KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Verkeer - Spoor
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Opbouw Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieutechnische En Ruimtelijke Uitvoerbaarheid
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
4.3 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Planregels
5.4 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen (Horeca)
Bijlage 1 Bestemmingsplan Stationsgebied
Bijlage 2 Nota Zienswijzen

Zuidelijke Parallelweg 3

Bestemmingsplan - Gemeente Westervoort

Vastgesteld op 22-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Zuidelijke Parallelweg 3" met identificatienummer NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01 van de gemeente Westervoort.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.8 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de bewoner van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.10 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een paardenfokkerij, een paarden- of ponyhouderij, een pelsdierfokkerij of een intensieve veehouderij;

1.12 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.13 andere geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.14 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.18 bed & breakfast

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs-) woning of het hoofdgebouw;

1.19 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.22 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.23 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.24 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik;

1.25 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.26 beperkt kwetsbaar object

  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
    zwembaden en speeltuinen;
  • kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten vallen;
  • sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten vallen;
  • objecten die met de onder en genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen,
    bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.27 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.28 bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.29 bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.30 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 buitenrijbaan

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.39 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;

[zoals bijvoorbeeld een atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenementterrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, speeltuin en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie]

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.41 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.42 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.43 erf

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.44 erker

een uitbouw van het hoofdgebouw met de omvang en uitstraling van een uitgebouwd venster, veelal gelegen voor het verlengde van de voorgevel;

1.45 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.46 evenement

periodieke en/of incidentele manifestatie zoals een sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstellingen, tentoonstelling, show, thematische beurs en thematische markt waarbij de voorbereiding ter plaatse (bijvoorbeeld opbouwen), het evenement zelf en de nazorg ter plaatse (bijvoorbeeld afbouwen) langer dan 24 uur duurt. Onder een evenement wordt in ieder geval niet begrepen de sinterklaasintocht, de sleuteloverdracht (bij carnaval), kortdurende optochten en bijeenkomsten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten;

1.47 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen,
zwemmen en vissen;

1.48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.49 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.50 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.51 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.52 geluidsbelasting vanwege een spoorweg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.54 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.55 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.56 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.57 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.58 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.59 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en/of planten;

1.60 kleinschalig kamperen

het houden van een kampeerterrein als bedoeld in artikel 8 lid 2 sub a van de Wet op de openluchtrecreatie;

1.61 kwetsbaar object

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder 1.26;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  1. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  2. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.62 lichte horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.63 LPG-doorzet

de doorzet van LPG in m3 per jaar;

1.64 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening met uitzondering van een ziekenhuis, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.65 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.66 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.67 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.68 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.69 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.70 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.71 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.72 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.73 omgevingsvergunning ten behoeve van sloop

vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.74 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.75 oprit

het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en / of carport en / of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.

1.76 overkapping

een bouwwerk op het bouwperceel van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats dan wel ten dienste van de ter plaatse toegestane activiteit en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.77 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.78 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.79 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.80 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.81 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.82 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.84 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.85 Staat van Horeca-activiteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;

1.86 stacaravan

een kampeermiddel dat mede gelet op de afmetingen en constructie, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen te worden voortbewogen;

1.87 standplaatsen

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.88 steenhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van straatstenen, tegels, grind en andere tuinbenodigdheden, niet zijnde planten, tuingereedschap of tuinhuisjes, aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in het kader van de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.89 terrassen

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.

1.90 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.91 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.92 uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.93 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.94 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;

1.95 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.96 webwinkel

een (bedrijfsmatige) dienst waarbij het showen, informeren en verkopen volledig online geschiedt en waarbij de toelevering, opslag en uitlevering van de goederen vanuit een daartoe correct bestemde locatie plaats vindt.

1.97 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.98 woonwagen

voor bewoning bestemd (hoofd)gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.99 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.100 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte.

