Zaltbommel, De Wildeman II (zonnepanelen)
Bestemmingsplan - Gemeente Zaltbommel
Vastgesteld op 10-06-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Zaltbommel, De Wildeman II (zonnepanelen)' met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBP20180011-VS01 van de gemeente Zaltbommel.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regel worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.7 belemmeringenstrook
een strook grond ter plaatse van en ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de verbinding te kunnen garanderen.
1.8 bestaand
- a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.18 drijvend zonnepaneel
een zonnepaneel op water met fotovoltaïsche cellen dat elektriciteit opwekt.
1.19 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.20 geluidszoneringsplichtige inrichtingen
bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.21 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.22 hoogspanningsverbinding
een ondergrondse verbinding met een spanningsniveau hoger dan 110 kV.
1.23 opslag
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.
1.24 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 overkapping
overige bouwwerken met maximaal één gesloten wand.
1.26 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.27 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken
de diepte van een aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt loodrecht gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw.
2.7 het peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. (verkeer te water);
- c. taluds en natuurvriendelijke oevers;
- d. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, en ten behoeve van de waterafvoer en waterberging;
- e. drijvende zonnepanelen ten behoeve van duurzame energieopwekking, een en ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de maximum bouwhoogte van drijvende zonnepanelen bedraagt 2,0 m boven het waterpeil;
- c. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4,0 m.
Artikel 4 Leiding - Gas
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.
4.2 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
4.3 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien:
- a. de veiligheid met betrekking tot de leidingenstrook niet wordt geschaad;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
- c. een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten of zeer kwetsbare worden toegelaten.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. Het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
4.6 Omgevingsvergunning oor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning 2' aangewezen gronden zijnnaast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van elektriciteit door een ondergrondse hoogspanningsleiding van 150kV (kilovolt) met bijbehorende belemmeringenstrook en overige functioneel met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning 2' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
- a. Op de als 'Leiding - Hoogspanning 2' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3,0 m ten behoeve van de hoogspanningsverbinding genoemd in lid 5.1, met dien verstande dat op de als 'Water' bestemde gronden tevens het bouwen van drijvende zonnepanelen ten behoeve van duurzame energieopwekking is toegestaan met een maximum bouwhoogte van 2,0 m boven het waterpeil.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en):
- a. mits de veiligheid met betrekking tot de leidingen niet wordt geschaad;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leidingen;
- c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder(s) van de leidingen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. een bovengrondse en/of ondergrondse hoogspanningsleiding;
- b. het tegengaan van een te hoge magneetveldbelasting op magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige objecten.
6.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met dien verstande dat op de bestemming 'Water' drijvende zonnepanelen zijn toegestaan ten behoeve van duurzame energieopwekking met een maximum bouwhoogte van 2,0 m boven het waterpeil;
- b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- c. In afwijking van het bepaalde in sub a mag een hoogspanningsleiding worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
- 1. de bouwhoogte van masten mag niet meer bedragen dan 60 m;
- 2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de leiding mag niet meer bedragen dan 4,0 m;
- 3. het leidingvlak dient binnen de bestemmingsgrenzen te vallen;
- 4. de magneetveldzone van de leiding dient binnen de bestemmingsgrenzen te vallen;
- d. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen magneetveldongevoelige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van maximaal 2,0 m voor zover deze objecten krachtens de andere ter plaatse geldende bestemmingen zijn toegestaan.
6.3 Afwijken van bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van:
- a. het bouwen van magneetveldongevoelige gebouwen en bouwwerken, mits:
- 1. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
- 2. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen;
- b. het bouwen van magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken buiten de magneetveldzone, mits:
- 1. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
- 2. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen;
- c. het bouwen van magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken binnen de magneetveldzone, mits:
- 1. aannemelijk is dat daarin of daarop kinderen tot 16 jaar niet vaker dan twee keer per week gedurende meer dan twee uur verblijven;
- 2. ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het jaargemiddelde magneetveld niet hoger is dan 100 microtesla;
- 3. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen;
- 4. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
- d. bij de beoordeling van de afwijkingen bij een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van de betreffende leidingbeheerder.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
- b. gebruik van gronden en bouwwerken binnen de magneetveldzone van een hoogspanningsleiding als magneetveldgevoelig object dan wel magneetveldbeoordelingsplichtig object, met uitzondering van bestaande objecten.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 ten behoeve van het gebruik van magneetveldbeoordelingsplichtige objecten in de magneetveldzone, mits:
- a. aannemelijk is dat in of op het magneetveldbeoordelingsplichtig object binnen de magneetzone niet vaker dan twee keer per week gedurende meer dan twee uur kinderen tot 16 jaar verblijven; dan wel
- b. het magneetveldbeoordelingsplichtig object betreft een erf bij een (bedrijfs)woning dat zodanig groot is en gelegen is dat, gelet op de overblijvende speelmogelijkheden op het erf buiten de magneetveldzone, een magneetveldzone over het erf geen onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel met zich meebrengt, terwijl de hoogspanningsleiding binnen deze bestemming bezwaarlijk anders gesitueerd kan worden dan op een zodanige wijze dat de magneetveldzone over het erf komt te liggen;
- c. in geen geval mag ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het jaargemiddelde magneetveld hoger zijn dan 100 microtesla.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 geluidzone - industrie
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Maatvoering
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan een omgevingsvergunning kan worden verleend, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.
