Haartweg 2, Winterswijk
Wijzigingsplan - gemeente Winterswijk
Vastgesteld op 03-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
het plan
het bestemmingsplan "Haartweg 2, Winterswijk" met identificatienummer NL.IMRO.0294.WP1306BGHAARTWEG2-VA01 van de Gemeente Winterswijk;
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen waaronder boomteelt en/of het houden van dieren;
agrarisch hulpbedrijf
een niet- industrieel bedrijf dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf dat qua aard van de bedrijfsuitoefening vergelijkbaar is met het agrarisch bedrijf;
archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
bed & breakfastvoorzieningen
het kleinschalig verlenen van logies en ontbijt in een woning, inclusief bijbehorende bijgebouwen;
bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
beperkt kwetsbaar object
- verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;
- kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
- kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
- objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
biogasinstallatie
een installatie bedoeld voor het opwekken, opslaan en benutten van biogas waarbij het maximale volume mest 25.000 m³ per jaar bedraagt en waarbij sprake is van de inbreng van minimaal 50% eigen mest dan wel gebruik op eigen gronden;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
compenserende maatregelen
maatregelen die worden getroffen ter bescherming of ontwikkeling van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities in verband met een, op een andere locatie voorkomende, aantasting van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities.
cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op kunst en cultuur, spel, vermaak en ontspanning, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
EHS (Ecologische Hoofstructuur)
een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
evenement
een incidenteel plaatsvindende activiteit met een groot publieksaantrekkend karakter, gericht op het vermaken van publiek;
extensieve (dag)recreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
glastuinbouw
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
geluidbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
geluidbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
geluidgevoelige gebouwen
woningen of andere geluidgevoelige gebouwen, waaronder groepsaccommodaties, als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
groepsaccommodatie
een gebouw bestemd voor recreatief verblijf van groepen;
grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, tenzij in de regels anders is bepaald;
houtwallen / houtsingels
houtopstanden die dienen ter afscherming van bebouwing dan wel ter versterking of bescherming van de landschappelijke waarden van het gebied. Hieronder worden niet begrepen houtopstanden die worden geteeld in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;
inwoning
twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;
kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
karakteristiek
gebouwen die staan op de lijst "gemeentelijk Monumenten Inventarisatie Project" alsmede gebouwen met een voor Winterswijk typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de adviescommissie op het gebied van cultuurhistorie als zodanig kan worden aangemerkt;
kernkwaliteiten
de wezenlijke landschappelijke en ecologische kenmerken van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;
kleinschalige dagrecreatieve activiteiten
activiteiten van hoofdzakelijk dagrecreatieve aard, zoals voorzieningen ten behoeve van wandel- en fietsrecreatie (onder meer de verhuur van fietsen) en picknickplaatsen, met dien verstande, dat het verstrekken van dranken en/of etenswaren niet is toegestaan;
kleinschalige terrasvoorziening
terras dat ondergeschikt is aan een andere, in de regels nader omschreven, (hoofd-)functie en dat tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Feesten en partijen met commerciële doelstelling zijn niet toegestaan;
kweektunnel
een halfrond of nagenoeg halfrond verplaatsbaar bouwwerk overtrokken met lichtdoorlatend materiaal en bestemd voor de kweek van gewassen en de bescherming van gewassen tegen neerslag;
kwetsbaar object
- woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen;
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m ² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
LPG-doorzet
de afzet van LPG in m³ per jaar;
maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen;
mitigerende maatregelen
maatregelen die de aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities beperken;
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
natuurkampeerterrein
een kampeerterrein, dat is gelegen in een aaneengesloten gebied van tenminste 25 hectare, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied met dien verstande dat het al dan niet aaneengesloten kampeerterrein niet groter is dan 1 hectare;
natuurwetenschappelijke waarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering niet of nagenoeg niet is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
normaal agrarisch gebruik
het zaai- en oogstklaar maken van de bodem evenals het oogsten;
normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
omgevingscondities
de kwaliteiten van de omgeving voor zover deze van invloed zijn op kernkwaliteiten van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;
omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie;
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
overkapping
een overkapt bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het rijden op paarden;
paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden alsmede het africhten, trainen en verhandelen van ter plaatse gefokte paarden;
paardenhouderij
een agrarisch verwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
productiebos
bos gericht op het voortbrengen van bomen ten behoeve van de houtproductie;
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
recreatieappartement
een gedeelte van een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
rijhal
een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een paardenfokkerij of paardenhouderij;
schuilgelegenheid
een bouwwerk in een weiland dat beschutting biedt tegen weersinvloeden aan vee;
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
teeltondersteunende voorzieningen
constructies bedoeld voor de tijdelijke ondersteuning van container(teelt)velden en opengrondteelt, zoals kweektunnels;
ter plaatse geproduceerde producten
producten die ter plaatse op het erf of op de eigen landbouwpercelen geproduceerd worden;
trekkershut
een gebouw ten behoeve van recreatief verblijf bestaand uit een licht constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of stacaravan;
uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
verblijfsfunctie
de functie van gronden als verblijfsplaats voor natuurlijke personen;
verblijfsrecreatie
recreatie waarbij het verblijf, de overnachting(en), een essentieel onderdeel is;
verenigingsgebouw
een gebouw dat primair in gebruik is ten dienste van verenigingsactiviteiten ten behoeve van de inwoners van de betreffende buurtschap;
verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waar sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (Nge);
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
waardevol landschap
een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
de oppervlakte van een bouwvlak ten dienste van intensieve veehouderij
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak voor zover deze uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van intensieve veehouderij worden benut.
2.2
Voor het meten van de inhoud van woningen worden bijgebouwen niet meegerekend.
2.3
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2.4
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.
