KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Spoor
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Waarde - Beeldbepalende Boom
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Artikel 20 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Inleiding
2.2 Ruimtelijke Situatie
2.3 Beheer Van De Bestaande Ruimtelijke Situatie
Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan
3.1 Inleiding
3.2 Beleid
3.3 Milieu
3.4 Water
3.5 Ecologie
3.6 Archeologie En Cultuurhistorie
3.7 Verkeer En Parkeren
3.8 Externe Veiligheid
3.9 Economische Uitvoerbaarheid
3.10 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
4.1 Algemeen
4.2 Verbeelding
4.3 Planregels
4.4 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 5 De Procedure
5.1 Algemeen
5.2 Verslag Artikel 3.1.1 Bro Overleg
5.3 Verslag Inspraak
5.4 Verslag Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Inrichtingen (Horeca)
Bijlage 1 Verslag Inspraak
Bijlage 2 Verslag Zienswijzen

Kern

Bestemmingsplan - Westervoort

Vastgesteld op 28-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Kern Westervoort" met identificatienummer NL.IMRO.0293.BPKERN2011002-VA01 van de gemeente Westervoort.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.8 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de bewoner van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.10 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een paardenfokkerij, een paarden- of ponyhouderij, een pelsdierfokkerij of een intensieve veehouderij;

1.12 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.13 andere geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.14 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.18 bed & breakfast

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs-) woning of het hoofdgebouw;

1.19 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.22 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.23 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.24 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik;

1.25 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.26 beperkt kwetsbaar object

  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
    zwembaden en speeltuinen;
  • kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten vallen;
  • sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten vallen;
  • objecten die met de onder en genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen,
    bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.27 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.28 bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.29 bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.30 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 buitenrijbaan

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.39 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;

[zoals bijvoorbeeld een atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenementterrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, speeltuin en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie]

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.41 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.42 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.43 erf

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.44 erker

een uitbouw van het hoofdgebouw met de omvang en uitstraling van een uitgebouwd venster, veelal gelegen voor het verlengde van de voorgevel;

1.45 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.46 evenement

periodieke en/of incidentele manifestatie zoals een sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstellingen, tentoonstelling, show, thematische beurs en thematische markt waarbij de voorbereiding ter plaatse (bijvoorbeeld opbouwen), het evenement zelf en de nazorg ter plaatse (bijvoorbeeld afbouwen) langer dan 24 uur duurt. Onder een evenement wordt in ieder geval niet begrepen de sinterklaasintocht, de sleuteloverdracht (bij carnaval), kortdurende optochten en bijeenkomsten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten;

1.47 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen,
zwemmen en vissen;

1.48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.49 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.50 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.51 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.52 geluidsbelasting vanwege een spoorweg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.54 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.55 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.56 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.57 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.58 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.59 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en/of planten;

1.60 kleinschalig kamperen

het houden van een kampeerterrein als bedoeld in artikel 8 lid 2 sub a van de Wet op de openluchtrecreatie;

1.61 kwetsbaar object

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder 1.26;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  1. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  2. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.62 lichte horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.63 LPG-doorzet

de doorzet van LPG in m3 per jaar;

1.64 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening met uitzondering van een ziekenhuis, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.65 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.66 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.67 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.68 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.69 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.70 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.71 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.72 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.73 omgevingsvergunning ten behoeve van sloop

vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.74 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.75 oprit

het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en / of carport en / of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.

1.76 overkapping

een bouwwerk op het bouwperceel van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats dan wel ten dienste van de ter plaatse toegestane activiteit en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.77 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.78 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.79 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.80 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.81 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.82 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.84 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.85 Staat van Horeca-activiteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;

1.86 stacaravan

een kampeermiddel dat mede gelet op de afmetingen en constructie, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen te worden voortbewogen;

1.87 standplaatsen

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.88 steenhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van straatstenen, tegels, grind en andere tuinbenodigdheden, niet zijnde planten, tuingereedschap of tuinhuisjes, aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in het kader van de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.89 terrassen

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.

1.90 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.91 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.92 uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.93 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.94 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;

1.95 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.96 webwinkel

een (bedrijfsmatige) dienst waarbij het showen, informeren en verkopen volledig online geschiedt en waarbij de toelevering, opslag en uitlevering van de goederen vanuit een daartoe correct bestemde locatie plaats vindt.

1.97 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.98 woonwagen

voor bewoning bestemd (hoofd)gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.99 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.100 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte.

