Omgevingsplan Landelijk gebied
Bestemmingsplan - Gemeente Zutphen
Vastgesteld op 04-07-2022 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het omgevingsplan Landelijk gebied met identificatienummer NL.IMRO.0301.op0101Landelijkgeb-vs01 van de gemeente Zutphen;
1.2 omgevingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het omgevingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden beroep
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is, dat deze activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen kunnen worden uitgeoefend waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten. Onder aan huis verbonden beroepen worden in ieder geval begrepen: architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch ontwerpen, huisarts, hypotheekadviseur, (juridisch) adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, tandarts, verloskundigenpraktijk, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlening en logopedie;
1.7 afwijken van de bouwregels en/of gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.8 agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen;
1.9 ammoniakbuffergebied
Gebied in een zone van 250 meter rondom zeer gevoelige natuur in het Gelder natuurnetwerk waar de emissie van ammoniak niet mag toenemen bij uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderij;
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst of instelling dat beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid van de Erfgoedwet;
1.11 archeologische deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.12 archeologische verwachting
de toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.16 bed & breakfast
een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, geen verblijf in verband met seizoensgebonden werkzaamheden of tijdelijke werkzaamheden;
1.17 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.18 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.19 bedrijfsmatige activiteit bij wonen
activiteit, niet zijnde een aan huis verbonden beroep en/of consumentverzorgende activiteit, gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, waaronder ook (verblijfs)recreatieve activiteiten en agrarische, niet zijnde volwaardige, activiteiten worden verstaan;
1.20 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
1.21 bedrijfsplan
een plan waarin de gewenste ontwikkeling en doelstellingen van een onderneming voor een bepaalde periode zijn vastgelegd en onderbouwd;
1.22 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;
1.23 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;
- b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbaar object, onder c, vallen;
- c. kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbaar object, onder d, vallen;
- d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.24 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime waarbij uitgegaan wordt van bijlage 1 van deze planregels;
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 Bevi
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen);
1.28 bijgebouw
een gebouw ten dienste van een groter genot van het gebruik van het hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, bergingen, hobbykasjes, tuinhuisjes en huisdierenverblijven;
1.29 bomeneffectanalyse
een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg van een houtopstand;
1.30 bomenkwekerij
het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en/of heesters;
1.31 boom
een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een stamomtrek van minimaal 55 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 55 cm geldt geen minimale stamomtrek indien het bomen zijn, geplant op grond van de voorgeschreven herplantplicht en bij bomen als waarvoor algemene regels gelden op grond van dit plan;
1.32 boomgaard
stuk grond, hobbymatig beplant met fruitbomen;
1.33 boomwaarde
de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;
1.34 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de intandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de functies natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.35 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.36 bouwobjecten
materiaal ten dienste van bouw-, sloop- en onderhoudswerkzaamheden of van de daarbij betrokken personen, zoals steigers, puinbakken, containers, keetcontainers, verhuisliften, pompinstallaties, ecotoiletten, stenen, cement zand en tegels;
1.37 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.38 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.39 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.40 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.41 calamiteit
een (natuurramp) of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;
1.42 carbid schieten
het in een bus/ container- /opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water- of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen;
1.43 compensatieplan
voor de onderbouwing met betrekking tot mitigatie en compensatie wordt een compensatieplan vastgesteld, waarin moet worden ingegaan op de voorwaarden waaronder de ontwikkeling mogelijk is en daarnaast:
- de wijze waarop wordt verzekerd dat de mitigatie en de compensatie daadwerkelijk worden uitgevoerd;
- de wijze van monitoring en rapportage van de tenuitvoerlegging van de mitigatie en de compensatie;
1.44 compensatieplan bomen
overzicht, waarin opgenomen:
- boomwaarde van alle bomen in het plangebied behorend bij het project van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden;
- aantal en soort te plaatsen nieuwe bomen in het gebied behorend bij het project van de aanvraag als vervanging van aantal en soort te kappen bomen in hetzelfde gebied;
- financiële bijdrage aan het Bomenfonds, zijne boomwaarde van de bomen die niet binnen het gebied behorend bij het project van de aanvraag kunnen worden vervangen;
1.45 compenserende maatregelen
maatregelen die worden getroffen in verband met een, op een andere locatie voorkomende, aantasting van kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone;
1.46 consumentverzorgende bedrijfsactiviteit
het als eenmanszaak beroepsmatig uitoefenen van een dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en er geen aantasting plaatsvindt van de fysieke leefomgeving. Onder consumentverzorgende bedrijfsactiviteit wordt in ieder geval verstaan: adviesbureau, fotograaf, autorijschool, bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, kantooractiviteiten, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialiste, kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, tv/radio reparateur, reisorganisatie (kleinschalig), koerierdienst, prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's, TV's/horloges etc.) en glazenwasser;
1.47 consumentenvuurwerk
vuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is;
1.48 cultuurhistorische waarden
- a. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
- b. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hier mede onder begrepen;
1.49 dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
1.50 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.51 diepploegen
het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 meter ten behoeve van agrarisch gebruik;
1.52 drijvend bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die drijft, die op de plaats van bestemming direct of indirect met de grond verbonden is en bedoeld is om ter plaatse te functioneren;
1.53 dunning
een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van na dunning overblijvende bomen;
1.54 duurzaam opwekken van energie
Het opwekken van energie door middel van energiebronnen die onbeperkt beschikbaar zijn door het gebruik van het leefmilieu, zoals windenergie, zonne- energie, warmte-energie;
1.55 erf
- a. ter plaatse van de aanduiding 'erf': een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
- b. al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.56 erfinrichtingsplan
een inrichtingsplan in tekst en kaartbeeld waaruit blijkt hoe de nieuwe ontwikkeling op een streekeigen wijze wordt ingepast in de omgeving, waarbij aandacht wordt besteed aan:
- de landschappelijke inpassing;
- de locatie van de nieuwe bebouwing;
- de versterking en de ontwikkeling van het gebiedsDNA Landschap en het gebiedsDNA Erven;
- de overige erfinrichting;
- de wijze waarop rekening is gehouden met de aanwezige beschermde flora en fauna;
en waarop in ieder geval staat:
- het betreffende perceel;
- de bestaande bebouwing;
- de bestaande beplanting (locatie en soort en grootte);
- de locatie van de nieuwe bebouwing (maatvoering en uitstraling/gevelbeeld);
- de locatie van nieuwe beplanting (locatie en soort en grootte).
1.57 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.58 extensieve dagrecreatie
dagrecreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.59 gebiedsDNA landschap
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorische en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.60 gebiedsDNA erven
karakteristieke patronen en structuren op een erf of ensemble van bebouwing en landschapselementen;
1.61 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.62 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.63 geitenhouderij
veehouderij met geiten;
1.64 geluidsgevoelige functies
woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen;
1.65 gemeentelijk monument
- a. een zaak die van belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
- b. een terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder a;
1.66 gevoelige functie
(recreatie)woningen en terreinen ten behoeve van bedrijfsvoeringen waarbij sprake is van biologische teelt van gewassen overeenkomstig de regels van de biologische productiemethoden.
1.67 glastuinbouwbedrijf
een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waarbij het telen van gewassen (nagenoeg) volledig in kassen plaatsvindt;
1.68 GNN: Gelders Natuurnetwerk
gebied met een samenhangend netwerk van binnen de provincie Gelderland bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang dat strekt tot de veiligheidstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
1.69 GO: Groene Ontwikkelingszone
Gebied met een andere bestemming dan natuur dat ruimtelijk is vervlochten met de Gelders natuurnetwerk, waaronder weidevogelgebieden en rustgebieden voor winterganzen;
1.70 groepsaccommodatie
een gebouw bestemd voor recreatief verblijf van groepen van maximaal 50 personen voor ten hoogste 28 aaneengesloten nachten;
1.71 groepsrisico
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.72 grondgebonden veehouderijbedrijf
een veehouderijbedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie van meer dan 50% afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken;
1.73 grondgebonden veehouderijtak
onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf over voldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om de dieren binnen de veehouderijtak voor meer dan 50% zelf te kunnen voeren;
1.74 grondgebruiksplan
plan waarin de ondernemer informatie biedt over de grondgebondenheid van het veehouderijbedrijf of de veehouderijtak waarin in ieder geval een overzicht van nabijgelegen gronden waarover een ondernemer langdurig kan beschikken en waarin gerekend wordt met de eenheid kg per gedroogde stof;
1.75 herplant
- het opnieuw (elders) planten van een te verplanten boom;
- het vervangen van een gevelde boom door nieuwe aanplant;
1.76 hobbymatig agrarisch gebruik
het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd;
1.77 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.78 horeca
een bedrijf waar overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt vertrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzodering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.79 houtopstand
één of meer bomen, boomvormers, houtwal, hakhout of ander houtig gewas;
1.80 houtproductie
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mee daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;
1.81 huishouden
een persoon die of groep personen die die in onderlinge verbondenheid en in vast verband samenleven;
1.82 inwoning
het bewonen van één bestaande woning door twee of meer huishoudens met een gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn en de woning het karakter van één woning in visueel opzicht behoudt;
1.83 kampeermiddel
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele tijdelijk of blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.84 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop een gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.85 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.86 karakteristieke bebouwing
een gebouw of een complex van gebouwen dat vanwege zijn cultuurhistorische en architectonische waarde in relatie met zijn cultuurhistorisch waardevolle omgeving als waardevol wordt beschouwd; hieronder vallen in ieder geval de T-boerderij en de traditionele Saksische boerderij;
1.87 kas
een agrarisch gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;
1.88 kavel
een stuk cultuurgrond (grond in gebruik voor akkerbouw en-of veeteelt) toebehorend aan een agrarisch bedrijf en omgeven door de grond van een ander;
1.89 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;
1.90 kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk
aanwezige en potentiële waarden gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied;
1.91 kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone
de bestaande en te ontwikkelen kwaliteiten voor het gebied;
1.92 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein voor ten hoogste 30 kampeermiddelen;
1.93 kwetsbaar object
- a. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.94 landhuis
een gebouw of complex van gebouwen dat vanwege zijn cultuurhistorische, architectonische en monumentale waarde in relatie met zijn cultuurhistorische waardevolle omgeving als waardevol wordt beschouwd;
1.95 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorische en/of ecologische en/of geomorfologisch opzicht;
1.96 landschapselement
een vast onderdeel van het landschap, dat bepalend is voor de structuur van het landschap, zoals bijvoorbeeld houtsingel, sloot;
1.97 LPG-doorzet
de afzet van PG in m3 per jaar;
1.98 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, (kinder)opvang- en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.99 manege
een bedrijf, dat gericht is op het (laten) verzorgen, (laten) stallen, (laten) dresseren en (laten) trainen van paarden en/of pony's ten behoeve van de (recreatieve) ruitersport, waaronder begrepen het (laten) geven van lessen in ruitersport;
1.100 melding
de gemeente in kennis stellen van de beoogde plannen waarvoor een meldingsplicht geldt in het omgevingsplan;
1.101 milieugevoelige functie
functies die beschermd moeten worden tegen milieubelastende activiteiten teneinde een goed verblijfsklimaat te borgen, zoals woningen, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie;
1.102 mitigerende maatregelen
maatregelen die de aantasting van kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk of het de Groene Ontwikkelingszone beperken;
1.103 molenbiotoop
Gebied rondom een historische of monumentale molen met een straal van 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen;
1.104 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.105 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.106 nevenactiviteit binnen agrarische bedrijfsbestemming
activiteit die in ruimtelijk en bedrijfseconomisch opzicht een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale agrarische bedrijfsactiviteiten;
1.107 niet-grondgebonden veehouderijbedrijf
een veehouderijbedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren voor het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het erf zijn gelegen, en waarop de veehouderij rechten heeft;
1.108 niet-grondgebonden veehouderijtak
onderdeel van een agrarisch bedrijf dat is gericht op niet-grondgebonden veehouderij;
1.109 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten tenminste het bestaande kwaliteitsniveau bereikt;
1.110 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.111 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.112 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.113 onderkomen
voor verblijf geschikte -al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken- voer- of vaartuigen, toer- of stacaravans, kampeermiddelen, pleziervaartuigen, tenten, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover bovengenoemde zaken niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.114 ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nadere in de regels omschreven (hoofd)functie;
1.115 overkapping
een overkapt bouwwerk, bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
1.116 paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal en behoeve van het rijden van paarden;
1.117 paardenhouderij
een agrarisch (verwant) bedrijf voor het bedrijfsmatig fokken, stallen, trainen of africhten van paarden en/of pony's;
1.118 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.119 permanente bewoning
bewoning door een persoon of groep van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
1.120 plattelandswoning
woning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.121 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.122 recreatiewoning
een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
1.123 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.124 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang als of zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.125 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de als bijlage 2 bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.126 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, met dien verstande dat niet onder standplaats wordt verstaan:
- a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
- b. een vaste plaats op een evenement.
1.127 streekeigen producten
producten gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van de desbetreffende regio wordt geproduceerd;
1.128 teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken, niet zijnde kassen, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, hieronder mede begrepen afdekfolies;
1.129 toeristisch kampeerterrein
kampeerterrein ten behoeve van recreatief verblijf waar jaarrond gekampeerd mag worden;
1.130 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren of in uitvoering geven;
1.131 veehouderij
een bedrijf, geheel of gedeeltelijk bestemd voor het fokken en houden van landbouwhuisdieren;
1.132 vellen (vellen, doen vellen of laten vellen)
- rooien, kappen, of verplanten of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen;
- het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
1.133 venten
het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis, met dien verstande dat onder venten niet wordt verstaan:
- a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
- c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 90.
1.134 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of gericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, hotel, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
1.135 volkstuin
een perceel grond waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
1.136 voorgevel
de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;
1.137 weg
zoals verstaan onder artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;
1.138 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.139 wonen
het gehuisvest zijn in (een) woning(en);
1.140 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.141 woonark
een drijvend bouwwerk, niet (meer) bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een rechthoekige opbouw, en bestemd voor het wonen;
1.142 woonschip
een vaartuig dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart en dat wordt gebruikt voor wonen, niet zijnde een drijvend bouwwerk;
1.143 zaak
een tastbaar object;
1.144 zomer-seizoensgebonden nevenactiviteiten
nevenactiviteiten die afhankelijk zijn van het zomerseizoen.
1.145 zonneakker
een veld met zonnepanelen
1.146 zonneladder
een prioritering van locaties die geschikt zijn voor de plaatsing van (grootschalige) installaties voor de opwekking van zonne-energie, zoals de provinciale verordening beoogd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de perceelsgrens
de kortste afstand tussen de perceelsgrens van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
de bebouwde oppervlakte
het gezamenlijk oppervlak op een bouwperceel van de gebouwen en uitsluitend die bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de laatstgenoemde bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de hoogte van een drijvend bouwwerk
de afstand gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals masten, schoorstenen, antennes, mastkoker en naar aard daarmee gelijk te stellen onderdelen, mits de maximale toegestane bouwhoogte voor de ondergeschikte onderdelen met niet meer dan een meter wordt overschreden. Deze beperking geldt niet voor masten.
de breedte van een drijvend bouwwerk
de afstand gemeten daar waar de constructie van het bouwwerk, inclusief loopranden, stootranden, dakranden, zeemranden, goten en vergelijkbare constructies, het breedst is. Ondergeschikte delen die buiten de constructie steken, zoals rondhouten, roerbladen en boegsprieten en eenvoudig demontabele voorzieningen, worden niet meegerekend.
de lengte van een drijvend bouwwerk
de afstand gemeten daar waar de constructie van het bouwwerk, inclusief loopranden, stootranden, dakranden, zeemranden, goten en vergelijkbare constructies, het langst is. Ondergeschikte delen die buiten de constructie steken, zoals rondhouten, roerbladen en boegsprieten en eenvoudig demontabele voorzieningen, worden niet meegerekend.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
de tiphoogte van een windturbine
vanaf peil tot aan de uiterste punt van de wiek in hoogste positie;
ondergronds bouwen
Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.2
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3
Bij de toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
2.4
Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken dan wel aanduidingsvlakken door middel van de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken dan wel aanduidingsvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak dan wel één bouwvlak dan wel één aanduidingsvlak.
Hoofdstuk 2 Functies - Agrarisch
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. grondgebonden veehouderijbedrijven, met dien verstande dat het gebruik in overeenstemming is met artikel 78;
- b. niet-grondgebonden veehouderijbedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'niet grondgebonden', met dien verstande dat het gebruik in overeenstemming is met artikel 78;
- c. agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijbedrijven, met dien verstande dat glastuinbouw niet is toegestaan;
- d. een grondgebonden en/of niet-grondgebonden veehouderijtak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ammoniakbuffergebied' uitsluitend de bestaande niet-grondgebonden veehouderijtakken zijn toegestaan;
- e. een paardenhouderij in combinatie met een grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
- f. een manege in combinatie met een grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'manege';
- g. de bestaande recreatieve nevenactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
- h. het beoefenen van de touwtreksport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - touwtrekvereniging';
- i. één bedrijfswoning per aanduiding 'erf', dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' aangegeven aantal bedrijfswoningen op de bestaande locatie, waarbij inwoning is toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' géén bedrijfswoning is toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - Lage Lochemseweg 10' de tweede bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is toegestaan;
- j. aan huis verbonden beroepen dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bedrijfswoning mag worden ingericht ten dienste van het aan huis verbonden beroep dan wel de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- k. een bed & breakfast met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van de bed & breakfast met maximaal 4 slaapplaatsen waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- l. detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten, met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 25 m2 mag bedragen;
- m. bestaande nevenactiviteiten met de bestaande oppervlakte;
- n. hobbymatig agrarisch gebruik;
- o. bestaande paardenbakken;
- p. paardenbakken bij een manege en paardenhouderij en -fokkerij;
- q. het behoud, het herstel en /of de ontwikkeling van landschapselementen;
- r. extensieve dagrecreatie;
- s. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg';
- t. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- u. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- v. een zonneakker met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonneakker;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder teeltondersteunende voorzieningen, ruiter-, fiets- en wandelpaden, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'erf' uitsluitend de bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, mits anders bepaald in deze regels.
3.2 Specifieke gebruiksregels
3.3 Bij recht - Bouwen
3.4 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van agrarisch - zonneakker'
3.5 Flexibiliteit - Melden
3.6 Flexibiliteit - Afwijken
Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
4.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. glastuinbouwbedrijven;
- b. grondgebonden veehouderijbedrijven;
- c. een grondgebonden en/of niet-grondgebonden veehouderijtak;
- d. één bedrijfswoning op de bestaande locatie, waarbij inwoning is toegestaan;
- e. aan huis verbonden beroepen dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bedrijfswoning mag worden ingericht ten dienste van het aan huis verbonden beroep dan wel de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- f. een bed & breakfast met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van de bed & breakfast met maximaal 4 slaapplaatsen waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- g. nevenactiviteiten;
- h. hobbymatig agrarisch gebruik;
- i. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschapselementen;
- j. extensieve dagrecreatie;
- k. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ruiter-, fiets- en wandelpaden, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'erf' uitsluitend de bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, mits anders bepaald in deze regels.