2.5
Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horeca;
- het bestaande aantal bedrijfswoningen, daaronder begrepen praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m² van de vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- evenementen zoals jaarlijkse volksfeesten en het muzikale bosfeest Meddo;
- een seksinrichting uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Vergroten bedrijfswoning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 onder e en f voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een bedrijfswoning, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de oppervlakte mag met maximaal 20 m² worden uitgebreid;
- de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa dient gehandhaafd te blijven;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een grotere bedrijfsvloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de vergroting mag niet meer bedragen dan 26,5% van de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen;
- overschrijding van de bouwgrenzen is toegestaan;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 4 Waarde-archeologische Verwachting 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde-archeologische Verwachting 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 bestaande maatvoering
7.2 ondergronds bouwen
Het bouwen van ondergrondse bouwwerken is uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen, met uitzondering van ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan in alle gronden binnen een bouwvlak gelegen in de bestemming Agrarisch – Cultuurlandschap.
7.3 afstand bijbehorende bouwwerken tot openbare weg
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie tenzij dit uitdrukkelijk krachtens de regels is toegestaan.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 geluidzone - spoor
9.2 natte natuur
9.3 reconstrcutiewetzone-verwevingsgebied
9.4 waardevol landschap
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen;
- de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
10.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 lid 1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.2 wijziging van een bestemming in de bestemming Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Bos of Natuur, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
- de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.3 wijziging van een bestemming in de bestemming Groen
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Groen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- deze wijzgingsbevoegdheid mag niet worden uitgeoefend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
- zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.4 wijziging van een bestemming in de bestemming Water
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Water ten behoeve van waterretentie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- uit onderzoek blijkt dat waterretentie binnen het gebied noodzakelijk is;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
procedure nadere eis
Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 13 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 overgangsrecht bouwwerken
14.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Haartweg 2, Winterswijk'
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Haartweg 2 te Winterswijk ligt, in het buitengebied, het horecabedrijf van de initiatiefnemers. De initiatiefnemers zijn voornemens het horecabedrijf uit te breiden.
Het restaurant zal worden uitgebreid met een serre. Verder zal een bestaande kaploods vervangen worden door een kaploods met een grotere omvang dan de huidige aanwezige kaploods.
1.2 Vigerende Bestemmingsplannen
In het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Winterswijk', vastgesteld 28 februari 2011, staat het volgende vermeld:
- de planlocatie heeft de bestemming horeca met de aanduiding bouwvlak;
- dubbelbestemming waarde archeologie 1 en 2;
- gebiedsaanduiding waardevol landschap;
- gebiedsaanduiding natte natuur;
- gebiedsaanduiding reconstructiewetzone-verwervingsgebied;
- gebiedsaanduiding geluidszone-spoor.

Afbeelding 1.1: uitsnede vigerend bestemmingsplan; buitengebied Winterswijk. (bron ruimtelijkeplannen.nl)
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een horecabedrijf. Het huidige bestemmingsvlak is oranje gekleurd.
Op het terrein geldt gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' (WR-AV1) gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' . Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Conclusie
De huidige bestemming maakt de gewenste ontwikkeling niet mogelijk.
1.3 Keuze Procedure
Burgemeester en wethouders zijn voornemens aan de geschetste ontwikkeling wijziging van het bestemmingsplan medewerking te verlenen. Voor de wijzigingsprocedure zijn B&W bevoegd.
1.4 Opzet Van De Toelichting
In deze toelichting worden de ruimtelijke consequenties van het project op de omgeving weergegeven. Alle deelaspecten worden beschreven, waarbij de uitweiding per onderdeel is aangepast aan de mate waarin het project afwijkt van het geldende bestemmingsplan. De volgende deelaspecten worden beschreven:
- Beschrijving van het project (gebied) planologische kader:
- Rijksbeleid
- Provinciaal beleid
- Gemeentelijk beleid
- Effect van het project:
- planologisch;
- stedenbouwkundig;
- milieu;
- geluid;
- lucht, licht, trillingen;
- water;
- archeologie;
- bodem;
- externe veiligheid;
- economische uitvoerbaarheid.
1.5 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het wijzigingsplan 'Haartweg 2' bestaat uit de volgende stukken:
- de verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0294.WP1306BGHAARTWEG2-VA01 schaal 1: 1000) en een renvooi;
- de regels;
- de toelichting.
Op de verbeelding zijn de toegekende bestemmingen in het plandeel weergegeven. De bestemmingen corresponderen met de planregels, waarin bepalingen zijn opgenomen welke de uitgangspunten van het plan zeker stellen. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende afwegingen en motieven.
2 Huidige Situatie
Het plangebied is gelegen in het agrarische cultuurlandschap ten zuidwesten van de dorpskern van Winterswijk in de buurtschap Winterswijk Miste.
Het plangebied staat kadastraal bekend als; gemeente Winterswijk, sectie O, nummers 201 en 202. De locatie is bekend als Haartweg 2 in Winterswijk Miste.

Afbeelding 2.1 wordt de ligging van het plangebied weergegeven (bron risicokaart.nl)

Afbeelding 2.2 de precieze begrenzing.(bron Ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied is gevestigd binnen het oude hoevelandschap waar van vroeger uit de agrarische activiteiten zijn gevestigd.
Op dit moment is er ten behoeve van het bedrijf 650 m² aan bedrijfsgebouwen aanwezig. Dit is weergegeven op de onderstaande luchtfoto.

Afbeelding 2.3 Huidige bebouwing op het perceel
De uitbreiding van het bedrijf wordt gerealiseerd binnen het bestaande bestemmingsvlak voor horeca, ten noorden en westen van de bestaande bebouwing.
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Vanuit het Rijksbeleid geldt de Nota Ruimte. De Nota Ruimte bevat het nationaal ruimtelijk beleid van de Nederlandse overheid. De Nota is op 13 maart 2012 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter kan worden benut. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik. Daarom brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Het plan is getoetst aan het geldende provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
3.1.2 Nationaal waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan is het rijksplan voor het waterbeleid in Nederland en heeft de status van een structuurvisie. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. Het doel van het beleid is om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan bestaat uit verschillende aspecten. Het richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en andere vormen van gebruik van water. Er is beleid in opgenomen voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water. Daarnaast bevat het Nationaal Waterplan, naar aanleiding van het advies van de Deltacomissie in 2008, beleid over de maatregelen die genomen moeten worden voor de verwachte klimaatveranderingen. Binnen de waterparagraaf is waterbeleid uitgewerkt.
