KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Water
Artikel 8 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 14 Algemene Procedureregels
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Planstukken
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Welstandsnota
2.6 Toetsing/planmotivering
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
3.2 Milieuaspecten
3.3 Waterhuishouding En Riolering
3.4 Natuur
3.5 Archeologie
Hoofdstuk 4 Het Plan
4.1 Algemeen
4.2 Planbeschrijving
4.3 Juridisch Plan
4.4 Nadere Toelichting Op De Planregels
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Procedure Van Het Plan
6.1 Zienswijzen
6.2 Overleg
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 1 Bodemonderzoeksrapport Burloseweg 1
Bijlage 2 Bodemonderzoeksrapport Burloseweg 2
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoeksrapport Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Waterhuishoudkundig Plan
Bijlage 5 Watertoetstabel
Bijlage 6 Quickscan Flora & Fauna
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoeksrapport

Bestemmingsplan Buitengebied Winterswijk, partiële herziening locatie Grijsen Brinkheurne

Bestemmingsplan - gemeente Winterswijk

Vastgesteld op 27-09-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan-huis-verbonden-beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.2 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.3 aaneengebouwd hoofdgebouw:

het hoofdgebouw van een woning is naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;

1.4 aanlegvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

1.9 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 geluidgevoelige ruimte:

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- en of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd;

1.19 het plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Winterswijk, partiële herziening locatie Grijsen Brinkheurne van de gemeente Winterswijk;

1.20 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.21 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een
seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.22 twee-aaneen gebouwd hoofdgebouw:

het hoofdgebouw van een woning is naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw begrensd;

1.23 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.24 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.25 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.26 vrijstaand hoofdgebouw:

het hoofdgebouw van een woning is niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;

1.27 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.28 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen:

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 peil:

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en/of bebossing;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. c. waterhuishouding, waaronder begrepen watergangen en poelen,

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

3.3 Aanlegvergunning

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en ecologische waarden;
  2. b. extensiefrecreatief en/of educatief medegebruik;
  3. c. waterhuishouding, waaronder begrepen watergangen en poelen,

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

4.3 Aanlegvergunning

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden ten behoeve van het vervoer over de weg, met de daarbij behorende:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. voorzieningen als bruggen, taluds, bermen, bermsloten en faunapassages, water, parkeer- en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten en paden, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het wijkverkeer, met de daarbij behorende:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. water;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de hoogte, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 8,50 m mag bedragen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kanalen, vaarten, waterbergingen, watergangen, voorzieningen voor het keren en beheersen van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. oeverstroken,

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen als bruggen, dammen, duikers, stuwen en beschoeiingen, groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen,

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. verhardingen;
  3. e. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  4. f. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  5. g. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

11.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen
of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting.

11.3 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:

  1. 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
  2. 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
  3. 3. hoogspanningsleidingen;
  4. 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Geluidzone - weg

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' geldt dat zich hier geen geluidgevoelige ruimten mogen bevinden;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het gestelde onder a indien de geluidsituatie of de wetgeving daaromtrent is gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke uitgangspunt.

Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels

13.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.

13.2 Afwegingskader

De in 11.1 bedoelde ontheffing kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie, externe veiligheid daaronder begrepen;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.3 Procedure van ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in13.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in14.2 van het plan.

Artikel 14 Algemene Procedureregels

14.1 Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage:
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.

14.2 Ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage:
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennis gegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing.

14.3 Aanlegvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning is artikel 3:18 Wro van toepassing. Aanvullend op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning dient de waterbeheerder om advies gevraagd te worden.

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de planregels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Winterswijk, partiële herziening locatie Grijsen Brinkheurne

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Winterswijk d.d. 16 september 2010

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01_0008.jpg"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan "Buitengebied Winterswijk, partiële herziening locatie Grijsen Brinkheurne" omvat de planologische regeling van het gebied tussen de Kottenseweg en de Burloseweg.

Voorliggend plan voorziet in de uitbreiding van de bebouwing van de buurtschap Brinkheurne met 17 woningen. De woningen worden verdeeld over 9 bouwvolumes, die variëren van één tot vier woningen onder 1 kap. De locatie voor de woningen bevindt zich nabij de plek van de voormalige kippenslachterij. De bebouwing van dit bedrijf wordt bij realisering van de woningen gesloopt en op die locatie zal natuurontwikkeling plaatsvinden.

De gemeente Winterswijk bestaat uit een hoofdkern, Winterswijk, met daar omheen negen buurtschappen. De buurtschap Brinkheurne is qua oppervlakte de kleinste van de negen buurtschappen. De laatste nieuwe woning in de buurtschap Brinkheurne werd 19 jaar geleden gebouwd.

De gemeente Winterswijk heeft een eerste aanzet gemaakt voor de nieuwbouw in Brinkheurne door het vaststellen van de Visie voor de buurtschap Brinkheurne. Daarin is onder meer weergegeven dat bij sloop van de vervallen kippenslachterij vervangende nieuwbouw op de naastgelegen locatie plaats kan vinden. De vrijkomende grond langs de Boven Slinge kan een natuurlijke inrichting krijgen en deels met bomen worden ingeplant. In het plan van de gemeente wordt gedacht aan twee boerenerven, met 'meerdere woongebouwen die samen de uitstraling hebben van een boerenerf'. De wens voor woningbouw wordt gecombineerd met de aanleg van nieuwe natuur (volgens het Reconstructieplan van de provincie Gelderland) op de plek van de kippenslachterij. Het geheel moet zorgen voor versterking van de 'ruimtelijke kwaliteit' langs de Kottenseweg.

De gemeente Winterswijk is sinds een aantal jaren bezig met het opstellen van een algehele herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Het ontwerp ligt op het moment van schrijven (april 2010) ter inzage en heeft dus nog geen rechtskracht.

Het plangebied ligt in het plangebied van het bestemmingsplan "Winterswijk - Oost" en de gronden hebben de bestemmingen:

  • bedrijfsbebouwing categorie III
  • houtsingel;
  • agrarisch gebied met visueel ruimtelijke en/of cultuurhistorische en/of ecologische waarden;
  • beken en zone ten behoeve van de bescherming van waardevolle beken.

(Vigerende) bestemmingsplanregeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01_0001.jpg"

Bovenstaande afbeelding geeft een fragment van het bestemmingsplan "Winterswijk - Oost" weer.

Op grond van genoemde bestemmingen is het niet mogelijk de geplande 17 woningen te realiseren. Om mee te kunnen werken aan de geplande ontwikkeling is het nodig een partiële herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Oost" op te stellen.

1.2 Planstukken

Het bestemmingsplan "Buitengebied Winterswijk, partiële herziening locatie Grijsen Brinkheurne" bestaat uit de volgende stukken:

  • plankaart, schaal 1:1.000 (tek. no. B01035.294961);
  • planregels.

