KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Sport
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Voetbalvereniging Trias
1.2 Honk- En Softbalvereniging Bsc Hickory
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Bestemmingsplan Buitengebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
4.1 Ontheffing Provinciale Verordening Gelderland
4.2 Bodem
4.3 Archeologie
4.4 Verkeer En Parkeren
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geluid
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Procedure
Bijlage 1 Ontheffing Provinciale Verordening Gelderland
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Tekening Waterparagraaf

Trias fase 2

Bestemmingsplan - gemeente Winterswijk

Vastgesteld op 24-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

het plan

het bestemmingsplan Trias fase 2 van de gemeente Winterswijk;

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP1201BGTRIAS-OW01 met bijbehorende regels en bijlagen;

verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

archeologisch deskundige

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

archeologische verwachting

een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

archeologische waarde

een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

compenserende maatregelen

maatregelen die worden getroffen ter bescherming of ontwikkeling van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities in verband met een, op een andere locatie voorkomende, aantasting van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities.

eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

EHS (Ecologische Hoofstructuur)

een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;

erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

evenement

een incidenteel plaatsvindende activiteit met een groot publieksaantrekkend karakter, gericht op het vermaken van publiek;

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

geluidgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidgevoelige gebouwen, waaronder groepsaccommodaties, als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

houtwallen / houtsingels

houtopstanden die dienen ter afscherming van bebouwing dan wel ter versterking of bescherming van de landschappelijke waarden van het gebied. Hieronder worden niet begrepen houtopstanden die worden geteeld in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

kernkwaliteiten

de wezenlijke landschappelijke en ecologische kenmerken van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;

landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

mitigerende maatregelen

maatregelen die de aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities beperken;

natuurwetenschappelijke waarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

omgevingscondities

de kwaliteiten van de omgeving voor zover deze van invloed zijn op kernkwaliteiten van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;

omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

ondersteunende horeca

horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie;

overkapping

een overkapt bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;

peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aangrenzende sportterrein;
  2. b. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

verblijfsfunctie

de functie van gronden als verblijfsplaats voor natuurlijke personen;

waardevol landschap

een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

peil

a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aangrenzende sportterrein;

b. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

2.2

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, is toegestaan;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de volgende landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden:
    1. 1. kleinschalige landschapselementen met een oppervlakte van maximaal 400 m2 zoals poelen, ruigtes, heggen, boomgroepen, houtwallen en -singels;
    2. 2. hoogteverschillen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen';
    3. 3. on- en halfverharde wegen en paden;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ruiter- fiets- en wandelpaden en groenvoorzieningen, watergangen.

3.2 bouwregels

Toegestaan zijn:

1. Schuilgelegenheden voor vee met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

a. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare;

b. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd dient een oppervlak te hebben van minimaal 1 ha;

c. er bestaat geen redelijk alternatief voor de schuilgelegenheid binnen het bouwvlak;

d. de oppervlakte bedraagt maximaal 35 m2;

e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;

f. voor zover een perceel grenst aan een houtsingel, -wal of een bosrand dient de schuilgelegenheid binnen een afstand van 25 m uit die houtsingel, -wal of bosrand te worden gebouwd, dan wel voor zover een perceel grenst aan een openbare weg dient de schuilgelegenheid binnen een afstand van 100 m uit de as van die weg te worden gebouwd;

g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, onder voorwaarde dat de bouwhoogte buiten het bouwvlak maximaal 2 m bedraagt, met dien verstande dat tevens de bestaande kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn toegestaan;

3.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, in relatie tot de bestaande bebouwing indien en voor zover noodzakelijk voor de bescherming van de landschappelijke waarden.

3.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

3.5 afwijking van de gebruiksregels

3.6 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 4 Groen

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. houtwallen en houtsingels;
  2. b. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  3. c. grondwallen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 bouwregels

4.3 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

4.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de bestemming in de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijziging houdt verband met de verplaatsing van de ter plaatse aanwezige houtsingel;
  2. b. er mag geen bouwvlak worden opgenomen;
  3. c. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  4. d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  5. e. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 5 Natuur

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.

5.2 bouwregels

  1. f.
    Toegestaan zijn:
  1. a. Een gebouw ten behoeve van de opslag en berging van materialen voor het beheer van het natuurgebied, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    1. 1. het gebouw is noodzakelijk i.v.m. beheer van de natuur;
    2. 2. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2;
    3. 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
    4. 4. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de natuurwetenschappelijke waarden van het gebied;

b. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

5.3 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross. Sportveldverlichting is niet toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 3

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

7.2 bouwregels

7.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.

7.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

7.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 4

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

8.2 bouwregels

8.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.

8.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

8.5 wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting en erotisch getinte vermaaksfunctie(s) dan wel ten behoeve van prostitutie tenzij dit uitdrukkelijk krachtens de regels is toegestaan.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 EHS

11.2 waardevol landschap

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

12.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

13.2 wijziging van een bestemming in de bestemming Groen

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Groen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. deze wijzgingsbevoegdheid mag niet worden uitgeoefend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  2. b. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

13.3 wijziging van een bestemming in de bestemming Water

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Water ten behoeve van waterretentie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. uit onderzoek blijkt dat waterretentie binnen het gebied noodzakelijk is;
  2. b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 14 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Trias fase 2 van de gemeente Winterswijk.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 2012, nr.

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Voetbalvereniging Trias

De gebruiker - voetbalvereniging Trias - van het bestaande sportcomplex aan de Bataafseweg, genaamd sportcomplex 't Huitinkveld, heeft dringend behoefte aan een extra (natuurgras)veld voor de afwikkeling van hun competitieprogramma.

FC Trias beschikt momenteel over een clubaccommodatie, een grote parkeerplaats en 3,5 voetbalvelden (waarvan 2,5 kunstgrasveld en 1 natuurgrasveld).

Het extra voetbalveld kan enkel doelmatig gebruikt worden mits tevens gebruik kan worden gemaakt van de bestaande kleedaccommodatie, kantine en parkeergelegenheid. Projectie van dit extra speelveld nabij de bestaande locatie is dan ook van belang. De parkeerplaats biedt ruimte genoeg om de extra parkeerbehoefte, die door de uitbreiding ontstaat, op te vangen.

1.2 Honk- En Softbalvereniging Bsc Hickory

Naast de aanleg van een extra voetbalveld maakt de uitbreiding van het 't Huitinkveld ook een sportveld met accommodatie voor de honk- en softbalvereniging BSC Hickory mogelijk. De honk- en softbalvereniging is nu nog gehuisvest op het sportterrein Jaspers, aan de westzijde van de kom. Doordat sportterrein Jaspers wordt heringericht en er geen plaats meer is voor de honk- en softbalvereniging is de behoefte ontstaan om deze te verhuizen.

't Huitinkveld kan, in de vorm van een geringe uitbreiding, gecombineerd met het benodigde extra voetbalveld, ruimte bieden aan BSC Hickory. Het huidige parkeerterrein op de Triaslocatie is ruim genoeg om ook leden en bezoekers van BSC Hickory op te vangen (zie 4.4 Verkeer en parkeren). Dit efficiënt ruimtegebruik is uiteraard een pré.. Wel heeft deze vereniging behoefte aan een eigen clubaccommodatie, bestaande uit een kantine, een bestuursruimte, toiletten, een opslagruimte en twee kleedkamers.

In onderstaande afbeelding staat beoogde uitbreiding weergegeven (gestippeld).