3.1.3 Ecologische hoofdstructuur
Het project ligt op ruim 25 meter van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is het samenhangende stelsel van natuurgebieden en andere terreinen met natuurwaarden dat de biodiversiteit in Nederland duurzaam moet veiligstellen. De provincie beschermt met name de 'kernkwaliteiten' van de ecologische hoofdstructuur.
De ontwikkelingsopgaven van de gehele EHS zijn:
- het ontwikkelen van nieuwe natuur;
- het realiseren van agrarisch natuurbeheer;
- het realiseren van ecologische verbindingszones;
- het realiseren van robuuste verbindingen en poorten.
Voor de omgeving van het project gaat het met name om de bescherming en ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuren.

Afbeelding 3.1 uitsnede ecologische hoofdstructuur. (bron prov Gelderland)
Conclusie
Het voorgenomen initiatief tast de kernkwaliteiten van de ecologische hoofdstructuur niet aan. De uitbreiding van het restaurant heeft geen negatieve gevolgen voor de ecologische hoofdstructuur.
3.2 Regionaal En Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan 2005
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het is in september 2005 van kracht en geldt nog steeds. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. Hier heeft de provincie geen eigen belangen geformuleerd. Het staat gemeenten vrij hier zelf het ruimtelijk beleid bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.
Het streekplan is na 2005 aangevuld met een aantal uitwerkingen, bijvoorbeeld van de kernkwaliteiten van de ecologische hoofdstructuur, van regionale waterberging en van zoekzones voor stedelijke functies (uitbreidingsruimte rond kernen). Het plangebied ligt in 'Waardevol Landschap'.
Uitsnede uit streekplanuitwerkingskaart, het plangebied is op de kaart aangeduid als waardevol landschap.

Afbeelding 3.2 uitsnede streekplankaart. (bron provincie Gelderland)
Landschap
Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De “ensemble”-waarden van deze gebieden is groot, dat wil zeggen dat de samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten groot is. Grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol bij het instandhouden van de landschapskwaliteiten. De waardevolle open gebieden maken onderdeel uit van de waardevolle landschappen. Tevens zijn deze vanwege hun grootschalige openheid onderdeel van het groenblauwe raamwerk en als zodanig weergegeven op de Beleidskaart. Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden behouden en/of versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja mits'-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen.
Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De “ensemble”-waarden van deze gebieden is groot, dat wil zeggen dat de samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten groot is. Grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol bij het instandhouden van de landschapskwaliteiten. De waardevolle open gebieden maken onderdeel uit van de waardevolle landschappen. Tevens zijn deze vanwege hun grootschalige openheid onderdeel van het groenblauwe raamwerk en als zodanig weergegeven op de Beleidskaart. Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden behouden en/of versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja mits'-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen.
Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen
Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja, mits'- benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing past binnen de door de regio vast te stellen of reeds bepaalde zoekzones landschappelijke versterking, en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen.
Om ruimtelijke plannen, regionale regelingen en compensatievraagstukken op (deel)gebiedsniveau te kunnen afstemmen en beoordelen, zijn de kernkwaliteiten vastgelegd in deze uitwerking van het streekplan.
Bij de beantwoording van de vraag of door voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, spelen niet alleen de aard, omvang en locatie van de activiteit een rol, maar ook de vorm die het krijgt, zoals plaatsing en vormgeving van gebouwen en aanleg van groenstructuren. Gemeenten in hun Wro-plannen een expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om locatiekeuzen en ook om keuzen over inrichting van het plangebied: hoe zijn deze tot stand gekomen in relatie tot de kernkwaliteiten? Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit.
Bij het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen zijn er drie verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven. Onderhavig plangebied valt hierbij onder 'Waardevol landschap - geen EHS, geen Waardevol open gebied'. Voor de (delen van) Waardevolle landschappen die niet in de EHS en/of Waardevolle open gebieden liggen, geldt het 'ja, mits'-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dat betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard mogelijk zijn, waarbij overigens wel geldt dat deze landschappen zich niet lenen voor grootschalige verstedelijking. Wanneer een van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar andere kernkwaliteiten worden versterkt en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn. Bij toepassing van deze benadering kan het nodig zijn om het plangebied te vergroten om tot een acceptabele uitkomst te komen. Dat is niet het geval bij aantasting van onvervangbare en/of zeldzame kernkwaliteiten als karakteristieke openheid of sommige verkavelingspatronen. Algemene regels zijn hiervoor niet te geven en is het maatwerk dat Gedeputeerde Staten van geval tot geval zullen beoordelen.
Het streekplan geeft aan dat de provincie bij het omgaan met kernkwaliteiten de ontwerpende benadering wil bevorderen. De ontwerpende benadering gaat uit van een vooraf nadenken over de plek en over de inrichting ervan. In het maken van een ontwerp worden de ruimtelijke ingrepen afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwerpende benadering kent drie schaalniveaus:
- het niveau van locatiekeuze: waar past een ontwikkeling het beste in de omgeving en op welke wijze?
- het niveau van het terrein: situering, ontwerp en inrichting van de diverse gebruiksvormen in het terrein en ten opzichte van elkaar.
- het niveau van de functie: de vormgeving van een object of gebruiksvorm.
De intensiteit en omvang van de ontwerpende benadering zijn afhankelijk van de aard van de ingreep en de omgeving ervan. Bestaand materiaal, zoals een actueel bestemmingsplan / LOP, kan voldoende basis zijn om tot gemotiveerde keuzes te komen. De bruikbaarheid van bestaand materiaal wordt ook bepaald door de aard en schaal van de ruimtelijke ingreep.
Stappenschema 'Omgaan met kernkwaliteiten Waardevolle landschappen' (invulling 'ja, mits') bij nieuwe ruimtelijke activiteiten:
Tast de activiteit op die plek de kernkwaliteiten aan?
Nee: locatiekeuze akkoord.
Ja: is het mogelijk om door aangepaste inrichting en vormgeving aantasting van de kernkwaliteiten te voorkomen?
Ja: locatiekeuze akkoord.
Nee: activiteit kan op die locatie niet plaatsvinden tenzij streekplanafwijking of -herziening.
Nee: activiteit kan op die locatie niet plaatsvinden tenzij streekplanafwijking of -herziening.