10.2 Nutsvoorzieningen e.d.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van:
- a. bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales en abri's, waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
- b. antennemasten, vlaggenmasten en lichtmasten met geen grotere bouwhoogte dan 10 m.
- c. een telecommunicatiemast met een bouwhoogte van niet meer dan 40 m, indien en voor zover:
- 1. de noodzaak van de mast met het oog op de landelijke telefoondekking wordt aangetoond;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de aanliggende gronden;
- 3. wordt zorggedragen voor een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing.
Artikel 11 Overige Regels
Het bestemmingsplan 'Parapluplan parkeren (digitaal)' en het bestemmingsplan 'Parapluplan parkeren (analoog)', zoals de gemeenteraad beiden heeft vastgesteld d.d. 14 juni 2018 met plan-ID NL.IMRO.0297.BGBBP20180002-VS01 respectievelijk NL.IMRO.0297.BGBBP20180003-VS01, blijven van toepassing op het plangebied van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Zaltbommel, De Wildeman II (zonnepanelen)'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Zaltbommel staat voor duurzaamheid. In het coalitieakkoord geeft de gemeente Zaltbommel aan dat het haar doel is om het gebruik van fossiele energie om te zetten naar duurzame energie. Hierbij geldt dat zonnepanelen o.a. bij voorkeur worden geplaatst op locaties waar geen ander nuttig gebruik denkbaar is, zoals retentievijvers. Op het bedrijventerrein Wildeman II bevindt zich een waterretentie. De gemeente wil de mogelijkheid realiseren om op de waterretentie drijvende zonnepalen te plaatsen.
In het geldende bestemmingsplan 'Zaltbommel, De Wildeman II' zijn ter plaatse van de bestemming 'Water' drijvende zonnepanelen niet toegestaan. Om het drijvende zonnepanelen mogelijk te maken moet de bestemming 'Water' worden herzien. Ook ter plaatse van de dubbelstemmingen 'Hoogspanning' en 'Hoogspanningsverbinding' zijn drijvende zonnepanelen niet toegestaan. Voor het mogelijk maken van de zonnepanelen moeten daarom ook deze bestemmingen worden herzien.
De wijzigingen kunnen worden verwezenlijkt door middel van een bestemmingsplanherziening in een bestemmingsplan ter plaatse van de waterretentie.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt op het industrieterrein Wildeman II in Zaltbommel.
De beoogde drijvende zonnepanelen zijn gepland ter plaatse van de waterretentie aan de N322. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 3 ha. De begrenzingen van het bestemmingsplangebied worden gevormd:
- aan de zuidzijde door de N322;
- aan de noordzijde door de Bommelsekade;
- aan de westzijde door het bedrijventerrein;
- en aan de oostzijde door agrarisch gebied.
De situering van het plangebied is (globaal) weergegeven in navolgende figuur:
Globale afzetting van het plangebied (bron: www.google.nl/maps)
1.3 Geldende Bestemmingsplan
Op het planbied zijn meerdere bestemmingsplannen van toepassing. Dit zijn het bestemmingsplan 'Zaltbommel, de Wildeman II' (NL.IMRO.0297.ZBMBP20160010-VS01) vastgesteld op 16 november 2016 en het bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel, Bommelsekade 150 kV-leiding' (NL.IMRO.0297.BGBBP20170008-VS01) vastgesteld 22 februari 2018. Daarnaast geldt voor het plangebied tevens het 'Parapluplan Parkeren' (NL.IMRO.0297.BGBBP20180002-VS01) vastgesteld op 14 juni 2018.
