KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Indicatieve Neven-/hergebruikactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Vigerende Bestemmingplan
1.3 Keuze Procedure
1.4 Opzet Van De Toelichting
1.5 Bij Het Plan Behorende Stukken
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
3.1 Beleidskader
3.2 Juridisch Kader
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
4.1 Waterparagraaf
4.2 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden
4.3 Bodem
4.4 Milieu Overig
4.5 Waardevol Landschap
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
Bijlagen
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek

Voskuilweg 8

Bestemmingsplan - Gemeente Winterswijk

Vastgesteld op 01-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Voskuilweg 8 van de gemeente Winterswijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.8 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen waaronder boomteelt en/of het houden van dieren;

1.10 agrarisch hulpbedrijf

een niet- industrieel bedrijf dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;

1.11 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf dat qua aard van de bedrijfsuitoefening vergelijkbaar is met het agrarisch bedrijf;

1.12 archeologisch deskundige

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.13 archeologische verwachting

een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.14 archeologische waarde

een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.15 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.18 bed & breakfastvoorzieningen

het kleinschalig verlenen van logies en ontbijt in een woning, inclusief bijbehorende bijgebouwen;

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.22 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;
  2. b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  3. c. kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  4. d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  5. e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.23 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een verblijfsruimte;

1.27 biogasinstallatie

een installatie bedoeld voor het opwekken, opslaan en benutten van biogas waarbij het maximale volume mest 25.000 m3 per jaar bedraagt en waarbij sprake is van de inbreng van minimaal 50% eigen mest dan wel gebruik op eigen gronden;

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 compenserende maatregelen

maatregelen die worden getroffen ter bescherming of ontwikkeling van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities in verband met een, op een andere locatie voorkomende, aantasting van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities.

1.36 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op kunst en cultuur, spel, vermaak en ontspanning, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.37 dagrecreatie

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.40 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 EHS (Ecologische Hoofstructuur)

een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;

1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.43 evenement

een incidenteel plaatsvindende activiteit met een groot publieksaantrekkend karakter, gericht op het vermaken van publiek;

1.44 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.45 glastuinbouw

niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruik en in gebruik geven;

1.48 geluidbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.49 geluidbelasting vanwege een spoorweg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.50 geluidgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidgevoelige gebouwen, waaronder groepsaccommodaties, als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.51 groepsaccommodatie

een gebouw bestemd voor recreatief verblijf van groepen;

1.52 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.53 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.54 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.55 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.56 houtwallen / houtsingels

houtopstanden die dienen ter afscherming van bebouwing dan wel ter versterking of bescherming van de landschappelijke waarden van het gebied. Hieronder worden niet begrepen houtopstanden die worden geteeld in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.57 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.58 inwoning

twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.59 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

1.60 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstel-lingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.61 karakteristiek

gebouwen die staan op de lijst "gemeentelijk Monumenten Inventarisatie Project" alsmede gebouwen met een voor Winterswijk typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de adviescomissie op het gebied van cultuurhistorie als zodanig kan worden aangemerkt;

1.62 kernkwaliteiten

de wezenlijke landschappelijke en ecologische kenmerken van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;

1.63 kleinschalige dagrecreatieve activiteiten

activiteiten van hoofdzakelijk dagrecreatieve aard, zoals voorzieningen ten behoeve van wandel- en fietsrecreatie (onder meer de verhuur van fietsen) en picknickplaatsen, met dien verstande, dat het verstrekken van dranken en/of etenswaren niet is toegestaan;

1.64 kleinschalige terrasvoorziening

terras dat ondergeschikt is aan een andere, in de regels nader omschreven, (hoofd-)functie en dat tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Feesten en partijen met commerciële doelstelling zijn niet toegestaan;

1.65 kweektunnel

een halfrond of nagenoeg halfrond verplaatsbaar bouwwerk overtrokken met lichtdoorlatend materiaal en bestemd voor de kweek van gewassen en de bescherming van gewassen tegen neerslag;

1.66 kwetsbaar object

  1. a. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.67 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.68 LPG-doorzet

de afzet van LPG in m3 per jaar;

1.69 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.70 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.71 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.72 natuurkampeerterrein

een kampeerterrein, dat is gelegen in een aaneengesloten gebied van tenminste 25 hectare, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied met dien verstande dat het al dan niet aaneengesloten kampeerterrein niet groter is dan 1 hectare;

1.73 natuurwetenschappelijke waarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.74 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.75 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering niet of nagenoeg niet is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.76 normaal agrarisch gebruik

het zaai- en oogstklaar maken van de bodem evenals het oogsten;

1.77 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.78 omgevingscondities

de kwaliteiten van de omgeving voor zover deze van invloed zijn op kernkwaliteiten van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;

1.79 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.80 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.81 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.82 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.83 ondersteunende horeca

horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie;

1.84 overkapping

een overkapt bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;

1.85 paardenbak

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het rijden op paarden;

1.86 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden alsmede het africhten, trainen en verhandelen van ter plaatse gefokte paarden;

1.87 paardenhouderij

een agrarisch verwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.88 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.89 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.90 productiebos

bos gericht op het voortbrengen van bomen ten behoeve van de houtproductie;

1.91 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.92 recreatieappartement

een gedeelte van een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.93 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.94 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.95 rijhal

een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een paardenfokkerij of paardenhouderij;

1.96 schuilgelegenheid

een bouwwerk in een weiland dat beschutting biedt tegen weersinvloeden aan vee;

1.97 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.98 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als Bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.99 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.100 teeltondersteunende voorzieningen

constructies bedoeld voor de tijdelijke ondersteuning van container(teelt)velden en opengrondteelt, zoals kweektunnels;

1.101 ter plaatse geproduceerde producten

productten die ter plaatse op het erf of op de eigen landbouwpercelen geproduceerd worden;

1.102 trekkershut

een gebouw ten behoeve van recreatief verblijf bestaand uit een licht constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of stacaravan;

1.103 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.104 verblijfsfunctie

de functie van gronden als verblijfsplaats voor natuurlijke personen;

1.105 verblijfsrecreatie

recreatie waarbij het verblijf, de overnachting(en), een essentieel onderdeel is;

1.106 verenigingsgebouw

een gebouw dat primair in gebruik is ten dienste van verenigingsactiviteiten ten behoeve van de inwoners van de betreffende buurtschap;

1.107 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.108 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waar sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (Nge);

1.109 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.110 waardevol landschap

een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;

1.111 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.112 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.9 de oppervlakte van een bouwvlak ten dienste van intensieve veehouderij

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak voor zover deze uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van intensieve veehouderij worden benut.