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1201BGTRIAS-VA01_0001.png"

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

Aan de westzijde grenst het plangebied aan het huidige sportterrein. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan enkele agrarische percelen. Aan de noord- en zuidzijde grenst het plangebied aan bestaande houtwallen. Op korte afstand van de planlocatie liggen diverse natuur- en bosgebieden met natuurwaarden. De beoogde locatie betreft een graslandperceel dat in de huidige situatie in gebruik is als paardenwei.

2.1 Bestemmingsplan Buitengebied

De beoogde uitbreiding ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Dit plan is vastgesteld op 27 januari 2011 en in werking getreden op 21 april 2011.

Volgens de planregels en verbeelding van dit plan is beoogde uitbreiding bestemd tot agrarisch gebied. Om een uitbreiding ten behoeve van sportdoeleinden mogelijk te maken is bestemmingsplanwijziging derhalve noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1201BGTRIAS-VA01_0002.png"

Het uitbreidingsgebied is met een zwarte pijl aangeduid.

Volgens het bestemmingsplan buitengebied is het mogelijk om ook nog een sportveld in te richten aan de zuidzijde van het huidige parkeerterrein. Echter, dit is gezien de ligging van dit deel ten opzichte van de bestaande parkeerplaats, kleedaccommodatie en kantine, geen logische plek. Nu er ten behoeve van de honk- en softbalvereniging, uitbreiding van het sporterrein nodig is, kan tevens het beoogde nieuwe voetbalveld bij genoemde uitbreiding worden betrokken. Door dit veld te projecteren binnen voorliggende uitbreiding kan beter aangesloten worden bij de bestaande voetbalvelden, kleedaccommodatie en kantine.

Nu dit deel niet voor sportdoeleinden zal worden gebruikt wordt hier, conform huidig gebruik, wederom een agrarische bestemming opgenomen.

De totale uitbreiding van het sportterrein wordt aldus, met aftrek van dit deel, verkleind.

Zoals onderstaande luchtfoto laat zien is dit deel van het plangebied aan de zuidzijde niet ingevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1201BGTRIAS-VA01_0003.png"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland 2005 (structuurvisie)

Het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.

Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Daarbij heeft de provincie een tweeledige provinciale hoofdstructuur waarbij Gelderland enerzijds 'hoog dynamische' functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Anderzijds kent de provincie 'laag dynamische' functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimte gebruik, zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS), waardevolle open gebieden en ruimte voor water moet worden gecreëerd. Het provinciaal planologisch beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve gebruiksvormen en wordt ook het groenblauwe raamwerk genoemd.

Op de streekplankaart ligt het plangebied in verwevingsgebied van de EHS.

De Streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities' [Provincie Gelderland, 2006] benoemt de volgende EHS-kernkwaliteiten voor Winterswijk:

  • De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden.
  • De beken met hun landschappelijke, ecologische en hydrologische samenhang met hun omgeving.
  • De samenhang en verbindingen tussen de grote Oost-Gelderse natuurkernen via beken en de daaraan gekoppelde ecologische verbindingszones: Groenlose Slinge en Boven-Slinge.
  • De verbinding tussen de restanten van (natte) heideterreinen, heischrale terreinen en blauwgraslanden (met bijvoorbeeld Wooldse veen en Korenburgerveen).
  • Het vanuit ecologisch opzicht samenhangende geheel van landgoederen, natuurgebieden, bossen, beken en landschapselementen in het kleinschalige agrarische cultuurlandschap waarvan soorten als de das, amfibieën, en vleermuizen afhankelijk zijn.

Daar het plangebied ligt in de EHS verweving dient onderzocht te worden of de ontwikkeling het gebied niet aantast. In paragraaf 4.1.1. en 4.1.2. wordt dit nader onderbouwd.

Sociaal-culturele infrastructuur

De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Het is met name de verantwoordelijkheid van de (samenwerkende) gemeenten om bij de ruimtelijke inrichting rekening te houden met die sociaal-culturele infrastructuur. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Door een gunstige situering van functies ten opzichte van aanwezige voorzieningen kan er een goede bereikbaarheid worden gerealiseerd en voldoende draagvlak blijven bestaan.

Aanbod en vraag in het voorzieningenpatroon veranderen voortdurend. Voorbeelden zijn de verschuivende vraag op het gebied van zorg (kleinschalige verpleegunits in de wijk) en voorzieningen op het gebied van welzijn, cultuur, recreatie, sport, onderwijs en kunst. Voorkomen moet worden dat de sociaal-culturele kwaliteit van de leefomgeving onder een bepaald minimum zakt. Met andere vormen van bundeling, bijvoorbeeld op basis van bereikbaarheid in netwerken, kan dit worden voorkomen. Sprekende voorbeelden hiervan zijn scholen en sportaccommodaties.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en de deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorgenomen uitbreiding ligt volgens de kaart behorende bij de Ruimtelijke Verordening buiten het bebouwd gebied van de kern Winterswijk.

Een sportveldencomplex (incl. clubgebouw) moet worden bestempeld als een stedelijke functie.

Volgens de verordening kunnen nieuwe stedelijke functies buiten bestaand gebied worden toegestaan als deze niet redelijkerwijs kunnen worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Voor nieuwe bebouwing in stedelijk gebied dient ontheffing van de Ruimtelijke Verordening Gelderland te worden verleend. In het kader van ontheffing moet de ontwikkeling ook bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Voor een nadere onderbouwing kan worden verwezen naar paragraaf 4.1.

Momenteel is een wijziging van de RVG in voorbereiding, verwachting is dat deze in juli 2012 wordt vastgesteld.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Sport in Winterswijk (sportnota)

Sportverenigingen spelen een belangrijke rol in de lokale samenleving. Zij leveren in die hoedanigheid een cruciale bijdrage aan de leefbaarheid in Winterswijk, het meedoen van inwoners aan de maatschappij en het verbeteren van de gezondheid van de inwoners. De gemeente ziet ook in de toekomst het belang van sterke sportverenigingen in, vandaar dat zij de sportverenigingen wil ondersteunen in het (verder) versterken van hun maatschappelijke functie.

Daarbij spelen accommodaties een centrale rol, niet alleen in het gemeentelijke sportbeleid, maar zeker ook in het bevorderen van de leefbaarheid in Winterswijk. Zonder voldoende (sport)accommodaties van goede kwaliteit kan het sportstimuleringsbeleid onvoldoende worden ingevuld.

In het vernieuwde gemeentelijke accommodatiebeleid zal de nadruk komen te liggen op realisatie en behoud van een kwalitatief hoogstaand basisvoorzieningenniveau. De gemeente hanteert hierbij onder andere de volgende visiepunten:

  • Bevorderen van zoveel mogelijk multifunctioneel gebruik van accommodaties dan wel clustering van accommodaties. Clustering en multifunctioneel gebruik bevorderen immers de participatiemogelijkheden (bijvoorbeeld een combinatie van sport, ontspanning en zorgverlening). Bovendien versterken multifunctioneel gebruik en clustering de samenwerkingsmogelijkheden tussen de verschillende aanbieders, zoals blijkt uit de ontwikkelingen die gaande zijn op het terrein van bijvoorbeeld 'de brede school'.
  • Nadruk op behoud en kwaliteit boven kwantiteit, waarbij niet alleen sporttechnische eisen maar ook eisen als voldoende ruimte, bereikbaarheid, toegankelijkheid en sociale veiligheid van belang zijn.
  • Waar mogelijk en (financieel) haalbaar: aanleg/gebruik van kunstgrasvelden teneinde het multifunctionele gebruik te bevorderen.
  • De meeste sportverenigingen in Winterswijk hebben aangegeven bereid te zijn om sportaccommodaties te delen met andere verenigingen en deze ontwikkeling zelfs als onafwendbaar te zien vanwege onder andere:
  1. 1. de steeds hogere (beheer- en onderhouds-) kosten van sportaccommodaties in het algemeen;
  2. 2. de beperkte middelen die voor de bekostiging van sportaccommodaties beschikbaar zijn;
  3. 3. de steeds strengere eisen die aan met name de sanitaire en horecavoorzieningen gekoppeld aan sportaccommodaties worden gesteld;
  4. 4. de matige kwaliteit van veel sportaccommodaties op dit moment (o.a. achterstallig onderhoud);
  5. 5. de toenemende moeite om vrijwilligers te vinden voor het runnen van verenigingen en het beheren van sportaccommodaties;
  6. 6. de wens om te kunnen beschikken over zo hoogwaardig mogelijke voorzieningen waaronder kunstgrasvelden (buitensport) en bijvoorbeeld een turnhal (binnensport).

