Parapluplan archeologie en afwijkingsregels Westervoort
Bestemmingsplan - gemeente Westervoort
Vastgesteld op 22-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Parapluplan archeologie en afwijkingsregels Westervoort Westervoort met identificatienummer NL.IMRO.0293.BPAFWIJKINGARCH001-VS01 van de gemeente Westervoort;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie met code NL.IMRO.0293.BPAFWIJKINGARCH001-VS01;
1.4 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in of bij een (gedeelte van een) woning wordt gedreven en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, zoals bedoeld in Bijlage 1 van dit plan;
1.5 aan huis verbonden (vrij) beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch ,medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, zoals bedoeld in bijlage 1 van dit plan;
1.6 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.7 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.8 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.9 erkende archeologische partij
een gecertificeerde archeologische dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingsgebied
achtererfgebied en ook de grond onder het hoofdgebouw, met uitzondering van de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.12 bed en breakfast
het verstrekken van logies met ontbijt. Onder een Bed en Breakfast-voorziening wordt niet verstaan: het geven van gelegenheid voor overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.13 bestaand
een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd bouwwerk met een dak;
1.22 bijgebouw
Een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd) gebouw en dat qua afmetingen onderschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd) gebouw;
1.23 carport
een bijbehorend bouwwerk dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee al dan niet tot de constructie behorende wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen;
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 dakkapel
een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;
1.26 daknok
hoogste punt van een schuin dak;
1.27 dakopbouw
het door een gevel of nokverhoging vergroten van de bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;
1.28 dakvoet
laagste punt van een schuin dak;
1.29 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder eventueel de uitstalling ten behoeve van die verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, het belangrijkst is;
1.33 kavel
een stuk grond dat eenzelfde gebruik heeft en is omgeven dor een duidelijk herkenbare grens in de vorm van heggen, afrasteringen of sloten;
1.34 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,3 meter boven peil, volledig gelegen onder een gebouw;
1.35 maaiveld
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
1.36 oorspronkelijke woning
het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning is opgeleverd (het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is gebouwd). Van het hoofdgebouw te onderscheiden aan- en uitbouwen (bijvoorbeeld een keuken, bijkeuken of serre), die onderdeel uitmaken van de vergunning (niet vergunningvrij gerealiseerd), die als functioneel onderdeel van het hoofdgebouw op basis van de vergunning tegelijkertijd met het hoofdgebouw zijn meegebouwd, worden geacht deel uit te maken van het oorspronkelijk hoofdgebouw. In bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden, zoals een aangebouwde garage/berging, maken geen deel uit van de oorspronkelijke woning;
1.37 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.38 openbare weg
weg als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994;
1.39 overkapping
een bijbehorend bouwwerk op het erf van een gebouw, dat functioneel verbonden is met het hoofdgebouw en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.40 recreatiewoning
een gebouw bedoeld voor tijdelijk recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben gedurende een gedeelte van het jaar;
1.41 roaming
het gezamenlijk gebruik van een (telefonie)netwerk;
1.42 schuilgelegenheid
een overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende hobbydier(en) gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit het oogpunt van dierwelzijn en waarbij uitsluitend binnenopslag in de vorm van voer en stro is toegestaan;
1.43 site-sharing
een (antenne-)installatie die door meerdere providers kan worden gebruikt;
1.44 voorerfgebied
het erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.45 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel, die als zodanig dient te worden aangemerkt;
1.46 voorgevelrooilijn
voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;
1.47 webwinkel
een website waarop artikelen te koop worden aangeboden, ook wel: verkoop van goederen waarvan de handel uitsluitend via een elektronische of schriftelijke opdracht plaatsvindt (geen fysieke bezoekmogelijkheid) en waarbij de toelevering, opslag en uitlevering van goederen vanuit een daartoe correct bestemde locatie plaats vinden (geen breng- retourneer- en afhaalpunt);
1.48 woning
een zelfstandige woonruimte, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.49 zijerf
gedeelte van een erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn:
- a. beschermd zijerf: een zijerf dat is aangeduid met een bestemming waarbij het oprichten van bouwwerken slechts zeer beperkt is toegestaan, zoals de bestemming Tuin;
- b. niet - beschermd zijerf: zijerf dat overwegend is aangeduid met een bestemming waar het oprichten van bouwwerken is toegestaan, zoals de bestemming Wonen;
1.50 zonnepaneleninstallatie
constructie in of op de grond speciaal bedoeld voor het plaatsen van zonnepanelen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen
- a. tenzij anders bepaald, worden de waarden zoals hier opgenomen in m of m² op de volgende wijze gemeten:
- afstanden loodrecht;
- hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven. Bij een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
- b. bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 1 meter buiten beschouwing blijven;
2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 meter, respectievelijk overstekken van meer dan 1 meter, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
2.3 de afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
2.4 de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de diepte van een hoofdgebouw
vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met uitzondering van een eventueel aanwezige kelder;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de oppervlakte van een overkapping/carport
Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte buitenterrein ter plaatse van de overkapping;
2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.12 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst; de hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
Artikel 3 Reikwijdte
3.1 Reikwijdte afwijkingsregels
Dit bestemmingsplan vult de binnenplanse afwijkingsregels met bijbehorende begrippen van alle vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkplannen, dan wel hiermee gelijk te stellen plannen en besluiten, van de gemeente Westervoort, binnen het plangebied, aan in die zin dat:
a. De regels uit dit plan enkel een aanvulling vormen op de vigerende plannen en besluiten en de daarin al dan niet opgenomen afwijkingsregels;
b. De regels van de vigerende plannen en besluiten ongewijzigd blijven en onverminderd van kracht blijven bij de toepassing daarvan;
c. De begrippen van dit plan zijn van toepassing van dit plan.
3.2 Reikwijdte archeologie
Dit bestemmingsplan vult de regels met betrekking tot archeologie met bijbehorende begrippen van de vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkplannen, dan wel hiermee gelijk te stellen plannen en besluiten, van de gemeente Westervoort, binnen het plangebied, aan in die zin dat:
a. De regel, gelegen in artikel 5.1 en het begrip 'erkende archeologische partij' uit dit plan een aanvulling vormt op de geldende regels voor zover deze betrekking hebben op archeologie, waarde-archeologie en archeologische dubbelbestemmingen en de daarbij opgenomen regels ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, en/of werkzaamheden;
b. De regels en begrippen met betrekking tot archeologie van de vigerende plannen en besluiten, ongewijzigd blijven en onverminderd van kracht blijven bij de toepassing daarvan.
Hoofdstuk 2 Algemene Regels
Artikel 4 Afwijkingsregels
4.1 Algemeen
Indien de regels van een bestemmingsplan een bouwwerk of gebruik niet toestaan, dan kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de desbetreffende regels van dat bestemmingsplan in de hierna genoemde gevallen in artikel 4.2 tot en met artikel 4.10, mits:
- 1. het woon- en leefklimaat van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet wordt geschaad (strijd met redelijke eisen van welstand);
- 3. het plan de verkeersveiligheid niet in het geding brengt;
- 4. de activiteit niet leidt tot landschappelijke en/of stedenbouwkundige bezwaren;
- 5. is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen ten aanzien van auto's en fietsen zoals opgenomen in de 'Parkeernormennota Westervoort' die in werking is getreden op 29 juni 2023, of diens rechtsopvolger. Dan wel, bij het ontbreken van gemeentelijk beleid, aan de gemiddelde parkeerkencijfers van de CROW Parkeerkencijfers 2018 (publicatie 381) of de meest recente uitgave hiervan op moment van het indienen van de aanvraag;
- 6. de aanwezige waarden van (naastgelegen) monumentale gebouwen/objecten niet onevenredig worden aangetast
- 7. de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden (indien van toepassing) niet worden aangetast;
- 8. het plan niet leidt tot bebouwing ten behoeve van recreatiewoningen/stacaravans/chalets;
- 9. de activiteit niet strijdig is met provinciale belangen;
- 10. de activiteit niet strijdig is met enige milieuwetgeving, tenzij op grond van de betreffende milieuwetgeving daarvan ontheffing, vrijstelling of hogere waarden verleend zijn;
- 11. de afwijking in verband met de externe veiligheid te verantwoorden valt;
- 12. in aanvulling op de voorwaarden genoemd in 1-11 er geen sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering en onevenredige aantasting van de bezonning, privacy of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.2 Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan binnen de bebouwde kom
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken ten behoeve van een bijbehorend bouwwerk bij een woning, binnen de bebouwde kom, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een entree voor de feitelijke voorgevel van een woning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen :
- a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 meter dan wel maximaal 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
- b. de afstand van de entree tot de voorzijde van het perceel moet tenminste 2,5 meter bedragen;
- c. de maximale diepte van de entree bedraagt, wanneer het bijbehorend bouwwerk vanuit het oorspronkelijk ontwerp, bij en tussenwoning dan wel een hoekwoning van een rij, voor de woning is gesitueerd, maximaal 2,5 meter. In dat geval kan worden afgeweken om de ruimte tussen het bijbehorend bouwwerk en de woning op te vullen als entree.