4.2 Specifieke gebruiksregels
4.3 Bij recht - Bouwen
4.4 Flexibiliteit - Melden
4.5 Flexibiliteit - Afwijken
Hoofdstuk 3 Functies - Bedrijven
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor onderstaande activiteiten en activiteiten zoals opgenomen in bijlage 11 van de regels:
- a. een adviesbureau, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - adviesbureau';
- b. een agrarisch technisch hulpbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - agrarisch technisch hulpbedrijf';
- c. een bedrijf in opslag van meubels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelopslag';
- d. een duivenfokkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - duivenfokkerij';
- e. een gemaal ten behoeve van de waterhuishouding en waterbeheersing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
- f. een gewassenspuitbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gewassenspuitbedrijf';
- g. handel in- en afbouw van aanhangwagens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf in aanhangwagens';
- h. een hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf';
- i. een installatiebedrijf voor stalinrichtingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf stalinrichting';
- j. een loonwerkbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf';
- k. een loonwerkbedrijf en kinderdagopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf en kinderdagopvang';
- l. een lpg vulpunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
- m. een nutsvoorziening als bedoeld in bijlage 11 kolom 'aard van bedrijvigheid', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- n. opslag van goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- o. opslag ten behoeve van provinciale waterstaat, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag provinciale waterstaat';
- p. een palletverwerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - palletverwerkingsbedrijf';
- q. een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg met een maximale lpg-doorzet van 1.000 m3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- r. één bedrijfswoning op de bestaande locatie, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' de aangegeven aantal bedrijfswoningen op de bestaande locatie is toegestaan;
- 2. inwoning in alle bedrijfswoningen is toegestaan;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' en de aanduiding 'nutsvoorziening' geen bedrijfswoning is toegestaan;
- s. aan huis verbonden beroepen dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van het aan huis verbonden beroep dan wel de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- t. een bed & breakfast op een locatie waar ook een bedrijfswoning is toegestaan met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van de bed & breakfast met maximaal 4 slaapplaatsen waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- u. detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten, met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 25 m2 mag bedragen;
- v. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
5.2 Specifieke gebruiksregels
5.3 Bij recht - Bouwen
5.4 Flexibiliteit - melden
5.5 Flexibiliteit - Afwijken
5.6 Flexibiliteit - Wijzigen
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bij recht - Gebruiken
6.2 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van gemengd - De Warkense molen'
6.3 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van gemengd - Leestenseweg'
6.4 Flexibiliteit - Afwijken
6.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Artikel 7 Horeca
7.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. horeca;
- b. het bestaande aantal bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan;
- c. aan huis verbonden beroepen dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van het aan huis verbonden beroep dan wel de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
7.2 Bij recht - Bouwen
7.3 Flexibiliteit - Melden
7.4 Flexibiliteit - Afwijken
7.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Hoofdstuk 4 Functies - Infrastructuur
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke van vorm van verkeer - onverharde weg' zijn uitsluitend onverharde wegen toegestaan;
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen en ondergrondse leidingen;
- e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- f. geluidwerende en/of geluidafschermende voorzieningen;
- g. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur en landschap van de bermen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Specifieke gebruiksregels
8.3 Bij recht - Bouwen
Artikel 9 Verkeer - Spoor
9.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Verkeer - Spoor' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. spoorwegen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bij recht - Bouwen
Artikel 10 Water
10.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Water' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden in zijn algemeenheid en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - SED wateren' specifiek gericht op de specifiek ecologische doelstelling voor deze wateren;
- c. extensieve dagrecreatie;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, wegen en paden.
10.2 Bij recht - Bouwen
Artikel 11 Water - Kanaal
11.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Water - Kanaal' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. water ten behoeve van scheep- en recreatievaart;
- c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, wegen en paden.
11.2 Bij recht - Bouwen
Artikel 12 Water - Rivier
12.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Water - Rivier' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
- b. water ten behoeve van scheep- en recreatievaart;
- c. wonen in de bestaande woonarken of bestaande woonschepen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats';
- d. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
12.2 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van:
- a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, waaronder begrepen het innemen van ligplaatsen met woonschepen en/of woonarken of pleziervaartuigen buiten de aanduidingen 'specifieke vorm van water - ligplaats' en 'specifieke vorm van water - persoonsgebonden ligplaats';
- b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- c. het opslaan van onklare voertuigen of onderdelen hiervan;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
12.3 Bij recht - Bouwen
12.4 Flexibiliteit - Afwijken
Hoofdstuk 5 Functies - Maatschappelijk
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bij recht - Gebruiken
13.2 Bij recht - Bouwen - 'scouting'
13.3 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van maatschappelijk - psychiatrisch centrum'
13.4 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van maatschappelijk - schaapskooi'
13.5 Bij recht - Bouwen - 'zend-/ontvangstinstallatie'
De zendmast voldoet aan de volgende kenmerken:
- a. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte;
- b. de oppervlakte bedraagt maximaal 66,5 m2.
13.6 Flexibiliteit - Melden
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats
14.1 Bij recht - Gebruiken
14.2 Specifieke gebruiksregels
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
14.3 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van maatschappelijk - Oosterbegraafplaats'
14.4 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van maatschappelijk - Vordenseweg'
Hoofdstuk 6 Functies - Natuur
Artikel 15 Bos
15.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Bos' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. bos en bebossing;
- b. bosbouw;
- c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur en landschap;
- d. de bescherming van de grondwaterstand, grondwaterstroming en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater;
- e. extensieve dagrecreatie;
- f. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en waterberging;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.
15.2 Specifieke gebruiksregel
15.3 Bij recht - Bouwen
15.4 Flexibiliteit - Afwijken
Artikel 16 Groen
16.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van groenstructuren;
- b. groenvoorzieningen;
- c. de bescherming van de bestaande houtsingel, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- d. de bestaande inritten;
- e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden en verhardingen en voorzieningen.
16.2 Specifieke gebruiksregels
16.3 Bij recht - Bouwen
Artikel 17 Natuur
17.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur en landschap;
- b. het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur, alsmede de bescherming van de grondwaterstand, grondwaterstroming en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwekerij', is uitsluitend een kwekerij ten dienste van het hoveniersbedrijf aan de Vordenseweg 21-23 toegestaan;
- d. extensieve dagrecreatie;
- e. extensief agrarisch gebruik;
- f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- g. de bestaande nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.
17.2 Specifieke gebruiksregels
17.3 Bij recht - Bouwen
17.4 Flexibiliteit - Afwijken
Hoofdstuk 7 Functies - Recreatie
Artikel 18 Recreatie - Bedrijf 1
18.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Recreatie - Bedrijf 1' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van een bedrijfsmatige exploitatie van:
- 1. dagrecreatie, eventueel in combinatie met ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca;
- 2. camperplaatsen; én
- 3. maximaal 30 recreatiewoningen én
- 4. maximaal 6 groepsaccommodaties én
- 5. een toeristisch kampeerterrein.
- b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' inpandige opslag van caravans, campers en vergelijkbare objecten, opslag van diervoeder, recreatieruimte, ontvangst, binnenspeelgelegenheid, sanitaire voorzieningen;
- c. het bedrijfsmatig houden van dieren als ondersteunende functie;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paddock' een paddock c.q. paardenbak;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de bestaande bedrijfswoning;
- f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
18.2 Bij recht - Bouwen
18.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Recreatie - Bedrijf 2
19.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Recreatie - Bedrijf 2' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van een bedrijfsmatige exploitatie van:
- 1. dagrecreatie, eventueel in combinatie met ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca;
- 2. 1 groepsaccommodatie in de bestaande bebouwing met een oppervlakte van 500 m2 én
- 3. een toeristisch kampeerterrein met 15 plekken;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' inpandige opslag van caravans, campers en vergelijkbare objecten;
- c. een paardenpension in de bestaande bebouwing;
- d. de bestaande twee bedrijfswoningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer-, speel-, sanitair- en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, wegen en paden, tuinen en erven.
19.2 Bij recht - Bouwen
19.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Recreatie - Recreatiewoning
20.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. verblijfsrecreatie in een recreatiewoning;
- b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
20.2 Bij recht - Bouwen
20.3 Bij recht - Bouwen - 'recreatiewoning'
Artikel 21 Recreatie - Verblijfsrecreatie
21.1 Bij recht - Gebruiken
21.2 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van recreatie - Bronsbergen'
21.3 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van recreatie - camping Warnsveld'
21.4 Flexibiliteit - Afwijken
21.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 22 Recreatie - Volkstuin
22.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor een volkstuinencomplex met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
22.2 Specifieke gebruiksregels
22.3 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van recreatie - Scheurweideweg' en 'specifieke vorm van recreatie - Bronsbergen'
22.4 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - Scheurweideweg' en 'specifieke vorm van recreatie - Bronsbergen' één volkstuinhuisje per kavel worden toegestaan, mits:
- a. de kavel een oppervlakte van minimaal 200 m2 heeft;
- b. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
- c. de goothoogte maximaal 2,5 m bedraagt;
- d. de oppervlakte maximaal 10 m2 bedraagt.
Artikel 23 Sport
23.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Sport' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. sport- en recreatievoorzieningen;
- b. ondersteunende horeca;
- c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, tribunes en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
23.2 Bij recht - Bouwen
23.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kunnen lichtmasten worden gebouwd buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmasten', mits deze geen onevenredige hinder toebrengen aan milieugevoelige functies in de directe omgeving.
Artikel 24 Sport - Manege
24.1 Bij recht - Gebruiken
24.2 Specifieke gebruiksregels
24.3 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van sport - manege Lansinkweg'
24.4 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van sport - manege Oostveensepad'
24.5 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van sport - manege Vordenseweg 22'
24.6 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van sport - manege Vordenseweg 34'
24.7 Flexibiliteit - Afwijken
Hoofdstuk 8 Functies - Wonen
Artikel 25 Landgoed
25.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Landgoed' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. één vrijstaande woning, waarbij inwoning is toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'landhuis' het bestaande aantal woningen is toegestaan;
- 2. voor zover een bouwvlak is aangegeven één vrijstaande woning per bouwvlak is toegestaan met uitzondering van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
- b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschapselementen en natuur, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuur' uitsluitend gebruikt mogen worden ten behoeve van de instandhouding en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- c. het behoud, het herstel en/of de bescherming van cultuurhistorische waarden en elementen die tezamen de ruimtelijke beheerseenheid van een landgoed vormen. De waarden bestaan onder meer uit:
- 1. de groenstructuur met opgaand groen en/of lanen en paden;
- 2. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- 3. waterpartijen;
- 4. bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische elementen en natuur;
- 5. ontworpen en aangelegde tuinen rondom het landhuis en bebouwing met een zachte overgang naar het landschap.
- d. aan huis verbonden beroepen dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van het aan huis verbonden beroep dan wel de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- e. een bed & breakfast met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van de bed & breakfast met maximaal 4 slaapplaatsen waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 't Velde' is tevens het volgende gebruik toegestaan:
- 1. sociaal-educatieve doeleinden;
- 2. horeca;
- 3. kuuroord/revalidatiecentrum;
- 4. conferentieoord;
- g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
25.2 Specifieke gebruiksregel
25.3 Bij recht - Gebruiken - Landgoed Baank
25.4 Bij recht - Bouwen - 'landhuis'
25.5 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van gemengd - Baank'
25.6 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - Baank'
25.7 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van kantoor - Baank'
25.8 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - Hekkelerdijk'
25.9 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - Hoekendaal'
25.10 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - Waliën' en 'specifieke vorm van wonen - 't Velde'
25.11 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - 't Poppink'
25.12 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - Vryhof'
25.13 Flexibiliteit - Afwijken
25.14 Flexibiliteit - Wijzigen
Artikel 26 Wonen
26.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- a. het bestaande aantal woningen op de bestaande locatie, waarbij inwoning is toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeduide aantal en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
- b. aan huis verbonden beroepen dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van het aan huis verbonden beroep dan wel de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - consumentverzorgende bedrijfsactiviteit' de gebruiksoppervlakte van de consumentverzorgende bedrijfsactiviteit maximaal 165 m2 mag bedragen;
- c. een bed & breakfast met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van de bed & breakfast met maximaal 4 slaapplaatsen waarbij geldt dat maximaal 40% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden benut;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': een bedrijfsmatige opslag van goederen tot maximaal 100 m2;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - imkerij met educatie' een imkerij met educatieve voorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wijngaard':
- 1. educatieve activiteiten;
- 2. detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
- 3. horeca-activiteiten, geen café of restaurant of daaraan gelijk te stellen horecabedrijf, waarbij dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt gelieerd aan de ter plaatse geproduceerde wijnen, zoals proeverijen en feesten en partijen met een besloten en overwegend kleinschalig karakter (minder dan 60 personen en max 5x per jaar max 150 personen) gehouden tussen 12:00 uur en 00:00 uur en waarbij in voldoende parkeerruimte is voorzien wat niet op de openbare weg plaatsvindt;
- g. bestaande bedrijfsmatige activiteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig agrarisch gebruik': het hobbymatig houden van paarden met bijbehorende rijbak;
- i. bestaande paardenbakken;
- j. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen als ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.
26.2 Specifieke gebruiksregels
26.3 Bij recht - Bouwen
26.4 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - De Eenhoorn'
26.5 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - Dennendijk 7'
26.6 Bij recht - Bouwen - 'specifieke vorm van wonen - Bronsbergen 10'
26.7 Flexibiliteit - Melden
26.8 Flexibiliteit -Afwijken
26.9 Flexibiliteit - Wijzigen
Hoofdstuk 9 Gebiedskwaliteit - Archeologie
Artikel 27 Waarde - Archeologie Zeer Hoge Bekende Waarde
27.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Archeologie zeer hoge bekende waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
27.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
27.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
27.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
27.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Zeer hoge bekende waarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 28 Waarde - Archeologie Hoge Bekende Waarde
28.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Archeologie hoge bekende waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
28.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
28.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
28.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
28.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Hoge bekende waarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 29 Waarde - Archeologie Hoge Verwachtingswaarde
29.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
29.2 Voorwaarde bouwen conform onderliggende bestemming
29.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
29.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
29.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 30 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachtingswaarde
30.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
30.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
30.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
30.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
30.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 31 Waarde - Archeologie Lage Verwachtingswaarde
31.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
31.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
31.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
31.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
31.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 32 Waarde - Archeologie Ijsselbedding
32.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Archeologie IJsselbedding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden vanwege het feit dat het bekend is dat hier in het verleden de IJssel heeft gelopen.
32.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
32.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
32.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
32.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie IJsselbedding', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 10 Gebiedskwaliteiten - Cultuurhistorie
Artikel 33 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
33.1 Bij recht - Gebruiken
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de windvang van de betreffende molen.
33.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemmingen
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' dat niet hoger mag worden gebouwd dan en/of geen hogere opgaande beplanting aanwezig mag zijn dan:
- a. binnen een afstand van 100 m van de molen: bouwhoogte en/of beplantingshoogte is gelijk aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
- b. In de zone van 100 tot 400 m vanaf de molen vindt de beoordeling van de toelaatbare hoogte van nieuw op te richten of te wijzigen bebouwing en/of beplanting in verhouding met de afstand tot de windmolen plaats op de grond van de uitkomst van de toepassing van de formule:
H(x) = x / n + c * z
H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters)
x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)
n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie
c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, geoonlijk met de waarde 0,2
z = askophoogte (helft van de lengte gevlucht)
Voor de Warkense molen geldt: n = 75 en z = 10,25 m.
Voor de windmolen in de uiterwaarden geldt: n = 140 en z = 8 m.
33.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan worden toegestaan dat conform de onderliggende bestemmingen wordt gebouwd en/of beplanting worden aangebracht of in stand houden, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen en/of een onafhankelijke molendeskundige.
Artikel 34 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
34.1 Bij recht - Gebruiken
34.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemmingen
34.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan worden gebouwd conform onderliggende bestemming, mits:
- a. de karakteristieken/kenmerken van het beschermd dorpsgezicht niet worden aangetast;
- b. advies wordt ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie.
34.4 Flexibiliteit - Slopen
34.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Artikel 35 Waarde - Beschermd Stadgezicht
35.1 Bij recht - Gebruiken
35.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemmingen
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming van deze gronden, mag op de in artikel 35.1 bedoelde gronden alleen bebouwing worden aangebracht indien de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht niet in onevenredige mate wordt aangetast.
35.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan worden gebouwd conform onderliggende bestemming, mits:
- a. de karakteristieken/kenmerken van het beschermd dorpsgezicht niet worden aangetast;
- b. advies wordt ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie.
35.4 Flexibiliteit - Slopen
35.5 Flexibiliteit - Wijzigen
Artikel 36 Waarde - Cultuurhistorie
36.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van ensembles/erven alsmede de bouwwerken.
36.2 Voorwaarde bouwen conform onderliggende bestemmingen
36.3 Flexibiliteit - Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 36.2, indien toepassing van dit artikel zou leiden tot een onevenredige beperking van het gebruik van de gronden.
36.4 Flexibiliteit - Slopen
Artikel 37 Waarde - Gemeentelijk Monument
37.1 Bij recht - Gebruiken
37.2 Specifieke gebruiksregels
37.3 Flexibiliteit - Afwijken
37.4 Flexibiliteit - Wijzigen
Artikel 38 Waarde - Rijksmonument
38.1 Bij recht - Gebruiken
Hoofdstuk 11 Gebiedskwaliteit - Landschap
Artikel 39 Waarde - Beekdal
39.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en verdere ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap, bestaande uit de volgende landschappelijke waarden:
- a. openheid;
- b. grote blokvormige kavel;
- c. groene omzoming van het erf;
- d. meanderende beken met brede oeverzones.
39.2 Voorwaarde bouwen conform onderliggende bestemmingen
Bij aanvraag om omgevingsvergunning bouwen dient middels een erfinrichtingsplan te worden aangetoond dat de bebouwing waarop de aanvraag ziet past binnen het gebiedsDNA erven:
- a. bebouwing gekoppeld aan de weg;
- b. erf heeft regelmatige (vierkante of rechthoekige) vorm;
- c. duidelijke afstanden tussen erven;
- d. bebouwingsrichting parallel aan of haaks op de weg;
- e. besloten groene erven;
- f. aanleg windsingels en hakhoutbosjes als beschutting tegen wind;
- g. hagen aan voorzijde erf;
- h. siertuin aan voorzijde erf;
- i. bij (agrarische)(bedrijfs)gebouwen in lengterichting aanplant hakhoutsingels.
39.3 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, wordt een besluit tot:
- a. het bouwen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; of
- b. het verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van de bouwregels; of
- c. een wijziging van het plan;
niet eerder genomen dan dat met een erfinrichtingsplan is aangetoond dat:
- 1. er sprake is van versterking en ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap als beschreven in artikel 39.1;
- 2. de nieuwe bebouwing past binnen het gebiedsDNA erven als beschreven in artikel 39.2.
Artikel 40 Waarde - Bos En Landgoederen
40.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Bos en landgoederen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en verdere ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap, bestaande uit de volgende landschappelijke waarden:
- a. sterk contrast tussen open weilanden en bossen;
- b. binnen bossen sterke variatie in dichtheid en inheemse beplantingssoorten;
- c. ecologisch waardevol door verscheidenheid binnen de bosgebieden en landgoederen;
- d. langs doorgaande wegen karakteristieke landgoederen en formele landhuizen.
40.2 Voorwaarde bouwen conform onderliggende bestemmingen
Bij aanvraag om omgevingsvergunning bouwen dient middels een erfinrichtingsplan te worden aangetoond dat de bebouwing waarop de aanvraag ziet past binnen het gebiedsDNA erven:
- a. kleine erven;
- b. erven langs de bossen en in open plekken;
- c. erven inpassen in bos, boomsingels, houtwallen en bosstroken.
40.3 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, wordt een besluit tot:
- a. het bouwen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; of
- b. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- c. een wijziging van het plan;
niet eerder genomen dan dat met een erfinrichtingsplan is aangetoond dat:
- 1. er sprake is van versterking en ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap als beschreven in artikel 40.1;
- 2. de nieuwe bebouwing past binnen het gebiedsDNA erven als beschreven in artikel 40.2.
Artikel 41 Waarde - Broeklanden
41.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Broeklanden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en verdere ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap, bestaande uit de volgende landschappelijke waarden:
- a. grote blokvormige kavels;
- b. rechtlijnige wegenstructuur;
- c. laanbeplantingen;
- d. kamer in gebied door restanten broekbossen;
- e. erven gesitueerd langs ontginningswegen;
- f. bebouwing op hogere delen landschap.