In het beleidsstuk geeft de gemeente een korte opsomming over de drie verschillende groepen accommodaties die worden onderscheiden, namelijk: zwembaden, binnensportaccommodaties en buitensportaccommodaties.

Qua buitensportaccommodaties maakt de gemeente zich hard voor de clustering (binnen de kern) en eventueel herschikking van huidige buitensportaccommodaties tot een tweetal hoogwaardige buitensportparken, gelegen aan weerskanten van de kom van Winterswijk, namelijk het gebied waar nu de hockeyvereniging Avanti, de voetbalvereniging Winterswijk, de Winterswijkse tennisclub, zwembad Jaspers en honkbalvereniging Hickory zijn gevestigd, en de aan de andere kant van Winterswijk de Trias-velden. Met die twee sportparken worden beide zijden van Winterswijk 'bediend', ook wat betreft het buitengebied. Enige uitzonderingen op dit plaatje vormen de velden van MEC en Meddo die worden gehandhaafd.

Daarnaast neemt het zwembad Jaspers een bijzondere plaats in. De gemeente wil het overdekte zwembad voor de Winterswijkse gemeenschap graag behouden.

Structuurvisie Kom Winterswijk

Op 24 februari 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Kom Winterswijk 2010-2020 vastgesteld. In dit beleidsdocument is het ruimtelijke beleid voor de komende jaren vastgelegd. Op pagina 42 van de structuurvisie is aangegeven dat het sportcomplex Trias beschikbaar is gekomen: hiermee zijn o.a. de velden van voetbalclub Fortuna, die ingeklemd lagen tussen de bedrijven op bedrijventerrein Vééneslat, vervangen. Verder streeft de gemeente in de toekomst naar verdere concentratie van sportverenigingen aan de noordwestzijde van Winterswijk op sportpark Jaspers.

Daarnaast blijkt dat de gemeente Winterswijk inzet op twee hoogwaardige buitensportparken, waarvan 't Huitinkveld (FC Trias) er één is. De gemeente zet hierop in omdat clustering het multifunctioneel gebruik van de accommodaties versterkt, de samenwerking tussen verenigingen laat toenemen en het tegenwicht kan bieden aan de oplopende (beheer- en onderhouds)kosten en een toenemend tekort aan vrijwilligers.

De uitbreiding van Trias past goed binnen deze beleidsdoelstellingen. Door de clustering van verschillende verenigingen wordt een hoogwaardig sportpark gecreëerd. In dit sportpark worden (kunst)grasvelden en parkeerplaatsen gedeeld door verschillende verenigingen.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording

4.1 Ontheffing Provinciale Verordening Gelderland

Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en de deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorgenomen uitbreiding ligt volgens de kaart behorende bij de Ruimtelijke Verordening buiten het bebouwd gebied van de kern Winterswijk. Een sportveldencomplex moet worden bestempeld als een stedelijke functie. Hiervoor is aldus ontheffing van (artikel 2 van) de Ruimtelijke Verordening Gelderland vereist.

Nieuwe stedelijke functies kunnen buiten bestaand gebied worden toegestaan als deze niet redelijkerwijs kunnen worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Voor nieuwe bebouwing in stedelijk gebied dient ontheffing van de Ruimtelijke Verordening Gelderland te worden verleend. In het kader van ontheffing moet de ontwikkeling ook bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland zijn ook ten behoeve van voorliggende ontwikkeling verzocht om ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 2 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland (zie ook Provinciaalbeleid ).

Het verlenen van de ontheffing is enkel mogelijk wanneer is aangetoond dat de ontwikkeling redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden, en indien de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Bij besluit van 24 april 2012, nr. 2011-019098 hebben Gedeputeerde Staten bedoelde ontheffing verleend. Ten aanzien van deze voorwaarden overwegen Gedeputeerde Staten als volgt.

Nu het hier gaat om bebouwing die verband houdt met de uitbreiding van een bestaand sportterrein zijn alternatieve locaties voor deze bebouwing binnen de in artikel 2.2 van de verordening bedoelde gebieden naar ons oordeel redelijkerwijs niet aan de orde. Het vigerende bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om op de hoek van de Bataafseweg/ Kottenseweg het bestaande sportveldencomplex met een sportveld uit te breiden. In het voorliggende plan wordt deze mogelijkheid geschrapt. Hierdoor blijft de landschappelijke waarde op deze locatie bewaard. Dit betekent een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, te meer nu de landschappelijke beleving vanaf de Kottenseweg en de Bataafseweg op deze locatie groot is. Een bijkomend voordeel is dat ook de zware houtwal gelegen langs de Oude Kottenseweg in zijn geheel gespaard zal blijven.

Tegenover het vervallen van deze sportbestemming staat de uitbreiding van de accommodatie in oostelijke richting. De te realiseren bebouwing zal in het landschap weliswaar enige uitstraling hebben, doch als gevolg van de lagere ligging ten opzichte van de bestaande sportaccommodatie zal de landschappelijke impact kleiner zijn dan de oorspronkelijk gedachte uitbreidingsmogelijkheid. Gronden die zijn betrokken bij de oostelijke uitbreiding, maar geen onderdeel uitmaken van de sportdoeleinden, zullen worden ingericht als bloemrijk grasland. Dit aspect is vooral relevant in verband met de ecologische belangen. De oostelijke uitbreiding wordt niet afgerond met houtwallen of andere beplantingselementen. Deze keuze is gemaakt om het aansluitende landschap met kwaliteiten als openheid en houtwalstructurenin oostelijke en noordelijke richting te behouden.

Wij zijn van oordeel dat het voorgestelde initiatief per saldo leidt tot een landschappelijke enruimtelijke kwaliteitsverbetering.

Het ontheffingsbesluit is in Bijlage 1 opgenomen.

4.1.1 Ecologie

Aan de westzijde grenst het plangebied aan het huidige sportterrein; ertussen ligt nu een grondwal. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan enkele agrarische percelen. Aan de noord- en zuidzijde grenst het plangebied aan bestaande houtwallen. Op korte afstand van de planlocatie liggen diverse natuur- en bosgebieden met natuurwaarden. De onderzoekslocatie betreft een graslandperceel dat in de huidige situatie in gebruik is als paardenwei. De vegetatie in het plangebied betreft een structuurarme graslandvegetatie van Engels raaigras met enkele algemene plantensoorten van voedselrijke en ruderale omstandigheden.