Kunnen door vergroting van het plangebied en verbreding van de activiteit de kernkwaliteiten behouden of versterkt worden?
Nee: activiteit kan op die locatie niet plaatsvinden tenzij streekplanafwijking of -herziening.
Ja: vergroot plangebied en verbreed initiatief met voor kernkwaliteiten positieve elementen zodat op groter gebiedsniveau afgewogen kan worden of kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (maatwerk op gebiedsniveau)
Ja: vergroot plangebied en verbreed initiatief met voor kernkwaliteiten positieve elementen zodat op groter gebiedsniveau afgewogen kan worden of kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (maatwerk op gebiedsniveau)
Locatiekeuze, inrichting en vormgeving krijgen hun weerslag in bestemmingen en voorschriften in het bestemmingsplan. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) kan hulpmiddel zijn bij locatiekeuze, beeldkwaliteitsplan bij inrichting en vormgeving.
De kernkwaliteiten van kleinschalig land van Winterswijkse beken binnen Winterswijk zijn:
- kleinschalig landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijk kleinschaliger dan westelijk;
- rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);
- meanderende beken, overstromingsvlaktes in laagtes;
- fraaie, open essen en bijzondere broekgebieden;
- historisch nederzettingspatroon vervlochten in het landschap.
3.2.2 Landschapsontwikkelingsplan
De 'Ja mits' benadering houdt in dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in principe mogelijk zijn indien de kernkwaliteiten van het landschap behouden of versterkt worden. 'Nee tenzij' houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Daarnaast vormt het LOP de basis voor verevening, een eis van het streekplan dat bij functieverandering van gebouwen of bij nieuwbouw een verbeterde omgevingskwaliteit en een verbetering van publieke functies van het buitengebied moeten worden gerealiseerd.
Het is geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Het betreft de uitbreiding van een bestaand bedrijf. Het betreft geen significante aantasting van het gebied. Het plan past binnen de kader van het vigerende bestemmingsplan, er is een wijzigingsbevoegdheid voor opgenomen. Daarnaast zal het er sprake zijn van landschappelijke inpassing.
3.2.3 Reconstructieplan Achterhoek en Liemers
In Gelderland zijn in 2005 reconstructieplannen opgesteld die de toekomst van het platteland vormgeven. Dat is gebeurd in drie reconstructiegebieden. Een van deze gebieden is de Achterhoek en Liemers. In delen van het landelijk gebied komen (intensieve) landbouw, wonen, werken, recreatie natuur en landschap met elkaar in aanraking. Het gevolg is dat vooral economisch belangrijke sectoren als landbouw en recreatie zich niet genoeg kunnen ontwikkelen en de kwaliteit van natuur, landschap en water te weinig verbetert. Dit heeft gevolgen voor de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland. In het reconstructieplan worden de functies opnieuw over de gebieden gereguleerd en nieuwe ontwikkelmogelijkheden gestimuleerd.
Volgens het Reconstructieplan is het plangebied gelegen in het verwevingsgebied. Het verwevingsgebied is gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied het toelaten.
Conclusie
Het reconstructieplan richt zich in eerste instantie op verplaatsing van de intensieve veehouderij van kwetsbare natuurgebieden naar minder kwetsbare gebieden en heeft derhalve geen raakvlak met voorliggend initiatief.
Het reconstructieplan richt zich in eerste instantie op verplaatsing van de intensieve veehouderij van kwetsbare natuurgebieden naar minder kwetsbare gebieden en heeft derhalve geen raakvlak met voorliggend initiatief.
3.2.4 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Gedeputeerde Staten hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) maakt het voor de provincie onder andere mogelijk het instrument verordening in te zetten.
Met een verordening kunnen Provinciale Staten regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005).
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn de volgende onderwerpen opgenomen die raakvlakken hebben met het voorgenomen initiatief:
- verstedelijking algemeen;
- nationale landschappen.
Verstedelijking algemeen
De Ruimtelijke Verordening Gelderland schrijft over 'Verstedelijking algemeen' (artikel 2) het volgende:
De Ruimtelijke Verordening Gelderland schrijft over 'Verstedelijking algemeen' (artikel 2) het volgende:
- Nieuwe bebouwing toegestaan
In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan:
- binnen bestaand bebouwd gebied,
- binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen,
- binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8 (van de RVG),
- binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70% geldt.
- Nieuwe bebouwing onder voorwaarden toegestaan
In afwijking kan in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt:
- indien de nieuwe bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied;
- in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak, en 2) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, en 3) in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast;
- bij oprichting van nieuwe landgoederen, mits 1) sprake is van een substantiële verbetering van in de directe omgeving aanwezige kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden van die omgeving,en 2) in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast;
- ten behoeve van uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid tot een maximum van 20% van het bebouwd oppervlak, met dien verstande dat de maximale bedrijfsoppervlakte na uitbreiding niet groter is dan 375m², waarbij een grotere uitbreiding kan worden toegestaan, indien deze uitbreiding in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader.
- Nieuwe bebouwing in zoekzones landschappelijke versterking, wonen in lage dichtheden en bij kleine kernen. In afwijking kan in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing tevens mogelijk worden gemaakt in het kader van de invulling van de zoekzones landschappelijke versterking, de zoekzones wonen in lage dichtheden en bij kleine kernen, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8 (van de RVG).
In de toelichting op 'Verstedelijking algemeen' staat het volgende:
Slechts een beperkt deel kan daarbuiten plaatsvinden. Naast functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing, waaronder in ieder geval agrarische bebouwing, bebouwing voor recreatie, voor natuurbeheer, voor waterbeheer, voor veiligheid en hulpdiensten of voor de levering van gas, water of elektriciteit wordt verstaan, kan het ook gaan om functieverandering bij vrijkomende agrarische gebouwen, herbestemming van kazernegebouwen of gebouwen van zorginstellingen en de oprichting van nieuwe landgoederen.
In het geval van nieuwe bebouwing in het kader van functieverandering kan voor de maatvoering en specifieke voorwaarden ten aanzien van het bepaalde in artikel 2.3 onder b worden aangesloten bij het bepaalde in paragraaf 2.3 van de structuurvisie en de volgende als uitwerking hiervan door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale beleidskader voor de regio Achterhoek: “Functies zoeken plaatsen zoeken functies”.
