Valendrieseweg en Heumenseweg Wijchen
Bestemmingsplan - Gemeente Wijchen
Vastgesteld op 28-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Valendrieseweg en Heumenseweg Wijchen' met identificatienummer NL.IMRO.0296.BGBHeumensValendr-VG01 van de gemeente Wijchen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteit:
het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke/kunstzinnige - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.6 aan huis verbonden beroep:
een beroep, waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.7 aardkundige waarde:
gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde (beperkte) mate van bescherming genieten;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en paardenhouderijen;
1.10 archeologische waarden:
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van zeven overnachtingen en met een maximum van 8 personen in maximaal 4 kamers, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.16 bijgebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, zonder directe verbinding met dat hoofdgebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen, alsmede functioneel ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw (zoals een garage, bergruimte of hobbyruimte);
1.17 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een woning, waarbij:
- a. onder aaneengebouwd wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
- b. onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
- c. onder twee-aaneen wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-een-kap);
- d. onder vrijstaand wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.
1.24 carport / overkapping:
een overdekte ruimte van lichte constructie die;
- geen eigen deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal één eigen wand, wanden van gebouwen en/of ondersteuningen van het dak of;
- wordt uitgevoerd als een vrijstaande dakconstructie zonder wanden;
1.25 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.26 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 hoofdgebouw:
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.30 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.31 mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.32 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.33 ondergeschikte functie:
een functie die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie binnen een bestemming.
1.34 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 teeltondersteunende voorzieningen:
ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen, en boomteelt; te onderscheiden in de volgende categorieen:
- laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, voorbeelden van laag/tijdelijke voorzieningen zijn insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
- laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, zoals een containerveld;
- hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, zoals menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
- hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,5 m met een permanent karakter, zoals stellingenteelt en regenkappen;
1.36 voorgevel:
de meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw, doorgaans gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;
1.37 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.38 woning/ wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Wonen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting.
6.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 120 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder bestaande ondergrondse kelders), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
- 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
- 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting.
7.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1000 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien:
- 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder bestaande ondergrondse kelders), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
- 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
- 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevol Gebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen gelet op het bepaalde in 8.1 nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
10.2 Afwijkende maatvoering
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maar waarvan de maatvoering afwijkt van de bouwregels van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan in de bestaande maatvoering.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Parkeren
- a. Het plangebied dient geheel in eigen parkeerbehoefte te voorzien.
- b. Bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen', dat op 11 april 2020 in werking is getreden, of de rechtsopvolger(s) daarvan.
- c. Van het bepaalde onder b kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Hydrologische beschermingszone
Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone-hydrologische beschermingszone" geldt ter bescherming van de waterhuishoudkundige situatie en de voorkomende natuurwaarden, het volgende:
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels:
- a. voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a dit op de bouwhoogte van aan- uit- en bijgebouwen uitsluitend van toepassing is indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige en/of architectonische waarden;
- c. om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- d. het plaatsen van een antenne-opstelpunt ten behoeve van de mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. het antenne-opstelpunt wordt geplaatst op of aan een als zodanig op de plankaart aangeduide antennemast, dan wel op of aan een bouwwerk, niet zijnde een woning;
- 2. het antenne-opstelpunt is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie;
- 3. de hoogte van de antennespriet bedraagt niet meer dan 6 m.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Valendrieseweg en Heumenseweg Wijchen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op de locatie Heumenseweg 202 te Wijchen is een agrarische veehouderijlocatie bestemd met bedrijfswoning. De eigenaar is voornemens om de huidige agrarische bedrijfsvoering te beëindigen en ter compensatie voor de sloop van 2.500 m2 vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB), drie nieuwbouwwoningen te realiseren. Hierbij zal een tweekapper op de huidige locatie worden gerealiseerd en één woning aan de Valendrieseweg, binnen een cluster waar reeds vergelijkbare woningen worden gebouwd.
Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plan omvat twee locaties. Op de locatie aan de Heumenseweg 202 wordt de agrarische bebouwing gesaneerd en wordt er een tweekapper met twee woningen ontwikkeld.
De locatie Heumenseweg 202 is kadastraal aangeduid met perceelsnummer 39, gemeente Wijchen (sectie Q) en omvat een oppervlakte van 16.590 m2. Het perceel omvat een agrarische veehouderij locatie, die aan de noordzijde grenst aan het recreatiecentrum Alverna en aan de oostzijde aan Recreatiepark Wighenerhorst.
Figuur 1 Luchtfoto plangebied Heumenseweg 202
De planlocatie aan de Valendrieseweg betreft kadastrale perceel Wijchen, sectie H, 5323, ten noorden van de Valendrieseweg, momenteel in gebruik als akkerland. Hier wordt één vrijstaande woning gerealiseerd.
FigFiguur 2 Luchtfoto Valendrieseweg ong.
1.3 Aanpak
De voorgenomen locatieontwikkeling wordt mogelijk gemaakt met een herziening van het bestemmingsplan. Deze toelichting maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Valendrieseweg en Heumenseweg Wijchen' en vormt de onderbouwing van het initiatief.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
De planologische situatie van de twee planlocaties is vastgesteld in het bestemmingsplan 'Geconsolideerde versie Buitengebied en herziening', vastgesteld d.d. 23-02-2015. Beide locaties kennen hierin de bestemming 'Agrarisch met waarden -1'. De locatie aan de Heumenseweg 202 is daarbij ook voorzien van een agrarisch bouwperceel waarop de agrarische bebouwing is gelegen. Voor beide locaties is eveneens de dubbelbestemming Waarde - archeologie 2' van toepassing.
Figuur 3 Uitsnede bestemmingsplankaart voor beide locaties
De kavel op de planlocatie aan de Valendrieseweg is daarbij ook gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied' die in het bestemmingsplan 'Paraplu Cultuurhistorie Wijchen' (vastgesteld, 3 mei 2017) voor het gebied is opgenomen.
De vigerende bestemmingen op de planlocaties staan de realisatie van de woningen momenteel niet toe.
Daarnaast staat in de toelichting van het bestemmingsplan buitengebied in paragraaf 6.10 "Hergebruik vrijgekomen en vrijkomende agrarische bedrijfslocaties" de regelgeving rondom de functieverandering omschreven waaraan dit bestemmingsplan is getoetst. In de paragraaf is omschreven dat ook wanneer de situatie dit vraagt ook elders een VAB-woning kan worden gerealiseerd en dat hiervoor een aparte ruimtelijke procedure moet worden gevolgd. Ook dit is een aanleiding om deze bestemmingsplanprocedure te volgen.
1.5 Leeswijzer
In voorliggende toelichting wordt na dit inleidende hoofdstuk in Hoofdstuk 2 het plangebied beschreven, waarna in Hoofdstuk 3 het planvoornemen wordt toegelicht. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 ingegaan op het beleid van de verschillende overheden dat van toepassing is. In Hoofdstuk 5 worden de effecten van het voornemen op de relevante milieu- en omgevingsaspecten getoetst. In Hoofdstuk 6 is de juridische toelichting beschreven. Ten slotte komt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Omgeving Plangebied En Huidige Situatie
Het perceel aan de Heumenseweg 202 omvat een agrarische veehouderij locatie, die aan de noordzijde grenst aan het recreatie centrum Alverna en aan de oostzijde aan Recreatiepark Wighenerhorst. De locatie maakt deel uit van aan open agrarische kamer die is gelegen tussen het omsloten voormalige MOB-terrein, de beslotenheid van de vakantieparken en het beboste terrein rond Skicentrum de Wijchense Berg. De locatie wordt door een langer erftoegangspad ontsloten (een aftakking van de Heumenseweg).
Figuur 4 en 5 Luchtfoto's van huidige locatie aan Heumenseweg
Voortzetting van het agrarische bedrijf aan de Heumenseweg 202 is inmiddels minder wenselijk geworden, gezien de beleidsdoelen en functies in de directe omgeving. Het bedrijf wordt aan 2 zijden begrensd door verblijfsrecreatieparken, waardoor de milieu-effecten van het bedrijf op de omgeving in toenemende mate gaan knellen. Daarnaast is in deze omgeving het belang van ecologische en landschapsontwikkeling relatief groot. Ook dit staat op gespannen voet met de continuering van het agrarisch bedrijf.
De planlocatie aan de Valendrieseweg betreft het kadastrale perceel 5323. Dit perceel is momenteel in gebruik als akkerland en in het vigerend bestemmingsplan bestemd met de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden-1'. In de directe omgeving zijn drie kleinschalige woningbouwontwikkelingen, vallend onder bestemmingsplan VAB St. Jorispad Alverna (vastgesteld 2010-10-14) inmiddels in ontwikkeling gebracht.
Figuur 6 en 7 Luchtfoto en VAB locatie aan de Valendrieseweg
Hoofdstuk 3 Planvoornemen
3.1 Locatieontwikkeling
De initiatiefnemer heeft het voornemen het agrarisch bedrijf definitief te beëindigen aan de Heumenseweg 202, de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gedeeltelijk te slopen en de locatie te herontwikkelen tot woonlocatie (behoud van de bestaande bedrijfswoning en toevoeging van twee woningen onder één kap) met een te behouden bedrijfsgebouw als bijgebouw. Ook wordt er een woonlocatie met één vrijstaande woning aan de Valendrieseweg toegevoegd. Dit kan worden mogelijk gemaakt omdat met de sloop van de VAB, twee woongebouwen (in totaal 3 woningen) als ruimte-voor-ruimte titels beschikbaar maakt ter compensatie van de sloop van de VAB.
3.2 Bedrijfsbeëindiging Heumenseweg 202
Voorliggend plan betreft de herbestemming van een agrarische bedrijfslocatie, waar om ruimtelijke, milieukundige en ecologische redenen het wenselijk is de agrarische bedrijfsvoering te beëindigen en overtollige bedrijfsbebouwing, terreinverhardingen etc. te saneren. De initiatiefnemer is voornemens om de huidige agrarische bedrijfsvoering aan de Heumenseweg 202 te beëindigen en de circa 2.500 m2 vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB) te slopen. Het woonhuis, het schuurtje bij de woning en de grote stal (circa 1.450 m2) blijven als enige behouden (zie gele contouren in navolgende afbeelding).