1.101 zware horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.9 overige bepalingen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.10 relatie

Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven ter plaatse van de aanduiding: 'bedrijven ten hoogste tot en met categorie 2' voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding: 'nutsvoorziening';
  3. c. buitenopslag van goederen met een hoogte van maximaal 6 meter en met dien verstande dat buitenopslag niet is toegestaan op gronden gelegen voor de voorgevel van de bebouwing en in het verlengde daarvan;
  4. d. bestaande bedrijfswoningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tot alléén het gebruik als bedrijfswoning;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 bouwregels

3.3 afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mits:

  1. a. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in één hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die hogere categorie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de verkeersveiligheid;
  2. b. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Centrum

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. centrumfuncties die op de begane grond worden uitgeoefend:
    1. 1. cultuur en ontspanning;
    2. 2. detailhandel;
    3. 3. dienstverlening;
    4. 4. horeca als bedoeld in categorie I en II van de Staat van inrichtingen (horeca);
    5. 5. kantoor als aanwezig op het moment van ter visielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
    6. 6. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. wonen op de verdieping(en), tot het bestaande aantal woningen;
  3. c. ter hoogte van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - centrumfuncties op verdieping' de onder 4.1 onder a genoemde functies die op de verdieping mogen worden uitgeoefend als ook kantoor en sportieve recreatie;

met bijbehorende gebouwen bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 bouwregels

4.3 afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een kantoor mits:

  1. a. dit past in het straatbeeld;
  2. b. het de winkelfunctie van het centrum niet onevenredig schaadt;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Gemengd

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca-activiteiten ter plaatse van het adres Zuidelijke Parallelweg 3, als bedoeld in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten;
  2. b. detailhandel als aanwezig op het moment van ter visielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. kantoor;
  5. e. bestaande (boven)woningen met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten minste één (boven)woning is toegestaan;
  6. f. sportieve recreatie (dansschool) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - sportieve recreatie';
  7. g. ter plaatse van de Vredenburgstraat 40 voor een drukkerij.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.2 bouwregels

Artikel 6 Groen

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. parken en plantsoenen;
  3. c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

6.2 bouwregels

Artikel 7 Horeca

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bestaand aantal horecabedrijven zoals bedoeld in categorie I en II van de staat van inrichtingen (horeca);
  2. b. bestaande bovenwoningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.2 bouwregels

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 bestemmingsomschrijving

8.2 bouwregels

8.3 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Tuin

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven met een oprit c.q toegangspaden met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere-werken.

9.2 bouwregels

9.3 afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. autoboxen, ter hoogte van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - autobox';
  6. f. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van de weekmarkt;
  7. g. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van maximaal 3 standplaatsen, op de door de gemeente Westervoort aangewezen plekken;
  8. h. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
  9. i. in afwijking van het hiervoor bepaalde geldt dat voor de Dorpstraat maximaal zes evenementen per jaar zijn toegestaan;
  10. j. terrassen, uitsluitend aan de naar de openbare weg gekeerde zijde van een horecabedrijf;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

10.2 bouwregels

Artikel 11 Verkeer - Spoor

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbaar vervoervoorzieningen;
  2. b. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  3. c. maximaal twee gebouwen ten behoeve van detailhandel en/of horeca met dien verstande dat de totale maximale oppervlakte voor deze functies in totaal niet meer mag bedragen dan 200 m² b.v.o
  4. d. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

11.2 bouwregels

Artikel 12 Wonen

12.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduidingen:
      • aaneengebouwd: aaneengebouwde woningen;
      • gestapeld: gestapelde woningen;
      • twee-aan-een: twee-aan-een gebouwde woningen;
      • vrijstaand: vrijstaande woningen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat de oppervlakte beperkt is tot een maximum van 60 m2 van het hoofdgebouw en/of het aangebouwde bijgebouw;

met bijbehorende gebouwen, inpandige parkeervoorzieningen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, andere-werken, tuinen en erven.

12.2 bouwregels

12.3 afwijken van de bouwregels

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Waarde - Beeldbepalende Boom

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beeldbepalende boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de beeldbepalende waarden van die boom.

13.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen in hoofdstuk 2 mag niet worden gebouwd.

13.3 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  1. a. dat niet leidt tot een aantasting van de beeldbepalende waarden van de boom, en/of;
  2. b. strikte toepassing daarvan zou leiden tot een onevenredig grote beperking van het op de bestemming gerichte gebruik.

13.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, gelden die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

15.2 afstanden van bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

15.3 bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

16.1 strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

16.2 woningen

Nieuwe bedrijfs- en / of (boven)woningen zijn alléén toegestaan indien dat elders in deze regels nadrukkelijk wordt bepaald.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
  5. e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.

17.2 voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 17.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 19 Algemene Procedureregels

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 20 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 overgangsrecht bouwwerken

21.2 overgangsrecht gebruik

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kern Westervoort.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………………..