1.101 zware horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.9 overige bepalingen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.10 relatie

Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. minimaal 30 m2 aan horeca-activiteiten als bedoeld in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten zoals is opgenomen in bijlage 1 en/of horeca-activiteiten café, café-restaurant en proeflokaal als bedoeld in categorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten zoals is opgenomen in bijlage 1 ;
  2. b. detailhandel;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. kantoor;
  5. e. fietsverhuur;
  6. f. overige stationsgerelateerde voorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 bouwregels

Artikel 4 Verkeer - Spoor

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbaar vervoervoorzieningen;
  2. b. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  3. c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

4.2 bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, gelden die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

6.2 afstanden van bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

6.3 bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
  5. e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.

8.2 voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 8.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 11 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Archeologie en Cultuurhistorie

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 overgangsrecht bouwwerken

13.2 overgangsrecht gebruik

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zuidelijke Parallelweg 3.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………………..


De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

De gemeente Westervoort is voornemens om het bestemmingsplan ter plaatse van de Zuidelijke parallelweg 3 te herzien. De belangrijkste aanleiding voor het opstellen van dit plan is om op deze bijzondere locatie, tussen centrum en het station, passende functies en bouwmogelijkheden toe te staan, zoals bedoeld ten tijde van de realisatie van het station. Hiermee kan het cultuurhistorisch waardevolle pand behouden blijven en kunnen ondersteunende/aanvullende functies worden gerealiseerd voor de treinreizigers en bezoekers van het centrum. Om ruimtelijke kaders te bieden voor een toekomstige ontwikkeling zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Die als aanvullend welstandsbeleid worden vastgesteld.

Binnen het vigerend bestemmingsplan “Kern” is op deze locatie de bestemming Gemengd opgenomen en zijn de bouwmogelijkheden beperkt tot de huidige bebouwing. Onder de gemengde bestemming zijn dienstverlening, kantoor en horeca passend. Hieraan zal met voorliggend bestemmingsplan ook de functie o.a. detailhandel worden toegestaan en zijn ontwikkelmogelijkheden opgenomen om hier een aantrekkelijke verblijfsplek/trekpleister van te maken.

Omdat voorgaande strijdig is met het geldende bestemmingsplan en omdat het voornemen past op de locatie en gewenst is wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Met het bestemmingsplan wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Zuidelijke Parallelweg 3 in het centrum van Westervoort. De locatie maakt onderdeel uit van het stationsgebied. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0002.jpg"
bron: Google maps

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kern' (vastgesteld 28 januari 2013) . Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming Gemengd. Bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Kern' was het bestemmingsplan 'Stationsgebied' (onherroepelijk 8 juni 2010) geldend. Hierbij zijn echter de gebruiksmogelijkheden voor detailhandel en de bouwmogelijkheden niet één op één overgenomen. Voorliggend bestemmingsplan herstelt dit. Dit betekent dat verder de regeling hetzelfde blijft met alleen de toevoeging van de twee bovenstaande aspecten. De geometrie is gewijzigd aangezien de kadastrale grenzen afwijken van wat er in het bestemmingsplan 'Kern' was opgenomen en beter aansluiten op de opgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0003.jpg"

Bestemmingsplan Kern

Tot slot geldt ter plaatse van het plangebied het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' dat op 28 oktober 2013 is vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen die bedoeld zijn om de te verwachten archeologische waarde en cultuurhistorische waarde te beschermen. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Hierbij is opgenomen dat bij bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 40 cm moet worden onderzocht of er daadwerkelijk archeologische resten in de grond aanwezig zijn en dat de ontwikkeling deze waarden niet aantast. Daarnaast is de woning aangemerkt als 'karakteristiek' en heeft het perceel de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie. Hierbij is aangegeven dat sloop en/of (ver)bouwen op deze locatie de omschreven waarden niet mag aantasten. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning zal dit moeten worden gemotiveerd.