Figuur 8 Overzicht te behouden bebouwing (blauwe kaders), overige bebouwing wordt gesaneerd
3.3 Gewenste Ontwikkeling Heumenseweg 202
De nieuwe woningen (tweekapper) aan de Heumenseweg zullen naast de te behouden bestaande bedrijfswoning als gezinswoningen worden ontwikkeld. De bestaande en de twee nieuwe woningen op deze locatie worden daarbij als burgerwoningen bestemd.
Één bedrijfsgebouw, dat nog in een goede bouwkundige staat is, zal behouden blijven voor statische opslag. Dit gebouw vormt tevens een ruimtelijke scheiding naar het aangrenzende verblijfsrecreatiecomplex. De opslag zal met name gericht zijn op caravans. Hierbij wordt aangesloten op de behoefte aan nieuwe opslagruimte, mede door de beëindiging van een aantal caravanstallingen in de omgeving.
Vanuit ruimtelijk en functioneel oogpunt wordt het niet wenselijk geacht om meer woningen op het perceel te realiseren. Om de kosten voor de bedrijfsbeëindiging en sloop van de stallen aan de Heumenseweg te compenseren, wordt een tweede woongebouw met één vrijstaande woning aan de Valendrieseweg ontwikkeld, op een locatie die daar ruimtelijk meer geschikt voor is.
3.4 Gewenste Ontwikkeling Valendrieseweg
Voor het te ontwikkelen woonperceel aan de Valendrieseweg zijn de beoogde bewoners ook reeds bekend. Deze initiatiefnemers zijn reeds eigenaren van de gronden, die op deze locatie een vrijstaande woning willen realiseren, op een ruim percelen met een robuuste landschappelijke inpassing. E.e.a. aansluitend bij de reeds enige jaren geleden ingezette ruimtelijke ontwikkeling van een landelijk wooncluster aan deze weg, waarbij een nog onbenut perceel tussen andere bestaande en in ontwikkeling zijnde woningen wordt ingevuld. Deze locatie is reeds eerder in het gemeentelijk beleid aangewezen als inbreidingslocatie, waarbij reeds een drietal woningen op basis van de rood voor rood zijn gerealiseerd. De woning zal op gepaste wijze in het landschap worden ingepast, waarbij het kamer-concept zoals deze ook in de VAB St. Jorispad Alverna is gehanteerd, wordt gecompleteerd (figuur 7).
3.5 Landschapsplannen
Voor de locatieontwikkeling is een landschapsplan opgesteld voor beide locaties, gebaseerd op de ligging in het landschapstype Rivierduin, teneinde een goede landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbeterende maatregelen te borgen. Deze landschapsplannen zijn, inclusief beplantings- en beheerplannen, toegevoegd als Bijlage 1 bij de toelichting en geborgd middels een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit plan.
3.5.1 Heumenseweg 202
Een van de kwalitatieve aandachtspunten bij de ontwikkeling van het plan, is het zorg dragen voor een zorgvuldige overgang naar het recreatiecomplex. Aan deze zijde zijn robuuste groenstroken voorzien. Elders op het terrein, langs de tuinranden, toeritten en de toegangsweg, worden hagen voorzien, blijven bestaande bomen behouden en worden nieuwe bomenrijen toegevoegd. De westelijke gelegen gronden liggen buiten het oorspronkelijke agrarische bouwvlak en behouden de agrarische bestemming; ter plaatse van de huidige rijbak wordt een extensief te beheren weide voorzien.
Figuur 9 Landschappelijke inpassing Heumenseweg 202
3.5.2 Valendrieseweg
De inpassing aan de Valendrieseweg zal voortborduren op de concepten die reeds bij de VAB locatie St. Jorispad Alverna zijn toegepast. Door ruimhartig landschapselementen zoals hagen, groensingels en bomen toe te voegen, maar ook een ruime landschapstuin bij de woning, wordt de landelijke woonsignatuur versterkt.
Figuur 10 Landschappelijke inpassing Valendrieseweg
3.6 Totaalontwikkeling
Concreet bestaat de totale ontwikkeling uit:
- Het beëindigen van het agrarisch bedrijf en het slopen van alle (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, behoudens één schuurtje en één stal;
- Het herontwikkelen van de agrarische locatie tot duurzame woonlocatie, bestaande uit:
- 1. Aan de Heumenseweg het behoud van de bestaande bedrijfswoning en loods voor statische opslag en toevoeging van twee woningen in de vorm van een tweekapper;
- 2. Aan de Valendrieseweg het realiseren van één nieuwe vrijstaande woning.
- Landschappelijke inpassing van de gehele locatie met behoud van agrarisch karakter en openheid.
3.7 Afwijking Vigerend Bestemmingsplan
Ter plekke van de bestemming 'Agrarisch met waarden 1' zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf inclusief bedrijfswoning of agrarische exploitatie. De geldende bestemmingen maken het niet mogelijk om de locaties te herontwikkelen tot woonlocaties.
Om het agrarisch bedrijf definitief te beëindigen en de voorgenomen woningbouwontwikkeling mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk op de verschillende planlocaties.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Het gebied is niet gelegen binnen een door het Rijk aangewezen nationaal belang. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft daarom geen consequenties voor het planvoornemen.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Deze ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Het Barro heeft daarom geen consequenties voor het planvoornemen.
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening; ladder voor duurzame verstedelijking
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per juli 2017 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling, de zogeheten Laddertoets.
Voor woningbouwplannen geldt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. De Laddertoets moet alleen worden uitgevoerd indien deze stedelijke ontwikkeling ook 'nieuw' is.
Voorliggende planontwikkeling betreft de realisatie van twee woningen op de Heumenseweg (herbestemmen bestaande bedrijfswoning naar burgerwoning en realiseren van 2 nieuwe woningen) en de realisatie van één vrijstaande woning aan de Valendrieseweg waardoor geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichting is.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de nieuwe omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:
- Energietransitie: van fossiel naar duurzaam
- Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer
- Circulaire economie: sluiten van kringlopen
- Biodiversiteit: werken met de natuur
- Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
- Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio
- Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Figuur 11 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland: woon- en leefomgeving
Op het gebied van Woon- en leefomgeving hanteert de Provincie Gelderland de volgende kernbegrippen: dynamisch, divers en duurzaam. Binnen het hoofdstuk Woon- en leefomgeving is het streven naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat opgenomen, dat weet te anticiperen op ontwikkelingen. Hieruit vloeit de ambitie voort binnen Gelderland een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag te realiseren; voor ieder een passende, duurzame woning. Daarbij geldt dat in het Land van Maas en Waal, waar Wijchen onderdeel van uit maakt, wordt gestreefd naar een klimaataanpak voor stedelijke gebieden.
De realisatie van 3 extra woningen in Wijchen draagt bij aan de ambitie van de Provincie Gelderland te voldoen aan de diversiteit van woningvraag. Conform de landelijke vereiste worden de woningen geheel gasloos gerealiseerd.
Al met al betekent deze specifieke bouwopgave dat de toevoeging van 3 woningen gepaard gaat met relatief weinig nieuwe grondstoffen, energie en uitstoot tijdens de bouw, geen aanleg van nieuwe wegen etc, ofwel een zeer duurzaam project met zeer geringe footprint op het gebied van bouwstoffen en energie. Bovendien wordt voorkomen dat op deze agrarische, in toenemende mate moeilijk te exploiteren bedrijfslocatie, nu in bedrijfsbebouwing moet worden geïnvesteerd, die wellicht na relatief korte tijd ook niet meer exploitabel zou kunnen zijn. Hoe dan ook wordt een sterke milieubelasting weggenomen.
Door de zeer ruime opzet, met relatief veel groene, niet verharde ruimte, is de ontwikkeling ook positief voor aspecten als voorkomen van hittestress, waterinfiltratie, biodiversiteit, microklimaat, etc.
Gelet op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het voornemen past binnen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 24 september 2014 en in werking getreden op 18 oktober 2014. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd op 5 juli 2022. Voorliggende ontwikkeling zal moeten voldoen aan de regels in de Omgevingsverordening.
De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
Figuur 12Uitsnede geconsolideerde versie Omgevingsverordening Gelderland met ligging planlocaties
De planlocaties voor voorliggende ontwikkeling liggen niet binnen een Nationaal Landschap, de Romeinse Limes, de Groene Ontwikkelingszone (GO), het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Hollandse Waterlinie. De locatie maakt ook geen deel uit van een ganzenfoerageergebied of beschermingsgebied natte landnatuur.
Het plangebied aan de Heumenseweg ligt wel binnen het gebied aangewezen voor 'realisatie van waterfuncties'.
Artikel 4.9 (realisatie van waterfuncties): Het plangebied ligt binnen de zone "Specifiek ecologische doelstellingen wateren", zoals is aangegeven op de themakaart waterbeleid bij de omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Het gaat om waterecologische doelstellingen voor het gebied tussen Wijchen en Heumen. Artikel 4.9 maakt het realiseren van waterfuncties onder voorwaarden mogelijk en heeft als doel de waterecologische kwaliteiten te beschermen. Het plan heeft geen betrekking op waterfuncties en leidt niet tot negatieve effecten op de waterkwaliteit in watergangen. Wel zal de forse afname van bebouwing en verharding en beëindiging van het intensieve ruimtegebruik bijdragen aan een meer natuurlijke hemelwaterinfiltratie.
Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het ruimtelijk voornemen past binnen de provinciale kaders die worden gesteld in de Omgevingsverordening Gelderland.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Woonagenda Subregio Nijmegen
In de woonagenda Subregio Nijmegen en omstreken is door de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen afgesproken gemeentelijke woningbouwprogramma's in lijn te brengen met de bevolking en woningbehoefteprognose. Hierin is opgenomen dat binnen de gemeente Wijchen tot 2030 in totaal de nieuwbouw van 1.430 woningen is voorzien.