De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het geldende bestemmingsplan voor de kern in Westervoort is verouderd en moet, conform de wetgeving, vernieuwd worden. Dit is voor de gemeente een belangrijke reden om door middel van een inhaalslag een actueel bestemmingsplan te vervaardigen. Daarnaast worden planherzieningen die in de tussentijd gerealiseerd zijn, meegenomen in één integraal bestemmingsplan. Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een recent juridisch-planologisch kader voor de kern van Westervoort.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied is centraal gelegen in Westervoort en omvat onder andere het winkelcentrum en de stationsomgeving. Onderstaande afbeelding toont de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPKERN2011002-VA01_0002.png"
Ligging globale grens plangebied (bron: Bing Maps)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied gelden diverse bestemmingsplannen. De belangrijkste daarvan is het bestemmingsplan Kern 2000, vastgesteld op 8 april 2002; dit bestemmingsplan, dat in bijgevoegde afbeelding is weergegeven, omvat het grootste deel van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPKERN2011002-VA01_0003.png"
Uitsnede plankaart Bestemmingsplan Kern 2000 (met aantekeningen overige gebieden)

In principe worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen meegenomen. De huidige situatie wordt conform feitelijk gebruik bestemd.

1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van wijze van bestemmen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2008.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en, vaak, ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2008.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het Plan

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Er wordt allereerst aandacht besteed aan de historie van het plangebied. Verder komen in dit hoofdstuk de volgende elementen aan bod: ruimtelijke structuur (bebouwing, groen, water, wegen, monumenten) en functionele structuur (woonfunctie, bedrijven, voorzieningen). Ten slotte wordt aandacht besteed aan eventueel aanwezige waardevolle elementen en worden de aanwezige belemmeringen, zoals hoofdtransportleidingen beschreven.

2.2 Ruimtelijke Situatie

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt centraal in Westervoort. Het wordt omsloten door de spoorlijn Arnhem-Zevenaar aan de noordzijde, de Liemersallee aan de oostzijde, de Klapstraat aan de zuidzijde en de Dorpstraat aan de westzijde. In bijgevoegde afbeelding is de grens van het plangebied globaal aangegeven met daarin de namen van de wijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPKERN2011002-VA01_0004.png"
Luchtfoto met globale grens plangebied (bron: Bing Maps)

In dit plangebied is het oudste bewoningsgebied van het dorp aanwezig, rondom de hervormde kerk, Dorpstraat en Klapstraat. De geleidelijke groei van de bevolking maakte het nodig de landbouwgrond in het gebied geschikt te maken voor woningbouw. Westervoort is samen met Duiven begin jaren '80 tot groeikern aangewezen, waardoor het agrarische karakter van de gemeente tot een minimum is teruggebracht. Enkele oude boerderijen zijn nog binnen de planmatige woningbouw bewaard gebleven. Ook is de bebouwing langs de Dorpstraat en Klapstraat deels historisch van karakter. Langs deze straten is lintbebouwing aanwezig, die door de afwisseling in bebouwingsvolumes een aantrekkelijk karakter heeft.

De Kern bestaat naast de linten langs Dorpstraat en Klapstraat uit de buurten ‘Struikendoorn’, ten westen van de Kerkstraat en de ‘Oude Kern’ ten oosten van de Kerkstraat. In de 'Oude Kern' bevindt zich het winkelcentrum van Westervoort. Ook is hier het treinstation gesitueerd. Het winkelcentrum betreft een compact gebouwd ensemble, met op het binnenterrein een voetgangersgebied en aan de buitenzijde parkeerplaatsen. Op de begane grond zijn de winkels en horeca gevestigd, op de verdiepingen zijn veelal appartementen gesitueerd.

Het gebied ten oosten van de Kerkstraat, langs de straten Vredenburgstraat, 't Slag en Kreytierstraat bestaat grotendeels uit vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen. Het gebied dat ten oosten daarvan ligt, bestaat vooral uit planmatige woningbouw. Het gebied 'Struikendoorn' wordt gekenmerkt door planmatige woningbouw uit de jaren '70 van de vorige eeuw. Hier en daar zijn op inbreidingslocaties kleinschalige nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd, die samen met de bestaande lintbebouwing een afwisselend beeld geven aan de wijk.

2.3 Beheer Van De Bestaande Ruimtelijke Situatie

In het plan is de bestaande situatie als zodanig bestemd. Enkele bijzonderheden komen in deze paragraaf aan bod.

De Dorpstraat en de Klapstraat zijn kenmerkende straten in Westervoort. Grote delen van deze straten bestaan uit oude linten, waarbij de bebouwing een afwisselende bouwbreedte en bouwhoogte heeft. In het bestemmingsplan zijn in deze gebieden de maximale bouwbreedte en bouwhoogte preciezer bestemd dan in de overige straten in het plan. Hierdoor wordt getracht het karakteristieke beeld van de lintbebouwing te bewaren en hiermee wordt invulling gegeven aan het cultuurhistorische beleid van de gemeente. In de overige straten blijft ruimte bestaan om kleinschalige uitbreidingen toe te staan. Door een afwijkingsmogelijkheid kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat er om dat het straatbeeld van een oud lint in takt blijft. Dat kan blijken uit de goot- en/of bouwhoogte maar ook via de architectuur.

