Bestemmingsplan Kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek
Bestemmingsplan - Zevenaar
Vastgesteld op 20-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0299.BP99KERNENLAG-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.2 plan:
het bestemmingsplan "kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek" van de gemeente Zevenaar;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde of een werkzaamheid;
1.6 archeologische verwachtingwaarde
de aan een gebied toegekende verwachting in verband me de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.10 bedrijfsactiviteit aan huis:
onder een bedrijfsactiviteit aan huis wordt verstaan een activiteit die:
- a. naar de aard anders is dan een aan huis gebonden beroep; en
- b. in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kan worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en
- c. die geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
1.12 beperkt kwetsbaar object:
onder een beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
- b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
- c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
- d. objecten die met de onder a en a genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.13 beroep aan huis:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie;
1.14 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is en afwijkt van het plan tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.15 bestaande afstand:
de afstand zoals die is of rechtens mag zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan;
1.16 bestemming:
een bestemming geeft aan voor welk doel of welke doeleinden (functies) de als zodanig op de plankaart aangegeven gronden mogen worden gebruikt;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak. Onder dit begrip vallen derhalve aanbouwen, uitbouwen bijgebouwen en overkappingen;
1.20 bodemingreep
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
- a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
- c. het verlagen van het waterpeil;
- d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen (hoogteverschil per vloer of balklaag maximaal 1,5 m ), zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouwen en kappen; daarbij zijn de bovenkanten van de afgewerkte vloeren bepalend voor de hoogteligging;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, educatief, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein;
1.31 evenemententerrein:
een terrein waarop voor het publiek toegankelijke activiteiten van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, worden gehouden;
1.32 garagebox:
een gebouwde voorziening ten dienste van het opslaan van een (motor)voortuig en / of andere opslag voor zover deze voorkomt uit, en behoord bij, het voeren van een huishouding van een nabij de garagebox gelegen woning;
1.33 gebiedsaanduiding:
aanduiding die verwijst naar een gebied waar specifieke regels gelden of waar andere nadere afwegingen moeten worden gemaakt;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.36 horeca:
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.37 kantoor:
een gebouw, zonder of met ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
1.38 kwetsbaar object:
onder een kwetsbaar object wordt verstaan:
- a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.39 lichte horeca:
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.40 LPG-doorzet:
de afzet van LPG in m³ per jaar.
1.41 m:
meter;
1.42 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen zoals bijvoorbeeld voorzieningen ten behoeve van religie, het verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondheidszorg, bejaardenzorg en openbare en bijzondere dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.43 maatvoeringsgrens:
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.44 maatvoeringsvlak:
een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.45 mantelzorg:
zorg die een persoon, zonder dat die persoon daarvoor betaald wordt, meer dan 8 uur per week of langer dan 3 maanden draagt voor een chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend familielid;
1.46 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.47 overkapping:
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;
1.48 peil
- a. ter plaatste een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein waarbij dat aansluitende terrein wordt opgedeeld in vlakken van 10 m² en de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein per te onderscheiden vlak van 10 m² bepaald wordt;
1.49 plankaart:
de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en);
1.50 publiekgerichte dienstverlening:
aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen;
1.51 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf,
- b. sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon;
- c. al of niet in combinatie met elkaar;
1.52 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.53 voorgevelrooilijn:
de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens;
1.54 weg:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen, waaronder brandgangen;
1.55 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.56 zware horeca:
een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. in afwijking van het onder a gestelde geldt dat bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 dakkapel en goothoogte
bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
2.7 ondergeschikte onderdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, droogstanden, ingangspartij, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.8 diepte
vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing van begrip 1.48 onder c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van 10 m².
2.9 de oppervlakte van een bodemingreep
het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de agrarische bedrijfsvoering;
- b. het hobbymatig houden van dieren;
- c. aanwezige ontsluitingswegen, voet- en fietspaden;
- d. watergangen met de daarbij behorende voorzieningen;
alsmede voor
- e. het behoud van aanwezige landschappelijke waarden.
3.2 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan als volgt wijzigen:
- a. de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Groen';
met in achtneming van het bepaalde in artikel 25.2.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, zoals hierna per adres zijn aangegeven:
Adres | Bedrijfsnaam | Omschrijving |
Meentsestraat 44a, Giesbeek | KDO Vastgoedontwikkeling BV | opslag |
Meentsestraat 110-112, Giesbeek | Ebbers B.V. | aannemersbedrijf |
Wethouder J. Tieckenstraat 23 en 25, Angerlo | Tiecken v.o.f. | aannemersbedrijf |
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening;
- d. (boven)woningen voor zover deze voorkomen op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
- e. bij de bestemming passende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
4.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
4.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 voor de herbouw van een bedrijfswoning, al dan niet met bijhorende bouwwerken op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, mits:
- a. een nieuwe locatie in ruimtelijk, milieuhygiënisch of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormt;
- b. de bestaande woning, al dan niet met bijbehorende bouwwerken aan de woonfunctie wordt onttrokken;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
4.4 afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander soort bedrijf dan het in dat lid bedoelde, mits:
- a. het een ander soort bedrijf is, dat in de van deze regels deeluitmakende bijlage Staat vanBedrijfsactiviteiten is vermeld als categorie 1 of 2, danwel indien dat bedrijf niet voorkomt op genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, het daarmee gelijk te stellen naar de gevolgen voor de omgeving;
- b. het ander soort bedrijf geen opslag van goederen in de open lucht inhoudt of met zich meebrengt; en
- c. het ander soort bedrijf geen detailhandel of horeca betreft;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
4.5 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan als volgt wijzigen:
- a. De van de regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten door het toevoegen en / of schrappen van soorten bedrijven en / of het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 25.2.
Artikel 5 Bos
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoog)opgaande afschermende beplanting en bos;
- b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;
- c. watergangen en -partijen;
- d. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;
- e. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden.
5.2 bouwregels
Op de gronden als bedoeld in 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens kunstobjecten, palen en masten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
5.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Detailhandel
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane grond:
- a. detailhandel tot niet meer dan 1.000 m² brutovloeroppervlakte tenzij dat in deze regels anders wordt bepaald;
- b. (boven)woningen voor zover deze voorkomen op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' , tevens een bedrijfswoning;
- d. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
6.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
6.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2voor de herbouw van een bedrijfswoning, al dan niet met bijbehorende bouwwerken op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, mits:
- a. een nieuwe locatie in ruimtelijk, milieuhygiënisch of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormt;
- b. de bestaande woning, al dan niet met bijbehorende bouwwerken, aan de woonfunctie wordt onttrokken;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
Artikel 7 Gemengd
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane grond:
- a. detailhandel;
- b. publiekgerichte dienstverlening;
- c. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
- d. kantoren;
- e. (boven)woningen voor zover deze voorkomen op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', tevens een evenemententerrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca met uitzondering van een hotel of pension;
- h. bij de bestemming passende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen parkeerplaatsen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
7.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 10.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 8 Groen
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen- en speelvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', tevens een evenemententerrein;
- c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;
- d. watergangen en -partijen, en
- e. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen.
8.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 8.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
8.3 afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen, mits:
- a. de behoefte daaraan op de plaats waar de aanleg gewenst wordt geacht, voldoende vaststaat, en
- b. het structurele karakter van de groenzone gehandhaafd blijft;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
Artikel 9 Horeca
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca, met dien verstande dat dit alleen op de begane grond mag plaats vinden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - cafetaria', uitsluitend een cafetaria;
- c. (boven)woningen voor zover deze voorkomen op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
- d. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
9.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 9.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 10 Kantoor
10.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane grond:
- a. kantoren;
- b. (boven)woningen voor zover deze voorkomen op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
- c. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
10.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 10.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. (boven)woningen voor zover deze voorkomen op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' , uitsluitend een begraafplaats;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
- e. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
11.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 11.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
11.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 11.2.1 ten behoeve van het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' van niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals bergingen en stallingen, tot:
- 1. een gezamenlijke oppervlakte van 25 m²;
- 2. een bouwhoogte van maximaal 3 m;
- b. artikel 11.2.2 voor de herbouw van een bedrijfswoning, al dan niet met bijbehorende bouwwerken op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, mits:
- 1. een nieuwe locatie in ruimtelijk, milieuhygiënisch of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormt;
- 2. de bestaande woning, al dan niet met bijbehorende bouwwerken, aan de woonfunctie wordt onttrokken;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
Artikel 12 Sport
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast', tevens een zendmast;
- c. horeca, voorzover deze functie ondergeschikt en ondersteunend aan de bestemming 'Sport' is;
- d. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
12.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 12.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
12.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 12.2.1 ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen buiten het bouwvlak, zoals bergingen en stallingen, tot:
- 1. een gezamenlijke oppervlakte van 25 m²;
- 2. een bouwhoogte van maximaal 3 m;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
12.4 specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in artikel 12.1 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven en/of te laten gebruiken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross.