Elke gemeente heeft een eigen woonagenda of woonvisie vastgesteld of in afronding. In al deze visies is opgenomen welke lokale thema's er spelen en wat als kwaliteit wordt gezien. Veel thema´s spelen binnen de gehele regio, maar het belang en de prioriteit die aan bepaalde thema´s wordt gegeven kan per gemeente verschillen. Deze verschillen werken ook door in de woningbouwprogramma´s en de keuzes die daarin worden gemaakt. De gemeentelijke woonagenda's en –visies zijn vertaald in de subregionale woonagenda.
De ambities van de Woonagenda Subregio Nijmegen en omstreken omvatten:
- Snel én verantwoord inspelen op woningbehoefte;
- Diversiteit van het woonmilieu versterken;
- Een duurzame en flexibele woningvoorraad
De gemeente Wijchen kent een grote woningbouwopgave. De ontwikkeling van het woongebied Huurlingsedam heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan het voorzien in een behoefte. In de toekomst zal ook aan de westkant van Wijchen worden gebouwd. De woningen die met het voorliggend bestemmingsplan worden gerealiseerd, voorzien in de behoefte om 1.430 nieuwe woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. Dit in het segment landelijk wonen, waarin slechts beperkt wordt gebouwd binnen de gemeente, maar waar wel een grote(re) vraag naar is. Bovendien wordt invulling gegeven aan een gewenste bedrijfsbeëindiging en sanering van overtollige bebouwing aan de Heumenseweg.
Gelet op bovenstaande kan worden gesteld dat het voornemen past binnen de regionale kaders die worden gesteld in de Woonagenda Subregio Nijmegen.
4.3.2 Notitie functieverandering buitengebied
De Notitie functieverandering buitengebied is vastgesteld door de KAN-raad op 18 oktober 2007 en wordt door de gemeente Wijchen gehanteerd bij bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven in het buitengebied.
Het beleid bevat de regionale beleidsinvulling voor functieverandering van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Aanleiding hiervoor zijn de voortschrijdende ontwikkelingen in de agrarische sector, waardoor veel ondernemers noodgedwongen stoppen met het uitoefenen van hun bedrijf of genoodzaakt zijn met nevenactiviteiten aanvullende inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 3.1.2 'Sloop en vervangende nieuwbouw' van de Notitie functieverandering buitengebied is functieverandering naar wonen mogelijk door sloop van alle voormalige bedrijfsgebouwen en herbouw in de vorm van woongebouwen. In het functieveranderingsbeleid is opgenomen dat de bij de sloop van agrarische bebouwing meerdere wooneenheden kunnen worden gerealiseerd, met een oppervlakte ter grootte van maximaal 50% van de gesloopte agrarische bebouwing.
Uitgangspunt is het slopen van 2.500 m2 agrarische bebouwing. Er is uitgegaan van het uitgangspunt dat minder dan 50% van de te slopen agrarische bedrijfsbebouwing terug komt in de vorm van woonbebouwing. De gezamenlijke oppervlakte van de toe te voegen woningen bedraagt ruimschoots minder.
Bij de bouw van (vrijstaande) woningen dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan een proportionele invulling van de verevening. Ook is een goede inpassing van de nieuwe situatie in de omgeving belangrijk.
De verevening vindt plaats in de vorm van een beëindiging van het bouwperceel en realisatie van 2 woongebouwen voor in totaal 3 woningen. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing na realisatie van het landschapsplan (zie ook paragraaf 3.5).
Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het voornemen past binnen de gemeentelijke kaders die worden gesteld in de Notitie functieverandering buitengebied.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Structuurvisie Wijchen
Op 29 mei 2009 is de Structuurvisie Wijchen 2009 vastgesteld. In deze visie wordt een doorkijk gegeven naar de gewenste ontwikkeling van Wijchen. In deze structuurvisie worden de aspecten bodem en water, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, wonen, bedrijvigheid, landbouw, recreatie, verkeer en milieu behandeld. Deze structuurvisie geeft een overzicht van de verwachte ontwikkelingen binnen de gemeente Wijchen.
Figuur 13 Uitsnede structuurvisie Wijchen 2009
De planlocaties worden binnen de structuurvisie aangeduid als 'Ontwikkelen landgoedwonen/burchtbebouwing en wonen in het groen'. Het voorliggende bestemmingsplan speelt een rol als verbinding van het stedelijke gebied/ recreatieve gebied met het omliggende, relatief open landschap. De beëindiging van het agrarisch bedrijf en de ontwikkeling van de locatie Heumenseweg 202 tot een woonlocatie gaat gepaard met de landschappelijke inrichting van het plangebied, waardoor een overgang ontstaat tussen recreatiegebied en de ontwikkelingszone waarin 'wonen in het groen' wordt gestimuleerd. Bij de locatie aan de Valendrieseweg geldt dat de bebouwing wordt gerealiseerd binnen een bestaand bebouwingscluster. Het landschapsplan voor beide locaties is toegelicht in paragraaf 3.5.
Wat betreft de ontwikkeling van nieuwe “woningen in het groen” is de gemeente terughoudend. In de Strategische Visie zijn enkele gebieden aangewezen die zich hier in potentie voor lenen. Deze zijn op de kaart aangegeven. Beide planlocaties die binnen dit bestemmingsplan zijn opgenomen, behoren tot deze zone.
Kansen wonen
- Een structurele aanpak van het tekort aan huisvesting voor jongeren, starters en ouderen op korte termijn;
- Het verhogen van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
- Inzetten op een beperkt aantal uitleglocaties;
- Geen nieuwe inbreiding als deze ten koste gaat van de groene en open structuur. Inbreiding enkel daar waar sprake is van herstructurering of transformatie van bestaand gebouwd gebied of daarmee samenhangende compensatie;
- Afstemming van stedelijke ontwikkeling op de “milieutechnische thema’s”, zoals geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid;
- Kwaliteitsimpuls geven aan bestaande groenstructuur (groenrode ontwikkeling).
Kansen woon- en leefomgeving
Bij de allocatie van nieuwe functies rekening houden met de ontwikkeling in milieuomstandigheden.
Ook hieraan wordt voldaan; op de beoogde woonlocaties is sprake van een goed woon- en leefmilieu zoals blijkt uit de diverse milieuparagrafen in deze toelichting.
Het planvoornemen past binnen de gemeentelijke kaders die worden gesteld in de Structuurvisie Wijchen.
4.4.2 Woonvisie gemeente Wijchen 2025
De woonvisie Gemeente Wijchen 2025 is opgesteld in februari 2017 als kader dat richting geeft aan ontwikkelingen die Wijchen raken op het gebied van woonmilieu. In deze visie wordt omschreven waar de gemeente moet bijsturen, afremmen of juist versnellen om haar doelen op het gebied van wonen te bereiken.
Op het gebied van gemeentelijk woonmilieu zijn doelen geformuleerd voor een woningaanbod in balans. Zo wil de gemeente Wijchen een plek bieden voor iedereen die in de gemeente Wijchen wil wonen. De aandacht gaat daarbij naar kwaliteit en diversiteit van de woningen. Om kwaliteitsverbetering mogelijk te maken zijn er genoeg woningen nodig.
De gemeente Wijchen vindt het belangrijk dat er aandacht is voor verduurzaming met het oog op een energieneutraal Wijchen in 2040. Proeftuinen met nieuwe bouwmaterialen of gasloze wijken kunnen nieuwe woonvormen en duurzamer wonen mogelijk maken.
Het voorliggende bestemmingsplan valt binnen de structurele aanpak om kwaliteitsverbetering mogelijk te maken door het realiseren van 3 woningen. De woningen worden energieneutraal ontworpen, waardoor duurzamer wonen mogelijk wordt gemaakt. Er wordt gasloos gebouwd en er wordt gebruik gemaakt van circulaire materialen. Tevens geeft het plan mede invulling aan de gewenste versnelling in de realisatie van de woningbouwopgave en de doelstelling om ook in het segment landelijke woonvormen op daartoe geschikte locaties woningen te realiseren.
Het planvoornemen past binnen de kaders van de Woonvisie Gemeente Wijchen 2025.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.1.1 Algemeen
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Dit wordt op twee manieren getoetst. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder. Hiervoor worden de afstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' als maatgevend beschouwd.
Daar waar hierna naar onderzoeksbijlagen wordt verwezen, dient te worden opgemerkt dat de onderzoek nog waren gericht op een alternatieve ontwikkeling met 1 woning aan de Heumenseweg en 2 woningen aan de Valendrieseweg. Omdat de planwijziging naar 2 woningen aan de Heumenseweg en 1 woning aan de Valendrieseweg geen invloed heeft op de onderzoeksbevindingen en conclusies, zijn de onderzoeken ongewijzigd overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
5.1.2 Heumenseweg 202
Het plan voorziet in een planologische functiewijziging van een agrarische bedrijf naar een woonlocatie. Omdat in de toekomstige situatie sprake is van een woonfunctie, is geen sprake meer van externe milieueffecten op gevoelige objecten in de omgeving. Wel moet ter plekke van de nieuwe woningen sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat en mag de nieuwe ontwikkeling niet leiden tot een belemmering in de bedrijfsvoering voor omliggende functies. Hiertoe zijn de functies in de omgeving beoordeeld.
Aan de overzijde van het plangebied (Heumenseweg 200) is een agrarisch bedrijf gelegen. Dit betreft een niet intensief, grondgebonden bestemd agrarisch bedrijf, waartoe een afstand van 50 meter aangehouden dient te worden. De nieuw toe te voegen woningen worden omwille van de bedrijfsvoering op een afstand van minimaal 50 meter gerealiseerd, wat tegelijkertijd een goed woon- en leefklimaat borgt.
Ook zijn de nieuwe woning op ca. 80 meter van de grens met het recreatiepark gelegen, hetgeen eveneens ten aanzien van deze functie een goed woon- en leefklimaat borgt.
