Nieuwstad-Stationsplein
Bestemmingsplan - Zutphen
Vastgesteld op 25-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nieuwstad - Stationsplein van de gemeente Zutphen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0301.bp0400Nieuwstad-vs01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig en daarmee gelijk te stellen beroep dat in of bij een woning wordt uitgeoefend (met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen) door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.7 ambachtelijk bedrijf:
- 1. een bedrijf voor de uitvoering van producerende en/of verzorgende ambachten, waar voor een belangrijk deel in handwerk goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en hetwelk wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
- 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder één of meer van de volgende omstandigheden:
- a. het productieproces wordt grotendeels met de hand of althans niet in hoofdzaak gemachineerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten menselijk arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
- b. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijf:
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten;
1.11 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, zulks met inbegrip van dienstverlening en kantoren, maar met uitzondering van winkels;
1.12 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor een persoon en diens gezin, wiens huisvesting daar in verband met de bestemming noodzakelijk is;
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, kantoorruimten of detailhandelsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.14 beschermd stadsgezicht:
groepen van onroerende zaken, die ingevolge de monumentenwet zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht en van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden;
1.15 bestaand:
- 1. met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; - 2. met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van kelder(s), onderbouw(en), zolder(s) en/of vliering(en);
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 consumentverzorgende bedrijfsactiviteit:
het als eenmanszaak beroepsmatig uitoefenen van een dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van de woonfunctie; de volgende consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten zijn met inachtneming van de hier gestelde voorwaarden toelaatbaar: fotograaf, autorijschool, bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialiste, kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, tv/radio reparateur, reisorganisatie (kleinschalig), koeriersdienst, prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's TV's/horloges etc.) en glazenwasser;
1.27 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 gevelwandkaart:
de als Bijlage 1 bij de regels opgenomen gevelwandkaart;
1.32 hoofdgebouw:
een gebouw, dat gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.33 horecabedrijf:
beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte die blijkens zijn indeling en inrichting geschikt is voor snackbar, bar-dancing, café-restaurant en/of hotel, bistro en naar de aard daarmee gelijk te stellen inrichtingen. In deze regels zijn de hierna genoemde categorieën van horecabedrijven onderscheiden:
horeca-categorie 1:
- a. inrichtingen, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verschaffen van logies per nacht of voor langere tijd, zoals hotels, pensions en andere daarmee gelijk te stellen horeca-inrichtingen;
- b. inrichtingen waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verstrekken van in eigen onderneming bereide en in hoofdzaak complete maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals restaurants, bistro's, grill-rooms en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen;
- c. inrichtingen, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het snel serveren en/of verstrekken van al dan niet in eigen onderneming bereide kleine maaltijden of kleine etenswaren en waar uitsluitend of in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals snackbars, cafetaria's, frituren, broodjeszaken, automatieken, shoarmazaken, lunchrooms, tearooms, croissanterieën, koffiehuizen, theehuizen, espressobars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen, die zich qua exploitaties richten op winkelactiviteiten en geen druk op het woon- en leefklimaat veroorzaken;
horeca-categorie 2:
- a. inrichtingen waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het snel serveren en/of verstrekken van al dan niet in eigen onderneming bereide kleine maaltijden of kleine etenswaren en waar uitsluitend of in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals snackbars, cafetaria's, fritures, broodjeszaken, automatieken, shoarmazaken, lunchrooms, tearooms, croissanterieën, koffiehuizen, theehuizen, espressobars, ijssalons en daarmee gelijk te stellen inrichtingen, die zich qua exploitatie richten op de reguliere horeca en druk op het woon- en leefklimaat kunnen veroorzaken;
- b. inrichtingen, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse, zonder amusementsprogramma, zoals cafés, bars, bodega's en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen;
horeca-categorie 3:
- a. inrichtingen, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse, met amusementsprogramma, zoals discotheken, bardancings, cafés met dansgelegenheid, nachtclubs en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen;
1.34 kantoor:
een bedrijf voor het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
1.35 kappenkaart:
de als Bijlage 2 bij de regels opgenomen kappenkaart;
1.36 kelder:
een geheel of nagenoeg geheel beneden peil gelegen ruimte onder een gebouw;
1.37 maatschappelijke voorzieningen
sociale, culturele, educatieve, medische, onderwijs-, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, overheidsvoorzieningen en kinderopvang, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.38 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.39 ondersteunende horeca