1.4 Opbouw Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de meest recente afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en, vaak ook, op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de zienswijzen en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het Initiatief

In dit hoofdstuk komt de doelstelling van dit bestemmingsplan aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige structuren, functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige Situatie

De voormalige baanwachterswoning ligt in de directe nabijheid van het station Westervoort. De locatie ligt tussen 2 delen van het centrum. Aan de zuidwest zijde het winkelcentrum De Wyborgh en aan de noordzijde de voorzieningen die langs de Dorpstraat gevestigd zijn. Het perceel is ingeklemd tussen het spoor en het gemeentehuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0004.png"

Huidige situatie en het perceel behorende bij Zuidelijke Parallelweg 3

Voorafgaand aan de realisatie van het station in Westervoort is het pand Zuidelijke Parallelweg 3 door de gemeente aangekocht vanwege onder andere de inrichting van het voorplein en infrastructuur. Het pand was in gebruik als woonhuis. Deze voormalige baanwachterswoning is in het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie aangemerkt als 'karakteristiek'. Op het perceel staat naast het hoofdgebouw nog een schuurtje. Verder staat er een aantal bomen op en in de directe nabijheid van de kavel. Onderstaande foto's geven een impressie van het huidige pand in haar omgeving en de inrichting van de buitenruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0005.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0006.jpg"

Zicht op voorplein station, onderdoorgang en links het plangebied (links). De voormalige baanwachterswoning met schuur.(rechts)

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0007.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0008.jpg"

Beeld vanaf de Zuidelijke Parallelweg (links). Zicht vanaf nieuwe entree station op plangebied. (rechts)

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0009.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0010.jpg"

Zicht vanaf perron op de hooggaande begroeiing op het perceel (links). Zicht op de noordzijde van het plangebied komende vanaf Arnhem (rechts).

2.2 Toekomstige Situatie

Voor onderhavige locatie is reeds in 2010 het bestemmingsplan 'Stationsgebied' opgesteld. Met het nieuwe bestemmingsplan 'Kern' uit 2013 zijn de gebruiksmogelijkheden voor detailhandel en de 200 m2 BVO aan bouwmogelijkheden buiten het bouwvlak niet als zodanig overgenomen. Dit wordt in voorliggend bestemmingsplan hersteld. Onderstaande tekst motiveert waarom deze gebruik- en bouwmogelijkheden nog steeds wenselijk zijn. Vervolgens wordt ingegaan op de gewenste beeldkwaliteit.

De locatie ligt op een strategisch waardevolle plek, nabij het station en tussen diverse voorzieningen en winkels. Doelstelling van de gemeente is om de gebieden met voorzieningen in Westervoort noord en het winkelcentrum beter met elkaar te verbinden. Dit is al deels gebeurd door de nieuwe onderdoorgang bij het station. De verbinding tussen noord en zuid is hierdoor verbeterd. Ook wordt gewerkt aan de planvorming voor herinrichting van de buitenruimte en de Dorpstraat waarmee meer een uitstraling als verblijfsgebied wordt nagestreefd, in plaats van de pure verkeersfunctie die het nu uitstraalt. Het plangebied en de toekomstige functie kan een belangrijke schakel hierin zijn. Functies die op deze plek goed passen zijn onder andere: (lichte) horeca, detailhandel, dienstverlening, fietsverhuur, atelier of maatschappelijke functie. Het kan een meerwaarde bieden aan de treinreiziger die er bijvoorbeeld voor een broodje en koffie terecht kan, maar ook een meerwaarde en aanvulling op de voorzieningen in het centrum. Binnen voorliggend bestemmingsplan zal dan ook een grote variëteit aan functies worden toegestaan die op deze locatie past.

2.3 Beeldkwaliteit

De gemeente heeft in samenwerking met Buro SRO stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld die als toetsingskader dient bij een omgevingsvergunningaanvraag. Dit zijn enerzijds eisen die in ook in de regels van voorliggend bestemmingsplan zijn opgenomen en anderzijds als aanvullend welstandsbeleid wordt vastgesteld in het kader van de Woningwet.

