bedrijventerrein
Omdat er binnen het plangebied sprake is van buitendijks gelegen aan het water verbonden bedrijvigheid en benedendijks gelegen bedrijven is er een onderscheid gemaakt.
De watergebonden bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijventerrein' en geldt voor alle buitendijks gelegen terreinen met een directe binding met de binnenhaven van de gemeente Wageningen.
Bedrijventerrein - 2
De bestemming Bedrijventerrein - 2 geldt voor de overige gebieden die benedendijks zijn gelegen en in het huidige bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Wageningen' deze bestemming ook al hebben.
Groen
Het structurele groen binnen het plangebied heeft de bestemming Groen gekregen. Het oprichten van gebouwen binnen deze bestemming is niet toegestaan. De zuidzijde van de haven heeft, net als in het voorgaande plan, eveneens de bestemming Groen.
Kantoor
Het havenkantoor gelegen aan de Pabstsendam heeft de bestemming Kantoor gekregen.
Maatschappelijk
Eén perceel heeft de bestemming Maatschappelijk gekregen. Dit betreft het monumentale gemaal aan de Pabstsendam.
Recreatie
De recreatieve functies in de haven zijn bestemd als Recreatie. Dit zijn de terrein van de jachthaven VADA en de roeivereniging ARGO.
Tuin
De bestemming Tuin is gelegd aan de voorzijde en zijtuin van de bestaande woningen.
Verkeer
De wegen en straten met bijbehorende bermen e.d. hebben de bestemming Verkeer.
Water
De in het plangebied voorkomende binnenhaven en de hoofdwatergang zijn voorzien van de bestemming Water.
Wonen
De in het plangebied voorkomende bestaande woningen hebben een bestemming Wonen gekregen. Nieuwe woningen, behalve herbouw, zijn niet toegestaan. Het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden opgericht, de bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen het bouwvlak als buiten het bouwvlak toegestaan.
Gemengd - Uit te werken
Voor de ontwikkeling van de Costerweglocatie naar een woongebied met commerciële functies op de begane grond zijn de kaders opgenomen in de bestemming Gemengd - Uit te werken. Er is nog geen bouwplan dat door de gemeente Wageningen is beoordeeld. De bestemming 'Gemengd - Uit te werken' verplicht het college van burgemeester en wethouders tot een uitwerkingsplan binnen de planperiode van het bestemmingsplan waarbij maximaal 175 woningen kunnen worden gerealiseerd en 7.000 m2 b.v.o. aan maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, kantoren en/of dienstverlening op de begane grond.
6.4 Dubbelbestemmingen
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Door het havengebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding. Deze is als zodanig op de verbeelding weergegeven met bijbehorende zone.
Waarde - Archeologie 2 en 3
Conform het archeologisch beleid dat is omschreven in paragraaf 5.1 van deze toelichting zijn ter bescherming van de archeologische waarden twee dubbelbestemmingen opgenomen. Werken en werkzaamheden die groter zijn dan 240 m2 of 10.000 m2 en dieper dan 30 cm de grond in gaan, zijn omgevingsvergunningplichtig.
Waterstaat - Waterkering
De waterkering, de Grebbedijk, die aan de noordgrens van het plangebied voorkomt, heeft de bestemming Waterstaat – Waterkering. Binnen deze bestemming mag in eerste instantie alleen ten behoeve van de waterkering worden gebouwd.
6.5 Aanduidingen
Gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrieterrein'
Vanuit het gezoneerde industrieterrein dat buitendijks is gelegen en onderdeel is van het bestemmingsplan ligt er over een gedeelte van het plangebied een 50 dB(A)-contour. Deze is vertaald door het opnemen van een gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrieterrein’. Binnen deze zone is het oprichten van nieuwe geluidgevoelige bebouwing niet toegestaan.
Overige zone - gezoneerd industrieterrein
Het gezoneerde industrieterrein dat buitendijks is gelegen is aangeduid met 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'. Door het Ministeriële besluit (20 augustus 1992) zijn binnen deze zone grote (zware) industriële bedrijven toegestaan. Deze bedrijven kunnen zich vestigen op het industrieterrein zonder dat omliggende gevoelige functies deze vestiging hinderen door toetsing aan het zonebeheersmodel voor industrielawaai.
Overige aanduidingen
Binnen het plangebied komt nog een groot aantal functieaanduidingen voor, bijvoorbeeld ten behoeve van de milieuzonering. Daar waar dit noodzakelijk is, is een zonering op de verbeelding aangegeven die vanuit de bestaande woningen is bepaald. Bestaande bedrijven die afwijken van de toegestane milieucategorie zijn daarnaast specifiek bestemd, bijvoorbeeld als transportbedrijf. De verbeelding kent ook nog een aantal maatvoeringaanduidingen, zoals bouwhoogte en bebouwingspercentage.
6.6 Overige Regels
Naast de bestemmingen kent een bestemmingsplan ook nog inleidende, algemene en overgangs- en slotregels. In de inleidende regels zijn de begrippen en is de wijze van meten opgenomen.