een horeca-activiteit die qua ligging functioneel gerelateerd en ondersteunend is aan en qua openingstijden vergelijkbaar is met de betreffende detailhandelsvestiging en bestaat uit het tegen betaling verstrekken van ter plaatse bereide (kleine) etenswaren en/of dranken;
1.40 overkapping:
een dak op 'poten' zoals een carport dat minimaal aan drie zijden niet van wanden is voorzien, dan wel ten minste aan 1 zijde geheel én ten minste aan 1 zijde gedeeltelijk open is indien aangebouwd of onderdeel van het dakvlak van een hoofdgebouw of een bijgebouw. Voor zover sprake van een vrijstaande overkapping, is het betreffende bouwwerk uitgevoerd met maximaal 1 wand of een gedeelte daarvan;
1.41 peil:
- 1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw:
- 3. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en waar het omliggende terrein ter plaatse meer dan 0,50 m verschilt van de hoogte van de weg: de hoogte van de weg;
- 4. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het terrein ter plaatse bij de voltooiing van de bouw;
1.42 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.43 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- b. een seksbioscoop;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een sekstheater, seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.44 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
1.45 voorgevelrooilijn:
een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens; bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen;
1.46 woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouding.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o):
binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte wordt gemeten van de bouwlagen ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, inclusief ondersteunende horeca;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. kantoren;
- e. ambachtelijke bedrijven van categorie 1 en 2 zoals opgenomen in Staat vanbedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
uitsluitend op de eerste bouwlaag;
en voor:
- f. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en consumentenverzorgende bedrijfsactiviteit met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 33,3% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
- g. kantoren en detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- h. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
uitsluitend op de overige bouwlagen;
met de daarbij behorende:
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. erven en tuinen;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. bouwwerken.
3.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding. Indien de maximale goot- en bouwhoogte niet zijn aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding dan mag de maximale goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- 3. indien van toepassing vindt het bouwen overeenkomstig artikel Waarde -Beschermd Stadsgezicht plaats;
- 4. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel en met een gezamenlijk maximaal oppervlak van 50 m², voor zover de oppervlakte van de bebouwing meer bedraagt, mag deze niet worden vergroot;
- de gronden gelegen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet mogen worden bebouwd;
- de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het uitoefenen van de functies detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren op andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag.
- b. ondersteunende horeca-activiteiten bij detailhandel zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 25% van het bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt ten behoeve van
ondersteunende horeca-activiteiten, met een maximum van 20 m2; - 2. de horeca-activiteit vindt uitsluitend plaats in samenhang met en is ondersteunend aan de hoofdactiviteit detailhandel;
- 3. de toegang tot de horeca-activiteit is alleen te bereiken via de hoofdactiviteit detailhandel en heeft geen aparte ingang;
- 4. de openings-/sluitingstijden van de ondersteunende horeca zijn gelijk aan de
openings-/sluitingstijden van de hoofdactiviteit detailhandel.
- 1. maximaal 25% van het bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt ten behoeve van
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid Specifiekegebruiksregels sub b ten behoeve van het uitbreiden van de functies detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren op andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag, met dien verstande dat:
- 1. uitbreiding ten behoeve van de bestaande functie is toegestaan in de kelder en onderbouw, waarbij zelfstandig gebruik niet is toegestaan;
- 2. uitbreiding is toegestaan op de tweede bouwlaag ten behoeve van de bestaande vestiging op de eerste bouwlaag, mits:
- het behoud of herstel van de woonfunctie op de tweede bouwlaag niet reëel is;
- de ontsluitingsmogelijkheden van de bestaande woningen op de tweede bouwlaag gehandhaafd blijven.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toestaan van een gebouwde parkeervoorziening, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
- a. de functiewijziging dient plaats te vinden binnen de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied';
- b. gronden zijn bestemd voor:
- 1. detailhandel tot een maximum van 200 m2 bruto vloeroppervlak;
- 2. dienstverlening;
- 3. maatschappelijke voorzieningen;
- 4. kantoren;
- 5. ambachtelijke bedrijven van categorie 1 en 2 zoals opgenomen in Staat vanbedrijfsactiviteiten;
- 6. horeca van categorie 1 en 2;
- 7. parkeren;
uitsluitend op de eerste bouwlaag;
en voor:
- 8. kantoren;
- 9. parkeren;
tevens op de overige bouwlagen;
met de daarbij behorende:
- 10. parkeervoorzieningen;
- 11. groenvoorzieningen;
- 12. erven en tuinen;
- 13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- 14. bouwwerken.