Het dorpscentrum van Westervoort heeft de bestemming Centrum. Binnen deze bestemming zijn verschillende functies zoals horeca, detailhandel en dienstverlening mogelijk. Dit zorgt voor de nodige flexibiliteit in het plan. Wanneer er bijvoorbeeld een winkelpand leeg staat, is het binnen de regels van het bestemmingsplan ook mogelijk om daar een dienstverlenend bedrijf te beginnen of een kantoor. Binnen de bestemming Centrum is wonen op de verdiepingen mogelijk. Wonen op de begane grond is niet gewenst omdat het -doorgaans- een minder levendige functie is die de centrumfunctie niet versterkt. Andersom geldt voor de centrumfuncties op de verdieping dat deze alleen bij het gemeentehuis en de bibliotheek zijn toegestaan (op de verbeelding is hiertoe een speciale aanduiding opgenomen). Voor het overige is wonen op de verdieping uitgangspunt.

In het centrum (en ook erbuiten voor een horecagelegenheid) zijn ook terrassen toegestaan. Terrasafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet voorzien zijn van permanente overkappingen (inklapbare zonnescherm e.a. zijn natuurlijk wel mogelijk). Als het gemeentegrond is waar het terras op komt dient er evident nog wel toestemming gevraagd te worden waarbij ook gekeken wordt naar aspecten als verkeer.

De winkels en kantoren die niet in het centrum gevestigd zijn, hebben binnen dit bestemmingsplan de bestemming Gemengd gekregen. Dat komt voor direct buiten het centrum en in de Dorpstraat en de Klapstraat. De bestemming Gemengd biedt voor de betreffende panden de nodige flexibiliteit: er wordt ruimte geboden om bij de omgeving passende functies uit te oefenen. Het gaat dus om méér dan (slechts) een functie. Zo is het mogelijk om, onder de voorwaarden zoals die in de regels gesteld zijn, zonder planherziening een winkelpand om te bouwen tot bijvoorbeeld een kantoorpand. Een voorbeeld daarvan is de winkel aan de Klapstraat 149, waar ook prima een andere functie gevestigd zou kunnen worden. Ruimtelijk gezien is dit goed inpasbaar en het voorkomt onnodige leegstand. Binnen de bestemming Gemengd is ook wonen mogelijk. Via dit bestemmingsplan wordt geregeld dat de bestaande (boven)woningen aanwezig mogen zijn. Daar waar binnen het bestemmingsvlak 'Gemengd' nog geen woning aanwezig is mag één woning komen.

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om geen nieuwe (startende) bedrijven toe te staan binnen de woonomgeving, overeenkomstig het tot op heden gevoerde beleid. In het verleden waren er in het plangebied meer bedrijven aanwezig, die verplaatst, gesaneerd of geweerd zijn. De reeds in het plangebied aanwezige bedrijven worden conform feitelijke situatie bestemd. Het plangebied leent zich er niet voor om bedrijven of bedrijfsactiviteiten zoals opslag, e.d. te huisvesten.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten die van belang zijn voor de haalbaarheid of uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft veelal onderzoeken die noodzakelijk zijn op grond van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Eveneens wordt in dit hoofdstuk het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van het plan(gebied) beknopt opgenomen.

3.2 Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. Verschillende nota's van het Rijk, zoals de Nota Ruimte, de AMVB Ruimte en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geven geen concrete input die van belang zijn voor het plan.

3.2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening Gelderland

Het streekplan Gelderland 2005 is door de Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld en geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar. Dit streekplan voorziet in een integrale herziening van het vigerende ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland (streekplan Gelderland 1996 en de daaropvolgende partiële herzieningen). Het plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is dit streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Het streekplan is een kaderscheppend plan voor diverse uitwerkingen. Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Planspecifiek

In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. Het streekplan Gelderland geeft geen specifieke input die voor het plan van toepassing is.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

Planspecifiek

In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. De Verordening Ruimte Gelderland geeft geen specifieke input die voor het plan van toepassing is.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 2026

Op 7 juli 2008 heeft de gemeenteraad van Westervoort de toekomstvisie "Westervoort op weg naar 2026" vastgesteld.

De Toekomstvisie is het kader dat de komende twintig jaar richtinggevend is voor alle beleidsontwikkelingen. Het gaat om de grote lijnen. Actualiteiten, landelijke, regionale en lokale ontwikkelingen kunnen de komende decennia hierin 'landen'. Inwoners van Westervoort, organisaties en politici waren betrokken bij de totstandkoming.

Westervoort is een fijne woon- en leefgemeente, waar mensen zich thuis voelen. Om dat vast te houden en te verbeteren heeft Westervoort in de toekomst vooral een kwalitatieve versterking nodig. Er is veel goeds in Westervoort, maar de totale leef- en woonkwaliteit kan nadrukkelijk niet zonder impulsen om de komende decennia duurzaam het hoofd te bieden. Westervoort wil zich hiermee ontwikkelen tot een gemeente waar jong en oud, minder en meer vermogend, met of zonder functiebeperking, op aantrekkelijke en gevarieerde wijze kan wonen en leven. Door zijn unieke ligging en voorzieningen in de directe omgeving heeft Westervoort een prima uitgangspunt om de vele kansen voor de toekomst te grijpen. Daarop richt de Toekomstvisie 2026 zich. Daarmee is de Toekomstvisie ook de grondslag voor de structuurvisie geweest, waarin het ruimtelijk beleid van de gemeente is vastgelegd.