Op de plankaart zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn de bestemmingen en regels opgenomen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de planbeschrijving zijn opgenomen.

Situering van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01_0002.jpg"

Het plangebied is gelegen ten oosten/zuidoosten van de "kern" Brinkheurne. De locatie is gelegen tussen de beek de Boven Slinge, de Kottenseweg, de woningen aan de rand van de kern en de steilrand aan de zuidzijde. Naastgelegen afbeelding geeft de situering van het plangebied weer.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren ruimtelijk beleid is een gemeente in principe vrij. De wetgeving gaat er echter wel van uit dat er rekening gehouden wordt met het door hogere overheden uitgestippelde beleid, vooral daar waar het bovengemeentelijke belangen betreft. Weliswaar is de gemeente niet verplicht dit beleid verder te volgen, echter afwijking ervan zal duidelijk moeten worden gemotiveerd. In dit hoofdstuk wordt dan ook achtereenvolgend kort ingegaan op het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijk beleid ten aanzien van het plangebied. Eveneens wordt weergegeven of dit eventueel een knelpunt voor de voorgenomen ontwikkeling vormt.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Nationaal Landschap Winterswijk

Het Rijk heeft in de Nota Ruimte(2005) twintig Nationale Landschappen aangewezen in Nederland. De provincie Gelderland kreeg zeven nationale landschappen toegewezen, waarvan Winterswijk er één is. Het kleinschalige cultuurlandschap van Winterswijk kenmerkt zich vooral door de reliëfrijke afwisseling van beekdalen, meanderende beken en hogere dekzandruggen met oude essen. Het is een karakteristiek kleinschalig coulissenlandschap met grote variatie. Op de plateaurand, vanouds strategisch gelegen boven het moeilijk toegankelijke, lage natte middengebied, liggen grote, open essen en kronkelen beken van bijzondere kwaliteit van hoog naar laag. De dorpen hebben vaak nog een duidelijke relatie met het omliggende landschap. Dat uit zich op verschillende manieren: bijvoorbeeld door opgaand groen, doordat een beekdal tot bij de dorpskern komt, doordat de oude enkgronden bij het dorp nog herkenbaar zijn, of doordat oude wegen over de hogere ruggen in dit landschap nog steeds de uitvalswegen zijn. Rondom Winterswijk liggen de cultuurhistorisch bijzondere scholtenboerderijen.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Streekplan Gelderland

Het Streekplan Gelderland geeft de kaders voor het ruimtelijke beleid in de provincie Gelderland op hoofdlijnen weer. Het plan geeft - binnen de kaders van het rijksbeleid - op regionale schaal aan met welke waarden en ontwikkelingen bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Eén van de ruimtelijke kwaliteiten van provinciaal van belang is de natuur. Om zorgvuldige ruimtelijke afwegingen te kunnen maken, is het belangrijk om te weten wat de te beschermen wezenlijke kenmerken en waarden van een bepaalde gebied zijn. Om die reden is de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur" opgesteld.

2.3.2 Streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur"

Het doel van deze streekplanuitwerking is de ruimtelijke regeling van behoud en ontwikkeling van de door de provincie gewenste natuurkwaliteit in de EHS.

Op de kaart 'Kernkwaliteiten waardevolle landschappen' is het plangebied aangeven als deelgebied 1 'open escomplexen'. De kernkwaliteiten hiervan zijn:

  • kleinschalig landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken en boerderijen. Oostelijk kleinschaliger dan westelijk;
  • rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);
  • fraaie, open essen en bijzondere broekgebieden.

Bij de beantwoording van de vraag of door voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, spelen niet alleen de aard, omvang en locatie van de activiteit een rol, maar ook de vorm die het krijgt, zoals plaatsing en vormgeving van gebouwen en aanleg van groenstructuren. Daarom dienen gemeenten in hun ruimtelijke plannen een expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om locatieafwegingen en ook om keuzen over inrichting van het plangebied: hoe zijn deze tot stand gekomen in relatie tot de kernkwaliteiten? Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit.

Bij het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen zijn er drie verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven en bepalingen over wat de provincie van gemeenten vraagt. Deze zijn in de tabel samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01_0003.jpg"

Waardevol landschap - samenvallend met EHS
In deze gebieden is sprake van een stapeling van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten. Bij de uitvoering van het natuurbeleid spelen landschap en cultuurhistorie een identiteitsbevorderende rol, en vice versa zullen ingrepen die vanuit landschap en cultuurhistorie zijn gemotiveerd, wanneer mogelijk bijdragen aan het bereiken van ecologische doelen.

Hier geldt het ‘nee, tenzij’-regime vanwege de samenloop met de EHS. Dat wil zeggen dat aantasting van de kernkwaliteiten niet mogelijk is tenzij er een groot maatschappelijk belang aan de orde is en er geen alternatieven elders zijn. Is er sprake van een groot maatschappelijk belang en ontbreken alternatieven elders, dan kan de activiteit plaatsvinden op voorwaarde van compensatie van de landschapskwaliteiten buiten het deel van het Waardevol landschap dat samenvalt met de EHS. Op niveau van het Waardevol landschap dient er daarbij sprake te zijn van behoud of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

De samenhang tussen ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten is in deze gebieden groot. Gezien de stapeling van hoge kwaliteiten vragen GS van gemeenten een beeldkwaliteitsplan of een beeldkwaliteitsparagraaf in het ruimtelijke plan bij aanzienlijke uitbreiding van bebouwing of infrastructuur in het huidige buitengebied, doorwerkend in de planregels.

Ecologische Hoofdstructuur
De Boven Slinge maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Binnen de EHS geldt de "nee, tenzij"-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. De wezenlijke kenmerken en waarden van de verschillende EHS-gebieden worden nog via een streekplanuitwerking verder uitgewerkt.

Ecologische Hoofdstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01_0004.png"

Het gebied ten oosten van het plangebied is aangegeven als "EHS kerngebied", het terrein aan de westzijde van het plangebied is aangewezen als "EHS-verwevingsgebied". Het "EHS-kerngebied" bestaat uit bestaande natuurgebieden of natuurontwikkelingsgebieden die nu nog bijvoorbeeld in agrarisch gebruik zijn. "EHS-verwevingsgebieden" zijn bijvoorbeeld landbouwgebieden met natuurwaarden. In deze gebieden is de natuur de belangrijkste functie. Extensieve recreatievormen kunnen verweven zijn met de natuurwaarden en bijdragen aan de duurzame instandhouding.