Deze uitgangspunten zijn verdeeld in stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten en uitgangspunten voor de bijgebouwen en de erfinrichting. Voor de uitgangspunten is een onderscheid gemaakt in een eis (E) en een aanbeveling (A). De uitgangspunten zijn verbeeld in een voorbeelduitwerking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0011.jpg"

Voorbeelduitwerking

Stedenbouwkundige uitgangspunten

De stedenbouwkundige uitgangspunten gaan uit van een tweedeling van het perceel. Het karakteristieke baanwachtershuisje blijft behouden en aan de zuidzijde ontstaat ruimte voor een nieuwe bouwmassa. De noordwestzijde behoudt zijn historische karakter. Hierbij blijft het voormalig baanwachtershuisje zichtbaar en fungeert het als oriëntatiepunt aan het einde van de Brugweg. Dit karakter sluit aan op de historische bebouwing aan de Dorpstraat. De buitenruimte is semi openbaar en ingericht als een parkje met enkele bomen en een pad. Dit is daarmee bedoeld voor extensief gebruik. De zuidoostzijde van het perceel sluit qua uitstraling en gebruik aan bij het station en het stationsplein. Hier kan bebouwing met een moderne uitstraling gerealiseerd worden. De buitenruimte is ingericht als terras. De twee 'gezichten' zijn met een corridor en tussenpleintje met elkaar verbonden.

Door juist de contrasten tussen beide sferen te benadrukken worden de verschillende tijdsgeesten zichtbaar. Indien er wordt uitgegaan van alleen de sfeer van het baanwachtershuisje dan past hier alleen nog een ondergeschikt bijgebouw bij. Dit sluit niet aan bij de wens voor een relatief grote bouwmassa. Ook het refereren naar het verleden voor de nieuwbouw gaat ten koste van de herkenbaarheid van het baanwachtershuisje.

E De volgende functies zijn goed inpasbaar op de betreffende locatie: maatschappelijke functie, dienstverlening, detailhandel, fietsverhuur en er dient in ieder geval minimaal 30 m2 een vorm van lichte horeca (categorie 1 van de staat van inrichtingen) en/of de horecafuncties café, café-restaurant en proeflokaal (uit categorie 2 van de staat van inrichtingen) aanwezig te zijn;

E Het baanwachtershuisje blijft gehandhaafd en aan de zuidkant ontstaat ruimte voor nieuwbouw;

E Het baanwachtershuisje dient als afzonderlijk object herkenbaar te blijven. Dit wordt bereikt door geen massa's tegen het gebouw aan te bouwen, behoudens een verbindend element met de nieuwe massa. Daarnaast dient minimaal 5 meter tussen de nieuwe massa en het baanwachtershuisje te worden gehanteerd;

E Beide gebouwen zijn gelijkwaardig in hiërarchie, dus te zien als hoofdgebouw;

E Het bestaande bijgebouw dient te worden gesloopt;

E De nieuwe massa staat minimaal 2 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens en in het verlengde van de zijgevel van het baanwachtershuisje aan de spoorzijde;

E Het nieuwe gebouw volgt enerzijds de bebouwingrichting van het baanwachtershuisje (bijv. begane grond) en anderszijds de schuine strakke vormen van het station(splein) dit kan bijvoorbeeld op de tweede laag of in de vorm van het dak. Hiermee ontstaat ook een zichtrelatie tussen Zuidelijke Parallelweg en het voormalige baanwachtershuisje. Dit is op de voorbeelduitwerking te zien.

Architectonische uitgangspunten

De tweedeling komt ook terug in de architectonische uitstraling. Een traditionele uitstraling van het baanwachtershuisje en een moderne uitstraling van de nieuwe bouwmassa. De onderstaande eisen ten aanzien van de massaopbouw en materiaalkeuzes zijn afgeleid van de aanwezige uitstraling van de directe omgeving.