41.2 Voorwaarde bouwen conform onderliggende bestemmingen
Bij aanvraag om omgevingsvergunning bouwen dient middels een erfinrichtingsplan te worden aangetoond dat de bebouwing waarop de aanvraag ziet past binnen het gebiedsDNA erven:
- a. erf is rechthoekig van vorm;
- b. grote kavel;
- c. rechtlijnige situering van bebouwing (parallel en loodrecht);
- d. voorgevel van de woning zichtbaar vanaf de weg;
- e. hagen aan voorzijde erf;
- f. siertuin en/of moestuin aan voorzijde erf;
- g. geen omkadering, maar stroken beplanting langs of op het erf;
- h. bomenrij langs erf als windscherm.
41.3 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, wordt een besluit tot:
- a. het bouwen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; of
- b. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- c. een wijziging van het plan;
niet eerder genomen dan dat met een erfinrichtingsplan is aangetoond dat:
- 1. er sprake is van versterking en ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap als beschreven in artikel 41.1;
- 2. de nieuwe bebouwing past binnen het gebiedsDNA erven als beschreven in artikel 41.2.
Artikel 42 Waarde - Kampen En Essen
42.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Kampen en essen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en verdere ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap, bestaande uit de volgende landschappelijke waarden:
- a. microreliëf met bollingen en steilranden van de escomplexen;
- b. openheid van het escomplex;
- c. zicht vanaf wegen op open essen;
- d. erven en bebouwing compact aan de randen van de es;
- e. groene omzoming van het escomplex door erfbeplantingen, houtwallen, singels en wegbeplantingen;
- f. contrast tussen open escomplexen en kleinschalige landschappelijke overgangszone naar lager gelegen delen;
- g. onregelmatige kavelvormen en wegenpatroon.
42.2 Voorwaarde bouwen conform onderliggende bestemming
Bij aanvraag om omgevingsvergunning bouwen dient middels een erfinrichtingsplan te worden aangetoond dat de bebouwing waarop de aanvraag ziet past binnen het gebiedsDNA erven:
- a. open inrichting achterzijde erf, visuele en functionele relatie met achterliggende agrarische gronden;
- b. erf is onregelmatig van vorm;
- c. herkenbare afzonderlijke bouwmassa's in een informele en losse setting;
- d. voorgevel zichtbaar vanaf de weg;
- e. achterzijde erf windsingels en hakhoutbosjes (hogere beplanting);
- f. hagen aan voorzijde erf;
- g. sier- en moestuin aan voorzijde erf;
- h. boomgaard en/of solitaire bomen aan voorzijde erf.
42.3 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, wordt een besluit tot:
- a. het bouwen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; of
- b. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- c. een wijziging van het plan;
niet eerder genomen dan dat met een erfinrichtingsplan is aangetoond dat:
- 1. er sprake is van versterking en ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap als beschreven in artikel 42.1;
- 2. de nieuwe bebouwing past binnen het gebiedsDNA erven als beschreven in artikel 42.2.
Artikel 43 Waarde - Kronkelwaarden
43.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Kronkelwaarden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en verdere ontwikkeling van de gebiedsDNA landschap, bestaande uit de volgende landschappelijke waarden:
- a. grootschalig karakter met grote blokvormige kavels;
- b. lanen van bomen en beplantingsingels langs ontsluitingswegen en paden;
- c. natuurzone rondom kronkelwaard met oude meander IJssel met wilgenbossen en natte graslanden;
- d. contrast tussen open agrarische karakter en het meer kleinschalige landschap.
43.2 Voorwaarde bouwen conform onderliggende bestemming
Bij aanvraag om omgevingsvergunning bouwen dient middels een erfinrichtingsplan te worden aangetoond dat de bebouwing waarop de aanvraag ziet past binnen het gebiedsDNA erven:
- a. erf is regelmatig van vorm;
- b. situering gebouwen in strak stramien;
- c. bebouwing in lengterichting;
- d. grootschalige bebouwing;
- e. grens tussen erf en landschap is hard;
- f. voorgevel zichtbaar vanaf de weg;
- g. zijkant erf aanzetten met hoge dichte beplanting;
- h. beplanting aan windzijde voor beschutting;
- i. hagen aan voorzijde erf.
43.3 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, wordt een besluit tot:
- a. het bouwen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; of
- b. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- c. een wijziging van het plan;
niet eerder genomen dan dat met een erfinrichtingsplan is aangetoond dat:
- 1. er sprake is van versterking en ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap als beschreven in artikel 43.1;
- 2. de nieuwe bebouwing past binnen het gebiedsDNA erven als beschreven in artikel 43.2.
Artikel 44 Waarde - Oeverwal En Rivierduin
44.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Oeverwal en rivierduin' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en verdere ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap, bestaande uit de volgende landschappelijke waarden:
- a. kleinschalig landschap waarin kleine kavels afgewisseld worden met boerenerven en robuuste groenstructuren;
- b. erf op hoger delen van rivierduin/oeverwal.
44.2 Voorwaarde bouwen conform onderliggen bestemming
Bij aanvraag om omgevingsvergunning bouwen dient middels een erfinrichtingsplan te worden aangetoond dat de bebouwing waarop de aanvraag ziet past binnen het gebiedsDNA erven:
- a. erf is onregelmatig van vorm;
- b. diversiteit in situering gebouwen op erf;
- c. diversiteit in bebouwingsrichting;
- d. erf is besloten en omsloten;
- e. grens tussen landschap en erf is diffuus;
- f. voorgevel zichtbaar vanaf de weg;
- g. hagen aan voorzijde erf;
- h. achterzijde aanzetten met hoge dichte beplanting;
- i. beplanting aan windzijde voor beschutting;
- j. aanplant boomgaarden bij erf.
44.3 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, wordt een besluit tot:
- a. het bouwen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; of
- b. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- c. een wijziging van het plan;
niet eerder genomen dan dat met een erfinrichtingsplan is aangetoond dat:
- 1. er sprake is van versterking en ontwikkeling van het gebiedsDNA landschap als beschreven in artikel 44.1;
- 2. de nieuwe bebouwing past binnen het gebiedsDNA erven als beschreven in artikel 44.2.
Artikel 45 Waarde - Uiterwaarden
45.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Uiterwaarden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en verdere ontwikkeling van de landschapskwaliteiten, bestaande uit de volgende landschappelijke waarden:
- a. natuur- en waterbergingsfunctie;
- b. grootschalige openheid;
- c. lange noord-zuid georiënteerde beplantingsstructuren veelal van (knot)wilgen;
- d. kenmerkend microreliëf;
- e. zichtlijnen vanuit de Hoven op de historische binnenstad over de Tichelbeeksewaard.
45.2 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen, wordt een besluit tot:
- a. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- b. een wijziging van het plan; of
- c. het verlenen van een omgevingsvergunning voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
niet eerder genomen dan dat met een inrichtingsplan is aangetoond dat er sprake is van versterking en ontwikkeling van de gebiedsDNA landschap als beschreven in artikel 45.1.
Hoofdstuk 12 Gebiedskwaliteit - Natuur
Artikel 46 Waarde - Gelders Natuurnetwerk
46.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Gelders Natuurnetwerk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en bescherming van de aanwezige natuurwaarden en voor de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden.
46.2 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
46.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de voor 'Waarde - GNN' aangewezen gronden de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Natuur', indien:
- a. de gronden zijn verworven of ontpacht ten behoeve van het realiseren van de natuurfunctie;
- b. een overeenkomst voor functieverandering door middel van particulier natuurbeheer is gesloten.
Artikel 47 Waarde - Groene Ontwikkelingszone
47.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Groene ontwikkelingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en bescherming van de aanwezige natuurwaarden en voor de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden.
47.2 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
Artikel 48 Waarde - Natte Landnatuur
48.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Natte landnatuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming instandhouding en ontwikkeling van de aldaar voorkomende vochtgebonden natuurlijke waarden.
48.2 Voorwaarden flexibiliteitsbepalingen
48.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen in het kader van de beoordeling van de aanvraag als bedoeld in artikel 48.2.1 nadere eisen stellen en van aanvrager verlangen dat:
- a. een inventariserend onderzoek wordt overlegd, waarin de natuurwaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag wordt verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- b. mitigerende maatregelen worden getroffen;
- c. de uitvoeringswerkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het terrein van flora en fauna, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Als fysieke compensatie aantoonbaar niet, of niet volledig mogelijk is, wordt een financiële compensatie bepaald aan de hand van:
- 1. de kosten van de aanschaf en de verwerving van vervangende grond op dezelfde plaats;
- 2. de kosten van de basisinrichting; en
- 3. de kosten van het ontwikkelingsbeheer gedurende de ontwikkelingstijd; en
- 4. de financiële compensatie is gebonden aan de ingreep en wordt gestort op de rekening van de provincie.
Artikel 49 Waarde - Natura 2000
49.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming, behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van natuur gericht op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Rijntakken.
Artikel 50 Waarde - Waardevolle Bomen
50.1 Bij recht - Gebruiken
50.2 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan vooruitlopend op de wijziging van het plan zoals geregeld in artikel 50.3.2 een boom of bomengroep als monumentaal, waardevol of bijzonder aan te merken conform het Beleid Bomenverordening van de gemeente Zutphen of diens rechtsopvolger.
50.3 Flexibiliteit - Wijzigen
Hoofdstuk 13 Gebiedskwaliteit - Water
Artikel 51 Waterstaat - Waterkering
51.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en versterking van de waterkering met de daarbij behorende bouwwerken.
51.2 Bij recht - Bouwen
Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:
- a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
51.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan worden gebouwd conform de onderliggende bestemmingen, mits het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Indien wordt gebouwd onder peil, dient waterdicht gebouwd te worden. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
Artikel 52 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
52.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de berging en afvoer van water, ijs en sediment met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
52.2 Specifieke gebruiksregel
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van:
- a. opgaande teelten en gewassen hoger dan 30 cm gedurende de maanden november tot en met maart;
- b. teeltondersteunende voorzieningen;
- c. paardenbakken.
52.3 Bij recht - Bouwen
52.4 Bij recht - Bouwen conform onderliggende bestemmingen
52.5 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan worden gebouwd conform de onderliggende bestemmingen, mits:
- a. het belang van de waterstaatkundige functie hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
- b. indien wordt gebouwd onder peil, dient waterdicht gebouwd te worden;
- c. advies is gevraagd aan de rivierbeheerder.
Artikel 53 Vrijwaringszone - Dijk
53.1 Bij recht - Gebruiken
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de primaire waterkering;
- b. de bescherming van de primaire waterkering;
- c. het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de primaire waterkering;
met bijbehorende andere bouwwerken zoals duikers, keerwanden en merktekens.
53.2 Bij recht - Bouwen
53.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan worden gebouwd conform de onderliggende bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 14 Overige Regels - Energie
Artikel 54 Windturbines
54.1
Binnen de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'erf', 'Agrarisch - Glastuinbouw', 'Bedrijf', 'Gemengd', 'Horeca', Maatschappelijk', 'Recreatie - Bedrijf', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport - Manege' en 'Wonen' zijn windturbines toegestaan met een tiphoogte van maximaal 25 m, mits dit vanuit het oogpunt van externe veiligheid en vanuit flora en fauna/ ecologie is verantwoord.
54.2
Op gebouwen zijn windturbines toegestaan, welke als ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in artikel 2.2 zijn te kwalificeren.
Artikel 55 Zonne-energie
55.1 Bij recht - Gebruiken
- a. Binnen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beekdal, 'Waarde - Bos en landgoederen', 'Waarde - Broeklanden', 'Waarde - Kampen en essen', 'Waarde - Kronkelwaarden' en 'Waarde - Oeverwal en rivierduin' zijn zonnevelden toegestaan.
- b. Het gebruiken van daken ten behoeve van het opwekken van zonne-energie is toegestaan.
55.2 Bij recht - Bouwen
Het plaatsen van zonnepanelen op daken is toegestaan.
55.3 Flexibiliteit - Afwijken
Hoofdstuk 15 Overige Regels - Leidingen
Artikel 56 Leiding - Buisleidingenstrook
56.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Leiding - Buisleidingenstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het vrijwaren en/of vrijhouden van nieuwe tracés van transportbuisleidingen van nationaal belang.
56.2 Bij recht - Bouwen
Bestaande bebouwing is toegestaan en nieuwe bebouwing is niet toegestaan.
Artikel 57 Leiding - Gas
57.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse gasleiding met een diameter van maximaal 8 inch en een druk van maximaal 40 bar ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 1';
- b. een ondergrondse gasleiding met een diameter van maximaal 8 inch en een druk van maximaal 40 bar ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 2';
- c. een ondergrondse gasleiding met een diameter van maximaal 36 inch en een druk van maximaal 66,2 bar ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 3';
- d. een ondergrondse gasleiding met een diameter van maximaal 42 inch en een druk van maximaal 66,2 bar ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 4';
- e. een ondergrondse gasleiding met een diameter van maximaal 48 inch en een druk van maximaal 66,2 bar ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 5';
- f. een ondergrondse gasleiding met een diameter van maximaal 48 inch en een druk van maximaal 80 bar ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 6';
- g. de aanleg, het beheer en de instandhouding van de leiding;
- h. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder afsluiterschema's.
57.2 Bij recht - Bouwen
57.3 Bij recht - Gebruiken en bouwen conform onderliggende bestemmingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 57.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan; niet door verandering van gebruik en niet door bouwen.
57.4 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen met uitzondering van kwetsbare objecten, mits:
- a. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
- b. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
- c. (schriftelijk) advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Artikel 58 Leiding - Hoogspanningsverbinding
58.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
- b. de aanleg, het beheer en de instandhouding van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
58.2 Bij recht - Bouwen
58.3 Bij recht - Bouwen conform onderliggende bestemmingen
58.4 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan worden gebouwd ten behoeve van verblijfsfuncties overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits (schriftelijk) advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Artikel 59 Leiding - Riool
59.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
59.2 Bij recht - Bouwen
59.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan door het bevoegd gezag worden afgeweken van het bepaalde in artikel 59.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de persleiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 60 Leiding - Water
60.1 Bij recht - Gebruiken
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en beheer van een drinkwaterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding -water' met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
60.2 Bij recht - Bouwen
60.3 Voorwaarden bouwen onderliggende bestemming
Met omgevingsvergunning kan worden gebouwd ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de drinkwaterleiding;
- b. advies is verkregen van de waterleidingbeheerder.
Hoofdstuk 16 Algemene Regels - Aanduidingsregels
Artikel 61 Veiligheidszone - Bevi
61.1 Bij recht - Gebruiken
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een inrichting die valt onder het Bevi.
61.2 Bij recht - Bouwen conform onderliggende bestemming
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 61.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
61.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kunnen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Artikel 62 Veiligheidszone - Gasdrukmeet- En Regelstation
62.1 Bij recht - Gebruiken
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een inrichting die valt onder het Activiteitenbesluit.
62.2 Bij recht - Gebruiken en bouwen conform onderliggende bestemming
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 62.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan; niet door verandering van gebruik en niet door bouwen.
Artikel 63 Veiligheidszone - Lpg
63.1 Bij recht - Gebruiken
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een LPG-installatie.
63.2 Bij recht - Bouwen conform onderliggende bestemming
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 63.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
63.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kunnen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Artikel 64 Veiligheidszone - Nutsvoorziening
64.1 Bij recht - Gebruiken
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - nutsvoorziening' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een nutsvoorziening.
64.2 Bij recht - Bouwen conform onderliggende bestemming
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 64.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
Hoofdstuk 17 Algemene Regels - Bouwen
Artikel 65 Algemene Bouwregels
65.1 Bestaande maatvoering
65.2 Situering woningen en bijgebouwen
65.3 Herbouw van woningen en bijgebouwen
65.4 Ondergronds bouwen
65.5 Hydrologisch neutraal bouwen
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning bouwen moet worden aangetoond dat de nieuwe watersituatie minimaal gelijk blijft aan de bestaande situatie, waarbij uitgegaan wordt van T = 10 + 10% wat betekent dat het aantal mm neerslag x de oppervlakte verharding = aantal m3 waterberging.
65.6 (Bijna) energie neutraal bouwen
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen moet worden aangetoond dat in de nieuwe situatie het energieverbruik vermindert ten opzichte van de bestaande situatie, indien de energie niet duurzaam wordt opgewerkt.
Artikel 66 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 67 Welstand
Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend, indien het uiterlijk en/of de plaatsing van de bouwwerken, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, voldoen aan de redelijke eisen van welstand conform de beleidsregel Welstand Landelijk gebied, zoals opgenomen in bijlage 20 en 21.
Artikel 68 Parkeren
68.1 Voorwaarden bouwen ten behoeve van onderliggende bestemming
68.2 Laden en lossen
68.3 Flexibiliteit - Afwijken
68.4 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 68.1 en 68.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en/of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en/of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel in artikel 68.5.