5.1.3 Valendrieseweg
Het plan voorziet in een planologische functiewijziging van een agrarisch perceel naar een woonlocatie. Omdat in de toekomstige situatie sprake is van een woonfunctie, mag de nieuwe ontwikkeling niet leiden tot een belemmering in de bedrijfsvoering voor omliggende functies. Hiertoe zijn de functies in de omgeving beoordeeld.
Op meer dan 100 meter van de planlocatie ligt aan de Valendrieseweg 184 een loonwerkbedrijf. De zonering ten aanzien van dergelijke bedrijven betreft 50 meter. Ook is de afstand tussen de nieuwe woning en de speeltuin Blije Dries voldoende ruim. Het planvoornemen is daarmee voldoende ver van deze functies gelegen. Het woon- en leefklimaat kan daarmee worden geborgd.
5.1.4 Conclusie
De plangebieden aan de Heumenseweg 202 en Valendrieseweg zijn voldoende ver van de milieuzonering van omliggende bedrijven en functies gelegen. Andersom belemmert de nieuwe woningbouw omliggende functies niet. Het aspect vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
5.2 Bodem
5.2.1 Algemeen
Indien er sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden onderzocht of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de twee plangebieden, is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn weergegeven in Bijlage 2 en Bijlage 3.
5.2.2 Bodemonderzoek Heumenseweg 202
Het bodemonderzoek aan de Heumenseweg 202 heeft tot de volgende resultaten geleid:
Aanleiding en doel
De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bestemmingswijziging van agrarische bestemming naar woonbestemming en de nieuwbouw van een woning (aanvraag omgevingsvergunning voor i.c. een tweekapper). Het doel van het onderzoek is om het bepalen van de actuele bodemkwaliteit en vast te stellen of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Het onderzoek is uitgevoerd conform de vigerende NEN-normen en voldoet aan de geldende wet- en regelgeving betreffende de kwaliteit van de uitvoering van milieuhygiënisch bodemonderzoek.
Strategie
Chemische parameters (NEN 5740)
De locatie is onderzocht volgens de strategie voor een 'diffuus belaste niet-lijnvormige locatie met een heterogeen verdeelde verontreinigende stof op schaal van monsterneming' (VED-HE-NL). Om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de ondergrond is voor de ondergrond deze strategie gecombineerd met de strategie voor een 'onverdachte niet-lijnvormige locatie' (ONV-NL). Dat betekent dat boringen dieper zijn doorgezet en de ondergrond analytisch is onderzocht. De locatie van de voormalige ondergrondse HBO tank nabij de woning is onderzocht volgens de onderzoeksstrategie voor een verdachte locatie met één of meerdere ondergrondse opslagtanks (VEP-OO).
Asbest (NEN 5707)
Voor onderzoek van de druppelzones (onverharde bodem in de druppelzone van een asbesthoudend dak of de uitstroomzone van een hemelwaterafvoer op het maaiveld) is aangesloten bij de NEN 5707- strategie voor een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingskern (VEP). Het overige terrein is onderzocht volgens de strategie voor een 'verdachte locatie met diffuse bodembelasting, heterogeen verdeeld' (VED-HE).
Asbest (NEN 5897)
De puinlaag ter plaatse van de inrit en parkeerruimte noordelijk van de woning is onderzocht volgens 'halfverhardingslagen'. Bij de uitvoering van het veldonderzoek bleek dat op het parkeerterrein aan de voorzijde van de woning plaatselijk asfaltgranulaat (op de puinverharding) aanwezig is. Om inzicht te krijgen of het materiaal voor hergebruik in aanmerking komt is het gehalte PAK bepaald.
Resultaten
Chemische parameters (NEN 5740)
Voormalige locatie ondergrondse HBO-tank
- In de ondergrond is geen verontreiniging met minerale olie aangetoond.
- In het grondwater is geen verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten aangetoond.
Overig terrein
- In de bovengrond op één van de boorlocaties (boring 31) waarin een lichte oliegeur is waargenomen, is een lichte verontreiniging (overschrijding achtergrondwaarde) met minerale olie aangetoond. Het gemeten gehalte ligt ruim beneden de tussenwaarde.
- In de bovengrond van het overige terrein is overwegend een lichte verontreiniging met PCB, koper en/of zink aangetoond. De gemeten gehalten liggen in alle gevallen ruim onder de tussenwaarde.
- In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond.
- Het grondwater blijkt overwegend licht verontreinigd met kobalt, nikkel, zink en/of barium. In een van de peilbuizen is een interventiewaarde-overschrijding voor barium aangetoond. Hieraan wordt een natuurlijke oorzaak toegekend. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Asbest (NEN 5707 / NEN 5897)
Asbest in grond
In een van de grondmengmonster (ASM2-1; proefgaten 14, 22, 23, 28 en 31) is een gewogen asbest- concentratie van 234 mg/kg d.s. gemeten. Dit gehalte bevindt zich in de fijne fractie (< 20 mm) en ligt boven de interventiewaarde waardoor sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het gehalte is gemeten in een mengmonster verdeeld over het zuidelijke terreindeel, tussen en rondom de stallen. Welke terreindeel en/of welk onderzoekspunt verantwoordelijk is voor het hoge asbestgehalte is op dit moment niet bekend. Er is geen duidelijk onderscheid te zien in de zintuiglijke waarnemingen en de gemeten gehalten in de (overige) samengestelde mengmonsters. Om inzicht te verkrijgen in het met asbest sterk verontreinigd en te ontgraven terreindeel dient een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Verder zijn in twee mengmonsters (ASM3-1 en ASM6-1) gewogen asbestconcentraties van 9,6 respectievelijk 1,9 mg/kg d.s. gemeten. Deze concentraties liggen beneden de norm voor nader onderzoek (helft van de interventiewaarde te weten 50 mg/kg d.s.). In de overige grondmengmonsters is asbest niet aangetoond.
Asbest in puin
In beide mengmonsters van de puinlaag (ASB Puin M1 en ASB Puin M2) is asbest niet aangetoond.
Druppelzones
In de toplaag van vier druppelzones zijn totaal gewogen asbestgehalte van 1.555, 5.553, 1.646 en 6.297 mg/kg d.s. gemeten. De verontreinigde druppelzones bevinden zich aan weerszijden van de stallen op het zuidelijke terreindeel. Omdat de interventiewaarde voor asbest wordt overschreden (100 mg/kg d.s.), kan op basis van dit verkennend bodemonderzoek reeds worden geconcludeerd dat in het kader van de Wet bodembescherming sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit betekent dat er sprake is van een noodzaak tot het uitvoeren van een bodemsanering.
In de toplaag van de overige druppelzones (2 en 5) zijn gewogen asbestconcentraties van respectievelijk 34 en 12 mg/kg d.s. gemeten. Deze concentraties liggen beneden de norm voor nader onderzoek (helft van de interventiewaarde te weten 50 mg/kg d.s.).
Indicatief onderzoek asfaltgranulaat
Het mengmonster van het asfaltgranulaat is geanalyseerd op PAK (10 van VROM). PAK blijkt niet aantoonbaar bij een rapportagegrens van 10 mg/kg d.s. Naar aanleiding hiervan kan het materiaal als teervrij worden beschouwd (gehalte < 75 mg/kg d.s.) en komt daarmee indicatief in aanmerking voor hergebruik.
Conclusie
Voor de locatie is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest ter plaatse van de druppelzones aan weerszijden van de stallen op het zuidelijke terreindeel. Op globaal hetzelfde terreindeel is ook de bovengrond plaatselijk sterk verontreinigd met asbest. Deze verontreinigingen geven aanleiding tot het instellen van een nader bodemonderzoek. Behalve deze asbestverontreiniging zijn er geen verontreinigingen aangetoond die aanleiding geven tot nader bodemonderzoek.
Aanbevelingen
Voor de verontreiniging met asbest in de grond wordt aanbevolen in eerste instantie nader onderzoek te verrichten om na te gaan wat de omvang is van het sterk met asbest verontreinigd terreindeel. Op basis van de resultaten daarvan kan een BUS-melding worden ingediend.
Het aanvullend bodemonderzoek zal worden uitgevoerd voordat er gesloopt gaat worden. De uitvoerbaarheid van het plan is geborgd doordat initiatiefnemer heeft getekend voor de onderoekskosten en eventuele kosten voor sanering.
5.2.3 Bodemonderzoek Valendrieseweg
Het bodemonderzoek aan de Valendrieseweg heeft tot de volgende resultaten geleid:
Aanleiding en doel
De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bestemmingswijziging en nieuwbouw van woningen (aanvraag omgevingsvergunning voor i.c. één vrijstaande woning). Het doel van het onderzoek is om door het bepalen van de actuele bodemkwaliteit vast te stellen of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Het onderzoek is uitgevoerd conform de vigerende NEN-normen en voldoet aan de geldende wet- en regelgeving betreffende de kwaliteit van de uitvoering van milieuhygiënisch bodemonderzoek. De locatie is onderzocht volgens de strategie voor een 'grootschalige onverdachte niet-lijnvormige locatie' (ONV-GR-NL).
Resultaten/conclusies
Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende:
- In de boven- en ondergrond van de gehele onderzoekslocatie zijn geen verontreinigende stoffen aangetoond. Deze grond is geclassificeerd als "altijd toepasbaar".
- Het grondwater is matig tot sterk verontreinigd met cadmium, nikkel en/of zink en verder licht verontreinigd met barium en koper.
Hoewel voor cadmium, nikkel en/of zink de tussenwaarde/interventiewaarde in het grondwater wordt overschreden, wordt gezien het ontbreken van een bekende antropogene bron verwacht dat sprake is van zware metalen die van nature in de bodem aanwezig zijn en om een niet nader te duiden reden zijn gemobiliseerd en opgelost in het grondwater. Nader onderzoek wordt daarom niet zinvol geacht. Gezien de sterk verhoogde gehalten aan zware metalen in het grondwater, zijn er beperkingen ten aanzien van het grondwatergebruik (niet geschikt voor consumptie, beregening of als proces- en/of koelwater). Dit vormt geen directe belemmering voor de afgifte van het definitieve bestemmingplan.
De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Wel moet bij eventuele bemaling rekening worden gehouden met de verhoogde concentraties zware metalen in het grondwater.