2.10 Meten inhoud woning

Voor het meten van de inhoud van woningen worden bijgebouwen niet meegerekend.

2.11

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.12

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.

2.13

Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 25% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 350 m2;
  2. b. de uitoefening van intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlakte bedraagt;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' intensieve veehouderij is toegestaan tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 1 ha, dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
    3. 3. van de bedrijfsgebouwen slechts één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  3. c. een viskwekerij alsmede voor recreatie in de vorm van visvijvers uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'viskwekerij' met bijbehorende detailhandel, hoofdzakelijk in ter plaatse geproduceerde goederen, met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 50 m2 mag bedragen;
  4. d. het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwvlak, waarbij inwoning is toegestaan in één van de aanwezige bedrijfswoningen;
  5. e. maximaal 1 paardenbak per bouwvlak met een maximale oppervlakte van 800 m2, met dien verstande dat tevens de bestaande paardenbakken buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  6. f. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  7. g. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de volgende landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden:
    1. 1. kleinschalige landschapselementen met een oppervlakte van maximaal 400 m2 zoals poelen, ruigtes, heggen, boomgroepen, houtwallen en -singels;
    2. 2. hoogteverschillen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen';
    3. 3. openheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
    4. 4. on- en halfverharde wegen en paden;
  8. h. een biogasinstallatie binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. 1. het agrarisch bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat (de co-vergiste mest) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
    2. 2. het agrarisch bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    3. 3. het agrarisch bedrijf aangevoerde mest geproduceerd door derden verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
  9. i. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 1', waarbij maximaal 15 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  10. j. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 2', waarbij maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  11. k. kleinschalig kamperen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 3', waarbij maximaal 35 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  12. l. verblijfsrecreatie in de vorm van een natuurkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' waarbij maximaal 30 kampeerplaatsen zijn toegestaan, met dien verstande dat buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  13. m. een zend-, ontvang- en/of sirenemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  14. n. opslag ten behoeve van agrarische activiteiten alsmede de stalling van vee ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  15. o. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' met dien verstande dat deze gronden gedurende maximaal 25 dagen per jaar voor parkeren mogen worden gebruikt;
  16. p. nevenactiviteiten in de vorm van een kinderopvang uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' met dien verstande dat maximaal 234 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt;
  17. q. nevenactiviteiten in de vorm van educatieve activiteiten in verband met biologische landbouw met de daarbij behorende ondersteunende horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - informatiecentrum' met dien verstande dat maximaal 153 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt;
  18. r. nevenactiviteiten in de vorm van een manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege' met dien verstande dat maximaal 1.440 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt;
  19. s. nevenactiviteiten in de vorm van loonwerk- en tuinbouwmechanisatieactiviteiten met daaraan ondergeschikte detailhandel in tuinbouwmachines uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf', met dien verstande dat maximaal 893 m2 van de bebouwing en maximaal 450 m2 van de gronden buiten de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt;
  20. t. verblijfsrecreatie in de vorm van één groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' met dien verstande dat het aantal bezoekers maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bezoekers' aangegeven aantal bezoekers bedraagt;
  21. u. verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal zeven recreatieappartementen in een bestaand bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement';
  22. v. verblijfsrecreatie in de vorm van een recreatiewoning in een bestaand bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  23. w. detailhandel, uitsluitend in ter plaatse geproduceerde goederen met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 50 m2 mag bedragen;
  24. x. bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning, dan wel het (bedrijfs-)gebouw waar de woning deel van uitmaakt, hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 2 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 4 personen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ruiter- fiets- en wandelpaden, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen, tuinen en erven.

3.2 bouwregels

3.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, in relatie tot de bestaande bebouwing indien en voor zover noodzakelijk voor de bescherming van de landschappelijke waarden.

3.4 afwijking van de bouwregels

3.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel zoals bedoeld in artikel 3.1 onder c en v.

3.6 afwijking van de gebruiksregels

3.7 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

3.8 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting 1

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 bouwregels

4.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.

4.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

4.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 3

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

5.2 bouwregels

5.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.

5.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

5.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 4

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

6.2 bouwregels

6.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 waardevol landschap

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

8.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.1 (van het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk') kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

9.2 wijziging van een bestemming in de bestemming Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Bos of Natuur, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
  2. b. de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

9.3 wijziging van een bestemming in de bestemming Groen

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Groen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. deze wijzgingsbevoegdheid mag niet worden uitgeoefend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  2. b. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

9.4 wijziging van een bestemming in de bestemming Water

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Water ten behoeve van waterretentie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. uit onderzoek blijkt dat waterretentie binnen het gebied noodzakelijk is;
  2. b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

9.5 wijziging in verband met de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een wonen

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap in de bestemming Wonen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  2. b. het aantal woningen dient beperkt te blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  3. c. in de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  4. d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
    1. 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
    2. 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
    3. 3. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
    4. 4. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

9.6 wijziging in verband met de omschakeling van een agrarisch bedrijf of woning naar meerdere woningen