Voor de flora is hier geen sprake van een verbindingszone. Er bevindt zich hier bijvoorbeeld geen watergang waardoor zaden van planten zich kunnen verspreiden. Het plangebied is voor planten niet van belang voor uitwisselingsmogelijkheden. In het plangebied zelf komen geen bijzondere, kwetsbare of beschermde plantensoorten of vegetaties voor. In de directe omgeving zijn geen streng beschermde plantensoorten aangetroffen (bron: Natuurdatabank KISAL). Het plangebied is in gebruik als paardenweide waar uitsluitend een monotone vegetatie van Engels raaigras en enkele algemene kruidensoorten groeit. Ten zuiden van de Kottenseweg, op circa 1 km afstand van het plangebied, zijn in het verleden 2 streng beschermde plantensoorten aangetroffen: waterdrieblad en wilde gagel (Flora- en faunawet, tabel 2). Deze soorten worden in het plangebied niet verwacht door het ontbreken van geschikte milieuomstandigheden. De samenstelling van de aangetroffen flora en vegetatie en de daarvan afgeleide inschatting van de mate van de voedselrijkdom en bodemgesteldheid duiden niet op een geschikt milieu voor streng beschermde plantensoorten. De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen vermindering van de kwaliteit van leefgebied voor streng beschermde plantensoorten betekenen.

Alle vleermuizen zijn streng beschermd: Flora- en faunawet, tabel 3. Voor vliegroutes zijn vleermuizen afhankelijk van lijnvormige groenstructuren. De houtwal aan de zuidzijde van het plangebied, in het verlengde van de groenstructuren langs de Bataafseweg, is in principe geschikt als vliegroute. Deze houtwal wordt gehandhaafd. Door de reeds aanwezige sportvelden aan de noordzijde van deze groenstrook zullen eventueel aanwezige vleermuizen vermoedelijk langs de zuidkant van de houtwal vliegen. De beplanting op de grondwal is nog te jong om te kunnen dienen als vliegroute. Verplaatsing van deze grondwal naar de noordzijde van het complex vormt daardoor geen probleem. Door de aanwezigheid van de bestaande houtwal blijft er ook in de toekomstige situatie een onbelichte zijde beschikbaar waar vleermuizen geen last hebben van verlichting. Het is overigens niet de bedoeling de nieuwe velden van verlichting te voorzien. Het effect op eventueel langsvliegende vleermuizen zal dan ook te verwaarlozen zijn. De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen negatief effect hebben op de uitwisselingsmogelijkheden en foerageergebieden voor vleermuizen. Het plangebied is door het open karakter zelf ongeschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De structuurarme, korte vegetatie heeft een laag voedselaanbod voor vleermuizen. Door het ontbreken van gebouwen en (oude) bomen zijn verblijfplaatsen van gebouwbewonende en boombewonende vleermuissoorten niet in het plangebied aanwezig. De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen vermindering van de kwaliteit van leefgebied voor vleermuizen betekenen.

In de omgeving van het plangebied zijn enkele streng beschermde zoogdiersoorten aangetroffen waarvan de uitwisselingsmogelijkheden mogelijk aangetast kunnen worden: das, eekhoorn, steenmarter en waterspitsmuis (Flora- en faunawet, tabel 2 en 3). Ten oosten van het plangebied op circa 1 km afstand zijn enkele dassenburchten aangetroffen (bron: Zoogdieratlas Gelderland, Natuurdatabank KISAL). Het plangebied is potentieel geschikt als migratieroute of foerageergebied voor de das. Echter is een essentiële migratieroute hier niet te verwachten aangezien het plangebied grenst aan een intensief gebruikt sportpark en aan de intensief gebruikte Kottenseweg en Bataafseweg. Bovendien ligt het plangebied relatief dicht tegen de bebouwde kom van Winterswijk aan. Negatieve effecten op de uitwisselingsmogelijkheden voor de das zijn niet te verwachten want:

  • Een essentiële migratieroute is niet te verwachten vanwege de ongunstige ligging nabij een sportpark, drukke wegen en de bebouwde kom van Winterswijk.
  • Er zijn voldoende alternatieve foerageergebieden in de omgeving beschikbaar.
  • Alternatieve migratiemogelijkheden blijven beschikbaar aan de noord-, oost- en zuidzijde van het plangebied.

In 2001 is in een bosperceel ten oosten van het plangebied de streng beschermde waterspitsmuis (Flora- en faunawet, tabel 3) aangetroffen (bron: Zoogdieratlas Gelderland, Natuurdatabank KISAL). Er zijn verder geen waarnemingen bekend van deze soort in de omgeving van het plangebied. Het plangebied zelf is ongeschikt als leefgebied voor de waterspitsmuis. Incidenteel gebruik is wel mogelijk. Negatieve effecten op de uitwisselingsmogelijkheden voor de waterspitsmuis zijn niet te verwachten want:

  • Een migratieroute is niet te verwachten vanwege de ongunstige ligging nabij een sportpark, drukke wegen en de bebouwde kom van Winterswijk. De waterspitsmuis is zeer schuw en zal dit soort gebieden mijden.
  • De waterspitsmuis is uitsluitend ten oosten van het plangebied aangetroffen. Aan de westzijde van het plangebied liggen weinig geschikte leefgebieden.
  • Het plangebied is ongeschikt als migratieroute door het ontbreken van geschikte watergangen of vegetatietypen waarin de soort voorkomt.
  • De waterspitsmuis is een soort met een relatief kleine actieradius (van 30 tot 160 meter). Door ontbreken van geschikt leefgebied is het dus zeer onwaarschijnlijk dat de waterspitsmuis het plangebied vanuit het huidige leefgebied, via tussenliggend maïsperceel, bereikt.

De steenmarter en de eekhoorn (Flora- en faunawet, tabel 2) zijn in de omgeving van het plangebied aangetroffen. Het plangebied kan incidenteel doorkruist worden door beide soorten. Echter zal dit in de toekomst ook mogelijk blijven. Bovendien blijven er voldoende geschikte leefgebieden voor beide soorten aanwezig rondom het plangebied. Een verslechtering van de uitwisselingsmogelijkheden is voor eekhoorns en steenmarters niet te verwachten.

Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor enkele algemene en licht beschermde soorten als konijn, mol, enkele algemene muizensoorten (Flora- en faunawet, tabel 1). Leefgebied van streng beschermde soorten wordt niet verwacht door het ontbreken van geschikt habitat. Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen van grondgebonden zoogdiersoorten aangetroffen. Mogelijk wordt het plangebied incidenteel doorkruist door de das en de steenmarter. De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen vermindering van de kwaliteit van leefgebied voor streng beschermde zoogdieren betekenen.

Het plangebied is geschikt als foerageergebied van enkele algemene vogelsoorten als fazant, kievit, houtduif, merel, zwarte kraai, kauw en zanglijster. Enkele van deze soorten zijn in het verleden in of rondom het plangebied waargenomen (bron: Natuurdatabank KISAL). Migratieroutes zijn hier niet aan de orde voor deze soortgroep. De geplande ruimtelijke ingreep zal voor deze soortgroep geen verslechtering van de uitwisselingsmogelijkheden betekenen. Het plangebied is geschikt als foerageergebied van enkele algemene vogelsoorten. De open, structuurarme graslandvegetatie is voor weinig vogelsoorten geschikt broedbiotoop. In het verleden is een territorium van de kievit vastgesteld in het plangebied (bron: Natuurdatabank KISAL). Andere broedvogelsoorten worden niet verwacht door het ontbreken van geschikt broedgebied. Broedvogels in omliggende groenstructuren ondervinden mogelijk verstoring tijdens de realisatie van de uitbreiding en ingebruikname van het sportpark. Voor vogels geldt dat deze tijdens de broedperiode het meest gevoelig zijn voor verstoring. De rest van het jaar zijn zij flexibeler en is de kans op nadelige effecten door de werkzaamheden voor de individuen aanzienlijk minder. Hierdoor is het raadzaam met de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen. Als de werkzaamheden in volle gang zijn bij aanvang van het broedseizoen, is het verstoringeffect op (broed)vogels minimaal. Het broedseizoen ligt, afhankelijk van de weeromstandigheden en aanwezige soorten, ruwweg tussen 15 maart en 15 juli. Broedgevallen buiten deze periode zijn ook beschermd. Voor de kievit zijn voldoende alternatieve broedgelegenheden in de directe omgeving beschikbaar. De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen vermindering van de kwaliteit van leefgebied voor broedvogels betekenen.

