Morgenzon 2016
Wijzigingsplan - gemeente Winterswijk
Vastgesteld op 26-07-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het wijzigingsplan 'Morgenzon 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0294.WP1604KOMORGENZN16-VA01 van de gemeente Winterswijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een woning en/of bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aaneengesloten woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde appartementen;
1.5 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep dat in een woning en/of bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.9 appartementen
boven, dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde halfvrijstaande woningen, dan wel woningen in gesloten bebouwing), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau is gewaarborgd;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, tenzij in dit plan anders is bepaald;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 de verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.26 hoekwoning
een woning die, door haar ligging op een straathoek, aan twee zijden een naar de weg gekeerde gevel heeft;
1.27 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.28 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met met tenminste één hellend vlak van tenminste 15°;
1.29 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.30 openbare weg
de weg die wordt aangelegd binnen de aanduiding weg;
1.31 peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
1.32 perceelsgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
1.33 raamprostitutie
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);
1.34 recreatief medegebruik
recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair;
1.35 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar;
1.36 straatprostitutie
het door handelen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken tot prostitutie;
1.37 twee-aaneen gebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
1.38 vloeroppervlak
de grootte van de gebruiksoppervlakte van de vloer;
1.39 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.40 voorste bouwgrens
de naar de weg of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;
1.41 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
een gebouw, of ander bouwwerk, met een dak dat los staat van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.42 vrijstaande woning
een op zichzelf staande woning;
1.43 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen;
1.44 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden (één verblijfsobject met een woonfunctie);
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
2.5 de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 de afstand tot de achterste bouwperceelgrens:
tussen de achterste grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.8 ondergeschikte bouwonderdelen:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. tuinen, parken en plantsoenen;
- c. paden en speelvoorzieningen;`
- d. perceelsontsluitingswegen, inritten, uitwegen en parkeervoorzieningen;
- e. recreatief medegebruik;
- f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. grondwal;
met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en met inachtneming van de keur van het waterschap en het gemeentelijke Groenstructuurplan 2010.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf en bestemmingsverkeer;
- b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- c. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de in artikel 4.2.1 genoemde gebouwen ten behoeve van tentoonstellingen is toegestaan.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met daaronder begrepen praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
- b. perceelsontsluitingswegen, inritten, uitwegen en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende
- c. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf en bestemmingsverkeer;
- d. tuinen en erven;
- e. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede milieusituatie;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de brandveiligheid;
- f. de sociale veiligheid.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting en/of escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verkoop en opslag van vuurwerk.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- b. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- c. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m;
- d. de regels en toestaan dat bouwwerken voor het opwekken van duurzame energie en bouwwerken voor de besparing van energie worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 4 m;
- 2. de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m2;
- 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag de bouwhoogte van een windturbine maximaal 15 m bedragen.
8.2 Afwegingskader
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 kan slechts worden verleend indien:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmings- en/of aanduidingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen die onderdeel uitmaken van de regels van dit bestemmingsplan worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit, gedurende de hiervoor onder a. genoemde termijn;
- d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Morgenzon 2016'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Op 24 april 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Winterswijk het bestemmingsplan Morgenzon met identificatienummer NL.IMRO.0294.BP1308KOMORGENZON-VA01 vastgesteld. Dit plan voorziet in de herontwikkeling van de locatie Morgenzon in de kern Winterswijk, waar een nieuwe woonwijk met maximaal 90 woningen wordt gerealiseerd. Het plangebied ligt in het westen van de kern Winterswijk, ruwweg tussen de Morgenzonweg, Ringweg West, verpleeghuis Pronsweide en de spoorlijn Zutphen-Winterswijk (station Winterswijk West). Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het plangebied opgenomen.
In de uitvoering van het bestemmingsplan Morgenzon komt naar voren dat een aantal bouwaanduidingen en maatvoeringen enige aanpassing behoeven. Het college van burgemeester en wethouders heeft op basis van artikel 9 van het geldende bestemmingsplan de bevoegdheid om het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmings- en of aanduidingsgrenzen.
Voorliggend wijzigingsplan maakt het beoogde plan planologisch-juridisch mogelijk; dat wil zeggen het regelt wat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 2 zijn de gewenste aanpassingen omschreven. In hoofdstuk 3 is het gemeentelijk beleidskader benoemd en in hoofdstuk 4 is getoetst op de milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 is een juridische toelichting gegeven en in hoofdstuk 6 zijn de resultaten van de procedure opgenomen.
