KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Wettelijk Kader
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Ruimtelijke Situatie
2.2 Het Plan
Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan
3.1 Inleiding
3.2 Beleid
3.3 Milieu
3.4 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Bestemmingsplanregeling
Hoofdstuk 5 De Procedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Cat. 1 En 2
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt
Bijlage 2 Quickscan Natuurwaarden Onderzoek, 01-04-2019
Bijlage 3 Archeologische Begeleiding 'Plangebied Kerkweg 49 - 51', Aerdt, Gemeente Zevenaar Juli 2019.pdf
Bijlage 4 Programma Van Eisen (Pve)
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek, 23-03-2019
Bijlage 6 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek, 19-12-2019
Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening Aerius

Kerkweg 49 en 51 Aerdt

Wijzigingsplan - Gemeente Zevenaar

Vastgesteld op 08-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Kerkweg 49 en 51 Aerdt van de gemeente Zevenaar;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet zijnde een seksinrichting, een escortbedrijf of detailhandel;

1.7 achtergevel:

de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 archeologische verwachting :

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.12 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.13 Algemene wet bestuursrecht

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.16 bestaande bouwwerken of bestaand gebruik

  1. a. bij bouwwerken: aanwezige bebouwing ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan of mogelijk op te richten bebouwing op basis van een vóór de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan aangevraagde vergunning;
  2. b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (recreatie)woning/stacaravan of gebouw waarin de (recreatie)woning is gelegen, doordat het zich daarvan onderscheidt door zijn constructie of afmetingen;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 brutovloeroppervlakte (bvo.)

de som van de horizontale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;

1.28 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.29 erker:

een uitbouw van het hoofdgebouw met de omvang en uitstraling van een uitgebouwd venster, veelal gelegen voor het verlengde van de voorgevel;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruik:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

door de hoofdbewoner het bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

1.35 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.36 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.37 nettovloeroppervlakte (nvo)

de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007 (zie bijlage 1)

1.38 niet-geluidsgevoelige bebouwing:

bebouwing die volgens de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving niet aangemerkt wordt als geluidsgevoelige gebouwen en ruimten;

1.39 normaal onderhoud:

het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.

1.40 nutsvoorziening:

voorzieningen van openbaar nut, te weten:

  • aardgasleiding;
  • afvalwatertransportleiding;
  • hoogspanningslijn;

1.41 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.42 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken (< 1 m), balkons (< 5 m2), erkers (<7 m3), dakkapellen (< 7 m3) en liftschachten.

1.43 ondergronds

onder peil.

1.44 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt en geheel of gedeeltelijk door ten hoogste twee wanden is omsloten.

1.45 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het wateroppervlak ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.46 bewoning:

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.50 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.51 wet/wettelijke regeling:

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.52 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.53 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.54 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.55 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A).

1.56 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.57 woning:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de permanente huisvesting van een afzonderlijk (gemeenschappelijk) huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse/achterste bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 bebouwde oppervlakte:

het gezamenlijk oppervlak op een bouwperceel van de gebouwen en uitsluitend die bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de laatstgenoemde bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil

2.3 de hoogte van gebouwen en andere bouwwerken:

vanaf peil tot het hoogste punt van enig deel van een gebouw of een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.4 de oppervlakte van gebouwen

tussen de buitenzijden van de (verticaal geprojecteerd) gevels, behoudens topgevels en/of indien voorkomend het hart van de scheidsmuur.

2.5 oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.6 de goothoogte van gebouwen:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen;

2.7 de inhoud van een gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, overstekende daken goten, erkers, serres, balkons, trappen, bordessen, funderingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet mee dan één meter bedraagt

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.10 bestaande maten:

In die gevallen dat (goot)hoogten, oppervlakten en/of inhoud van bouwwerken ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande (goot)hoogten, oppervlakten en/of inhoud als maximum.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. a. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de biotische en abiotische waarden, als bedoeld in lid 1, sub a;
  2. b. afmetingen en vorm van gebouwen en andere bouwwerken, indien dat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid of om aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen te voorkomen dan wel een goede landschappelijke inpassing te bereiken.
  3. c. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming (art. 4) mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Gebruiksverbod

Het is verboden opstallen - of delen daarvan - en gronden te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Daaronder wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het agrarisch bouwperceel;b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en producten tenzij:
    1. 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    2. 2. dit plaatsvindt ten behoeve van een toegestane niet-agrarische nevenactiviteit binnen de bestaande bebouwing;
  2. b. detailhandel, met dien verstande dat detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten op het agrarische bedrijf en in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten bij een niet-agrarisch bedrijf is toegestaan;
  3. c. de wijziging van het bestaande agrarisch gebruik van de gronden in boom- en/of sierteelt;
  4. d. het gebruik van de gronden voor pot- en containerteelt buiten het agrarisch bouwperceel;
  5. e. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter om de volgende woonfuncties en recreatieve verblijfsfuncties:
    1. 1. de op verbeelding met de aanduiding 'aantal wooneenheden';
    2. 2. de grens van de kernen Lobith, Tolkamer, Tuindorp, Herwen, Aerdt en Pannerden, die op de plankaart zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;
    3. 3. de verblijfsrecreatieterreinen, als bedoeld in bijlage B “Terreinen voor verblijfsrecreatie”;
  6. f. het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, recreatieappartement, groepsaccommodatie, een mobiel kampeervoertuig of een bijgebouw voor permanente bewoning;
  7. g. het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, anders dan de daarvoor bij dit bestemmingsplan aangewezen gronden.

6.2 Uitzondering gebruiksverbod

Voor de bestemmingen Agrarisch gebied en Agrarisch gebied met hoge natuur en landschapswaarden wordt het gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing voor de opslag van caravans en boten niet in strijd geacht met de agrarische bestemming.

6.3 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 8.1 van dit artikel indien strikte toepassing van de verbodsregel zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheden

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.
  3. c.