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap in de bestemming Wonen ten behoeve van meerdere woningen en het wijzigen van de bestemming Wonen naar meerdere wooneenheden binnen de bestemming wonen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. in het geval er geen vervangende nieuwbouw plaatsvindt:
    1. 1. mogen maximaal twee van de karakteristieke gebouwen zoals deze bestonden op 25 januari 2007 voor in totaal maximaal drie wooneenheden worden gebruikt (inclusief de voormalige eventuele gesplitste bedrijfswoning);
    2. 2. dienen alle overige voormalige bedrijfsgebouwen alsmede kassen, te worden gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft, en dienen voorts alle aanwezige kassen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, te worden gesloopt;
    3. 3. dient de inhoud van elke afzonderlijke wooneenheid minimaal 400 m3 te bedragen;
    4. 4. bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal de bestaande oppervlakte tot een absoluut maximum van 150 m2 per wooneenheid, met dien verstande dat het meerdere aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesloopt, tenzij het karakteristieke bebouwing betreft;
  2. b. onder de voorwaarde dat, hergebruik van de bijgebouwen niet wenselijk is vanwege de slechte beeldkwaliteit van de gebouwen, of fysiek niet mogelijk is vanwege de maatvoering en het materiaalgebruik van de gebouwen, wordt vervangende nieuwbouw voor een woonfunctie toestaan mits:
    1. 1. sanering plaatsvindt van alle aanwezige (bedrijfs-)gebouwen, met een minimum oppervlak van 500 m2, en alle kassen plaatsvindt, met uitzondering van monumentale of karakteristieke bebouwing met dien verstande dat sloop van de bedrijfswoning niet noodzakelijk is;
    2. 2. de nieuwbouw maximaal één gebouw ten behoeve van maximaal twee wooneenheden, met bijbehorende bijgebouwen, omvat, met een totale oppervlakte van maximaal 50% van de oorspronkelijke oppervlakte aan gesloopte (bedrijfs-)gebouwen, niet zijnde kassen met dien verstande dat:
      • het totale aantal woningen (inclusief de voormalige eventuele gesplitste bedrijfswoning) op de locatie niet meer mag bedragen dan drie;
      • de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 150 m2 per wooneenheid bedraagt;
    3. 3. de inhoud van elke afzonderlijke woning minimaal 400 m3 bedraagt en maximaal 750 m3;
  3. c. in het wijzigingsplan wordt bepaald dat de oppervlakte van het gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt niet mag vergroot ten opzichte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit bestaande oppervlakte;
  4. d. in de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  5. e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. f. er dient een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld waaruit de ruimtelijke inpassing van in de omgeving blijkt. Bij de beschrijving van de ruimtelijke inpassing dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de noodzaak van:
    1. 1. sloop van ontsierende bebouwing en bouwwerken;
    2. 2. een landschappelijke inpassing in de vorm van de aanleg van streekeigen erfbeplanting;
    3. 3. een verkeerskundige inpassing in de vorm van de aanleg of versterking van de (recreatieve)infrastructuur;
  7. g. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
    1. 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
    2. 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
    3. 3. dat met betrekking tot wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
    4. 4. dat met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
    5. 5. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

9.7 wijziging in verband met de omschakeling van een agrarisch bedrijf of een woning naar een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor wat betreft:

      • het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap in de bestemming Bedrijf;
      • het veranderen van de bestemming Wonen in de bestemming Bedrijf;

met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. toegestaan zijn bedrijven als bedoeld in Bijlage 1 dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld aan bedrijven genoemd in Bijlage 1;
  2. b. minimaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak aan bestaande bedrijfs- of bijgebouwen en alle kassen dienen te worden gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder b kan in uitzonderlijke gevallen waarbij de ruimtelijke inpassing reeds bijzondere grote inspanningen vergt met een geringere hoeveelheid sloop worden volstaan;
  4. d. voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt de in onderstaande tabel aangegeven maximumoppervlakte in m2 zoals die geldt ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de tabel met dien verstande dat voor zover de functie plaatsvindt binnen één gebouw, de oppervlakte maximaal de oppervlakte van dat gebouw mag bedragen.
'EHS natuur' 'EHS verweving' 'EHS verbinding' 'waardevol landschap'
Verblijfsrecreatie / toerisme 750 m2 750 m2 750 m2 900 m2
Dagrecreatie / toerisme 750 m2 750 m2 750 m2 900 m2
Zorg 750 m2 750 m2 750 m2 900 m2
Opslag x 750 m2 750 m2 900 m2
Overige hoofdfuncties x 750 m2 750 m2 900 m2

bij een combinatie van meer(dere) nevenactiviteiten is de hoogste oppervlaktenorm bepalend met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een bepaalde nevenactiviteit nooit de voor die nevenactiviteit aangegeven maximum vloeroppervlakte mag overschrijden;

  1. e. uitbreiding van de krachtens het wijzigingsplan toegestane oppervlakte ten behoeve van niet-agrarische functies is, na inwerkingtreding van het wijzigingsplan, niet toegestaan;
  2. f. voor zover de recreatieve-activiteiten in de openlucht mogen worden uitgeoefend, in aanvulling op het bepaalde in de tabel, het hiervoor gebruikte oppervlak maximaal 300 m2 mag bedragen;
  3. g. er dient een inrichtingsplan te worden opgesteld waaruit de ruimtelijke inpassing van de bedrijvigheid in de omgeving blijkt. Bij de beschrijving van de ruimtelijke inpassing dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de noodzaak van:
    1. 1. sloop van ontsierende bebouwing en bouwwerken;
    2. 2. verkleining van het bouwperceel of bestemmingsperceel;
    3. 3. een landschappelijke inpassing in de vorm van de aanleg van streekeigen erfbeplanting;
    4. 4. een ecologische inpassing in de vorm van de aanleg van kleinschalige natuurelementen;
    5. 5. een verkeerskundige inpassing in de vorm van de aanleg of versterking van de (recreatieve)infrastructuur;
  4. h. er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking;
  5. i. parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden;
  6. j. in de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  7. k. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  8. l. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
    1. 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
    2. 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
    3. 3. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

wijziging in verband met de omzetting van de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap in de bestemming Wonen - Buurtschapskern

9.8 wijziging in verband met de omzetting van de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap in de bestemming Wonen - Buurtschapskern

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitbreiding buurtschapskern' te wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap in de bestemming Wonen - Buurtschapskern, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. het aantal nieuw te bouwen woningen is maximaal 8;
  2. b. in de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
    1. 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
    2. 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
    3. 3. dat met betrekking tot wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
    4. 4. dat met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
    5. 5. dat beschermde planten- en diersoorten niet onevenredig worden geschaad;
    6. 6. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

procedure nadere eis

Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 11 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 overgangsrecht bouwwerken

12.2 overgangsrecht gebruik

Artikel 13 Slotregel

Dit wijzigingsplan kan worden aangehaald als wijzigingsplan Voskuilweg 8 van de gemeente Winterswijk.