Artikel 13 Tuin
13.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-bebouwing' , tevens een carport.
13.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 13.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 14 Verkeer
14.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijbanen;
- b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken en bushaltes, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. bermen, groen- en parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;
- f. watergangen en -partijen.
14.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 14.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;
- b. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
- c. voorzieningen ten behoeven van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;
- d. watergangen en -partijen;
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor nutsvoorzieningen alsmede abri's en telefooncellen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', tevens een evenemententerrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-garagebox', tevens een garagebox;
- h. bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens, kunstobjecten en straatmeubilair.
15.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 15.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 16 Water
16.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen en -partijen met daarbij behorende taluds en oevers;
- b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;
- c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen en kunstobjecten, uitgezonderd zijn steigers en andere aanlegplaatsen.
16.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 16.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 17 Wonen
17.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 17.4, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens een overkluizing over water, wat de verbinding vormt tussen twee gebouwen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens detailhandel;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', tevens het wonen in gestapelde woningen en/of in woongebouwen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', tevens een standplaats voor woonwagens;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', tevens zorgwoningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwe woning', een nieuwe woning met inachtneming van het maximum aantal wooneenheden als aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- i. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, overkappingen, pergola's, vlaggen- en andere masten, schotel- en andere antennes, speeltoestellen en tuinmeubilair.
17.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 17.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
17.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 ten behoeve van het bouwen van de voorgevel van de woning op ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
17.4 afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1, ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteit aan huis, in een woning en bijbehorende bouwwerken, mits:
- a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken maar in ieder geval niet meer dan 75 m²;
- b. geen buitenopslag van goederen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten op de bij de betreffende woning behorende gronden plaatsvindt;
- c. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;
- d. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaats vinden, en
- e. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte waarden.
18.2 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:
- a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 18.2.1 betrekking op hebben te vergroten en / of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is; of
- b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 18.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is.
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanwezege waterstaatswerken met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
19.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in 19.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 2 m voor zover gelegen boven peil;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
19.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten behoeve van de daar voorkomende bestemmingen en met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels indien het belang voor de waterstaat en -kering niet onevenredig wordt aangetast en een advies is ingewonnen van de eigenaar / beheerder van de waterstaatsvoorziening en met in achtneming van het bepaalde in artikel 24.2.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Bouwregels
21.1 afwijkingen bestaande bouw
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
21.2 bestaand bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
22.1 gebruiksverbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
22.2 strijdig gebruik
Voor de toepassing van het bepaalde in 22.1, wordt in ieder geval als strijdig gebruik aangemerkt, het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, behoudens gevallen waarin dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan.
22.3 vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in 22.1, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:
- a. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
22.4 toegestaan gebruik
Het volgende gebruik is niet in strijd met het bestemmingsplan:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige en incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties onder de volgende voorwaarden:
- 1. niet meer dan 3 per jaar per locatie en per keer een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
- 2. uitgezonderd zijn de bestemmingen Bos en Natuur.
- b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
- 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
- 3. hoogspanningsleidingen;
- 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
- c. mantelzorg.
22.5 afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
23.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
23.2 verspreid voorkomende voorzieningen
Ter plaatse van de aanduiding:
- a. 'nutsvoorziening' een nutsvoorziening tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
24.1 afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, tot een bouwhoogte van 3 m en een oppervlakte van 30 m2 mag bedragen;
- b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, grenzen van woningvlakken en maatvoeringsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot vanaf peil een bouwhoogte van 15 m;
- d. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie en/of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, windturbines, reclamezuilen, lichtmasten en/of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
- e. ten behoeve van het bouwen van reclameborden:
- 1. tot een bouwhoogte van 3,5 m, en;
- 2. met reclamevlakken met een oppervlakte van ten hoogste 8 m² bij eenzijdige, en 16 m² bij tweezijdige uitvoering, mits door hun aard en visuele aspecten geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende landschapsontsiering, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
- 3. voor zover dit is gelegen binnen de bestemming 'Verkeer' danwel maximaal 20 m uit de bestemmingsgrens van deze bestemming.
- f. ten behoeve van het plaatsen van lichtreclames aan lichtmasten op de grote toegangswegen op een minimale bouwhoogte van 4,5 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1 m of minder tussen de lichtmast en de rijweg en 3,50 m boven een voetpad of anderszins;
- g. ten behoeve van mantelzorg en toestaan dat de toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen wordt uitgebreid mits:
- 1. de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van mantelzorg en in gebruik wordt genomen voor woondoeleinden;
- 2. de noodzaak van mantelzorg is aangetoond;
- 3. uitgaande van de feitelijke situatie een oplossing binnen de bestaande planologische mogelijkheden niet tot de mogelijkheden behoort;
- 4. het woongedeelte ten behoeve van mantelzorg (de afhankelijke woonunit) aan de woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks bereikbaar is. Woondoeleinden voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet mogelijk en bewoners kunnen elkaar en de hoofdentree binnendoor bereiken. De verbinding tussen de woning en de afhankelijke woonunit mag niet het karakter hebben van een gang of 'verbindingsstuk';
- 5. maximaal 45 m² wordt uitgebreid, waarbij geldt dat de bestaande planologische ruimte (op basis van de feitelijke situatie) in mindering wordt gebracht en dat bij nieuwbouw maximaal 5 m² boven de gebruikelijke planologische mogelijkheden kan worden toegestaan. In dat geval is een garage van gebruikelijke afmetingen en een afhankelijke woonunit van 45 m² mogelijk;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van de bij de woning behorende gronden buiten het woningvlak;
- 7. afwijkingen van goot- en nokhoogtes en overige bepalingen in het bestemmingsplan ten aanzien van bijbehorende bouwwerken niet aan de orde zijn;
- 8. de afhankelijke woonunit inpasbaar is op het perceel en in de omgeving. Daarbij wordt gekeken naar en kunnen aanvullende voorwaarden gesteld worden voor de bereikbaarheid voor hulpdiensten en parkeren (al dan niet op eigen terrein).
24.2 voorwaarden voor afwijking
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.1 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
- d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
25.1 geringe veranderingen bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
25.2 uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan
De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
- a. dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- c. dat het plan voorzien is voorzien van een watertoets;
- d. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- e. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma (indien dat relevant is voor het plan);
- f. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- g. dat verhaal van gemeentelijke (plan)kosten is zekergesteld;
- h. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
Artikel 26 Algemene Procedureregels
26.1 nadere eis
Op de voorbereiding van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken ter inzage;
- b. het college van burgemeester en wethouders maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kan een ieder bij het college van burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 27 Overige Regels
27.1 van toepassing verklaring bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid onder artikel 28.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- 3. Het eerste lid onder artikel 28.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan "kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek" van de gemeente Zevenaar.
april 2011.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 april 2011.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening bepaalt in artikel 3.1 dat via een bestemmingsplan goede ruimtelijke ordening moet worden toegepast. Wat daar onder wordt verstaan staat niet in de wet. Dat wordt bepaald op basis van een mengeling van allerlei andere wetten, regels, beleidsstukken, handvatten, algemeen geaccepteerde principes en mede op basis van uitspraken van rechters (jurisprudentie). Goede ruimtelijke ordening hangt direct samen met een aantal andere beleidsterreinen, zoals water en milieu. Al die onderwerpen komen in hoofdstuk 3 aan de orde in het kader van de uitvoerbaarheidstoets. Hoofdstuk 2 en 3 tezamen bepalen of voldaan wordt aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening.
Het effect van hetgeen via een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, hangt direct samen met de reden waarom het bestemmingsplan gemaakt wordt. Een ontwikkelingsgericht plan voor een grote ontwikkeling vraagt in het algemeen meer toelichting dan een kleine 'postzegel' en een plan wat gericht is op het beheren van de bestaande situatie.
1.1 Aanleiding
De gemeente Zevenaar is bezig met het actualiseren van de bestemmingsplannen binnen haar grondgebied. Het voorliggende bestemmingsplan "Kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek" maakt deel uit van deze actualiseringsslag.
De herziening van de geldende bestemmingsplannen is om de volgende redenen noodzakelijk:
- Een actueel bestemmingsplan biedt een grotere rechtszekerheid aan burgers dan een verouderd plan. In een verouderd plan kunnen immers veel initiatieven slechts via ontheffingsprocedures worden gerealiseerd, waarbij opnieuw een ruimtelijke onderbouwing moet worden gegeven.