5.2.4 Conclusie
De locaties waar de woningen zijn voorzien, zijn geschikt bevonden voor bewoning. Aanvullend zal nog een onderzoek plaatsvinden na de sloop van bedrijfsbebouwing. Dit staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Algemeen
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
5.3.2 Externe veiligheid Heumenseweg 202
Voor de planlocatie aan de Heumenseweg is een onderzoek omgevingskwaliteit uitgevoerd waarin onder meer het aspect externe veiligheid is onderzocht (Bijlage 4). Hierover wordt het volgende gesteld:
Aan de hand van de risicokaart kan gesteld worden dat:
- op korte afstand tot het project geen risicovolle bronnen en BEVI inrichtingen aanwezig zijn;
- in de directe omgeving geen transportroutes aanwezig zijn waarop transporten van gevaarlijke stoffen plaatsvinden;
- op korte afstand geen risicovolle ondergrondse (gas)buisleidingen zijn gelegen, hetgeen ook wordt bevestigd door een oriëntatiemelding (KLIC-melding).
5.3.3 Externe veiligheid Valendrieseweg
Voor de planlocatie aan de Valendrieseweg is een onderzoek omgevingskwaliteit uitgevoerd waarin onder meer het aspect externe veiligheid is onderzocht (Bijlage 5). Hierover wordt het volgende gesteld:
Aan de hand van de risicokaart kan gesteld worden dat:
- op korte afstand tot het project geen risicovolle bronnen en BEVI inrichtingen aanwezig zijn;
- in de directe omgeving geen transportroutes aanwezig zijn waarop transporten van gevaarlijke stoffen plaatsvinden;
- op korte afstand geen risicovolle ondergrondse (gas)buisleidingen zijn gelegen, hetgeen ook wordt bevestigd door een oriëntatiemelding (KLIC-melding).
5.3.4 Conclusie
Op basis van bovenstaand onderzoeken en constateringen kan worden gesteld dat er geen sprake is van een belemmering van het aspect externe veiligheid voor het planvoornemen.
5.4 Geluid
5.4.1 Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidsgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.
5.4.2 Geluid Heumenseweg 202
Voor de planlocatie aan de Heumenseweg is een onderzoek omgevingskwaliteit uitgevoerd waarin onder meer het aspect geluid is onderzocht (Bijlage 4). Hierover wordt het volgende gesteld:
Geluidhinder vanwege wegverkeer
In de Wet geluidhinder (ex art. 74 Wgh e.v.) zijn ter bestrijding van verkeerslawaai zones langs wegen aangegeven die beschouwd worden als aandachtsgebieden voor geluidhinder. De breedte van de zone is afhankelijk van de capaciteit van de weg (aantal rijstroken), de toegestane snelheid van het verkeer en de aard van de omgeving (stedelijk en buitenstedelijk gebied). Voorts is in de Wet geluidhinder bepaald dat de gemeente bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, de feitelijke grenswaarden in acht moet nemen en rekening moet houden met de daadwerkelijke geluidbelasting ter plaatse. Uitzondering op dit bovenstaande zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en wegen waarvan vaststaat dat de 50 dB(A)-contour op maximaal 10 meter uit de wegas ligt.
De Heumensweg in de richting van het plangebied betreft een doodlopende weg en waarop uitsluitend bestemmingsverkeer voor de percelen Heumensweg nrs. 188, 200 en 202. De verkeersintensiteit is dermate beperkt dat de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de weg geen nadelige invloed heeft op het woon- en leefklimaat binnen het gehele plangebied. Een nader akoestisch onderzoek is dan ook niet van toepassing.
Geluidhinder vanwege inrichtingen
Binnen het plangebied is een veehouderij gevestigd. Onderhavig plan heeft mede tot gevolg dat de bestaande bedrijfslocatie wordt gesaneerd. Hierdoor zal de geluidbelasting in de woonomgeving afnemen. Ten westen van het plangebied is een agrarisch bedrijf gelegen. Dit niet intensief, grondgebonden bedrijf valt onder milieucategorie 2 van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering en waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt tot geluidgevoelige objecten. De twee woningen binnen het plangebied zijn gelegen op tenminste 60 meter afstand tot deze inrichting. Geluidhinder is dan ook niet te verwachten mede gezien het feit dat de beperkte aan en afvoer van verkeer het meest maatgevend is voor de geluidbelasting in de woonomgeving.
Een nader onderzoek naar de geluidbelasting is niet noodzakelijk.
5.4.3 Geluid Valendrieseweg
Voor de planlocatie aan de Valendrieseweg is een onderzoek omgevingskwaliteit uitgevoerd waarin onder meer het aspect geluid is onderzocht (Bijlage 5).
Geluidhinder vanwege wegverkeer
In de Wet geluidhinder (ex art. 74 Wgh e.v.) zijn ter bestrijding van verkeerslawaai zones langs wegen aangegeven die beschouwd worden als aandachtsgebieden voor geluidhinder. De breedte van de zone is afhankelijk van de capaciteit van de weg (aantal rijstroken), de toegestane snelheid van het verkeer en de aard van de omgeving (stedelijk en buitenstedelijk gebied). Voorts is in de Wet geluidhinder bepaald dat de gemeente bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, de feitelijke grenswaarden in acht moet nemen en rekening moet houden met de daadwerkelijke geluidbelasting ter plaatse. Uitzondering op dit bovenstaande zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en wegen waarvan vaststaat dat de 50 dB(A)-contour op maximaal 10 meter uit de wegas ligt.
De voorkeurgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Deze wordt berekend als een geluidbelasting in Lden, dit is de gemiddelde geluidbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode. Ingeval het akoestisch onderzoek uitwijst, dat de geluidbelasting hoger is dan 48 dB, kan ontheffing van deze voorkeurgrenswaarde worden verleend. Deze ontheffing kan echter niet onbeperkt worden verleend. De bovengrens varieert van 53 tot 63 dB a.
Uit de berekeningen volgt dat sprake is van een lagere geluidbelasting dan de voorkeursgrenswaarde. Gesteld kan worden dat als gevolg van het wegverkeer op de Valendrieseweg het woon- en leefklimaat in het plangebied niet nadelig wordt beïnvloed en met zekerheid gesteld mag worden dat in het plangebied een goed woon- en leefklimaat heerst in relatie tot het wegverkeer.fhankelijk van het type zonegebied en aard van woonbestemming.
Geluidhinder vanwege inrichtingen
Ten noorden van het plangebied is speeltuin “De Blije Dries” gelegen. Dergelijke recreatie valt onder milieucategorie 2 van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering en waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt tot geluidgevoelige objecten. De woningen binnen het plangebied is gelegen op tenminste 75 meter afstand tot de grens van deze inrichting. Geluidhinder is dan ook niet te verwachten mede gezien het feit dat een dichte bosrand de natuurlijke begrenzing vorm tussen de speeltuin en het (toekomstige) woonperceel.
Een nader onderzoek naar de geluidbelasting is dan ook niet noodzakelijk.
5.4.4 Conclusie
Uit voorgaande paragrafen valt af te leiden dat het planvoornemen niet op belemmeringen stuit ten aanzien van het aspect geluid.
5.5 Geur
5.5.1 Algemeen
De wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderij in de gehele gemeente. Voor niet vergunningverplichte veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader. De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
5.5.2 Geur Heumenseweg 202
Voor de planlocatie aan de Heumenseweg is een onderzoek omgevingskwaliteit uitgevoerd waarin onder meer het aspect geur is onderzocht (Bijlage 4). Hierover wordt het volgende gesteld:
In de directe omgeving van het projectplan zijn geen bedrijven of veehouderijen gelegen met geuremiterende bronnen.
Een nader onderzoek naar de geurhinder is dan ook niet van toepassing.
5.5.3 Geur Valendrieseweg
Voor de planlocatie aan de Valendrieseweg is een onderzoek omgevingskwaliteit uitgevoerd waarin onder meer het aspect geur is onderzocht (Bijlage 5).
In de directe omgeving van het projectplan zijn geen bedrijven of veehouderijen gelegen met geuremiterende bronnen.
Een nader onderzoek naar de geurhinder is dan ook niet van toepassing.
5.5.4 Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
5.6 Luchtkwaliteit
5.6.1 Algemeen
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
5.6.2 Luchtkwaliteit Heumenseweg 202
Voor de planlocatie aan de Heumenseweg is een onderzoek omgevingskwaliteit uitgevoerd waarin onder meer het aspect luchtkwaliteit is onderzocht (Bijlage 4). Hierover wordt het volgende gesteld:
Het plan voorziet in een voortzetting van de bestaande activiteit “wonen” en waarbij de agrarische bedrijfsvoering op dit perceel wordt beëindigd. Op het perceel wordt weliswaar een tweede woongebouw met twee woningen gerealiseerd met als gevolg een toename van verkeer op het perceel, doch draagt dit gezien de beperktheid niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse (NIBM). Ook is er met het wegbestemmen van het agrarisch bedrijf een verkeersafname.
Op basis van de NSL monitoringstool (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) kan bovendien worden vastgesteld dat het wegverkeer op omliggende wegen geen nadelige invloed heeft op de luchtkwaliteit in het plangebied.
Binnen het plangebied worden zoals eerder aangegeven de activiteiten van de veehouderij beëindigd. Deze sanering heeft een positieve invloed op de luchtkwaliteit in de directe omgeving. Het perceel is direct gelegen naast het Recreatiepark Wighenerhorst en Recreatiecentrum Alverna.
De meest nabijgelegen inrichting betreft een niet intensief, grondgebonden agrarisch bedrijf aan de Heumenseweg 200. Deze inrichting is gelegen op relatief korte afstand tot het plangebied doch zal door het situeren van de nieuwbouwwoningen binnen het plangebied op voldoende afstand tot deze inrichting, geen belemmering ondervinden in haar bedrijfsactiviteiten.