Conclusie
Het beoogde plan voldoet aan het gestelde in de RVG. Hierdoor is het plan niet strijdig met de uitgangspunten zoals geformuleerd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Het betreft immers de uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf op basis van een goedgekeurd beleidskader.
Het beoogde plan voldoet aan het gestelde in de RVG. Hierdoor is het plan niet strijdig met de uitgangspunten zoals geformuleerd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Het betreft immers de uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf op basis van een goedgekeurd beleidskader.
3.2.5 Nationale landschappen
Het nationale landschap is in deze gelijk aan het waardevolle landschap. Om te ontwikkelingsmogelijkheden te bepalen is de Streekplan uitwerking kernkwaliteiten waardevolle landschappen, vastgesteld op 16 mei 2006 door de Gedeputeerde Staten geraadpleegd. In deze streekplanuitwerking wordt een onderscheid gemaakt tussen ligging in een de groenblauwe mantel en het multifunctioneel gebied. Het plangebied is gelegen in het multifunctioneel gebied.
In het multifunctioneel gebied geldt het ja, mits principe: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dat betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard mogelijk zijn, waarbij overigens wel geldt dat deze landschappen zich niet lenen voor grootschalige verstedelijking.Wanneer een van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar andere kernkwaliteiten worden versterkt, en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn. Bij toepassing van deze benadering kan het nodig zijn om het plangebied te vergroten om tot een acceptabele uitkomst te kunnen komen. Dat is niet het geval bij aantasting van onvervangbare en/of zeldzame kernkwaliteiten als karakteristieke openheid of sommige verkavelingspatronen. Algemene regels zijn hiervoor niet te geven: het is maatwerk dat GS van geval tot geval zullen beoordelen.
Het plangebied is gelegen in het waardevolle landschap ‘Kleinschalig land van Winterswijkse beken’. De kernkwaliteiten van het gebied zijn:
- kleinschalig landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijk kleinschaliger dan westelijk;
- rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);
- meanderende beken, overstromingsvlaktes in laagtes;
- fraaie, open essen en bijzondere broekgebieden;
- historisch nederzettingspatroon vervlochten in het landschap.
In het waardevollge gebied is een verder onderscheid gemaakt in deelgebieden. Het plangebied is gelegen in deelgebied 3. Zie ook de onderstaande figuur.

Afbeelding 3.3 Huidige bebouwing op het perceel
3.2.6 Conclusie
In deze subparagraaf wordt onderhavig plan getoetst aan voornoemd provinciaal beleid.
Het verkavelingspatroon rondom het plangebied is kleinschalig, waarbij de kavels en wegen grillig gevormd zijn, en er sprake is van een afwisseling van landbouwgronden, kleine beplantings-elementen en bossen. Dit patroon wordt door dit plan niet aangepast. De ontwikkeling, de uitbreiding van het restaurant, vindt plaats binnen een bestaand kavel, welke reeds in gebruik is ten behoeve van het restaurant. Van een aantasting van deze waarde is geen sprake. De kleinschaligheid van het landschap blijft behouden, door de ontwikkeling. Ook zal er door deze relatief kleinschalige ontwikkeling geen aantasting zijn van het halfopen karakter.
Het plangebied ligt op de overgang van het hogere oostelijke deel van het waardevolle landschap en het lagere westelijke deel. Deze overgang wordt niet aangetast door deze ontwikkeling. De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaande perceel en er vinden geen grote ingrepen in de bodem plaats. Bovendien is plek van de serre vergraven voor de aanleg van de verharding van het reeds aanwezige terras. Het reliëf zal niet worden aangetast. Verder is het plangebied niet gelegen op een es. Binnen het plangebied is geen sprake van microreliëf. Deze waarde wordt niet aangetast.
Ten westen van het plangebied loopt een beek. Rondom deze beek is sprake van lager gelegen gronden. Het plangebied bevindt zich op de overgang van de lager gelegen gronden naar de hogere gronden ten oosten. Hierdoor is er geen sprake van een aantasting van de lager gelegen overstromingsvlaktes en de meanderende beek.
Het plangebied is niet gelegen binnen een es, waardoor er geen sprake is van aantasting van deze waarde. Verder blijkt uit het voorgaande dat er geen sprake is van de aantasting van het broeklandschap (lager gelegen gronden welke in het verleden regelmatig overstroomden).
Tot slot zal het plan van geen aantasting betekenen van het historische nederzettingenpatroon, zoals dat vervlochten is in het landschap. De ontwikkeling blijkt immers beperkt tot binnen het perceel dat reeds in gebruikt is voor het aanwezige restaurant.
Geconcludeerd wordt dat dit initiatief voor de genoemde kernkwaliteiten dusdanig veel positieve elementen bevat en dat er duidelijk sprake is van een versterking van de aanwezige kernkwaliteiten is. Het plan voldoet hiermee aan de provinciale 'ja mits'-benadering. Een streekplanafwijking of -herziening is ten behoeve van dit plan dan ook niet nodig.
In deze paragraaf is het voorgenomen initiatief getoetst aan de provinciale verordening, waaruit blijkt dat het hieraan voldoet.
4 Milieu-aspecten
4.1 Waterparagraaf
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
De Haartweg is aangesloten op de drukriolering. Het plan betreft een uitbreiding van een bestaand restaurant. Het toegestane verhard oppervlak wordt vergroot. De vergroting is echter dusdanig gering, dat het plan voor de waterhuishouding geen negatieve effecten heeft. Hieronder vindt u een tabel met de verschillende waterthema's.
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit# |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee Nee | 2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m³/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? | Nee Nee Nee | 2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlakte-water) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m²? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m²? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Nee Nee Nee Ja | 2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Nee | 1 |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 5. Beoogt het plan aanleg van drainage? | Nee Nee Nee Nee Nee | 1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Ja Nee | 1 2 |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Nee | 1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee Nee Ja Nee | 2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
De uitgangspunten genoemd in de notitie "2009 Duurzaam en veilig water in de stad (afkoppelbeslisboom)" van het Waterschap Rijn & IJssel wordt aangehouden.