68.5 Tabel
De norm voor voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het eigen terrein is voor de volgende functies:
FUNCTIE | Per | Buitengebied |
Wonen | ||
Koop, vrijstaand | woning | 2 |
Koop, twee-onder-een-kap | woning | 1,8 |
Koop tussen/hoek | woning | 1,6 |
Koop, etage, duur | woning | 1,7 |
Koop, etage, midden | woning | 1,5 |
Koop, etage, goedkoop | woning | 1,2 |
Huurhuis, vrije sector | woning | 1,6 |
Huurhuis, sociale huur | woning | 1,2 |
Huur, etage, duur | woning | 1,5 |
Huur, etage, midden/goedkoop | woning | 1 |
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten) | kamer | 0,6 |
Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig | kamer | 0,2 |
Aanleunwoning en serviceflat | kamer | 1 |
Werken | ||
Kantoor (zonder baliefunctie) | 100 m² bvo | 2,3 |
Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie) | 100 m² bvo | 3,3 |
Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats) | 100 m² bvo | 2,1 |
Bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf) | 100 m² bvo | 0,8 |
Bedrijfsverzamelgebouw | 100 m² bvo | 1,7 |
Winkelen en boodschappen | ||
Buurtsupermarkt | 100 m² bvo | 2,5 |
Discountsupermarkt | 100 m² bvo | 5,5 |
Fullservice supermarkt (laag en middellaag prijsniveau) | 100 m² bvo | 4,4 |
Fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) | 100 m² bvo | 3,9 |
Grote supermarkt | 100 m² bvo | 6,7 |
Groothandel in levensmiddelen | 100 m² bvo | 5,4 |
Binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 30.000-50.000 inwoners | 100 m² bvo | 3 |
Buurt- en dorpscentrum | 100 m² bvo | 2,7 |
Wijkcentrum (klein) | 100 m² bvo | 3,5 |
Wijkcentrum (gemiddeld) | 100 m² bvo | 4,1 |
Wijkcentrum (groot) | 100 m² bvo | 4,7 |
Stadsdeelcentrum | 100 m² bvo | 5,3 |
Weekmarkt (bij klein wijk-, buurt- en dorpscentrum) | m¹ kraam | 0,15 |
Kringloopwinkel | 100 m² bvo | 2 |
Bruin- en witgoedzaken | 100 m² bvo | 8,5 |
Woonwarenhuis/ woonwinkel | 100 m² bvo | 1,7 |
Woonwarenhuis (zeer groot) | 100 m² bvo | 4,4 |
Meubelboulevard/Woonboulevard | 100 m² bvo | 2,1 |
Winkelboulevard | 100 m² bvo | 3,9 |
Outletcentrum | 100 m² bvo | 9,4 |
Bouwmarkt | 100 m² bvo | 2,2 |
Tuincentrum | 100 m² bvo | 2,6 |
Groencentrum | 100 m² bvo | 2,6 |
Sport, cultuur en ontspanning | ||
Bibliotheek | 100 m² bvo | 1,1 |
Museum | 100 m² bvo | 1 |
Bioscoop | 100 m² bvo | 12,7 |
Filmtheater/filmhuis | 100 m² bvo | 8,9 |
Theater/schouwburg | 100 m² bvo | 10,5 |
Musicaltheater | 100 m² bvo | 4,6 |
Casino | 100 m² bvo | 7,5 |
Bowlingcentrum | Bowlingbaan | 2,3 |
Biljart/snookercentrum | tafel | 1,5 |
Dansstudio | 100 m² bvo | 6,9 |
Fitnessstudio/Sportschool | 100 m² bvo | 6 |
Fitnesscentrum | 100 m² bvo | 6,9 |
Wellnesscentrum (thermen, kuurcentrum, beautycentrum) | 100 m² bvo | 9,8 |
Sauna, hammam | 100 m² bvo | 6,8 |
Sporthal | 100 m² bvo | 3,2 |
Sportzaal | 100 m² bvo | 3,3 |
Tennishal | 100 m² bvo | 0,4 |
Squashhal | 100 m² bvo | 3,1 |
Zwembad overdekt | 100 m² bassin | 12,3 |
Zwembad openlucht | 100 m² bassin | 14,8 |
Sportveld | Hectare netto terrein | 13 |
Stadion | Zitplaats | 0,04 |
Kunstijsbaan (kleiner dan 400 meter) | 100 m² bvo | 1,8 |
Kunstijsbaan (400 meter) | 100 m² bvo | 2,5 |
Jachthaven | Ligplaats | 0,5 |
Golfoefencentrum | Centrum | 54,2 |
Golfbaan (18 holes) | 18 holes, 60ha | 108,3 |
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), gemiddeld en kleiner | 100 m² bvo | 2,6 |
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), groot | 100 m² bvo | 3,6 |
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), zeer groot | 100 m² bvo | 4,9 |
Manege (paardenhouderij) | Box | 0,3 |
Dierenpark | Ha. Netto terrein | 4 |
Attractie- en pretpark | Ha. Netto terrein | 4 |
Volkstuin | 10 tuinen | 1,3 |
Horeca en (verblijfs)recreatie | ||
Camping (kampeerterrein) | Standplaats | 1,1 |
Bungalowpark (huisjescomplex) | Bungalow | 2 |
1* hotel | 10 kamers | 4,4 |
2* hotel | 10 kamers | 6 |
3* hotel | 10 kamers | 6,3 |
4* hotel | 10 kamers | 8,5 |
5* hotel | 10 kamers | 11,8 |
Café/bar/cafetaria | 100 m² bvo | 5 |
Restaurant | 100 m² bvo | 12 |
Discotheek | 100 m² bvo | 18,8 |
Evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw | 100 m² bvo | 6 |
Gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen | ||
Huisartsenpraktijk (-centrum) | Behandelkamer | 3 |
Apotheek | Apotheek | 2,9 |
Fysiotherapiepraktijk (-centrum) | Behandelkamer | 1,7 |
Consultatiebureau | Behandelkamer | 1,9 |
Consultatiebureau voor ouderen | Behandelkamer | 2,1 |
Tandartsenpraktijk (-centrum) | Behandelkamer | 2,4 |
Gezondheidscentrum | Behandelkamer | 2,2 |
Ziekenhuis | 100 m² bvo | 1,9 |
Crematorium | (deels) gelijktijdige plechtigheid | 25,1 |
Begraafplaats | (deels) gelijktijdige plechtigheid | 26,6 |
Penitentiaire inrichting | 10 cellen | 3,4 |
Religiegebouw | Zitplaats | 0,1 |
Verpleeg- en verzorgingstehuis | Wooneenheid | 0,5 |
Onderwijs | ||
Kinderdagverblijf (crèche) (x: zie bijlage 28) | 100 m² bvo | 1,4 + x |
Basisonderwijs (x: zie bijlage 28 ) | Leslokaal | 0,5 + x |
Middelbare school | 100 leerlingen | 3,9 |
ROC | 100 leerlingen | 4,9 |
Hogeschool | 100 studenten | 8,9 |
Universiteit | 100 studenten | 14,8 |
Avondonderwijs | 10 studenten | 9,5 |
68.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het veranderen van de functies en/of normen in de tabel in artikel 68.5, waarbij het wijzigingsplan voorzien wordt van een goede ruimtelijke motivering waaruit de noodzaak en gevolgen voor de wijziging worden toegelicht.
Hoofdstuk 18 Algemene Regels - Flexibiliteit
Artikel 69 Algemene Afwijkingsbevoegdheden
69.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, met uitzondering van de genoemde oppervlaktematen van gebouwen en bouwwerken;
- b. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m.
69.2
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 69.1 kan slechts worden verleend mits het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 70 Algemene Belangenafweging
In aanvulling op het gestelde in dit plan, wordt een besluit tot:
- a. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- b. een wijziging van het plan;
alleen genomen, mits:
- 1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Artikel 71 Nadere Eisen
71.1 Stellen van nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. het straat- en bebouwingsbeeld;
- f. het traditionele erfensemble.
71.2 Procedure nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de in artikel 71.2 onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 72 Procedure Melding
Voor een melding geldt de volgende procedure:
- a. de melding wordt ingediend via het gemeentelijk digitale loket door middel van het formulier zoals weergegeven in bijlage 22;
- b. de melding bevat de gegevens die door het college van te voren zijn vastgesteld;
- c. binnen een termijn van 6 weken wordt een bewijs van ontvangst aan de indiener van de melding verzonden al dan niet met een akkoordverklaring.
Artikel 73 Wijzigingsbevoegdheden
73.1 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits:
- 1. de bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening.
73.2 Wijziging van een bestemming in de bestemming 'Natuur'
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming 'Natuur', met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld, waarin is aangetoond dat het plan de bestaande landschapsstructuur en het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone versterkt en past in het landschapsbeleid van de gemeente en het Gebiedsplan natuur en landschap van de provincie;
- b. er geen onevenredige aantasting van waarden, functies en belangen in de omgeving mag plaatsvinden.
73.3 Functieverandering naar Wonen of Bedrijf
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een (voormalig) agrarisch erf binnen de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Wonen' dan wel de bestemming 'Bedrijf' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de functieverandering is uitsluitend van toepassing op bestaande en legale bedrijfsbebouwing, zoals deze bestonden op 29 juni 2005;
- b. de functieverandering past binnen de woningbouwafspraken van de gemeente Zutphen en de provincie Gelderland;
- c. alle niet her te gebruiken bebouwing, waaronder in ieder geval de mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding wordt verstaan, dient te worden gesloopt met een minimum van 50% van de vrijgekomen bebouwing, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
- d. indien de functieverandering plaatsvindt binnen de functie 'Agrarisch - Glastuinbouw', mag 100% van de bedrijfsgebouwen, exclusief de glasopstanden, met een maximum van 1.500 m2 worden hergebruikt ten behoeve van wonen; alle glasopstanden dienen te worden gesloopt;
- e. de inhoud van de woning bedraagt minimaal 300 m3 en maximaal bovengronds 750 m3;
- f. de oppervlakte van bijgebouwen bedraagt maximaal 150 m2;
- g. woningsplitsing is toegestaan, mits:
- 1. elke afzonderlijke woning na splitsing een minimale inhoud van 400 m3 heeft;
- 2. de bouwmassa niet wordt vergroot;
- 3. de oppervlakte aan bijgebouwen niet wordt vergroot;
- 4. na splitsing geen vergroting van de woningen plaatsvindt.
73.4 Extra woningen bij sloop (voormalige) agrarische bebouwing
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een (voormalig) agrarisch erf in de bestemming 'Wonen' waarbij de bouw van één of meerdere extra woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. bij 500 m2 tot 1.000 m2 vrijkomende voormalige agrarische bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, monumentale of karakteristieke bebouwing, mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding, mag:
- 1. één bestaand gebouw worden bewoond of;
- 2. één nieuwe vrijstaande woning worden gebouwd;
- b. bij 1.000 m2 tot 2.000 m2 vrijkomende voormalige agrarische bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, monumentale of karakteristieke bebouwing, mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding, mag:
- 1. één bestaand gebouw worden omgevormd tot 2 wooneenheden of;
- 2. één nieuw gebouw met 2 wooneenheden worden gebouwd of;
- 3. één nieuwe vrijstaande woning worden gebouwd;
- c. bij meer dan 2.000 m2 vrijkomende voormalige agrarische bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, monumentale of karakteristieke bebouwing, mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding, mag:
- 1. één bestaand gebouw worden omgevormd tot 3 wooneenheden of;
- 2. één bestaand gebouw worden omgevormd tot 2 wooneenheden en één nieuwe vrijstaande woning worden gebouwd of;
- 3. één nieuw gebouw met 3 wooneenheden worden gebouwd of;
- 4. één nieuw gebouw met 2 wooneenheden en één nieuwe vrijstaande woning worden gebouwd of;
- 5. twee nieuwe vrijstaande woningen worden gebouwd;
- d. de functieverandering is uitsluitend van toepassing op bestaande en legale bedrijfsbebouwing, zoals deze bestonden op 29 juni 2005;
- e. alle niet her te gebruiken bebouwing, waaronder in ieder geval de mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding wordt verstaan, dient te worden gesloopt met een minimum van 50% van de vrijgekomen bebouwing, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
- f. indien de functieverandering plaatsvindt binnen de functie 'Agrarisch - Glastuinbouw', mag 100% van de bedrijfsgebouwen, exclusief de glasopstanden, met een maximum van 1.500 m2 worden hergebruikt ten behoeve van wonen; alle glasopstanden dienen te worden gesloopt;
- g. de inhoud van de woning bedraagt minimaal 400 m3 en maximaal bovengronds 750 m3;
- h. de oppervlakte van bijgebouwen bedraagt maximaal 150 m2 per woning.
73.5 Functieverandering naar werken - bedrijf
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor het omzetten van een (voormalig) agrarisch erf binnen de bestemming 'Agrarisch ' dan wel het omzetten van een bouwvlak binnen de bestemming 'Wonen' in een (niet-agrarische) bedrijfsbestemming met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de functieverandering is uitsluitend van toepassing op bestaande en legale bedrijfsbebouwing, zoals deze bestonden op 29 juni 2005;
- b. alle niet her te gebruiken bebouwing, waaronder in ieder geval de mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding wordt verstaan, dient te worden gesloopt met een minimum van 50% van de vrijgekomen bebouwing, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
- c. indien de functieverandering plaatsvindt binnen de functie 'Agrarisch - Glastuinbouw', mag 100% van de bedrijfsgebouwen, exclusief de glasopstanden, met een maximum van 1.500 m2 worden hergebruikt ten behoeve van wonen; alle glasopstanden dienen te worden gesloopt;
- d. vervangende nieuwbouw is toegestaan, mits:
- 1. de bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond;
- 2. de nieuwbouw een bijdrage levert aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- e. de vloeroppervlakte van de bedrijfsactiviteiten mag maximaal 500 m2 bedragen;
- f. de woonfunctie van de voormalige agrarische bedrijfswoning blijft gehandhaafd als bedrijfswoning;
- g. de oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 150 m2;
- h. detailhandel anders dan de verkoop van lokaal geproduceerde producten van grondstoffen die grotendeels uit de streek afkomstig zijn is niet toegestaan;
- i. buitenopslag en stalling buiten zijn niet toegestaan;
- j. er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking.
73.6 Wijzigingsbevoegdheid voor het plaatsen van zonnevelden
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor het realiseren van een grotere oppervlakte zonnevelden ten behoeve van het opwekken van zonne-energie met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. Voldaan aan de voorwaarden uit onderstaande tabel
Dubbelbestemming Oppervlakte Bouwhoogte Voorwaarden Waarde - Uiterwaarden, Waarde - Oeverwal en rivierduin, Waarde - Kampen en essen, Waarde - Bos en landgoederen verbod om te vergroten. n.v.t. - n.v.t. Waarde - Kronkelwaarden 5 ha 2.5 m - uitsluitend bij het erf Waarde - Beekdal 5 ha 1.5 m - ten noorden van 'De Mars' Waarde - Broeklanden 5 ha 2.5 m - in de 'kamers' van het broeklandschap. - b. Er een landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld;
- c. Er uit onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten op de natuur te verwachten zijn;
- d. De zonnevelden geen afbreuk doen aan de kenmerken van het landschap en archeologische waarden;
- e. De kwaliteit van de bodem wordt beoordeeld door middel van een onderzoek;
- f. Na de exploitatietermijn de zonnevelden verwijdert worden en aangetoond wordt dat de bodem niet verontreinigd is door de zonnevelden.
73.7 Wijzigingsbevoegdheid naar wonen en werken
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch erf binnen de bestemming 'Agrarisch' dan wel de bestemming 'Wonen' in een bestemming waar wonen en werken wordt gecombineerd met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. bij 500 m2 tot 1.000 m2 vrijkomende voormalige agrarische bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, monumentale of karakteristieke bebouwing, mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding, mag één bestaand gebouw worden bewoond en wordt maximaal 200 m2 vloeroppervlakte werken per locatie toegestaan;
- b. bij 1.000 m2 tot 2.000 m2 vrijkomende voormalige agrarische bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, monumentale of karakteristieke bebouwing, mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding, mag één bestaand gebouw worden bewoond en wordt maximaal 350 m2 vloeroppervlakte werken per locatie toegestaan;
- c. bij meer dan 2.000 m2 vrijkomende voormalige agrarische bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, monumentale of karakteristieke bebouwing, mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding, mag:
- 1. één bestaand gebouw worden omgevormd tot 2 wooneenheden en wordt maximaal 350 m2 vloeroppervlakte werken per locatie toegestaan of;
- 2. één nieuwe vrijstaande woning worden gebouwd, één bestaand gebouw worden bewoond en wordt maximaal 350 m2 vloeroppervlakte werken per locatie toegestaan;
- d. de functieverandering is uitsluitend van toepassing op bestaande en legale bedrijfsbebouwing, zoals deze bestonden op 29 juni 2005;
- e. de functieverandering past binnen de woningbouwafspraken van de gemeente Zutphen en de provincie Gelderland;
- f. alle niet her te gebruiken bebouwing, waaronder in ieder geval de mestsilo's, kuilvloerplaten en erfverharding wordt verstaan, dient te worden gesloopt met een minimum van 50% van de vrijgekomen bebouwing, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
- g. indien de functieverandering plaatsvindt binnen de functie 'Agrarisch - Glastuinbouw', mag 100% van de bedrijfsgebouwen, exclusief de glasopstanden, met een maximum van 1.500 m2 worden hergebruikt ten behoeve van wonen; alle glasopstanden dienen te worden gesloopt;
- h. vervangende nieuwbouw is toegestaan, mits:
- 1. de bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond;
- 2. de nieuwbouw een bijdrage levert aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- i. één van de woningen dient te worden bestemd als bedrijfswoning;
- j. de oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 150 m2;
- k. detailhandel anders dan de verkoop van lokaal geproduceerde producten van grondstoffen die grotendeels uit de streek afkomstig zijn is niet toegestaan;
- l. buitenopslag en stalling buiten zijn niet toegestaan;
- m. er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking.
73.8 Wijzigen van agrarische bestemming naar 'Recreatie'
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Recreatie', met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. er is sprake van behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden;
- b. alleen dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan, zoals speel- en ligweiden, picknick- en barbecueplekken en dierenweiden;
- c. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.
Hoofdstuk 19 Algemene Regels - Gebruik
Artikel 74 Algemene Gebruiksregels
74.1
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- d. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning.
74.2
Daar waar in het plan bedrijf(sactiviteiten) bij recht zijn toegestaan of middels een flexibiliteitsbepaling (melding, afwijking of wijziging) worden toegestaan zijn de navolgende activiteiten verboden:
- a. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
- b. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij dit expliciet is toegestaan;
- c. vuurwerkbedrijven;
- d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r., met uitzondering van de bestaande agrarische bedrijven zoals opgenomen op de verbeelding.
Hoofdstuk 20 Algemene Regels - Milieuregels
Artikel 75 Bodem
Bij functiewijziging moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie. Indien de bodem gesaneerd moet worden, dient deze ingreep vóór de uitvoering van de functiewijziging plaatsvinden.
Artikel 76 Externe Veiligheid
Indien een nieuwe functie wordt gerealiseerd waarbij sprake is van een toename met meer dan 25 personen moet de invloed hiervan op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico worden onderzocht.
Artikel 77 Geluid
77.1 Nieuwe geluidsgevoelige functie
In aanvulling op het gestelde in dit plan, wordt een besluit tot:
- a. het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- b. een wijziging van het plan;
waarbij een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt toegestaan alleen genomen, mits wordt aangetoond dat met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar verblijfsklimaat wordt gerealiseerd.
77.2 Nieuwe geluidsproducerende functie
Ten aanzien van het oprichten van nieuwe bebouwing waarbij er gebouwd wordt ten behoeve van de bedrijfsvoering alsmede bij de komst van een nieuwe geluidsproducerende functie geldt dat de geluidsemissie moet aansluiten bij het heersende referentieniveau.
Artikel 78 Stikstof
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied ten opzichte van:
- a. de stikstofdepositie welke kan worden afgeleid uit de op het moment van het vaststellen van het bestemmingsplan onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 of de onherroepelijke omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid, onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2.2aa sub a van het Besluit omgevingsrecht, respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 waarvan datum en kenmerk zijn opgenomen in bijlage 23, waarbij in het geval sprake is van beweiden wordt uitgegaan van de wijze van beweiden conform de feitelijk bestaande en planologisch legale situatie in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan; of
- b. indien geen sprake is van een onherroepelijke vergunning als hiervoor bedoeld, de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van het feitelijk aanwezige en planologische legale gebruik van gronden en bouwwerken in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, waarbij voor het houden van vee kan worden uitgegaan van de gegevens zoals opgenomen in de fiscale jaarrekening en rekening wordt gehouden met de op dat tijdstip feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de stikstofemissie
Hoofdstuk 21 Algemene Regels - Uitvoeren Werken/werkzaamheden
Artikel 79 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde Of Van Werkzaamheden
79.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemmingen als opgenomen in bijlage 24 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de in de tabel in bijlage 24 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
79.2 Weigeringsverbod
De in artikel 79.1 genoemde vergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige aantasting van de belangen als nader verwoord in de tabel in bijlage 24 ontstaat of kan ontstaan en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
79.3 Advies
De omgevingsvergunning wordt pas verleend nadat (schriftelijk) advies is gevraagd aan de betreffende adviesorgaan als opgenomen in de tabel in bijlage 24. Wanneer daar geen adviesorgaan is opgenomen, is er geen verplichting tot het vragen van advies in het kader van de vergunningverlening.
79.4 Uitzondering
79.5 Specifieke gebruiksregel
Het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in artikel 79.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
79.6 Criteria vergunning
Artikel 80 Kapverbod
80.1
Het is verboden, onverminderd het gestelde in artikel 79.1 betreffende de omgevingsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Waardevolle bomen', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden bomen die staan op een privaat perceel groter dan 2500 m2 te vellen, te doen vellen of te laten vellen.
80.2
Het verbod als bedoeld in artikel 80.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
- a. op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
- b. bomen die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;
- c. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
- d. het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
- e. het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud;
- f. dunning van de bomen;
- g. een boom die direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt.
80.3
De vergunning voor het vellen van een boom als bedoeld in artikel 80.1 wordt geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom op basis van één of meer van de volgende waarden:
- a. de ecologische waarde van de boom;
- b. de landschappelijke waarde van de boom;
- c. de waarde van de boom voor stads- en dorpsschoon;
- d. de beeldbepalende waarde van de boom;
- e. de cultuurhistorische waarde van de boom;
- f. de recreatieve functie van de boom.