- 2. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan bij een woning, gelegen op het achtererfgebied en/of niet-beschermd zijerf dat voldoet aan de volgende kenmerken:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 70% van het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied en niet-beschermd zijerf met, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak, een maximum van:
- 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m²;
- 75 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 250 tot en met
500 m²
- 135 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m²
Indien geen bouwvlak is aangegeven op de verbeelding, wordt met een bouwvlak gelijkgesteld de oorspronkelijke woning;
- a. het bijbehorend bouwwerk wordt minimaal 1 meter achter (het verlengde van ) de voorgevel(rooilijn) van het hoofdgebouw gebouwd of in geval van een carport tenminste 0,3 meter achter de voorgevel;
- b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, maximaal 4 meter en is niet hoger dan het hoofdgebouw;
- c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter tot een maximum van 6,6 meter;
- d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 meter;
- e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, tot een maximum van 6 meter;
- f. binnen het bouwvlak is ondergronds bouwen toegestaan tot maximaal de oppervlakte van het hoofdgebouw, waarbij een maximale bouwdiepte van 3 meter is toegestaan.
4.3 Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan buiten de bebouwde kom
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken ten behoeve van een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan buiten de bebouwde kom, indien deze betrekking hebben op:
- 1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan bij woningen gelegen op het achtererfgebied en niet- beschermd zijerf dat voldoet aan de volgende kenmerken:
- a. de gezamenlijk te bouwen oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 50% van het bij het oorspronkelijk hoofgebouw behorende achtererfgebied en niet-beschermd zijerf bedragen met, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak, een maximum van 135 m². Indien geen bouwvlak is aangegeven op de verbeelding, wordt met een bouwvak gelijkgesteld de oorspronkelijke woning;
- b. het bijbehorend bouwwerk wordt minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd of is in geval van een carport tenminste 0,3 meter achter de voorgevel gesitueerd;
- c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, maximaal 3 meter en is niet hoger dan het hoofdgebouw;
- d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij de bouwhoogte minimaal 3,25 meter en maximaal 6,6 meter bedraagt;
- e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 meter;
- f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij de bouwhoogte minimaal 3,25 meter en maximaal 6 meter bedraagt;
- g. binnen het bouwvlak is ondergronds bouwen toegestaan tot maximaal het oppervlakte van het hoofdgebouw, waarbij een maximale bouwdiepte van 3 meter is toegestaan.