Planspecifiek

In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. De Toekomstvisie 2026 geeft geen specifieke input die voor het plan van toepassing is.

Structuurvisie 'Westervoort 2020'

Op 20 september 2010 heeft de gemeenteraad van Westervoort de Structuurvisie ‘Westervoort 2020’ vastgesteld. Hierin is de visie van de gemeente Westervoort op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020 verwoord. De ambities van Westervoort voor de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen & water, milieu, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn in de Structuurvisie samengebracht voor zover deze gaan over de ruimtelijke structuur van het dorp en het buitengebied. Het doel van de Structuurvisie is het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden én het communiceren van de ambities van de gemeente aan derden.

Planspecifiek

In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. De Structuurvisie 'Westervoort 2020' geeft geen specifieke ontwikkelingen aan voor het plangebied. Wel wordt aangegeven dat het van belang is om de woningvoorraad op te plussen en zo geschikt te maken voor verschillende doelgroepen en ze levensloopbestendig te maken. Het bestemmingsplan biedt binnen het bouwvlak enige ruimte om aanpassingen op dit gebied te realiseren, zonder dat een planherziening direct nodig is. In de structuurvisie wordt tevens aangegeven dat het wenselijk is het centrum te herstructureren. Plannen hiervoor zijn nog niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan te worden opgenomen, de huidige situatie wordt conform gebruik bestemd.

Beleidsvisie Wonen

Goed woonbeleid vraagt inzicht in de effecten van recent gevoerd beleid en verwachte trends voor de komende jaren. Met de Beleidsvisie Wonen geeft de gemeente Westervoort richting aan het te voeren woonbeleid. De gemeenteraad van Westervoort heeft de 'Beleidsvisie Wonen gemeente Westervoort' op 7 december 2009 vastgesteld.

Met de geactualiseerde 'Beleidsvisie Wonen gemeente Westervoort' wordt ingespeeld op de actuele woonvraagstukken in Westervoort. Bijzondere aandacht wordt besteed aan drie doelgroepen: doorstromers, starters en senioren.

Planspecifiek

In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. De Beleidsvisie Wonen geeft geen specifieke ontwikkelingen aan voor het plangebied. Wel wordt aangegeven dat de bestaande woningvoorraad aangepast moet worden aan de veranderende vraag en deze levensloopbestendig te maken. Het bestemmingsplan biedt binnen het bouwvlak enige ruimte om aanpassingen op dit gebied te realiseren, zonder dat een planherziening direct nodig is.

Groenstructuurplan Levende Aders II (2011)

In 2000 is het groenstructuurplan 'Levende Aders' opgesteld. Het nieuwe groenstructuurplan, 'Levende Aders II', is een vervolg hierop en gaat verder in op de ingezette koers. Nieuwe ontwikkelingen en inzichten, ten opzichte van het beheer van de openbare ruimte, zijn in dit groenstructuurplan verwerkt. Het beschikbare budget voor het beheer van de openbare ruimte is beperkt en naar verwachting blijft dit zo gezien de huidige recessie. De uitdaging is om een groenstructuurplan op te stellen waarbij gezocht wordt naar een versobering van de openbare ruimte zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de identiteit van het groen.

De volgende vragen komen aan bod:

  • op welke manier kan er een versobering plaatsvinden met vernieuwde groeninzichten?
  • op welke manier kan de hoofdstructuur verbeterd worden?
  • op welke manier kan het ecologische netwerk worden verbeterd en behouden blijven?
  • waar liggen de prioriteiten ten opzichte van het beheer en de groenrenovaties?

Het groenstructuurplan heeft de volgende doelen:

  • het behouden en verbeteren van de kwaliteit en identiteit van het groen
  • het vastleggen van de hoofdstructuur en deze verbeteren
  • het ecologische netwerk behouden en verbeteren
  • prioriteiten vaststellen ten opzichte van beheer en groenrenovaties

Planspecifiek

In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. Het Groenstructuurplan Levende Aders II geeft geen specifieke input die voor het plan van toepassing is.

Centrumvisie Westervoort

De gemeente is begin 2007 gestart met het opstellen van een centrumvisie voor het winkelcentrum de Wyborgh en de directe omgeving daarvan. Het doel van de centrumvisie is het bepalen van een kader voor de (her)ontwikkeling van het centrum van Westervoort, zodat de levensvatbaarheid (winkelen, werken, etc.) en leefbaarheid (wonen, veiligheid, etc.) van alle functies in het centrum op de langere termijn worden gegarandeerd. Op 2 november 2009 heeft de gemeenteraad de centrumvisie vastgesteld.