80.4
Het bepaalde in de artikelen 79.6.3 en 79.6.4 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 81 Bestrijding Van Boomziekten
81.1
Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
- a. de houtopstand te vellen;
- b. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstanden direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
81.2
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college gevelde houtopstanden of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.
81.3
Het niet voldoen aan de in artikel 81.1 bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
Hoofdstuk 22 Algemene Regels - Verblijfsgebied
Artikel 82 Bruikbaarheid En Aanzien Van De Weg
82.1 Het plaatsen van voorwerpen op een openbare plaats in strijd met de publieke functie ervan
82.2 Het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
82.3 Het maken, veranderen van een uitweg
Artikel 83 Veiligheid Op De Weg
83.1 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplantingen of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
83.2 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 84 Maatregelen Tegen Overlast En Baldadigheid
84.1 Plakken en kladden
84.2 Loslopende honden
Artikel 85 Vuurwerk
85.1 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning bij een bedrijf of nevenactiviteit of bedrijfsmatige activiteit bij wonen consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te hebben.
85.2 Carbid schieten
Artikel 86 Bodem-, Weg- En Milieuverontreiniging
86.1 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 87 Kamperen Buiten Kampeerterreinen
87.1 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 88 Parkeerexcessen
88.1 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
88.2 Te koop aanbieden van voertuigen, defecte voertuigen, voertuigwrakken, parkeren van reclamevoertuigen, parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
88.3 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 89 Venten
89.1 Ventverbod
Artikel 90 Standplaatsen
90.1 Verbod standplaatsen
Artikel 91 Openbaar Water
91.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
91.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
91.3 Aanwijzingen ligplaats
91.4 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 92 Crossterreinen En Gemotoriseerd En Ruiterverkeer In Natuurgebieden
92.1 Crossterreinen
92.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
92.3 Voorschriften natuurgebieden en andere terreinen
Het college kan ten aanzien van door hen bij besluit aangewezen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik bedoelde terreinen voorschriften stellen:
- a. in het belang van de openbare orde;
- b. in het belang van de zedelijkheid;
- c. ter voorkoming van gevaar, schade en overlast;
- d. ter bescherming van het milieu;
- e. in het belang van de volksgezondheid.
Artikel 93 Oplaadpalen
93.1
Met omgevingsvergunning kunnen laadpalen op of aan de openbare weg worden geplaatst, mits:
- a. deze wordt gerealiseerd ten behoeve van een elektrische auto met een volledig elektrisch bereik van meer dan 60 km en deze met inbegrip van de lading geen grotere lengte heeft dan 6 m of grotere hoogte van meer dan 2,4 m en niet is voorzien van een handelaarskenteken;
- b. het aantal niet groter is dan één laadpunt in de openbare ruimte per perceel of woning;
- c. het voldoet aan de behoefte van gebruikers binnen een straal van hemelsbreed 300 m van de aangevraagde locatie;
- d. er niet binnen een straal van hemelsbreed 300 m al een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur aanwezig is;
- e. de locatie voldoende vindbaar en zichtbaar is;
- f. de locatie het gebruik door meerdere gebruikers mogelijk maakt;
- g. de doorgang voor het andere verkeer (auto, fiets, voetganger, rolstoel, etc.) gewaarborgd blijft;
- h. er gelijktijdig een verkeersbesluit wordt genomen om één of twee parkeervakken bij een oplaadpunt te reserveren voor elektrische voertuigen, met dien verstande dat de gereserveerder parkeerplaats(en) niet kenteken gebonden zijn.
93.2
Een omgevingsvergunning wordt geweigerd indien:
- a. er mogelijkheden zijn om elektrische voertuigen op het woonadres dan wel bedrijfsadres of op eigen terrein te (laten) parkeren. Aan het hebben van een privéparkeergelegenheid wordt gelijkgesteld de situatie dat men woonachtig is in gebouwen die gerealiseerd zijn inclusief een parkeergelegenheid in het gebouw of in de nabije omgeving van dat gebouw, waar parkeerruimte gehuurd, geleased of gekocht kan worden of anders ter beschikking kan staan;
- b. het een locatie betreft met een parkeerdruk van 90% of meer op maatgevende momenten;
93.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan een omgevingsvergunning worden verleend ter plaatse van een locatie als bedoeld in artikel 93.2 onder a of b, mits er het laadpunt door meerdere gebruikers wordt gebruikt.
Artikel 94 Bescherming Gemeentelijke Houtopstanden
94.1
Het is verboden om houtopstanden, die eigendom van de gemeente Zutphen zijn, te beschadigen, te bekladden, te vellen of te beplakken, daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of namens ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.
94.2
Het is verboden binnen de kroonprojectie van gemeentelijke houtopstanden behoudens omgevingsvergunning:
- a. te graven;
- b. grond op te hogen of weg te nemen;
- c. in de invloedssfeer van de houtopstand water te onttrekken, met dien verstande dat dit niet geldt voor werken die volgens de uniforme Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren van de Uniformiteit Netbeheerders Oost-Gelderland (UNOG) worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 23 Overgangsrecht
Artikel 95 Overgangsrecht
95.1 Overgangsrecht bouwwerken
95.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 96 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het Omgevingsplan Landelijk gebied van de gemeente Zutphen.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 4 juli 2022.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het Zutphense landelijk gebied heeft een sterke, eigen identiteit. De ligging aan de IJssel en de Berkel en het eeuwenlange gebruik van de gronden door boeren hebben die identiteit gevormd en bepaald. Al decennialang is dit eeuwenoude landschap rond de stad aan het veranderen. De gronden in het landelijk gebied worden al lang niet meer alleen voor voedselproductie gebruikt. Niet alleen agrariërs; ook ondernemers, bewoners, recreanten en andere gebruikers drukken nu hun stempel op het gebied.
Als reactie hierop zijn in de loop der tijd ook de regels die gelden in het landelijk gebied veranderd. Van een afwezigheid van regels tot halverwege de vorige eeuw naar de Wet op de Ruimtelijke Ordening (1962) en de Wet ruimtelijke ordening (2006). De komst van steeds meer verschillende gebruikers, met elk hun eigen belangen, heeft geleid tot steeds meer regelingen en plannen. Om te voorkomen dat het landelijk gebied haar identiteit zou verliezen, hebben al die plannen en regelingen zich steeds gericht op wat er in het gebied niet mag, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
In de huidige tijd spelen nieuwe ideeën mee: we willen af van de wildgroei aan regels, verordeningen, plannen, vergunningen en loketten. We willen aan de slag met wat er in ons landelijk gebied wel mag en daar komen we het liefst met één druk op de knop achter. We willen duurzaam bezig zijn: gezond, milieuvriendelijk, klimaatneutraal. We willen flexibel zijn en maatwerk leveren. We willen dat het herkenbare Zutphense landschap nog mooier wordt dan het al is en we willen iedereen inspireren om hieraan bij te dragen. Kortom: we zijn ambitieus en enthousiast over ons landelijk gebied en we willen ervoor zorgen dat u dat ook bent.
Als logisch gevolg van de ontwikkelingen in het landelijk gebied, de huidige ideeën over onze leefomgeving en de veranderingen in regelgeving presenteren wij in deze toelichting met gepaste trots ons Omgevingsplan Landelijk gebied. Wat goed was is gebleven, wat overbodig was is geschrapt en wat nieuw geregeld kon en moest worden is geregeld. Met dit omgevingsplan hebben wij als gemeente één instrument in handen waarmee we samen met u als agrariër, bewoner, recreant of andere initiatiefnemer aan de slag kunnen met de toekomst van ons gezamenlijk landelijk gebied.
De basis voor dit plan is de (omgevings)visie Landelijk gebied, vastgesteld in 2015. Daarnaast is het van belang te weten dat er intussen ook een Visie voor Noordrand De Hoven is vastgesteld. Een visie met een gebiedsontwikkeling. Deze gebiedsontwikkeling vraagt om een eigen proces om te komen tot de gewenste eindbeelden. Dat is dan ook de reden dat de ontwikkelruimte uit die Visie niet nu al is opgenomen in dit voorliggend plan. Ook is het goed te beseffen dat voor het stedelijk gebied ook een omgevingsvisie wordt opgesteld waarin de duidelijke wisselwerking tussen stedelijk en landelijk gebied in de gaten wordt gehouden. Beide visies moeten immers in de toekomst de gemeentelijke Omgevingsvisie vormen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van dit omgevingsplan is het landelijk gebied van de gemeente Zutphen.
De exacte weergave van het plangebied is te vinden via deze link.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen En Verordeningen
Dit omgevingsplan vervangt voor de percelen die in het plangebied liggen meerdere plannen, besluiten en verordeningen, zoals het bestemmingsplan Buitengebied Zuid en West (2013), bestemmingsplan Buitengebied Oost (2007), de Parkeernota (2012), de Bomenverordening, (delen van) de APV en de Erfgoedverordening. Een compleet overzicht van de plannen, besluiten en verordeningen die met dit omgevingsplan worden vervangen vindt u in Bijlage 1.
1.4 Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte
Dit plan is een zogenaamd "bestemmingsplan met verbrede reikwijdte". Het plan loopt vooruit op de nieuwe Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 zal worden ingevoerd. Onder die nieuwe wet zullen bestemmingsplannen worden vervangen door omgevingsplannen. Deze omgevingsplannen maken meer en andere dingen mogelijk dan de huidige bestemmingsplannen.
Op dit moment kan een gemeente, als gevolg van de Crisis- en herstelwet, een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opstellen, waarin alvast ervaring kan worden opgedaan met de mogelijkheden die de Omgevingswet in de toekomst zal bieden. Het is bijvoorbeeld mogelijk om ruimte te bieden aan initiatieven van burgers en bedrijven door haalbaarheidsonderzoeken en kostenverhaal te verplaatsen naar het moment dat een initiatief zich aandient. Daarnaast beperkt het plan zich niet meer tot de ruimtelijke ordening, maar worden ook andere aspecten van de fysieke leefomgeving meegenomen, zoals gezondheid en duurzaamheid. Ook wat betreft procedures maken we gebruik van meer mogelijkheden dan het 'oude' bestemmingsplan bood: voor allerlei kleinschalige ontwikkelingen die het gebruik betreffen hoeven geen vergunningen meer te worden aangevraagd, maar kunnen initiatiefnemers op basis van dit omgevingsplan een melding bij ons indienen. Ten slotte worden in een omgevingsplan alle regels over de fysieke leefomgeving bij elkaar gevoegd, waardoor initiatiefnemers hun ontwikkeling niet langer aan meerdere beleidsstukken, nota's, verordeningen en plannen hoeven te toetsen en de gemeente met één integrale reactie op een initiatief kan komen.
1.5 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk (2) leggen we onze visie op de toekomst van het landelijk gebied van Zutphen aan u voor en geven we aan hoe we die visie hebben vertaald in de regels van dit omgevingsplan. In hoofdstuk 3 verwijzen we u door naar het beleid en de wetgeving die aan dit omgevingsplan ten grondslag liggen. Hoofdstuk 4 zal een toelichting op het milieueffectrapport (MER) bevatten. In hoofdstuk 5 onderbouwen we de haalbaarheid van dit omgevingsplan. Voor aspecten als bodem, luchtkwaliteit, geluid, geur, externe veiligheid, water, natuur etc. wordt aangegeven waarom het verantwoord is om dit plan vast te stellen en hoe deze aspecten in de regels geborgd zijn. Ook gaan we in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 volgt de concrete toelichting op dit plan: we leggen uit hoe het omgevingsplan juridisch in elkaar zit en welke onderdelen van belang zijn. We gaan uitgebreid in op de verschillen tussen dit omgevingsplan en de bestemmingsplannen die we traditioneel kennen. We maken aan de hand van voorbeelden duidelijk hoe u voor uw eigen perceel kunt zien wat uw mogelijkheden en beperkingen zijn. Ten slotte gaan we in op de mogelijkheden die het omgevingsplan biedt voor de initiatieven die het meest bij de gemeente worden ingediend, zoals de uitbreiding van agrarische bedrijven, de bouw van een extra bijgebouw bij een woning, het starten van bedrijfsactiviteiten of het nemen van energiemaatregelen. In hoofdstuk 7 worden vervolgens enkele nieuwe, concrete ontwikkelingen besproken die mogelijk worden gemaakt in dit plan. Hoofdstuk 8 is gewijd aan de procedure die dit plan heeft doorlopen: van de uitgevoerde enquête tot de m.e.r. die is doorlopen, de burgerparticipatie die plaatsvindt en het voorontwerp- en ontwerpplan dat aan u zal worden voorgelegd. Dit hoofdstuk zal in elke nieuwe fase verder worden aangevuld.
Wij willen u met deze toelichting meenemen in onze visie op de toekomst van het landelijk gebied en we willen zo duidelijk mogelijk maken hoe we die visie in regels hebben vertaald en wat die regels concreet voor u betekenen. Daarom hebben we, waar dat mogelijk is, ballast uit de toelichting gehaald en geplaatst in bijlagen (bijvoorbeeld de beleidsbijlage). Door te klikken op de directe links in de tekst brengen we u zo snel mogelijk vanuit deze toelichting naar de bijlage of de juridische regeling waarnaar u op zoek bent.
Hoofdstuk 2 Onze Visie Op Het Landelijk Gebied
Rondom de stad Zutphen ligt een prachtig en waardevol landelijk gebied. Dit gebied willen we beschermen en waar mogelijk nog mooier maken. We willen tegelijkertijd mogelijkheden bieden aan inwoners, bedrijven en andere gebruikers met goede initiatieven en ideeën.
In de Visie Landelijk Gebied (2015), vastgesteld door de gemeenteraad op 30 november 2015, hebben wij aangegeven welke verschillende waarden, kwaliteiten en kenmerken wij in ons landelijk gebied herkennen. Denk bijvoorbeeld aan het landschap, kenmerkende oude gebouwen, archeologische vondsten, natuur, bos, water, enz. Te midden van al die waardevolle onderdelen van het landelijk gebied vinden we de gebruikers: de (agrarische) bedrijven, de recreanten, de bewoners. Allemaal hebben ze hun eigen belangen.
We willen komen tot een situatie waarin aan de ene kant de waarden van ons landelijk gebied worden verdiept en versterkt, maar minimaal blijven gehandhaafd en aan de andere kant ruimte en flexibiliteit is voor de belangen van de gebruikers van het gebied: om initiatieven te bedenken en uit te voeren. In die optimale situatie spreken we van duurzame ontwikkeling.
De kansen liggen daar waar mogelijkheden op het gebied van waarden en belangen elkaar versterken; dit is de ruimte die wordt gezocht. Waar deze mogelijkheden met elkaar botsen ontstaan ongewenste effecten. Daartegen willen we het landelijk gebied en zijn gebruikers juist beschermen.
Waarden
Samen met burgers en diverse deskundigen hebben we in 2015 in de Visie Landelijk Gebied de waarden van ons landelijk gebied geanalyseerd en vastgelegd. Hierbij zijn de natuurwaarden, de waterhuishouding en het huidige gebruik van het gebied meegenomen, maar natuurlijk ook het landschap. Dit heeft de volgende indeling van het gebied opgeleverd:
We onderscheiden vier zones in het landelijk gebied:
- De groene stadszone
- De agrarische zone
- De landgoederen en natuurzone
- Dragers en verbindingen
Elke zone heeft zijn eigen waarden, kwaliteiten en kenmerken. En elke zone kent eigen mogelijkheden en kansen voor de ontwikkeling van het landelijk gebied in de toekomst.
De groene stadszone zien we als een mozaïek van landgoederen, stads- en moestuinen, (natuur)speel- en recreatieplekken, afwisselende agrarische activiteiten, bed en breakfast, theetuinen, etc. Het landschap is groen, lommerrijk en afwisselend en is uitermate geschikt om in te recreëren.
De agrarische zone staat vooral ten dienste van de agrariërs. Hier is ruimte voor goed functionerende en economisch rendabele bedrijven; zowel agrarisch als niet-agrarisch (bijvoorbeeld in de vrijetijdseconomie).
De landgoederen- en natuurzone kenmerkt zich door aaneengesloten bos- en natuurgebieden, rivieren en beken. Het behouden en ontwikkelen van de natuurdoelen staan hier voorop. De landgoederen vormen daarnaast een aantrekkelijk recreatiegebied.
De drie zones die hierboven zijn beschreven worden onderling verbonden door verschillende dragers in het landschap: de wegen, rivieren en beken. De IJssel, Berkel, Onderlaatsche Laak en de Vierakkersche Laak verbinden de stad met het landelijk gebied en zijn belangrijke verbindingen op het gebied van natuur (flora en fauna) en recreatie.
In het landelijk gebied van Zutphen zijn vandaag de dag de volgende landschapstypen te onderscheiden met ieder hun specifieke cultuurhistorische kenmerken:
- Uiterwaarden, kronkelwaarden en komgronden van de IJssel;
- Rivierduin van de IJssel;
- Kampen- en essenlandschap;
- Broeklanden;
- Beekdalen;
- Bos en landgoederen.
Voor elk landschapstype is een specifiek gebiedsDNA beschreven. Een uitgebreide toelichting per landschapstype vindt u terug in de Visie Landelijk gebied (2015).
Belangen
Het waardevolle karakter van ons landelijk gebied krijgt vooral betekenis wanneer mensen er verblijven en het gebied gebruiken. Bewoners, bedrijven, recreanten; iedereen kan functies en ontwikkelingen voordragen die in het gebied een plek zouden kunnen vinden.
Bewoners hebben bijvoorbeeld belang bij een passend woningaanbod, een goede bereikbaarheid, een gezonde en mooie leefomgeving. Agrarische bedrijven hebben belang bij mogelijkheden om zich te kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld door te groeien of een neventak te beginnen. Recreanten hebben weer belang bij passende mogelijkheden voor toerisme en (verblijfs)recreatie.
Al deze gebruikers kunnen met hun ideeën en initiatieven het landelijk gebied aantrekkelijker, sterker en mooier maken. Met het omgevingsplan willen wij hen optimaal faciliteren en tegelijkertijd bewaken dat er geen conflicten ontstaan met de waarden en kwaliteiten die er al zijn.
Van visie naar regeling
Als we de waarden en belangen tegen elkaar afzetten is te zien waar de ruimte voor kansen (duurzame ontwikkeling) ontstaat en waar bescherming nodig is.
We willen met dit omgevingsplan met name op zoek naar mogelijkheden om ruimte te bieden aan belangen die bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Een duurzame ontwikkeling wil zeggen dat een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder dat daarmee de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar worden gebracht.
Om ruimte te bieden aan belangen die bijdragen aan duurzame ontwikkelingen willen we wanneer ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op bestaande waarden of belangen deze extra beschermen.
Het doel is om ontwikkelingen mogelijk te maken waarbij geen afbreuk aan waarden wordt gedaan, maar juist potenties worden benut. Dit betekent bijvoorbeeld dat de volgende zaken geregeld zijn in het Omgevingsplan Landelijk Gebied, die voorheen niet of anders geregeld werden.
- De sturing op vaste bouwvlakmaten voor agrarische bedrijven komt te vervallen. Hierdoor kunnen we flexibeler omgaan met wensen en initiatieven van bedrijven. Dit alles mag niet leiden tot afbreuk aan de bestaande waarden. Daarom stellen we wel regels in de zin van 'bouw aansluitend aan bestaande bebouwing' en 'passend binnen het landschap'.
- Vanuit dezelfde gedachte wordt de inhoudsmaat van woningen verruimd. Daarmee krijgen bewoners de ruimte om hun woongenot te vergroten.
- Landschappelijke waarden worden voor het hele plangebied eenduidiger beschermd door elk hun eigen dubbelbestemming. Belangen en ontwikkelingen mogen geen afbreuk doen aan deze waarden.
- De APV wordt in een afgeslankte vorm opgenomen in het omgevingsplan. Een afgeslankte vorm houdt in dat de regelingen over menselijke gedragingen niet worden opgenomen. De basis van waarden en belangen wordt hier op orde gemaakt.