Bij plannen met een toename van het verhard oppervlak kleiner dan 500 m² hoeft in principe geen infiltratie/berging gerealiseerd te worden. Het hemelwater kan rechtstreeks op sloot worden aangesloten.
Bij plannen tot 2500 m² verhard oppervlak kan in overleg 20 mm statische berging als uitgangspunt genomen worden. Deze berging moet worden gerealiseerd op of nabij het betreffende perceel. De berging kan in de vorm van een greppel of poel worden aangelegd.
Bij plannen groter dan 2500 m² moeten buien tot 40 mm (T=10+10%) vertraagd worden afgevoerd richting het watersysteem. De afvoer uit de retentievoorziening is maximaal de landelijke afvoer, deze wordt door middel van een knijpconstructie bereikt. (Gedurende bui T=10+10% is dit gemiddeld 1,5 maal de maatgevende afvoer van het bruto oppervlak van het plangebied.) De knijpconstructie wordt zo ontworpen dat buien tot 40 mm (T=10+10%) vertraagd worden afgevoerd richting het watersysteem.
Het initiatief valt onder de eerste categorie. De toenamen van de verharding is minder dan 500 m². Van een noodzaak tot compensatie is geen sprake.
Ten oosten van het plangebied, aan de overzijde van de Haartweg, is een watergang gelegen welke in onderhoud is bij het waterschap. De ontwikkeling vindt plaat buiten de kern- en beschermingszone van de watergang. Het onderhoud van de watergang zal niet belemmerd worden door de uitvoer van het plan.
Het perceel is aangesloten op de drukriolering. Het als gevolg van de uitbreiding vrijkomende huishoudelijk afvalwater moet op het drukrioleringssysteem worden aangesloten. De capaciteit is voldoende voor de afvoer van het afvalwater.
Uit het voorOverleg Waterschap zal moeten blijken of het Waterschap in kan stemmen met de voorgenomen ontwikkeling.
4.2 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn, zodat waar nodig die waarden kunnen worden veiliggesteld en/of het initiatief kan worden aangepast.
4.2.1 Cultuurhistorie
Binnen het plangebied komen geen monumenten voor. Hiervoor is de gemeentelijke monumentenlijst, waarop zowel de gemeentelijke als de
rijksmonumenten
staan, geraadpleegd. Verder is de cultuurhistorische
waardenkaart
van de provincie Gelderland bestudeerd. Op deze kaart zijn geen waarden aangetroffen voor zowel binnen als rondom het plangebied. De uitvoer van het plan heeft geen negatieve gevolgen voor cultuurhistorische waarden in de gemeente
Winterswijk
.4.2.2 Archeologie
De gemeente Winterswijk heeft haar beleid ten aanzien archeologie vastgelegd in haar Erfgoedverordening gemeente Winterswijk 2010 met bijbehorende archeologische beleidskaart. Het beleid uit de Erfgoedverordering is vertaald in het bestemmingsplan Buitengebied, waar dit plan een wijziging van is.
Volgens de Erfgoedverordening is het plangebied gedeeltelijk gelegen in een gebied met een zeer hoge archeologische verwachting en gedeeltelijke gelegen in een gebieden met een hoge archeologische verwachting. In het bestemmingsplan zijn aan deze verwachtingswaarde de volgende regelingen gekoppeld:
Zeer hoge archeologische verwachting (Waarde-Archeologische verwachting 1):
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.
Hoge archeologische verwachting (Waarde-Archeologische verwachting 2):
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.
De ontwikkeling op het perceel vindt plaats binnen het gedeelte van het plangebied waarvoor een zeer hoge archeologische verwachting geldt. Dit betekent dat er een onderzoek overlegd moet worden waarin de archeologische waarden van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
Het belang van de bescherming van de archeologische waarden zal met name in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning worden veiliggesteld. Met de initiatiefnemer is overeengekomen dat er aan van de vaststelling van dit bestemmingsplan de voorwaarde wordt verbonden dat er een gekwalificeerd archeologisch bureauonderzoek en een programma van eisen moet zijn overlegd, waarna bij de uitvoering van de vergunning archeologische begeleiding aanwezig zal worden opgelegd.
4.3 Verkeer En Parkeren
4.3.1 Parkeren
Na de uitbreiding van de horecafunctie op het perceel is binnen het plangebied voorzien in 30 parkeerplaatsen. Dit aantal parkeerplaatsenis in overleg tussen de initiatiefnemer en de gemeente tot stand gekomen. Het aantal van 30 parkeerplaatsen wordt voldoende geacht om overlast naar de omgeving te voorkomen.
De 30 parkeerplaatsen zullen op eigen terrein worden aangelegd. Om deze parkeerplaatsen aan te kunnen leggen is grond aangekocht van de gemeente Winterswijk.
4.3.2 Verkeer
De wegen rondom het plangebied hebben een voldoende capaciteit om de relatief geringe verkeerstoename als gevolg van de uitbreiding op te kunnen vangen. Overlast naar de omgeving wordt niet verwacht.
4.4 Riolering En Overige Nutsvoorzieningen
Het bestaande restaurant is voor het afvalwater op het bestaande dwa aangesloten. Voor wat betreft hemelwater, zal dit in de directe omgeving wordt geïnfiltreerd in het omliggende groen en bij een overschot op de bestaande watergangen. Een bergingsvoorzieining is niet aan de orde.
Alle gangbare nutsvoorzieningen zijn aanwezig op de Haartweg. De uitbreiding van het restaurant heeft niet tot gevolg dat er nieuwe aansluitingen aangelegd hoeven te worden. Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van
transportleidingenen andere tracés.
Conclusie
De riolering en het overige nutsvoorzieningentracé vormgen geen belemmeringen voor de bouwplannen.
4.5 Geluid
De Wet geluidhinder bevat geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Voor nieuwe bouwlocaties geldt een onderzoeksplichtindien ze zijn gelegen binnen zones als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.
Onderhavige ontwikkeling, de uitbreiding van een bestaande horecavoorziening, zijnde een restaurant, is gelegen binnen twee onderzoekszone, één van een weg en één van een spoorweg. Tevens is de ontwikkeling geprojecteerd binnen een in het bestemmingsplan Buitengebied als 'geluidzone-spoor'. Binnen de geluidszone- spoor mag geen nieuw geluidsgevoelig object opgericht worden.