Bijlagen

Bijlage 1 Lijst Indicatieve Neven-/hergebruikactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

In deze toelichting worden de ruimtelijke consequenties weergegeven als gevolg van de vormwijziging van het agrarische bouwvlak aan de Voskuilweg 8 te Winterswijk-Miste. De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan is van belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

1.1 Aanleiding

Aan de Voskuilweg 8 te Winterswijk-Miste ligt, in het buitengebied, het melkveehouderijbedrijf van de initiatiefnemers. De initiatiefnemers zijn voornemens het bedrijf uit te breiden.

Op de plek van de huidige ligboxenstal zal een nieuwe zogenaamde 'vrijloopstal' worden gerealiseerd. Het huidige bouwvlak biedt hiervoor onvoldoende mogelijkheden gezien de wensen. De melkstal van de bestaande stal blijft intact. Op de locatie van de huidige stal komt de nieuwe stal te staan. Deze nieuwe stal wordt 105 m lang. Dit past niet binnen het huidige bouwvlak. De stal anders situeren is niet gewenst in verband met de ventilatie. Door het bouwvlak te verschuiven ontstaat er voldoende ruimte voor de uitbreiding van het bedrijf.

1.2 Vigerende Bestemmingplan

In het vigerend bestemmingsplan 'Integrale herziening Buitengebied Winterswijk', vastgesteld 28 februari 2011, staat het volgende vermeld:

  1. 1. de planlocatie heeft de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap met de aanduiding bouwvlak;
  2. 2. dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 3;
  3. 3. dubbelbestemming Waarde Archeologische verwachting 4;
  4. 4. functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid;
  5. 5. functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen;
  6. 6. gebiedsaanduiding waardevol landschap;
  7. 7. gebiedsaanduiding reconstructiewetzone verwevingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0001.png"

Figuur 1: uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk. (bron ruimtelijkeplannen.nl)

De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Het betreft hier een gekoppeld bouwvlak (Voskuilweg 8 en Misterweg 210). De wijziging van het bouwvlak betreft alleen het deel van de locatie Voskuilweg 8. Op de locatie Misterweg 210 worden geen dieren gehouden. Er wordt hier alleen een deel van de landbouwmachines gestald. Het bouwvlak van de locatie Misterweg 210 blijft ongewijzigd.

Op het terrein geldt hoofdzakelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (WR-AV3). Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Archeologisch onderzoek is nodig bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 100m2. Een klein deel van het bouwvlak (noordelijke deel) heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' (WR-AV4). Archeologisch onderzoek is nodig bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500m2. Als gevolg van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (WR-AV3) dient voor de bouw van de nieuwe stal en het verschuiven van het bouwvlak (meer dan 100m2) een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Realisering van de nieuwe stal binnen het huidige agrarisch bouwvlak is niet mogelijk (gezien de gewenste situering) , waardoor er een aanpassing van het bouwvlak noodzakelijk is. Hiervoor dient een wijzigingsprocedure doorlopen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0002.png"

Figuur 2: Huidig en gewenst bouwvlak

1.3 Keuze Procedure

Het bestemmingsplan voor het buitengebied bevat een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid op basis waarvan aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid is toegekend om het bouwvlak te veranderen/verschuiven. In deze situatie is gekozen om het bouwvlak oppervlakte-neutraal te verschuiven op basis van artikel 3.8.1 van het bestemmingsplan buitengebied. De planwijziging zal worden uitgevoerd op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.4 Opzet Van De Toelichting

In deze toelichting worden de ruimtelijke consequenties van het project op de omgeving weergegeven. Alle deelaspecten worden beschreven, waarbij de inhoud per onderdeel is aangepast aan de mate waarin het project afwijkt van het geldende bestemmingsplan. De volgende deelaspecten worden beschreven:

  • Beschrijving van het project (gebied) planologische kader:
  • Rijksbeleid
  • Provinciaal beleid
  • Gemeentelijk beleid
  • Effect van het project:
    1. 1. planologisch;
    2. 2. milieu;
    3. 3. water;
    4. 4. archeologie;
    5. 5. bodem;
    6. 6. economische uitvoerbaarheid.

1.5 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het wijzigingsplan 'Voskuilweg 8' bestaat uit de volgende stukken:

  • de verbeelding (tek.nr. BP-01, schaal 1: 2000) en een renvooi;
  • de regels;
  • de toelichting.

Op de verbeelding zijn de toegekende bestemmingen in het plandeel weergegeven. De bestemmingen corresponderen met de planregels, waarin bepalingen zijn opgenomen welke de uitgangspunten van het plan zeker stellen. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende afwegingen en motieven.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

Het plangebied is gelegen in het agrarische cultuurlandschap ten zuidwesten van de dorpskern van Winterswijk in de buurtschap Miste.

Het plangebied staat kadastraal bekend als; gemeente Winterswijk, sectie U, nummer 456.

In figuur 3 wordt de ligging van het plangebied weergegeven en in figuur 4 de precieze begrenzing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0003.png"

Figuur 3: Luchtfoto omgeving Voskuilweg (bron Google Maps)

Het gebied kenmerkt zich als een agrarisch gebied met veel openheid. Binnen het plangebied liggen enkele agrarische gebouwen, een mestsilo, voeropslagen en de bedrijfswoning. De directie omgeving kenmerkt zich door met name agrarisch bedrijven en enkele burgerwoningen. In Hoofdstuk 1 is reeds ingegaan op de ruimtelijke structuur. Het bedrijf is een melkveehouderij waarbij veel aandacht is voor dierwelzijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0004.png"

Figuur 4: detailopname met rood omlijnt het plangebied. (bron ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0005.png"

Figuur 5: detailopname locatie (bron: www.gelderland.nl)

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording

3.1 Beleidskader

Het is van belang dat de wijziging in overeenstemming is met relevant rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur.