- Gewijzigd ruimtelijk overheidsbeleid (van verschillende niveaus) kan bij een actualisering worden vertaald. Op die wijze blijft het bestemmingsplan, als het centrale plan in de ruimtelijke ordening, drager van het meest actuele ruimtelijke beleid.
- Een regelmatige actualisering biedt de mogelijkheid om het vigerende bestemmingsplan aan te passen aan de verschillende feitelijk gewijzigde situaties, voorzien door middel van een partiële herziening of vrijstelling/ontheffing, waardoor ook voor burgers een goed overzicht is gewaarborgd.
- Met de herziening wordt tegemoet gekomen aan het gestelde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. In dit artikel is de verplichting opgenomen om een bestemmingsplan ten minste eens in de 10 jaar te herzien.
Voor deze actualisatie gelden de volgende randvoorwaarden.
- De bestaande situatie, mits legaal, wordt ingepast.
- Het geldende facetbeleid, voor zover ruimtelijk relevant, wordt verwerkt.
- Zoveel mogelijk wordt rekening gehouden met de in de loop van de jaren gewijzigde inzichten ten aanzien van het wonen in het algemeen en de gewenste woonbehoefte in het bijzonder.
- Uitgegaan wordt van uniformering van plankaart en regels - waar mogelijk.
- Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bestemmingsplantechnieken worden toegepast.
Uitgangspunt is het flexibel maken en houden van een bestemmingsplan. Waar het planologisch-stedenbouwkundig verantwoord is, kan functiewijziging en uitwisseling binnen één bestemming mogelijk zijn. Dit geldt ook voor de uitbreiding van het bouwvolume: daar waar dat verantwoord is kan dat direct. Concreet betekent dit dat in het algemeen de bestemmingen ruimer zijn geformuleerd en eigenaren/gebruikers meer gebruiks- en bouwmogelijkheden hebben.
Nieuwe ontwikkelingen met een ingrijpende planologische uitstraling die op hoofdlijnen wel bekend zijn, zoals bijvoorbeeld de nieuwe woningbouwlocatie Kolkwijk in Angerlo, wordt niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Gelet op het beoogde beheermatige karakter van het voorliggende bestemmingsplan, wordt deze ontwikkeling meegenomen in een apart bestemmingsplan. Hiermee wordt een duidelijke scheiding aangebracht tussen een bestaande situatie en een nieuwe ontwikkeling. De bouw van een nieuwe (extra) woning op het perceel Kerkstraat 134 te Giesbeek wordt daarentegen wel meegenomen in dit bestemmingsplan. Een deel van het bijgebouw bij de vrijstaande woning zal worden gesloopt om plaats te maken voor de nieuwbouw van een tweede woning. Dit betreft een zeer kleinschalige ontwikkeling waarvoor alle benodigde onderzoeken reeds zijn uitgevoerd.
Voorts is gekozen (ten opzichte van geldende bestemmingsplannen) voor minder gedetailleerde plannen, zowel wat betreft de opgenomen bestemmingen als de daarmee samenhangende regels. Te gedetailleerde bestemmingsplannen leiden veelal tot partiële herzieningen dan wel ontheffingsprocedures hetgeen voor de burger tot onnodige vertraging leidt. Daarnaast kunnen de bestuurslasten hierdoor aanzienlijk verminderen. In de gekozen opzet zijn de grenzen zo ruim gesteld, dat planologisch gewenste ontwikkelingen daarbinnen plaats kunnen vinden. Door de bestemmingsomschrijving niet te beperkt te kiezen, zijn binnen de bestemming meerdere planologisch aanvaardbare invullingen mogelijk.
Overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling een onderzoek in te stellen naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen van het gebied. Dit onderzoek dient mede betrekking te hebben op de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan is er in principe van uitgegaan dat de situatie, zoals die zich tot heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Dit betekent dat een uitgebreid onderzoek zoals genoemd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege kan blijven.
Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart (schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0299.BP99KERNENLAG-VA01) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de plankaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en afkortingen aangegeven. De plankaart en regels zijn rechtstreeks bindend en vormen het toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden). Hierdoor is het bestemmingsplan een goed leesbaar en bruikbaar plan.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied omvat de kernen Giesbeek, Lathum en Angerlo in de gemeente Zevenaar. Op onderstaande kaart zijn de kernen weergegeven waarbij in de luchtfoto globaal in rood is aangegeven om welke gebieden het gaat. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de betrokken gronden en de omgeving.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
De huidige juridische regeling van de gronden in het plangebied is neergelegd in een groot aantal bestemmingsplannen. In de bijlage is een lijst opgenomen van deze plannen.
1.4 Opzet Van De Toelichting
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie en het relevante gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 3 beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan, waarin aspecten zoals milieu, water, verkeer en archeologie aan bod komen. Hoofdstuk 4 geeft de wijze van bestemmen weer. Hierna komt in hoofdstuk 5 de procedure van dit bestemmingsplan aan de orde. Hoofdstuk 6 geeft de conclusie dat het bestemmingsplan juist ingevoerd kan worden in het ruimtelijk beleid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Het Plangebied En De Directe Omgeving
2.1.1 Gemeente Zevenaar als geheel
De gemeente Zevenaar is onderdeel van streekgebied de Liemers dat tot het gebied van de grote rivieren behoort. De gemeente ligt in een verstedelijkt gebied ten oosten van Arnhem tussen de gemeente Duiven aan de westzijde en de gemeente Didam en de Duitse grens aan de oostzijde. Ten zuiden van de gemeente loopt de Oude Rijn.
De gemeente Zevenaar bestaat uit een zestal kernen. Dit zijn Zevenaar, Oud Zevenaar, Angerlo, Giesbeek, Lathum en Babberich. Voorts is er nog een buurtschap: Ooy. Van deze kernen is Zevenaar veruit de grootste. Het overige grondgebied heeft voor het grootste deel een agrarische functie.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Zevenaar door het provinciaal bestuur aangewezen om een regionale centrumfunctie te gaan vervullen. In het streekplan Rijn en IJssel werd in het kader van de wederopbouw ruimte voor groei geboden, een prognose van 10.000 inwoners in 1958 tot 25.000 in 1973. Zevenaar groeide met name in noordwestelijke richting tussen de A12 en het spoor. De woningbouw in de dorpen Oud Zevenaar en Babberich maakte een beperkte groei door. In 1987 werd in het streekplan Midden-Gelderland vastgesteld dat er een matiging in de groei moest komen en kwam het einde van de grote uitbreidingen in zicht.
2.1.2 Kern Angerlo
Historische ontwikkeling
Angerlo is van oudsher een lintdorp, ontstaan op de samenkomst van twee oeverwallen te midden van omringende komgronden. Angerlo ligt ten opzichte van Giesbeek en Lathum relatief ver van de IJssel. Het dorp is ontstaan op een kruispunt van wegen naar Doesburg, Hummelo en Keppel, Didam en Giesbeek. Nabij dit kruispunt is de kerk gebouwd. In de huidige situatie zijn de historische wegen nog wel aanwezig, maar hebben niet langer de functie van verbindingsweg. Angerlo is van oudsher een agrarisch dorp, wat aan de zuidzijde van het dorp nog duidelijk te zien is aan de verspreid liggende boerderijen. Opvallend is de verschijning van twee vrij zware agrarische industrieën in de negentiende eeuw: de stoomkorenmolen De Hoop aan de westzijde en de zuivelfabriek aan de oostzijde van het dorp. De langgerekte hoofdvorm van het dorp werd daarmee ondersteund.
Het buitengebied van Angerlo heeft, ten opzichte van het buitengebied van Giesbeek en Lathum, een relatief hoge ligging. Dit heeft ertoe geleid dat er van oudsher meer bebouwing en wegen waren dan in de gebieden rondom de andere twee dorpen. Ook zijn rond Angerlo een aantal opgehoogde woonplaatsen te vinden.
Ruimtelijke karakteristiek
- Gevolgen historische ontwikkeling
Door Angerlo lopen een aantal oude linten, te weten de Dorpsstraat, de Mariëndaalseweg, de Doesburgseweg, de Dominee de Grootstraat en de Didamseweg. Deze oude linten geven Angerlo haar kenmerkende langgerekte vorm.
Het huidige dorp is ontstaan door het invullen van de gebieden tussen de oude linten met bebouwing, voornamelijk woningen. Het zwaartepunt ligt in het westelijk deel van het dorp. Het grootste deel van de bebouwing stamt uit de tweede helft van de twintigste eeuw.