De meest maatgevende invloed op de luchtkwaliteit in de woonomgeving betreffen namelijk de beperkte aan- en afvoerbewegingen op minimaal 60 meter afstand tot de woningen op het perceel Heumenseweg 202. Daarbij valt dit agrarisch bedrijf onder milieucategorie 2 (VNG Bedrijven en Milieuzonering), waarvoor een richtafstand tot gevoelige objecten geldt van 10 meter voor het voorkomen van hinder door (fijn)stof. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.
Een nader onderzoek naar de nadelige invloed van inrichtingen op de luchtkwaliteit binnen het plangebied is dan ook niet van toepassing.
5.6.3 Luchtkwaliteit Valendrieseweg
Voor de planlocatie aan de Valendrieseweg is een onderzoek omgevingskwaliteit uitgevoerd waarin onder meer het aspect luchtkwaliteit is onderzocht (Bijlage 5).
Perceel 5323 zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als “Agrarisch met waarden -1”. Het voorgenomen plan voorziet in een wijziging tot “wonen” waarbij op het ruime perceel één vrijstaande woning wordt gerealiseerd. Een en ander aansluitend bij de reeds enige jaren geleden ingezette ruimtelijke ontwikkeling van een landelijk wooncluster aan de Valendrieseweg.
Op het perceel wordt weliswaar een woning gerealiseerd met als gevolg een toename van verkeer, doch draagt dit gezien de beperktheid niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse (NIBM).
Op basis van de NSL monitoringstool (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) kan bovendien worden vastgesteld dat het wegverkeer op omliggende wegen geen nadelige invloed heeft op de luchtkwaliteit in het plangebied.
In de directe omgeving van de geprojecteerde woningen zijn ook geen vergunningplichtige inrichtingen gelegen welke mogelijk hinder kunnen veroorzaken inzake luchtkwaliteit. Perceel 5323 grenst weliswaar ten noorden aan speeltuin “De Blije Dries”. De geprojecteerde woning op dit perceel is gelegen op minimaal 75 meter afstand tot de grens van deze milieucategorie 2 inrichting.
In de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering wordt gesteld dat voor het voorkomen van hinder door fijn stof en geur (aspecten van luchtkwaliteit) een richtafstand geldt van 0 meter voor speeltuinen. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.
Een nader onderzoek naar de nadelige invloed van inrichtingen op de luchtkwaliteit binnen het plangebied is dan ook niet van toepassing.
5.6.4 Conclusie
Er is voor het planvoornemen geconstateerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt.
5.7 Archeologie
5.7.1 Algemeen
In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin worden meegewogen in de besluitvorming.
In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
5.7.2 Archeologie Heumensweg 202
De locatie aan de Heumenseweg 202 is gelegen in archeologisch waardevol gebied. Er is derhalve archeologisch onderzoek verricht, Bijlage 6 . NB: de in bijlage 6 opgenomen figuur 5 met locatie van de tweekapper wijkt iets af van het uiteindelijke inrichtingsplan zoals dat is aangegeven in het bestemmingsplan. Dit doet evenwel niets af aan de conclusies uit het onderzoek en archeologisch advies.
Uit het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied een hoge archeologische verwachting heeft voor bewoningssporen, sporen van landgebruik en begravingsresten uit de periode Neolithicum – Middeleeuwen. Bovendien is in het deel van het plangebied dat door middel van een verkennend booronderzoek is onderzocht een fragment aardewerk uit de periode Bronstijd – IJzertijd/Romeinse tijd aangetroffen. Verder is al eerder in het plangebied een fragment van een fibula uit de IJzertijd/ Romeinse tijd aangetroffen. In het plangebied is dus sprake van een vindplaats uit de IJzertijd/Romeinse tijd en mogelijk al de Bronstijd. Archeologische resten worden met name verwacht in de vorm van grondsporen. Door verbruining worden deze grondsporen verwacht onder de Bw-horizont, vanaf een diepte van circa 80 cm -mv. Ter plaatse van de bestaande, onderkelderde bebouwing, is het archeologisch niveau waarschijnlijk vergraven. Voor de toekomstige nieuwbouwlocatie betekent dit dat ruim twee derde van de locatie is vergraven (600 m2 van 860 m2).
Het advies van Econsultancy is als volgt. Ten aanzien van het gehele plangebied adviseren wij om de bestaande dubbelbestemming ’waarde – archeologie 2’ te handhaven. Dit betekent dat voorafgaand aan eventuele vergunningplichtige bodemroerende werkzaamheden eerst verder onderzoek moet worden uitgevoerd. Een uitzondering hierop vormen de delen van het plangebied waarop onderkelderde veestallen staan. Hier is het archeologisch niveau naar verwachting verdwenen. Deze delen van het plangebied kunnen worden vrijgegeven. In het kader van de voorgenomen nieuwbouw adviseren wij om door planinpassing te zorgen dat de nieuwbouw op de locatie van een onderkelderde veestal wordt gerealiseerd.
Als de woningen op de nieuwe locatie ter plaatse van de te slopen varkensstallen zijn gepland, dan is er geen archeologisch onderzoek nodig, omdat onder de oude, onderkelderde stallen de bodem diep verstoord is.
Mocht planinpassing niet mogelijk zijn, dan is vervolgonderzoek noodzakelijk. Geadviseerd wordt om dit onderzoek meteen uit te voeren als een inventariserend veldonderzoek, karterende/waarderende fase. Omdat er voornamelijk grondsporen worden verwacht, kan dit onderzoek het best worden uitgevoerd als een proefsleuvenonderzoek op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Een verkennende fase door middel van boringen is niet opportuun. De bodemopbouw is bekend en een verkennend booronderzoek geeft te weinig inzicht in lokale verstoringen.
5.7.3 Archeologie Valendrieseweg
De locatie aan de Valendrieseweg is gelegen in archeologisch waardevol gebied. Er is derhalve archeologisch onderzoek verricht, Bijlage 7.
Uit het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat in het plangebied de bodemopbouw grotendeels intact is. De archeologische verwachting voor resten uit het Neolithicum – Middeleeuwen voor dit deel van het plangebied blijft bestaan. Archeologische resten worden met name verwacht in de vorm van grondsporen. Door verbruining worden deze grondsporen verwacht onder de Bw-horizont, vanaf een diepte van circa 80 cm -mv. Deze resten worden mogelijk bedreigd door toekomstige bouwwerkzaamheden.
Om vast te stellen of er daadwerkelijk behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn in het plangebied, is er in principe een inventariserend veldonderzoek, karterende/waarderende fase nodig. Omdat er voornamelijk grondsporen worden verwacht, kan dit onderzoek het best worden uitgevoerd als een proefsleuvenonderzoek op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
Echter, eerdere proefsleuvenonderzoek in het zandgebied rondom de Valendrieseweg (op het naastgelegen perceel en op de campus en het sportcentrum aan de Oosterweg) hebben niet tot het aantreffen van behoudenswaardige vindplaatsen geleid. Mogelijk komt dit doordat vindplaatsen toch zijn aangetast door grondbewerking en verbruining. Dus, alhoewel er op basis van de landschappelijke situering en de daadwerkelijke vondsten in de omgeving sprake is van een hoge archeologische verwachting, is de verwachting op het aantreffen van behoudenswaardige vindplaatsen wat Econsultancy betreft lager. Het gaat echter te ver om de verwachting helemaal op te geven.
In het kader van de voorgenomen herontwikkeling en de daarbij benodigde bestemmingsplanwijziging adviseert Econsultancy om de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ voor het noordelijke deel van het plangebied te wijzigen in ‘Waarde – Archeologie 3’ conform het bestemmingsplan Buitengebied Wijchen. Dit betekent dat archeologisch onderzoek in de toekomst nodig is bij vergunningplichtige bodemingrepen groter dan 1000 m2 in plaats van de huidige 120 m2.
5.7.4 Conclusie
Conform het advies van het archeologisch bureau is de woning aan de Heumenseweg 202 beoogt ter plekke van voormalige onderkelderde veestal. Daarmee is een vervolgonderzoek niet noodzakelijk. Aan de Valendrieseweg is voor het gebied de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' toegekend. Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
5.8 Cultuurhistorie
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6. een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
5.8.1 Regeling
Om cultuurhistorische waarden in de gemeente te borgen hanteert de gemeente Wijchen het paraplubestemmingplan 'Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen' (vastgesteld op 3 mei 2017). In het parapluplan is voor een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied' opgenomen. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden bestemd voor het behoud, beheer en versterking van de cultuurhistorische waarden.
Deze dubbelbestemming stelt voor uitsluitend de agrarische bestemmingen de voorwaarde voor het verlenen van een omgevingsvergunning dat de werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg mogen hebben van de cultuurhistorische waarden wanneer de benodigde werkzaamheden voor beoogd planvoornemen plaatsvinden.
5.8.2 Planlocaties
Enkel de kavel aan de Valendrieseweg is gelegen in cultuurhistorisch waardevol gebied. Voor de andere planlocatie Heumenseweg geldt dat niet.
Figuur 14 Uitsnede Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen
De gemeente Wijchen heeft een cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd (RAAP-rapport 3040, september 2015). Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de inventarisatiekaart weergegeven.
Figuur 15 Uitsnede Uitsnede inventarisatiekaart van cultuurlandschappen, landschapselementen en bouwkunst (RAAP-rapport 3040)
Uit de inventarisatiekaart kan worden afgeleid dat binnen het plangebied het historische landschap droge kampontginning op rivierduin of dekzandrug aanwezig is.
Het agrarisch karakter van het plangebied blijft behouden, door gedeelten van het gebied als open grasland te behouden. Deze openheid is vastgelegd in het landschapsplan (zie ook 3.5.2). Binnen het plangebied zijn geen fysieke cultuurhistorische elementen meer aanwezig.