Echter, een restaurant is in het kader van een Wet geluidhinder niet aan te merken al zijnde aan geluidsgevoelig object. Om deze reden is het niet noodzakelijk om een onderzoek uit te voeren naar de
geluidsbelasting op de uitbreiding van het restaurant.
Conclusie
Aangezien een horecavoorziening (restaurant) niet aangemerkt wordt als een geluidsgevoelig object, is een aanvullend akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de uitbreiding niet noodzakelijk. Om dezelfde reden is er geen verder onderzoek noodzakelijk naar de ligging in de geluidszone-spoor in het kader van het bestemmingsplan.
4.6 Bodem
De functie van de gronden wijzigt niet met dit plan. Het is en blijft een horeca functie. De toekomstige serre wordt op dit moment als gebruikt als terras.
Aangezien de functie van de gronden niet wijzigt, is een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem niet noodzakelijk en kan het plan doorgang vinden.
4.7 Geur
Bij het voorbereiden en opstellen van een ruimtelijk plan moet onder andere het aspect geurhinder worden beoordeeld. Enerzijds moet er beoordeeld worden of ter plaatse een goed woon- en verblijfsklimaat kan worden gegarandeerd, anderzijds mogen de belangen van omliggende bedrijven en derden niet onevenredig worden geschaad.
In de omgeving van het restaurant zijn enkele agrarische bedrijven gelegen. De afstand tussen deze agrarische bedrijven en het plangebied bedraagt meer dan 50 meter. Aan de wettelijke afstand tussen een agrarische bedrijf en een geurgevoelig object wordt voldaan.
Echter, niet alleen de vaste afstand geldt. Er zal ook gekeken moeten worden er op sprake is van agrarische bedrijven waar dieren met een geuremissiefactor gehouden kunnen worden. Het vigerende bestemmingsplan maakt de vestiging van een intensieve veehouderij op alle agrarische bouwvlakken mogelijk. Deze bedrijf kunnen echter niet in het belangen geschaad worden door de met de wijzigingsplan voorgestane ontwikkeling. De reden hiervoor is tweeledig. Ten eerst vindt de ontwikkeling plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak voor horeca. In het kader van het vigerende bestemmingsplan mag er binnen het gehele bestemmingsvlak horeca gebouwd worden. Vanuit de ruimtelijke orderingmoet om deze reden gemeten worden of voldaan wordt aan de geurwetgeving/geurverorderingop de rand van het bestemmingsvlak. Aanzien het bestemmingsvlak gelijk blijft, zijn er geen gevolgen voor in de omgeving aanwezige agrarische bedrijven.
Ten tweede zijn er tussen het agrarische bedrijf en de horeca bestemming zijn andere geurgevoelige objecten gelegen welke eerder een beperking vormen voor de uitbreidingsmogelijkheden van het agrarische bedrijf.
Met de uitbreiding van het restaurant is spake van een uitbreiding van een geurgevoelig object. Om het restaurant uit te kunnen breiden zal sprake moeten zijn van een goed woon- en leefklimaat. Om het woon- en leefklimaat te bepalen zal de achtergrondbelasting in kaart gebracht moeten worden.
In 2010 heeft de gemeente Winterswijk haar geurverordening vastgesteld. In deze geurverodening is het huidige en het maximale scenario voor de achtergrondbelasting doorgerekend. Ten opzichte van de berekende situatie zijn in de omgeving geen nieuwe vergunningen voor veehouderijen verleend. De destijds uitgevoerde berekening is voor dit plan nog steeds actueel.
Uit deze doorberekening blijkt dat er in de huidige situatie sprake is van een acceptabel geurniveau voor de kom. dit betekent dat de geurbelasting in de huidige situatie tussen de 0 en 6 odeurunits per m³ bedraagt. In het buitengebied mag de geurbelasting maximaal 28 odeurunits per m³ bedragen. Zie ook de onderstaande tabel.

Tabel 4.1 Acceptabel geurniveau uit Geurverordening Winterswijk
Verder is in het geurbeleid scenario doorgerekend waarin de geurbelasting maximaal toeneemt. Zelfs in dit maximale scenario is er nog sprake van een acceptabel geurniveau voor het buitengebied. Zie ook de onderstaande figuur.

Afbeelding 4.1 uitsnede kaart maximaal scenario Geurverordening Winterswijk
Conclusie
On basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de voorgestane ontwikkeling geen belemmeringen geeft voor de agrarische bedrijven in de omgeving. Tevens is ter plaatse van de ontwikkeling sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat, ook bij het maximale doorgerekende scenario uit de geurverordening van de gemeente Winterswijk.
4.8 Flora- En Fauna
De gronden waarop de ontwikkeling plaatsvinden worden van maart tot en met oktober intensief gebruikt ten behoeve van de horecafunctie. De gronden zijn namelijk in gebruik als terras bij het restaurant en als opslagloods voor de activiteiten bij het restaurant. De aangrenzende gronden worden gebruikt als partytuin. Dit maakt dat er op dit moment binnen het plangebied sprake is van een veelvuldige en langdurige menselijke verstoring van het gebied. Het gedeelte van het plangebied waar de serre gerealiseerd wordt is reeds verhard. Dit maakt het plangebied op dit moment als niet geschikt als leefgebied voor beschermde soorten. Lokaal zullen eventueel voorkomene niet specifiek beschermde diersoorten (ratten, konijnen, duiven) uit het plangebied trekken op zoek naar een vervangende biotoop. De omgeving kenmerkt zich door het landelijke karakter. De te verliezen biotoop bestaat uit verhard terras en grasland. Voor eventuele aanwezige soorten is in de omgeving is voldoende vervangende biotoop aanwezig.

Afbeelding 4.2 Huidige bebouwing op het perceel
Met de voorgenomen activiteit kan er sprake zijn van lokale en tijdelijke effecten, met name in de aanlegfase. Om de risico’s op verstoring van beschermde soorten in het plangebied te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten. Eventueel aangetroffen soorten dienen verplaatst te worden naar een geschikt leefgebied in de omgeving.