Op het gebied van het Rijksbeleid kan onder andere worden gedacht aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Op provinciaal niveau kan onder andere worden gedacht aan de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Op gemeentelijk niveau zijn onder andere de volgende beleidsstukken van belang: visie buitengebied en het landschapsontwikkelingsplan.

Voor alle relevante beleidskaders verwijzen wij naar het moederplan van dit wijzigingsplan: de toelichting van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk. De gevraagde wijziging is niet in strijd met genoemde beleidskaders en is passend in het algeheel ruimtelijk beleid.

De planregels van het op 22 april 2011 van kracht geworden bestemmingsplan voor het buitengebied bevatten een aan burgemeester en wethouders toegekende wijzigingsbevoegdheid, op grond waarvan zij onder voorwaarden het bouwvlak van de bestemming kunnen wijzigen.

3.2 Juridisch Kader

Het geldende bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk bevat binnen de bestemming agrarisch cultuurlandschap onder meer de volgende wijzigingsbevoegdheid:

Artikel 3.8.1 Veranderen van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het veranderen van de bouwgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. de verandering niet mag leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak, zoals dat bestaat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit, en evenmin leiden tot een vergroting van de oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij, zoals die is toegestaan op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit;
  2. b. er dient een compact bouwvlak te blijven bestaan;
  3. c. de bepalingen in artikel 3.8.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.

Het nu voorliggende wijzigingsplan leidt niet tot een vergroting van het bouwvlak. De vorm wordt zodanig gewijzigd dat aan de noordzijde een deel verplaatst wordt naar de oostzijde. Tevens wordt vóór de woning wat meer ruimte gecreëerd in het bouwvlak. De vorm van het bouwvlak wijkt in compactheid in zijn nieuwe vorm niet af van wat in het buitengebied gangbaar is. Zie afbeelding hieronder:

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0006.png"

Figuur 6: huidig en gewenst bouwvlak

Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dient aan de volgende voorwaarde te worden voldaan (art. 3.8.3 toetsing belangenafweging):

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

In de directe omgeving liggen enkele agrarische bedrijven en enkele burgerwoningen. Gezien de afstanden tot deze bedrijven en woningen vindt er geen aantasting plaats van de aanwezige functies in de omgeving.

De gronden grenzend aan de locatie zijn eigendom van initiatiefnemer. Omdat de bestemming niet wijzigt van de gronden (op de verschuiving van het bouwvlak na) is er geen aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Daarnaast gelden bepalingen met betrekking tot archeologie, hier wordt in het volgende hoofdstuk aandacht aan besteed. Het perceel heeft de aanduiding 'openheid' en 'hoogteverschillen'. De waarden openheid en hoogteverschillen worden door de gewenste ontwikkeling niet onevenredig aangetast. Het gebied behoudt zijn openheid en er worden geen kenmerkende hoogteverschillen (es of stijlranden) afgegraven. Ook hier wordt in het volgende hoofdstuk bij het onderdeel waardevol landschap op ingegaan. Over waardevol landschap is de volgende bepaling opgenomen in de regels:

33.12 waardevol landschap

33.12.1 aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van het waardevol landschap.

33.12.2 specifieke gebruiksregels

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap' wordt uitsluitend genomen voor zover dit besluit:

  1. a. geen aantasting van de bijzondere kwaliteiten van het waardevol landschap tot gevolg heeft, of;
  2. b. het besluit leidt tot behoud of versterking van die bijzondere kwaliteiten.

Tenslotte geldt de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone verwevingsgebied. Deze zone is met name beperkend bij agrarische bedrijven die intensieve veehouderij hebben. In dit geval betreft het een locatie waar uitsluitend melkrundvee wordt gehouden. Deze activiteit wordt niet als intensieve veehouderij aangemerkt. Voor grondgebonden veehouderijbedrijven stelt de reconstructiewetzone verwevingsgebied geen beperkingen en levert dan ook geen belemmeringen op.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Waterparagraaf

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

De Voskuilweg is aangesloten op de drukriolering. Het plan betreft een wijziging van het agrarisch bouwvlak. De wijzing wordt oppervlakteneutraal uitgevoerd (verschuiving bouwvlak). Het toegestane verhard oppervlak wijzigt daarmee niet. Voor de waterhuishouding heeft het plan geen negatieve effecten. Hieronder vindt u een tabel met de verschillende waterthema's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0007.png"

De uitgangspunten genoemd in de notitie "2009-09 Duurzaam en veilig water in de stad (afkoppelbeslisboom)" van het Waterschap Rijn & IJssel worden aangehouden. Door sloop van de bestaande stallen (1760 m2) en de bouw van de nieuwe stal (3465 m2) neemt het verhard oppervlak toe met 1705 m2. Inclusief erfverharding om de nieuwe stal blijft de totale toename verhard oppervlak onder de 2500 m2. De nieuwe werktuigenberging op de schetsen is puur indicatief ingetekend momenteel en wordt niet meegenomen in de berekening van de toename verhard oppervlak.

In overleg met het Waterschap Rijn & IJssel is in 2009 het volgende afgesproken over hemelwaterbehandeling in het buitengebied. De uitgangspunten genoemd op pagina 4 van de notitie "2009-09 Duurzaam en veilig water in de stad (afkoppelbeslisboom)" van het Waterschap Rijn & IJssel wordt aangehouden. Dit betekent:

  • Bij plannen met een verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 in de nieuwe situatie hoeft in principe geen infiltratie/berging gerealiseerd te worden. Het hemelwater kan rechtstreeks op sloot worden aangesloten.
  • Bij plannen tot 2500 m2 verhard oppervlak kan in overleg 20 mm statische berging als uitgangspunt genomen worden. Deze berging moet worden gerealiseerd op of nabij het betreffende perceel. De berging kan in de vorm van een greppel of poel worden aangelegd.
  • Bij plannen groter dan 2500 m2 moeten buien tot 40 mm (T=10+10%) vertraagd worden afgevoerd richting het watersysteem. De afvoer uit de retentievoorziening is maximaal de landelijke afvoer, deze wordt door middel van een knijpconstructie bereikt. (Gedurende bui T=10+10% is dit gemiddeld 1,5 maal de maatgevende afvoer van het bruto oppervlak van het plangebied.) De knijpconstructie wordt zo ontworpen dat buien tot 40 mm (T=10+10%) vertraagd worden afgevoerd richting het watersysteem.