De drijvende zonnepanelen passen niet binnen de kaders van de geldende bestemmingsplannen.
1.4 Leeswijzer
De toelichting bestaat uit 5 hoofdstukken. Dit eerste hoofdstuk bevat de aanleiding van dit bestemmingsplan. Het tweede hoofdstuk schetst de huidige en toekomstige situatie van het plangebied. Het derde hoofdstuk bevat de relevante beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In het vierde hoofdstuk komt de milieutoets aan de orde, waarbij alle relevante (wettelijk verplichte) milieuaspecten en ruimtelijk relevante belangen aan de orde komen. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. De toelichting eindigt met hoofdstuk 6 waarin de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod komen.
Hoofdstuk 2 Situatieschets
2.1 Huidige Situatie
De gemeente Zaltbommel is één van de acht gemeenten in de Gelderse regio Rivierenland. Binnen deze regio is Zaltbommel, samen met de gemeente Maasdriel, gelegen in de Bommelerewaard. De Bommelerwaard is gelegen tussen de rivieren de Waal in het noorden, de Maas in het oosten en zuiden en de Afgedamde Maas in het westen.
Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein Wildeman II. Dit terrein beslaat netto 15 ha bedrijventerrein en grenst aan bedrijventerrein Wildeman I, dat sinds 2005 in uitgifte is.
Aan de oostkant van het bedrijventerrein is de waterretentie gelegen ten behoeve van de watercompensatie. Onder de waterretentie is een (ondergrondse) hoogspanningsverbinding gelegen. Tevens loopt boven het plangebied een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
Indicatieschets waterretentie bedrijventerrein Wildeman II
2.2 Toekomstige Situatie
Op het wateroppervlakte van het waterretentiegebied zijn drijvende zonnepanelen gepland. Het gaat hierbij om zonnepanelen op vlonders. Hierbij wordt voor de zekerheid uitgegaan van een bouwhoogte (boven de waterlijn) van 2,0 m.
Het gebruik van de waterretentie voor de drijvende zonnepanelen betreft een gebruik als nevenfunctie. De waterretentie blijft na realisatie van de zonnepanelen zijn huidige functie (watercompensatie) behouden.
In dit bestemmingsplan wordt in de planregels een regeling opgenomen waardoor op de bestemming 'Water' drijvende zonnepanelen kunnen worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 2,0 m. Er is nog niet definitief is besloten over de uitvoering van de zonnepanelen. Het is wel duidelijk dat het gaat om een constructie op vlonders. Om enige flexibiliteit te houden is in dit bestemmingsplan rekening gehouden met een bouwhoogte van 2,0m boven de waterlijn. Ook voorziet het plan in een wijziging van de dubbelstemmingen 'Leiding-Hoogspanning' en 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' zodat ter plaatse drijvende zonnepanelen kunnen worden geplaatst.
Ter illustratie: een foto van drijvende zonnepanelen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Rijk zet in de SVIR uiteen welke nationale belangen het heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten hiervoor worden ingezet. In de structuurvisie 'Infrastructuur en Ruimte' formuleert het Rijk de doelstellingen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn. De structuurvisie heeft o.a. betrekking op:
- rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
- rijksbelangen m.b.t. (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
- rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.
Ten aanzien van energievoorziening is aangegeven dat een toekomstbestendige energievoorziening van vitaal belang is voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol. Deze is in Nederland van hoog niveau in vergelijking met andere Europese landen. De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit en gas in Nederland nog gestaag. Het opvangen van deze groei en het handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid vragen om uitbreiding van het productievermogen (waaronder het decentrale vermogen) en de energienetwerken.
Met de SVIR wordt een andere koers ingezet in het nationale ruimtelijk beleid. Er is nu vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale benadering met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat dan ook meer over aan provincies en gemeenten. De SVIR gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Dit betekent dat het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor het verantwoordelijk is en resultaat wil boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Zo is het primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening(zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.
Planspecifiek
Voorliggend plan moet ruimte gaan bieden voor de realisatie van drijvende zonnepanelen. Het plan levert daarmee een bijdrage aan de doelstellingen van het rijksbeleid. Daarmee is de beoogde ontwikkeling in overeenstemming met de beleidskaders.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de SVIR. In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan heeft geen relatie met de nationale belangen, zoals deze in het Barro zijn opgenomen.