7.2 Criteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. a. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  2. b. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.
  4. d. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Zevenaar, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
  5. e. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde onder a eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Wijzigingsplan Kerkweg 49 en 51 Aerdt

Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar d.d. 08-09-2020.

Secretaris, Voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit plan beoogt de planologische basis te leggen voor een wijziging van het voormalige agrarische bedrijf Kerkweg 49 en 51 Aerdt in een woonbestemming. De agrarische activiteiten van dit bedrijf zijn beëindigd. In dat kader zijn alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt met uitzondering van de woning op het perceel Kerkweg 51 en de eigenaren hebben de wens om één extra woning terug te bouwen. Het voormalige agrarische bedrijf beschikte over 2 bedrijfswoningen. De woning op het perceel Kerkweg 49 wordt herbouwd op basis van de regels van het geldende bestemmingsplan. De woning op het perceel Kerkweg 51 blijft gehandhaafd. Naast deze twee reeds toegestane woningen wordt er nog één extra woning toegevoegd.

Het totaal aantal toegelaten woningen in het kader van het voorliggende project wordt 3.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Vóór de aanleg van dijken vestigden bewoners zich op de hoger gelegen delen, de oeverwallen van de rivier. Op deze hoger gelegen delen ontstonden de dorpen Aerdt, Herwen en Pannerden. Herwen, Aerdt en Pannerden hebben hun ontstaan en groei voornamelijk te danken aan de landbouw en de baksteenindustrie. De kernen Lobith en Tolkamer zijn altijd sterk op de rivier gericht geweest.

Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied tegen het dorp Aerdt globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0001.png"

afb. globale ligging wijzigingsgebied in het westen van het dorp Aerdt

Voor een uitgebreidere beschriving van het dorp Aerdt wordt verwezen naar het vermelde onder Ad 6 van de volgende paragraaf 1.3.

1.3 Wettelijk Kader

Het voorliggende bestemmingsplan is een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008'. Het plangebied betreft een voormalig agrarisch bouwperceel. In het bestemmingsplan Buitengebied 2008 van de voormalige gemeente Rijnwaarden (vastgesteld op 19 mei 2009 en sinds 12 augustus 2009 van kracht) zijn de voormalige bedrijfswoningen al bestemd voor 'burgerwoningen' waarbij het agrarische bouwperceel verviel maar waarbij alle bedrijfsbebouwing gehandhaafd bleef. De voorliggende functiewijziging is ook mogelijk bij voormalige agrarische bouwpercelen.

In artikel 20 nr. 25 van de planregels van dit bestemmingsplan is namelijk een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro opgenomen die het College van Burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft om agrarische bedrijfsbebouwing of voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te vervangen door door één of twee vrijstaande woningen.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het gebied met betrekking tot de wijzigingsmogelijkheid aangegeven. De aanduiding op de plankaart '3xW' heeft betrekking op de bestaande woningen Kerkweg 49, 51 en 53.

De bestaande woningen aan de Kerkweg 51 (de boerderij) en 53 blijven feitelijk en juridisch gehandhaafd. De woning aan de Kerkweg 49 is gesloopt (en worden vervangen door nieuwbouw) en er kan op grond van de wijzigingsbevoegdheid nog één extra woning worden toegevoegd als voldaan wordt aan de in het bestemmingsplan genoemde voorwaarden. Hiermee komt het totale aantal woningen op 3 voor de percelen Kerkweg 49 en 51. Het aantal toegelaten woningen op het perceel Kerkweg 53 blijft één.

Door de toename van het aantal woningen in het plangebied van 3 naar 4 (zie volgende afbeelding) moet ook het perceel met huisnummer 53 hierin betrokken worden. De woning met huisnummer 53 krijgt in dit wijzigingsplan een woonbestemming voor 1 woning. Zie verder ook onder hoofdstuk 5 en de nieuwe verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0002.png"

afb. ligging wijzigingsgebied

Aan deze bestemmingswijzigingsmogelijkheid zijn de volgende voorwaarden verbonden.

  1. 1. Als hergebruik van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing voor wonen niet mogelijk is kan na sloop van minimaal 750 m² van de bedrijfsbebouwing één vrijstaande woning worden gebouwd;
  2. 2. Als hergebruik van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing voor wonen niet mogelijk is kunnen na sloop van minimaal 1500 m² ter plaatse twee vrijstaande woningen worden gebouwd;
  3. 3. De overige bebouwing die niet voor de nieuwe woonbestemming geschikt is dient te worden gesloopt;
  4. 4. De initiatiefnemer overlegt een door burgemeester en wethouders goed te keuren inrichtingsplan waarop de vormgeving van de gebouwen en de inrichting van het zijn erf verantwoord wordt;
  5. 5. De initiatiefnemer levert naast de vereiste inrichting ad 4 een extra bijdrage in het kader van de verevening die bij realisering van twee woningen tweemaal zo groot is als bij realisering van één woning.
  6. 6. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. 7. Voor zover gelegen binnen de bestemming Agrarisch gebied met hoge natuur- en landschapswaarden, geldt in aanvulling op het gestelde onder 5 dat moet worden aangetoond dat de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) niet significant worden aangetast en dat de instandhoudingsdoelstelling van het Natura-2000 gebied wordt gerespecteerd;
  8. 8. Indien er een agrarisch bouwperceel aanwezig is, vervalt de aanduiding “Agrarisch bouwperceel”;
  9. 9. De “bebouwingsregeling woningen”, zoals vermeld in lid 3 van artikel 3 en 4 is overeenkomstig van toepassing;
  10. 10. De woningen moeten elk een oppervlakte hebben van minimaal 80 m² en maximaal 150 m².

ad 1 tot en met 3.