E Het karakteristieke baanwachtershuisje wordt opgeknapt en ontdaan van niet-karakteristieke delen;

E De maximaal toelaatbare massa, bouwhoogte en goothoogte van het baanwachtershuisje is conform de huidige situatie;

E Het baanwachtershuisje laat het historisch karakter zien dat aansluit op het oude dorpscentrum en het nieuwe gebouw sluit aan op de uitstraling van het moderne station en winkelcentrum de Wyborgh aan het stationsplein;

E De nieuwe massa heeft een maximale oppervlakte van 200 m2 Bruto VloerOppervlak verdeeld over maximaal 2 bouwlagen;

E De maximale bouwhoogte van de nieuwe massa is gelijk aan het baanwachtershuisje, circa 7 meter;

E Het te realiseren pand kan worden voorzien van een plat dak, lessenaarsdak, gebogen dak of zadeldak;

E Het verbindend element tussen het baanwachtershuisje en de nieuwe bouwmassa bestaat uit één bouwlaag en wordt uitgevoerd in glas;

A De nieuwe bouwmassa bestaat uit de volgende materialen: hout, glas, beton en (gekleurd) metaal in gedekte kleuren. Referentiekader vormt het station, het perron en het straatmeubilair op het stationsplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0012.png"

referentiekader beeldkwaliteit nieuwbouw

Bijgebouwen/aanbouwen en erfinrichting

Op het terrein zijn geen bijgebouwen toegestaan. Qua erfinrichting is het groene karakter en extensief gebruik aan de noordzijde het uitgangspunt en aan de zuidzijde intensief gebruik met een terras en groene aankleding. Hierbij dient zowel vanaf de Brugweg, als vanaf het perron zicht te zijn op het karakteristieke pand. Tussen de hoofdgebouwen en het talud is ruimte voor voorzieningen die zoveel mogelijk uit het zicht dienen te blijven zoals containers, levering producten, magazijn etc. De relatie tussen het spoor/perron en het plangebied kan worden versterkt door de begroeiing op het talud uit te dunnen.

E Op het gehele perceel zijn geen bijgebouwen toegestaan;

A Het magazijn, de stalling van vuilcontainers en ander minder fraaie delen van het gebouw/voorzieningen dienen zoveel mogelijk uit het zicht te worden gehouden. De beste plek is hiervoor tussen de noord-oostzijde van het nieuwe gebouw en het talud, het laden en lossen van goederen/producten kan eventueel vanaf de kiss and ride plek;

A Het voorterrein tussen Dorpstraat en het baanwachtershuisje kan worden ingericht als parkje of wandeltuin met enkele zitplekjes;

A Het baanwachtershuisje vormt vanaf de Brugweg en de kruising met de Dorpstraat een herkenningspunt. Hierdoor is op dit voorterrein alleen lage begroeiing gewenst met eventueel enkele bomen, zolang het huisje maar goed in het zicht blijft;

A Voorstel is om ook het noord-westelijk deel van de tuin met schanskorven af te schermen behoudens een opening aan de Dorpstraat waardoor een pad richting het baanwachtershuisje kan worden gemaakt zodat het perceel vanaf de noordzijde ook goed toegankelijk is en er een eenheid ontstaat m.b.t. de erfafscheidingen;

A De relatie tussen het baanwachtershuisje en het spoor kan worden versterkt. Dit kan worden bereikt door de begroeiing op het talud te verdunnen/weggehaald, zodat vanaf het perron het huisje zichtbaar is;

A Het intensieve gebruik van het buitenterrein, in de vorm van een terras, dient aan de zuidzijde plaats te vinden. Dit is enerzijds gunstig gelegen qua zonoriëntatie en anderzijds zorgt dit voor levendigheid aan het stationsplein;

A Er zijn geen hoge erfafscheidingen toegestaan (maximaal 1 meter), met uitzondering van enkele (transparante of groene) afschermde voorzieningen ten behoeve van het terras en bijvoorbeeld voor containers;

A Op het tussenpleintje (tussen baanwachterswoning en nieuwe massa) is het wenselijk de bestaande boom te handhaven;