- 2. een schuilgelegenheid voor het hobbymatig houden van dieren dat voldoet aan de volgende kenmerken:
- a. de schuilgelegenheid wordt op een aaneengesloten kavel van tenminste 2.500 m² opgericht;
- b. het oppervlak van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal 20 m²;
- c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
- d. de schuilgelegenheid mag aan maximaal 3 zijden worden omsloten door wanden en is niet voorzien van een deur;
- e. de schuilgelegenheid wordt landschappelijk ingepast door gebruik te maken van een bij het landschap passend materiaal- en kleurgebruik;
- f. er is maximaal 1 schuilgelegenheid per (bedrijfs)woning toegestaan;
- g. de onderlinge afstand tot schuilgelegenheden bedraagt minimaal 25 meter;
- h. de belangen van omliggende functies worden niet onevenredig geschaad en de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
- i. de schuilgelegenheid is niet toegestaan op gronden welke mede zijn bestemd voor "Waarde - Landschap";
- j. er is uitsluitend binnenopslag in de vorm van voer en stro toegestaan.
4.4 Een gebouw ten behoeve van een infrastructurele- of openbare voorziening
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken ten behoeve van gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg- spoorweg, water-, of luchtverkeer, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- niet hoger dan 5 meter, en
- de oppervlakte niet meer dan 50 m²
4.5 Gebonden zonnepaneleninstallatie
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken ten behoeve van een zonnepaneleninstallatie buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. bij een agrarisch bedrijf dient de zonnepaneleninstallatie binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak van het agrarisch bedrijf gesitueerd worden;
- b. binnen de bestemmingen Wonen, Bedrijf en Tuin (niet zijnde voor de voorgevel) dient de zonnepaneleninstallatie binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak van de (bedrijfs)woning gesitueerd te worden;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is het toegestaan een zonnepaneleninstallatie t.b.v. een (bedrijfs)woning te situeren in de bestemming Agrarisch direct grenzend aan het bestemmingsvlak met de bestemmingen Agrarisch-Glastuinbouw, Bedrijf, Wonen, Wonen-1 of Tuin;
- d. uitgesloten zijn gronden met de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap';
- e. de totale oppervlakte van de zonnepaneleninstallatie inclusief tussenruimte bedraagt maximaal 50 m²;
- f. de bouwhoogte inclusief zonnepanelen is maximaal 2 meter;
- g. aangetoond moet worden dat de verwachte opbrengst op bestaande gebouwen binnen het bouwvlak minder dan 60% van de optimale opbrengst bedraagt;
- h. er dient sprake te zijn van voornamelijk energie opwekken voor eigen gebruik. Indien men in overwegende mate terug levert aan de energiemaatschappijen, dan is er sprake van een bedrijfsmatige activiteit. En dat vergt een geheel andere ruimtelijke beoordeling;
- i. indien de zonnepaneleninstallatie buiten het bouwvlak wordt gesitueerd, dient de zonnepaneleninstallatie te worden voorzien van een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
- j. plaatsing van zonnepaneleninstallatie leidt niet tot bomenkap en er mag geen sprake zijn van hinderlijke schittering.
4.6 Plaatsen van en dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken ten behoeve van een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding, mits deze voldoen aan de redelijke eisen van welstand naar het oordeel van de welstandcommissie. Hierbij rekening houdend met eerdere precedenten op naburige gebouwen.
4.7 Antenne-installaties
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken voor een antenne-installatie ten behoeve van telecombedrijven, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. uit onderzoek blijkt dat site-sharing bij bestaande antenne-installaties of bestaande hoge(re) gebouwen niet mogelijk is;
- b. de antenne-installatie biedt de mogelijkheid tot site-sharing en roaming;
- c. de antenne-installatie wordt zoveel mogelijk ingepast in de omgeving;
- d. de antenne-installatie wordt bij voorkeur geplaatst in de directe nabijheid van bestaande bebouwing (geen woonbebouwing);
- e. de antenne-installatie wordt niet gebouwd op en bij monumenten;
- f. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 40 meter;
- g. de ontwikkeling past binnen de kaders van het geldende gemeentelijke en/of landelijke antennebeleid;
- h. voor zover binnen de bebouwde kom, wordt de antenne-installatie niet gesitueerd op gronden die in het bestemmingsplan zijn voorzien van een woonbestemming.