De voormalige agrarische bebouwing kan niet worden hergebruikt. De reeds gesloopte gebouwen zijn niet karakteristiek en ongeschikt voor een woonfunctie vanwege de aanwezigheid van asbest in de golfplaten van de voormalige agrarische bebouwing. De golfplaten zijn overigens op de adequate wijze verwijderd bij de sloop. Van de voormalige bedrijfswoningen is de woning op het perceel Kerkweg 49 gesloopt (met uitzondering van het fundament) en wordt vervangen door een nieuwe woning. De woning verkeerde in een slechte staat van onderhoud en is daarom gesloopt. De andere woning blijft behouden.

Er is 1.153 m2 gesloopt en er wordt dus één extra woning bijgebouwd met een minimale oppervlakte van 80 maximale oppervlakte van 1 50m2. Het totaal aantal woningen bedraagt 3.

ad 4 en 5.

De gemeente stemt in met het voorliggende inrichtingsplan waarbij één extra woning wordt bijgebouwd voor het perceel Kerkweg 49 en 51. Het erf wordt heringericht op basis van een inrichtingsplan. Het inrichtingsplan is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

De verevening bestaat uit sloop van overtollige bebouwing en een goede landschappelijke inpassing van het nieuwe erf met de opstallen. Langs de kavelgrenzen staat een gemengde meidoornhaag die voor beschutting en geborgenheid zorgt. Tevens versterkt dit het landschapspatroon (noord-zuidrichting) in de Driedorpenpolder.

Ad 6. De woningen liggen aan een erfje waarvan er twee aansluiten op de lintbebouwing aan de Kerkweg. De Kerkweg is de hoofdstraat van het dorpje Aerdt met 864 inwoners. Andere functies (waaronder wonen en een kerk) in de omgeving passen bij het karakter van dit dorpje en vormen geen belemmering voor de nieuwbouw. De meest zuidelijk gelegen woning ligt in de nabijheid van agrarische gronden, die als zodanig worden gebruikt.

Ad 7.

Het plangebied ligt niet binnen de bestemming 'Agrarisch gebied met hoge natuur- en landschapswaarden'.

Ad 8 en 9.

Ter plaatse is geen agrarisch bouwperceel meer aanwezig. De regeling van de bestemming 'wonen' uit het meest recente buitengebiedsplan van de gemeente Zevenaar is overgenomen voor de gronden met de bestaande woning en de twee toe te voegen woningen. De resterende gronden krijgen de bestemming 'Agrarisch' volgens het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2008.

Ad 10

De extra toe te voegen woning zal een oppervlakte hebben van minimaal 80 m² en maximaal 150 m².

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het adequaat regelen van de toekomstige situatie. Voor de regels wordt verwezen naar het geldende 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008'. Het wijzigingsplan bestaat verder uit een verbeelding en een toelichting. Bij het opstellen van het wijzigingsplan zijn diverse onderzoeken verricht die volledigheidshalve als bijlagen in dit plan zijn opgenomen. De resultaten van de onderzoeken worden in paragraaf 3.3 beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ruimtelijke Situatie

Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen in het historische dorpsgebied van Aerdt. De oorspronkelijke bebouwing van Aerdt is ontstaan aan weerszijden van de Aerdtsedijk. Deze bebouwing is herkenbaar door de los gegroepeerde vrijstaande gebouwen aan weerszijden van de dijk. Er is een grote mate van variatie in de bebouwing. De karakteristieke verschijningsvorm, samenhang en sfeer zijn waardevol. Oorspronkelijk waren er in dit gebied veel onbebouwde percelen die in gebruik waren als weiland of moestuin. Een deel van deze open gebieden is in de loop van de twintigste eeuw bebouwd, waardoor er verdichting is ontstaan. Op enkele plekken zijn deze open gebieden behouden gebleven, deze worden nu veelal als tuin, weiland of openbaar groen in gebruik. De Hervormde kerk aan de westzijde van het dorp vormt een bijzonder gebouw en tevens een oriëntatiepunt binnen het dorp. De kerk wordt omgeven door een karakteristieke groene open ruimte.

In het begin bestond Aerdt met name uit woningbouw langs de Aerdtsedijk. Door de jaren heen is de Kerkweg/Schoolstraat ontstaan met aan weerszijden nieuwe bebouwing. Pas halverwege de jaren 80 en halverwege de jaren 90 is de woningbouw in Aerdt uitgebreid met enkele kleine woonwijken.

Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het historische dorpsgebied van Aerdt. De oorspronkelijke bebouwing van Aerdt is ontstaan aan weerszijden van de Aerdtsedijk en nabij de kerk. Deze bebouwing is herkenbaar door de los gegroepeerde vrijstaande gebouwen aan weerszijden van de dijk. Er is een grote mate van variatie in de bebouwing. De karakteristieke verschijningsvorm, samenhang en sfeer zijn waardevol.

Op de volgende luchtfoto zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0003.png"

Globale locatie van het plangebied binnen de rode omlijning tegen het dorp Aerdt

2.2 Het Plan

Met de transformatie van het voormalige agrarische bouwperceel naar een klein woonerf wordt een substantiële bijdrage geleverd aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op perceels- en buurtniveau. De voormalige bedrijfswoningen met de huisnummers 49 en 51 maakten deel uit van het agrarische bouwerceel. Deze voormalige bedrijfswoningen worden woningen. Van een agrarisch bedrijf is geen sprake meer.

Op het voormalige bouwperceel is 1.153 m2 aan gebouwen (alle schuren, kas en woning Kerkweg 49) gesloopt. Zie onderstaande afbeelding (deze afbeelding is ook opgenomen in de bijlage 'Landschappelijke inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt' van de toelichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0004.png"

afb. bestaande situatie met de te handhaven woning en de gesloopte gebouwen

De nieuwe situatie

Het bouwen van 3 woningen in het bestaande lint aan de Kerkstraat is vanwege de beperkte ruimte in het lint geen optie. Daarom is er gekozen voor de bestaande woning nr.51 te handhaven, vervangende nieuwbouw op locatie nr. 49 en een nieuwe woning toe te voegen op de locatie van de gesloopte bebouwing.