- Het omgevingsplan is een integraal document, waar alle beleidsvelden bij elkaar komen. Hierdoor zijn randvoorwaarden voor ontwikkelingen op voorhand en integraal (vanuit alle beleidsterreinen) duidelijk. Elke initiatiefnemer krijgt zo de mogelijkheid om een plan te creëren dat optimaal past bij zijn/haar eigen wensen en de belangen en waarden die er spelen.
Naast de inhoudelijke veranderingen die dit omgevingsplan brengt ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, verandert ook de manier waarop burgers en gemeente met de ruimte omgaan. Als gemeente willen wij toetsen en handhaven waar dat noodzakelijk is, maar veel liever willen we burgers en bedrijven enthousiast maken en uitnodigen om met het landelijk gebied aan de slag te gaan. Daarom hebben we een regeling opgesteld die flexibiliteit biedt en willen we in een vroeg stadium met u als initiatiefnemer in gesprek komen om samen te komen tot een mooie, duurzame en optimale ontwikkeling van ons landelijk gebied.
Hoofdstuk 3 Wet- En Regelgeving
Aan dit omgevingsplan is veel beleid, wet- en regelgeving voorafgegaan. Een overzicht van het relevante beleid en relevante wet- en regelgeving vindt u in Bijlage 2.
In deze bijlage hebben we al het beleid geïnventariseerd en samengevat. Bijlage 2 is daarmee een waardevol achtergronddocument, dat inzicht geeft in de herkomst van de regels in dit omgevingsplan.
Hoofdstuk 4 Milieueffectrapportage
Wij moeten het milieu een volwaardige plaats geven in ons beleid en onze regels voor het landelijk gebied. Daarom is voor dit omgevingsplan een milieueffectrapport (plan-MER) opgesteld. De wettelijke grondslag voor het opstellen van een milieueffectrapport ligt in de Wet milieubeheer.
4.1 Onderzochte Scenario's
In het MER wordt ingegaan op de vraag welke gevolgen de regelingen in het omgevingsplan heeft voor het milieu.
Aan de hand van 5 scenario's is gekeken wat voor effect ontwikkelingen hebben op het landelijk gebied.
Scenario 1: | Doorgroei van veehouderijen. |
Scenario 2.1: | Bij de bestaande functies vindt een maximale ontwikkeling plaats van bedrijfsgebouwen. |
Scenario 2.2: | Alle huidige functies in het landelijk gebied schakelen om naar bedrijven. |
Scenario 3: | Alle huidige functies in het landelijk gebied schakelen om naar wonen. |
Scenario 4: | Er wordt maximaal ruimte geboden aan voorzieningen van hernieuwbare energie: Windturbines en zonnepanelen. |
Samenvatting
De thema's van de scenario's zijn enerzijds ingegeven door de functies die overwegend voorkomen in het landelijk gebied, onder meer de veehouderij, het wonen en de overige niet-agrarische bedrijvigheid. Een laatste scenario is ingegeven door de ambitie van de gemeente ten aanzien van duurzaamheid.
De scenario's worden hierna kort verbeeld en toegelicht.
Schematische verbeelding van de scenario's (van scenario 4 bestaat deze niet)
- Scenario 1: Doorgroei veehouderijen. Alle veehouderijen groeien door (tot max. 2 ha). De niet-grondgebonden veehouderijen worden ingevuld met de 'meest negatieve' diersoort en de bestaande niet-grondgebonden veehouderijtakken binnen het ammoniakbuffergebied kunnen doorgroeien binnen de huidige ammoniakemissie.
- Scenario 2.1: Bij de bestaande functies vindt een maximale ontwikkeling plaats van bedrijfsgebouwen (c.q. aan de woning verbonden) activiteiten.
- Scenario 2.2: Alle huidige functies in het landelijke gebied schakelen om naar bedrijven (meest ongunstige bedrijfstype).
- Scenario 3: Alle huidige functies in het landelijke gebied schakelen om naar wonen.
- Scenario 4: Er wordt maximaal ruimte geboden voor voorzieningen van hernieuwbare energie: windturbines en zonnepanelen.
Beoordeling milieueffecten
Algemeen
Er zijn in het MER in totaal 6 milieuaspecten beoordeeld op steeds ca 1 tot 4 toetsingscriteria, namelijk externe veiligheid, gezondheid, landschap & cultuurhistorie, natuur, verkeersveiligheid en water. De milieueffecten zijn kwalitatief (beschrijvend) beoordeeld en daar waar relevant is de effectbepaling kwantitatief (cijfermatig). De beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van een vijfpuntsschaal.
De effecten zijn zoveel mogelijk beoordeeld per landschapstype; dit is gedaan voor landschap & cultuurhistorie, natuur en water. Voor de overige milieuaspecten (externe veiligheid, gezondheid, verkeersveiligheid) waren de milieueffecten niet onderscheidend per landschapstype. Navolgende afbeeldingen geeft de landschapstypen weer binnen het plangebied.
Landschapstypes die de basis vormen voor de effectbeoordeling
Effecten op externe veiligheid
Allereerst is gekeken naar het toevoegen van risicovolle bronnen. Bij scenario 1 zullen risicobronnen (zoals propaantanks of biogasinstallaties) voorkomen en als de agrarische bedrijven dus sterk groeien. Ook bij scenario 2.1 en 2.2 kunnen meer risicobronnen ontstaan als gevolg van de ontwikkeling van bedrijven. Om die reden scoren deze scenario's licht negatief '-'. Bij scenario 3 worden geen nieuwe risicovolle bronnen ontwikkeld, hier is een neutraal milieueffect ('0'). Bij scenario 4 zorgen de windturbines voor externe veiligheidsrisico; daarom scoort dit scenario zeer negatief, dus score '- -'.
Ten tweede is gekeken naar het groepsrisico en dan met name de toename van het aantal aanwezige personen. Bij scenario 1 en 4 neemt het aantal personen niet wezenlijk toe; het effect is neutraal ('0'). Bij scenario 2.1, 2.2 en 3 neemt het aantal personen wel toe, daarom scoort dit aspect zeer negatief (score '- -').
Effecten gezondheid
Het milieuaspect gezondheid valt uiteen in de aspecten geluid, geur, luchtkwaliteit en infectieziektes.
Wat betreft geluid is in alle gevallen minimaal sprake van een negatief milieuaspect (score '-'), aangezien de scenario's leiden tot meer geluid; bijvoorbeeld omdat de functies op zichzelf geluid met zich meebrengen, of omdat het verkeer dat deze functies oproepen, geluid met zich meebrengen. Bij scenario 2.2 en scenario 4 is zelfs sprake van een zeer negatief milieueffect (score '- -'), bij scenario 2.2 komt dat omdat de maximaal ontwikkelde bedrijven veel geluid en verkeer met zich meebrengen; bij scenario 4 hebben de windturbines als die zich maximaal ontwikkelen, een sterk negatief milieueffect op het gebied van geluid.
Wat betreft geur is uitsluitend bij scenario 1 sprake van een sterk negatief milieueffect ('- -'), natuurlijk omdat er sprake is van de maximale doorgroei van (niet-grondgebonden) agrarische bedrijven. Alle andere scenario's scoren ten minste neutraal ('0') of zelfs sterk positief ('++'). Dit laatste geldt voor scenario 2.2 en 3 waarin alle agrarische bedrijven worden omgevormd tot dan wel bedrijven dan wel woningen.
Wat betreft luchtkwaliteit is sprake van een neutrale score ('0') omdat geen van de scenario's leiden tot een betekenisvol negatief milieueffect. Scenario 4 scoort zelfs positief aangezien is te beargumenteren dat de maximale ontwikkeling van voorzieningen voor hernieuwbare energie tot een vermindering van uitstoot van conventionele energiebronnen.
Wat betreft infectieziektes is uitsluitend een negatief effect bij scenario 1, omdat in dit scenario meer woningequivalenten binnen de theoretische zone van 250 m van (niet-grondgebonden) agrarische bedrijvigheid komen te liggen. Alle andere scenario's scoren ten minste neutraal ('0') of zelfs sterk positief ('++'). Dit laatste geldt voor scenario 2.2 en 3 waarin alle agrarische bedrijven worden omgevormd tot dan wel bedrijven dan wel woningen.
Landschap en cultuurhistorie
Dit aspect valt uiteen in vier toetsingscriteria, namelijk de effecten op fysieke landschapskwaliteiten, beleefbaarheid, inhoudelijke kwaliteiten en cultuurhistorische elementen. Verder heeft de toetsing plaatsgevonden voor elk van de zeven landschapstypen.
Wat betreft de effecten op de fysieke landschapskwaliteiten kan in algemene zin gesteld worden dat scenario 1, 2.1 en 4 over het algemeen slechter scoren dan scenario 2.2 en 3. Dit komt omdat bij de laatstgenoemde scenario's door de volledige functie-omschakeling naar bedrijven of wonen sprake is van veel kansen voor landschapsversterking. Wel scoort scenario 2.2 over het geheel slechter dan scenario 3. De scenario's 1, 2.1 en 4 scoren het slechtste omdat deze tot veel verstoring van de fysieke landschapskwaliteiten leiden.
Wat betreft de effecten op de beleefbaarheid is heel globaal gezien eenzelfde verdeling aan te brengen en ook om dezelfde reden: de scenario's 2.2 en 3 leiden tot de kleinste verstoring van het landschap en door de omvorming van alle agrarische bedrijven naar een andere functie (die alleen in dit scenario zitten) ontstaan er veel mogelijkheden om de beleefbaarheid van het landschap te versterken.
Wat betreft de effecten op de inhoudelijke kwaliteiten is eveneens eenzelfde soort verdeling aan te brengen.
Het laatste aspect vormen de effecten op de cultuurhistorische elementen. Sterk negatief scoort hierbinnen scenario 1 voor de beekdalen; dit is ook meteen de enige sterk negatieve score. Voor het overige is ook bij dit aspect dezelfde verdeling waarneembaar als hiervoor gesteld.
Overigens geldt dat voornoemde verdeling het minst duidelijk is bij de kampen en essen, kronkelwaarden en de oeverwallen/rivierduinen.
Verder geldt dat de effecten op de uiterwaarden over het algemeen als neutraal scoren.
Natuur
Dit aspect valt uiteen in drie toetsingscriteria, namelijk de effecten op Natura 2000, de GNN/GO en de beschermde soorten. Verder heeft de toetsing plaatsgevonden voor elk van de zeven landschapstypen.
Wat betreft de effecten voor alle drie de toetsingscriteria geldt in algemene zin dat de scenario's 1 en 2.1 verreweg het slechtste scoren met negatieve ('-') of sterk negatieve scores ('- -'). Dit komt omdat de (niet-grondgebonden) agrarische bedrijven het meest bepalend blijken te zijn voor de effecten op de natuur; dus de scenario's waarin deze maximaal uitbreiden (scenario 1) of gehandhaafd blijven (scenario 2.1) scoren het slechtste. De scenario's waarin de agrarische bedrijven omgevormd worden naar bedrijven of wonen (resp. scenario 2.2 en 3) scoren om dezelfde reden het beste.
De effecten van scenario 4 scoren over het algemeen neutraal tot licht negatief. Wel worden voor de landschapstypen oeverwal/rivierduin, uiterwaarden wel negatieve effecten verwachten, met name gezien de diersoorten die in deze landschapstypes te verwachten zijn.
Verkeersveiligheid
Dit milieueffect valt uiteen in de toetsingscriteria 'omvang van het verkeer' en 'omvang van de verkeersmix'.
Wat betreft de omvang van het verkeer kan worden gesteld dat de scenario's 2.1, 2.2 en 3 hierop negatief scoren (score '-' of '- -'). Al de functies die in deze scenario's maximaal kunnen ontwikkelen (resp. bedrijfsactiviteiten bij de bestaande functies, bedrijven en woningen) leiden namelijk tot een hoge verkeersaantrekking. Het scenario 1 scoort neutraal (score '0') omdat de maximale ontwikkeling van de agrarische bedrijven naar verwachting niet leidt tot een betekenisvolle toename van het verkeer. Ook bij scenario 4 zal geen sprake zijn van de toename van verkeer.
Wat betreft de omvang van de verkeersmix zijn de milieueffecten van scenario 1 het sterkst negatief (score '- -'); in dit scenario zal immers sprake zijn van veel zwaar verkeer (landbouwmachines en vrachtverkeer) dat zich moet mengen met het andere verkeer (auto's, fietsers en wandelaars). De scenario's 2.1 en 2.2 scoren negatief omdat in beide gevallen sprake is van de ontwikkeling van bedrijven en het hieraan verbonden zwaardere verkeer (vrachtwagens). Scenario 3 scoort positief (score '+') omdat hiermee juist sprake zal zijn van de afname van zwaar verkeer en meer verkeer door auto's en fietsen die beter met elkaar mixen. Scenario 4 scoort ten slotte neutraal omdat dit scenario niet leidt tot wezenlijke wijzigingen in de verkeerssamenstelling en verkeersintensiteiten.
Water
Bij dit milieuaspect is gekeken naar de toetsingscriteria effecten op de waterkwaliteit en effecten op de waterkwantiteit. Ook zijn de effecten bekeken per landschapstype, waarbij wel een indeling gemaakt is in vier categorieën: ten eerste de beekdalen, ten tweede de bos- en landgoederen, ten derde de broeklanden, kampen en essen en kronkelwaarden en ten vierde de oeverwallen en uiterwaarden.
Wat betreft de effecten op de waterkwaliteit scoort scenario 1 het slechtste, aangezien de agrarische bedrijfsactiviteiten potentieel het meest negatief zijn voor de waterkwaliteit. Dit geldt in alle landschapstypen, behalve de oeverwallen en uiterwaarden, waar weinig agrarische bedrijven gelegen zijn. De overige scenario's scoren meestal neutraal of op zijn hoogst licht negatief of positief. Scenario 2.1 komt hier relatief het slechtste uit, omdat in dit scenario de agrarische bedrijven gehandhaafd blijven. Scenario 3 komt hier het beste uit naar voren, omdat er dan sprake is van een vermindering van activiteiten
Wat betreft de effecten op de waterkwantiteit scoort eveneens scenario 1 het slechtste, aangezien dit leidt tot de meeste verstening en dus tot de meeste afvoer van afstromend hemelwater. Dit geldt evenwel niet voor de oeverwallen en uiterwaarden waarin weinig agrarische bedrijven liggen. Voor het overige zijn de effecten overwegend neutraal, of op zijn hoogst beperkt negatief of positief. Ook bij dit toetsingscriterium scoort 2.1 relatief weer slechter dan scenario 3. Scenario 3 scoort overwegend positief omdat hiermee naar alle waarschijnlijkheid de verstening vermindert en er dus minder afstromend water hoeft te worden afgevoerd.
Effecten op doelgebruik en functies
Effecten op doelgebruik
In de MER is eveneens beoordeeld in welke mate de scenario's bijdragen aan de doelen die de gemeente voor het landelijke gebied geformuleerd heeft. Deze staan in de Visie Landelijk gebied als volgt beschreven:
- Economisch sterk: Ruimte voor initiatief
- Breed scala: Ontwikkeling breed scala aan functies
- Eigen identiteit: behoud agrarische en natuurlijke karakter
- Leefbaarheid: goede fysieke leefomgeving, weinig hinder
Wat betreft 'Economisch sterk' scoren het geheel genomen alle scenario's positief omdat in alle gevallen sprake is van functies die bijdragen aan een sterke plattelandseconomie. Uitsluitend scenario 3 scoort slecht, omdat het wonen op zich geen economische drager is en er door het scenario veel bedrijvigheid verdwijnt.
Wat betreft 'Breed scala' scoren scenario 2.1 en scenario 2.2 goed, omdat er hierin zich een breed scala aan types bedrijven kan ontwikkelen. Scenario 1 en scenario 3 scoren slecht aangezien sprake is van een eenzijdige ontwikkeling van één functie (agrarische functie of wonen). Scenario 4 scoort positief omdat de duurzame energiebronnen zich bij elke functie in het landelijk gebied kunnen ontwikkelen.
Wat betreft 'Eigen identiteit' scoren alle scenario's slecht aangezien deze ervoor zorgen dat het karakter van het landelijk gebied wijzigt.
Wat betreft 'Leefbaarheid' is sprake van neutrale tot licht positieve milieueffecten. Scenario 2.1 scoort in die zin het beste aangezien hier de bedrijfsactiviteiten zullen zorgen voor extra dynamiek bij de bestaande functies. Ook scenario 4 scoort positief omdat de duurzame energiemaatregelen tot een meer gezonde omgeving en dynamiek.
Wat ten slotte een belangrijke conclusie is dat geen enkel scenario uitsluitend positief bijdraagt aan alle doelstellingen.
Effecten op functies
Ook zijn de effecten van de scenario's op de functies in de fysieke leefomgeving getoetst, namelijk specifiek de recreatieve functies en de agrarische gronden.
Wat betreft de effecten op de 'Recreatieve waarden' geldt dat scenario 1 het meest negatieve scoort; de maximale ontwikkeling van agrarische bedrijven zal negatief doorwerken of de beleefbaarheid en aantrekkelijkheid van het landschap. Ook scenario 3 scoort negatief aangezien de omvorming van alle functies naar wonen weinig ruimte overlaat voor recreatieve functies. Ook scenario 4 scoort slecht aangezien zonnevelden en windturbines de aantrekkelijkheid van het landschap negatief kunnen beïnvloeden.
Wat betreft de effecten op de 'agrarische gronden' kan worden gesteld dat bij scenario 1 sprake is van een zeer positief effect: alle agrarische gronden zullen dan intensief gebruikt worden. Dit is ook te verwachten bij scenario 4, waarin veel zonnevelden worden ontwikkeld op de agrarische gronden. Bij scenario 2.1 is er een neutraal effect, omdat de bedrijfsmatige functies weinig effect hebben op het grondgebruik. Scenario 2.2 en 3 scoren negatief; bij deze scenario's worden de agrarische bedrijven omgevormd en is te verwachten dat de agrarische gronden veel minder gebruikt worden.
Botsproeven
De vier scenario's in het MER betreffen een maximale invulling van één van de ontwikkelingsrichtingen betreft en hebben hiermee een theoretisch karakter. Om een beter inzicht te krijgen in de praktische uitwerking van de botsproeven is besloten deze onderling ten opzichte van elkaar te laten botsen. Hiermee is in beeld gebracht waar ruimteclaims conflicteren en wordt inzicht verkregen in de cumulatieve effecten van verschillende ontwikkelingen.
In totaal zijn er tien botsproeven uitgevoerd, waarbij steeds is gekeken naar ten eerste conflicterende ruimtelijke claims en ten tweede cumulatieve effecten. Uit de botsproeven is naar voren gekomen dat veel scenario's ten opzichte van elkaar botsen. Bij elke botsproef is aangegeven als conclusie welke maatregelen kunnen worden gekomen om deze botsingen te vermijden of te verzachten.
Conclusie
De slotconclusie is hiermee dat de milieubeoordeling in dit MER heeft laten zien dat een toekomstige ontwikkeling in de richting van geen van de vijf geschetste scenario's wenselijk is. Al deze scenario's (die natuurlijk een theoretisch karakter hebben) zouden leiden tot negatieve en onwenselijke milieueffecten op het landelijk gebied. Het MER is hiermee een belangrijke aanleiding om op zoek te gaan naar een goede mix van functies in het landelijk gebied. Dit is voor het goede functioneren van het landelijk gebied noodzakelijk. Er moet dus een evenwicht gevonden worden tussen het enerzijds ruimte bieden aan de ontwikkeling van functies en anderzijds het beschermen van de bestaande waarden (landschap, natuur, cultuurhistorie, etc.). In bepaalde gebieden moeten andere doelen prevaleren dan andere. Monitoren van de ontwikkelingen in het gebied.