- c. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte mogen niet minder bedragen dan 10 m en niet meer dan 15 m;
- 2. het aantal bouwlagen mag niet minder bedragen dan 3 en niet meer dan 4;
Artikel 4 Gemengd - Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, inclusief ondersteunende horeca ;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. kantoren;
- e. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en consumentenverzorgende bedrijfsactiviteit met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 33,3% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
- f. horeca van categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
- g. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1'
- h. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
uitsluitend op de eerste bouwlaag;
en voor:
- i. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en consumentenverzorgende bedrijfsactiviteit met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 33,3% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
tevens op de overige bouwlagen;
met de daarbij behorende:
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. erven en tuinen;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. bouwwerken.
4.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding. Indien de maximale goot- en bouwhoogte niet zijn aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding dan mag de maximale goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- 3. indien van toepassing vindt het bouwen overeenkomstig artikel 21 plaats;
- 4. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel en met een gezamenlijk maximaal oppervlak van 50 m², voor zover de oppervlakte van de bebouwing meer bedraagt, mag deze niet worden vergroot;
- de gronden gelegen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet mogen worden bebouwd;
- de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de volgende regels:
- 1. de inhoud mag niet meer dan 25 m3 bedragen;
- 2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- a. onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het uitoefenen van de functies detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren op andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag.
- b. ondersteunende horeca-activiteiten bij detailhandel zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 25% van het bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt ten behoeve van
ondersteunende horeca-activiteiten, met een maximum van 20 m2; - 2. de horeca-activiteit vindt uitsluitend plaats in samenhang met en is ondersteunend aan de hoofdactiviteit detailhandel;
- 3. de toegang tot de horeca-activiteit is alleen te bereiken via de hoofdactiviteit detailhandel en heeft geen aparte ingang;
- 4. de openings-/sluitingstijden van de ondersteunende horeca zijn gelijk aan de
openings-/sluitingstijden van de hoofdactiviteit detailhandel.
- 1. maximaal 25% van het bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt ten behoeve van
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3 sub a ten behoeve van het uitbreiden van de functies detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren op andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag, met dien verstande dat:
- 1. uitbreiding is toegestaan in de kelder en onderbouw, waarbij zelfstandig gebruik niet is toegestaan;
- 2. uitbreiding is toegestaan op de tweede bouwlaag ten behoeve van de bestaande vestiging op de eerste bouwlaag, mits:
- het behoud of herstel van de woonfunctie op de tweede bouwlaag niet reëel is;
- de ontsluitingsmogelijkheden van de bestaande woningen op de tweede bouwlaag gehandhaafd blijven.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parken, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstwerken, oorlogsmonument, watergangen en waterpartijen, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen;
- b. behoud en herstel van de stadsmuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – stadsmuur';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – hertenkamp', een verblijf voor dieren;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenstructuur' het behoud en herstel van hoofd- en nevengroenstructuren.
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken.
5.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. uitsluitend gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud van nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de inhoud niet meer dan 25 m3 mag bedragen;
- de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp' is het bouwen van gebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 m;
- de afstand tot de aanduidingsgrens niet minder bedraagt dan 5 m;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groenstructuur' is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
- 1. uitsluitend gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud van nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca van categorie 1 en 2;
uitsluitend op de eerste bouwlaag;
alsmede voor:
- b. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en consumentenverzorgende bedrijfsactiviteit met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 33,3% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2, uitsluitend op de verdieping;
met de daarbij behorende:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. erven en tuinen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. bouwwerken.
6.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding. Indien de maximale goot- en bouwhoogte niet zijn aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding dan mag de maximale goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- 3. indien van toepassing vindt het bouwen overeenkomstig artikel 21 plaats;
- 4. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel en met een gezamenlijk maximaal oppervlak van 50 m², voor zover de oppervlakte van de bebouwing meer bedraagt, mag deze niet worden vergroot;
- de gronden gelegen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mogen niet worden bebouwd;
- de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren,
met de daarbij behorende:
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. erven en tuinen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. bouwwerken.