3.1.3 Energieakkoord (2013)
In het energieakkoord is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het energieakkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken op de korte- en middellange termijn.
Hiervoor zijn de volgende doelen geformuleerd:
- een besparing van energieverbruik met gemiddeld 1,5 % per jaar;
- 100 PJ energiebesparing per 2020;
- een toename van het aandeel duurzame energie naar 14 % van het totale jaarverbruik in Nederland in 2020 met een doorgroei naar 16 % in 2023;
- het creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen binnen de duurzame energiesector.
Deze doelen zijn verder uitgewerkt in verschillende pijlers.
Planspecifiek
Voor de ontwikkeling van de drijvende zonnepanelen zijn vooral pijler 2 'Opschalen hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 'Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)' van belang. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn alle vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon. Momenteel bedraag het aandeel zonne-energie minder dan 1% van de totale energieproductie.
De toekomstige zonnepanelen leveren een bijdrage aan de doelstelling van het rijk om te komen tot een aandeel van 16 % aan duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023.
3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Volgens de nota van toelichting bij het Bro moet worden bekeken of door het benutten van leegstaande verstedelijkingsruimte in bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte. Zoals ook volgt uit onder andere de uitspraak met het nummer 201303578/1/R4 kunnen, naar het oordeel van de Raad van State, planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als leegstaande verstedelijkingsruimte worden aangemerkt. Een dergelijke locatie wordt gezien als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied.
De ontwikkeling van de drijvende zonnepanelen wordt gezien als een bedrijfsmatige activiteit en als zodanig aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling binnen de ladder. Hiervoor dient bij een ontwikkeling de toetsing aan de ladder te worden gedaan.
Planspecifiek
Op basis van het energieakkoord geldt dat er binnen Nederland behoefte is aan verschillende vormen van duurzame energie om te komen tot een aandeel van 16 % duurzame energie in 2023. Hiervoor dienen alle vormen van duurzame energie te worden benut. Daarnaast wil de provincie Gelderland in 2050 energieneutraal zijn. De gemeente Zaltbommel heeft als doelstelling om vanaf 2013 alle sociale huurwoningen energieneutraal te maken. Om dit te bewerkstelligen is het noodzakelijk dat er nieuwe vormen van duurzame energieopwekking worden gerealiseerd.
De beoogde heeft betrekking op de realisatie van een grootschalige opwekking van duurzame energie door middel van drijvende zonnepanelen. Hiervoor is het noodzakelijk dat er voldoende vrije ruimte beschikbaar is. Via dubbelgebruik van de waterretentie van het bedrijventerrein De Wildeman II wordt er zo efficiënt mogelijk gebruik gemaakt van het bestaand stedelijk gebied, waartoe het plangebied behoort.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Algemeen
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september 2014 vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beide op 18 oktober 2014 in werking getreden.
De Omgevingsvisie en –verordening zijn dynamische instrumenten. Doordat wetten veranderen of door de komst van nieuwe initiatieven, kijkt de provincie 2 keer per jaar of de plannen moeten worden aangepast. De laatste actualisatie betreft het actualisatieplan (december 2017) dat op 1 januari 2018 in werking is getreden.
3.2.2 Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie Gelderland betreft een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan.
De provincie kiest ervoor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- 1. een duurzame economische structuur;
- 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Duurzame economische structuur
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Dit betekent dat Gelderland zich onder andere richt op:
- kansen bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven;
- een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.
Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen om ruimte te bieden aan initiatiefnemers en om hen te faciliteren. Deze stappen zijn als volgt.
- De provincie besteedt meer aandacht aan de versterking van opgaven in steden en stedelijke netwerken dan voorheen. De maatschappelijke opgaven in die gebieden maken dat dit noodzakelijk is. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. Dit vertaalt zich naar meer investeringen en intensievere betrokkenheid van plan- en procesbegeleiding in die gebieden.
- De provincie schept meer ruimte voor economie, voor kansen pakken. Dit doet de provincie door actief te zijn in de ondersteuning en facilitering van bestaande en nieuwe bedrijven in de(top)sectoren, logistiek, vrijetijdseconomie en door ook tuinbouw-aanverwante bedrijvigheid in de vijf clusters toe te laten, door duurzame groei van agrarische bedrijven toe te staan en door mee te denken over groei op bestaande locaties voor bedrijventerreinen. De provincie ondersteunt, faciliteert en handelt vanuit mogelijkheden en niet alleen vanuit kaders.