In het plangebied zijn geen monumentale panden aanwezig zoals vastgelegd door Rijk, provincie of gemeente. Ook in de nabije omgeving zijn geen (Rijks)monumenten die aangetast worden door het planvoornemen.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
5.9 Natuur
5.9.1 Beschermde gebieden
Gezien de relatief grote afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (8,2 kilometer) is het voor de meeste effecten redelijkerwijs uit te sluiten dat negatieve effecten ontstaan op Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorgenomen plannen. Om aan te tonen dat het plan niet leidt tot significant negatieve effecten is een stikstofberekening uitgevoerd. Daartoe zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- In het kader van stikstof is een tijdelijke realisatiefase (sloop, bouw) en gebruiksfase aan de orde;
- Voor het planvoornemen bestaat in de realisatiefase uit het slopen van de bebouwing aan de Heumenseweg 202 en het realiseren van 3 woningen aan de Heumenseweg 202 en Valendrieseweg;
- De gebruiksfase bestaat enkel uit emissies ten aanzien van verkeer, de woningen worden immers gasloos uitgevoerd;
- In Bijlage 8 is de output van de Aerius berekening toegevoegd. Hieruit is gebleken dat er tijdens de gebruiksfase geen significante stikstofeffecten optreden op nabijgelegen Natura 2000 gebieden. Gehanteerde uitgangspunten zijn daarbij dat er gemiddeld verkeersbewegingen per woning en naar de opslag worden gegenereerd zoals opgenomen in paragraaf 5.11 Verkeer en parkeren, waarbij het verkeer op de locatie Heumenseweg is doorgerekend tot de hoofdweg (Graafseweg) en het verkeer van en naar de locatie Heumenseweg is doorgerekend tot aan de aansluiting Heumenseweg.
- In Bijlage 9 is de output van de Aerius berekening toegevoegd van de gebruiksfase. Hieruit is gebleken dat er tijdens de bouwfase geen significante stikstofeffecten optreden op nabijgelegen Natura 2000 gebieden. Naast het bouwen zijn er ook sloopwerkzaamheden aan de orde. Er wordt aangenomen dat daartoe er een sloopkraan gedurende 5 dagen aan het werk is en een graver ca. 10 dagen;
- Het bouwverkeer wordt ingeschat op ca. 50 zware vrachtbewegingen en 20 lichte verkeersbewegingen voor de sloop en tijdens de bouw ca. 25 zware verkeersbewegingen en 50 lichte verkeersbewegingen per woning. Voor de bouwwerkzaamheden van vrijstaande woninge wordt op basis van de handreiking van het ministerie uitgegaan van een emissie van 3 kg NOx per woning.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het aspect gebiedsbescherming geen belemmering vormt voor het planvoornemen, zelfs niet als in één jaar alle sloop- en bouwactiviteiten zouden plaatsvinden. Terzijde wordt opgemerkt dat de beëindiging van het houden van paarden op de locatie Heumenseweg tot een afname zal leiden die een veelvoud is van de stikstoftoename in de bouw- en gebruiksfase.
GNN en GO: De voorgenomen plannen hebben door de afstand en de relatief kleinschalige aard van de werkzaamheden geen (significant) negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN en de GO.
5.9.2 Beschermde soorten
5.9.3 Conclusie
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het planvoornemen. De steenuil komt overigens wel op enige afstand ten oosten van de planlocatie voor. Door toevoeging van hagen, bomen en zowel meer intensief gemaaid gras als weelderig, extensief beheerd gras en struweel, nemen de fourageermogelijkheden voor de uil in het plangebied toe.
Voor wat betreft het aspect 'natuurinclusief bouwen' hanteert de gemeente beleid dat stimulerend is voor initiatiefnemers. Bij de verdere uitwerking van de bouwplannen zal initiatiefnemer hierop gewezen worden. De uitgewerkte landschapsplaanen voor beide locaties houden hier reeds rekening mee.
5.10 Leidingen
Door het plangebied aan de Heumenseweg 202 en aan de Valendrieseweg lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het plan.
5.11 Verkeer En Parkeren
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie en het bepalen van de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van de normen uit publicatie 381 van het CROW. Op basis van het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen (2020), wordt gebruik gemaakt van de maximumnormen voor rest bebouwde kom in een matig stedelijk gebied. Aangezien het hier gaat om een kleinschalige ontwikkeling wordt maatwerk verricht.
5.11.1 Verkeer en parkeren Heumenseweg 202
De totale verkeersgeneratie bij de realisatie van drie nieuwe woningen is beperkt. Om de verkeersgeneratie van en naar het plangebied te bepalen is gebruik gemaakt van de maximumnormen van het CROW voor 3 vrijstaande koopwoningen in de rest bebouwde kom in een matig stedelijk gebied.
Uitgaande van de CROW-normen bedraagt de gemiddelde verkeersgeneratie per weekdaggemiddelde:
Koop, vrijstaand: 8,6 * 3 woningen = 25,8 verkeersbewegingen
Als gevolg van de statische opslag (caravans) worden gemiddeld maximaal 6 verkeersbewegingen per etmaal verwacht.
De totale verkeersgeneratie bedraagt daarmee gemiddeld 32 verkeersbewegingen per weekdag.
De capaciteit van de Heumenseweg is ruim voldoende om deze verkeersgeneratie te kunnen verwerken. Te meer omdat deze af neemt door de sanering van het agrarisch bedrijf en er reeds één woning aanwezig is In het landschapsplan is weergegeven dat de inritten zorgdragen voor een goede ontsluiting op het perceel. Het planvoornemen leidt niet tot negatieve effecten op de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid.
Op basis van het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen (2020) kan gebruik worden gemaakt van CROW-normen. De daadwerkelijke parkeerbehoefte is met name afhankelijk van de levensstandaard van de toekomstige gebruikers. Aangezien het gaat om zeer ruime percelen, is op eigen terrein zonder meer voldoende ruimte om per woning voldoende parkeerplaatsen te realiseren. Daarbij kan een perceel worden voorzien van meerdere parkeerplaatsen op eigen terrein om te kunnen voorzien in de eigen parkeerbehoefte. De bewoners van de toekomstige woningen kunnen daarbij naar eigen inzicht parkeerplaatsen inrichten, afhankelijk van de behoefte van de betreffende bewoner(s). Daarbij wordt de gemeentelijke vereiste om 100% van de parkeerbehoefte op eigen terrein te realiseren in acht genomen. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte en voldoet het plan aan het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen. In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de aanleg van 2 parkeerplaatsen per woning, met voldoende ruimte om een derde auto ook op eigen terrein te kunnen parkeren. Op het landschapsplan zijn deze parkeerplaatsen indicatief ingetekend.
5.11.2 Valendrieseweg
Om de verkeersgeneratie van en naar het plangebied te bepalen is gebruik gemaakt van de maximumnormen van het CROW voor 1 vrijstaande koopwoning in de rest bebouwde kom in een matig stedelijk gebied.
Uitgaande van de CROW-normen bedraagt de gemiddelde verkeersgeneratie per weekdaggemiddelde:
Koop, vrijstaand: 8,6 verkeersbewegingen
De totale verkeersgeneratie bedraagt daarmee gemiddeld 9 verkeersbewegingen per weekdag.
De capaciteit van de Valendrieseweg is ruim voldoende om deze verkeersgeneratie te kunnen verwerken. In het landschapsplan is weergegeven dat de inritten zorgdragen voor een goede ontsluiting op het perceel. Het planvoornemen leidt niet tot negatieve effecten op de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid.
Op basis van het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen (2020) kan gebruik worden gemaakt van CROW-normen. De daadwerkelijke parkeerbehoefte is met name afhankelijk van de levensstandaard van de toekomstige gebruikers. Aangezien het gaat om een zeer ruim perceel, is op eigen terrein zonder meer voldoende ruimte om voldoende parkeerplaatsen te realiseren. Daarbij kan het perceel worden voorzien van meerdere parkeerplaatsen op eigen terrein om te kunnen voorzien in de eigen parkeerbehoefte. De bewoners van de toekomstige woning kunnen daarbij naar eigen inzicht parkeerplaatsen inrichten, afhankelijk van de behoefte van de betreffende bewoner(s). Daarbij wordt de gemeentelijke vereiste om 100% van de parkeerbehoefte op eigen terrein te realiseren in acht genomen. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte en voldoet het plan aan het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen. In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de aanleg van 2 parkeerplaatsen per woning, met voldoende ruimte om een derde auto ook op eigen terrein te kunnen parkeren. Op het landschapsplan zijn deze parkeerplaatsen indicatief ingetekend.
5.11.3 Conclusie
Uit het bovenstaande kan worden concluderend dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmering oplevert voor het planvoornemen.
5.12 Water
Op basis van de Wro en het Bro is de watertoets verplicht bij bestemmingsplannen, inpassingsplannen, buitenplanse omgevingsvergunningen en, buiten toepassing verklaringen van beheerverordeningen. Voor overige plannen dient een watertoets te worden uitgevoerd op basis van het nationaal bestuursakkoord water. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. Het Bro regelt de verplichte waterparagraaf in de toelichting bij genoemde ruimtelijke plannen en het overleg met de waterbeheerder (wateradvies).
De waterparagraaf beschrijft de wijze waarop rekening wordt gehouden met eventuele gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.
5.12.1 Beschrijving van het watersysteem
In deze paragraaf wordt de huidige situatie van het watersysteem ter plekke omschreven.
Geomorfologie en grondwatersysteem:
Het plangebied aan de Valendrieseweg kent een maaiveldhoogte van tussen ca. 8 en 9 meter +N.A.P. (op basis van actueel hoogtebestand Nederland). De grondwaterstand bedraagt regionaal gezien circa 7,5 m+NAP. Regionaal gezien is de stromingsrichting van het freatisch grondwater zuidwestelijk..
Het maaiveld van de locatie Heumenseweg ligt op circa 9,4 m +NAP. De grondwaterstand van het eerste watervoerende pakket bedraagt regionaal gezien circa 7,5 m +NAP.
De bodem op de planlocatie Heumenseweg 202 bestaat uit Holtpodzolgronden; grof zand aan de Valendrieseweg hoge bruine enkeerdgronden; grof zand .