4.2 Betekenis Voor Het Omgevingsplan
In het omgevingsplan zijn bepalingen opgenomen om de ontwikkelingen te sturen.
Agrarische bedrijven
De agrarische bedrijven mogen uitbreiden onder voorwaarden dat dit passend is. De mogelijkheden zijn verbonden aan het gebieds-DNA van het landschap, mitigerende maatregelen, etc. Dit sluit aan op het Gelderse Plussenbeleid. Ook worden beperkingen gesteld wat betreft de maximale stikstofemissie.
Nevenactiviteiten
Deze mogen worden vergroot tot 350 m2 in bestaande bebouwing onder de voorwaarde dat de behoefte wordt aangetoond in een bedrijfsplan. Ook zijn de regels verbonden aan het gebieds-DNA van het landschap, hetgeen onder meer betekent dat een erfinrichtingsplan is vereist.
Herbouw is niet toegestaan.
Woningen
Bij omvorming naar woningen zijn de bepalingen inzake 'Ruimte-voor-Ruimte' van kracht.
Niet agrarische bedrijven
In het omgevingsplan wordt opgenomen dat bedrijven vanaf een bepaald bedrijfsoppervlak moeten worden gevestigd op een bedrijventerrein en niet mogen worden gevestigd op een locatie in het landelijk gebied.
Niet elk bedrijf is toegestaan in het landelijk gebied; de staat van bedrijven is ingeperkt.
Landschap en cultuurhistorie
Door de verankering van het gebieds-DNA van het landschap (waarbij ook cultuurhistorie een rol speelt) ontstaat een relatie tussen alles wat er aan ontwikkelingen mogelijk is en de kenmerken van het betreffende landschap.
Milieuaspecten en omgevingsaspecten
- Er is een verplichting tot hydrologisch neutraal en energieneutraal bouwen opgenomen.
- Er zijn bepalingen opgenomen inzake gezondheid.
- Cultuurhistorische waarden worden beschermd middels een specifieke regeling.
- Er is een verbod op de toename van stikstof, tenzij met vergunning/melding er mogelijkheden bestaan.
- Er worden mogelijkheden geboden voor duurzaamheidsmaatregelen bij bijvoorbeeld woningen en bedrijven.
Botsproeven
Vanuit de botsproeven zijn de volgende bepalingen opgenomen:
- Binnen de looptijd van het plan mogen niet zowel het agrarische bouwvlak maximaal vergroot als daarna de maximale mogelijkheden worden benut voor bedrijfsmatige activiteiten.
- In de regeling van het omgevingsplan wordt een sloopverplichting worden opgenomen van overtollige agrarische bedrijven, om te voorkomen dat eerst agrarische bedrijven worden uitgebreid en daarna worden omgezet.
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid / Uitvoerbaarheid
Met dit omgevingsplan willen we samen met u als eigenaar, bewoner, ondernemer, recreant of initiatiefnemer werken aan een sterk en duurzaam landelijk gebied. We bieden ontwikkelingsmogelijkheden waar dat kan en vragen daar tegelijkertijd een investering in de waarden en kwaliteiten van het landelijk gebied voor terug.
Vooruitlopend op de mogelijkheden die de Omgevingswet ons straks gaat bieden stellen we een plan vast dat meer onderwerpen en mogelijkheden omvat dan de bestemmingsplannen van voorheen. Wij bepalen niet waar, wanneer en hoe van deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt: dat hangt van u af. Wel leggen wij kaders vast, ten aanzien van allerlei onderwerpen. Het landschap, de natuur en de gezondheid van uw woonomgeving moeten voldoende worden beschermd.
In de 'oude' bestemmingsplannen werd in het hoofdstuk over haalbaarheid precies onderzocht en toegelicht of het bestemmingsplan haalbaar en uitvoerbaar was ten aanzien van diverse milieuthema's. Met dit omgevingsplan is een dergelijk dichtgetimmerd haalbaarheidsonderzoek niet mogelijk en niet nodig. De Crisis- en herstelwet biedt hiervoor dan ook de mogelijkheid. Veel aspecten kunnen pas onderzocht worden op het moment dat een concreet initiatief aan dit omgevingsplan getoetst wordt. Daarnaast is voor dit omgevingsplan een uitgebreid milieueffectrapport opgesteld, waarin meerdere scenario's zijn onderzocht voor diverse milieuthema's.
In dit hoofdstuk wordt daarom voor elk aspect een korte toelichting gegeven op de wetgeving en het beleid en wordt de vertaling daarvan in de regels van dit omgevingsplan uitgelegd. Daarnaast speelt gezondheid een zeer belangrijke rol binnen de fysieke leefomgeving en daarmee ook in het omgevingsplan. Gezondheid dient bij elk aspect meegenomen te worden in de beoordeling of een ontwikkeling dan wel niet gewenst is.
5.1 Bodem
Wij willen dat u woont, werkt en recreëert in een zo gezond mogelijk landelijk gebied. Een belangrijk onderdeel van een gezonde omgeving is de grond waarop we staan en waarop en van waaruit we leven en werken.
Op 12 juli 2021 heeft de raad het bodembeleidsplan vastgesteld. In deze nota is voor heel Zutphen de bestaande bodemkwaliteit van de boven- en de ondergrond bepaald, op basis van uitgevoerde bodemonderzoeken. Voor het grootste deel van het landelijk gebied geldt dat de ondergrond de kwaliteit "schoon" (AW2000) heeft. Op enkele plekken is sprake van bodemverontreiniging, waarbij de provincie bevoegd gezag is. Gelet op de aard van die verontreiniging en de functie van deze locaties is er geen directe reden tot het nemen van saneringsmaatregelen. In de beleidsbijlage leest u meer over het beleid ten aanzien van bodem.
Regeling in dit plan
De wetgeving en het beleid ten aanzien van het aspect bodem werken door in dit omgevingsplan. In artikel 75 is vastgelegd dat voor nieuwe ontwikkelingen de kwaliteit van de bodem voldoende moet zijn bewezen.
Dit betekent dat in principe bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling moet worden onderzocht of de bodem en het grondwater geschikt zijn voor de nieuwe functie. Dit kan bij de bouw of uitbreiding van een woning of bedrijfspand zijn, maar ook bij het veranderen van functie van een perceel. Op het moment dat een initiatiefnemer een ontwikkeling aan ons voorlegt, zal het aspect bodem moeten worden onderzocht aan de wet- en regelgeving die op dat moment geldt. Als de bodemkwaliteit voldoende blijkt te zijn voor de nieuwe functie, is aan dit aspect voldaan. Als de bodemkwaliteit na onderzoek van onvoldoende niveau blijkt te zijn, zullen maatregelen moeten worden genomen voordat de ontwikkeling door kan gaan.
5.2 Luchtkwaliteit
Het kunnen inademen van schone lucht is gezond voor mensen, dieren en de plantenwereld. Er gelden Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit, die in Nederland zijn verankerd in de Wet Milieubeheer. In deze wet zijn grenswaarden vastgelegd voor allerlei stoffen die in de lucht kunnen voorkomen. Als van een bepaalde stof meer deeltjes in de lucht voorkomen dan deze grenswaarde, kan dat schadelijk zijn voor de gezondheid.
In Nederland worden alleen in uitzonderingssituaties grenswaarden overschreden. Voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) liggen de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden. In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) werken het Rijk en diversie regio's samen aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. In de beleidsbijlage leest u meer over het beleid ten aanzien van luchtkwaliteit.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die aan dit omgevingsplan worden getoetst, spelen wat betreft luchtkwaliteit twee belangrijke afwegingen:
- 1. wat is de invloed van deze ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving?
- 2. is de luchtkwaliteit op de locatie van deze ontwikkeling goed genoeg voor de ontwikkeling die er gaat plaatsvinden?
Ad 1.
Als een ontwikkeling kan zorgen voor een toename van een bepaalde verontreinigende stof in de lucht, moet worden onderzocht hoe groot deze toename is. Ontwikkelingen die zorgen voor een toename van minder dan 3% van de grenswaarde van een stof dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging en hoeven niet verder te worden onderzocht. Projecten die de NIBM-grens overschrijden moeten worden aangemeld bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Het aanmelden geldt alleen voor projecten van overheidsinstanties. Voor plannen en nieuwe ontwikkelingen bij bedrijven en particulieren geldt dit dus niet. Hierop wordt verder ingegaan in de beleidsbijlage en het milieueffectrapport.
Ad 2
Wij willen wonen, werken en recreëren in een zo gezond mogelijke omgeving. Daarom wegen we bij elke ontwikkeling af of de luchtkwaliteit op de locatie van die ontwikkeling voldoende is voor de functie die gepland is. Hierbij worden plekken waar we lang verblijven, zoals woningen, en plekken waar kinderen en kwetsbare mensen verblijven, zoals scholen, sportterreinen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen extra beschermd. Zij mogen bijvoorbeeld niet te dicht bij wegen worden gerealiseerd waar hoge concentraties luchtvervuilende stoffen zijn gemeten.
Regeling in dit plan
De invloed van de mogelijkheden in dit omgevingsplan op de luchtkwaliteit wordt in algemene zin ingegaan in het milieueffectrapport.
5.3 Geluid
Bij een gezonde fysieke leefomgeving speelt ook het geluidsniveau een belangrijke rol. Geluidsoverlast kan bij mens en dier leiden tot hinder en in het uiterste geval zelfs tot gezondheidsschade.
In Nederland kennen we de Wet geluidhinder (Wgh), die zich richt op geluid dat wordt veroorzaakt door (spoor- en weg) verkeer en door bedrijven (industrie). In deze wet is vastgelegd wat het geluidsniveau op de gevel van een woning bij voorkeur zou moeten zijn (voorkeurswaarde) en welke hogere geluidsbelasting eventueel per geval zou kunnen worden toegestaan (ontheffingswaarde). Deze waardes variëren per geluidsbron (weg- of spoorverkeer) en per gebied (stedelijk of buitenstedelijk gebied). De Wet geluidhinder regelt ook dat rond industrieterreinen met grote lawaaimakers een geluidszone moet zijn vastgesteld. Binnen die geluidszone mogen bijvoorbeeld geen nieuwe woningen worden gebouwd. Buiten de geluidszone mag de gezamenlijke geluidbelasting vanaf het industrieterrein niet te hoog zijn. Met deze zonering wordt zekerheid geboden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Een uitgebreide toelichting op de werking van de Wet geluidhinder vindt u in de bijlage.
Regeling in dit plan
De wetgeving en het beleid ten aanzien van het aspect geluid werken door in dit omgevingsplan. In artikel 77 is vastgelegd hoe met nieuwe geluidsgevoelige en geluidsproducerende functies wordt omgegaan. Nieuwe geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) worden alleen toegestaan als het geluidsniveau op die plek aanvaardbaar is. Nieuwe geluidsproducerende functies moeten met hun geluidsbelasting passen binnen het heersende niveau ter plaatse. Ook voor bestaande functies waar initiatiefnemers iets willen veranderen of uitbreiden is vastgelegd dat deze ontwikkeling wat betreft geluid aanvaardbaar moet zijn.
Op de invloed van de mogelijkheden in dit omgevingsplan op de geluidssituatie in het landelijk gebied wordt in algemene zin verder ingegaan in het milieueffectrapport.
5.4 Geur
Naast de bodem- en luchtkwaliteit en het geluidsniveau is ook geurhinder een belangrijk aspect van gezondheid als onderdeel van de fysieke leefomgeving in het landelijk gebied.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) regelt in Nederland de toegestane geurbelasting van veehouderijen op bijvoorbeeld woningen en andere plekken waar mensen relatief lang verblijven (geurgevoelige objecten). Net als bij de aspecten geluid en lucht richt de wet zich op de veroorzakers en op degenen die beschermd moeten worden. Zo is vastgelegd wat de geuremissiefactor is van een intensieve veehouderij (bijvoorbeeld kippen- of varkenshouderij) op geurgevoelige objecten. Dit is geregeld in de regeling geurhinder en veehouderij. Daarnaast is in de Wet geurhinder en veehouderij vastgelegd dat een nieuw geurgevoelig object (zoals een woning) niet binnen 25 meter van een stal van een veehouderij mag worden gebouwd. Een uitgebreide toelichting op de werking van de Wet geurhinder en veehouderij vindt u in de bijlage.
Regeling in dit plan
De wetgeving en het beleid en de uitkomsten van het milieueffectrapport ten aanzien van het aspect geur werken door in dit omgevingsplan.
5.5 Externe Veiligheid
Gevaar is een van de aspecten van de fysieke leefomgeving. Bij het aspect externe veiligheid kijken we naar de risico's van gevaarlijke stoffen in het landelijk gebied. Die risico's kunnen ontstaan bij de productie, de opslag, het transport en het gebruik van zulke stoffen. De wet- en regelgeving die hierop van toepassing is (het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) wordt toegelicht in de beleidsbijlage.
In het kort richt externe veiligheid zich op risicovolle activiteiten. Hierbij gebruiken we de termen 'plaatsgebonden risico' en 'groepsrisico'. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als de kans dat een onbeschermd persoon op een bepaalde plek overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Als op een bepaalde plek een verhoogd plaatsgebonden risico geldt wordt dit aangegeven met een contour rondom deze plek. U kunt deze informatie voor uw eigen omgeving terugvinden op de risicokaart, die door de provincie wordt bijgehouden.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) tegelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting die ontstaat door een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Regeling in dit plan
Met dit omgevingsplan leggen wij vast welke bestaande plaatsgebonden risico-inrichtingen er zijn en met welke risicocontour daarbij rekening gehouden moet worden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij LPG-tankstations en de aanwezige gasleidingen.
In dit plan stellen wij ook een oriëntatiewaarde van het groepsrisico vast, waarbij we uitgaan van het aantal omwonenden en de maximale mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten met gevaarlijke stoffen binnen dit plan. Overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt in principe niet toegestaan. Wanneer bij een nieuwe ontwikkeling sprake is van een toename met meer dan 25 personen dient de invloed hiervan op de oriëntatie waarde van het groepsrisico worden onderzocht.
Een toename van het groepsrisico moet altijd worden verantwoord. Dit is vastgelegd in artikel 76 van de regels.
5.6 Licht
Omwonenden kunnen last hebben van licht. Vaak komt de overlast door schijnwerpers tegen inbraak, lichtmasten bij rijbakken, openstallen of verlichte sportvelden.
Het activiteitenbesluit regelt lichthinder en de bescherming van het donkere landschap grotendeels met de zorgplicht. Alleen voor assimilatiebelichting bij glastuinbouw en verlichting bij sportterreinen zijn regels vastgelegd.
De Wet milieubeheer beschermt de duisternis en het donkere landschap.
Met de zorgplicht wordt bedoeld dat lichthinder zoveel mogelijk voorkomen moet worden of dusdanig verminderd moet worden tot een aanvaardbare situatie. Dit kan door middel van maatwerk per situatie. Goed overleg tussen de gebruiker van de installatie en de gehinderden leidt vaak tot het oplossen van een knelpunt. De zorgplicht beoogd een evenwicht tussen natuur, mens en techniek.
Regeling in het plan
Kunstlicht wordt door de samenleving steeds meer als bron van hinder ervaren. Om hiermee rekening te houden worden in principe lichtmasten bij paarden bakken niet toegestaan. Voor een aantal functies zijn uitzonderingen gemaakt in de regels. De uitzonderingen zijn vastgelegd in de regels in Artikel 5Bedrijf, Artikel 6 Gemengd, Artikel 13 Maatschappelijk, Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats, Artikel 18 Recreatie - Bedrijf 1, Artikel 21 Recreatie - Verblijfsrecreatie, Artikel 23 Sport en Artikel 24Sport - Manege.
5.7 Trilling
Voor het beoordelen van trillinghinder wordt de "Meet- en beoordelingsrichtlijn trillingen van de Stichting Bouwresearch, deel B, Hinder voor personen in gebouwen" toegepast.
De SBR-richtlijn deel B wordt vrijwel altijd als toetsingscriterium voor trillinghinder gehanteerd. De richtlijn kent een tweetal toetsingsgrootheden, namelijk Vmax en Vper. Vmax betreft het maximaal optredende trillingsniveau, terwijl Vper een periodiek gemiddelde betreft. Bij spoorwegen wordt met Vmax de maatgevende trein getoetst, met Vper hoe vaak treinen langskomen.
Binnen het toetsingskader wordt onderscheid gemaakt tussen een bestaande situatie, een nieuwe situatie of een gewijzigde situatie. De richtlijn maakt gebruik van streef- en grenswaarden.
Over het algemeen is voor een mens een Vmax groter dan 0,1 voelbaar. Bij nieuwbouwwoningen bedraagt de streefwaarde van de richtlijn A1 (0,1 voor woningen). Liggen de Vmax niveaus hoger maar onder de streefwaarde A2 (van 0,2 voor woningen) én Vper ligt onder de streefwaarde A3 (van 0,05 voor woningen) dan wordt ook voldaan aan de streefwaarden in de richtlijn. (Genoemde streefwaarden gelden voor continue trillingen in woningen en gezondheidszorg. Voor onderwijs, kantoor en bijeenkomst en voor kritische werkruimte gelden andere streefwaarden).
Het Activiteitenbesluit verwijst naar de SBR-richtlijn deel B en ook de beleidsregel trillinghinder spoor (staatscourant 18 april 2012) en de Handreiking Nieuwbouw en spoortrillingen van mei 2019. Laatstgenoemde Handreiking stelt dat binnen een afstand van 100 meter tot het spoor bij nieuwbouw rekening moet worden gehouden met spoortrillingen en het voorkomen van hinder hierdoor. Wanneer klachten, bodemopbouw en/of treinbeeld aanleiding geven, moet een zone van 250 meter worden aangehouden. De SBR-richtlijn deel B is ook toegepast bij de woningbouw in de nabijheid van het spoor in plan Noorderhaven Zutphen.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zoals dat gaat gelden onder de Omgevingswet kent een instructieregel dat de gemeente in het omgevingsplan vastlegt wat de maximale immissie voor trillingen is die door activiteiten op gevoelige gebouwen respectievelijk gevoelige ruimten daarbinnen mag worden veroorzaakt. Deze verplichting geldt niet voor spoorwegen maar trillingsnormen kunnen ook voor spoorwegen worden opgenomen. De streefwaarden van de SBR-richtlijn deel B worden standaardwaarden in het Bkl. Onderscheid wordt gemaakt in standaardwaarden voor continue en herhaald voorkomende trillingen door een activiteit in trillingsgevoelige ruimten. (Voor onderwijs, kantoor en bijeenkomst en voor kritische werkruimte gelden dezelfde standaardwaarden).
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om zelf aanvullende ambities te stellen ten aanzien van het voorkomen van trillingshinder. Naast de hiervoor benoemde aandachtzones kunnen gemeenten met bijvoorbeeld grote bouwprogramma's in de directe nabijheid van het spoor nader onderzoeken welke stedenbouwkundige en welke gebouwontwerprichtlijnen toepasbaar zijn om in specifieke gebieden trillingshinder te voorkomen. Extra gemeentelijke ambities kunnen worden vastgelegd in een specifieke lokale beleidslijn, maar ook als aanvulling op bestaande gemeentelijke verordeningen of beleidsregels.
In de Nota Bouw-/slooplawaai en Trillingen van de gemeente Zutphen wordt voor onder andere spoorwegwerkzaamheden een beleidsuitspraak gedaan waarin voor trillingen veroorzaakt door onderhoudswerkzaamheden in de nachtperiode wordt verwezen naar de SBR-richtlijn deel B.
