KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie
Artikel 4 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 7 Algemene Procedureregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlage Bij Regels
Bijlage 1 Artikelen In Geldende Bestemmingsplannen Die Worden Herzien
Bijlage 2 Overzicht Cultuurhistorisch Waardevolle Panden
Bijlage 3 Overzicht Cultuurhistorisch Waardevolle Gebieden En Bouwwerken
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Inleiding
2.2 Archeologische Verwachtingswaarden
2.3 Cultuurhistorische Waarden
Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan
3.1 Inleiding
3.2 Beleid
3.3 Economische Uitvoerbaarheid
3.4 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
4.1 Algemeen
4.2 Dit Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 De Procedure
5.1 Algemeen
5.2 Inspraak
5.3 Overleg
5.4 Zienswijzen

Archeologie en Cultuurhistorie

Bestemmingsplan - Gemeente Westervoort

Vastgesteld op 28-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Archeologie en Cultuurhistorie" met identificatienummer NL.IMRO.0293.BPArchenCh2012001-VA01 van de gemeente Westervoort.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.6 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.13 bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  1. a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het bouwen van een fundering;
  7. g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  9. i. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.16 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.17 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

1.18 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.19 omgevingsvergunning ten behoeve van sloop

vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening.

1.20 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.22 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.23 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de oppervlakte van een bodemingreep

het gebied 1 m buiten de buitenwerkse grens van het werk.

2.2 diepte

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Archeologie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.

3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 3.2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  2. b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 3.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 4 Waarde - Cultuurhistorie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

4.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.3 Omgevingsvergunning voor het verbouwen en / of uitbreiden van een bouwwerk

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 4.2.1, 4.3.1 en 4.4.1 betrekking op hebben te veranderen en / of te verwijderen indien dat op basis van nader verkregen cultuurhistorische kennis wenselijk is;
  2. b. de motivering als opgenomen in bijlage 2 en bijlage 3 te veranderen indien dat op basis van nader verkregen cultuurhistorische kennis wenselijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Wijzigingsregels

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat het wijzigingsplan:

  1. a. archeologisch en cultuurhistorisch verantwoord is;
  2. b. economisch uitvoerbaar is waaronder zekerstelling van de kosten.

Artikel 7 Algemene Procedureregels

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 8 Overige Regels

De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels van alle onderliggende bestemmingsplannen en laten de regels uit die onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd, behoudens de artikelen die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels. Deze artikelen komen bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie van de gemeente Westervoort te vervallen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 overgangsrecht bouwwerken

9.2 overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Archeologie en Cultuurhistorie".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ……………………..

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Bijlage Bij Regels

Bijlage 1 Artikelen In Geldende Bestemmingsplannen Die Worden Herzien

Bijlage 2 Overzicht Cultuurhistorisch Waardevolle Panden

Bijlage 3 Overzicht Cultuurhistorisch Waardevolle Gebieden En Bouwwerken

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Westervoort heeft archeologisch en cultuurhistorisch beleid opgesteld. Dit beleid geldt voor de gehele gemeente en overstijgt daarmee de plangrenzen van de verschillende bestemmingsplannen.

Met het voorliggend bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie (hierna sectorplan) worden deze beleidsaspecten in een juridisch regeling samengevoegd in één bestemmingsplan voor de gehele gemeente.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het sectorplan betreft de gehele gemeente Westervoort. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPArchenCh2012001-VA01_0002.jpg"

Bron: Google earth

1.3 Geldend Bestemmingsplan

In verschillende bestemmingsplannen is het onderwerp inzake archeologie en cultuurhistorie al (deels) geregeld. Via voorliggend bestemmingsplan worden die regels vervangen. Waar in de verschillende onderliggende bestemmingsplannen nog geen regeling is opgenomen wordt via voorliggend plan die regeling opgenomen.

Bij nieuwe bestemmingsplannen zal ook het sectorplan van toepassing worden verklaard. Zo hoeft er in die nieuwe bestemmingsplannen geen tijd gestoken te worden in het overnemen van de inhoud uit voorliggend plan. Dit bespaart kosten en de kans op fouten wordt kleiner.

1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Aanvragen om omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan.

Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting zijn opgenomen:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • de haalbaarheidsaspecten die van toepassing zijn bij het voorliggend bestemmingsplan;
  • de procedurele aspecten behorende bij een bestemmingsplan.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de dubbelbestemming Archeologie en de dubbelbestemming Cultuurhistorie aan met de daarbij behorende aanduidingen van onder andere de verschillende verwachtingswaarden. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke aanduiding er geldt. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden en het toegepaste vergunningstelsel weer. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het archeologisch beleid opgenomen en wordt ingegaan op de cultuurhistorisch waardevolle panden. Daarnaast wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van de economische haalbaarheid en handhaafbaarheid van het plan. Tot slot bevat hoofdstuk 5 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het Plan

2.1 Inleiding

De doelstelling van dit bestemmingsplan is om het gemeentelijke archeologisch beleid en de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en gebieden te vertalen in één bestemmingsplan. Dit wordt gedaan door de gebieden met archeologische verwachtingswaarden en de gebouwen en gebieden met een cultuurhistorische waardencultuurhistorische waarde te koppelen aan een vergunningstelsel. Het vergunningstelsel is opgezet ter bescherming van de waarden en is niet bedoeld als een verbodsregeling. Het is toegestaan om bodemingrepen te verrichten en (ver)bouwingen e.a. uit te voeren, maar alleen als dat mede in het belang is van de betrokken waarden.

2.2 Archeologische Verwachtingswaarden

Vanuit het archeologisch beleid en reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken volgt dat delen van de gemeente archeologisch waardevol kunnen zijn. Onderstaande afbeelding geeft de verschillende (verwachtings-) waarden aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPArchenCh2012001-VA01_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPArchenCh2012001-VA01_0004.png"Archeologisch beleidsadvieskaart bron: RAAP

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPArchenCh2012001-VA01_0005.jpg"

AMK terrein bron: Bestemmingsplan de Schans

Voor elke te onderscheiden verwachtingswaarde wordt de bescherming geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen 'aanlegvergunning'). De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem.

Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek, zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en opgraven).

Indien onomstotelijk aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende, op basis van de verwachtingswaarde, te onderscheiden gebieden geldt een aanlegstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevingsvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied de maatgevende minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters):

  1. a. 'specifieke vorm van waarde - AMK terrein' (swr-1a) voor bodemingrepen groter dan 0 m² en dieper dan 40 cm;
  2. b. 'specifieke vorm van waarde - archeologische vindplaats' (swr-1b) voor bodemingrepen groter dan 30 m² en dieper dan 40 cm;
  3. c. 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting' (swr-2) voor bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 40 cm;
  4. d. 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting' (swr-3) voor bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm;
  5. e. 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting watergerelateerd' (swr-4) voor bodemingrepen groter dan 10.000 m² en dieper dan 40cm;
  6. f. 'specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting' (swr-5) voor bodemingrepen groter dan 10.000 m² en dieper dan 40 cm.

Bodemingreep

In de regeling staat het begrip 'bodemingreep' centraal. Wat een bodemingreep is, wordt bepaald in artikel 1 van de planregels. Het is een brede bepaling die voorts niet limitatief is. Het niet-limitatieve karakter houdt in dat als een bepaalde ingreep niet is benoemd dat die ingreep nog wel valt onder de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Omdat bij het bouwen van gebouwen vaak ook geroerd wordt in de bodem geldt de beschermingsregeling ook voor het bouwen. Daartoe is onder het begrip 'bodemingreep' ook het bouwen van een fundering opgenomen.

2.3 Cultuurhistorische Waarden

De cultuurhistorische waarden kan betrekking hebben op specifieke bouwwerken en/of op gebieden met een cultuurhistorische waarden.

Beschermingswaardige panden

Om historisch waardevolle panden te beschermen is een regeling in dit bestemmingsplan opgenomen. Op de verbeelding is dit aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'. De bouwwerken welke bescherming vragen vanuit hun karakteristieke waarden zijn in bijlage 2 van de regels opgenomen. Hierbij is aangegeven wat beschermingswaardig is aan het pand. Het (deels) slopen, verbouwen of uitbreiden van karakteristieke bouwwerken is alleen met een omgevingsvergunning mogelijk.

Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het (bouw)plan is en welke consequenties het (bouw)plan heeft voor de cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet.

Beschermingswaardige gebieden en bouwwerken

Naast panden kunnen ook gebieden en bouwwerken (niet zijnde een gebouw) waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch perspectief. Om deze te beschermen is ook een regeling in dit bestemmingsplan opgenomen. Op de verbeelding is dit aangegeven met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

Er is een bouwwerk dat bescherming vraagt vanuit cultuurhistorisch opzicht. Dat is het hoofdinlaatwerk uit de IJssellinie uit 1953. De omschrijving hiervan is in bijlage 3 van de regels opgenomen. Hierbij is aangegeven wat beschermingswaardig is.