HEN-water
De Boven Slinge is daarnaast aangewezen als een HEN-water (water van het hoogste ecologische niveau). Deze beken maken ook onderdeel uit van de EHS. De wateren zijn vooral afhankelijk van de waterkwaliteit en de morfologie van de oevers. Voor wat betreft de significante aantasting in het 'nee tenzij'-beleid geldt voor natte delen van de EHS en voor de HEN-wateren dat ruimtelijke ingrepen/ontwikkelingen niet mogen leiden tot verlaging van de grondwaterstand in en om de natte natuur of (bij wateren) tot verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen.

Om de HEN-wateren te beschermen tegen milieubelasting als gevolg van het grondgebruik heeft de provincie in het streekplan beschermingszones aangewezen. Voor een dergelijke beschermingszone wordt uitgegaan van een 15 meter brede zone aan weerszijden van de insteek van het HEN-water zelf en 10 meter aan weerszijden van de insteek van de toestromende A-watergangen. In een beschermingszone wordt het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen geweerd. Gemeenten dienen in bestemmingsplannen de teelten waarbij dergelijke middelen gebruikt worden, te voorkomen.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Visie Wonen en Werken

Het plangebied van deze visie beslaat de bebouwde kom van de kern Winterswijk. De buurtschappen in de gemeente komen aan bod in de 'Visie Buitengebied'.

2.4.2 Visie Buitengebied gemeente Winterswijk

De gemeenteraad heeft in 2005 een visie opgesteld voor het buitengebied. Hierin wordt ook op de woonfunctie in het landelijk gebied ingegaan.

Gesteld wordt dat sanering van ontsierende niet-agrarische bedrijfsbebouwing gewenst is en vervangende nieuwbouw in de vorm van woningen wordt als eventuele oplossing gegeven. De locatie de inpassing in het landschap en de beeldkwaliteit zijn hierbij van groot belang.

Daarnaast dient sprake te zijn van voldoende woningdifferentiatie en dient de sociale structuur, het karakter en de woningbehoefte in de buurtschappen voldoende aandacht te krijgen.

2.4.3 Visie Brinkheurne

De buurtschap Brinkheurne is de kleinste van de negen buurtschappen binnen de gemeente Winterswijk. Binnen de buurtschap zijn de afgelopen 19 jaar geen woningen gebouwd.

Kengetal Winterswijk Brinkheurne Meddo
aantal inwoners in 2004 29,303 279 1,500
oppervlakte in km2 138,84 4,14 28,25
inwoners per km2 208 65 53

De buurtschap Brinkheurne heeft geen echte kern. Binnen de visie op de kern is daarom het omringende landschap als uitgangspunt bij toekomstige ontwikkelingen genomen. Voor de buurtschap wordt gestreefd naar een reductie van het bebouwd oppervlak en versterking van het groene karakter. Daarom wordt in dit project gezocht naar een oplossing die sloop van (delen van) de bestaande bebouwing combineert met nieuwbouw van woningen en landschappelijke inpassing. In de toekomstschets worden drie "herontwikkellocaties" behandeld; waaronder de locatie van de slachterij.

De visie voor Brinkheurne is gebaseerd op de volgende thema’s:

  1. 1. Versterking van de leefbaarheid, onder andere door het wonen in de buurtschap bereikbaar te maken voor diverse doelgroepen;
  2. 2. versterking van de beeldkwaliteit, door de sloop van ontsierende gebouwen en het realiseren van nieuwe groenstructuren die aansluiten op het omringende landschap;
  3. 3. verbetering van de verkeersveiligheid, door een fiets/voet verbinding tussen de Burloseweg en de Slingeweg en door een nieuwe ontsluiting voor een aantal percelen;
  4. 4. de herontwikkeling van drie bedrijfslocaties;
  5. 5. versterking en/of realising van natuurwaarden door herinrichting van het slachterijterrein aan de Slingebeek.

Op de onderstaande overzichtskaart zijn de bovengenoemde thema’s aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01_0005.jpg"

Op de overzichtskaart zijn twee natuurstroken aangegeven die in het onderhavige plan niet als zodanig gerealiseerd zullen worden. Het achterliggende doel (het leggen van verbindingen tussen de nieuwe natuur aan de beek en de natuur rond de es) wordt in dit geval bereikt door de extensieve, groene opzet van het plan.

Het onderhavige plan draagt in hoge mate bij aan de uitvoering van de visie die door de gemeente Winterswijk is opgesteld voor de buurtschap Brinkheurne.

2.5 Welstandsnota

In 2004 heeft de gemeenteraad van Winterwijk de welstandsnota vastgesteld. De welstandsnota bestaat uit twee delen, te weten een raamwerknota en de uitwerkingen daarvan in specifieke gebiedscriteria en sneltoetscriteria.

Omdat het in het onderhavige plan gaat om een ontwikkeling van een geheel nieuw (kleinschalig) woongebied wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Op deze wijze kan een goede ruimtelijke kwaliteit en een hoge beeldkwaliteit gewaarborgd worden. Het beeldkwaliteitsplan zal gelijktijdig met dit bestemmingsplan worden vastgesteld en geldt daarmee tevens als toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van de bouwplannen.

2.6 Toetsing/planmotivering

Het plangebied is gelegen in een waardevol landschap. Belangrijk daarbij is de vraag of de ontwikkeling past binnen de kwaliteiten van dit landschap en of de ontwikkeling eventueel tot een versterking van de landschappelijke kwaliteiten kan leiden.

Het plangebied wordt dusdanig ingericht dat het een versterking vormt voor het waardevolle landschap waar het in ligt. De loop van de beek wordt zichtbaar gemaakt in het landschap. Het kleinschalige karakter van het landschap wordt versterkt door de sloop van de relatief grootschalige bedrijfsbebouwing van de kippenslachterij (ongeveer 2.000 m2). Nabij deze locatie komen hiervoor kleinschalige geclusterde woonvorm voor terug, die zorgvuldig wordt ingepast in het landschap.

Naast de ontwikkeling van 17 woningen worden ook natuur- en landschapswaarden ontwikkeld. De kwaliteit van het omringende landschap wordt gevormd door een afwisseling van kleinschalige landschapselementen. Ook in de planontwikkeling komt dit herkenbaar naar voren. Zo wordt de beek Boven Slinge weer meer zichtbaar in het landschap, met een natuurlijker ogende loop en wordt een nieuwe houtwal aangeplant langs de Burloseweg. De steilrand aan de zuidzijde van het plangebied wordt behouden en blijft herkenbaar in het gebied aanwezig. De steilrand vormt de natuurlijke begrenzing van de es aan de zuidzijde. De karakteristieke openheid van de es blijft behouden. Het landschappelijke contrast tussen de open es en de meer besloten natuurlijke wadi die tegen de steilrand aanligt wordt eveneens behouden en door de aanleg van de nieuwe houtwal versterkt. De wadi kan indien gewenst zijn oude waterafvoerende functie blijven vervullen. De doelstellingen van de EHS kunnen mede worden gerealiseerd door het onderhavige plan door de aanleg van natuurlijk grasland aansluitend aan de beek. De groenzone aansluitend aan de beek kan worden ingericht met natuurvriendelijke oevers.