Planspecifiek

In de centrumvisie is een richting aangegeven waarop het centrum ontwikkeld moet worden. Dit moet nog nadere uitwerking krijgen in de toekomst, wat vervolgens door een aparte ruimtelijke procedure mogelijk gemaakt wordt. In dit bestemmingsplan is de ontwikkeling van het centrum niet meegenomen, het geheel is conform de huidige situatie bestemd.

3.3 Milieu

3.3.1 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.

Planspecifiek

Aangezien er binnen voorliggend plan geen nieuwe ontwikkelingen (bouwplannen) worden meegenomen, vormt de bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

3.3.2 Lucht

In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er met betrekking tot luchtkwaliteit twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Planspecifiek

Aangezien er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid.

3.3.3 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    1. 1. verzorgingstehuizen;
    2. 2. kinderdagverblijven
    3. 3. psychiatrische inrichtingen
    4. 4. medisch centra;
    5. 5. poliklinieken;
    6. 6. medische kleuterdagverblijven.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

De gemeente Westervoort heeft in 2007 geluidbeleid vastgesteld. Het beleid bestaat uit een Nota Geluidsbeleid waarin de hoofdlijnen van het beleid uiteen worden gezet en een viertal deelnota's, te weten een Nota Hogere Grenswaarden, een Nota Bedrijven en geluid, een Nota Evenementen en Geluid en een Nota Bouwlawaai. Met het Geluidbeleidsplan en de daarin opgenomen bijlagen is gevolg gegeven aan de voornemens uit het gemeentelijke milieubeleidsplan om de geluidssituatie binnen de gemeente te inventariseren, geluidskaarten op te stellen en het opstellen van een gemeentebreed geluidsbeleid.

De doelstelling van het beleid is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren een passende geluidskwaliteit in elk gebied. Het geluidsbeleid heeft vooral betrekking op nieuwe situaties zoals de aanleg van nieuwe wegen en woonwijken.

Planspecifiek

Aangezien er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, vormt geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

3.3.4 Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) heeft in 2009 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uitgegeven. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Planspecifiek

In het plan zijn enkele kleinschalige bedrijven aanwezig. Aan 't Slag 8 en aan de Vredenburgstraat 32 zijn garagebedrijven gevestigd. Verder is er aan de Klapstraat 163 een taxibedrijf aanwezig. De genoemde bedrijven zijn reeds vele jaren aanwezig op de locatie en leveren geen overlast op voor de omgeving. Aangezien er daarnaast in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, vormt de milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

3.4 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kunnen verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en kan de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.

Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPKERN2011002-VA01_0005.png"
Ingevulde watertoetstabel

Aangezien het plan conserverend van aard is en geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, is er in de watertoetstabel enkel 'nee' als antwoord aangegeven. Dit betekent dat het plan waterhuishoudkundig niet van belang is.

Planspecifiek

Het bestemmingsplan is ter informatie toegezonden aan het Waterschap Rijn en IJssel. Er zijn geen opmerkingen ontvangen op het plan.

Het bestemmingsplan is op het gebied van water uitvoerbaar.

3.5 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Planspecifiek

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die ten koste kunnen gaan van ecologische waarden. Het bestemmingsplan is daarmee op het gebied van ecologie uitvoerbaar.

3.6 Archeologie En Cultuurhistorie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Zij pleit voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie, dus (onder meer) monumenten en archeologie gezamenlijk, in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De verwachting daarbij is dat overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijke ontwerpers er toe aangezet worden om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen.

Sinds 1 januari 2012 is het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan enkele maatregelen uit de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg die op 28 september 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Met dit besluit is het verplicht geworden om cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening te verankeren. Sinds de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) in 2007 is dit al een feit voor archeologische waarden. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden komt bij de gemeente te liggen. Dit houdt in dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met zowel de aanwezige ondergrondse als de bovengrondse cultuurhistorische waarden. Voorafgaande daaraan moeten gemeenten een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden.

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.

Planspecifiek

Volgens de Monumentenwet heeft de gemeenteraad de mogelijkheid grenzen aan te geven waarbinnen het uitvoeren van een archeologisch onderzoek wel of niet verplicht is, de zogenaamde vrijstellingsgrenzen.

De gemeente Westervoort heeft het rapport 'Archeologische Monumentenzorg in de gemeente Westervoort' opgesteld. In dit rapport zijn de archeologische kenmerken en cultuurhistorische elementen in Westervoort in kaart gebracht en toegelicht. Het rapport bevat twee kaarten.

  • De archeolandschappelijke eenhedenkaart biedt inzicht in de geomorfologische en bodemkundige opbouw van het landschap en de bijbehorende archeologische verwachtingswaarde. Ook zijn de bekende archeologische vindplaatsen en de locaties van cultuurhistorische objecten die archeologisch gezien relevant zijn, opgenomen.
  • Op basis van de eenhedenkaart is de concept archeologische beleidskaart opgesteld. Op deze kaart zijn de archeologische verwachtingen/gegevens omgezet naar zes verwachtingszones met ieder hun eigen vrijstellingsgrenzen. Met vrijstelling wordt hier bedoeld dat, als men binnen de genoemde grenzen van oppervlak en diepte blijft, er geen archeologisch onderzoek verplicht is.