In het verleden is de streng beschermde hazelworm (Flora- en faunawet, tabel 3) aangetroffen ten oosten van het plangebied. Langs de nabijgelegen (circa 1 km afstand) Borkense Baan (oude spoorlijn) is de soort ook aangetroffen. Ook de streng beschermde levendbarende hagedis en zandhagedis (Flora- en faunawet, tabel 2 en 3) komen hier voor (bron: Natuurdatabank KISAL). Het plangebied zelf is ongeschikt voor beide soorten als leefgebied. Door de afstand tussen de leefgebieden van de 3 in de omgeving aangetroffen reptielensoorten, de ongeschiktheid van het plangebied en de tussenliggende Kottenseweg als belangrijk obstakel is het onwaarschijnlijk dat er een migratieroute van reptielen ligt in het plangebied. Een verslechtering van de uitwisselingsmogelijkheden is voor deze soortgroep dan ook niet van toepassing. Ten noordoosten en ten zuidwesten van het plangebied is in het recente verleden de streng beschermde kamsalamander (Flora- en faunawet, tabel 3) aangetroffen. Andere streng beschermde soorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht. Het plangebied zelf is ongeschikt voor de kamsalamander als leefgebied. Er bevindt zich geen voortplantingswater of geschikt landbiotoop voor deze soort in het plangebied. Het plangebied en omliggende percelen zijn ongeschikt als verbindingszone voor de kamsalamander. Een verslechtering van de uitwisselingsmogelijkheden is voor deze soort dan ook niet van toepassing. In het plangebied ontbreekt het aan geschikt leefgebied voor streng beschermde reptielen, amfibieën en vissen. Er zijn geen waarnemingen bekend van streng beschermde soorten uit het plangebied (bron: Natuurdatabank KISAL, Atlas Reptielen en Amfibieën in Gelderland, 1985 – 2005). De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen vermindering van de kwaliteit van leefgebied voor streng beschermde reptielen, amfibieën of vissen betekenen.

Voor overige soort(groep)en worden geen streng beschermde of kwetsbare soorten verwacht in of rondom het plangebied. De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen negatief effect hebben op de uitwisselingsmogelijkheden voor dieren van overige soortgroepen. Beschermde ongewervelde dieren (dagvlinders/libellen etc.) zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en worden ook niet verwacht. Geschikt leefgebied ontbreekt voor de beschermde soorten van deze ecologische groep. De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen vermindering van de kwaliteit van leefgebied voor streng beschermde ongewervelde dieren betekenen.

Het plangebied ligt in de huidige situatie in een omgeving met een relatief hoge geluidsbelasting. Het plangebied ligt tegen de bebouwde kom van Winterswijk, in een hoek tussen 2 relatief drukke verkeersaders: de Kottenseweg en de Bataafseweg. Bovendien grenst het plangebied aan het bestaande en intensief gebruikte sportpark. Het effect van de uitbreiding van het sportpark met 2 sportvelden op gebied van geluidsbelasting is te verwaarlozen. Buiten de trainingen, wedstrijden en sporadische evenementen zijn er geen constante geluidsbronnen aanwezig die ernstige verstoring van flora en fauna kunnen veroorzaken. Bovendien is aangetoond dat het plangebied in de huidige situatie ongeschikt is als leefgebied voor streng beschermde of kwetsbare soorten. Daarnaast kan, door continu gebruik van het bestaande sportpark, gewenning optreden. Met name grondgebonden soorten als reptielen en het merendeel van de te verwachte zoogdiersoorten hebben minder last van geluids- en lichtverstoring. De geplande ruimtelijke ontwikkeling zal geen significante toename van de geluidsbelasting op de EHS tot gevolg hebben.

De beoogde uitbreiding bestaat uit de aanleg van één extra voetbalveld en daarnaast een combinatieveld voor honk- en softbal ter plekke van het agrarische perceel ten oosten van de FC Triasvelden. Verder zal hier een nieuwe clubaccommodatie worden gerealiseerd. Om de uitbreiding efficiënt in te richten, worden een bestaande grondwal verwijderd en op grond van de wensen van de buren zal een nieuwe grondwal aan de noordzijde van het complex worden aangelegd. Deze zal worden beplant met een gevarieerd mengsel van inheemse struiken en bomen (drachtplanten en vruchtdragende soorten) ter vergroting en behoud van zoveel mogelijk ecologische waarde. De ruimte die in de uitbreiding niet benut wordt door de sportvelden (ruim 15% van het uitbreidingsperceel) zal aan de oostzijde als natuur worden ingericht. Hier wordt gekozen voor bloemrijk grasland, dat via een verschralingsbeheer en mogelijk het inbrengen van hier thuishorende soorten zal worden gerealiseerd. Verwacht wordt dat de natuurwaarden als gevolg van het realiseren van bloemrijk grasland en een ecologisch waardevolle beplante grondwal uiteindelijk groter zullen zijn dan die van de uitgangssituatie.

Conclusie: Op bais van vorenstaande en uit de resulataten van de EHS-natuurtoets FC Trias ( Bijlage 2 ) blijkt dat er geen significante negatieve gevolgen voor de EHS zijn te verwachten. Wel is het van belang dat realisatie wordt gestart buiten het broedseizoen.

4.1.2 Landschap

Het uitbreidingsgebied ligt in verwevingsgebied van de EHS. Bestemmingsplanwijziging is hier niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden (kernkwaliteiten en omgevingscondities) van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Een kernkwaliteit van EHS-verweving is o.a. de landschappelijke verwevenheid van natuur en bos met

cultuurgronden.

De Streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities' [Provincie Gelderland, 2006] benoemt de volgende EHS-kernkwaliteiten voor Winterswijk:

  • De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden.
  • De beken met hun landschappelijke, ecologische en hydrologische samenhang met hun omgeving.
  • De samenhang en verbindingen tussen de grote Oost-Gelderse natuurkernen via beken en de daaraan gekoppelde ecologische verbindingszones: Groenlose Slinge en Boven-Slinge.
  • De verbinding tussen de restanten van (natte) heideterreinen, heischrale terreinen en blauwgraslanden (met bijvoorbeeld Wooldse veen en Korenburgerveen).
  • Het vanuit ecologisch opzicht samenhangende geheel van landgoederen, natuurgebieden, bossen, beken en landschapselementen in het kleinschalige agrarische cultuurlandschap waarvan soorten als de das, amfibieën, en vleermuizen afhankelijk zijn.

Gebleken is inmiddels dat er geen problemen optreden met het ecologisch functioneren van de EHS ter plaatse als gevolg van de uitbreiding.

Het is van de belang om bij de nieuwe inrichting van het terrein rekening de houden met, de in het Streekplan beschreven, landschappelijke kernkwaliteiten voor het Oost-Nederlands plateau:

Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.

Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde).

Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes;

Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden;

Historisch nederzettingenpatroon vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtehoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.

Al voordat de sportvelden hier gerealiseerd werden, was er sprake van een vrij grootschalig landschap ter plekke. Dat beeld komt overeen met de historische kaart van 1850, maar niet met die van 1900, toen het gehele Trias-terrein en ook het uitbreidingsgedeelte bebost waren, met uitzondering van enkele met heide begroeide plekken aan de oostkant van het uitbreidingsgedeelte.

Vanaf de Bataafseweg, die de oostelijke begrenzing van de bebouwde kom van Winterswijk vormt, is er een nog redelijk vrij uitzicht over de sportvelden op de verder weg gelegen houtopstanden. Een coulisse aan de zuidzijde wordt gevormd door de zware houtwallen aan weerszijden van de 'oude Kottenseweg', een zandweg, die nog in 1850 de hoofdweg naar Kotten was. Een coulisse aan de noordwestzijde wordt gevormd door zware houtwallen aan weerszijden van de toegangsweg naar de woning op het adres Bataafseweg 2. Aan de noordoostzijde van het huidige sportveldencomplex wordt een coulisse gevormd door een houtwal die vanaf de zuidwestpunt van een door houtopstanden omzoomde grote vijver in westelijke richting doorloopt tot aan de sportvelden. Deels vormt deze houtwal ook de noordgrens van het uitbreidingsgebied; meer naar het oosten ligt tegen de noordgrens nog een stukje grasland tussen deze grens en de beplantingen rondom de vijver. De huidige Triasterreinen worden in het noorden en oosten begrensd door opgeworpen grondwallen die zijn beplant. Deze beplanting heeft nog weinig hoogte. De westzijde van het uitbreidingsgebied wordt dus begrensd door zo'n grondwal. Aan de oostzijde liggen agrarische percelen, met aan de zuidoostkant enkele esjes, waarvan er één tegen het uitbreidingsgebied aanligt. De zuidzijde van het uitbreidingsgebied wordt begrensd door de met zware houtwallen omgeven eerder genoemde zandweg.

Het LOP biedt aanknopingspunten voor de wijze waarop met ruimtelijke ontwikkeling kan worden omgegaan en daarbij gelijktijdig kansen voor landschapsontwikkeling te benutten. Landschappelijk behoort het Trias-terrein inclusief de uitbreiding tot het tamelijk grootschalige heideontginningsgebied van het Vosseveld. Er wordt niet naar gestreefd de grootschaligheid te wijzigen, aangezien die juist kenmerkend is voor heideontginningen. Wel biedt het plan ruimte voor de aanleg van verbindende houtopstanden (houtsingels en –wallen) en het koppelen van nieuwe beplantingen aan de bestaande beeklopen. Het terrein buiten de uitbreiding, waar de esjes zijn gelegen, is in cultuurhistorisch opzicht waardevol. Het Trias-uitbreidingsgebied is visueel waardevol. Hier heeft men uitzicht op de houtopstanden en op de hoogteverschillen: de uitbreiding ligt lager dan de oostelijk gelegen gronden. De hoogteverschillen zijn vooral goed zichtbaar vanaf de 'oude Kottenseweg'.

Pluspunt is dat de uitbreiding van de sportvelden op de hoek Bataafseweg-Kottenseweg komt te vervallen. Daarmee komen er geen sportvelden te liggen bezuiden de zandweg ('oude Kottenseweg'). Hierdoor zijn doorsteekpaden in de oude houtwallen niet nodig. Dit is een pre.

De uitbreiding van de sportvelden zal aan de oostzijde worden begrensd door bloemrijk grasland, dat landschappelijk een verfraaiing daarvan betekent. Het landschap zal aan de oostzijde ten behoeve van het uitzicht open worden gehouden; alleen de esrand kan geaccentueerd worden door een open struikenbeplanting (enkele groepjes inheemse struiken, aan te planten vóór de esrand) daarlangs aan te leggen. De noordoostelijke coulisse zal worden versterkt door op open plekken bomen en struiken bij te planten. Door de grondwal aan de oostzijde van de huidige Triasvelden te verwijderen, krijgt men ook vanaf de sportvelden weer beter uitzicht op de omgeving.

4.2 Bodem

De bodemtoets is gebaseerd op archiefonderzoek. Dit heeft het volgende opgeleverd. Voor zover bekend is op het perceel niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd (geen melding StraBIS). Er is nooit de de aanwezigheid van een ondergrondse tank gemeld (geen melding in StraTank). Er is voor beoogde uitbreidingslocatie nooit geen milieuvergunning afgegeven. De verwachting is dat het huidig agrarisch gebruik (sedert vele jaren) niet tot een noemenswaardige bodemverontreiniging heeft geleid. Ook in het historisch bodembestand (HBB) zijn geen bodembedreigende activiteiten bekend.

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet bij een bestemmingsplanwijziging in beginsel worden getoetst of de bodemkwaliteit de functiewijziging in de weg staat. Wanneer op het perceel(deel) geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging. In dat geval is bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.

Conclusie:

Op grond van de beschikbare informatie wordt ter plaatse geen ernstige bodemverontreiniging verwacht. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanprocedure. Het uitvoeren van een bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure is dan ook niet nodig.

Voor het te realiseren bouwwerk dient een bouwvergunning te worden aangevraagd. Op dat moment wordt door de gemeente – op grond van de Woningwet/Bouwverordening – opnieuw beoordeeld of bodemonderzoek nodig is. De kantine wordt gezien als “verblijfsruimte”. Dit betekent dat op grond van de Woningwet/Bouwverordening een verplichting voor bodemonderzoek geldt om te toetsen of de bodem ter plaatse geschikt is voor de functie “sport”. Bij de aanvraag van de bouwvergunning wordt echter door de gemeente beoordeeld of ontheffing van het verplichte bodemonderzoek mogelijk is. Onder voorwaarden is dat in dit geval mogelijk.

4.3 Archeologie

Algemeen

Bij veranderingen van de bestaande bestemming dient naar het aspect van de archeologie te worden gekeken. Op die locaties binnen het plangebied waar in de toekomst nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, zal bekeken moeten worden of het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van het onderzoek kan worden beslist hoe met de eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan.

Gemeentelijk archeologisch beleid

Op 25 november 2010 is de nieuwe Erfgoedverordening met bijbehorende archeologische beleidskaart door de gemeenteraad vastgesteld.

Op grond van dit beleid dient de archeologische beleidskaart als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen te worden gebruikt en geeft die de archeologische (onderzoeks)verplichtingen voor verschillende bodemingrepen.

Beoordeling

Het noodzakelijke archeologische onderzoek is uitgevoerd (Bijlage 3). De archeologische waarde van het terrein is afdoende vastgesteld. Er is geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Door realisering van de voorgenomen plannen wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de archeologische waarden binnen het plangebied.

Het onderzoek is tevens beoordeeld door een archeologisch deskundige, regionaal archeoloog de heer M. Kocken. Hij heeft vastgesteld dat het onderzoek en de bijbehorende rapportage zijn uitgevoerd conform de hiervoor geldende normen en richtlijnen in de kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2, protocol IVO).

In dit onderzoek zijn geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen. Voor het plangebied is geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk.

Conclusie

De gemeentelijke archeologische beleidskaart dient als onderlegger te worden gebruikt voor het nieuwe bestemmingsplan. Voor de op te nemen planregels e.d. wordt kortheidshalve verwezen naar het vastgestelde Bestemmingsplan Buitengebied.