De uitbreidingen hebben niet altijd rekening gehouden met de bestaande structuur, waardoor historische patronen niet altijd meer intact zijn. De linten zijn nog wel te herkennen maar door de ontwikkelingen in de 20ste eeuw is de karakteristiek van 1900 niet meer aanwezig. Alleen aan de zuidzijde van het dorp is deze karakteristiek, met de afwisseling van historische boerderijen en doorzichten naar het landschap, nog wel aanwezig. Met het doortrekken van de Ganzepoelweg naar de huidige Rivierweg is het deel van Angerlo dat oostelijk van de Ganzepoelweg ligt, afzijdig van de rest van het dorp komen te liggen. - Kwaliteiten Aan de zuidzijde wordt het dorp begrensd door een aantal boerderijen, waarvan sommige een monumentale status hebben. Deze boerderijen liggen buiten het plangebied en vormen tezamen een karakteristiek beeld met waardevolle doorzichten naar het landelijk gebied ertussen.
Ook het waardevolle historische lint aan Het Klooster ligt buiten het plangebied. De protestantse kerk is een belangrijk historisch bouwwerk in Angerlo (rijksmonument). De kerk heeft een waardevolle groene inpassing in het dorp en grenst aan een (klein) bosgebied. Het gebouw van de voormalige zuivelfabriek is eveneens als karakteristiek pand nog aanwezig in het dorpsbeeld. De stoomkorenmolen De Hoop is verdwenen uit het dorp. - Diskwaliteiten Aan de noordzijde vormt de Rivierweg een harde begrenzing. Deze doorgaande verkeersweg is een diskwaliteit vanwege de geluidhinder die de weg oplevert. Het voormalige gebouw van de zuivelfabriek aan de oostzijde van Angerlo was in gebruik als transportbedrijf.
Functionele karakteristiek
Angerlo is een dorp met woningbouw als hoofdfunctie. Angerlo kent de volgende publieke functies: een tweetal kerken, een tweetal scholen en een peuterspeelzaal in het Dorpshuis waar ook het jeugdwerk een plek heeft. Het winkelaanbod blijft beperkt tot een bakker/kruidenier. De sportvelden bieden plaats aan de voetbalvereniging.
2.1.3 Kern Giesbeek
Historische ontwikkeling
De ligging aan de IJssel is bepalend geweest voor het karakter van het dorp Giesbeek. Giesbeek is een lintdorp aan de IJsseldijk. Met name de steenfabrieken hebben voor deze dorpen als aanjager voor bewoning gediend in de negentiende en de twintigste eeuw. Loodrecht op het historische lint zijn als gevolg van de groei één of meer dwarswegen aangelegd.
Het lint bestaat uit de Kerkstraat en de Meentsestraat. De Kerkstraat is een oud dijklichaam. De Meentsestraat is ontstaan achter de IJsseldijk. Aan de Kerkstraat bevond zich aan het begin van de twintigste eeuw behalve de kerk ook de school. Aan de Meentsestraat was behalve de molen wat verspreide bebouwing te vinden. Tot aan de tweede helft van de twintigste eeuw bestond Giesbeek uit niet veel meer dan enige bebouwing aan of rondom deze wegen. Daarna is Giesbeek gestaag gegroeid. Ook de infrastructuur werd verbeterd. Met de aanleg van de Rivierweg verloor het historische lint de functie als belangrijke verbindingsweg. Rond de centrale wegen heeft het dorp zich in de afgelopen decennia ontwikkeld. Het meest recente woongebied is Riesweerd, gelegen ten noorden van de Kerkstraat. Bij de Rivierweg is een bedrijventerrein aangelegd.
Ruimtelijke karakteristiek
- Gevolgen historische ontwikkeling
Het huidige Giesbeek ligt ingeklemd tussen de rivierdijken ten noorden en westen en de Rivierweg aan de zuidzijde.
De Meentsestraat en de Kerkstraat zijn de oude linten van Giesbeek. De Kerkstraat heeft gefungeerd als dijk, later is ten oosten ervan de huidige rivierdijk aangelegd. Het ontstaan van de Meentsestraat achter de dijk en de vervanging van de Kerkstraat als dijklichaam heeft als gevolg gehad dat Giesbeek zich nauwelijks naar de rivier gericht heeft. Alleen aan de oostzijde van het dorp is de relatie met de IJssel en ook met de Zwalm duidelijk aanwezig. Tot op heden heeft nieuwe woningbouwontwikkeling zich voornamelijk naar binnen gericht.
De Meentsestraat en vooral de Kerkstraat zijn als historisch lint duidelijk herkenbaar. Hier bevinden zich tevens de meeste commerciële en maatschappelijke functies zoals winkels en scholen. Van oudsher is de kruising van de Meentsestraat en de Kerkstraat een centrale plek in het dorp. De functie als centrale plek zal verschuiven richting het Dorpsplein, gelegen achter het klooster. Dit heeft thans wel de maat van een dorpshart maar nog niet de uitstraling en functionele kwaliteit die bij een dorpscentrum hoort. - Kwaliteiten De ligging van Giesbeek aan de IJssel nabij de Valewaard, waar natuurontwikkeling plaatsvindt, en het recreatiegebied Rhederlaag zijn belangrijke kwaliteiten. De dijk als cultuurhistorisch element maakt hier onderdeel van uit. Aan de oostzijde wordt Giesbeek begrensd door de Zwalm. Deze waterloop is een ecologische verbindingszone met een open gebied ten oosten ervan. Vanuit de omgeving is op een aantal punten een fraai zicht op het water. Komend vanaf de Rivierweg is er een eveneens een fraai zicht op het dorp.
De historische bebouwing in Giesbeek bestaat voornamelijk uit de katholieke kerk, de molen (rijksmonument), de school en verschillende historische boerderijen en panden aan de Kerkstraat en Meentsestraat. De molen dateert uit het einde van de negentiende eeuw en ligt nabij de kruising van de Meentsestraat en de Kerkstraat. De hooggelegen Kerkstraat is een straat van cultuurhistorische waarde waaraan enige karakteristieke dijkwoningen liggen. De verhoogde ligging van de Kerkstraat is nog duidelijk herkenbaar in het dorp. - Diskwaliteiten De Rivierweg is een harde begrenzing van het dorp. Samen met de strenge begrenzing door de dijk betekent dat een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van Giesbeek. Daarnaast levert de Rivierweg geluidhinder op voor aanwonenden.
Giesbeek ligt naast het recreatie- en natuurgebied Rhederlaag maar heeft hier ruimtelijk gezien weinig binding mee.
Een aantal bedrijven is hinderlijk of niet passend binnen de omgeving. Het aannemersbedrijf aan de Meentsestraat is een niet passende functie temidden van de woningen.
Functionele karakteristiek
In de kern Giesbeek bevinden zich openbare en commerciële functies en bedrijvigheid. Veel winkels, horecavoorzieningen en andere commerciële voorzieningen bevinden zich aan en nabij de Meentsestraat en/of de Kerkstraat.
De supermarkt ligt naast de molen. Voor wat betreft openbare voorzieningen is in Giesbeek een cultureel centrum, een peuterspeelzaal en een bibliotheek te vinden.
De sportvelden van Giesbeek liggen in het zuiden van de kern. De sporthal bevindt zich in het noorden nabij de woonwijk Riesweerd.
Aan de zuidwestkant van Giesbeek is een concentratie van bedrijvigheid gevestigd, dat niet meegenomen is in het voorliggende plangebied.
2.1.4 Kern Lathum
Historische ontwikkeling
Lathum is net als Giesbeek ontstaan als lintdorp aan de IJsseldijk. De Kerkstraat is een oud lint en staat haaks op de IJsseldijk. Rond de twintigste eeuw was de belangrijkste bebouwing die aan deze straat aanwezig was het Huis te Lathum en de protestantse kerk. De bebouwing zelf is echter al ouder.
Met name in en rond Lathum is traditionele dijkbebouwing te vinden. Deze oorspronkelijke bebouwing langs de dijk kenmerkt zich door een "vergroeiing" van de bebouwing met het talud van de dijk. Direct aan de dijk is het hoge deel van de woning gelegen, met daarachter de aanbouw welke lager is dan het voorste deel van de woning. Een dijkwoning reageert op de niveauverschillen van het dijklichaam. De relatief lage bouwkosten van dergelijke woningen hebben ertoe geleid dat er veel van dergelijke woningen zijn gebouwd.
De naoorlogse uitbreiding van Lathum ligt geheel ten westen van de Kerkstraat. Het dorp bestaat, afgezien van de kerk en de school, voornamelijk uit woonbebouwing. Met de komst van de Rivierweg is het Huis te Lathum met de aangrenzende bebouwing afgesneden van de rest van het dorp. Het Huis te Lathum valt buiten het plangebied.