De aanwezige landschappelijke kwaliteiten zijn het uitgangspunt geweest bij de plaatsing van de woningen in dit landschap. De woningen worden in acht bouwvolumes ondergebracht en worden voorzien van een kap. Ze zijn dusdanig geplaatst dat zij de uitstraling van een boerderijcluster krijgen. Hierdoor wordt enerzijds de aanwezige landschappelijke structuur versterkt en anderzijds de aanwezige sociale structuur van leven in een buurtschap.

Er zal een aantal herkenbare karakteristieke en streekeigen kenmerken in de bebouwing verwerkt worden om deze zo goed mogelijk in te passen in het landschap. Deze zaken zijn verder uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan.

De bestaande kernkwaliteiten in het gebied worden gerespecteerd en de bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse worden versterkt door uitvoering van onderhavig plan.

Sociaal
De realisering van de woningen in de buurtschap betekent dat de leefbaarheid van de buurtschap toeneemt. De afgelopen 19 jaar zijn er geen woningen gebouwd terwijl de gemeenschap hier wel behoefte aan heeft. Het plan zorgt ervoor dat mensen die zich aan de buurtschap verbonden voelen nu de kans krijgen hier ook te komen of blijven wonen. Omdat het plan voorziet in verschillende woningtypes wordt voor diverse doelgroepen woningen gerealiseerd. Zowel voor starters als ouderen kunnen binnen het plan passende woningen worden gerealiseerd. De woningen worden vorm gegeven als een boerderijcluster met bijbehorende schuren met tussengelegen boerenerf. Het parkeren vindt deels inpandig plaats en verder op gemeenschappelijke parkeerplaatsen.

Ook worden de verkeersveiligheid en de toeristische mogelijkheden verbeterd door de aanleg van een fietspad tussen de Burloseweg en de Slingeweg.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

In het voorgaande hoofdstuk zijn verschillende beleidsdocumenten benoemd en daarbij is aangegeven of dit een beperking voor de voorgenomen ontwikkeling oplevert. Bij de voorbereiding van een besluit dient de nodige kennis te worden vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.

3.2 Milieuaspecten

3.2.1 Externe veiligheid

Op de risicokaart van de Provincie Gelderland is te zien dat er geen risicovolle bedrijven/stationaire objecten in of bij het plangebied liggen en dat er in of bij het plangebied geen buisleidingen liggen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Nabij het plangebied komen geen routes transport gevaarlijke stoffen voor op de provinciale risicokaart. Uit navraag bij de provincie blijkt dat de Kottenseweg niet is opgenomen in de routering, dat hier ook geen plannen voor zijn, en dat er geen geregistreerde meldingen zijn van dergelijke transporten. Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect externe veiligheid geen nadere onderzoeken hoeven te worden uitgevoerd, omdat het aspect geen beperkingen oplegt aan de uitvoering van het voorliggende plan.

3.2.2 Bodem

In verband met de geplande ontwikkelingen binnen het plangebied is het van belang om inzicht te hebben in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater).

Locatie voormalige slachterij
In 1999 is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het gedeelte van de slachterij, ten noorden van de Burloseweg, waaruit is gebleken dat ter hoogte van het (voormalige) ketelhuis een verontreiniging met minerale olie in zowel de bodem als in het grondwater is gelegen. De omvang van de verontreiniging is destijds niet in beeld gebracht. Met het oog hierop is er een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt geconcludeerd dat er, ter plaatse van het voormalige ketelhuis, sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. De grondwaterverontreiniging is nog niet geheel in de diepte afgeperkt. Aanbevolen wordt na sloop van de opstallen de grondwaterverontreiniging aanvullend in de diepte af te perken. Tevens wordt aanbevolen in het kader van de Wet bodembescherming de urgentie van eventuele uitvoering van bodemsanering van de verontreiniging vast te stellen aan de hand van het saneringscriterium. Voor het overige terrein wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht aangezien er slechts sprake is van overschrijdingen ten opzichte van de streefwaarde.

Locatie nieuwbouw
Voor het gebied waar de woningen zijn gepland, ten zuiden van de Burloseweg, is in 2007 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat er geen nader onderzoek nodig wordt geacht aangezien er sprake is van geringe verhogingen in de bodem en lichte verhogingen van de concentratie in het grondwater.

3.2.3 Geluid

Voor de Kottenseweg en de Burloseweg met betrekking tot het aspect wegverkeerslawaai bij de opstelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek (naar de geluidbelasting vanwege de weg op de gevels van geprojecteerde woningen en andere geluidsgevoelige objecten) te worden verricht.

In opdracht van de gemeente Winterswijk is in 2004 een onderzoek ingesteld naar de geluidsbelasting van het wegverkeer op de toekomstige woningbouwlocatie. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidscontour van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) na aftrek op circa 105 meter uit de as van de Kottenseweg ligt. De geluidcontour van 55 dB(A) ligt op circa 49 meter uit de as van de weg. Voor woningen buiten de bebouwde kom geldt dat er een maximale hogere waarde tot 55 dB(A) kan worden aangevraagd. Dit betekent voor het plan dat de woningen die binnen 49 meter uit de as van de weg niet kunnen worden gerealiseerd.

In het onderzoek is ook de geluidcontour van 65 dB(A) berekend. Deze ligt op een afstand van 11 meter uit de as van de weg. Deze contour is echter alleen van belang indien het plangebied valt onder de bebouwde kom. Gezien het feit dat de locatie niet valt onder de bebouwde kom is deze geluidcontour niet meer van belang.

Door BVA Verkeer is in november 2007 een akoestisch onderzoek opgesteld voor de onderhavige locatie op basis van het toenmalige bouwplan.