Dit bouwwerk moet zowel tegen bodemingrepen als tegen (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden worden beschermd. Het (ver)bouwen en slopen wordt gereguleerd via dezelfde regeling als bij panden. Hiertoe is de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. Via de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' worden bodemingrepen gereguleerd.

Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het plan is en welke consequenties het plan heeft voor de cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van burgemeester en wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet.

Rijksmonumenten

De in de gemeente aanwezige Rijksmonumenten zijn via de Monumentenwet 1988 al beschermd en hebben daarom geen beschermingsregeling in dit bestemmingsplan gekregen. Dit zou 'dubbelop' zijn en dat is ongewenst.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan

3.1 Inleiding

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan.

De doelstelling van dit bestemmingsplan is het zorgen voor een RO-juridisch kader volgens het bepaalde in de Monumentenwet 1988. Het grijpt niet in op ruimtelijke ordening zoals die doorgaans in bestemmingsplannen zijn opgenomen waarbij een nieuw project wordt mogelijk gemaakt en/of een beheerregeling voor bestaand gebruik met bijhorende bouw- en aanlegregels wordt neergelegd. De uitvoerbaarheidstoets is met betrekking tot dit bestemmingsplan dan ook wat eenvoudiger en richt zich op het (archeologisch en cultuurhistorisch) beleid en de economische uitvoerbaarheid.

3.2 Beleid

De beleidsmatige onderbouwing voor de regeling als opgenomen in dit bestemmingsplan ligt in het gemeentelijke beleid voor archeologie en cultuurhistorie. Voor die onderbouwing wordt verwezen naar dat beleid. Hierna wordt kort ingegaan op dat beleid.

3.2.1 Archeologisch beleid

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 welke een onderdeel vormt van de Monumentenwet.

Vanuit het voornoemd Verdrag en vanuit de Monumentenwet 1988 heeft Westervoort archeologisch beleid gemaakt. Dit beleidsstuk bestaat uit een rapport "Archeologische monumentenzorg", “Archeologische beleidsadvieskaart” en “Archeolandschappelijke eenhedenkaart” (gemaakt door de firma RAAP en op 12 december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld). In dit document zijn de vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek beargumenteerd. Deze vrijstellingsgrenzen zijn nodig om een goed instrument te hebben om het archeologische belang goed te implementeren in de dagelijkse ruimtelijke ordening.

3.2.2 Cultuurhistorisch beleid

In het cultuurhistorische beleid stond een lijst met beeldbepalende panden en cultuurhistorisch waardevolle gebieden centraal. Deze lijst was in 1987 vastgesteld door de raad. Deze lijst is ten behoeve van het voorliggend bestemmingsplan geactualiseerd door middel van een hernieuwd cultuurhistorisch onderzoek dat is opgenomen in bijlage 2 (uitgevoerd maart 2013 en vastgesteld in de collegevergadering van 2 april 2013). Daarnaast heeft het Defensiekunstwerk aan de Schans een gemeentelijke monumentenstatus (vastgesteld in de collegevergadering van 2 augustus 1999, zie bijlage 3).

Voor de samenstelling van de karakteristieke panden en bouwwerken zijn een aantal beoordelingscriteria opgesteld. Als uitgangspunt zijn de criteria gehanteerd zoals die door de Inventarisatiecommissie Brabantse Monumenten worden gebruikt. De criteria lagen ten grondslag aan de lijst uit 1987 en deze criteria zijn wederom gebruikt bij de motivering van het cultuurhistorisch onderzoek uit 1999 en 2013. Deze zijn in te delen in drie hoofdgroepen.

Architectonisch/kunsthistorisch

  1. 1. goed voorbeeld van stijl, bouwtrant of bouwer
  2. 2. vertegenwoordiging zeldzaam type
  3. 3. onvervangbare bouwtechniek
  4. 4. goede herkenbaarheid van bouwfasen
  5. 5. gaafheid van vorm en detaillering
  6. 6. esthetische kwaliteit

Planologisch / landschappelijk

  1. 1. samenhang met landschap of omgeving
  2. 2. de plaats in het dorp
  3. 3. functie in dorpstype en patroon
  4. 4. mate van karakteristiek voor streek of dorp
  5. 5. oorspronkelijkheid van perceelsgrenzen, wegenpatroon, waterlopen etc.