Ruimtelijke karakteristiek
- Gevolgen historische ontwikkeling De historische lintbebouwing van Lathum is nog altijd goed herkenbaar. De historische linten hebben geen belangrijke verkeersfunctie meer door de aanleg van de Rivierweg aan de zuidzijde van het dorp. De aanleg van de Rivierweg heeft drastische gevolgen gehad voor de dorpsopbouw. Er is nu sprake van een ruimtelijke scheiding tussen het noordwestelijk en zuidoostelijk deel van Lathum (dat buiten het voorliggende plangebied ligt).
- Kwaliteiten Eén van de kwaliteiten van Lathum is de landelijke ligging. Lathum wordt aan de noordzijde begrensd door de dijk met daarachter het natuurgebied de Koppenwaard. Ten zuiden en westen van Lathum ligt het open komkleigebied.
De historische linten van Lathum, de Bandijk, de Kerkstraat en de Molenstraat, vormen een andere belangrijke kwaliteit van het dorp. Het Huis te Lathum (buiten het plangebied) en de kerk met pastorie zijn andere belangrijke cultuurhistorische elementen (rijksmonumenten). De vroegere molen, waar de Molenweg haar naam aan dankt, is helaas verdwenen.
Ten westen van het dorp is een fraai gezicht mogelijk op de dijk en het achterliggende Veluwemassief. Vanaf de Rivierweg is tevens een fraai zicht op de Kerkstraat. Doordat Lathum zich als het ware in een U-vorm van historische linten heeft ontwikkeld, is het gebied oostelijk van de Kerkstraat een fraaie open ruimte. - Diskwaliteiten Een grote belemmering voor de ontwikkeling van Lathum wordt gevormd door de Rivierweg. Behalve dat het een fysieke barrière is, levert de weg geluidsoverlast op. Rond Lathum zijn verder een tweetal agrarische bedrijven gelegen. De hindercirkel van deze bedrijven is een belemmering voor woningbouwuitbreiding.
Buiten het plangebied, in de driehoek gevormd door de Koestraat, de Rivierweg en de Bandijk, bevindt zich een concentratie van bedrijfsbebouwing die een rommelig beeld veroorzaakt.
Het meest recent gerealiseerde nieuwbouwplan De Horst ligt aan de westelijke rand van het dorp.
Functionele karakteristiek
Aan de Kerkstraat is in Lathum de kerk en de school te vinden en daarnaast ’t Gebouw waar diverse activiteiten plaatsvinden. Een open veldje wordt gebruikt door de school en dient als feestweide tijdens de jaarlijkse feesten. Voor het overige is Lathum voornamelijk een woongebied. Bedrijfsterreinen ontbreken.
2.2 Beleid In Relatie Tot Dit Plan
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Zevenaar is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is waarop een (kleinschalig) bestemmingsplan wordt opgesteld.
In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor het onderhavige plangebied relevante beleid.
2.2.1 Gemeentelijk beleid
Welstandsbeleid
Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwrecht. Omgevingsvergunningen voor het bouwen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechniek is het uiterlijk van een bouwwerk erg belangrijk. Hiervoor is welstandsbeleid opgesteld. Het welstandsbeleid is opgesteld aan de hand van gebiedsgerichte welstandscriteria. Deze criteria zijn weer gekoppeld aan deelgebieden. De verschillende deelgebieden hebben een duidelijk waarneembare samenhang door de verschijningsvorm en functie van de bebouwing in combinatie met de stedenbouwkundige opzet. Vaak is de bebouwing ook in dezelfde periode gerealiseerd.
Naast de verschijningsvorm en de functie is ook de hoofdstructuur een middel om tot een gebiedsindeling te komen. Parkzones, hoofdwegen maar ook de dijk begrenzen vaak deelgebieden. Soms is de ligging van bebouwing aan een belangrijke route juist de reden om te kiezen voor een apart deelgebied.
De (voormalige) gemeenten Angerlo en Zevenaar zijn met ingang van 1 januari 2005 samengevoegd tot de gemeente Zevenaar. Voor de voormalige gemeente Angerlo is in juni 2004 een welstandsnota opgesteld. Deze nota is door de gemeente Zevenaar gewijzigd vastgesteld in oktober 2006. In deze welstandsnota is een gebiedsindeling weergegeven op de deelgebiedenkaart.
In de kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek zijn deelgebieden met de volgende karakteristieken te onderscheiden:
- bebouwingslint;
- (bloksgewijze) traditionele woningbouw;
- planmatige woningbouw;
- projectmatige woonwijk;
- toekomstige woningbouw;
- (toekomstig) bedrijventerrein;
- sport- en groenvoorzieningen.
De gemeente Zevenaar vindt het belangrijk dat er in het gehele gemeentegebied een bepaald welstandstoezicht gehandhaafd moet worden. Daarom zijn er geen gebieden in Zevenaar “welstandsvrij”. Het vaststellen van het welstandsniveau is cruciaal voor het opstellen van welstandscriteria. Het welstandsniveau sluit aan op het te hanteren ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Er zijn 4 welstandsniveaus te onderscheiden:
Gebieden met een minimaal welstandsniveau
Dit zijn gebieden die beperkte afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder veel problemen kunnen verdragen. In deze gebieden is de bebouwingstypologie vaak zeer divers, waardoor er weinig eisen te stellen zijn. Ook gebieden waar weinig bebouwing staat, en waar deze bebouwing bovendien weinig in het zicht ligt, vallen onder dit welstandsniveau.
Gebieden met een regulier welstandsniveau
Onder het reguliere niveau vallen gebieden waarvan de basiskwaliteit gehandhaafd moet worden, voor zover deze niet grenzen aan belangrijke wegen of openbare ruimtes.
Gebieden met welstandsniveau regulier extra
Bij dit welstandsniveau ligt de gewenste kwaliteit van de bebouwing net iets boven de basiskwaliteit omdat de gebieden beeldbepalend zijn voor de wijk waarin ze zijn gelegen of voor het dorp. Ze grenzen aan belangrijke wegen of belangrijke openbare (groene) ruimtes. Daarnaast zijn de dorpsranden die vanuit het omliggende landschap zichtbaar zijn en daardoor het aanzicht van de kernen bepalen als regulier extra aangemerkt. De extra aandacht richt zich voor een belangrijk deel van deze gebieden op de achterzijde en zijkant van het erf.
Gebieden met een bijzonder welstandsniveau
In deze gebieden is het welstandstoezicht gericht op het voorkomen van aantasting van de ruimtelijke karakteristiek en het versterken van de bestaande kwaliteit. Het betreft gebieden met cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden. Ook gebieden die van cruciaal belang zijn voor het aanzicht van de gemeente zijn bijzonder welstandsgevoelig.
Voor ieder welstandsniveau is aangegeven welke beoordelingscriteria een rol spelen. In gebieden met een "minimaal welstandsniveau" vindt een lichte welstandstoets plaats aan de hand van criteria die gericht zijn op de relatie van het bouwwerk met zijn omgeving. In gebieden met een "regulier welstandsniveau" wordt getoetst aan criteria gericht op de relatie met de omgeving en de aard van de bouwmassa. Gebieden met het "niveau regulier extra" krijgen in vergelijking tot de reguliere welstandstoets aanvullend criteria ten aanzien van materialen en kleuren. Maar in het bijzonder gelden hier aanvullende criteria voor kleine bouwplannen. De zogenaamde sneltoets voor kleine bouwplannen kan in deze gebieden pas plaatsvinden als de bouwaanvraag ook aan deze criteria voldoet.
Voor meer informatie over dit belangrijke aspect bij de kwaliteit van de kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek en de wijze waarop daarmee omgegaan wordt bij de omgevingsvergunningverlening wordt verwezen naar de Welstandsnota.
2.2.2 Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan hetgeen binnen het beleidskader wordt verwoord.
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten, maar ook naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan.
3.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologische waarden
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient onmiddellijk te gebeuren.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Is de verwachting dat er archeologisch waardevolle zaken aanwezig kunnen zijn, dan is vooronderzoek nodig. Het archeologiebeleid van de gemeente Zevenaar is doorvertaald in het bestemmingsplan "Archeologie". Dit bestemmingsplan is een parapluplan waarmee het gemeentelijke archeologiebeleid wordt doorvertaald in alle bestemmingsplannen van de gemeente Zevenaar. Zodra dit plan in werking is getreden, wordt aan alle bestemmingen een extra bestemming toegevoegd: de archeologische waarde.
Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt een omgevingsvergunningenstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een aanlegvergunning nodig is of niet. Ook wordt degene die een ingreep in de bodem verricht, verplicht om bij elke mogelijke vondst van archeologische waarde dit te melden bij de minister.