Zoals de Monumentenwet aangeeft moet de gemeenteraad de vrijstellingsgrenzen en dus de archeologische beleidskaart vaststellen, waarna dit archeologisch beleid wordt vastgelegd in ruimtelijke plannen.

Om te onderzoeken wat de archeologische waarde van het plangebied is, is de archeologische advieskaart van de gemeente Westervoort geraadpleegd. Bijgaand is een gedeelte van de kaart afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPKERN2011002-VA01_0006.png"
Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Westervoort

Op de kaart is te zien dat een groot deel van het plangebied valt onder een gebied met een vrijstellingsgrens voor oppervlaktes kleiner dan 200 m2 (licht oranje kleur).

De gemeente Westervoort is bezig met het opstellen van een bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie. Dat bestemmingsplan legt een bij het beleid passende regeling neer voor geheel het grondgebied van de gemeente Westervoort. Het voorliggende bestemmingsplan neemt daarom geen regeling op en verwijst naar het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie. .

Aangezien in dit plan geen ontwikkelingen zijn voorzien, wordt het plan op het gebied van archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar geacht.

3.7 Verkeer En Parkeren

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is de verkeersstructuur van een bepaald gebied. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die getoetst moeten worden aan de eisen op het gebied van verkeer en parkeren.

Er zijn verder geen grote ingrepen nodig om problematische situaties op te lossen. Een belangrijk aspect is het nieuwe station in Westervoort. De bouw van het station is reeds door een eerder bestemmingsplan mogelijk gemaakt en daarbij getoetst op alle relevante aspecten.

Dit bestemmingsplan is daarmee op het gebied van verkeer en parkeren uitvoerbaar.

3.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

De gemeente Westervoort wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Westervoort de Beleidsvisie Externe Veiligheid geformuleerd. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico’s in de gemeente Westervoort aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico’s om dient te worden gegaan.

Planspecifiek

Via de site risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. bijgaand een screenshot van die site.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPKERN2011002-VA01_0007.png"
Screenshot www.risicokaart.nl

In het plangebied zijn naast enkele gevoelige functies als de school en het winkelcentrum, geen kwetsbare objecten aanwezig. Aan de Emmerik 5 (net buiten het plangebied) is Sports planet De Pals aanwezig, een multifunctioneel sportcentrum met zwembad. Hierin vindt beperkte opslag van gevaarlijke stoffen plaats en tevens is het een gevoelig object op het gebied van groepsrisico.

Uit gegevens van de regionale brandweer en Prorail volgt dat er nog wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vindt en dat vormt een extern veiligheidsrisico voor het plangebied. In het kader van de ruimtelijke procedure ten behoeve van de bouw van het station, is reeds onderzoek verricht naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Uit dit onderzoek blijkt dat het Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen geen knelpunt vormde voor de ontwikkeling van het station. Het station lag buiten de mogelijke invloedsafstanden. Daarnaast vormen bedrijven ook geen knelpunt voor externe veiligheid. Op basis van die informatie is destijds geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling van het station in Westervoort vanuit het oogpunt van externe veiligheid inpasbaar was.

Wanneer de ontwikkeling van het station uit oogpunt van externe veiligheid mogelijk is, mag worden aangenomen dat er geen problemen aanwezig zijn ten aanzien van de bestaande functies in het plangebied van dit bestemmingsplan. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, de huidige situatie wordt conform de werkelijke situatie bestemd.

De gemeente houdt in haar externe veiligheidsbeleid reeds rekening door geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de veiligheidszones van het spoor toe te staan. Het bestemmingsplan is, mede gezien het feit dat geen nieuwe ontwikkelingen beoogd zijn en gezien de hiervoor beschreven uitkomsten, uitvoerbaar op het gebied van externe veiligheid.

3.9 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk en er zijn geen externe partijen betrokken. De plankosten zijn voor de gemeente Westervoort en daarvoor is budget beschikbaar. Voor dit bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld. Eventuele planschade komt voor rekening van de gemeente Westervoort. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.

3.10 Handhaafbaarheid

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het plan door de gemeenteraad geen handhaving door de gemeente plaatsvindt. Het is daarom van belang om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van het plan.

Voor een goed handhavingsbeleid zijn vier factoren van belang:

1. Voldoende kenbaarheid van het plan.

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degene die het moeten naleven. De wet kent enkele waarborgen ten aanzien van de te volgende procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraak en rechtsbeschermingmomenten ingebouwd.

2. Draagvlak voor beleid en regeling in het plan.

De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Het is normaal dat niet iedereen zich kan vinden in ieder onderdeel van het plan. Een algemeen positieve benadering komt de handhaafbaarheid echter ten goede.