Ten zuiden van de voormalige bedrijfswoning (nr. 49) wordt de nieuwe vrijstaande woning met bijgebouw gesitueerd. De voormalige bedrijfswoning (nr. 49) was te dicht op de Kerkweg gesitueerd. Nog verder in zuidelijke richting wordt op het erfje de extra toe te voegen vrijstaande woning met een inpandig bijgebouw geprojecteerd.

Alle drie de woningen grenzen aan een gemeenschappelijke erf en kunnen gebruik maken van een gezamenlijke in- en uitrit met toegangsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0005.png"

afb nieuwe situatie (gedeeltelijk)

De gehele afbeelding 'nieuwe situatie' is ook opgenomen in de bijlage 'Landschappelijke inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt' van de toelichting.

Buitenruimte

Voor een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en het erf aan de rand van het dorp en het buitengebied is een erfinrichtingsplan (bijlage 'Landschappelijke inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt' van de toelichting) opgesteld.

Met de aanplant van enkele groepjes van bomen en hagen (knip- en scheerheg en gemengde haag) krijgt elk woonperceel zijn eigen sfeer en privacy.

De gemengde haag bestaat uit gebiedseigen soorten als meidoorn, sleedoorn en kreng. De knip- en scheerheg bestaat uit meidoorn of beuk. De aan te planten bomen bestaan uit een groepje fruitbomen en een aantal solitaire zomereiken of walnoot.

Duurzaamheid

Het puin van de gesloopte agrarische opstallen wordt toegepast als fundering voor de verharding op het erf. Ter vermindering van hittestress blijven de erven zo groen mogelijk en zal de hoeveelheid verharding zo beperkt mogelijk worden.

Het hemelwater van het dakoppervlak en van de verharding wordt afgekoppeld van het rioolstelsel en opgevangen in een zakgreppel. Deze vorm van infiltratie komt ten goede aan het grondwaterpeil, het beperkt verdere verdroging en het voorkomt overbelasting van rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Gasloos bouwen is verplicht voor de nieuw te bouwen woningen. Bij de bouw zal gebruik worden gemaakt van duurzame (bouw)materialen.

Parkeren en ontsluiting

De bestaande in- en uitrit op de Kerkweg zal worden gebruikt voor ontsluiting van het erfje voor de 3 woningen.

Bij elke woning is voldoende ruimte aanwezig om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. In totaal moeten 8 parkeerplaatsen worden aangelegd (2,4 parkeerplaatsen per woning) aangelegd voor de 3 woningen op de percelen Kerkweg 49 en 51.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur, de milieuaspecten en de economische uitvoerbaarheid opgenomen indien en voor zover dat van toepassing is.

3.2 Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

3.2.2 Provinciaal beleid

3.3 Milieu

3.3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld, te weten water, ecologie, archeologische en cultuurhistorische waarden, bodem, geluid, luchtkwaliteit, milieuzonering, externe veiligheid alsmede de economische uitvoerbaarheid.

3.3.2 Water

Het is wettelijk verplicht om in het kader van bestemmingsplannen en afwijkingen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (WRO) een watertoets uit te voeren. De watertoets omvat het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in voormelde plannen en ontheffingen.

Voor het oppervlaktewaterkwantiteit- en kwaliteitsbeheer van het onderhavige plangebied is het Waterschap Rijn en IJssel verantwoordelijk.

Bestaande situatie

Er vindt binnen het plangebied geen uitbreiding plaats van de bebouwing en/of verharding. De voorgestane functieverandering is van beperkte invloed op het waterbeheer binnen het plangebied of direct daar buiten. De voormalige bedrijfswoningen zijn aangesloten op de riolering. De toekomstige extra woning zal ook worden aangesloten op de riolering.

Het hemelwater van de voormalige bedrijfswoningen is afgekoppeld en wordt ingeïnfiltreerd in aangrenzende agrarische gronden. Van de verharding rondom de bebouwing wordt al het hemelwater geïnfiltreerd in de groenstroken.

Grondwaterkwaliteit

De functiewijziging leidt niet tot een toename in de hoeveelheid hemelwater, die geïnfiltreerd wordt.

Wateroverlast

Er vindt geen toename van afvoer naar het (oppervlakte)watersysteem plaats.

Grondwateroverlast

De grondwaterstand wordt in de toekomstige situatie beperkt beïnvloedt.

Oppervlaktewaterkwaliteit

In de huidige situatie is er sprake van een volledige infiltratie. Al het hemelwater wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem. Er wordt geen water afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Waterhuishoudkundige aspecten

In de 'Handreiking Watertoets 2' zijn inhoudelijke criteria aangereikt voor de watertoets, die basis vormen voor de planbeoordeling door het waterschap en het daaruit voortvloeiende wateradvies. In onderstaande watertoetstabel zijn de voor het bestemmingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen.

Watertoetstabel

Thema Toetsvraag Relevant Inten- siteit
Veiligheid 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2.Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee


Nee
2


2
Riolering en
Afvalwaterke- ten
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ
3.Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee

Nee
Nee
2

1
1
Wateroverlast(oppervlaktewater) 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak ?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes
Nee

Nee

Ja

Nee
2

1

1

1
Oppervlakte-waterkwali-
teit
Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
Nee 1
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Nee

Nee
Nee
1

1
1
Grondwater- kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking ? Nee 1
Inrichting en
beheer
Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee

Nee
1

2
Volksgezond-heid 1.In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2.Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
1

1
Natte Natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee

Nee
Nee

Nee
2

2
1

1
Verdroging Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhisto- rie Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

De oppervlakte van de bebouwing neemt af. Er is 1.153 m2 bebouwing gesloopt en de verharding wordt grotendeels verwijderd. Er wordt één extra woning bijgebouwd met een minimale oppervlakte van 80 m2 en maximale oppervlakte van 150 m2.