Duurzame energie
Op weg naar energieneutraliteit in 2050 wil de provincie als tussendoelstelling jaarlijks minimaal 2 % energie besparen en in 2020 minimaal 14 % hernieuwbare energie opwekken, waarvan 50 % decentraal. Minimaal 14 % betekent minimaal 20 tot 24 Peta joule opwekken. Decentraal betekent lokaal opwekken en verbruiken. De provincie zal de nieuwe productie van fossiele energie in Gelderland niet actief faciliteren.
Een hernieuwbare energievoorziening vraagt om veel ruimte die de provincie met deze Omgevingsvisie wil bieden. Waar fossiele energie ver van huis uit de bodem wordt gehaald en minder zichtbaar is, wordt de meeste hernieuwbare energie ter plekke bovengronds opgewekt en moet een plaats krijgen in het landschap. De transitie naar een energieneutraal Gelderland zal dan ook steeds zichtbaarder worden in het landschap.
Planspecifiek
De drijvende zonnepanelen leveren een bijdrage aan de doelstellingen van de provincie. De beoogde ontwikkeling is zodoende in overeenstemming met het provinciale beleid.
3.2.3 Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.
Planspecifiek
In de omgevingsverordening van de provincie Gelderland zijn de diverse regels die voortvloeien uit de omgevingsvisie vastgelegd. In de verordening wordt de ontwikkeling van de drijvende zonnepanelen niet als zodanig benoemd. Ook is de locatie niet gelegen in een waardevol landschap. Op basis van de omgevingsverordening gelden dan ook geen specifieke regels voor de inpassing van de ontwikkeling van de zonnepanelen.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Buitengebied Zaltbommel
De gemeente Zaltbommel heeft een structuurvisie voor het buitengebied opgesteld. Het plangebied van de Structuurvisie bestaat uit het binnendijks en buitendijks gelegen buitengebied met uitzondering van de uiterwaarden langs de Waal. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen het ruimtelijk beeld voor de lange termijn weer. De structuurvisie is een belangrijk toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen binnen de structuurvisie.
Planspecifiek
De gemeente wil graag een bijdrage leveren aan het overgangsproces naar een duurzame energiehuishouding. Niet-duurzame (fossiele) brandstoffen, zoals olie en gas, maken plaats voor schone energiebronnen. Het realiseren van de drijvend zonnepanelen past binnen de ambities van de gemeente.
3.3.2 Programma Duurzaamheid Zaltbommel
In november 2018 heeft de gemeente Zaltbommel het Programma Duurzaamheid vastgesteld. Een belangrijk thema in het programma is energie – transitie, reductie en duurzame productie van energie. De aanpak van deze doelstellingen gebeurt in logische clusters (doelgroepen). Bedrijven zijn per bedrijventerrein geclusterd.
Planspecifiek
In het voorliggend geval gaat het om het cluster De Wildeman. Voor de Wildeman is (via het parkmanagement) een energiecollectief opgericht. Het energiecollectief streeft ernaar om in 2025 voor wat betreft energie zelfvoorzienend te zijn. Met een Deal voor Duurzaamheid zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van de maatregelen die dit streven haalbaar maken. Naast zonnepanelen op de daken van de bedrijfsgebouwen zijn de drijvende zonnepanelen onderdeel van het plan om zelfvoorzienend te worden.
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Milieuzonering
In deze paragraaf wordt op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) beoordeeld of de in het plangebied te realiseren activiteiten een belemmering betekenen of van invloed zijn op gevoelige functies, zoals wonen, in of in de omgeving van het plangebied.
4.1.1 Wettelijk kader
Bedrijvigheid kan negatieve effecten met zich mee brengen voor woningen en gevoelige functies in de omgeving. Negatieve effecten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op geur, geluid, stof en trillingen. Andersom kunnen woningen een belemmerend effect hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven. Het is daarom wenselijk dat bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies.
4.1.2 Toetsing
Zonnepanelen zijn niet als bedrijfsactiviteit opgenomen in de VNG-publicatie. De drijvende zonnepanelen hebben naar verwachting geen invloed op de woningen (gevoelige bestemmingen) in de omgeving. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning bevindt zich aan de Bommelsekade 1 op een afstand van circa 110 m ten noordoosten van het plangebied. Ten noordwesten van deze woning zijn al andere bedrijven aanwezig, die maatgevend zijn qua milieuzonering. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige woning niet gehinderd wordt door de komst van de drijvende zonnepanelen.