Binnen het onderhavige plangebied is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De archeologische waarden zijn afdoende vastgesteld. Er wordt door de planuitvoering geen onevenredige afbreuk gedaan aan de archeologische waarden.

Grondwerkzaamheden, archeologische vondsten en meldingsplicht

Eventuele archeologische vondsten bij sloop-, bouw en/of graafwerkzaamheden moeten worden gemeld!

Bij de uitvoering van niet archeologische graafwerkzaamheden dient te allen tijde de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in acht te worden genomen:

Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het verdient tevens aanbeveling de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente, waar de vondst is gedaan, hiervan per direct in kennis te stellen.

4.4 Verkeer En Parkeren

Op basis van beoogde uitbreiding blijft het aantal voetbalvelden onveranderd (aan de zuidzijde verdwijnt een mogelijkheid voor een voetbalveld en aan de oostzijde wordt er één toegevoegd). Feitelijk bestaat de uitbreiding, voor wat verkeer en parkeren betreft, aldus uit het sportveld voor de honk- en softbalvereniging.

Verkeer

De hoeveelheid (extra) verkeer dat het honk- en softbalveld genereert is verwaarloosbaar ten opzichte van het huidige verkeer op de Bataafseweg en het verkeer van en naar Trias. De uitbreiding zal dan ook geen negatieve effecten hebben op de verkeerssituatie op de Bataafseweg en de bestaande in- en uitrit van het 't Huitinkveld.

Parkeren

Het is de bedoeling dat de bestaande parkeerruimte tevens ruimte biedt voor bezoekers en spelers van de honk- en softbalvereniging. Voor dit onderdeel is het van belang te onderzoeken of de bestaande parkeerplaats afdoende ruimte biedt voor de parkeercapaciteit die de nieuwe uitbreiding vraagt.

Het parkeerterrein ten behoeve van het sportterrein van FC Trias maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Trias. Uit de toelichting van dit bestemmingsplan blijkt dat voor het huidig sportgebruik maximaal 140 parkeerplaatsen nodig zijn. Dit aantal is gebaseerd op 4 sportvelden: 3 zijn er inmiddels aangelegd; de vierde niet (zuidzijde plangebied); deze wordt door middel van voorliggend plan “verplaatst” naar de oostkant van het sportterrein.

Er zijn feitelijk 184 parkeerplaatsen aangelegd, aldus is er nu sprake van een overcapaciteit van 44 parkeerplaatsen. Deze overcapaciteit is afdoende voor de opvang van leden en bezoekers van de honk- en softbalvereniging omdat het aantal gebruikers per training of wedstrijd (is) relatief beperkt is: maximaal 20-30 spelers en bezoekers. De vereniging heeft nu circa 60 leden en een sterke groei wordt niet verwacht.

De huidige overcapaciteit van het bestaande parkeerterrein is meer dan voldoende om de gebruikers en bezoekers van de honk- en softbalvereniging op te kunnen vangen, zeker nu de activiteiten van de honk- softbalvereniging plaatsvinden in de zomer, de periode waarin de voetbalactiviteiten beperkt zijn.

4.5 Luchtkwaliteit

Feitelijk bestaat de uitbreiding, voor wat het aantal te verwachten extra verkeersbewegingen, uit het sportveld voor de honk- en softbalvereniging. Dit veld wordt alleen in het (brede) zomerseizoen gebruikt en kent een relatief beperkt aantal gebruikers/ bezoekers (20-30). Een sterke groei van de vereniging wordt niet verwacht. (Zij hebben ca. 60 leden). Het aantal te verwachten extra verkeersbewegingen als gevolg van de honk- en softbalvereniging is verwaarloosbaar ten opzichte van het huidige verkeer op de Bataafseweg en het verkeer van en naar Trias.

Gelet op de lage achtergrondwaarde binnen de gemeente Winterswijk en het verwaarloosbare aantal verkeersbewegingen als gevolg van de honk- en softbalveld zal het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan .

4.6 Geluid

Een honkbal- en softbalveld is geen geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder zodat een akoestisch onderzoek inzake wegverkeerslawaai niet noodzakelijk is.

Een honkbal- en softbalveld is echter wel een geluidsbron voor de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn er in de kgm-reeks nr. 9 “bedrijven en milieuzonering” van de VNG aanbevolen afstanden ten aanzien van de diverse milieuaspecten aangegeven. Aangezien er geen eenduidige beschrijving (SBI-code) in de kgm-reeks wordt gegeven die beoogde ontwikkeling dekt is een beoordeling, op basis van een SBI-code behorend bij de meest vergelijkbare activiteit, uitgevoerd. Hierbij is gekeken naar een veldcomplex met een maatgevende hinderafstand voor geluid van 50 meter. Daarnaast is voor de kantine een maatgevende hinderafstand van 30 meter voor geluid maatgevend.

Uit vorenstaande blijkt er sprake is van een goede ruimtelijke ontwikkeling aangezien er geen woon-verblijfsruimten zijn gelegen binnen genoemde afstanden.

Feitelijk bestaat de uitbreiding, voor wat het aantal te verwachten extra verkeersbewegingen, uit het sportveld voor de honk- en softbalvereniging. Dit veld wordt alleen in het (brede) zomerseizoen gebruikt en kent een relatief beperkt aantal gebruikers/ bezoekers (20-30). Een sterke groei van de vereniging wordt niet verwacht. (Zij hebben ca. 60 leden). Het aantal te verwachten extra verkeersbewegingen als gevolg van de honk- en softbalvereniging is verwaarloosbaar ten opzichte van het huidige verkeer op de Bataafseweg en het verkeer van en naar Trias.

Voor stemgeluid is geen wettelijke toetsingskader aanwezig en is dan ook niet onderzocht.

Gezien het bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.7 Externe Veiligheid

Uit het "Risico Register Gevaarlijke Stoffen"is geconstateerd dat de nieuwe uitbreiding niet binnen een risicosfeer van een bedrijf ligt (zie afbeelding) In de nabije omgeving van de ontwikkeling ligt namelijk een tankstation met verkoop van LPG, de Motomarkt Winterswijk gelegen aan de Kottenseweg 96. De ligging van dit bedrijf is in deze getoetst aan de ligging van beoogd plangebied voor de uitbreiding van het 't Huitinkveld (ten oosten van het tankstation).

Op grond van Externe veiligheid zijn er aldus geen belemmeringen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1201BGTRIAS-VA01_0004.png"

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

Vanuit de uitbreiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn er in de kgm-reeks nr. 9 “bedrijven en milieuzonering” van de VNG aanbevolen afstanden ten aanzien van de diverse milieuaspecten aangegeven.

Deze afstanden zijn schematisch aangegeven, waarbij het vetgedrukte getal maatgevend is. Voor een sportcomplex met kantine zijn de volgende afstanden van toepassing:

SBI-code Geur Stof Geluid Gevaar grootste afstand
5551/5629 Kantines 10 0 10 10 10
926/931 Veldsportcomplex (met verlichting) 0 0 50 0 50

Voor een kantine zijn de milieuaspecten geur, geluid en gevaar maatgevend met een afstand van 10 meter. Binnen deze zone van 10 meter, gemeten vanaf het bouwblok van de ontwikkeling tot het bouwblok van een woning, mogen zich, wil er sprake zijn van een aanvaardbare ruimtelijke ontwikkeling, geen objecten bevinden die benoemd zijn in de kgm-reeks (woningen en verblijfsruimten voor de mens).