7.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding. Indien de maximale goot- en bouwhoogte niet zijn aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding dan mag de maximale goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- 3. indien van toepassing vindt het bouwen overeenkomstig artikel 21 plaats;
- 4. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer bedragen mag dan 50% van het bouwperceel en met een gezamenlijk maximaal oppervlak van 50 m², voor zover de oppervlakte van de bebouwing meer bedraagt, mag deze niet worden vergroot;
- de gronden gelegen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mogen niet worden bebouwd;
- de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de volgende regels:
- 1. de inhoud mag niet meer dan 25 m3 bedragen;
- 2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. behoud en herstel van de stadsmuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – stadsmuur',
met de daarbij behorende:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. erven en tuinen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. bouwwerken.
8.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding. Indien de maximale goot- en bouwhoogte niet zijn aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding dan mag de maximale goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- 3. indien van toepassing vindt het bouwen overeenkomstig artikel 21 plaats;
- 4. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel en met een gezamenlijk maximaal oppervlak van 50 m², voor zover de oppervlakte van de bebouwing meer bedraagt, mag deze niet worden vergroot;
- de gronden gelegen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mogen niet worden bebouwd;
- de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin of onbebouwd erf;
- b. groenvoorzieningen en water;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenstructuur' het behoud en herstel van hoofd- en nevengroenstructuren.
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m mag bedragen;
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, fiets- en voetpaden;
- b. parkeervoorzieningen en andere verkeersvoorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenstructuur' het behoud en herstel van hoofd- en nevengroenstructuren.
- d. viaducten en onderdoorgangen ten behoeve van kruisend (rail)verkeer
- e. geluidsafschermende voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. voorzieningen ten behoeve van vuilinzameling;
- h. bermen en groenvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken.
Het aantal rijstroken mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen.
10.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud van gebouwen mag niet meer dan 50 m3 bedragen;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groenstructuur' is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en vervoersdoeleinden per rail;
- b. perrontunnel en perronzone, met de daarbij behorende voorzieningen zoals een kiosk en wachtruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – perron';
- c. viaducten en onderdoorgangen ten behoeve van kruisend verkeer;
- d. werkplaatsen;
- e. parkeerplaatsen;
- f. calamiteitenpad;
- g. keerwand in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de aangrenzende spoorlijn;
- h. geluidafschermende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken.
11.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – perron'. Ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – perron geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – perron' mag niet meer bedragen dan 6 m
- 3. de bouwhoogte van geluidafschermende voorziening mag niet meer bedragen dan 1,5 m
- 4. de bouwhoogte van de keerwand mag niet meer bedragen dan 1,5 m, met dien verstande dat voor de berekening van de bouwhoogte van de keerwand, in afwijking van het bepaalde in artikel 1 onder het begrip 'peil' wordt verstaan: de bovenkant van de spoorstaaf, waarvan de afstand tot het betreffende bouwwerk het kleinst is;
- 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 15 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 onder b.2 voor het verhogen van de bouwhoogte van een keerwand tot 2,5 m, mits dit noodzakelijk is in verband met het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Verkeer - Stationsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Stationsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. station, met de daarbij behorende gebouwen en voorzieningen zoals wacht- en dienstruimten, ondergrondse en bovengrondse fietsenstallingen, horecavoorzieningen, kiosken, detailhandel, kantoren en dienstverlening;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenstructuur' het behoud en herstel van hoofd- en nevengroenstructuren;
- c. stationsplein;
- d. busstation, met de daarbij behorende in- en uitritten;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. parkeervoorzieningen en andere verkeersvoorzieningen;
- g. geluidsafschermende voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. bermen en groenvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken.