4.8 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken ten behoeve van een bedrijf aan huis, zoals bedoeld in Bijlage 1 van dit plan, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie;
- b. het medegebruik van de woning bestemd voor de bedrijfsactiviteiten blijft beperkt tot maximaal 40% van de oppervlakte van de woning en/of bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 45 m²;
- c. het bedrijf of beroep wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner van de woning;
- d. het geen publieksgerichte functie betreft, waaronder detailhandel en horeca. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, die in direct verband staat tot het beroep/bedrijf en die als zodanig ook herkenbaar is, is wel toegestaan. Een bed & breakfast is wel toegestaan.
- e. op de bij de desbetreffende woningen behorende gronden mag geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvinden;
- f. het parkeren vindt op eigen terrein plaats; als dat niet het geval of niet mogelijk is, dan wordt beoordeeld of de parkeerdruk in de directe omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toeneemt;
- g. de desbetreffende bedrijfsactiviteiten hebben een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie, dit houdt onder andere in dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- h. de activiteit zorgt er niet voor dat een inrichting ontstaat waarvoor een melding of vergunning nodig is op grond van de Wet milieubeheer;
- i. eventuele handelsreclame voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Algemeen plaatselijke verordening.
4.9 Webwinkels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken ten behoeve van een webwinkel, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie;
- b. het medegebruik van de woning bestemd voor de bedrijfsactiviteiten beperkt blijft tot maximaal 40% van de inhoud van de woning en/of bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 45m²;
- c. de webwinkel wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner van de woning;
- d. op de bij de desbetreffende woningen behorende gronden mag geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvinden. Opslag is slechts toegestaan vanuit een daartoe correct bestemde plaats;
- e. de activiteit zorgt er niet voor dat een inrichting ontstaat waarvoor een melding of vergunning nodig is op grond van de Wet milieubeheer;
- f. de desbetreffende bedrijfsactiviteiten hebben een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie, dit houdt onder andere in dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- g. eventuele handelsreclame voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Algemeen plaatselijke verordening.
4.10 Tijdelijke afwijking ten behoeve van tijdelijke woonvoorziening
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken ten behoeve van een tijdelijke woonvoorziening voor ten hoogste twee jaar, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. er dient sprake te zijn van aantoonbaar bouwen, herbouwen of verbouwen van een woning op hetzelfde perceel;
- b. de tijdelijke woning mag alleen gebruikt worden door de hoofdgebruiker van de woning genoemd onder a;
- c. de tijdelijke woonvoorziening mag pas geplaatst dan wel gebruikt worden als de voor de nieuwe woning/verbouw noodzakelijke omgevingsvergunning onherroepelijk is of aangetoond is dat er sprake is van een omgevingsvergunningsvrije verbouwing;
- d. voor alle gevallen geldt dat de tijdelijke bewoning gestaakt moet worden nadat de nieuwe / verbouwde woning bewoond wordt;
- e. de tijdelijke woonvoorziening dient goed bereikbaar te zijn voor hulpdiensten;
- f. in het geval een stacaravan of woonunit(s) geplaatst word(t)(en):
i. niet hoger dan 3,5 meter;
ii. niet meer dan 100 m²;
iii. deze niet is gelegen voor de voorgevel van de te (ver)bouwen woning, tenzij het perceel is gelegen buiten de bebouwde kom en het niet mogelijk is om de unit elders op het perceel te plaatsen;
iv. zes weken nadat sub e van dit artikel van toepassing is dient de stacaravan of woonunit(s) verwijderd te zijn;
v. het gebouw dient te voldoen aan de gebruiksfunctie 'woonfunctie-woonwagen' zoals genoemd in het Bouwbesluit;
vi. na het plaatsen van de unit, moet er op het perceel nog voldoende ruimte zijn voor het opslaan van bouwmaterialen op eigen terrein. We geven geen toestemming om daarvoor de openbare weg te gebruiken.
- g. in het geval een bestaand gebouw tijdelijk gebruikt wordt als woonvoorziening:
i. zes weken nadat sub e van toepassing is, mag de inrichting van het bestaand gebouw niet meer als een zelfstandige wooneenheid functioneren;
ii. sub f is niet van toepassing bij het gebruik van bestaande bijgebouwen;
iii. het gebouw dient te voldoen aan de gebruiksfunctie 'wonen' zoals benoemd in het Bouwbesluit.