De benodigde waterberging vindt plaats in de eigen sloten/greppels aansluitend op het bouwvlak.

Er is geen sprake van een toename van het afvalwater wat op het riool wordt geloosd (DWA). het afvalwater uit de stallen wordt op de mestkelders geloosd. Huishoudelijk afvalwater wort op de IBA geloosd.

Aan de overzijde van de Voskuilweg bevindt zich een watergang van het waterschap Rijn & IJssel. Er wordt vanuit het plangebied niet geloosd op deze watergang. De voorgenomen planwijziging heeft dan ook geen invloed op de watergang.

4.2 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn, zodat waar nodig die waarden kunnen worden veiliggesteld en/of het initiatief kan worden aangepast.

De bestaande stallen worden vervangen door een nieuwe stal van circa 33 x 105 m (3.465 m2). Een gedeelte van deze gronden is reeds verstoord door de bestaande stal en de mestsilo. Op deze locaties is de ondergrond tot een diepte van 1,00 m-mv verstoord. De nieuwe stal wordt 80 cm-mv aangelegd. De locatie van de geplande uitbreiding heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde op de archeologische verwachtingskaart van Gemeente Winterswijk. Hierdoor is bepaald dat archeologisch vooronderzoek in het kader van een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Conform de richtlijnen van gemeente Winterswijk dient een KNA conform bureauonderzoek en een karterend booronderzoek te worden verricht.

Gemeentelijk beleid

Gemeente Winterswijk beschikt over eigen archeologiebeleid. Er is een vastgestelde archeologische beleidsadvieskaart uit 2009 (RAAP, 2009). In overleg met de Regionaal Archeoloog is de beleidsadvieskaart gebruikt als toetsingskader voor de archeologische verwachting. Verder zijn de landelijke en provinciale richtlijnen leidend, voor het opstellen en toetsen van het onderhavig onderzoek.

In 2012 is er in opdracht van de gemeente in de Regio Achterhoek een nieuw afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek opgesteld (Willemse, N.W. & M.H.J.M. Kocken 2012. RAAP-rapport 2501). De richtlijnen van dit beleid zijn bij het opstellen van onderhavig onderzoek toegepast. In overleg met de heer K. Meinderts beleidsmedewerker Cultuurhistorie gemeente Winterswijk) zijn de bestaande onderzoeksgrenzen van gemeente Winterswijk gehanteerd.

Op grond van de bekende geologische, landschappelijke, aardkundige, archeologische en historische gegevens in en rond het plangebied kan de archeologische verwachting worden bepaald. Deze sluit aan bij de archeologische beleidskaart van gemeente Winterswijk. In het nieuwe 'Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek'. Willemse, N.W. & M.H.J.M. Kocken 2012. (RAAP-rapport 2501) is het oppervlaktecriterium in gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde vastgesteld op 50 m2. Winterswijk hanteert de oude onderzoeksgrenzen, waarbij volgens de Erfgoedverordening (2010) een onderzoeksgrens geldt van 100 m2 bij een middelmatige verwachtingswaarde.

Dit houdt in dat er voor het plangebied een middelhoge trefkans is op archeologische waarden voor de periode van het Mesolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Eventuele archeologische resten bevinden zich in het dekzand onder de bouwvoor die naar verwachting tussen de 30 en 50 cm dik is. Eventuele archeologische resten kunnen bestaan uit vuursteenconcentraties of haardplaatsjes uit het Mesolithicum, nederzettingsresten, resten van erven en huisplattegronden uit de periode vanaf het (Laat) Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen en resten van kleiwinning c.q. dumps van pottenbakkersafval en steen- en pannenbakkerijen uit de periode van de Late Middeleeuwen tot en met de Moderne Tijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0008.png"

Figuur 7: Uitsnede van de archeologische kaart uit de Cultuurhistorische Atlas Winterswijk. Hetplangebied in het oranje kader. (Bron: Cultuurhistorische Atlas Winterswijk, 2009, blad 152). De gele ondergrond met arcering duidt op een middelmatige verwachting en een > 40 cm-mv vergraven bodem.

Het gehele profiel bestaat uit fijn siltig zand. Onder een graszode is sprake van een dunne bouvwoor van geelbruin gemengd fijn slitig zand en een ophogingslaag van donkerbruin humeus fijn siltig zand die scherp overgaat in het onderliggende dekzand. Deze donkerbruine laag is opgebracht voor landbouwdoeleinden, nadat het gebied afgegraven is voor leemwinning. Uitzondering is boring 8, waar onder de dunne bouwvoor een 25 cm dikke veldpodzol is aangetroffen. Dit is de enige boring waar de oorspronkelijke bodemopbouw nog intact is. In boring 10 is het restant van de podzol vermengd met de top van de Chorizont (B/C horizont). De top van het dekzand is verspreid over het onderzoeksgebied aangetroffen op een diepte variërend van 30 cm-mv in boring 7 tot 85 cm-mv in boring 1. Dit heeft volgens de initiatiefnemer te maken met het feit dat ter plaatse van boring 1 vroeger een mestsilo heeft gestaan, waarvoor de bodem destijds afgegraven is. Dit wordt door het veldonderzoek bevestigd. Verder was het opmerkelijk dat het bouwvlak erg nat was ten tijde van het onderzoek. Dit is te wijten aan de relatief hoge grondwaterspiegel in combinatie met Uit het booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw op 1 boring na (boring 8) verstoord is. De bodem bestaat uit een tot minimaal 50 cm afgegraven bodem als gevolg van leemwinning, waarbij de oorspronkelijke top van het dekzand verdwenen is. Na het afgraven van het terrein, vermoedelijk in de 19e eeuw, is een dun humeus landbouwdek opgebracht van bruin humeus zand, die op zijn beurt wordt afgedekt door een dunne recente bouwvoor van gemengd geelbruin zand. De totale gemiddelde dikte van de holocene deklaag bedraagt 50 cm. De oorspronkelijke bodem is een veldpodzol die uitsluitend in boring 8 is aangetroffen. In boring 10 is het restant van de podzolbodem vermengd met de top van het dekzand. Het verwachtingsmodel gaat uit van een hoge trefkans op archeologische resten onder de bouwvoor. In het plangebied is de bodemopbouw verstoord, waardoor de trefkans op intacte archeologische vindplaatsen naar de mening van Hamaland Advies nihil is. Dit hangt samen met het feit dat het oorspronkelijke bodempakket tot in de top van het dekzand reeds vergraven is. Enkel zeer diepe sporen zoals waterputten en diepe afvalkuilen kunnen mogelijk nog bewaard zijn gebleven.