Hoofdstuk 2 Planopzet
Aanleiding van voorliggend wijzigingsplan is de wens om op basis van de eerste ervaringen in de uitvoering van het bestemmingsplan Morgenzon een aantal geringe aanpassingen van bouwmogelijkheden te realiseren. Daarnaast is met de aanleg van de nieuwe wegenstructuur en de ontwikkeling van de eerste woonkavels een meer concrete invulling van de gegeven bestemmingen mogelijk. Het plan voorziet om die reden tevens in een verduidelijking door de bestemming 'Woongebied' om te zetten in de bestemming 'Wonen' en de functieaanduiding 'weg' om te zetten in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden worden overgenomen en daar waar nodig aangepast. De ruimtelijke structuur van het plan blijft ongewijzigd. Puntsgewijs gaat het om de volgende aanpassingen van de verbeelding en regels:
- 1. De 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' [sba-bst] ten behoeve van de kassagebouwtjes maakt deel uit van de bestemming 'Groen' en wordt nu onderdeel van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. In de bijbehorende regels wordt toegevoegd dat een gebruik van de gebouwtjes als tentoonstellingsruimte is toegestaan;
- 2. De leesbaarheid van de bouwregels ten behoeve van wonen in de matrix onder artikel 5.2.2, sub c wordt geoptimaliseerd door een gewijzigde indeling. Tevens is in samenhang met de "regeling vergunningsvrij bouwen" het realiseren van een verblijfsruimte in een aanbouw nabij de perceelgrens mogelijk en wordt dientengevolge de bijbehorende maximale bouwhoogte van de aanbouw verhoogd van 3,00 m naar 3,25 m. Bijlage 1 bevat een schematische weergave van de bouwmogelijkheden;
- 3. In de bestemming 'Wonen' is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' [sba-2] toegevoegd. De tekst in artikel 5.2.2, sub d wijzigt als volgt (wijzigingen cursief): de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 60%, met dien verstande dat dit bij tussenwoningen en ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 2 75% mag bedragen;
- 4. Op de verbeelding is ter verduidelijking de figuur 'gevellijn' opgenomen. In de onder punt 2 genoemde matrix is deze figuur van belang voor de positionering van bebouwing.
Het wijzigingsplan Morgenzon 2016 bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Van deze drie onderdelen vormen de digitale verbeelding met NL.IMRO.0294.WP1604KOMORGENZN16-VA01 en de regels het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen gevisualiseerd. De regels geven weer wat de gebruiksmogelijkheden van de gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en op te richten bebouwing is. De toelichting heeft hierbij weliswaar geen bindende werking, maar bevat wel de ruimtelijke onderbouwing. Het is daarmee de onderbouwing van de keuzes die zijn gemaakt voor de verbeelding en de regels.
Hoofdstuk 3 Gemeentelijk Beleid
In het geldende bestemmingplan Morgenzon is in artikel 9 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen: Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmings- en/of aanduidingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Met de beoogde ontwikkeling wijzigt de ruimtelijke structuur en functie van het gebied niet. Omdat met de realisatie van de wegenstructuur het wegtrace vast ligt, is een aanpassing van de bestemming naar Verkeer - Verblijfsgebied met bijbehorende definitieve begrenzing opportuun. De enige verruiming in de regels betreft het gebruik van de bestaande kassagebouwtjes en de aanpassing van de maximale bouwhoogte voor een aanbouw nabij de perceelgrens. Overige aanpassingen hebben betrekking op leesbaarheid of betreffen een correctie. Het plan heeft geen onevenredige aantasting van het beoogde straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid tot gevolg.
In hoofdstuk 4 is een toetsing op de milieu- en omgevingsaspecten opgenomen. Hieruit komt naar voren dat het plan geen onevenredige aantasting van de aanwezige functies en waarden tot gevolg heeft. In hoofdstuk 6 is een toetsing op de belangen van derden opgenomen.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieuaspecten
4.1.1 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wgh worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Voorliggend plan voorziet niet in het wijzigen van de gebieden aangewezen voor wonen dan wel het toevoegen van woningen. Omdat de feitelijke situatie niet wijzigt is een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh niet noodzakelijk. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
4.1.2 Bodem
In het kader van een wijzigingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functieverandering zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Dit onderzoek brengt in beeld of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Dit plan wijzigt de bestaande functie niet en maakt geen nieuwe functie mogelijk, het betreft een aantal geringe aanpassingen van bestemmingsgrenzen en maatvoeringen. Een verkennend bodemonderzoek is in het kader van dit wijzigingsplan niet noodzakelijk.
4.1.3 Lucht
De Wet milieubeheer biedt het kader om te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Een uitzondering op deze verplichting om de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen op de luchtkwaliteit mee te wegen, vormen bepaalde typen projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het begrip NIBM is uitgewerkt in het "Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)", en de bijbehorende "Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)".