De algemene regels betreft onder andere:
- De anti-dubbeltelregel: dit artikel moet voorkomen dat situaties ontstaan welke strijdig zijn met de bedoeling van het plan. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning;
- Algemene bouwregels: het gaat hierbij onder andere om het ondergrondse bouwen.
De overgangs- en slotregels bevatten tenslotte het overgangsrecht en de slotregel.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid Bestemmingsplan
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan de financiële uitvoerbaarheid voldoende verzekerd moet zijn.
Door het raadsbesluit voor de kaders van het bestemmingsplan Haven-Costerweg en de gemeentebegroting zijn de financiële middelen voor het opstellen van het bestemmingslan en het uitvoeren van de bijbehorende onderzoeken beschikbaar gesteld door het gemeentebestuur.
De gemeente Wageningen heeft met transportbedrijf Van Leusden overeenstemming bereikt over de verplaatsing van dit bedrijf naar 't Stek. Deze verplaatsing is geborgd in voorliggend bestemmingsplan Haven-Costerweg.
Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.
Toekomstige ontwikkelingen
Voor de woningbouw op de locatie Costerweg is in het bestemmingsplan een uit te werken bestemming opgenomen. Dat betekent dat er op dit moment een bouwverbod geldt en dat bij het uitwerkingsplan de benodigde onderzoeken moeten worden uitgevoerd en economische uitvoerbaarheid dient te worden aangetoond.
Ook voor de mogelijke verplaatsing van het bedrijf Bruil is geen directe bestemming opgenomen maar een wijzigingsbevoegdheid. In het wijzigingsplan dienen de benodigde onderzoeken te worden uitgevoerd en de economische uitvoerbaarheid te worden aangetoond.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Communicatie
De gemeente Wageningen heeft bij het tot stand komen van voorliggend bestemmingsplan Haven-Costerweg diverse bijeenkomsten georganiseerd om omwonenden en belangstellenden te informeren.
7.2.2 Notitie reikwijdte en detailniveau
Ter voorbereiding op het ontwerp MER en ontwerp bestemmingsplan Haven-Costerweg is een Notitie reikwijdte en detailniveau (hierna NRD) opgesteld.
In de NRD staat wat in het milieueffectrapport (MER) wordt onderzocht en op welke manier. Conform wet- en regelgeving, zijn betrokken bestuursorganen en adviseurs (de vooroverleg partners in het kader van de bestemmingsplanprocedure en enkele specifieke m.e.r.-adviseurs) geraadpleegd over de inhoud (reikwijdte en detailniveau) van het MER: wat moet in het MER worden onderzocht en op welke manier? De NRD is tevens ter inzage gelegd zodat eenieder heeft kunnen reageren. Op basis van de NRD en de ontvangen reacties en adviezen is het ontwerp MER opgesteld.
7.2.3 Zienswijzen ontwerp bestemmingsplan
P.M.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 1
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 1
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 2
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 2
Bijlage 3 Inrichtingstekening Van Leusden
Bijlage 3 Inrichtingstekening Van Leusden
Bijlage 4 Parkeernormen
Bijlage 1 Kaders Herziening Bestemmingsplan
Bijlage 1 Kaders herziening bestemmingsplan
Bijlage 2 Stikstofdepositie Berekening
Bijlage 2 Stikstofdepositie berekening
Bijlage 3 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 4 Natuurtoets
Bijlage 5 Voortoets Natura 2000
Bijlage 5 Voortoets Natura 2000
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Externe Veiligheid
Bijlage 8 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 8 Historisch bodemonderzoek
Bijlage 9 Geluidrapport Haven-costerweg
Bijlage 9 Geluidrapport Haven-Costerweg
Bijlage 10 Luchtkwaliteit
Bijlage 11 Ontwerp Mer
Bijlage 12 Bijlage Mer Bijlage 1 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 12 Bijlage MER Bijlage 1 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 13 Bijlage Mer Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Gezoneerd Industrieterrein
Bijlage 13 Bijlage MER Bijlage 2 Akoestisch onderzoek gezoneerd industrieterrein
Bijlage 14 Bijlage Mer Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 14 Bijlage MER Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Bijlage 15 Bijlage Mer Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Natuur
Bijlage 15 Bijlage MER Bijlage 4 Akoestisch onderzoek natuur
Bijlage 16 Bijlage Mer Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 16 Bijlage MER Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 17 Bijlage Mer Bijlage 6 Verkeersgegevens (Pm)
Bijlage 17 Bijlage MER Bijlage 6 Verkeersgegevens (PM)
Bijlage 18 Bijlage Mer Bijlage 7 Externe Veiligheid
Bijlage 18 Bijlage MER Bijlage 7 Externe veiligheid
Bijlage 19 Bijlage Mer Bijlage 8 Natuurtoets
Bijlage 19 Bijlage MER Bijlage 8 Natuurtoets
Bijlage 20 Bijlage Mer Bijlage 9 Voortoets Natura 2000
Bijlage 20 Bijlage MER Bijlage 9 Voortoets Natura 2000
Bijlage 21 Bijlage Mer Bijlage 10 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 21 Bijlage MER Bijlage 10 Historisch bodemonderzoek