Artikel 5 Archeologie
5.1 Uitzondering vergunningplicht voor archeologisch onderzoek
Het verbod om zonder de benodigde omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van archeologisch (voor)onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een erkende archeologische partij.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.3 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
7.4 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.3, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
7.5 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.3, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
7.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 7.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Parapluplan archeologie en afwijkingsregels Westervoort Westervoort.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.1.1 Aanleiding opnemen afwijkingsbeleid
Op grond van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan, voor gevallen die per Algemene maatregel van bestuur (AMvB) zijn aangewezen, met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bestemmingsplan. Deze gevallen zijn opgenomen in bijlage II, artikel 4, van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Met inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 komt deze 'kruimelregeling' te vervallen.
Het 'Beleid afwijken bestemmingsplannen Westervoort' geeft een nadere uitwerking van de kruimelregeling. In dit beleid staat onder welke voorwaarden de gemeente wil afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van de 'kruimelregeling'. Met het verdwijnen van de 'kruimelregeling' uit de wet worden de verwijzingen hiernaar in het beleidsdocument teniet gedaan. Het is wenselijk dat deze voorwaarden ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet in stand blijven, omdat dit een duidelijk afwegingskader biedt, met ook voldoende afwegingsruimte om ieder geval apart te beoordelen. Het opnemen van het afwijkingenbeleid in een paraplubestemmingsplan zorgt ervoor dat deze regels, zowel voor inwoners als voor de gemeente, begrijpelijk en toepasbaar zijn. Het niet alleen in stand houden, maar ook juridisch verankeren van deze regels draagt bij aan een effectieve en efficiënte afdoening van aanvragen.
Om dit te regelen worden onderdelen uit artikel 4, bijlage II uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de beleidsregels die hierop zien omgezet in voorliggend paraplubestemmingsplan.
1.1.2 Aanleiding uitzondering vergunningplicht archeologie
We kennen in de regels met betrekking tot archeologie in de vigerende bestemmingsplannen een verbod om zonder de benodigde omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren. Voor de aanvang van het daadwerkelijk uitvoeren van een werk of werkzaamheden en voor het aanvragen van de omgevingsvergunning hiervoor vindt er vaak archeologisch (voor)onderzoek plaats om de archeologische waarden te bepalen. Omdat voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, is hiervoor op grond van de geldende bestemmingsplannen nu ook een omgevingsvergunning nodig. Sinds de erfgoedwet van 2016 mag het doen van archeologisch (voor)onderzoek of opgravingen echter ook door gecertificeerde instellingen zonder vergunning gedaan worden. Het is daarom wenselijk om hiervoor een uitzondering te maken. Hierdoor is er geen vergunningplicht meer voor het doen van archeologisch onderzoek waarmee aangetoond kan worden of de archeologische waarden voldoende zijn onderzocht en worden beschermd. Op grond van dit onderzoek kan vervolgens een vergunning worden aangevraagd voor het verrichten van een werk of werkzaamheden, indien deze benodigd is.
1.2 Doel
1.2.1 Doel afwijkingenbeleid
De voorwaarden waaronder we medewerking verlenen aan een kleine buitenplanse afwijking die valt onder de 'kruimelregeling' worden vastgelegd in een bestemmingsplan. Dit zorgt ervoor dat dezelfde afweging mogelijk is en blijft onder de Omgevingswet en de afwijking binnenplans kan worden verleend indien aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Door het opnemen van de beleidsregels in een bestemmingsplan leggen we de planologische voorwaarden om medewerking te verlenen juridisch vast.
1.2.2 Doel archeologie
Met het opnemen van de uitzondering op de vergunningplicht voor archeologisch onderzoek door een erkende partij verwijderen we een onnodig obstakel in het proces. Hierdoor is het niet nodig om een vergunning aan te vragen, hetgeen tijd en moeite bespaart aan de kant van zowel initiatiefnemer als gemeente.