Resultaten
Geconcludeerd kan worden dat op een aantal waarneempunten (op de gevel) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden als gevolg van het verkeer op de Kottenseweg en dat zelfs in een aantal gevallen de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden. Ook voor de Burloseweg geldt dat de voorkeursgrenswaarde voor twee woningen wordt overschreden. Omdat de maximale ontheffingswaarde voor een aantal woningen wordt overschreden en de Kottenseweg al is voorzien van een geluidreducerende verharding rest daarom nog slechts een beperkt aantal mogelijkheden. Het afschermen van de bebouwing is uit ruimtelijke optiek niet wenselijk. Dit betekent dat alleen nog gewerkt kan worden met dove gevels of het opschuiven van de bebouwing. Om de mogelijkheden zonder het toepassen van dove gevels inzichtelijk te maken zijn dB-contouren berekend (zie bijlage 4 uit het rapport). Uit deze bijlage blijkt dat de 48dB-contour (voorkeursgrenswaarde) ligt op circa 75 meter uit de as van de Kottenseweg. Het aanhouden van deze afstand beperkt de bebouwingsmogelijkheden van het gebied aanzienlijk. De 53dB-contour van de Kottenseweg ligt op circa 39 meter uit de as van de weg. Een mogelijkheid is om de bebouwing op te schuiven naar deze afstand en een maximale hogere grenswaarde aan te vragen. Hiervoor dient de eerstelijns bebouwing circa 10 meter naar achteren te worden verplaatst.

Voor de Burloseweg geldt dat de voorkeursgrenswaarde in beperkte mate wordt overschreden. Voor deze situaties kan worden gekozen voor een stille verharding op de Burloseweg, het aanvragen van een hogere grenswaarde of het verplaatsen van de bebouwing. In deze situatie geldt dat de woningen circa 5 meter naar achteren moeten worden verplaatst om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.

Alles overziend lijkt het opschuiven van de bebouwing langs de Kottenseweg en het aanvragen van een maximale hogere grenswaarde de meest reële optie. Voor de woningen langs de Burloseweg ligt eveneens de keuze voor opschuiven voor de hand, maar kan ook een hogere grenswaarde procedure worden gevolgd.

Naar aanleiding van de conclusies van het onderzoek is gekozen voor een combinatie van aangedragen oplossingen. Alles overziend is het opschuiven van de bebouwing langs de Kottenseweg tot achter de 53 dB(A)-contour en het aanvragen van een maximale hogere grenswaarde de meest reële optie. Daarnaast worden voor de woningen binnen de 48-53dB(A)-zone dove gevels toegepast en een hogere grenswaarde aangevraagd. De woningen langs de Kottenseweg liggen grotendeels achter de 48 dB(A)-contour.

In het bovenstaande wordt gesproken van dB(A), omdat deze notatie van de eenheid in het akoestisch onderzoeksrapport is gebruikt. Inmiddels wordt gebruikt gemaakt van dB. dB(A) kan (min of meer) gelezen worden als dB.

3.2.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer(Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • A. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde , of;
  • B. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • C. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of;
  • D. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het criterium "niet in betekenende mate" kan pas worden toegepast als het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit(NSL) en de (nieuwe) regionale programma’s zijn vastgesteld en dat is nog niet het geval. Daarom kan nog niet van de 3%-regeling gebruik gemaakt worden (het percentage van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 of NO2, waarmee de luchtkwaliteit verslechtert als gevolg van het project), maar geldt de 1%-grens. Daarbij moeten de hierbovenstaande aantallen door 3 worden gedeeld. Voor woningbouw betekent dat bijvoorbeeld dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" verslechterd zolang het aantal niet boven de 500 uitkomt.

Het bestemmingsplan bevat een ontwikkeling voor de bouw van 17 woningen en daarom kan geconcludeerd worden dat door die ontwikkeling, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

3.3 Waterhuishouding En Riolering

Uitgangspunten zijn grondwaterneutraal bouwen en de trits "infiltreren, bergen, afvoeren". In het plan moeten vuilwater (huishoudelijk afvalwater) en hemelwater (dak- en straatwater) gescheiden behandeld worden. De riolerings-, afwaterings-, en drainagesystemen moeten voldoen aan de geldende ontwerpeisen voor rioleringen volgens de Leidraad Rioleringen. Vuilwater moet middels ondergrondse leidingen worden ingezameld. De vuilwaterleidingen moeten worden aangesloten op het bestaande vuilwater (druk)rioolstelsel aan de noordzijde van het terrein. Dit stelsel loost op de bestaande pompunit G483. Voor grond en drainage water geldt dat de bouwactiviteiten (zowel in de uitvoering als in de definitieve situatie) geen invloed mogen hebben op het in de omgeving aanwezige grondwaterregime. Het hemelwater moet met een daarvoor geschikt systeem worden ingezameld. De overloop van het hemelwatersysteem moet worden aangesloten op een watergang. Circa 70% van de jaarlijkse hoeveelheid gevallen neerslag in het projectgebied moet geïnfiltreerd en/of worden geborgen. Uitgangspunt is een regenbui met een voorkomen van 1x per 10 jaar (bui 10 uit de Leidraad Riolering). Het effluent uit het infiltratiesysteem en/of rententievijver de watergang mag maximaal 2 l/s.ha (conform afvoernorm landelijke afvoer) bedragen.

Onderzoek
Voor de definitieve keuze voor infiltratie en/of berging is bodemonderzoek nodig, waarbij naast de grondsamenstelling ook de doorlatendheidsfactor (k-waarde) bepaald wordt. Ook inzicht in de grondwaterstand is onmisbaar voor een goed plan. Bij onvoldoende doorlatende grond of een te hoog gemiddeld grondwaterniveau kan niet (of niet voldoende) geïnfiltreerd worden en zal binnen het projectgebied een retentie moeten worden aangelegd. Dit onderzoek is in oktober 2007 door Nibag Milieu Advies uitgevoerd, zie ook bijlage4.

Uit dit rapport blijkt dat infiltratie via infiltratievelden en/of wadi’s de beste opties zijn en qua berging kan dat het beste middels een vijver. Dit zijn oppervlaktewateroplossingen en gezien de terreinomstandigheden is dat niet vreemd. Ondergrondse oplossingen en ook waterdoorlatende verharding zijn vaak duurder en vaak wordt hier alleen voor gekozen wanneer er gebrek aan ruimte is. Het onderhavige gebied wordt extensief bebouwd met voldoende ruimte voor oppervlaktewateroplossingen. Bovendien passen dergelijke oplossingen goed in een beekdalgebied en zullen deze goed bijdragen aan de reeds aanwezige natuurwaarden. Tot slot is gebleken dat in het gebied de grondwaterstand relatief hoog is, waardoor ondergrondse opslag en infiltratie minder goed mogelijk is. De locatie voor deze wadi betreft een verbreding van de sloot tussen het plangebied en de es. Aan de zijde van de Boven Slinge zal een kleine stuw worden geplaatst, waardoor het waterbergend vermogen verder wordt verhoogd en waarlangs overtollig water tijdens extreme omstandigheden op de Boven Slinge kan worden afgevoerd. In beide gevallen kan het opgevangen water in de zandbodem infiltreren. Door riet en andere waterplanten aan te planten ontstaat een soort kikkerpoelbiotoop en wordt tevens het verhardingswater gezuiverd. Deze natuurlijke inrichting sluit ook goed aan bij de Boven Slinge en bij de nieuwe inrichting van de voormalige kippenslachterij.