12.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- 1. uitsluitend de bestaande gebouwen zijn binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groenstructuur' is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 12 m bedragen.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en –gangen;
- b. waterpartijen;
- c. waterstaatkundige functies;
- d. behoud en herstel van de stadsmuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – stadsmuur';
- e. bermen en groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- a. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en consumentenverzorgende bedrijfsactiviteit met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 33,3% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
- b. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- c. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- d. groen- en speelvoorzieningen;
- e. tuinen, erven en paden;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. hoofdgebouwen dienen aaneen te worden gebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven;
- 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding. Indien de maximale goot- en bouwhoogte niet zijn aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding dan mag de maximale goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- 5. indien van toepassing vindt het bouwen overeenkomstig artikel 21 plaats;
- 6. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel en met een gezamenlijk maximaal oppervlak van 50 m², voor zover de oppervlakte van de bebouwing meer bedraagt, mag deze niet worden vergroot;
- de gronden gelegen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet mogen worden bebouwd;
- de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de volgende regels:
- 1. de inhoud mag niet meer dan 25 m3 bedragen;
- 2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
Artikel 15 Wonen - Gestapeld
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen – Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en consumentenverzorgende bedrijfsactiviteit met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 33,3% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is, uitsluitende op de eerste bouwlaag, detailhandel toegestaan, inclusief ondersteunende horeca ;
- c. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- d. groen- en speelvoorzieningen;
- e. tuinen, erven en paden;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. hoofdgebouwen dienen gestapeld te worden gebouwd;
- 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding. Indien de maximale goot- en bouwhoogte niet zijn aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding dan mag de maximale goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- 4. indien van toepassing vindt het bouwen overeenkomstig artikel 21 plaats;
- 5. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel en met een gezamenlijk maximaal oppervlak van 50 m², voor zover de oppervlakte van de bebouwing meer bedraagt, mag deze niet worden vergroot;
- de gronden gelegen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet mogen worden bebouwd;
- de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m.
- 6. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 7. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 8. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels
- a. ondersteunende horeca-activiteiten bij detailhandel zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 25% van het bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt ten behoeve van
ondersteunende horeca-activiteiten, met een maximum van 20 m2; - 2. de horeca-activiteit vindt uitsluitend plaats in samenhang met en is ondersteunend aan de hoofdactiviteit detailhandel;
- 3. de toegang tot de horeca-activiteit is alleen te bereiken via de hoofdactiviteit detailhandel en heeft geen aparte ingang;
- 4. de openings-/sluitingstijden van de ondersteunende horeca zijn gelijk aan de
openings-/sluitingstijden van de hoofdactiviteit detailhandel.
- 1. maximaal 25% van het bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt ten behoeve van
Artikel 16 Waarde - Archeologie - Zeer Hoog Bekende Waarde
16.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde-Archeologie- zeer hoog bekende waarde' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van archeologische waarden.
- b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
16.2 Bouwregels
In de in lid 16.1 bedoelde bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie. Ten behoeve van deze secundaire bestemmingen mag gebouwd worden overeenkomstig het bepaalde bij de betreffende bestemmingsregels.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, waarbij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - hoog bekende waarde op de verbeelding wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 17 Waarde - Archeologie - Hoog Bekende Waarde
17.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde-Archeologie- hoog bekende waarde' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van archeologische waarden.
- b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
17.2 Bouwregels
In de in lid 17.1 bedoelde bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 17.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie. Ten behoeve van deze secundaire bestemmingen mag gebouwd worden overeenkomstig het bepaalde bij de betreffende bestemmingsregels.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, waarbij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - hoog bekende waarde op de verbeelding wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 18 Waarde - Archeologie - Middel Hoog Bekende Waarde
18.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde-Archeologie- middel hoog bekende waarde' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van archeologische waarden.
- b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
18.2 Bouwregels
In de in lid 18.1 bedoelde bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie. Ten behoeve van deze secundaire bestemmingen mag gebouwd worden overeenkomstig het bepaalde bij de betreffende bestemmingsregels.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, waarbij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - middel hoog bekende waarde op de verbeelding wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 19 Waarde - Archeologie - Laag Bekende Waarde
19.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde-Archeologie- laag bekende waarde' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van archeologische waarden.
- b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
19.2 Bouwregels
In de in lid 19.1 bedoelde bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders gevraagd aan een deskundige inzake archeologie. Ten behoeve van deze secundaire bestemmingen mag gebouwd worden overeenkomstig het bepaalde bij de betreffende bestemmingsregels.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, waarbij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - laag bekende waarde op de verbeelding wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 20 Waarde - Archeologische Verwachting - Bijzondere Archeologische Verwachting
20.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting - bijzondere archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van archeologische waarden.
- b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
20.2 Bouwregels
In de in lid 20.1 bedoelde bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie. Ten behoeve van deze secundaire bestemmingen mag gebouwd worden overeenkomstig het bepaalde bij de betreffende bestemmingsregels.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, waarbij de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting - bijzondere archeologische verwachting op de verbeelding wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
- b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 21 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
21.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde- Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor bescherming van de cultuurhistorische waarden zoals die worden omschreven in de aanwijzing van het plangebied als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet, 1988.