De omliggende bedrijven hebben eveneens geen invloed op de activiteiten die worden gerealiseerd.
Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.2 Archeologie
4.2.1 Wettelijk kader
Op grond van de Monumentenwet 1988 (valt nu onder overgangsrecht van de Erfgoedwet) dient bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening gehouden te worden met de in de grond aanwezige en te verwachten archeologische waarden.
Ten behoeve van de uitbreiding van de bedrijventerreinen Wildeman I is onderzoek gedaan naar de archeologische waarden. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er zeer sterke aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in de vorm van nederzettingen, begravingen en perceleringssytemen uit de IJzertijd. Het gebied Wildeman II dat nog niet archeologisch is onderzocht bevat daardoor een dubbelbestemming Archeologie.
4.2.2 Toetsing
Voor het aanleggen van de drijvende zonnepanelen zijn geen bodemingrepen vereist. Dit betekent dat ter plaatse van het plangebied geen archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd om de drijvende zonnepanelen mogelijk te maken.
Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3 Ecologie
4.3.1 Wettelijk kader
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij het opstellen van een bestemmingsplan een afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet. Met de Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en de instandhouding van de habitatten die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van (half)natuurlijke habitatten en bescherming van wilde flora en fauna.
In onderstaande figuur zijn de omgevingskarakteristieken binnen een straal van 3 km van het plangebied weergegeven.
Omgevingskarakteristieken (bron: https://www.synbiosys.alterra.nl)
4.3.2 Toetsing
Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich op circa 700 m afstand het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het plaatsen van drijvende zonnepanelen op de waterretentie heeft echter geen significante negatieve effecten op het natuurgebied. Daarnaast bevindt er zich in het plangebied kort gemaaid gras en is in het plangebied geen hoog opgaande beplanting aanwezig.
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.4 Bodem
4.4.1 Wettelijk kader
In verband met de uitvoerbaarheid van het plan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Afwijken van de bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen/afwijken van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Bouw kan pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
4.4.2 Toetsing
Voor het mogelijk maken van de drijvend zonnepanelen op de waterretentie zijn geen bodemingrepen vereist. De drijvende zonnepanelen worden namelijk gerealiseerd door middel van een drijvende constructie. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de bodem ongeschikt is voor het beoogde doel.
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.5 Waterhuishouding
4.5.1 Wettelijk kader
Met oog op een evenwichtige waterhuishouding, moet er in ruimtelijke plannen uiteengezet worden hoe wordt omgegaan met waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterschap is de verantwoordelijke partij voor het uitvoeren van de watertoets. Het waterschap hanteert hierbij als uitgangspunt negatieve gevolgen voor het watersysteem (waterkeringen, wateren en grondwater) door ruimtelijke plannen en besluiten zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Ruimtelijke plannen moeten minstens waterneutraal zijn en waar mogelijk ook waterpositief.
4.5.2 Toetsing
De beoogde ontwikkeling voorziet niet in de verandering van de waterhuishouding en waterberging. De drijvende zonnepanelen betreffen een nevenfunctie die op de waterberging gerealiseerd wordt. Het gebruik van het plangebied als waterretentie blijft mogelijk.
Het aspect 'waterhuishouding' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.6 Geluid
4.6.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk.
4.6.2 Toetsing
De drijvende zonnepanelen zijn niet geluidsgevoelig en zorgen ook zelf niet voor een geluiduitstraling naar de directe omgeving.
De 'geluidzone- industrie' die over de noordzijde van het plangebied loopt, is in dit bestemmingsplan één-op-één overgenomen.
Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.7 Licht
4.7.1 Toelichting
De realisatie van de zonnepanelen betekent de aanleg van een drijvende constructie met zonnepanelen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen alle ruimtelijke relevante belangen te worden meegewogen bij het opstellen van een bestemmingsplan. Een onderdeel hiervan is de lichtuitstraling.
4.7.2 Toetsing
De drijvende zonnepanelen zullen een beperkte lichtuitstraling naar de omgeving hebben. De panelen zelf hebben namelijk een absorberende werking en weerkaatsen nauwelijks licht naar de omgeving. Aangezien er geen woningen in de directe omgeving voorkomen (zie ook paragraaf 4.1 Milieuzonering) zal er sowieso geen sprake zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het aspect 'licht' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.8 Externe Veiligheid
4.8.1 Wettelijk kader
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het kader van de externe veiligheid dient, in het geval van een verandering bij de risicobron of in de omgeving daarvan een afweging te worden gemaakt over de externe veiligheidssituaties. In de volgende besluiten en circulaires zijn risiconormen opgenomen die relevant zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In dit besluit zijn de risiconormen voor risicovolle inrichtingen weergegeven.
- Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Het Bevt is van toepassing op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en binnenwater.
- Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In het Bevb zijn de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen opgenomen.
- Vuurwerkbesluit. In het vuurwerkbesluit zijn voor de opslag van consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk veiligheidsafstanden vastgesteld.
- Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. In deze circulaire zijn veiligheidsafstanden opgenomen voor de opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik.
4.8.2 Toetsing
Drijvende zonnepanelen zijn geen gevoelige functie in het kader van externe veiligheid en vormen zelf ook geen risico in het kader van de externe veiligheid.
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.9 Verkeer & Parkeren
4.9.1 Wettelijk kader
In het kader van de belangenafweging ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dienen bij het opstellen van een bestemmingsplan alle relevante belangen te worden meegewogen. Verkeer & parkeren mogen geen onevenredige belemmeringen veroorzaken.
4.9.2 Toetsing
De waterretentie is gelegen op het industriegebied de Wildeman II in Zaltbommel. Het bedrijventerrein is vanaf de A2 bereikbaar via de openbare weg (N322). Voor het functioneren van drijvende zonnepanelen is geen parkeerruimte noodzakelijk, anders dan voor het onderhoud van de drijvende panelen. Parkeren moet in dat geval langs de openbare weg plaatsvinden. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar. Het aantal voertuigbewegingen zal door de voorgenomen ontwikkeling niet - tot nauwelijks - stijgen. Het voornemen zal dan ook niet leiden tot een significante toename van verkeer op de omliggende wegen.
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.10 Lucht
4.10.1 Wettelijk kader
Op 15 november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden. De paragraaf luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
In de Ministeriële regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' zijn voor verschillende categorieën van projecten grenzen gesteld aan de projectomvang, waaronder een project met zekerheid NIBM bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 m van een provinciale weg of 300 m van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden. De zones worden afgemeten vanaf de rand van de weg. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.
4.10.2 Toetsing
Het plan gaat in de gebruiksfase niet gepaard met de verbranding van (fossiele) brandstoffen. Ook is er geen sprake van een significante voertuigaantrekkende werking. Er vinden enkel voertuigbewegingen plaats in de aanlegfase. In de gebruiksfase vindt incidenteel verkeer plaats die samenhangt met het beheer en onderhoud van de drijvende zonnepanelen.
Het aspect 'lucht' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.11 Leidingen
4.11.1 Wettelijk kader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen moeten worden gewaarborgd. Tevens moet rond dergelijke leidingen rekening worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgastransportleiding met een diameter groter of gelijk aan 18”;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.
4.11.2 Toetsing
In het plangebied bevinden zich twee hoogspanningsverbindingen. Ter plaatse kunnen ingevolge de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanning 2' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' niet zonder meer drijvende zonnepanelen worden gebouwd op de gewenste locatie. De dubbelbestemmingen maken het namelijk niet mogelijk om ter plaatse te bouwen.
Het bouwen van de drijvende zonnepanelen levert echter geen problemen op voor de hoogspanningsverbindingen. Er vinden namelijk geen bodemingrepen plaats en de zonnepanelen blijven met een maximum bouwhoogte van 2,0 m ruimschoots onder de bovengrondse hoogspanningsverbinding.
Het aspect 'leidingen' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Doelstelling En Planopzet
Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding (plankaart) samen. De basis voor de verbeelding is een recente kadastrale ondergrond, aangevuld met topografische gegevens. In de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
De regels zijn opgebouwd als volgt:
- Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en een bepaling over de manier waarop de in het plan genoemde maten zijn bepaald;
- Hoofdstuk 2 bevat de regeling van de afzonderlijke bestemmingen;
- Hoofdstuk 3 bevat een aantal algemene en aanvullende bepalingen, deze bepalingen gelden voor het hele plan;
- Hoofdstuk 4 bevat de overgangsbepaling en de slotregel, waarin de naam van het plan vermeld is.
5.2 Toelichting Afzonderlijke Bepalingen
In deze paragraaf worden de bestemmingen afzonderlijk toegelicht. Voor een goed begrip van de regeling dient in elk geval de regels samen met de verbeelding te worden geraadpleegd.