Zoals ook in paragraaf6.2 staat beschreven heeft het waterschap op 6 juni 2008 ingestemd met idt plan.

Aanvullend op het voornoemde waterhuishoudkundig plan is ook de gebruikelijke watertoetstabel voor dit plan ingevuld, zie bijlage5. Daar waar een toelichting nodig bleek is die gegeven.

In het kader van het proces rondom de watertoets is overleg gevoerd met het waterschap. Het waterschap is akkoord met de watertoets.

3.4 Natuur

Bij het maken van ieder bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met effecten op de ecologische waarden. Hiervoor is wetgeving ontwikkeld, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming. Gebiedsbescherming vindt plaats via de Vogel- en Habitatrichtlijn, soortbescherming gebeurt via de Flora- en faunawet.

De Boven Slinge ligt tegen het plangebied aan en valt binnen de EHS en wordt tevens aangeduid als HEN-water. Deze beek wordt als een natte ecologische verbindingszone ingericht. Het waterschap werkt op dit moment aan een visie voor het gehele traject (35 kilometer) vanaf Winterswijk tot aan Gaanderen. De ontwikkeling mag geen negatief effect hebben op de waterkwaliteit van de beek.

Bij (her)inrichting van terreinen, ook in stedelijk gebied, is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet regelt o.a. de bescherming van kwetsbare en bedreigde inheemse planten en diersoorten. In dit kader is een zogenaamd "quickscan" onderzoek verricht op de betreffende locatie.

Uit de quickscan blijkt dat er geen beschermde plantensoorten voorkomen. Er zijn verschillende beschermde diersoorten van FF-wet tabel 2+3, incl. vogels op het terrein waargenomen. Voor activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten van tabel 2, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde "gedragscode". (Er mag gebruik worden gemaakt van bestaande, goedgekeurde gedragscodes).

De bestaande gedragscode voor de bouw- en ontwikkelingsector (Bouwend Nederland en NEPROM) sluit aan bij betreffend project. Deze gedragscode wil invulling geven hoe om te gaan met de wettelijke eisen op een manier die bij de werkwijze van de sector past. De gedragscode richt zich op:

  • De invulling van de algemene zorgplicht die voor alle in het wild levende planten- en diersoorten bestaat;
  • De wijze van bescherming voor de soorten uit de zwaardere beschermingscategorieën.

3.5 Archeologie

Op basis van de Archeologische Monumentenkaart (AMK), en de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) kan gesteld worden dat er in het plangebied geen archeologische monumenten aanwezig zijn en dat er voor een deel een lage trefkans en voor een deel een hoge trefkans is voor het aantreffen van archeologische resten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01_0006.jpg"

RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft op 26 augustus 2008 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was allereerst het middels bureauonderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen.

Het navolgende wordt gerapporteerd:
Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen archeologische resten aangetroffen. Ook al om andere redenen mag worden verwacht dat zich als gevolg van de geplande werkzaamheden geen verstoring van archeologische waarden zal voordoen. Derhalve worden geen aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg 1988 aanmelding van de desbetreffende vondsten bij het bevoegd gezag (i.c. de gemeente Winterwijk) verplicht.

Hoofdstuk 4 Het Plan

4.1 Algemeen

In het hoofdstuk beleidskader (hoofdstuk 2) is reeds een uitgebreide planmotivatie en een beknopte beschrijving van het plan gegeven. In dit hoofdstuk wordt verder op het plan ingegaan. Tevens wordt een beschrijving gegeven van de juridische planopzet.

4.2 Planbeschrijving

Voorliggend plan voorziet in de uitbreiding van de buurtschap Brinkheurne met 17 woningen. De woningen worden verdeeld over meerdere volumes, die variëren van één tot vier woningen onder 1 kap. De ruimtelijke opbouw van het gebied is zodanig gekozen dat er ruimtelijk sprake is van twee boerenerven met bijbehorende schuren. Daarnaast wordt een drietal ‘burgerwoningen’ gerealiseerd. Op de locatie van de voormalige kippenslachterij is de locatie bestemd als ‘ natuur’ . Hier worden weer graslanden met een natuurlijke beekoever aangelegd. Het plan draagt zo bij aan het leefbaar maken van de kern Brinkheurne door het realiseren van woningbouw in plaats van bedrijfsbebouwing en tegelijkertijd aan het realiseren van natuur in een zone die aansluit bij de Ecologische Hoofdstructuur.

Het boerenerf
Het concept "wonen op een boerenerf" gaat uit van een zestal bouwvolumes, waarbij de setting en de vormgeving van de bouwvolumes gezamenlijk het beeld oproepen van een twee ‘historische, doch eigentijdse’ boerenerven.

Bij de eigentijdse vertaling van het historische boerenerf wordt er niet alleen gewoond in de boerderij, maar eveneens in de schuren. Bestaande boerenerven in de omgeving dienen hierbij als referentie. De Scholteboerderij komt in de omgeving voor en vormt één van deze karakteristieke elementen. Kenmerkend is het voorname voorhuis dat dwars op het achterhuis staat.

Bij de architectonische uitwerking is de uitdaging gelegen in het realiseren van eigentijdse woningen in een bouwvolume, waarbij gerefereerd wordt aan de bebouwing van een historisch boerenerf. Qua hoofdvolume en uitstraling zal dit moeten lijken op de eerder genoemde boerderijtypes. Eigentijdse vormgeving in ondergeschikte elementen is gewenst.

Het beeld van een boerderij wordt het sterkst bepaald door de hoofdvorm van de vrijstaande bouwvolumes op het erf. Het betreft bouwvolumes met een groot grondoppervlak en een eenvoudige kapconstructie. Grote kappen bepalen het beeld in het landschap. De volumes bestaan in principe uit één laag en een lage kap, waarbij de schuren een sobere uitstraling kennen. Het is van belang dat de zijde met het grootste geveloppervlak niet naar buiten is gekeerd (niet richting het landschap). Op deze wijze wordt voorkomen dat de bouwvolumes te nadrukkelijk in het landschap aanwezig zijn. Om die reden is het eveneens van belang dat er een terughoudend kleur- en materiaalgebruik wordt toegepast. Per boerenerf is er een bouwvolume wat refereert aan het vroegere hoofdvolume van het boerenerf; het voorhuis. Dit deel krijgt een voorname uitstraling waarbij de goothoogte twee lagen bedraagt. De voorgevel van dit volume is gericht op de weg. Qua kleur en materiaal gebruik wordt ook hier gerefereerd aan het kleur- en materiaalgebruik van een historische boerderij.