Het hemelwater van dakoppervlak en verharding wordt afgekoppeld van het rioolstelsel en opgevangen in een zakgreppel. Dit komt ten goede aan het grondwater, beperkt verdroging en voorkomt het overstorten van rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Het puin van de gesloopte agrarische opstallen wordt toegepast als fundering van de verharding op het erf. Ter vermindering van hittestress blijven de erven zo groen mogelijk en zal de hoeveelheid verharding bij voorkeur zo beperkt mogelijk zijn.

Het wijzigingsplan is op 8 oktober 2019 beoordeeld door het Waterschap. Zij hebben het volgende geantwoord: 'Het verharde oppervlak neemt af. Tevens wordt hemelwater zoveel mogelijk geïnfiltreerd in de groenstroken binnen het plangebied. Het plangebied ligt tevens zo ver van een secundaire kering dat daar geen invloed op te verwachten is. Derhalve zijn er ten aanzien van de waterhuishouding en veiligheid geen effecten te verwachten'.

3.3.3 Ecologie

Verschillende soorten planten en dieren worden beschermd in de Flora- en faunawet. Ten behoeve hiervan zijn, op basis van de Natuurbeschermingswet, tevens speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat de wettelijk beschermde dieren niet worden verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat de wettelijk beschermde planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats en hun groeiplaats behouden blijft. In verband hiermee is een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Het veldonderzoek vond plaats op 26 februari 2019.

Gebiedsbescherming

De locatie is niet gelegen in een beschermd natuurgebied. Het Natura 2000-gebied De Gelderse Poort is gelegen op een afstand van circa 100 meter afstand ten noorden van het plangebied. De nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot een toename van de stikstofemissie. Op de locatie Kerkweg 49 en 51 waren altijd al twee woningen toegelaten. In het kader van functieverandering waarbij voormalige agrarische bebouwing is gesloopt, mag ter compensatie één extra woning worden toegevoegd. Bij de bouw van de te vervangen woning en de bouw van één extra woning zal de stikstof emissie tijdelijk toenemen. Met de sloop van de voormalige agrarische bebouwing wordt agrarisch verleden van deze locatie definitief verlaten. De beëindiging van alle agrarische activiteiten (het houden van een dieren, geen verkeersbewegingen van agrarisch verkeer, ect) leidt tot een significante afname van de stikstofemissie op deze locatie.

De stikstofemissie die op deze locatie overblijft is alleen de uitstoot van de c.v.-installatie van de nieuw te bouwen woning aanwezig en de verkeersbewegingen van de nieuwe bewoners en zal daarom niet leiden tot een toename van emissie. Verder zijn er geen emissiebronnen.

De ammoniakdepositie op het Natura-2000 gebied de Rijntakken, die veroorzaakt wordt door de ammoniakemissie van het voormalige agrarische bedrijf zal in zijn geheel verdwijnen. Met het computerprogramma Aerius Calculator (release 2019) is zowel voor de bouwfase als de gebruiksfase (gasloos) de depositie van stikstofdioxiden berekend op Natura 2000-gebieden. In zowel de bouwfase als de gebruiksfase zijn geen rekenresultaten berekend die hoger zijn dan 0,00 mol per hectare per jaar. De berekening is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Het Gelders Natuurnetwerk ligt op een afstand van circa 335 meter en de Groene Ontwikkelingszone op circa 100 meter. Zie volgende afbeeldingen voor de ligging van de locatie ten opzichte van deze beschermde gebieden.

De voormalige bedrijfsgebouwen zijn inmiddels gesloopt. De bedrijfswoning op Kerkweg 49 wordt vervangen door een nieuwe woning binnen dezelfde bebouwingscontour of grenzend hieraan. De functieverandering op perceelsniveau heeft een neutraal effect op de beschermde soorten en gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0008.png"

Ligging plangebied ten opzichte van het GO en GNN

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0009.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied De Gelderse Poort

Soortenbescherming

Mogelijk behoort het plangebied tot functioneel leefgebied van sommige diersoorten uit onderstaande soortgroepen:

  • vogels. Er zijn op het erf geen huismussen waargenomen en er zijn geen aanwijzingen gevonden dat steen- of kerkuil de bebouwing op het erf benutten als rust- of nestplaats. Gelet op het fraaie weer, zouden eventueel nestelende huismussen opgemerkt zijn tijdens het veldbezoek. Op een erf ten westen van het plangebied werden wel enkele, volop tjilpende huismussen opgemerkt. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat vogels de oude boerderij benutten als broedplaats. Klimop aan de kapschuur is potentiële broedplaats voor verschillende vogelsoorten.
  • vleermuizen. Er zijn tijdens het veldbezoek geen vleermuizen waargenomen en er zijn geen aanwijzingen gevonden die op de aanwezigheid van een verblijfplaats van vleermuizen in het plangebied duiden. Het veldbezoek is uitgevoerd buiten de periode van de dag waarop vleermuizen foerageren, maar op basis van een beoordeling van de inrichting en het gevoerde beheer, wordt het plangebied als een weinig geschikt foerageergebied voor vleermuizen beschouwd.
  • grondgebonden zoogdieren. Er zijn in het plangebied geen beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen, maar gelet op de inrichting en het gevoerde beheer, behoort het plangebied vermoedelijk tot functioneel leefgebied van sommige algemene- en weinig kritische grondgebonden zoogdiersoorten als ondergrondse woelmuis, huismuis, bosmuis, bruine rat, huisspitsmuis, egel, steemarter en bunzing. Er zijn geen aanwijzingen gevonden de steenmarter een rust- of voortplantingslocatie bezet in de te slopen bebouwing of de opgeslagen goederen/rommel.
  • amfibieën.Er zijn tijdens het veldbezoek geen amfibieën waargenomen, maar gelet op de inrichting en het gevoerde beheer van het plangebied, wordt het plangebied als een functioneel leefgebied voor sommige algemene en weinig kritische amfibieënsoorten als gewone pad, bastaardkikker, kleine watersalamander en bruine kikker beschouwd. Gelet op de inrichting, het gevoerde beheer en de ligging op enige afstand van geschikte voortplantingswateren, is de betekenis van het plangebied als functioneel leefgebied voor amfibieën vrij beperkt. Vermoedelijk duiken jaarlijks slechts enkele individuen op in het plangebied.