3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling moet realistisch en inzichtelijk zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarnaast en bovenal moeten de regels goed controleerbaar zijn. De regels moeten mede om die rede niet meer regelen dan strikt noodzakelijk is.

4. Actief gemeentelijk handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie binnen het plangebied. Daarnaast moeten geschikte maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten ontstaat er rechtsonzekerheid.

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is neergelegd in een drietal documenten.

  1. a. De Integrale handhavingnota 2005 is op 6 december 2004 vastgesteld door de gemeenteraad. Deze nota heeft tot doel het gemeentebrede handhavingsbeleid weer te geven en om van daaruit het beoogde handhavingsbeleid te ontwikkelen voor deelterreinen als Algemene plaatselijke verordening, bijzondere wetten, bouw- en woningtoezicht, ruimtelijke ordening en milieu. Dit betekent dat de uitgangspunten van deze nota van toepassing zijn op de handhavingstrajecten op die deelterreinen en dat op die terreinen nog specifiek handhavingsbeleid wordt ontwikkeld. Gemeentelijke bestuursorganen handelen overeenkomstig het algemene en specifieke beleid bij de handhaving.
  2. b. De nota Handhaving Bouwregelgeving 2006 is door de gemeenteraad op 21 februari 2006 vastgesteld en bevat het beleid voor de uitvoering van de handhavingstaak. De speerpunten voor de handhaving zijn:
    1. (brand)veiligheid en gezondheid;
    2. controles tijdens de bouw;
    3. bestaande gevallen.
    In de nota is onder meer vastgelegd op welke wijze toezicht plaatsvindt, hoe het college handhaaft en wanneer het college een overtreding gedoogt.
  3. c. De Nota Handhaving APV en bijzondere wetten 2007. Deze nota is op 19 december 2006 vastgesteld door zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester. Deze nota geeft weer op welke wijze het college en de burgemeester omgaan met de handhaving van regels op het terrein van de Algemene Plaatselijke verordening (APV), de Afvalstoffenverordening, de Drank- en Horecawet en de Wet op de Kansspelen.

Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen

4.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

4.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

4.3 Planregels

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

4.4 Wijze Van Bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • Bedrijf waarbij de functie bedrijf wordt neergelegd;
  • Centrum waarbij de functies in het dorpscentrum zoals detailhandel, horeca, etc. worden neergelegd. Het centrumgebied kenmerkt zich verder als een openbare ontmoetingsruimte. Functies zoals een kermis of een markt e.a. zijn vanzelfsprekend toegestaan binnen deze bestemming;
  • Gemengd waarbij functies buiten het centrum zoals de bestaande detailhandel, dienstverlening, kantoor, etc. worden neergelegd;
  • Groen, waarbij de groene functie wordt neergelegd. Deze bestemming is toegekend aan die delen van de openbare ruimte waarbij het van belang is dat deze in hoofdzaak een groen karakter behouden. Veranderingen in de inrichting, w.o. enkele nieuwe parkeerplaatsen of een nieuwe langzaamverkeerroute, passen in deze bestemming maar het gebied als geheel dient een groen karakter te behouden;
  • Horeca, waarbij de horecafunctie wordt neergelegd;
  • Maatschappelijk, waarbij de maatschappelijke functie wordt neergelegd;
  • Tuin, waarbij de tuinfunctie wordt neergelegd;
  • Verkeer, waarbij de reguliere verkeersfunctie wordt neergelegd. Voorts geldt hier dat het reguliere openbare gebruik ook is toegelaten. Denk bijvoorbeeld aan de jaarlijkse kermis of een standplaats;
  • Verkeer - Spoor, waarbij de specifieke verkeersfunctie van het spoor wordt neergelegd;
  • Wonen waarbij de woonfunctie wordt neergelegd.

Dit plan kent geen noemenswaardige bijzonderheden.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 5 De Procedure

5.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Verslag Artikel 3.1.1 Bro Overleg

Volgens de door gedeputeerde staten van Gelderland vastgestelde WRO-agenda (brief GS van Gelderland van 5 juni 2008, nr. 2008-008347) is in dit geval sprake van een lokaal belang zonder provinciale verantwoordelijkheid, belangen of activiteiten. Planbegeleiding en vooroverleg zijn in dit geval dan ook niet nodig. Evenmin zijn Rijksbelangen in het geding. In het kader van de watertoets is overleg gepleegd met het bestuur van het waterschap Rijn en IJssel. De resultaten hiervan zijn verwerkt in paragraaf 3.4.

5.3 Verslag Inspraak

In de bijlage is een verslag opgenomen van de inspraak ex artikel 3.1.1 Bro.

5.4 Verslag Zienswijzen

In de bijlage wordt verslag gedaan van de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Inrichtingen (Horeca)

Bijlage 2 Staat van inrichtingen (horeca)

Bijlage 1 Verslag Inspraak

Bijlage 1 verslag inspraak

Bijlage 2 Verslag Zienswijzen

Bijlage 2 verslag zienswijzen