In het kader van het bestemmingsplan Morgenzon is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd op basis waarvan het project is aangeduid als ‘niet in betekende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging’. Met voorliggend plan wijzigt de feitelijke situatie niet, het leidt niet tot een significante toename van verkeer. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
4.1.4 Externe Veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Gelet op het karakter van dit wijzigingsplan en dat daarmee de feitelijke situatie niet wijzigt, is het plan niet van invloed op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico binnen het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.1.5 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds.
In onderhavig plan is geen sprake van een verruiming van het aantal woningen, dan wel een wijziging in de afstand van de woonfunctie tot omliggende bedrijven of inrichtingen. Vanuit het oogpunt van milieuzonering is er geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.2 Omgevingsaspecten
4.2.1 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voorliggend wijzigingsplan voorziet niet in een feitelijk ingrijpen in het gebied dat conflicterend is met geldende wetgeving. Er is geen nader onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet en/of Flora en Faunawet noodzakelijk, het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
4.2.2 Cultuurhistorie en archeologie
In elk ruimtelijk plan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Voor het bestemmingsplan Morgenzon is archeologisch onderzoek uitgevoerd, op basis waarvan is gebleken dat er geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn in het plangebied. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.2.3 Verkeer
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het effect van de ontwikkeling op de verkeersstructuur inzichtelijk te worden gemaakt. Met het plan wijzigt de verkeerskundige situatie niet, het aspect verkeer belemmert de uitvoering van dit plan niet.
4.2.4 Water
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven wat de gevolgen zijn van het plan voor de waterhuishouding. Om waterbeheer en ruimtelijke ordening goed op elkaar af te stemmen is de watertoets ontwikkeld. Deze watertoets stelt de randvoorwaarden voor ruimtelijke en/of stedenbouwkundige aanpassingen in relatie tot het oppervlakte- en grondwater in het plangebied en de directe omgeving.
Voorliggend plan voorziet niet in een aanpassing van de ruimtelijke structuur, een toename van nieuw verhard oppervlak of een afname van het waterbergend vermogen. De geringe aanpassingen in begrenzing en maatvoering treft geen waterhuiskundig belang. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening dient onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
De ontwikkeling van de locatie Morgenzon is een gemeentelijk initiatief. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk. Bij aanvang van de ontwikkeling waren alle gronden in het plangebied in eigendom van de gemeente. De actuele (2016) exploitatieberekening geeft een voordelig resultaat berekend naar eindwaarde per 31-12-2019.
In 2014 is gestart met de uitgifte van bouwkavels in plan Morgenzon. Per 2-5-2016 zijn 37 kavels verkocht en zijn 18 kavels in optie gegeven op een totaal van maximaal 90 kavels. Het plan is economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
In hoofdstuk 2 is de opbouw van het wijzigingsplan opgenomen en in hoofdstuk 3 het juridisch kader. Het plan voorziet in de wijziging van de bestemming 'Woongebied' naar 'Wonen' en de functieaanduiding 'weg' naar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Dit is gevisualiseerd op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan.
In hoofdstuk 2 zijn tevens de geringe aanpassingen in de regels benoemd. Voorliggend wijzigingsplan voorziet in een integrale set regels, dat wil zeggen het omvat alle regels zoals vastgelegd in het moederplan Morgenzon met inbegrip van de aanpassingen.
Voor het overige zijn er geen bijzonderheden in dit wijzigingsplan. Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Algemeen
De wijzigingsbevoegdheid is via het moederplan aan burgemeester en wethouders gegeven. Voor het opstellen van een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure ex afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de ter inzage legging een besluit moeten nemen. Daarna volgt beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Conform afdeling 3.4 Awb ligt het ontwerpwijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Belanghebbenden kunnen dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door burgemeester en wethouders ligt het wijzigingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het wijzigingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het wijzigingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Verslag Artikel 3.1.1 Overleg
Net als in een reguliere bestemmingsplanprocedure geldt bij de voorbereiding van een wijzigingsplan dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Dit wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de Inspectie Leefomgeving & Transport.
Dit wijzigingsplan is in eerste instantie niet voorgelegd aan de provincie Gelderland. Bij brief van 22 oktober 2009 met kenmerk 2009-018420 van de provincie is bepaald dat indien het alleen een lokaal belang betreft, inzending van de stukken niet noodzakelijk is. Onderhavig wijzigingsplan betreft een aantal geringe aanpassingen en raakt geen provinciaal belang. Het plan is wel toegezonden aan de provincie.
Dit wijzigingsplan is in eerste instantie niet voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel. Het wijzigingsplan voorziet in een aantal geringe aanpassingen, die geen direct of indirect gevolg hebben voor de waterhuishoudkundige situatie in het gebied. Zie ook paragraaf 4.2.4. Het plan is wel toegezonden aan het waterschap.
6.3 Verslag Zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 1 juni t/m 12 juli 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.