Voor het veldsportcomplex is het milieuaspect geluid maatgevend met een afstand van 50 meter. Binnen deze zone van 50 meter, gemeten vanaf het bouwblok van de ontwikkeling tot het bouwblok van een woning, mogen zich, wil er sprake zijn van een aanvaardbare ruimtelijke ontwikkeling, geen objecten bevinden die benoemd zijn in de kgm-reeks (woningen en verblijfsruimten voor de mens).

Vanuit de omgeving

In de nabije omgeving van de ontwikkeling ligt een tankstation met verkoop van LPG, de Motomarkt Winterswijk Kottenseweg 96. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn er in de kgm-reeks nr. 9 “bedrijven en milieuzonering” van de VNG aanbevolen afstanden ten aanzien van de diverse milieuaspecten aangegeven.

Deze afstanden zijn schematisch aangegeven, waarbij het vetgedrukte getal maatgevend is. Aangezien niet helemaal duidelijk is wat gemiddelde doorzet is in LPG, is het maximale van 1000 m3/jr gehanteerd.

SBI-code Geur Stof Geluid Gevaar grootste afstand
505/473 Benzinestations met LPG >1000 m3/jr 30 0 30 200 200

Voor een benzinestation met verkoop van LPG is het milieuaspect gevaar maatgevend met een afstand van 200 meter. Binnen deze zone van 200 meter, gemeten vanaf het bouwblok van het bedrijf tot het bouwblok van de nieuwe ontwikkeling, mogen zich, wil er sprake zijn van een aanvaardbare ruimtelijke ontwikkeling, geen objecten bevinden die benoemd zijn in de kgm-reeks (woningen en verblijfsruimten voor de mens).

Conclusie:

De nieuwe kantine valt niet binnen genoemde afstanden. Er zijn geen aldus geen belemmeringen in het kader van bedrijven en milieuzonering.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

Het plan betreft een wijziging van de bestemming agrarisch in sport. De aanleg van de twee beoogde natuurgrasvelden en de beoogde bouw van een clubgebouw waarbij verharding met een oppervlakte van 495 m² is beoogd, heeft consequenties van de waterhuishouding in het (uitbreidings)gebied. In overleg met het waterschap Rijn en IJssel is het volgende onderzocht en geconcludeerd.

In de onderstaande tabel worden de verschillende waterthema's nader toegelicht.

Thema Toetsvraag Relevant
HOOFDTHEMA'S
Veiligheid
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?
Nee

Nee
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Ja
Ja, nabij te maken stuwconstructie
Wateroverlast (oppervlaktewater)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Ja
N.v.t.

Nee
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?
Nee

Nee

Nee
Nee
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?
Ja
Nee
Nee
Grondwater-kwaliteit 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee
Volksgezondheid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? Nee
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?
Nee
Nee
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee

Nee
AANDACHTSTHEMA'S
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee

Riolering en afvalwaterketen

Het vuilwater van het clubhuis van de honk- en softbalvereniging Hickory wordt door middel van een eigen pompunit aangesloten op de bestaande pompput P322 van Sportpark Trias die loost op het gemeentelijk drukrioleringssysteem. De persleiding van het waterschap ligt tussen de bestaande waterberging langs de Bataafseweg en het fietspad. De voorgenomen werkzaamheden hebben geen invloed op de Ringleiding Winterswijk Oost.

Wateroverlast

De twee nieuwe sportvelden worden voorzien van een drainagesysteem. Bij een dergelijk systeem waarbij door de regulerende werking geen piekafvoeren voorkomen, is berging niet strikt noodzakelijk. In lijn met de uitgangspunten in het waterhuishoudkundig plan voor fase 1 is in overleg met het waterschap Rijn & IJssel besloten een berging van 7 mm te realiseren voor de sportvelden. De drainageafvoer van het zuidelijke veld (voetbal - 0,85 ha) en het dakwater van het clubgebouw (380 m2), waarbij is uitgegaan van een berging van 40 mm, lozen op de te verlengen sloot aan de zuidzijde van het park. De benodigde berging van 80 m3 wordt in deze sloot gerealiseerd door plaatsing van een stuwconstructie (peilstijging maximaal 0,3 m) nabij het lozingspunt in de bestaande berging aan de Bataafseweg. De beschikbare berging is dan 98 m3. Van de omliggende tegelpaden wordt het water afgevoerd op de naastliggende grasvelden en is derhalve niet in de berekening meegenomen.

Het drainagewater van het noordelijke veld (honkbal - 1,25 ha) wordt afgevoerd naar de bestaande retentie aan de Bataafseweg. De benodigde berging voor dit veld is 87 m3 en kan worden gevonden in de bestaande berging. De daardoor optredende peilstijging bedraagt 3 cm t.o.v. huidige berging. Op tekening met nummer 1101-60 is situatie weergegeven Bijlage 4.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Dakwater van het clubhuis en drainagewater van de sportvelden wordt geloosd op oppervlaktewater. Beide waterstromen zijn geen risico voor de waterkwaliteit.

Conclusie

Op grond van vorenstaande zijn er, als gevolg van de beoogde uitbreiding van het sportterrein, geen belemmeringen te verwachten voor de waterhuishouding.

Hoofdstuk 6 Wijze Van Bestemmen

Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie.

Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

- de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en

- de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

- het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

- het bebouwen van de gronden;

- het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.

Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  1. 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  2. 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
  2. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
  3. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltel-bepaling, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan bestaat uit:

1. het wijzigen van een agrarische bestemming in een sportbestemming.

De bestaande bestemming is agrarisch cultuurlandschap. Daarnaast geldt er de dubbelbestemming Waarde-archeologische verwachtingswaarde 3 en 4 en specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen, gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en EHS - verweving.

2. het zuidelijk deel van het plan heeft nu een sportbestemming en wordt gewijzigd in agrarisch.

Hier komt de bestemming agrarisch cultuurlandschap. Daarnaast geldt er de dubbelbestemming Waarde-archeologische verwachtingswaarde 3 en specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen, specifieke vorm van groen - grondwal, gebiedsaanduiding EHS - verweving.

Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan vindt u de nieuwe bestemmingsvlakken.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Er is een planschaderisico-analyse uitgevoerd voor het plan. Conclusie van deze analyse is dat het planschaderisico klein is. Voor het plan Trias fase 2 is door de gemeenteraad een budget beschikbaar gesteld. Dit bedrag is opgenomen in de gemeentelijke begroting. De uitvoering van het plan kan hieruit worden gefinancierd. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 8 Procedure

Vooroverleg

De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft aangegeven dat officieel vooroverleg (3.1.1. Bro) niet nodig is, aangezien het plan geen rijksbelang treft. Het Waterschap Rijn & IJssel is betrokken bij de uitvoering van de herinrichting van het terrein en heeft een (in)formele reactie gegeven. De provincie Gelderland heeft in overleg ter voorbereiding van voorliggend plan aangegeven dat er in deze ontheffing van de Provinciale Verordening is vereist en dat deze ontheffing bepalend is voor de aanvaardbaarheid van beoogde uitbreiding van het sportterrein Trias.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is op P.M. gepubliceerd in de inforubriek van het Achterhoek Nieuws en de Staatscourant. Het plan heeft vanaf P.M. zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. Van deze gelegenheid is P.M. (wel/geen) gebruik gemaakt.

Bijlage 1 Ontheffing Provinciale Verordening Gelderland

Bijlage 1 Ontheffing Provinciale Verordening Gelderland

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 2 Ecologisch onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Tekening Waterparagraaf

Bijlage 4 Tekening waterparagraaf