A Reclame is alleen toegestaan met maximaal 4 vlaggenmasten en maximaal twee reclame-uitingen van ieder maximaal 4x2 meter. Reclame mag alleen worden aangelicht en niet met een lichtbak of 'neonletters';

A Qua materialisatie en kleurgebruik wordt aangesloten op de bestaande inrichting van het stationsplein: schanskorven, gras, rode en/of gele klinkerverharding en hout.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01_0013.png"

referentiekader beeldkwaliteit erfinrichting

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het initiatief is in het bestemmingsplan Stationsgebied uitvoerig beschreven en getoetst aan het relevant beleid. Hierin is gemotiveerd dat het plan past binnen de rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleidskaders. Sinds die tijd is er geen nieuw beleid ontwikkeld dat betrekking heeft op het initiatief. In bijlage 1 is de toelichting van het bestemmingsplan Stationsgebied opgenomen, waarin dit is verwoord.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieutechnische En Ruimtelijke Uitvoerbaarheid

Aangezien de ingrepen al in het bestemmingsplan 'Stationsgebied' uitgebreid zijn getoetst aan alle haalbaarheidsaspecten, kan worden gesteld dat het plan uitvoerbaar is. In de bijlage is het bestemmingsplan 'Stationsgebied' en bijbehorende onderzoeksrapporten opgenomen. Sinds die tijd hebben er geen ontwikkelingen plaatsgevonden die leiden tot een andere motivatie van de uitvoerbaarheid. Het voorliggend plan wordt hiermee voldoende uitvoerbaar geacht.

Het enige aspect dat in de afgelopen jaren is gewijzigd is archeologie en cultuurhistorie. De gemeente heeft een bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' opgesteld. In het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' is onderhavige locatie aangeduid met een hoge verwachtingswaarde. Hiermee is aangegeven dat wanneer men bodemingrepen verricht groter dan 200 m2 en dieper dan 40 cm er nader archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.

In voorliggend plan is maximaal 200 m2 aan bouwmogelijkheden opgenomen. Hiermee wordt de grens niet overschreden en is aanvullend onderzoek ook niet nodig.

Daarnaast heeft het onderhavig perceel de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en het pand de aanduiding 'karakteristiek'. Hierbij is een regeling opgenomen met betrekking tot eventuele sloop en/of (ver)bouw plannnen. Plannen hiertoe mogen niet de cultuurhistorische waarden aantasten zoals die in het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' zijn omschreven en/of dient gemotiveerd te worden waarom hiervan afgeweken wordt. Aangezien met voorliggend plan nog niet duidelijk is of en waar ingrepen plaatsvinden is een toetsing aan dit beleid nog niet mogelijk. Bij een concreet initiatief zal dit in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning worden getoetst.

Het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie blijft van toepassing, hiervoor is in de overige regels van voorliggend bestemmingsplan het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie van toepassing verklaard.

4.2 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De plankosten worden gedragen door de gemeente Westervoort en daarvoor is voldoende budget beschikbaar. Voor dit bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld omdat dit anderszins verzekerd is. De locatie is al eerder door de gemeente verworven. Het nieuwe bestemmingsplan verbreedt de planologische mogelijkheden, waarmee het de verkoopbaarheid ten goede komt. Eventuele planschade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan komt voor rekening van de gemeente Westervoort. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.

4.3 Handhaafbaarheid

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het plan door de gemeenteraad geen handhaving door de gemeente plaatsvindt. Het is daarom van belang om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van het plan.

Voor een goed handhavingsbeleid zijn vier factoren van belang:

1. Voldoende kenbaarheid van het plan.

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degene die het moeten naleven. De wet kent enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraak en rechtsbeschermingmomenten ingebouwd.

2. Draagvlak voor beleid en regeling in het plan.

De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Het is normaal dat niet iedereen zich kan vinden in ieder onderdeel van het plan. Een algemeen positieve benadering komt de handhaafbaarheid echter ten goede.