Cultuurhistorisch/sociaalhistorisch

  1. 1. verbondenheid met geschiedkundige herinneringen
  2. 2. weerslag fase in ontwikkeling van streek of dorp
  3. 3. weerslag aspect van economische of sociale geschiedenis.

3.3 Economische Uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente. Het opstellen van onderzoeken en het onder begeleiding uitvoeren van werkzaamheden, waaronder afgravingen, komen volgens de Monumentenwet voor rekening van de verstoorder. Voor de beoordeling van archeologisch onderzoeken/rapporten worden leges in rekening gebracht.

3.4 Handhaafbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan is opgezet conform de uniforme regels en het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Westervoort. De regeling is opgesteld voor de gehele gemeente waardoor de regeling voor elke bestemmingsplan hetzelfde is/zal worden en is daarmee goed handhaafbaar.

Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen

4.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maken de bijlages onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

4.2 Dit Bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Cultuurhistorie' en aanduidingen zoals zijn omschreven in hoofdstuk 2 van de toelichting. De bijbehorende regeling vervangt de regelingen in geldende plannen zoals zijn beschreven in bijlage 1. Bij nieuwe bestemmingsplannen dient het sectorplan van toepassing te worden verklaard.

Dit plan geeft dubbelbestemmingen die naast de feitelijke gebiedsbestemmingen (zoals wonen, groen, agrarisch) gelden.

Zoals in paragraaf 2.1 is omschreven zijn de in dit plan opgenomen regelingen bedoeld ter bescherming van de betrokken waarden. Soms, na een goede afweging van alle belangen, mogen ingrepen ook uitgevoerd worden terwijl ze niet in het belang zijn van de betrokken waarden. In dat geval wegen andere belangen zwaarder.

Nieuwe bestemmingsplannen

Bij nieuwe bestemmingsplannen wordt ook dit voorliggende plan van toepassing verklaard. Zo hoeft er in die nieuwe bestemmingsplannen geen tijd gestoken te worden in het overnemen van de inhoud uit voorliggend plan. Dit bespaart kosten en de kans op fouten wordt kleiner.

Door gebiedsoverstijgende regelingen in één plan op te nemen wordt het ook gemakkelijk om later een van de onderwerpen uit dit plan te herzien. Er hoeft ten slotte maar één plan herzien te worden. Ook wordt het zo makkelijk om een soortgelijke nieuwe regeling later toe te voegen: het hoeft maar in één plan opgenomen te worden.

Hoofdstuk 5 De Procedure

5.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform Afdeling 3.4 Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de beroepstermijn in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De opschorting van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Inspraak

Omdat dit plan een uitvoering is van reeds vastgesteld beleid heeft dit bestemmingsplan beperkte nieuwswaarde. Daarom is er voor gekozen om in afwijking van de gemeentelijke inspraakverordening geen inspraak te houden. Wel zijn de eigenaren van betrokken karakteristieke panden met een brief geïnformeerd over de actualisatie van de lijst van beeldbepalende panden uit 1987 en het voornemen om dat in een bestemmingsregeling vast te leggen.

5.3 Overleg

Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de VROM-inspectie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang. Het betreft een plan dat gebaseerd is op reeds vastgesteld beleid en waarin in het voorliggend sectorplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt.

Er is contact geweest met het Waterschap Rijn en IJssel en het Waterschap kan zich vinden in dit plan.

Bij de totstandkoming van de archeologische beleidskaart en de selectie van de cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken en gebieden is overleg geweest met de provincie Gelderland. Dit beleid wordt doorvertaald in dit bestemmingsplan waardoor in dit kader geen vooroverleg meer nodig is.

5.4 Zienswijzen

In de periode van 6 september tot en met 17 oktober 2012 heeft een ontwerp van voorliggend bestemmingsplan ter inzage gelegen. Tijdens die periode bleek dat de lijst van karakteristieke panden niet voldoende actueel was. Daarom is die lijst geactualiseerd. Op basis van die lijst is de procedure nogmaals gestart met een ontwerp bestemmingsplan. Dit plan heeft van 20 juni tot en met 31 juli 2013 ter inzage gelegen. Er is één zienswijze binnen gekomen. In de bijlage bij het vaststellingsbesluit bij dit bestemmingsplan wordt hier nader op in gegaan.