- b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande breedte van het hoofdgebouw, zoals staat aangegeven op de als bijlage 1 bij dit plan gevoegde gevelwandkaart; indien het hoofdgebouw of de breedte daarvan niet is aangegeven mag de bestaande breedte niet worden overschreden;
- b. de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
- c. het aantal bouwlagen van ieder gebouw dient overeen te stemmen met hetgeen is vermeld op de als bijlage 1 bij dit plan gevoegde gevelwandkaart;
- d. de nokrichting en kapvorm dienen overeen te stemmen met hetgeen is vermeld op de als bijlage 2 bij dit plan gevoegde kappenkaart; indien de nokrichting en kapvorm niet is aangegeven op de kappenkaart, mag de bestaande nokrichting en kapvorm niet worden gewijzigd;
- e. de dakhelling van de gebouwen is ten minste 45 graden, tenzij de bestaande toestand anders is
- f. doorbraken in bouwmuren tussen panden en perceelsscheidende muren zijn niet toegestaan.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ter instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
- a. lid 21.2 onder a voor het wijzigen van de breedte van een hoofdgebouw, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast.
- b. lid 21.2 onder a ten behoeve van het verbouwen van maximaal drie aan elkaar grenzende gebouwen, op geen van welke deze afwijking bij een omgevingsvergunning eerder is toegepast en over een gezamenlijke pandbreedte van maximaal 15 m, tot één geheel, mits:
- 1. er geen (delen van) muren worden verwijderd met monumentale (bouwhistorische) waarden;
- 2. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
- 3. de samenvoeging niet onomkeerbaar is.
- c. lid 21.2 onder c ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag mits:
- 1. Indien wonen in de kap niet is toegestaan, de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
- Woonkamer en woonkeukens dienen niet te zijn gelegen in de kap;
- De monumentale waarden van de kapconstructie en het dakenlandschap worden gerespecteerd.
- 2. Indien platte daken niet zijn toegestaan, ten behoeve van woningtoegangen en buitenruimten hiervan kan worden afgeweken onder de volgende voorwaarden:
- redelijkerwijs op andere wijze niet kan worden voorzien in buitenruimte;
- de erfscheiding van de buitenruimte over de eerste 2 meter uit de zij- of achtergevel maximaal 2 meter hoog is; voor het overige mag de scheiding maximaal 1 meter hoog zijn;
- het maken van een toegang op de begane grond aan de straatzijde van de woning praktisch niet redelijkerwijs uitvoerbaar is of het trappenhuis daar niet meer aanwezig is of niet te realiseren is of dat aankoop van ruimte daarvoor niet mogelijk is.
- 3. indien het aanbrengen van balkons tegen achter- en zijgevels niet is toegestaan, kan hiervan worden afgeweken onder de volgende voorwaarden:
- redelijkerwijs op andere wijze niet kan worden voorzien in buitenruimte;
- naar het oordeel van het bevoegd gezag mogen bewoners/gebruikers in de omgeving niet te zeer worden beperkt in hun privacy;
- de bovenzijde van het balkonhek blijft onder de goot.
- 4. daar waar het maken van meer dan één woning per pand niet is toegestaan, kan hiervan worden afgeweken onder de volgende voorwaarden:
- de monumentale waarden van het interieur niet te zeer worden aangetast;
- de aanwezige historische structuren/indeling/verkeersruimte zo veel mogelijk in stand blijft.
- 1. Indien wonen in de kap niet is toegestaan, de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
- d. lid 21.2 onder d ten behoeve van het wijzigen van de afdekking van een hoofdgebouw met een andere nokrichting en kapvorm dan bestaand, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
- e. lid 21.2 onder e ten behoeve van de dakhelling, mits de dakhelling ten minste 40° bedraagt
- f. lid 21.2 onder f ten behoeve van doorbraken in bouwmuren tussen panden in perceelsscheidende muren indien:
- 1. uit bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de muur, danwel het betreffende muurdeel in machinale baksteen is opgetrokken (na ongeveer 1870); of
- 2. uit bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de muur, danwel het betreffende muurdeel, op de voorgestelde plaats een oudere doorbraak bevat die in het verleden weer is gedicht; of
- 3. wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:
- de totale breedte van de voorgestelde doorbraken beslaat maximaal een derde deel van de lengte van de muur met een maximum van drie doorbraken;
- doorbraken hebben een maximale hoogte van 2,50 m en een maximale breedte van 2 m;
- de bovenzijde van de doorbraak blijft minimaal 0,50 m onder het plafond;
- ten opzichte van de voorgevel en de achtergevel komen de eerste drie meter niet in aanmerking als locatie voor een doorbraak;
- een doorbraak wordt niet toegestaan indien er sprake is van een ozendrup, gang of steeg tussen panden, behalve wanneer een deuropening wordt voorgesteld ten behoeve van een toegang tot een woning of als vluchtweg;
- voor plaatsbepaling van geplande doorbraken en uitvoering van de werkzaamheden is het laten uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek verplicht.
Voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid a tot en met f wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan een deskundige inzake cultuurhistorie.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden binnen de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.
- b. Het verbod, als bedoeld in sub a, is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:
- 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- 3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- 4. indien en voor zover reeds goedkeuring, vergunning of ontheffing is vereist uit hoofde van een wet, een algemene maatregel van bestuur of een gemeentelijke of provinciale verordening waarbij de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht (mede) in overweging zijn genomen.
- c. Burgemeester en wethouders verlenen de in sub a bedoelde omgevingsvergunning niet, indien door de in dat lid genoemde werken en werkzaamheden de stedenbouwkundige waarden of de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht worden aangetast.
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
22.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Waterstaat- Waterkering aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, bescherming en versterking van de waterkering met de daarbij behorende bouwwerken.
- b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is.
22.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m met uitzondering van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering. Ten behoeve van deze andere bestemmingen mag gebouwd worden overeenkomstig het bepaalde bij de betreffende bestemmingsregels.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de in lid 22.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag:
- 1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- 2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- 3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
- 4. verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- 7. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
- 8. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- 9. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- b. Het bepaalde onder a. is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing:
- 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
- 2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn;
- 3. het bevoegd gezag verleent uitsluitend een vergunning zoals bedoeld onder a. na schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Algemeen
- a. De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
- 1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
- 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 12 cm bedraagt;
- 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 1 m overschrijden;
- 4. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- 5. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 m overschrijden;
- 6. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen;
- 7. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
- b. Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.
- c. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m, ten opzichte van het hoogste punt van het dak, en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
- d. Bergbezinkbasins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) mogen worden gebouwd en aangelegd zowel boven- als ondergronds.
- e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 1.5 m, indien het betreft:
- 1. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
- 2. toegangen van bouwwerken;
- 3. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
- 4. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 5. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 6. balkons en galerijen mits de bovenzijde van het balkonhek onder de goot blijft;
- 7. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
- 8. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
- 9. kelderingangen en kelderkoekoeken.
24.2 Ondergronds bouwen
- a. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht;
- b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergrondse tunnels, onderdoorgangen en fietsenstallingen worden gerealiseerd binnen de gehele bestemmingen 'Verkeer – Railverkeer' en 'Verkeer – Stationsgebied';
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. de hoogte van kelders bedraagt maximaal 10 cm beneden peil;
- 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
- 3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
- d. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
26.1 Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet geldt voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de afstand tussen een bebouwingsgrens en de weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking bij een omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan.
26.2 Afweging
Een in lid 26.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid;
- g. cultuurhistorische waarden.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. De bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, zoals wachthuisjes, ambulanceposten, telefooncellen, gemaalgebouwtjes en nutsgebouwtjes, waarbij de inhoud niet meer dan 100 m³, de goothoogte niet meer dan 3.50 m en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 m mag bedragen;
- b. Het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, zoals opgenomen in deze regels, met niet meer dan 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen waarvan de realisering ruimtelijk wenselijk of noodzakelijk is, deze wijzigingen nodig zijn, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit;
- c. Het wijzigen op de verbeelding van de situering en/of de vorm van bouwvlakken en bestemmingsgrenzen van de bestemmingen indien in verband met ingediende aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen zulks ruimtelijk wenselijk of noodzakelijk is, mits
- 1. het totale bouwvlak niet wordt vergroot;
- 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit;
- 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige archeologische- of cultuurhistorische waarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nieuwstad - Stationsplein.