Overige soorten

Er zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen. Het gevoerde beheer en de inrichting maken het onderzoeksgebied tot een ongeschikt functioneel leefgebied voor deze soorten.

In onderstaande tabel worden de wettelijke consequenties samengevat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0010.png"

Conclusie

Mits bezette vogelnesten beschermd worden en er geen beschermde grondgebonden zoogdieren of amfibieën gedood worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming. Vanwege de ligging buiten beschermd (natuur)gebied en de lokale invloedsfeer, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

Bij de geplande nieuwbouw en de inrichting van het erf dient aandacht te worden gegeven aan de natuur inclusief het bieden van nestgelegenheden voor huismus, vleermuizen, uilen en gierzwaluwen.

De quickscan natuurwaardenonderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

3.3.4 Archeologie en cultuurhistorie

3.3.5 Verkeer en parkeren

Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot parkeeroverlast. De ontsluiting van het gezamenlijk erf blijft onveranderd. Het is aannemelijk dat de functiewijziging niet leidt tot extra verkeersbewegingen in de omgeving. Deze extra verkeersbewegingen kunnen eenvoudig worden opgevangen binnen de huidige verkeersstroom.

Het aantal woningen bedraagt maximaal 3 en zal mogelijk leiden tot een hogere parkeerbehoefte. Deze extra parkeerbehoefte kan op eigen terrein worden opgevangen.

In het paraplubestemmingsplan 'parkeren' van de gemeente Zevenaar wordt het plangebied aangemerkt als 'overige zone - parkeernormen buitengebied'. Voor elke vrijstaande woning moet 2,4 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit betekent dat er binnen het plangebied 7 parkeerplaatsen (afgerond) moeten worden aangelegd voor de 3 woningen op de percelen Kerkweg 49 en 51.

3.3.6 Bodem

Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie.

In februari 2019 is een verkennend bodem - en asbestonderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit verkennend bodem- en asbestonderzoek heeft op 5 april 2019 aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Een aanvullend asbestonderzoek is op 9 december 2019 uitgevoerd. De werkzaamheden en resultaten van de aanvullende onderzoeken zijn beschreven in onderhavige rapportage, versie 3.0.

De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen herinrichting van het terrein en bestemmingsplanwijziging. Op de locatie is een deel van de aanwezige bebouwing, bestaande uit voormalige woning, agrarische schuren, kas en opslagruimte/stal gesloopt en ter compensatie hiervan mag een extra woning worden gerealiseerd.

Doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de locatie en nagaan of er mogelijke gebruiksbeperkingen bestaan in relatie tot het beoogde gebruik.

De resultaten van het onderzoek zijn hieronder samengevat.

Bodem

In het bovengrondmengmonster BG1 licht verhoogde gehalten aan kwik, lood, zink, minerale olie en PAK VROM (10) aangetroffen. In het bovengrondmengmonster BG2 zijn licht verhoogde gehalten aan zink, minerale olie en PAK VROM (10) aangetroffen. In het ondergrondmengmonster OG01 zijn licht verhoogde gehalten aan cadmium en nikkel waargenomen.

In het grondwater uit peilbuis PB1 is een matig verhoogde concentratie aan koper aangetroffen. Door het aantreffen van een matige verhoogd gehalte aan koper heeft er een herbemonstering van de peilbuis plaatsgevonden. Bij de analyse van de herbemonstering is koper niet (meer) verhoogd aangetroffen.

Asbest

Tijdens de locatie-inspectie is gebleken dat zich op de locatie schuren met asbestdakbedekking bevinden. De schuren zijn niet voorzien van een goot en de bodem onder de strook langs de daken (druppelzone) is onverhard.

Door A-consult BV is een asbestinventarisatie uitgevoerd t.b.v. de volledige sloop van alle aanwezige gebouwen (kenmerk: AS19015, dd. 21 februari 2019). Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de kapschuur, ligboxenstal, schuur I en schuur II bedekt zijn met asbestcement golfplaten. De kapschuur, ligboxenstal, schuur I en schuur II hebben geen dakgoot. Op het erf naast de kapschuur, schuur II en de ligboxenstal zijn losliggende asbesthoudende golfplaten en vlakke plaat aangetroffen. De asbesthoudende toepassingen zullen door een erkende asbestverwijderingsbedrijf worden gesaneerd.

Schuren

In mengmonster LW01 is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen. In mengmonster LW02 is analytisch asbest aangetroffen (4,1 mg/kg ds). Het asbestgehalte is ligt daarmee ruim onder de interventiewaarde. In gat 5 is op zintuiglijke wijze asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het berekende asbestgehalte is 674,5 mg/kg ds. Het gehalte ligt ruim boven de interventiewaarde.

Tijdens het aanvullend onderzoek (05-04-2019) zijn rondom gat 5 een drietal extra gaten (A01 t/m A03) gegraven. In geen van de mengmonsters is zowel zintuiglijk als analytisch asbest aangetoond. Het aanwezige asbesthoudende materiaal ter plaatse van gat 5, aangetroffen in de toplaag, is gelijktijdig met de asbestsanering van de dakbedekkingen etc. verwijderd en afgevoerd. Het materiaal bevond zich binnen het werkgebied van de sanering. De asbestsanering is uitgevoerd door een erkend asbestsaneringsbedrijf (conform Arbeidsomstandighedenregeling Bijlage XIIIa). Door het wegnemen van het losliggende asbesthoudend materiaal wordt verwacht dat de asbestverontreiniging daarmee eveneens is verwijderd. In het grondmengmonster van gat 5 is een concentratie gemeten van 4,1 mg/kg ds. Het gehalte ligt daarmee ruim beneden de hergebruikswaarde.