Conclusie

Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een karterend booronderzoek (zie Bijlage 1). Uit het booronderzoek blijkt dat door industriële leemwinning in de 19e eeuw in het plangebied de oorspronkelijke bodem tot in de top van het dekzand afgegraven is. Uitsluitend in boring 8 is nog een intacte bodemopbouw aangetroffen. Het betreft een veldpodzol zoals verwacht in het bureauonderzoek.

Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij als gevolg van industriële leemwinning voor steenfabricage geen archeologisch relevante indicatoren zijn aangetroffen, is er geen reden om archeologische waarden aan te kunnen treffen in het plangebied. Er zijn voor de archeologie geen gevolgen vanuit de voorgenomen bodemingrepen.

Wat betreft landschappelijke ligging en verwacht oorspronkelijk bodemtype geeft het booronderzoek een overeenstemmend beeld met dat wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek. De verwachte subrecente bodemverstoring als gevolg van leemwinning is bevestigd met het veldonderzoek. De hoge verwachting op het voorkomen van archeologische vindplaatsen vanaf het Laat Paleolithicum wordt door het veldonderzoek niet bevestigd. De archeologische verwachting kan derhalve naar beneden worden bijgesteld met een indicatie 'verstoord'.

Omdat door het karterend booronderzoek is aangetoond dat de bodemopbouw verstoord is tot in de top van het dekzand en er geen archeologische vondsten zijn gedaan, wordt de hoge verwachting op archeologische vindplaatsen niet bevestigd. De kans dat voorgenomen graafwerkzaamheden een bedreiging vormen voor het archeologisch bodemarchief is verwaarloosbaar. Hamaland Advies heeft daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren. Dit advies is door de regionaal archeoloog overgenomen.

4.3 Bodem

Voor de bouw van een melkveestal op het perceel aan de Voskuilweg 8 dient een "binnenplanse wijziging" plaats te vinden. De bodemtoets is gebaseerd op de aangeleverde informatie en beschikbare kennis op het moment dat deze notitie is opgemaakt. Wijzigingen in informatie of kennis kunnen ertoe leiden dat de bodemtoets niet meer adequaat is of komt te vervallen.

Archiefonderzoek

Het archiefonderzoek heeft het volgende aan het licht gebracht:

  • uit archiefonderzoek volgt dat in 1995 een bodemonderzoek is uitgevoerd (Witteveen+Bos, rapportcode Wtw38.1, 24-10-1995);
  • er is geen (ondergrondse) tankinstallatie bekend (geen melding in StraTANK);

Bodemtoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet bij een bestemmingsplanprocedure in beginsel worden getoetst of de bodemkwaliteit de wijziging in de weg staat. Wanneer op betreffende perceeldelen geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de vormwijziging. In dat geval is bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.

Uit het verkennend bodemonderzoek uit 1995 volgt:

  • aan het maaiveld zijn geen waarnemingen gedaan die op bodemverontreiniging duiden. In 3 van de 6 uitgevoerde boringen is een lichte bijmenging met puin aangetroffen.
  • in een puinbevattend grondmengmonster van de toplaag is een licht verhoogd gehalte aan PAK gemeten. Het gehalte aan PAK hangt mogelijk samen met het aangetroffen puin. Daarnaast kan atmosferische depositie een rol spelen. In het mengmonster van de ondergrond zijn geenverhoogde gehalten gemeten.
  • bij het chemisch onderzoek van het grondwatermengsel zijn licht verhoogde gehalten chroom en arseen gemeten. Het betreft hier waarschijnlijk lokaal verhoogde achtergrondconcentraties.
  • aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht en voor het voorgenomen gebruik zijn risico's voor de volksgezondheid en milieu niet aannemelijk.

Conclusie

Op grond van de beschikbare informatie wordt ter plaatse van de perceeldelen waar de vormverandering betrekking op heeft geen ernstige bodemverontreiniging verwacht. De perceeldelen zijn grotendeels grasland en maken geen onderdeel uit van de fysieke inrichting. De bestaande mestsilo wordt verplaatst binnen het bouwvlak om ruimte te bieden voor de nieuwe stal. De ervaring leert dat de opslag van mest in silo's niet leidt tot (ernstige) bodemverontreiniging. Het uitvoeren van een bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure is dan ook niet nodig.

Voor de bouw van de melkveestal dient een omgevingsvergunning (bouw) te worden aangevraagd. Op dat moment wordt door de gemeente opnieuw beoordeeld of bodemonderzoek nodig is. De gemeente toetst dan of de bodemkwaliteit geschikt is voor de gebruikers van het bouwwerk. Het bouwwerk wordt niet gezien als "verblijfsruimte". Dit betekent dat er geen verplichting geldt voor het uitvoeren van bodemonderzoek geldt.

4.4 Milieu Overig

De initiatiefnemers zullen een nieuwe melding indienen op grond van het Activiteitenbesluit. Dit is afdoende voor wat betreft milieu. De overige milieuaspecten vormen eveneens geen belemmeringen voor de wijziging. Hierbij is gekeken naar geluid, lucht, geur, externe veiligheid en milieuzonering. Het aantal stuks melkvee wordt uitgebreid van 103 naar 155. Ook is er een toename van het aantal stuks jongvee. Door de toename in aantallen vee zal er een zeer geringe toename zijn van het aantal verkeersbewegingen. De aan- en afvoerfrequentie van voer, melk e.d. blijft nagenoeg gelijk, alleen de hoeveelheden zijn groter per keer. Hierdoor heeft het initiatief geen nadelige gevolgen qua geluid en verkeer. De toename van de emissie van fijnstof valt onder het besluit Niet in betekenende Mate (NIMB, toename maximaal 3% grenswaarde). Volgens de risicokaart van de provincie Gelderland zijn er in de directe nabijheid van de projectlocatie geen locaties die vallen onder de Bevi (Besluit Externe veiligheid inrichtingen). Tevens lopen er geen buisleidingen in de directe nabijheid van het plangebied.