Uit de onderstaande afbeelding blijkt dat de kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek zijn aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting (oranje kleur). Voor bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm is een omgevingsvergunning nodig, alsmede een inventariserend archeologisch onderzoek.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die het verstoren van de ondergrond mogelijk maken en/of de monumentale bebouwing. Om die reden is archeologisch onderzoek achterwege gebleven.
De regeling zoals deze in het bestemmingsplan Archeologie is opgenomen is overgenomen in dit bestemmingsplan.
Molen De Hoop in Giesbeek
In de kern Giesbeek bevindt zich de windkorenmolen De Hoop aan de Meentsestraat 3. Het is een ronde stenen stellingmolen. De molen is in 1888 als beltmolen gebouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd De Hoop zwaar beschadigd. Pas in 1956 is de molen hersteld, waarbij onderdelen uit de molen De Dankbaarheid te Kreijel zijn gebruikt. In 1964 werd het gehele binnenwerk uitgebroken en werd de belt afgegraven. In 1979 kocht de voormalige gemeente Angerlo de molen om hem in 1981 te herstellen. Hierbij werd de voormalige beltmolen definitief een stellingmolen. Een deel van de stelling wordt gevormd door het dak van de naast de molen gebouwde supermarkt.
Een maalvaardige molen en een enthousiaste molenaar alleen zijn niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. In 1973 werd om dit omgevingselement aan te duiden het begrip "molenbiotoop" geïntroduceerd.
De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument. De biotoop kent een straal van 400 meter. Naast windvang dient dan ook te worden gelet op de belevingswaarde van de molen. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten. De Gelderse Molenverordening en de Uitvoeringsregeling Gelderse molenverordening zijn specifiek geschreven om de molens te beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen in de molenbiotoop.
De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. Bij de afweging tot welke hoogte er gebouwd kan worden, mag daarbij rekening gehouden worden met de al aanwezige tussenliggende bebouwing. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet "te hoog" is. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels.
Deze biotoopformule luidt als volgt:
- Hx=X/n+cxz of X=n(HX-cxz)
Waarin:
- H = hoogte obstakel
- X = afstand obstakel tot molen
- n = 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied
- c = constante = 0,2
- z = askophoogte (helft van lengte vlucht + de eventuele hoogte van de stelling)
Wanneer de omgeving van de beschouwde molen voldoet aan de eisen uit de formule is er sprake van een toelaatbare situatie. Zoals aangegeven gelden binnen de zone van de molenbiotoop andere beperkende maatregelen ten aanzien van de hoogte van de bebouwing en beplanting.
Om de berekening te kunnen maken is gebruikgemaakt van de volgende basisgegevens voor molen De Hoop:
- stellinghoogte = 3,20 meter
- vlucht = 20,50 meter
- z = (½ x 20,50) + 3,20 = 13,45 meter
- n = 50
Aan de hand van de biotoopformule is de biotoop van Molen De Hoop bepaald. De hoogte van de woningen zou binnen 100 meter van de woning in ieder geval niet meer mogen bedragen dan 3,20meter (stellinghoogte). Op 100 meter afstand bedraagt de maximaal toegestane hoogte 4,69 meter.
3.2 Ecologie
3.2.1 Inleiding
Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden van het projectgebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur van toepassing. Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor de ecologie kunnen aangewezen worden als Europese vogelrichtlijn- en/of habitatrichtlijngebieden (Natura 2000). De verplichtingen uit de vogel- en habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de reeds bestaande staatsnatuurmonumenten ook opgenomen. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
3.2.2 Natuurtoets
De Kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek bevinden zich in de buurt van Nationaal landschap Veluwe en twee in ontwerp zijnde Natura 2000 speciale beschermingszones, namelijk de Uiterwaarden IJssel en de Veluwe. Daarnaast liggen de kernen in de buurt van de ecologische hoofdstructuur IJssel. Gebiedsbescherming is daarom aan de orde.
Soortbescherming ingevolge de Flora- en faunawet is niet van toepassing op het plangebied. De nu aanwezige bebouwing en de omliggende inrichting is van geen bijzondere waarde waardoor geen ontheffingen noodzakelijk zijn in het kader van de Flora- en faunawet. Bij sloop van de bebouwing en de herinrichting dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht vanuit de Flora- en faunawetgeving.
3.2.3 Conclusie
Omdat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen te verwachten.
Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.
3.3 Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een consoliderend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), brengt dit bestemmingsplan voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
3.4 Kabels En Leidingen
Teneinde een goede beoordeling te maken voor de vele functies binnen een plangebied, is het noodzakelijk inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van de binnen het plangebied voorkomende kabels en leidingen.
Het dient te gaan om kabels en leidingen met een planologische functie, zoals:
- Aardgastransportleiding.
- Brandstoftransportleiding.
- Hoogspanningsmasten en -leidingen.
- Straalpaden.
In het plangebied bevinden zichgeen bovengrondse en/of ondergrondse leidingen die ruimtelijk relevant zijn. Ter hoogte van Lathum ligt circa 300 meter ten zuiden van de Rivierweg weliswaar de aardgastransportleiding 44409-N-559-02-KR-003 die naar de Uitmeentsestraat aan de westkant van Giesbeek loopt, maar deze heeft geen ruimtelijk relevante effecten voor het plangebied.
3.5 Milieu
3.5.1 Bodem
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat eventuele aanwezige verontreinigingen via een apart milieuspoor in de gaten worden gehouden. Via het spoor van de bouwverordening wordt gezorgd dat bij nieuwe omgevingsvergunningen gelet wordt op de bodemkwaliteit.
3.5.2 Externe veiligheid
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ("Indeling Leidraad maatramp") zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
- Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
- Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied ligtde aardgastransportleiding 44409-N-559-02-KR-003. De plaatsgebondenrisicocontour van deze transportleiding bedraagt 0 meter. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
3.5.3 Geluid
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, spoor en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten.
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
In dit beheergerichte plan worden geen mogelijkheden gegeven voor nieuwbouw van woningen en geluidgevoelige objecten. Om die reden is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd.
3.5.4 Lucht
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
3.5.5 Aanwezige bedrijvigheid
Om in de toekomst planologisch ongewenste veranderingen te voorkomen worden bestaande legale bedrijven binnen het stedelijk gebied als zodanig bestemd. Zodoende kan een planologische en stedenbouwkundige afweging worden gemaakt indien er sprake is van een voorgenomen functiewijziging.
3.5.6 Water
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.
In de waterparagraaf wordt aangegeven óf en op welke wijze de waterhuishouding wordt beïnvloed en op welke wijze negatieve effecten worden voorkomen of gecompenseerd. Daarnaast bevat de waterparagraaf het wateradvies van de waterbeheerder. Indien wordt afgeweken van het wateradvies moet hiervoor een motivatie worden afgegeven.
Het voorliggende plangebied valt binnen de grenzen van het beheergebied van Waterschap Rijn en IJssel. Uitgangspunt is dat de actualisatie conserverend van aard is en niet gericht is op (grote) ontwikkelingen binnen de kernen. Omdat de bestaande functies en het grondgebruik gehandhaafd blijven, zijn er geen wijzigingen te verwachten met betrekking tot de waterhuishouding in het plangebied.
Daarentegen is van belang om het doel van het hedendaagse waterbeheer te benoemen, mede ook om op voorhand een kader te scheppen voor (her)ontwikkelingen die mogelijk op termijn gaan spelen. Het navolgende kan als advies in dit kader worden beschouwd.
Als uitgangspunten gelden de volgende principes:
- De kwantiteitstrits "vasthouden - bergen - afvoeren"
Bij de ruimtelijke inrichting wordt rekening gehouden met de waterhuishoudkundige situatie. Vertrekpunt is dat de huidige situatie niet nadelig wordt beïnvloed. - De kwaliteitstrits "schoon houden - scheiden - schoon maken"
Om eventuele verontreiniging van bodem, grond- en oppervlaktewater te voorkomen worden duurzame, niet-uitlogende bouwmaterialen en een milieuvriendelijk beheer en onderhoud toegepast.
Concreet betekent dit:
- geen afvoer van hemelwater naar het riool, maar infiltratiemogelijkheden worden maximaal benut en verhard oppervlak zoveel mogelijk afgekoppeld;
- in principe geen directe afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater;
- hemelwater zoveel als mogelijk binnen het plangebied vasthouden en/of bergen en dit tevens planologisch regelen;
- ophogen van het terrein indien onvoldoende ontwateringsdiepte aanwezig is;
- voorkomen van grondwateroverlast binnen en buiten het plangebied;
- geen toepassing van uitlogende bouwmaterialen.
Keur van het waterschap
Via de Keur voor de watergangen/waterhuishouding en de Keur op de waterkeringen worden watergangen e.a. beschermd. Op de plankaart is aangegeven op welke gronden de Keur van het Waterschap van toepassing is.