Uit de analyse van het mengmonster LW02 (druppelzone (gat 05 t/m gat 08)) kan geconcludeerd worden dat in het monster een gehalte van 4,1 mg/kg ds aan asbest is gemeten. Bij de productidentificatie op het analysecertificaat wordt aangemerkt dat er in de zeeffractie <0,5 mm vezelbundels niet hechtgebonden asbest is aangetoond. Door middel van een aanvullend asbestonderzoek (09-12-2019), waarbij nieuwe asbestgaten zijn gegraven ter plaatse van de gaten 05 t/m 08, zijn grond(meng)monsters MA1 en MA2 onderzocht op respirabele asbestvezels. Van de toplaag van de (geroerde) bodem wordt door middel van een SEM-analyse (Scanning Elektronen Microscoop) onderzocht of de bodem verontreinigd is met asbest in de kleinere fracties (<0,5 mm).

In geen van de monsters MA1 en MA2 is asbest (in de vorm van respirabele vezels) aangetoond.Op basis van de analyseresultaten zijn er geen asbestvezels (fijne fractie <0,5 mm) in de grondmonsters aangetroffen.

Overig terrein

In gat 14 is op zintuiglijke wijze één stukje asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het berekende asbestgehalte voor gat 14 is 14,7 mg/kg ds. Het gehalte ligt ruim beneden de interventiewaarde. In de overige gaten en grond/puinmengmonsters is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen.

Conclusie

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de locatie geschikt voor het huidige en toekomstige gebruik. Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk). De conclusies hebben uitsluitend betrekking op de geselecteerde deellocaties en de geanalyseerde componenten. Gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.

Voor een uitgebreide beschrijving van het onderzoek wordt kortheidshalve verwezen naar de bijlagen van de toelichting.

Een kopie van dit onderzoek is als bijlage bij het plan gevoegd.

3.3.7 Geluid

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke ontwikkelingen, ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat, rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. De hoogst toelaatbare geluidsbelasting van een gevel van een gebouw met een geluidgevoelige functie mag, behoudens uitzonderingen, niet meer bedragen dan 48 dB.

De Kerkweg ligt in een 30 km gebied en heeft geen wettelijke geluidszone. Toetsing aan de Wet geluiddinder is niet nodig. Desalniettemin moet er onderzocht worden of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.

Eén van de voormalige bedrijfswoning (Kerkweg 49) wordt vervangen door een nieuwe woning binnen dezelfde bebouwingscontour. Deze nieuwe woning zal in ieder geval op grotere afstand van de weg worden geprojecteerd dan in de huidige situatie waar de zijgevel van de woning aan de Kerkweg grenst

De woningen aan de Kerkweg nr. 49 en 51 vormen als het ware een geluidswal voor de extra toe te voegen woning, die daarmee in de luwte komt te liggen. De nieuwe woning ligt op circa 50m van de Kerkweg. Een weg die met name bestemd is voor en gebruikt wordt door bestemmingsverkeer.

Het aantal inwoners van Aerdt bedraagt circa 850 inwoners. Het is aannemelijk dat de verkeersintensiteit hierdoor laag is. De geluidsbelasting tengevolge van het wegverkeer zal naar expert judgement de grenswaarde van 48 dB niet overschrijden.

Voorts blijkt uit de regionale verkeermilieukaart dat de woningen in het plangebied een geluidsbelasting zullen die lager is dan 48 dB. Hieruit kan worden afgeleid dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer een goed woon- en leefmilieu niet in de weg staat.

Een akoestisch onderzoek is gelet op het vorenstaande niet nodig.

3.3.8 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer bepaalt dat bestuursorganen in hun besluitvorming rekening moeten houden met deze luchtkwaliteitseisen. Dit zijn normen voor de concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Deze stoffen zijn: zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) De bijbehorende concentratienormen, of grenswaarden, zijn opgenomen in bijlage 2 van de bovenvermelde wet. In de onderstaande tabel zijn deze weergegeven:

Stof Grenswaarde
SO2 350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
NO2 200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
PM10 40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
Lood 0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
CO 10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie
C6H6 5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie

Het Besluit NIBM is van belang om te bepalen of een apart luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is. Dit besluit legt namelijk vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de ´Regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen)´.

Deze ministeriële regeling, verder aan de te duiden als ´Regeling NIBM´, geeft voor een aantal categorieën van projecten een -getalsmatige- invulling aan de NIBM-grens. Het gaat onder meer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarde nodig en kan het project doorgaan zonder dat extra maatregelen behoeven te worden genomen.

Woningbouwprojecten tot een maximumaantal van 1500 woningen (netto) voorzien van minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen voorzien van minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling vallen binnen deze getalsmatige grens.

Het toevoegen van één extra woning ligt ruim onder het hier genoemde criterium. Dit maakt het aannemelijk dat deze woning niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit. De conclusie is dat in dit geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet leidt tot een ontoelaatbare luchtverontreiniging.

3.3.9 Milieuzonering

Het wijzigingsplan voorziet in een regeling waarbij één nieuwe woning wordt toegevoegd. De plek voor de voormalige bedrijfswoningen blijft nagenoeg ongewijzigd: de bestaande boerderij blijft gehandhaafd en de andere woning wordt vervangen door een nieuwe woning, die op een iets grotere afstand van de weg komt te liggen.

De vraag is of de wijziging reeds bestaande ruimtelijke functies in de omgeving belemmert. De omgeving is een gebied dat gekenmerkt wordt door met name woonfuncties en één maatschappelijke functie (de kerk aan de Kerkweg 26). Voor deze functie geldt een afstand van 30m volgens de Brochure bedrijven en milieuzonering. De afstand van de voorgevel van deze nieuwe woning tot aan de grens van deze maatschappelijk functie bedraagt minimaal 60 m. Een afstand die als voldoende moet worden aangemerkt om wederzijds geen hinder te ondervinden. De woonfuncties veroorzaken in zijn algemeenheid geen milieuhinder als bedoeld in deze paragraaf.