1.3 Begrenzing Plangebied
De grens van het plangebied Parapluplan archeologie en afwijkingsregels Westervort betreft het gehele grondgebied van de gemeente Westervoort.
1.4 Omvang Planwijziging
Alle vigerende bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen of wijzigingsplannen, dan wel hiermee gelijk te stellen plannen en besluiten, van de gemeente Westervoort worden aangevuld ten aanzien van binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en regels met betrekking tot archeologie.
1.5 Leeswijzer
Het Parapluplan archeologie en afwijkingsregels Westervoort bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 3 hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de planregels toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de economische uitvoerbaarheid besproken waarna ingegaan zal worden op overige uitvoeringsaspecten zoals de eventuele noodzaak om wel/geen vooroverleg te voeren en het verdere verloop van de procedure.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
Dit paraplubestemmingsplan biedt de (verruimde) mogelijkheid om binnenplans af te wijken van de binnen de gemeente Westervoort geldende bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige afwijkingen. De afwijkingsmogelijkheden komen voort uit de mogelijkheden die het wettelijke stelsel van de Wabo en het Bor biedt (kruimelgevallenregeling). De Omgevingswet laat de invulling van de huidige kruimelgevallenregeling over aan de gemeenten. Met dit paraplubestemmingsplan wordt voor de overgangsperiode onder het tijdelijk deel van het omgevingsplan voorzien in een passende regeling, die voortbouwt op het huidige stelsel en het huidige gemeentelijke beleid. Gezien de aard van het plan zijn hiermee gen nationale belangen in het geding.
2.2 Provinciaal Beleid
Gezien de in de voorgaande paragraaf beschreven achtergrond en aard van het plan, zijn er geen provinciale belangen in het geding. Met de provinciale regeling, zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland, zal bij de toepassing van de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden rekening moeten worden gehouden.
2.3 Gemeentelijk Beleid
De Gemeente Westervoort heeft eerder de 'Beleidsregels afwijken bestemmingsplannen gemeente Westervoort' vastgesteld. In deze beleidsregel zijn diverse categorieën van gevallen opgenomen, waaraan met toepassing van de zogeheten kruimelgevallenprocedure (artikel 4 van bijlage 2 bij het Besluit omgevingsrecht) onder voorwaarden een omgevingsvergunning kan worden verleend. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet is de kruimelregeling vervallen, waardoor de werking van de beleidsregel in zijn totaliteit vervalt.
Dit paraplubestemmingsplan is opgesteld met het doel om de huidige beleidsregel ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet te kunnen blijven toepassen. De categorieën van gevallen en bijbehorende afwegingskaders zijn in het paraplubestemmingsplan vertaald in afwijkingsbevoegdheden. Hiermee wordt de voortzetting van het beleid beoogd. Voor een verdere toelichting op de keuzes die in de beleidsregel zijn gemaakt en die met het voorliggende paraplubestemmingsplan worden bestendigd, wordt verwezen naar de toelichting van deze beleidsregel.
Hoofdstuk 3 Het Bestemmingsplan
3.1 Inleiding
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
3.2 Opbouw Van Regels
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Algemene regels;
3. Overgangs- en slotregels.
Hieronder worden de regels per artikel toegelicht.
3.3 Regels
Artikel 1 Begrippen
In artikel 1 is voor wat de begripsomschrijvingen betreft zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij begripsbepalingen uit recente bestemmingsplannen, uit het beleidsdocument 'Afwijkingenbeleid bestemmingsplannen gemeente Westervoort' en uit het Besluit omgevingsrecht.
Artikel 2 Wijze van meten
In artikel 2 is voor wat betreft de wijze van meten eveneens zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij recente bestemmingsplannen, het beleidsdocument 'Beleidsregels afwijken bestemmingsplannen gemeente Westervoort' en het Besluit omgevingsrecht.
Artikel 3 Reikwijdte
In artikel 3 is de reikwijdte van deze parapluherziening vastgelegd.