Buitenruimte
Ook met betrekking tot de buitenruimte van de ‘boerenerfwoningen’ is het de bedoeling om te refereren aan het oorspronkelijke beeld van een dergelijk boerenerf: verschil tussen voor- en achtererf, met op het voorerf de (moes)tuin, veelal met (beuken of meidoorn) hagen omzoomd, leibomen op de zuidkant, een boomgaard en een beekje (voor de was). ‘Achter’ vaak bomen en struiken die je ook in houtwallen en bosjes in de omgeving tegenkomt. In het midden van het grote erf is een beeldbepalende boom in gedachten en voor het erf geldt een natuurlijke groene omlijsting. In het plan worden geen schuttingen maar hagen aangebracht ter afscheiding van de afzonderlijke percelen. Daarnaast wordt qua verhardingsmateriaal gebruikt gemaakt van gebakken klinkers en grind, zijnde materialen die passen bij de sfeer van een boerenerf. De zuidwesthoek van het plangebied is een goede locatie voor een boomgaard en in elk geval zijn hier geen (landschapontsierende) bouwwerken gewenst. Verder sluiten de groene erfafscheidingen waar mogelijk aan bij de in de omgeving van het plangebied aanwezige houtwallen.

Een fietspad zorgt aan de noordwestzijde van het plan voor een goede aansluiting met de buurtschap en een veilige route voor kinderen en recreanten.

De burgerwoningen
Vanwege planeconomische redenen is er voor gekozen om ook twee woningen te realiseren tussen het grotere erf en de Kottenseweg. Door wegverkeerslawaai worden deze woningen ver van de Kottenseweg gesitueerd en bovendien op een zodanige manier dat het zicht op het achterliggende boerenerf zo min mogelijk wordt belemmerd. Ze zijn gesitueerd aan het zelfde straatje/doorgaande fietspad als het boerenerf.

Omdat de twee woningen qua situering niet bij het ensemble van het boerenerf kunnen aansluiten is er voor gekozen deze de uitstraling van landschappelijke passende burgerwoningen te geven, zoals ze hie en daar wel meer voorkomen in het buitengebied. Hiermee wordt tevens aangesloten op de reeds (bijna) gerealiseerde woning aan de Burloseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01_0007.jpg"

Omdat de twee woningen qua situering niet bij het ensemble van het boerenerf kunnen aansluiten is er voor gekozen deze de uitstraling van landschappelijke passende burgerwoningen te geven, zoals ze hier en daar wel meer voorkomen in het buitengebied. Hiermee wordt tevens aangesloten op de reeds (bijna) gerealiseerde woning aan de Burloseweg.

Parkeren
Voor de nieuwbouw wordt, gebaseerd op de CROW-publicatie 182, per woning een norm van 1,9 parkeerplaatsen voor bewoners en bezoekers gehanteerd. Hierbij dienen inpandige garages niet meegeteld te worden, carports wel. Hieronder een overzicht met daarin het aantal woningen, het aantal benodigde parkeerplaatsen en het beschikbare aantal parkeerplaatsen. De reeds gerealiseerde woning is niet in dit overzicht opgenomen, deze beschikt over voldoende parkeerplaatsen.

Uit het overzicht blijkt dat in voldoende mate wordt voldaan aan de gestelde norm.

Aantal woningen: Benodigd aantal pp: Beschikbaar aantal pp:
Kleine erf: 5 9/10 parkeerplaatsen 3 carportparkeerplaatsen, 5 parkeervakken en voldoende ruimte voor incidenteel parkeren op erf
Grote erf: 9 17 parkeerplaatsen 3 carportparkeerplaatsen, 12 parkeervakken en voldoende ruimte voor incidenteel parkeren op erf
2 vrijstaande 4 parkeerplaatsen 2/3 opritparkeerplaatsen + voldoende ruimte langs weg
16 woningen 30/31 parkeerplaatsen 25/26 parkeerplaatsen + voldoende ruimte op erf en langs weg.

4.3 Juridisch Plan

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding/plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  3. 3. Algemene regels
  4. 4. Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.

In Hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels en zo nodig specifieke gebruiksbepalingen. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.

Hoofdstuk 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen standaardregels te worden opgenomen in bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelbepaling en het overgangsrecht.

4.4 Nadere Toelichting Op De Planregels

Voor zover nodig worden enige bestemmingen en aanverwante zaken onderstaand van een nadere toelichting voorzien.

Bos
Binnen deze bestemming is voornamelijk sprake van opgaande begroeiing en mogen geen gebouwen worden gebouwd. Daarnaast is een aanlegvergunningstelsel opgenomen om te voorkomen dat de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van deze gronden worden aangetast.

Natuur
De bestemming "Natuur" is gegeven aan de gronden van de voormalige slachterij. Op deze wijze kan de EHS worden versterkt en worden de natuur- en landschappelijke waarden in het gebied versterkt. Binnen de bestemming is het niet toegestaan gebouwen te realiseren. Een aanlegvergunning moet er voor zorgen dat de (toekomstige) natuur- en landschappelijke waarden beschermd worden.

Verkeer - Verblijfsgebied
Deze gronden zijn bedoeld om het wijkverkeer af te wikkelen en om te voorzien in parkeervoorzieningen en openbare ruimte.

Verkeer
De Burloseweg is een doorgaande weg en is bedoeld om 'doorgaand' verkeer af te wikkelen. De bestemming "Verkeer" is daarop afgestemd.

Wonen
De gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen. Een woonhuis is een gebouw (vrijstaand of aaneengebouwd) dat slechts één woning omvat. Een woonhuis moet worden onderscheiden van een woongebouw, waarin meerdere, boven elkaar gelegen woningen zijn ondergebracht.

De woonhuizen mogen worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep. In de definities is dit begrip nader afgebakend. Verder kan met betrekking tot de aan huis verbonden beroepen aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie daaromtrent. Voor alle toegestane nevenactiviteiten geldt dat van belang is dat de ruimtelijke uitstraling zich verdraagt met de woonfunctie en de woonomgeving.

Voor bijgebouwen geldt dat deze enkel worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding bebouwing. Dit is gedaan om de openheid in het gebied zoveel mogelijk te handhaven. Er worden geen mogelijkheden gegeven, buiten de mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen, voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten de bouwvlakken.

Om de stedenbouwkundige kwaliteit te kunnen waarborgen is er een 'nadere eisen-regeling' opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen op deze wijze op basis van het beeldkwaliteitsplan van dit gebied nadere eisen stellen aan de verschijningsvorm van de bebouwing.

Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Dit zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels
In dit artikel wordt de aanvullende werking van de bouwverordening voor zover betrekking hebbend op de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening buiten werking gesteld. Zou dit niet het geval zijn dan zouden deze stedenbouwkundige bepalingen automatisch de in de, in het bovenstaande beschreven, bestemmingen geboden ruimte inperken. Voor een aantal stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is echter een uitzondering opgenomen: deze blijven wel gelden. Deze bepalingen hebben voornamelijk betrekking op de toegankelijkheid van bouwwerken en de ruimte tussen bouwwerken.

Algemene gebruiksregels
In de Wet ruimtelijke ordening is in artikel 7.10 lid 1 een algemeen gebruiksverbod opgenomen. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingenomschrijving van de betreffende bestemming bepalend. In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen.

Algemene aanduidingsregels
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

Er is in het plan voor het gehele gebied één algemene aanduiding (met bijbehorende regels) opgenomen: de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'. Op gronden met deze aanduiding mogen zich geen geluidgevoelige ruimtes bevinden in verband met de te hoge geluidbelasting (meer dan 53 dB) op de gevels.

Algemene ontheffingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van de planregels. Evident is dat niet alle ontheffingen op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het verlenen van ontheffing: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen ontheffing mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels
Als gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing of het stellen van een nadere eis, dan dient de in de artikel opgenomen procedure te worden gevolgd.

Overgangsrecht
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een algemeen geldende regeling opgesteld, die in elk bestemmingsplan moet worden opgenomen. Gekozen is voor een regeling in een aantal standaardbepalingen. De eerste standaardregel heeft betrekking op het overgangsrecht ten aanzien van bouwmogelijkheden, de tweede op het overgangsrecht ten aanzien van (andere) gebruiksmogelijkheden van de grond (gebruik in enge zin). Deze onderscheiding is klassiek binnen het ruimtelijk bestuursrecht.

In beide regelingen is als peildatum gekozen voor het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarvoor het overgangsrecht geldt. Voor een verdere interpretatie van het overgangsrecht wordt verwezen naar de Memorie van toelichting bij het Bro.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid kan worden opgemerkt dat er overeenstemming is bereikt tussen de deelnemende partijen. Een en ander is vastgelegd in een exploitatieovereenkomst. Uit deze exploitatieovereenkomst is gebleken dat het plan economisch uitvoerbaar is. De overeenkomst zal als afzonderlijke bijlage aan het plan worden toegevoegd.

Hoofdstuk 6 Procedure Van Het Plan

6.1 Zienswijzen

In het kader van de inspraak is het voorliggende plan op de in de gemeente Winterswijk gebruikelijke wijze voor inspraak aangeboden. De resultaten hiervan worden te zijner tijd samengevat in deze toelichting opgenomen en voorzien van een gemeentelijke reactie.

6.2 Overleg

Het voorontwerp van dit plan is in het kader van het overleg ex. artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de provincie Gelderland, Inspectie VROM Regio Oost en , Waterschap Rijn en IJssel. De reacties worden navolgend behandeld.

Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft enkele opmerkingen ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan:

  1. 1. In hoofdstuk 1 van het plan wordt het reconstructieplan aangehaald. Dit beleidsplan geeft geen basis voor de geachte ontwikkeling in Brinkheurne. Het Reconstructieplan regelt de zonering voor de intensieve veehouderijen.
    In paragraaf 2.3.3 (van het voorontwerpbestemmingsplan, inmiddels is deze vervallen) worden veel ruimtelijke aspecten gerelateerd aan het reconstructieplan, terwijl het streekplan het ruimtelijke beleidskader vormt vanuit het provinciaal beleid.
  2. 2. De twee meest noordelijk gelegen woningen zijn in zuidelijke richting verschoven in verband met geluidhinder vanaf de provinciale weg. Bij het toepassen van een "dove"gevel in combinatie met een gegarandeerd binnenniveau, is het advies van de provincie niet al te veel te schuiven met de woningen. Bij de woningen kan een procedure hogere grenswaarde worden aangevraagd en is een dove gevel niet noodzakelijk. dB(A) moet worden vervangen door dB.
  3. 3. Bij de bestemming bos en natuur worden bepaalde werken of werkzaamheden mogelijk gemaakt met gebruikmaking van een aanlegvergunning. De provincie verzoekt bepaalde werken of werkzaamheden te verbieden en niet mogelijk te maken via een aanlegvergunning. De achtergrond van deze opmerking is dat bij aantasting van bos en/of natuur het compensatiebeleid moet worden gehanteerd. Dit beleid geeft aan onder welke voorwaarden eventuele aantasting plaats kan vinden en wat de consequenties bij aantasting zijn.

reactie gemeente:

  1. 1. De toelichting zal conform de opmerkingen van de provincie worden aangepast.
  2. 2. Een procedure hogere grenswaarde zal worden opgestart bij de terinzagelegging van het ontwerp-plan. Aan de opmerking met betrekking tot geluid wordt derhalve tegemoet gekomen.
  3. 3. In het aanlegvergunningstelsel bij de bestemming bos en natuur, zal de volgende zinsnede/subregel worden toegevoegd:
    "Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de algemene natuur- en landschapswaarden of de specifieke natuur- en landschapswaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.".

Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de opmerking van de provincie.

VROM-Inspectie, Regio Oost
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijke Beleid.Het ontwerp-plan geeft de VROM-Inspectie aanleiding tot het maken van een opmerkingen.

Waterschap Rijn en IJssel
Het waterschap Rijn en IJssel heeft enkele opmerkingen ten aanzien van het voorontwerpplan.

Op 3 juni 2008 heeft het Waterschap ingestemd met het waterhuishoudkundig plan Burloseweg te Winterswijk. Een definitief rapport heeft het Waterschap niet ontvangen. Ook wordt in de waterparagraaf niet verwezen naar een defitief waterhuishoudkundig plan. Tot slot is de watertoetstabel niet opgenomen in de waterparagraaf. Er wordt verzocht deze tabel op te nemen in de waterparagraaf met een verwijzing naar het definitieve waterhuishoudkundig plan en een exemplaar van dat plan toe te sturen.

reactie gemeente:
De waterparagraaf zal conform opmerkingen van het Waterschap worden aangepast. Een definitief rapport zal worden toegestuurd.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Bodemonderzoeksrapport Burloseweg 1

Bijlage 1 Bodemonderzoeksrapport Burloseweg 1

Bijlage 2 Bodemonderzoeksrapport Burloseweg 2

Bijlage 2 Bodemonderzoeksrapport Burloseweg 2

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoeksrapport Wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoeksrapport wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Waterhuishoudkundig Plan

Bijlage 4 Waterhuishoudkundig plan

Bijlage 5 Watertoetstabel

Bijlage 5 Watertoetstabel

Bijlage 6 Quickscan Flora & Fauna

Bijlage 6 Quickscan Flora & Fauna

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoeksrapport

Bijlage 7 Archeologisch onderzoeksrapport