Er wordt verder geen groen weggehaald en de gebouwen die gesloopt worden, betreffen stallen die momenteel nog intensief worden gebruikt. Dit type gebouwen vormt geen geschikte verblijfplaats voor beschermde diersoorten, mede gezien het huidige gebruik. Door de vormverandering van het bouwvlak wordt een deel grasland gewijzigd naar agrarisch bouwvlak. Dit grasland wordt intensief beheerd (3-4 keer maaien en bemesten per jaar) waardoor er geen beschermde diersoorten te verwachten zijn. Aan Flora- en Faunawetgeving zal, voor zover noodzakelijk, toepassing worden gegeven in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wabo.

De locatie Voskuilweg 8 ligt op een zodanige afstand tot een gekwalificeerd natuurgebied (Bekendelle, Korenburgerveen, Wooldse Veen en Willinks Weust), dat op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de gevraagde wijziging van het bedrijf een Natuurbeschermingswetvergunning vereist is. Deze vergunning heeft initiatienemer op 18-12-2013 bij Gedeputeerde Staten van Gelderland aangevraagd. Op korte termijn zal het ontwerpbesluit van de natuurbeschermingsvergunning ter inzage worden gelegd. Wanneer er geen zienswijzen worden ingediend, dan zal deze vergunning worden verleend.

4.5 Waardevol Landschap

De locatie Voskuilweg 8 ligt in de gebiedsaanduiding Waardevol landschap. In de Nota Ruimte is sprake van het Nationaal Landschap Winterswijk waarvan het buitengebied Winterswijk deel uitmaakt. Als kernkwaliteiten worden genoemd:

  • kleinschalige openheid;
  • het groene karakter;
  • microreliëf door essen en 'eenmansessen'.

In het provinciale streekplan/structuurvisie en de streekplanuitwerking Waardevolle landschappen zijn deze kwaliteiten verder uitgewerkt. Voor een uitwerking van deze kernkwaliteiten wordt verwezen naar de relevante delen van het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan.

Als de beschreven landschappelijke kwaliteiten vertaald worden naar dit bestemmingsplan, dan wordt het volgende geconstateerd:

Het perceel Voskuilweg 8 ligt in het waardevol landschap. De planwijziging heeft geen negatieve gevolgen op de landschappelijke kwaliteiten. De huidige situatie is reeds landschappelijk ingepast middels erfbeplanting. Alleen bij vergroting van het bouwvlak dient extra landschappelijke inpassing plaats te vinden. Om de landschappelijke waarden ook in de toekomst te beschermen, wordt in de planregels opnieuw de gebiedsaanduiding waardevol landschap opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0009.png"

Figuur 8: landschappelijke inpassing

De bestaande erfbeplanting zal in stand worden gehouden. De bomenrij aan de zuidzijde van het perceel zal na de bouw van de nieuwe stal doorgetrokken worden. De landschappelijke inpassing wordt hiermee versterkt. Dit was tevens het advies van de welstandcommissie.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

In aansluiting op de meer abstract geformuleerde planuitgangspunten wordt in dit hoofdstuk middels een toelichtende tekening een concrete uitwerking en beschrijving gegeven van het plan.

Voor de gezonde bedrijfsontwikkeling is het noodzakelijk om een nieuwe melkveestal te bouwen. Omdat deze gedeeltelijk buiten het bouwvlak is gesitueerd, is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Hieronder is de vorm en plek ten behoeve van de stal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-VA01_0010.png"

Figuur 9: huidig (stippellijn) en nieuwe bouwvlak (bron: Rombou)

Het plan bestaat uit het wijzigen van de ligging van het bouwvlak (verschuiving). Het bouwvlak wordt niet vergroot. De bestemming zelf wijzigt niet. Teneinde aan het nieuwe bouwvlak de juiste en volledige waarden weer toe te kennen, worden deze ongewijzigd weer opgenomen. Dat betekent dat de bestaande dubbelbestemmingen weer worden opgenomen. Het betreft de dubbelbestemmingen 'Archeologische Verwachtingswaarde 1, 3 en 4'. Verder worden de functieaanduidingen 'Waarde- Specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' en 'Waarde- Specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' weer opgenomen. Hetzelfde geldt voor de gebiedsaanduidingen 'verwevingsgebied' en 'waardevol landschap'.

Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

Het betreft een wijzigingsplan van het bestemmingsplan Integrale herziening bestemmingsplan buitengebied Winterswijk. De bestemming Agrarisch -Cultuurlandschap wijzigt niet, enkel de vorm van het bouwvlak. Aldus zijn de planregels van deze bestemming onverkort van toepassing. De zones die zijn aangegeven in dit plan zijn eveneens overgenomen. Voor een toelichting op deze regels verwijzen wij naar dit moederplan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het wijzigingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. In dit geval betreft het een particulier initiatief, waardoor de gemeente geen kosten hoeft te maken voor de uitvoering van werken. Met de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst gesloten. Eventuele planschade kan op deze wijze worden verhaald op de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg

Over het voorontwerp van dit wijzigingsplan wordt geen gelegenheid tot inspraak overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening geboden. Het ontwerpplan wordt conform de Wet ruimtelijke ordening zes weken ter inzage gelegd. De publicatie van de terinzagelegging heeft plaats gevonden in het Achterhoeks Nieuws en op de website van de gemeente Winterswijk. Het plan heeft vanaf 7 mei 2014 zes weken ter inzage heeft gelegen. In deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend, daarom is er geen aanleiding om het plan aan te passen. Het plan daarom ongewijzigid vastgesteld worden.

Bijlagen

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek