KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Advies Externe Veiligheid

Revelhorst 1999 tweede Herziening

Bestemmingsplan - Zutphen

Vastgesteld op 01-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Revelhorst 1999 tweede Herziening' van de gemeente Zutphen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0301.bp1002RH1999tweede-vs01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage:

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.7 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming of het terrein, noodzakelijk is;

1.9 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.22 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.23 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.24 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.25 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.26 opslag:

handelingen waarbij een stof of product voor een korte of langere tijd in een zekere ruimte min of meer statisch wordt gehouden;

1.27 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoog- te van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.28 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces, alsmede detailhandel in goederen welke in rechtstreekse relatie staan tot het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.29 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.30 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.31 rooilijn:

de vanwege Burgemeester en Wethouders, zo nodig in het terrein, aangewezen lijn, welke op een zoveel mogelijk gelijkmatige afstand evenwijdig aan de as van de weg is gelegen en die:

  • bij bestaande bebouwing zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de wegzijde gekeerde gevels van deze bebouwing;
  • bij het ontbreken van bestaande bebouwing is gelegen op een afstand van ten minste 10 m uit de as van de weg.

Indien op de verbeelding een rooilijn is aangegeven, geldt deze lijn als rooilijn;

1.32 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.33 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.34 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neer- waarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;


Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.


Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (lichte) industrie, bouwnijverheid, reparatie- en verhuurbedrijven en groothandel en overige dienstverlenende bedrijven;
  2. b. kantoren als onderdeel van een bedrijf;
  3. c. productiegebonden detailhandel;
  4. d. verkeer en verblijf in de vorm van wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en bermen;
  5. e. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. een openbare nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  7. g. reclame-objecten, onder andere in de vorm van lichtmastreclame;
  8. h. maximaal 1 bedrijfswoning per bedrijf;
  9. i. bestaande bedrijfswoningen in combinatie met een bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met dien verstande dat:

  1. j. een bouwperceel dient ten minste 850 m2 en ten hoogste 1800 m2 groot te zijn. In afwijking hiervan mag op het perceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Bedrijventerrein - bestaand' de grondoppervlakte ten hoogste 3300 m2 bedragen;
  2. k. de gevels van de gebouwen dienen op de ontsluitingswegen georiënteerd te zijn en derhalve niet op de Vierakkersestraatweg;
  3. l. de ontsluiting van bedrijfspercelen niet geschiedt via de Vierakkersestraatweg;
  4. m. in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien, waarbij per kavel één inrit wordt gerealiseerd met een breedte van ten hoogste 7 m.


De toelaatbaarheid van bedrijven, met het oog op het woon- en leefklimaat, wordt bepaald aan de hand van de bij de regels gevoegde Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend een bedrijf tot en met categorie 2 is toegestaan;

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • geluidzoneringplichtige inrichtingen;
  • risicovolle inrichtingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de in 3.1 gegeven bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. bedrijven als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het besluit omgevingsrecht;
  2. b. bedrijven die een plaatsgebonden risico 10-6 per jaar hebben die tot buiten de inrichtingsgrens reikt alsmede de bedrijven die zijn aangewezen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  3. c. vuurwerkbedrijven;
  4. d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1:

  1. a. voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. voor het toestaan van detailhandel in landbouwwerktuigen en -machines, automobielen, caravans, boten en motoren mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in een naasthogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naast hogere categorie, met dien verstande dat:

  1. a. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de verkeersveiligheid;
  2. b. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen, groenvoorzieningen, bomen, boomstructuren, bermen, parken, pleinen en dierenweiden;
  2. b. paden, speelvoorzieningen, watervoorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. het behoud en herstel van hoofd- en nevengroenstructuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenstructuur';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de keur van het waterschap.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder in lid 4.1, voor de aanleg van parkeervoorzieningen en verhardingen ten behoeve van fiets- en wandelpaden onder voorwaarden dat:

  1. a. vooraf advies is ingewonnen bij de afdeling van de gemeente Zutphen die verantwoordelijk is voor het groenbeheer;
  2. b. er geen onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving;
  3. c. er geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer;
  2. b. fiets- en voetpaden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad' uitsluitend fietspaden zijn toegestaan;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. bermen en andere verkeersvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. water;

Met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken en straatmeubilair en met inachtneming van de keur van het waterschap.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de aangewezen bestemmingen worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Overschrijding bebouwingsgrenzen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bebouwingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. a. onderdelen van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen van niet-ingrijpende aard;
  2. b. andere onderdelen van een omgevngsvergunningplichtig bouwwerk, die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten:
    1. 1. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten;
    2. 2. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen, mits zij de grens van de weg met niet meer dan 0,30 m overschrijden.

7.2 Afwijking overschrijding bebouwingsgrenzen

In afwijking van het bepaalde in 7.1 kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken voor het overschrijden van bebouwingsgrenzen voor:

  1. a. ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het peil;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die naar hun aard en bestemming op voor de voorgevelbouwgrens gelegen gronden toelaatbaar zijn;
  3. c. laadperrons, stoepen en stoeptrden, die de grens van de weg overschrijden;
  4. d. erkers, serres en andere uitbouwen alsmede balkons en galerijen, die de voorgevelrooilijn met niet meer dan 1,50 m overschrijden;
  5. e. trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, alsmede andere luifels, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, reclametoestellen en draagconstructies voor reclames dan bedoeld in 7.1.

7.3 Bouwen boven een weg

Voor het bouwen boven een weg geldt, dat niet lager gebouwd mag worden dan:

  1. a. 4,20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg;
  2. b. 2,20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg; een en ander voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.

7.4 Bestaande maatvoering bij herbouw

Ten aanzien van de bestaande woning aan de Vierakkersestraatweg 2 gelden de volgende regels:

  1. a. indien ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan de maatvoering van bestaande bouwwerken die met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd of kunnen worden gebouwd, afwijkt van de maten zoals bepaald in hoofdstuk 2, geldt de bestaande maatvoering als maximum;
  2. b. tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2, geldt ingeval van herbouw de bestaande maatvoering uitsluitend als maximum indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruik van onbebouwde gronden

Het is verboden de in het plan begrepen gronden, voor zover en voor zolang zij onbebouwd blijven, te gebruiken voor doeleinden in strijd met de in het plan gegeven bestemming. Hieronder wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het storten van puin en afvalstoffen;
  2. b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan;
  3. c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 8.1 is niet van toepassing op:

  1. a. het storten van puin of andere materialen ter realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  2. b. het normale onderhoud van gronden;
  3. c. tijdelijke opslag, welke nodig is voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  4. d. opslag in het kader van de toegelaten bedrijfsvoering.

8.3 Gebruik van bouwwerken

  1. a. Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken voor doeleinden in strijd met de krachtens het plan gegeven bestemming;
  2. b. onverminderd het bepaalde onder a is het in ieder geval verboden:
    1. 1. de bouwwerken als bedoeld in Artikel 3 te gebruiken voor detailhandelsdoeleinden;
    2. 2. de bouwwerken, welke zijn opgericht na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de afwijking c.q. wijziging is verleend.
    3. 3. het bepaalde onder 1 en 2 is niet van toepassing op detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd of bewerkt, voor zover zulks een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel vormt van de bedrijfsvoering, alsmede voor detailhandel voor bedrijven waarvoor een afwijkingsbevoegdheid is toegepast.

8.4 Afwijking

Het bevoegd kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 onder a en b en 8.3 onder a en b, indien strikte toepassing van de regels leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. van de regels en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 18 m;
  4. d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten, gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.

9.2 Afwegingskader

De onder 9.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  1. a. voor het oprichten van transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes binnen de bestemming 'Groen', met een bouwhoogte van maximaal 4 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 9.1 onder d niet kunnen worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de situering van bestemmingrenzen en bouwvlakken binnen de bestemmingen 'Bedrijventerrein', 'Groen' en 'Verkeer', indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwplannen noodzakelijk zijn, mits het bebouwingspercentage met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd en de bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 m worden verschoven;
  3. c. ten behoeve van de wijziging van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' met ten hoogste 15%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Revelhorst 1999 tweede Herziening".

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 1 Advies Externe Veiligheid