Artikel 4 Afwijkingsregels
In dit artikel zijn per onderwerp de mogelijkheden voor afwijking van de vigerende bestemmingsplannen opgenomen. De regels in de leden van dit artikel zijn hieronder beknopt beschreven.
4.1 Algemeen
In dit lid staan de algemene criteria die gelden voor alle in dit bestemmingsplan voorkomende afwijkingsmogelijkheden.
4.2 Een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom
In dit lid zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor bijbehorende bouwwerken bij een woning binnen de bebouwde kom. Er is onderscheid gemaakt tussen de entree voor de feitelijke voorgevel van een woning en een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan bij een woning, gelegen op het achtererfgebied en/of niet-beschermd zijerf.
4.3 Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan buiten de bebouwde kom
In dit lid zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor bijbehorende bouwwerken buiten de bebouwde kom. Er is onderscheid gemaakt tussen een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan bij een woning, gelegen op het achtererfgebied en/of niet-beschermd zijerf en een schuilgelegenheid voor het hobbymatig houden van dieren.
4.4 Een gebouw ten behoeve van een infrastructurele- of openbare voorziening
Dit lid bevat een afwijkingsmogelijkheid voor een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water-, of luchtverkeer.
4.5 Grondgebonden zonnepaneleninstallatie
In dit lid zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor het plaatsen van een zonnepaneleninstallatie buiten de bebouwde kom.
4.6 Plaatsen van een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding
In dit lid zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor het plaatsen van een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding.
4.7 Antenne-installatie
Dit lid bevat een afwijkingsbevoegdheid voor het oprichten van antenne-installaties ten behoeve van telecombedrijven.
4.8 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis
In dit lid is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebruik van ruimten van of bij woningen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit.
4.9 Webwinkels
In dit lid is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebruik van ruimten van woningen ten behoeve van een webwinkel.
4.10 Tijdelijke afwijking ten behoeve van een tijdelijke woonvoorziening
In dit lid zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor een tijdelijke woonvoorziening voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Artikel 5 Archeologie
In artikel 5 is de uitzondering van de vergunningsplicht voor archeologisch onderzoek door een erkende archeologische partij opgenomen.
Artikel 6 Anti - dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld
Artikel 7 Overgangsrecht
In artikel 5 is het overgangsrecht opgenomen
Artikel 8 Slotregel
Artikel 6 bevat de slotregel. Hier staat dat de regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan archeologie en afwijkingsregels gemeente Westervoort'.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
Deze parapluherziening bevat geen uitvoeringsaspecten. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond. Het is niet noodzakelijk om een exploitatieplan ex artikel 6.12 Wro vast te stellen.
4.2 Vooroverleg En Verdere Verloop Van De Procedure
4.2.1 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro voert het college van burgemeester en wethouders, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijke procedure, overleg met andere bestuursorganen van bijvoorbeeld buurgemeenten, het waterschap en de provincie. Het overleg tussen de bestuurlijke instanties dient in een redelijke verhouding te staan tot de aard en omvang van de ontwikkeling. Het overleg dient dan ook beperkt te blijven tot die overheidsinstanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is om te voorkomen dat de taak of verantwoordelijkheid van het andere overheidsorgaan ontoelaatbaar wordt beperkt, of dat het door dat orgaan te behartigen belang aantoonbaar wordt benadeeld. Gelet op het specifieke onderwerp waarop dit parapluplan ziet en het een doorvertaling van bestaand beleid is, wordt vooroverleg met andere bestuursorganen als niet noodzakelijk geacht.
4.2.2 Verder verloop van de procedure
Het ontwerp bestemmingsplan 'Parapluplan archeologie en afwijkingsregels Westervoort' ligt van 28 december 2023 tot en met 7 februari 2024 ter inzage voor zienswijzen. Gedurende deze termijn van zes weken is een ieder in de gelegenheid zijn/haar reactie omtrent het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan wordt ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad.
Bijlage 1 Bijlage Onderscheid Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 1 bijlage onderscheid beroep en bedrijf aan huis