Enkelbestemmingen:
Artikel 3 Water
De grotere waterstructuren in het plangebied (o.a. de zogenaamde A-Watergangen die een belangrijke afvoerfunctie hebben en de waterpartij aan de oostzijde t.b.v. watercompensatie) zijn bestemd als Water. Omdat (zichtbaar) water ook binnen de andere bestemmingen kan voorkomen, zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen in (nagenoeg) alle bestemmingen in de bestemmingsomschrijving opgenomen.
Dubbelbestemmingen:
Artikel 4 Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming beschermt de gasleiding in het plangebied. Bouw- en andere werkzaamheden moeten door het bevoegd gezag (meestal burgemeester en wethouders) worden getoetst aan het belang van de bescherming van de leiding, waarbij het bevoegd gezag de beheerder van de leiding om advies vragen.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning 2
In voorliggend bestemmingsplan is de dubbelbestemming uit het geldende opgenomen voor het totale ruimtebeslag na aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding. Het totale ruimtebeslag na aanleg van de verbinding bedraagt 7 tot 12 m. Deze breedte verschilt afhankelijk van de wijze van aanleg, in een open ontgraving of via een gestuurde boring.
Er wordt uitgegaan van een breedte van het kabelbed (1 circuit bestaande uit 3 kabels) van iets meer dan 1 m, een breedte voor de beschermingszone van 3 m aan weerszijden bij open ontgravingen en een breedte van 5 m aan weerszijden bij boringen.
Ter plaatse van de gronden met deze dubbelbestemming geldt dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. Deze bestemmingsplanherziening staat ook het plaatsen van drijvende zonnepanelen toe.
Voor bepaalde werken en werkzaamheden is een vergunningenstelsel opgenomen. In de regels is opgenomen dat een vergunning voor werken en werkzaamheden kan worden verleend indien de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad.
Via een afwijking van de bouwregels kan, mits de veiligheid van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en na overleg en instemming met de netbeheerder, op of in de belemmeringenstrook worden gebouwd of kunnen gronden worden gebruikt ten behoeve van de enkelbestemming.
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Deze dubbelbestemming beschermt de (bovengrondse) hoogspanningsverbinding in het plangebied. Bouw- en andere werkzaamheden moeten door het bevoegd gezag (meestal burgemeester en wethouders) worden getoetst aan het belang van de bescherming van de leiding, waarbij het bevoegd gezag de beheerder van de leiding om advies vraagt. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om in tegenstelling tot het bovenstaande zonder voorafgaande toetsing drijvende zonnepanelen te plaatsen.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
De dubbelbestemming beschermt de archeologische waarden in een deel van het plangebied. Bouwen en andere werkzaamheden met gevolgen voor de bodem kunnen niet uitgevoerd worden zonder dat aan het bevoegd gezag een archeologisch onderzoek is overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden ter plaatse niet worden verstoord.
5.3 Algemene Regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels
Deze bepaling bevat de regels over de geluidzone.
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen wat betreft maatvoering, bestemmingsgrenzen en evenementen. De eventuele criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Overige regels
In deze bepaling is een algemene verwijzing naar het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' opgenomen.
5.4 Overgangs- En Slotregels
Overgangsregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), zal de gemeente Zaltbommel de relevante maatschappelijke organisaties (overlegpartners) – die fysieke of beleidsmatige belangen hebben in het plangebied – in de gelegenheid stellen om te reageren op de ontwerp omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening.
6.1.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 17 september 2020 tot en met woensdag 28 oktober 2020 (gedurende 6 weken) voor iedereen ter inzage gelegen.
Er is één zienswijze ingediend, die in de nota zienswijzen van een gemeentelijke reactie is voorzien. Deze nota is als bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
Uit deze zienswijze komt één wijziging naar voren. Er wordt een regeling voor de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ opgenomen. Hiervoor wordt de regeling overgenomen zoals deze is vastgelegd in het onderliggende bestemmingsplan 'Zaltbommel, De Wildeman II'.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Alle kosten die gemaakt moet worden het opstellen van het ruimtelijke plan zijn voor rekening van de gemeente. Hiervoor zijn voldoende middelen in de gemeentelijke grondexploitatie voor bedrijventerrein De Wildeman II opgenomen. Alle plankosten voor het bestemmingsplan zijn daarin begroot en worden vanuit de exploitatie gedekt.