3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling moet realistisch en inzichtelijk zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarnaast en bovenal moeten de regels goed controleerbaar zijn. De regels moeten mede om die reden niet meer regelen dan strikt noodzakelijk is.

4. Actief gemeentelijk handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie binnen het plangebied. Daarnaast moeten geschikte maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten ontstaat er rechtsonzekerheid.

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is neergelegd in een drietal documenten.

  1. a. De Integrale handhavingnota 2005 is op 6 december 2004 vastgesteld door de gemeenteraad. Deze nota heeft tot doel het gemeentebrede handhavingsbeleid weer te geven en om van daaruit het beoogde handhavingsbeleid te ontwikkelen voor deelterreinen als Algemene plaatselijke verordening, bijzondere wetten, bouw- en woningtoezicht, ruimtelijke ordening en milieu. Dit betekent dat de uitgangspunten van deze nota van toepassing zijn op de handhavingstrajecten op die deelterreinen en dat op die terreinen nog specifiek handhavingsbeleid wordt ontwikkeld. Gemeentelijke bestuursorganen handelen overeenkomstig het algemene en specifieke beleid bij de handhaving.
  2. b. De nota Handhaving Bouwregelgeving 2006 is door de gemeenteraad op 21 februari 2006 vastgesteld en bevat het beleid voor de uitvoering van de handhavingstaak. De speerpunten voor de handhaving zijn:
    1. (brand)veiligheid en gezondheid;
    2. controles tijdens de bouw;
    3. bestaande gevallen.
    In de nota is onder meer vastgelegd op welke wijze toezicht plaatsvindt, hoe het college handhaaft en wanneer het college een overtreding gedoogt.
  3. c. De Nota Handhaving APV en bijzondere wetten 2007. Deze nota is op 19 december 2006 vastgesteld door zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester. Deze nota geeft weer op welke wijze het college en de burgemeester omgaan met de handhaving van regels op het terrein van de Algemene Plaatselijke verordening (APV), de Afvalstoffenverordening, de Drank- en Horecawet en de Wet op de Kansspelen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze Van Bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemming:

  • Gemengd: waarbij functies zoals dienstverlening, lichte horeca, detailhandel wordt vastgelegd, hierbij is een extra bouwmogelijkheid van 200 m2 opgenomen;
  • Verkeer-Spoor: waarbij de verkeersfunctie van het spoor en de verblijfsfunctie van het stationsplein is vastgelegd.

Dit plan kent verder geen noemenswaardige bijzonderheden.

Tot slot wordt gemeld dat naast dit bestemmingsplan nog een bestemmingsplan van kracht is. Het betreft het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie'. In dit plan zijn regelingen opgenomen voor de gehele gemeente omtrent bodemingrepen en het slopen en/of verbouwen van gebouwen. Dit plan geeft aan dat sommige werken pas uitgevoerd mogen worden na een afweging. Dit ter bescherming van het aspect archeologie en cultuurhistorie.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.1.1 Verslag inspraak

De plannen voor de herontwikkeling van de locatie en zijn omgeving zijn al jaren bekend en deels uitgevoerd. Aangezien het 'slechts' een correctie is van het bestemmingsplan is ervoor gekozen om het plan direct als ontwerp ter inzage te leggen. Een ieder kan bij het ontwerpbestemmingsplan hun eventuele zienswijzen indienen.

6.1.2 Verslag zienswijzen

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.

6.1.3 Verslag vooroverleg

Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang. Het betreft slechts een correctie van het toestaan van een extra functie en bouwrecht dat past op de locatie. Samen met het waterschap zijn de aan de orde zijnde waterhuishoudkundige aspecten behandeld. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming waarvoor verwezen wordt naar bijlage 1.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen (Horeca)

Bijlage 1 Staat van inrichtingen (horeca)

Bijlage 1 Bestemmingsplan Stationsgebied

Bijlage 1 Bestemmingsplan Stationsgebied

Bijlage 2 Nota Zienswijzen

Bijlage 2 Nota zienswijzen