Figuur 16 Bodemkaart van NL (bron: Atlas van de Leefomgeving) met ligging planlocatie
Oppervlaktewatersysteem:
Er zijn geen waterlopen binnen of in de nabijheid van beide planlocaties gelegen. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater is op meer dan 100 m uit de planlocaties gelegen. Dit is relevant i.v.m. bergingseisen bij infiltratie van hemelwater (Keur Waterschap Rivierenland 2014). De locaties Valedrieseweg en Heumenseweg liggen in peilvak CIT008, waar geen peilbeheer geldt.
Natuurwaarden
De planlocaties liggen binnen een zone met specifieke ecologische doelstellingen (vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland). Het gaat om de aanwezigheid van speciale waterecologie in het gebied tussen Wijchen en Heumen. Dit is vastgelegd in artikel 4.9 van de Omgevingsverordening (zie ook paragraaf 4.2.2).
5.12.2 Beleid
Europese Kaderrichtlijn Water (2000):
Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. In de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichtingen per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewater binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een ‘goede ecologische toestand’ (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een ‘goede ecologisch potentieel’(GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Waterwet:
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Kort samengevat regelt de Waterwet het beheer van oppervlaktewater en grondwater. De Waterwet biedt instrumenten om het waterbeheer op een doeltreffende en doelmatige manier op te pakken. Ook vervangt de Waterwet een groot aantal wetten op het gebied van water. Hieruit is op rijksniveau een Nationaal Waterplan ontwikkeld. Dit plan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid.
De provincie Gelderland heeft een Regionaal Waterplan opgesteld. De bedoeling is dat op basis van deze structuurvisies plannen van de Waterwet doorwerken in de ruimtelijke ordening en ervoor zorgen dat de waterbelangen op een goede manier worden geborgd.
De op 1 januari 2008 ingevoerde Wet gemeentelijke watertaken is opgenomen in de Waterwet. Door deze wetgeving kunnen gemeenten een verbrede zorgplicht op zich nemen. Deze wetgeving maakt het mogelijk om rioolheffing te heffen voor zuiveringstechnisch werk dat door de gemeente (of waterschap/derde) wordt beheerd op grond van de Gemeentewet.
Nationaal Waterplan 2016-2021:
Het nationaal waterbeleid voor de komende jaren is in 2015 vastgesteld door het kabinet in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Het Rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte termijn.
Waterbeheerprogramma 2022-2027 "Versterken. Verbinden. Vergroenen"
Met dit programma blijft het Waterschap Rivierenland op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende en schoon water te hebben en om afvalwater effectief te zuiveren. Meer dan in eerdere waterbeheerprogramma’s heeft het waterschap aandacht voor klimaatverandering en maatschappelijke thema’s zoals duurzaamheid, energietransitie en biodiversiteit.
Gemeentelijk waterbeleid en waterbeheer:
In de Strategische waternota van de gemeente Wijchen zijn de thema’s en uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer omschreven. Deze zijn ook onder de alinea met beleidsuitgangspunten samengevat. In het kader van de watertoets moet een vertaalslag worden gemaakt naar de concrete plansituatie.
Tevens beschikt de gemeente over een Gemeentelijk rioleringsplan GRP, waarin de gemeente invulling geeft aan haar zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het gemeentelijk waterbeleid is met name gericht op het voorkomen, beperken of tot een aanvaardbaar risico terugbrengen van wateroverlast en schade aan milieu en volksgezondheid.
Op grond van de Waterwet (artikel 3.5 en 3.6) heeft de gemeente een zorgplicht voor inzameling en verwerking van overtollig hemel- en grondwater. Perceeleigenaren dienen hemelwater op eigen perceel te verwerken. Indien dit redelijkerwijs niet kan worden verlangd treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking. Daarnaast heeft de gemeente een zorgplicht bij het treffen van maatregelen in openbaar gebied om structureel de gevolgen van grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen c.q. te beperken, tenzij dit niet doelmatig is of de verantwoordelijkheid van de provincie of het waterschap.
5.12.3 Planvoornemen in relatie tot waterhuishouding
5.12.4 Conclusie
Realisatie van het planvoornemen leidt niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het aspect water vormt daarom geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
6.1 Algemeen
Op de verbeelding is met behulp van de methode uit SVBP 2012 de bestemming van de gronden aangegeven. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding brengt de planregels in beeld. De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel 'begripsbepalingen' waarin is toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Het tweede artikel is 'Wijze van meten', waarin is aangegeven hoe de benoemde maatvoering moet worden gemeten.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk betreft een nadere verklaring van de bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De gehanteerde bestemmingen zijn in paragraaf 6.2 kort toegelicht.
3. Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. De gehanteerde algemene bepalingen zijn kort toegelicht in paragraaf 6.3
4. Overgangs- en slotregels
Binnen de overgangsbepalingen is geregeld dat bouwwerken en plannen die (legaal) bestaan op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, maar die in strijd zijn met het bestemmingsplan, mogen worden herbouwd mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingplan genoemd. Deze naam moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.
6.2 Bestemmingen
Binnen dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen:
Agrarisch met waarden - 1: De agrarische bestemming uit het vigerende bestemmingsplan is, wat betreft de relevante onderdelen, overgenomen in dit plan. In de nadere detaillering is een koppeling gelegd met de, in de bijlage opgenomen, landschappelijke inpassing. Binnen de woonbestemming is de aanleg en instandhouding van de landschappelijk inpassingen met een voorwaardelijke verplichting gewaarborgd.
Wonen- 1:Voor de nieuw op te richten woningen en de bestaande woning en de voor opslagdoeleinden behouden bedrijfsgebouw is de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen. De woningen mogen uitsluitend worden opgericht binnen een bouwvlak. De regeling van de woningen en bijgebouwen is afgestemd op recente woonbestemmingen. Ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing is in de woonbestemming een voorwaardelijke verplichting voor aanleg binnen 3 jaar na afgifte van een omgevingsvergunning voor (de eerst te bouwen) woning opgenomen. Mocht in de tussentijd een aanpassing van de landschappelijke inpassing noodzakelijk en/of doelmatig zijn, dan kan het bevoegd gezag hiervoor een omgevingsvergunning afgeven.
Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3: Deze dubbelbestemmingen zijn overgenomen uit het bestemmingsplan buitengebied op basis van de adviezen zoals die zij opgenomen in de archeologische onderzoeken die voor dit plan zijn uitgevoerd en beschermen de archeologische verwachtingswaarde die voor de gronden binnen het plangebied gelden.
Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied: De dubbelbestemming Cultuurhistorisch waardevol is overgenomen uit het Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen.
6.3 Algemene Regels
De algemene regels omvatten de standaardregels zoals de anti-dubbeltelregel. Voor de regeling binnen dit bestemmingsplan is bovendien het bestaande Wijchense parkeerbeleid opgenomen, als ook de standaard afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels.
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Haalbaarheid
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt betreft een particulier initiatief waarbij alle plankosten voor rekening komen van de initiatiefnemer.
De gemeente Wijchen heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin wordt vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten betreffende eventuele planschade bij de initiatiefnemer ligt. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.
Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen consequenties voor de gemeentelijke kas.
7.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid
Initiatiefnemers hebben hun plannen besproken met omwonenden / belanghebbenden in een omgevingsdialoog, alvorens dat het bestemmingsplan in procedure is gebracht. Daaruit blijkt dat belanghebbenden de plannen aanvaardbaar vinden. Met aangegeven wensen uit de omgeving wordt binnen het redelijke rekening gehouden.
De bijlagen Bijlage 15 Verslag participatie Valendrieseweg en Bijlage 16 Verslag participatie Heumenseweg zijn opgenomen met daarin de verslaglegging.
7.2.1 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen met andere betrokken overheden en overheidsdiensten, zoals naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen. In dit geval zijn er geen directe belangen van het waterschap of provincie in het geding.
7.2.2 Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Na het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan heeft een ieder de mogelijkheid gehad om te reageren op dit plan. Op basis van het ontwerp bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend die leiden tot een gewijzigde vaststelling. Het plan is ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Voorwaardelijke Verplichting Sloop
Bijlage 1 Voorwaardelijke verplichting sloop
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Heumenseweg En Valendrieseweg
Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Heumenseweg en Valendrieseweg
Bijlage 3 Cultuurhistorische Waarderingskaart
Bijlage 3 Cultuurhistorische waarderingskaart
Bijlage 4 Beleidsnota Samen In Verscheidenheid
Bijlage 4 Beleidsnota samen in verscheidenheid
Bijlage 1 Landschapsplan Valendrieseweg En Heumenseweg
Bijlage 1 Landschapsplan Valendrieseweg en Heumenseweg
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Heumenseweg 202
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek Heumenseweg 202
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Valendrieseweg
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Valendrieseweg
Bijlage 4 Onderzoek Omgevingskwaliteit Heumenseweg 202
Bijlage 4 Onderzoek omgevingskwaliteit Heumenseweg 202
Bijlage 5 Onderzoek Omgevingskwaliteit Valendrieseweg
Bijlage 5 Onderzoek omgevingskwaliteit Valendrieseweg
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek Heumenseweg 202
Bijlage 6 Archeologisch onderzoek Heumenseweg 202
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek Valendrieseweg
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek Valendrieseweg
Bijlage 8 Stikstofberekening Gebruiksfase
Bijlage 8 Stikstofberekening gebruiksfase
Bijlage 9 Stikstofberekening Bouwfase
Bijlage 9 Stikstofberekening bouwfase
Bijlage 10 Quickscan Flora En Fauna Heumenseweg 202
Bijlage 10 Quickscan Flora en Fauna Heumenseweg 202
Bijlage 11 Vervolgonderzoek Steenuilen Heumensweg 202
Bijlage 11 Vervolgonderzoek Steenuilen Heumensweg 202
Bijlage 12 Quickscan Flora En Fauna Valendriesweg
Bijlage 12 Quickscan Flora en Fauna Valendriesweg
Bijlage 13 Watertoets Heumenseweg 202
Bijlage 13 Watertoets Heumenseweg 202
Bijlage 14 Watertoets Valendrieseweg
Bijlage 14 Watertoets Valendrieseweg
Bijlage 15 Verslag Participatie Valendrieseweg
Bijlage 15 Verslag participatie Valendrieseweg