Voor soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht en voor alle overige beschermde soorten geldt een algemene zorgplicht volgens de Flora- en faunawet. Hierbij moeten passende maatregelen worden genomen om schade aan de beschermde soorten te voorkomen en te beperken. Het plaatsvinden van werkzaamheden buiten het broed- en voortplantingsseizoen valt hieronder. Volgens de wetgeving geldt dat werkzaamheden buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd.
Concluderend kan gesteld worden dat onderhavig plan geen negatieve gevolgen heeft voor de natuurwaarden in de omgeving.
5 Planbeschrijving
Het voorliggende bestemmingsplan ziet toe op een uitbreiding van een bestaande horecafunctie in het buitengebied. De uitbreiding behelst de realisatie van een serre en de sloop en vergrote herbouw van een kapschuur.
De serre zal vast aan het bestaande restaurant worden gerealiseerd, en wel aan de noordoostzijde. Op deze plek is op dit moment het terras bij het restaurant. Door op deze plek een serre te realiseren kan er ook in de winter gebruik gemaakt van worden. Op de onderstaande afbeelding is de huidige situatie weergegeven. De serre zal op de plek van de luifels aan de lange zijde van het gebouw gerealiseerd worden.

Afbeelding 5.1 huidige situatie op het perceel
De te vervangen kapschuur is economisch afgeschreven. De vormgeving van de kapschuur zal aansluiten bij de bestaande bebouwing op de locatie.
De huidige bedrijfsgebouwen op het perceel hebben een oppervlakte van 650 m². De maximale uitbreiding van bebouwing op het perceel is, volgens de wijzigingsbevoegdheid, 26,5% van de aanwezig bebouwing. De maximale uitbreidingsmogelijkheid van de bedrijfsgebouwen bedraagt hiermee 172,2 m². Na uitbreiding mag binnen het plangebied 822,2 m² aan bedrijfsgebouwen aanwezig zijn.
De uitbreiding van het bebouwing bedraagt 119,3 m² voor de serre en 13,3 m² voor de kaploods. De huidige loods welke aanwezig is binnen het perceel heeft een omvang van 40 m². De totale oppervlakte van de kaploods bedraagt 53,3 m². De uitbreiding in bebouwing bedraagt aldus 132,2 m². Dit blijft onder de grens van 172,2 m² aan uitbreiding. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
De nieuwe situatie op het perceel wordt zoals onderstaande figuur. Op deze figuur, welke ook als bijlage bij de toelichting is opgenomen, staan de oppervlakte van de verschillende bouwwerken opgenomen.

Afbeelding 5.2 toekomstige situatie op het perceel
6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het project betreft een volledig particulier initiatief. Voor dit project is een anterieure overeenkomst gesloten, zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
6.2 Inspraak En Vooroverleg
Er hoeft geen vooroverleg plaats te vinden omdat het een wijzigingsprocedure betreft. Het ontwerpplan zal direct naar de overlegpartners worden gezonden.
Gedurende de inzage termijn van het ontwerp bestemmingsplan zijn er ...... zienswijzen ingediend. Ten aanzien van de ingediende zienswijzen is besloten op grond van de aangedragen motivering deze zienswijzen on/ gegrond te verklaren. Het wijzigingsplan is als bijlage bij het plan gevoegd.
6.3 Verantwoording Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er wordt uitgegaan van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig kan worden toegestaan. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Horeca
De bouwvlakken die in gebruik zijn c.q. in gebruik worden genomen voor horecadoeleinden zijn bestemd voor 'horeca'. Binnen het bouwvlak zijn de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning (met eventuele aan- en uitbouwen) ook toegestaan. Binnen de bestemming 'Horeca' zijn horeca, bedrijfswoningen en evenementen toegestaan.
De inhoud van bedrijfswoningen mag maximaal 750 m³ bedragen. De oppervlakte aan bijgebouwen per bouwvlak mag maximaal 150 m² bedragen.
Voor de begripsbepaling van behorende bouwwerken is aangesloten bij het Besluit omgevingsvergunningvrije bouwwerken. Een aan- of uitbouw is een aan een woning aangebouwd gebouw, dat in directe verbinding met de woning staat. Een bijgebouw is een bij een woning behorend gebouw dat niet in directe verbinding met de woning staat en dat, indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd. De toevoeging dat een vrijstaand bijgebouw niet voor bewoning is bestemd, dient om de (meestal ongewenste) situatie te voorkomen dat er geheel los van de woning in bijgebouwen wordt gewoond en zo (bijvoorbeeld de achtertuin) zelfstandige, aparte woonruimten of woningen kunnen ontstaan.
Hoofdregel is dat als het een aangebouwd gebouw is van één bouwlaag, dat is gekoppeld aan de hoofdbouwmassa, het wordt gezien als bijgebouw. Dit dient dan te worden meegeteld bij de toegestane 150 m². Als het aangebouwde gebouw ook een tweede verdieping kent, die vanuit de bedrijfswoning toegankelijk is (bijvoorbeeld een extra slaapkamer boven de garage), dan wordt deze aanbouw gezien als hoofdbouwmassa en telt dus mee bij de toegestane 750 m³.
Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2
De gebieden met een zeer hoge, hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd als ‘Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 2’. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen en andere omgevingsvergunningen waarbij sprake is van bodemverstoringen.
Het oppervlaktecriterium, waarboven archeologisch onderzoek noodzakelijk is, verschilt per gebied. Het volgende geldt in de bestemming:
- Waarde - Archeologische verwachting 1 (gebieden met een zeer hoge verwachtingswaarde): onderzoeksplicht vanaf 50 m² bij omgevingsvergunning voor het bouwen en bij een aanlegactiviteit waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is als de bodemverstoring groter is dan 50 m² en dieper reikt dan 0,30 m minus het bestaande maaiveld;
- Waarde - Archeologische verwachting 2 (gebieden met een hoge verwachtingswaarde en conserverend dek van meer dan 50 cm: onderzoeksplicht vanaf 100 m² bij omgevingsvergunning voor het bouwen en bij een aanlegactiviteit waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is als de bodemverstoring groter is dan 100 m² en dieper reikt dan 0,40 m minus het bestaande maaiveld;