Spuitzone

Binnen het voormalige agarische bouwperceel waren altijd al woonfuncties toegelaten. Het vigerende bestemming kent een gebruiksverbod van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter om woonfuncties. Voorts is een deel van de aangrenzende agrarische gronden in (mede-)eigendom van de initiatiefnemer.

Agrarische bedrijven

De dichtstbijzijnde agrarische bedrijf is gelegen aan de Heuvelakkerstraat op een afstand van meer dan 500m. Deze afstand is voldoende om een aanvaardbaar woon- en leefmilieu te garanderen.

3.3.10 Externe veiligheid

In de omgeving zijn geen transportleidingen, hoogspanningsverbindingen of inrichtingen aanwezig, die een veiligheidsrisico kunnen vormen voor de beoogde woonfuncties. . In de omgeving zijn de volgende externe veiligheidsrisicobronnen relevant.

Risicobron Kerkweg 49 en 51 Aerdt
Hogedruk aardgasleidingen (Bevb1) N.v.t., het invloedsgebied van de nabijgelegen aardgastransportleiding ligt niet over het plangebied.
Inrichtingen (Bevi2) N.v.t., geen invloedsgebied over het plangebied.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg (Bevt3) N.v.t., geen invloedsgebied over het plangebied.
Transport gevaarlijke stoffen over het water (Bevt) N.v.t., op ongeveer 3500 meter ten zuidwesten ligt de Rijn. Het invloedsgebied (1070 meter) ligt niet over het plangebied.
Transport gevaarlijke stoffen over het spoor (Bevt) Op ongeveer 2.800 meter ten noorden van het plan ligt de Betuweroute. Hierover worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het invloedsgebied ligt over het plangebied.

Er vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor in de nabijheid van het plangebied.

De beoordeling van externe veiligheid wordt uitgevoerd voor twee risiconormen, namelijk het plaatsgebonden risico en groepsrisico vanwege de aanwezigheid van de Betuweroute.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01_0015.png"

afb.provinciale risicokaart met ligging Kerkweg 49 en 51 (zwarte cirkel) en Betuweroute

Plaatsgebonden risico

Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een Bevi inrichting, transportroute en hogedruk aardgastransportleiding. Dit vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Groepsrisico

Het plangebied ligt in het invloedsgebied de Betuweroute. Daarmee hebben wijzigingen in het plangebied mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Doordat de afstand tussen het plan en de Betuweroute groter is dan 200 meter heeft de wetgever aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden verricht worden:

  • Conform de motivatie onderdelen van Bevt artikel 7 en 9 moet het groepsrisico beperkt verantwoord worden voor de Betuweroute;
  • Er moet advies worden aangevraagd bij de 'Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM)'.

Conclusie

Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een risicobron. Daarmee wordt geen grens of richtwaarde overschreden is er geen sprake van een directe of harde belemmering voor realisatie van het plan.

In het kader van het groepsrisico is een beperkte verantwoording groepsrisico noodzakelijk voor de de Betuweroute. Deze verantwoording is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag waarin zij het restrisico accepteert.

3.4 Uitvoerbaarheid

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer heeft zijn naaste buren op de hoogte gebracht van de plannen. De buren zijn positief over het plan omdat het een mooier straatbeeld oplevert en een beter uitzicht.

Economische uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

In artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening is opgenomen dat een exploitatieplan wordt vastgesteld voor de gronden waarop een bouwplan kan worden gerealiseerd. Volgens artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt hier in ieder geval de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen onder verstaan. Hiervan is in dit geval sprake. In afwijking van artikel 6.12, lid 2 kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen in geval het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is.

De gemeente sluit een overeenkomst om het kostenverhaal ( waaronder ook eventuele planschadekosten) zeker te stellen. Het kostenverhaal van de gemeente is hierdoor voldoende geborgd zodat afgezien kan worden van het vaststellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 4 Bestemmingsplanregeling

De regels deel uitmakende van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008', van de gemeente Zevenaar (vastgesteld op 19 mei 2009 en sinds 12 augustus 2009 van kracht) worden zoveel mogelijk overgenomen in het voorliggende wijzigingsplan en worden ten behoeve van de vereisten uit de IMRO-standaarden daar waar nodig aangevuld

Het gaat hier met name over de regels van de bestemming 'Agrarisch' waarbinnen een nadere regeling is opgenomen over de bouw en herbouw van woningen. Zie verder ook onder 1.3 Wettelijk kader. Voorts zijn er nieuwe (voorwaardelijke) verplichtingen opgenomen voor de landschappelijke inpassing en parkeervoorzieningen.

Hoofdstuk 5 De Procedure

Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft met ingang van 9 juli 2020 tot en met 19 augustus 2020 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarbij is de mogelijkheid geboden om tijdens die periode zienswijzen ten aanzien van het plan bij het college van burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

Gedurende de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Cat. 1 En 2

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten cat. 1 en 2

Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt

Bijlage 2 Quickscan Natuurwaarden Onderzoek, 01-04-2019

Bijlage 2 Quickscan Natuurwaarden onderzoek, 01-04-2019

Bijlage 3 Archeologische Begeleiding 'Plangebied Kerkweg 49 - 51', Aerdt, Gemeente Zevenaar Juli 2019.pdf

Bijlage 3 Archeologische Begeleiding 'Plangebied Kerkweg 49 - 51', Aerdt, Gemeente Zevenaar juli 2019.pdf

Bijlage 4 Programma Van Eisen (Pve)

Bijlage 4 Programma van Eisen (PvE)

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek, 23-03-2019

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek, 23-03-2019

Bijlage 6 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek, 19-12-2019

Bijlage 6 Verkennend bodem- en asbestonderzoek, 19-12-2019

Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening Aerius

Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening Aerius