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is niet het enige instrument. Andere wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijk beleid. Meer informatie over de rol en betekenis van het bestemmingsplan is te vinden op de site van de gemeente en op www.minvrom.nl.
4.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Op de plankaart is te vinden welke bestemming gronden hebben, en in de planregels zijn de bepalingen te vinden bij dat stuk grond. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etcetera) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen.
Dit houdt in dat:
- de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren;
- de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang). Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van "werken" (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
- 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
- 2. het bebouwen van de gronden;
- 3. het verrichten van werken (aanleggen).
Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden
Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven.
Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
- 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één enkelbestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (en af en toe zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
- 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de plankaart. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etcetera. Via een aanduiding wordt in de regels "iets" geregeld. Dat "iets" kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in één regel maar ook in meerdere planregels en kunnen ook een gehele "eigen" planregel hebben.
Hoofdstukopbouw van de planregels
De planregels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (regel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (regel 2).
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en eventueel ook een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen ook in alfabetische volgorde achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) ontheffingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) omgevingsvergunningstelsel en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene procedurebepalingen maar ook regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse ontheffingen (een binnenplanse ontheffing is, zoals het woord het al zegt, een ontheffingsmogelijkheid in het bestemmingsplan zelf van de regels uit dat zelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot "buitenplanse" ontheffingen). Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden: ze moeten daarom altijd goed gelezen worden vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk wordt het overgangrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
4.2 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, planregels en een toelichting. De plankaart en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en toegepast. Op de plankaart zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Hierna worden - voor zover nodig - de regels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.
Agrarisch
De gronden met een agrarisch gebruik gelegen in of nabij de bebouwde kom hebben de bestemming "Agrarisch" gekregen. De bestemming is zo beperkt mogelijk gehouden en wijkt af van de gebruikelijke bestemming "Agrarisch" in het buitengebied. Een aantal specifieke werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden zijn ter bescherming van de bestemming gekoppeld aan een verbod, met een omgevingsvergunningenstelsel. Een aantal zaken, zoals het normale onderhoud en gebruik, zijn uitgezonderd van het hiervoor genoemd verbod.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming "Groen". Hiervan kan gebruik worden gemaakt indien het agrarische gebruik is beëindigd en de gronden meer als groenvoorziening voor het stedelijk gebied in gebruik zijn.
Bedrijf
De bestaande bedrijven in het plangebied zijn bestemd in overeenstemming met de huidige bedrijfsactiviteiten. Omdat de bedrijven zijn gelegen in het bestaande stedelijk woongebied wordt op voorhand een niet te ruime bestemming opgenomen. Dat komt vooral tot zijn recht, indien de bedrijfsactiviteiten worden stopgezet en een andersoortig bedrijf zich wil vestigen. Vanwege de kwetsbaarheid van de omgeving is niet elk bedrijf geschikt voor vestiging. Er zal een afweging gemaakt moeten worden of vestiging uit planologisch oogpunt mogelijk is, waarna ontheffing kan worden verleend voor vestiging van het nieuwe bedrijf.
In de regels wordt verwezen naar de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Ten opzichte van de basislijst van de VNG heeft om planologische redenen een inperking van de Staat van bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden.
In de eerste plaats is de categorie detailhandels- en horecabedrijven (m.u.v. catering) uit de Staat (SBI-code 52 en 55) weggelaten, omdat het niet gewenst is deze bij recht ter plaatse van de bedrijfsbestemmingen in het dorp toe te staan. Detailhandel dient plaats te vinden ter plaatse van de bestemming "Detailhandel".
De bestemmingsregeling voor "Bedrijf" laat wel detailhandel toe als ondergeschikt deel van het bedrijf vanuit het meest doelmatig gebruik. In de tweede plaats bevat de basislijst van de VNG ook enkele activiteiten, die naar hun aard niet thuis horen in de bestemming. Hierbij kan genoemd worden maatschappelijke dienstverlening en bepaalde sport- en recreatieactiviteiten. Deze categorieën bedrijfsactiviteiten zijn daarom geschrapt uit de bij de regels gevoegde "Staat van Bedrijfsactiviteiten". Dergelijke vestigingen en activiteiten krijgen over het algemeen een specifieke bestemming. In de derde plaats is het planologisch ondenkbaar, dat zich binnen een bedrijfsbestemming in het dorp/de wijk land- en tuinbouwers kunnen vestigen. De categorie land- en tuinbouw is ook grotendeels uit de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" geschrapt. Van deze categorie zijn de meer industriële activiteiten wel gehandhaafd (hoveniersbedrijven). Tot slot is een aantal bedrijfsactiviteiten weggelaten, die in dit gebied niet relevant, danwel niet van toepassing zijn. Het gaat daarbij om de volgende bedrijfsactiviteiten: zeevaart, binnenvaart, visserij, luchtvaart en delfstoffenwinning.
Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te actualiseren. Daarmee kan de Staat worden aangevuld met nieuwe bedrijfsactiviteiten, die nu (nog) niet op de lijst voorkomen, en die qua milieuhinder redelijkerwijs zijn te vergelijken met de wel op de lijst voorkomende bedrijfsactiviteiten. Tevens kan van deze bevoegdheid gebruik worden gemaakt om bepaalde bedrijfsactiviteiten qua milieuhinder lager in te schalen, indien is gebleken dat door toepassing van nieuwe technieken de milieubelasting van die activiteiten structureel lager is geworden.
Bos
De gronden met (hoog) opgaande afschermende beplanting en wat onder normale omstandigheden als bos wordt bestempeld heeft de bestemming "Bos" gekregen. Belangrijk binnen de bestemming is de bescherming, het behoud en het herstel van de aan deze gronden toegekende natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden. Een aantal werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden zijn ter bescherming van de bestemming gekoppeld aan een verbod, met een omgevingsvergunningenstelsel. Bepaalde zaken, zoals het normale onderhoud en gebruik, zijn uitgezonderd van het hiervoor genoemde verbod.
Gemengd
In het plangebied komen enkele locaties voor met de bestemming "Gemengd". De bestemming bij deze functie is een zogenaamde "mengbestemming", wat inhoudt dat er meerdere functies kunnen voorkomen en dat deze onderling uitwisselbaar zijn. De functies die kunnen voorkomen zijn detailhandel, publieke dienstverlening en wonen. Wonen is enkel op de verdiepingen mogelijk, met uitzondering van een bedrijfswoning.
Groen
Het groen met een meer structureel karakter (structuurgroen) is vastgelegd in de meer specifieke bestemming "Groen". Daarin zijn opgenomen grasvelden, opgaande beplanting, speelplaatsen en de diverse in het groen aanwezige voet- en fietspaden. Het is mogelijk ontheffing te verlenen voor verhardingen ten behoeve van parkeerplaatsen, indien de behoefte daaraan op of rond de daartoe aangewezen plaats is aangetoond. Uitgangspunt bij deze ontheffingsmogelijkheid is echter, dat het structurele karakter van de groenzones gehandhaafd moet blijven. Bijvoorbeeld dat in visueel opzicht sprake moet zijn van een ononderbroken verbinding met een voldoende breedte. Water en voorzieningen voor de waterhuishouding maken onderdeel uit van deze bestemming en mogen dus direct aangelegd worden.
Horeca
Binnen de bestemming "Horeca" mogen de functies hotel, restaurant en café voorkomen. Daarbij is wel bepaald dat vormen van horeca met een grote ruimtelijke uitstraling niet zijn toegestaan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een discotheek. Om misverstanden te voorkomen is bij de begrippen in artikel 1 opgenomen wat onder "horeca" wordt verstaan. Om te voorkomen dat andere functies zich vestigen op een locatie, zijn de uitzonderingen specifiek aangeduid.
Maatschappelijk
Alle bestaande maatschappelijke voorzieningen zijn bestemd tot "Maatschappelijk". Om te voorkomen dat de nutsvoorzieningen en de begraafplaatsen vervangen worden door "zwaardere" maatschappelijke functies zijn deze functies specifiek aangeduid. In het plan is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen, zodat op de begraafplaatsen nog bergingen en stallingen gebouwd kunnen worden.
Verkeer
De wegen in het plangebied met een stroomfunctie voor het verkeer zijn bestemd tot "Verkeer". Zowel de rijbaan zelf, als de bermen, parkeermogelijkheden en de fiets- en voetpaden zijn binnen de bestemming opgenomen. Bij herinrichting moet rekening worden gehouden met het aantal rijstroken (eisen Wet geluidhinder).
Water en voorzieningen voor de waterhuishouding maken onderdeel uit van deze bestemming en mogen direct aangelegd worden.
Verkeer - Verblijfsgebied
Alle overige wegen zijn bestemd tot "Verkeer - Verblijfsgebied". Deze wegen hebben allen een functie voor het bestemmingsverkeer in de wijk. In deze bestemming is een groot deel van de openbare straatruimte rond de woningen vastgelegd: behalve de wegen zijn veelal ook de aansluitende trottoirs, parkeerstroken en stroken (blok-)groen in deze bestemming opgenomen. Water en voorzieningen voor de waterhuishouding maken onderdeel uit van deze bestemming en mogen direct aangelegd worden.
Water
De waterpartijen, waarvan het behoud gewaarborgd dient te worden, zijn specifiek bestemd tot "Water".
Wonen (en Tuin)
De woonpercelen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming "Wonen" en de bestemming "Tuin". In de bestemming "Wonen" is voorts een bouwvlak opgenomen. In dat bouwvlak mag het hoofdgebouw worden gebouwd (onder bepaalde kenmerken). Er zijn specifieke kenmerken opgenomen voor het erbuiten mogen bouwen van aan- uit en bijgebouwen.
De bestemming "Tuin" hoort bij het woonperceel. In die bestemming is het niet toegestaan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde te bouwen, behoudens vergunningsvrije bouwwerken zoals muurtjes en dergelijke, als ook een erker en andere vergelijkbare (kleine) gebouwtjes aan de voorzijde van een woning.
Het inrichten en gebruiken van de woning met aan-, uit- en bijgebouwen als praktijkruimte voor zogenaamde aan huis gebonden beroepen, zoals arts, tandarts, administrateur, verzekeringstussenpersoon, kunstenaar en notaris, wordt in de jurisprudentie als meest doelmatig gebruik aangemerkt en als recht toegestaan. Voorwaarde is dat de op wonen gerichte functie van de betreffende bebouwing in redelijke mate intact blijft. Voor bedrijfsactiviteiten aan huis is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen, mits aan een aantal specifieke voorwaarden wordt voldaan.
Waarde - Archeologie
Via dit artikel wordt een aanlegstelsel opgelegd voor het verrichten van bodemingrepen. Al naar gelang de diepte en omvang van een ingreep is, afhankelijk van de mogelijke waarde van die locatie op het gebied van de archeologie, een omgevingsvergunning nodig.
Waterstaat - Waterkering
Via dit artikel wordt een aanlegstelsel opgelegd voor het verrichten van activiteiten in / direct nabij de dijk die in het plangebied ligt.
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximum bebouwingspercentage was betrokken wederom, nu ten behoeve van de berekening van het maximum bebouwingspercentage van een ander bouwperceel als basis wordt genomen.
Algemene bouwregels
Binnen dit artikel zijn enkele specifieke regels opgenomen voor wat betreft afwijkingen in de bouw en afwijkingen in het bestaand bebouwingspercentage.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. In ieder geval is aangegeven wat gezien moet worden als strijdig gebruik. Ook is aangegeven wat gezien kan worden als toegestaan gebruik van de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. De aanduiding heeft betrekking op meerdere bestemmingen.
Voor een molen is voldoende vrije windvang belangrijk. Om dat belang te beschermen wordt er aan de omgeving van de molen een bouwbeperking opgenomen. Die bouwbeperking houdt in dat voordat gebouwd/verbouwd mag worden ook aan de belangen van de molen moet worden gedacht. Daarom is er een zone opgenomen rondom een molen: de molenbiotoop. Deze biotoop kent een straal van 400 m. Door toepassing van een formule is te berekenen hoe de obstakelhoogte (het gewenste bouwplan) zich verhoudt tot de afstand tot de molen en op die manier de invloed van het obstakel op de windvang. Zo wordt het belang van het bouwplan afgewogen tot het belang van de molen. Bij de afweging tot welke hoogte er gebouwd kan worden, mag daarbij rekening gehouden worden met de al aanwezige tussenliggende bebouwing.
De formule luidt als volgt: Hx = X/n + c * z:
- Hx de hoogte van obstakel x is
- X de afstand van x tot de molen is
- n een constante (voor open gebied 140, voor ruw gebied 75, voor gesloten gebied 50)
- c een constante van 0,2
- z askophoogte van de molen
Voor de enige molen in dit bestemmingsplangebied waarvoor de Molenbiotoop van toepassing is geldt n = 50 (gesloten gebied) en een askophoogte van 13,45m. De formule wordt dan Hx = X/50 +0,2*13,45 oftewel Hx = X/50 + 2,69.
Een woning van één laag met een kap van 5 m hoog op een afstand van 200 m die volgens de bestemming "Wonen" tot twee lagen met kap mag worden uitgebouwd met een kap op 9m mag dan ingevolge de molenbiotoop 200/50+ 2,69 = 4 + 2,69 = 6,69m hoog worden. Het bouwrecht uit de bestemming "Wonen" wordt in dit voorbeeld dus ingeperkt door de dubbelbestemming. Zou, in dit voorbeeld, deze woning op 350m hebben gelegen mocht ze 350/50 + 2,69= 9,69m hoog bouwen en volgen er uit de molenbiotoop geen beperkingen meer aan de hoogte die gegeven is in de bestemming "Wonen". Voor gebouwen die al hoger zijn dan volgens de formule zou mogen geldt dat deze zo hoog mogen blijven en ook na een verbouwing zo hoog mogen blijven.
In dit artikel komen ook een tweetal voorzieningen voor die verspreid over het plangebied voorkomen. Het zijn de garageboxen en nutsvoorzieningen. Deze functies krijgen een bestemming die het meest aansluit bij de bestemming in de omgeving. Dat kan dus zowel Groen zijn, als Wonen of Verkeer of welke bestemming dan ook. Via de aanduiding voor de garagebox / nutsvoorziening wordt bepaald dat deze functie daar expliciet ook mag zijn. Daarbij wordt ook een bouwhoogte vastgelegd tot maximaal 3m. In de begripsbepalingen staat omschreven wat een garagebox is.
Algemene ontheffingsregels
In dit artikel is een aantal regels opgenomen teneinde het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast.
Overige regels
Teneinde discussies te voorkomen is expliciet aangegeven dat daar waar naar een wettelijke regeling wordt verwezen, dit de regeling betreft zoals die luidt op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Overgangsrecht
Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan ten tijde van de inwerkingtreding, dan wel bebouwing die krachtens een omgevingsvergunning kan worden gebouwd, en afwijkt van het plan is onder het overgangsrecht geplaatst. Een geringe uitbreiding van de inhoud wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat, is volledige herbouw toegestaan. "Illegaal" tot stand gekomen bebouwing valt in beginsel niet onder het overgangsrecht.
Het legale gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 Inspraak En Overleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt en de planregeling is afgestemd op het reeds vastgestelde plan Kom Zevenaar, waarover overleg is gevoerd en ingestemd is met de planregeling, is aangegeven dat dergelijke plannen niet meer voor het vooroverleg toegezonden hoeven te worden naar de VROM-Inspectie en Provincie Gelderland. Op 17 mei 2010 is dit bestemmingsplan aan het Waterschap toegezonden. Op basis daarvan heeft overleg plaatsgevonden over het plan. Uit dit overleg is naar voren gekomen dat het waterschap zich kan vinden in het plan met dien verstande dat de kernzone van de primaire waterkering niet op op de kaart als beschermingszone te zien was. Dit is hersteld. Verder werd verzocht om in de toelichting op te nemen dat de Keur voor de watergangen/waterhuishouding en de Keur op de waterkeringen, en daarmee diverse gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot de watergangen en de waterkeringen, onverminderd het bepaalde in het bestemmingsplan ook van toepassing is. Dit is opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor het overige kon het waterschap zich, mede door het conserverende karakter zonder grootschalige ontwikkelingen, zich vinden in het plan.
Inspraak is bij dit plan niet gevoerd omdat dit plan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt.
5.2 Van Ontwerp Naar Vaststelling
Op het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn zienswijzen ingediend. In het vaststellingsbesluit en in de zienswijzennota is verslag gedaan van de zienswijzen en de wijzigingen die bij vaststelling zijn doorgevoerd.
Hoofdstuk 6 Conclusie
Het bestemmingsplan is opgezet volgens artikel 3.1.6 van het Bro, waardoor geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan beleidsmatig gezien inpasbaar is in het beleid, voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is.
Door uitvoering van dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie in de kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek van een actuele planologisch-juridische regeling voorzien, waardoor er grote rechtszekerheid voor de burgers ontstaat. De planologische regels zijn afgestemd op de huidige en toekomstige situatie en geüniformeerd door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede, namelijk een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Zevenaar.
april 2011.