5.8 Bedrijven En Milieuzonering
Om te voorkomen dat bedrijven of functies een gevaar vormen voor woningen of andere functies in de nabije omgeving, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een indeling van bedrijven opgesteld, die bestaat uit zes categorieën: 1 t/m 6. Hoe hoger de categorie, des te intensiever is de belasting van het bedrijf of de functie op het milieu en zijn omgeving. Deze milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een verantwoorde afstand tot andere functies worden gerealiseerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gebouwd. Hoe hoger de categorie; des te groter de afstand tot andere functies moet zijn. Bij de indeling in milieucategorieën worden 4 aspecten meegewogen: geluid, geur, stof en gevaar (brand- en explosiegevaar).
Regeling in dit plan
De indeling van de VNG is een handreiking, die wij voor dit omgevingsplan naar de situatie van het landelijk gebied van Zutphen hebben vertaald. Concreet betekent dit dat wij binnen de bedrijfsbestemming bij recht alleen de bestaande bedrijven toestaan. In de gemengde bestemming zijn alleen bedrijven die vallen binnen de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt dit aspect getoetst, omdat we willen weten wat voor soort bedrijvigheid welk effect heeft op de omgeving. Denk hierbij bijvoorbeeld aan geluidstoename en verkeersaantrekkendewerking.
5.9 Water
Op het gebied van water spelen veel afwegingen een rol. We hebben water nodig voor onze huishoudens en de agrarische productie, we gebruiken het voor recreatie en transport en we moeten ons ertegen beschermen. Er is op rijks-, provinciaal, waterschaps- en gemeentelijk niveau dan ook veel wetgeving en beleid ten aanzien van het aspect water. Hiervoor verwijzen we naar de beleidsbijlage.
Op de invloed van de mogelijkheden in dit omgevingsplan op de waterkwaliteit en waterkwantiteit in het landelijk gebied wordt in algemene zin verder ingegaan in het milieueffectrapport.
Regeling in dit plan
De belangrijke wateren en de functies die bij deze wateren horen (zoals waterberging, dijken en waterkeringen) hebben hun eigen bestemming gekregen in het plan, in hoofdstuk 4 (functies - infrastructuur) en hoofdstuk 13 (gebiedskwaliteit - water). Binnen deze bestemmingen worden de natuurwaarden beschermd.
Wanneer iemand een initiatief bij ons indient dat moet worden getoetst aan dit omgevingsplan, wordt het plan onder andere getoetst aan het aspect water. Voor ontwikkelingen waarbij gebouwd wordt betekent dit dat de initiatiefnemer moet aantonen dat de nieuwe watersituatie niet slechter is dan de oude. Dit is opgenomen in artikel 65.5: "hydrologisch neutraal bouwen".
Een ruimtelijk plan is in principe waterneutraal, dus veroorzaakt geen wijziging van waterpeilen of aan-/afvoer van water. Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Door versnelde afvoer van hemelwater wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar op benedenstroomse gebieden afgewenteld. Ook is er geen aanvulling van het grondwater. Om versnelde afvoer tegen te gaan hanteert het waterschap bij ruimtelijke plannen de trits vasthouden- bergen-afvoeren. Dit betekent dat hemelwater zoveel mogelijk wordt vastgehouden op de plek waar het valt. Hiervandaan kan het infiltreren in de bodem of vertraagd worden afgevoerd naar het watersysteem. In ruimtelijke plannen met een toename van verharding zijn infiltratie- of waterbergende voorzieningen nodig om het plan waterneutraal te maken. Uitgangspunten voor het ontwerp van infiltratie- en waterbergingsvoorzieningen zijn:
- In landelijk gebied is een regenbui T=10+10% maatgevend. De hoeveelheid neerslag die valt in deze bui moet in het plangebied worden geborgen, waarna dit kan infiltreren of vertraagd wordt afgevoerd.
- Het aantal mm neerslag x oppervlak toename verharding = aantal m3 berging. De benodigde compensatie d.m.v. waterberging neemt dus evenredig toe met een toename in het verhard oppervlak
5.10 Natuur
Het begrip 'natuur' omvat veel aspecten van de fysieke leefomgeving. Vanuit de wetgeving wordt voor dit aspect vooral gekeken naar gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een uitgebreide toelichting op de Wet natuurbescherming vindt u in de beleidsbijlage.
Op de invloed van de mogelijkheden in dit omgevingsplan op de gebieds- en soortenbescherming en op flora en fauna in het algemeen wordt uitgebreid ingegaan in het milieueffectrapport.
Regeling in dit plan
De aanwezige natuur en de gebieden die voor natuurontwikkeling of -bescherming zijn aangewezen, hebben wij in dit omgevingsplan eigen bestemmingen gegeven in hoofdstuk 6 (functies - natuur) en hoofdstuk 12 (gebiedskwaliteit - natuur). Binnen deze bestemmingen worden de natuurwaarden beschermd.
Wanneer u een initiatief bij ons indient toetsen wij dit initiatief onder andere op het aspect natuur. Wij kijken of er negatieve effecten kunnen ontstaan op mogelijk aanwezige beschermde soorten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer beschermde planten, holen of broedplaatsen worden verwijderd voor de bouw van een nieuw bijgebouw, of wanneer de vliegroutes van vleermuizen worden aangetast door nieuwe lichtmasten of kap van bomen. In zo'n geval moet bij de provincie een ontheffing worden aangevraagd en kunnen verzachtende of compenserende maatregelen worden verplicht.
5.11 Economische Uitvoerbaarheid
Met dit omgevingsplan richten wij ons in algemene zin op het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie van het landelijk gebied van Zutphen. Er worden met dit plan bij recht geen grootschalige ontwikkelingen toegestaan waarvan de economische uitvoerbaarheid ter discussie zou kunnen staan.
Grootschalige ontwikkelingen kunnen, als deze passen binnen het beleid, met een eigen procedure worden geregeld. Daarbij wordt beoordeeld of een exploitatieplan moet worden vastgesteld.
Het omgevingsplan biedt de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen waarvoor al eerder een anterieure overeenkomst is gesloten. Bij deze ontwikkelingen is het kostenverhaal afgedekt.
We bieden met dit plan veel mogelijkheden voor particuliere initiatieven. Concreet bestaan er bij het realiseren van deze initiatieven geen kosten voor de gemeente. Voor het beoordelen en bestuurlijk mogelijk maken van de initiatieven worden onze kosten (leges) doorberekend aan initiatiefnemers. Eventuele planschade wordt doorberekend aan initiatiefnemers door het sluiten van een overeenkomst, de zogenaamde planschadeovereenkomst.
Aangezien aan het vaststellen van dit omgevingsplan geen risico's verbonden zijn met het oog op economische uitvoerbaarheid, is het niet nodig om een exploitatieplan op te stellen.
5.12 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Om te komen tot de vaststelling van dit omgevingsplan wordt een nauwkeurige procedure gevolgd, waarbij burgers, bedrijven en overheidsinstanties zich over het voorgenomen plan kunnen buigen. Voor deze procedure verwijzen we naar hoofdstuk 8.
Met dit omgevingsplan richten we ons op een gezonde, duurzame leefomgeving. Hierbij horen niet alleen fysieke aspecten, maar spelen ook de onderlinge relaties van de gebruikers een belangrijke rol. Wanneer we rekening houden met elkaar en de belangen van anderen betrekken bij onze eigen initiatieven, komen we tot een zo duurzaam mogelijke situatie.
Om te stimuleren dat bij initiatieven rekening wordt gehouden met de belangen van anderen hebben wij in de regeling vastgelegd dat we ontwikkelingen zullen toetsen op hun effecten op het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de sociale veiligheid.
5.13 Handhaving
Een omgevingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar beleid in de fysieke leefomgeving vorm te geven. Door middel van een combinatie van het toewijzen van functies/ bestemmingen én het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het omgevingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden/ beschermen.
Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde wijze daadwerkelijk aan het plan te worden gehouden. En dit geldt ook andersom: bewoners en gebruikers mogen ook de gemeente aan het plan houden. In dit omgevingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo grootmogelijke eenduidigheid in planregels en in een overzichtelijke vorm. Hoe groter de eenduidigheid (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Hoe minder knellend de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op de lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien. In voorliggend plan zijn op sommige locaties of bij sommige thema's wel stringentere regels gesteld. Deze zijn nodig om maartwerk te kunnen leveren die passend zijn op de specifieke plek of bij het onderwerp. Ook dit leidt tot duidelijkheid in wat de mogelijkheden zijn en waar bescherming van kwaliteiten nodig is.
Om in de toekomst adequaat handhavend te kunnen optreden zijn duidelijke regelingen voor duidelijke doelen noodzakelijk. De uitgangspunten van het plan moeten op een heldere en goed traceerbare wijze zijn vertaald in de juridische opzet van het plan. Van elk voorschrift moet het oorspronkelijke doel traceerbaar zijn. Door de in dit plan gemaakte keuze voor een systematische planopzet, kan op eenvoudige wijze de vertaling van toelichting naar 'gemeentelijk beleid voor de fysieke leefomgeving' en regels worden gevolgd. Het doel van de opgenomen regelingen is steeds duidelijk.
Handhaving binnen het kader van het omgevingsplan
Na het van kracht worden van het plan moet toegezien worden op handhaving van de regels in het plan. Op grond van het huidige integrale handhavingsbeleid geldt dat in ieder geval onderstaande regelingen van belang zijn om op te handhaven. Dit heeft immers te maken met de kwaliteit van het gebied en de veiligheid en gezondheid van bewoners en/of gebruikers:
- gebruiksregels voor gronden en opstallen: opgetreden moet worden tegen strijdig gebruik van gronden en opstallen, zoals omschreven in de algemene en specifieke gebruiksvoorschriften voor gronden en opstallen;
- de bouwregels: opgetreden moet worden tegen illegale bouwwerken, dat wil zeggen bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning worden gebouwd en afwijken van de bouwregels;
- omgevingsvergunningen: opgetreden moet worden tegen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die omgevingsvergunningplichtig zijn maar zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd (zoals kappen van groen, roeren van gronden ten koste van archeologie en cultuurhistorie);
- naleven van kwaliteitsverplichtingen die bij omgevingsvergunningen worden voorgeschreven/ zijn overeengekomen (denk aan landschappelijke inpassen, uitvoeren van verplichtingen ten behoeve van flora en fauna en waterhuishouding);
- naleven van de regels aangaande monumenten en archeologie (erfgoed) om de kwaliteiten in het gebied bovengronds en ondergronds te waarborgen;
- naleven van milieuregels om te voorkomen dat de veiligheid, leefbaarheid en gezondheid van een locatie, de bewoners en gebruikers verslechterd;
- naleven van de APV onderwerpen die toezien op de veiligheid van en in de openbare ruimte.
De wijze waarop handhavend wordt opgetreden is vastgelegd in het handhavingsbeleid en/of de uitwerking daarvan van de gemeente Zutphen. Bij het nemen van handhavingsbesluiten wordt getoetst aan het beleid in het omgevingsplan evenals de uitgangspunten in het handhavingsbeleid.
Daarnaast is het van belang dat de regelingen uit het plan bekend zijn bij de bewoners en gebruikers van het landelijk gebied. Ruime publicitaire aandacht in het kader van het opstellen en vaststellen van beleid in het plan én een actieve opstelling bij vragen en opmerkingen van bewoners en gebruikers dragen daaraan bij.
Actieve handhaving zorgt ervoor dat vanuit de huidige situatie (0-meting) de ontwikkelingen in het gebied goed kunnen worden gemonitord. Conform de huidige werkwijze wordt er jaarlijks gerapporteerd aan de gemeenteraad over de resultaten van uitgevoerde controles.
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de juridische regeling besproken. We leggen uit hoe de regeling is opgebouwd en welke onderdelen nieuw zijn ten opzichte van de 'oude' bestemmingsplannen. Vervolgens maken we de regeling concreet aan de hand van een aantal voorbeeldpercelen. Ook gaan we in op de betekenis van dit plan voor de vragen die veel bij ons worden gesteld. We gaan in op de vraag of een agrariër zijn bedrijf mag uitbreiden, mag omschakelen en/of een neventak mag starten. We geven ook aan welke bouw- en gebruiksmogelijkheden u hebt bij een woning in het landelijk gebied en welke andere activiteiten u kunt starten. Daarnaast geven we een beeld van de mogelijkheden die er zijn binnen de Groene Ontwikkelingszone en welke mogelijkheden dit omgevingsplan biedt om energiemaatregelen te nemen bij uw woning of bedrijf.
Wat is nieuw?
De regeling van dit omgevingsplan lijkt op het eerste gezicht op de regelingen uit bestemmingsplannen die hiervoor werden opgesteld. Voor een deel is die gelijkenis er ook, immers: wat goed was, is gebleven. Toch zijn er verschillen. Om zo flexibel mogelijk om te kunnen gaan met initiatieven van de gebruikers van het landelijk gebied zijn zo min mogelijk limitatieve opsommingen gegeven van de functies die zijn toegestaan en is vooral toegewerkt naar een regeling waarin wordt aangegeven binnen welke randvoorwaarden of in combinatie met welke aanvullende maatregelen initiatieven zijn toegestaan. Daarnaast bevat de regeling verschillende onderdelen die tot nu toe niet in een bestemmingsplan geregeld konden worden, zoals:
- experimenteerruimte voor private initiatieven die duurzaamheid bevorderen;
- doorwerking van het Gelders Plussenbeleid (ontwikkelruimte op basis van investeringen in milieu);
- Doorwerking van diverse gemeentelijke verordeningen;
- Het afwegen van aspecten die niet direct ruimtelijk relevant zijn, zoals duurzaamheid en volksgezondheid.
Hoe werkt het plan?
Dit omgevingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De verbeelding en de regels zijn samen het juridisch bindende deel van het plan en kunnen niet los van elkaar worden gezien. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een functiebestemming gekregen die het bestaande gebruik weerspiegelt. Daarnaast zijn diverse gebiedsbestemmingen opgenomen die de waarden en kwaliteiten van het gebied weergeven en beschermen. Ook zijn er aanduidingen opgenomen. Uit de regels blijkt welke betekenis die aanduidingen precies hebben. Voor de leesbaarheid van de verbeelding zijn ook diverse verklaringen opgenomen, zoals topografische gegevens en de gemeentegrens. Naast bestemmingen, aanduidingen en verklaringen komen op de verbeelding zogenaamde zones voor. Binnen deze gebiedsaanduidingen gelden aanvullende regels, bijvoorbeeld een zone ter bescherming van een molenbiotoop of ter bescherming van archeologische waarden.
De regels van het plan zijn ondergebracht in meerdere hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels met daarin de definities van begrippen die in het plan worden gebruikt, en een uitleg van hoe bepaalde maten worden gemeten. Hoofdstuk 2 t/m 8 bevat de regels in verband met de gebruiksfuncties die voorkomen in het landelijk gebied; bijvoorbeeld agrarisch, wonen, bedrijven, recreatie, etc. Per functiebestemming worden de inhoudelijke regels hier uitgeschreven. In de hoofdstukken 9 t/m 13 worden de regels weergegeven die gelden met betrekking tot de verschillende gebiedskwaliteiten (waarden) op het gebied van archeologie, cultuurhistorie, landschap, natuur en water. Hier wordt in feite aangegeven welke voorwaarden er gelden bij het toepassen van ontwikkelingsmogelijkheden uit de functiebestemmingen. Na deze hoofdstukken volgen overige regels ten aanzien van het uitvoeren van energiemaatregelen en ten aanzien van de bescherming van de diverse leidingen die zich onder het plangebied bevinden. In de hoofdstukken met algemene regels worden vervolgens algemene regels opgenomen die op alle gebruiksfuncties van toepassing zijn: bouwregels, flexibiliteitsregels, gebruiksregels en milieuregels. Ook de voorwaarden voor het krijgen van een vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden zijn hier opgenomen. Tot slot volgt het overgangsrecht dat van toepassing is.
Naast de regels in de artikelen gelden ook beleidsregels, zoals opgenomen in Bijlage 2 van het omgevingsplan. Deze beleidsregels kunnen mettertijd ook veranderen. Het college van burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels opstellen.
In het omgevingsplan worden open normen (vage regels) opgenomen, die vervolgens worden uitgelegd in een (wetsinterpreterende) beleidsregel.
Functiebestemmingen
Met de functiebestemmingen zijn alle gebruiksfuncties in het landelijk gebied vastgelegd, zoals de woningen, (agrarische) bedrijven, sportterreinen, recreatiegebieden etc.
Elk artikel over functiebestemmingen is op dezelfde manier ingericht, waarbij niet alle onderdelen in elke bestemming voorkomen :
- 1. Bij recht - Gebruiken
het gebruik dat voor deze bestemming is toegestaan; - 2. Specifieke gebruiksregels
gebruik dat nadrukkelijk niet, of alleen onder voorwaarden is toegestaan; - 3. Bij recht - Bouwen
bebouwing die voor deze bestemming mag worden opgericht; - 4. Flexibiliteit - Melden
bouw- of gebruiksmogelijkheden waarvoor een melding verplicht is; - 5. Flexibiliteit - Afwijken
bouw- of gebruiksmogelijkheden waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is; - 6. Flexibiliteit - Wijzigen
bouw- of gebruiksmogelijkheden waarvoor een wijziging van het omgevingsplan verplicht is.
Naast de regels onder de artikelen zijn in bijlage 10, 20 en 22 beleidsregels opgenomen. Deze beleidsregels zijn ook van toepassing op sommige functiebestemmingen. Hiernaar wordt in de betreffende artikelen verwezen.
Gebiedsbestemmingen
De gebiedsbestemmingen vormen de ondergrond van dit plan. Met deze bestemmingen beschermen wij de gebiedskwaliteiten van ons landelijk gebied, zoals de cultuurhistorie, archeologie, landschapskwaliteiten, natuurwaarden etc. De gebiedsbestemmingen bevatten voorwaarden voor de gebruiksmogelijkheden die in de functiebestemmingen worden geboden.
Elk artikel over gebiedskwaliteiten is op dezelfde manier ingericht, waarbij niet alle onderdelen in elke bestemming voorkomen:
- 1. Bij recht - Gebruiken
het medegebruik dat vanwege deze gebiedskwaliteit is toegestaan; - 2. Bij recht - Bouwen
bebouwing die ten behoeve van deze gebiedskwaliteit mag worden opgericht; - 3. Voorwaarde bouwen conform onderliggende bestemmingen
voorwaarden ter bescherming van de gebiedskwaliteit, waaraan moet worden voldaan om te mogen bouwen ten behoeve van de functiebestemming; - 4. Voorwaarde flexibiliteit
voorwaarden ter bescherming van de gebiedskwaliteit, waaraan moet worden voldaan om gebruik te mogen maken van de flexibiliteitsbepalingen ten behoeve van de functiebestemming; - 5. Overige bepalingen t.a.v. functiebestemmingen
ter bescherming van de gebiedskwaliteiten kunnen allerlei voorwaarden worden opgelegd aan het gebruiken en bebouwen van de gronden ten gunste van de functiebestemmingen. Ter bescherming van de archeologische resten in de grond is bijvoorbeeld bepaald dat eerst archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd voordat u mag bouwen.
6.2 Eén Perceel: Één Regel?
We vinden het van groot belang om te vermelden dat één bestemming nooit afzonderlijk kan worden beschouwd. Als u wilt weten welke mogelijkheden u op uw perceel heeft, moet u alle bestemmingen en aanduidingen die op de verbeelding aan uw perceel zijn toegekend meenemen. U vindt deze informatie door op de verbeelding te klikken op uw eigen perceel. Hieronder ziet u twee voorbeelden:
- Functiebestemming: Agrarisch
- Functieaanduiding: Erf
- Gebiedsbestemmingen:
- Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde
- Waarde - Gemeentelijk monument
- Waarde - Bos en landgoederen
- Waarde - Groene Ontwikkelingszone
Op dit perceel mag u een grondgebonden veehouderijbedrijf of een ander agrarisch bedrijf (geen bomenteelt of glastuinbouw) voeren, eventueel met een grondgebonden en/of niet-grondgebonden veehouderijtak erbij. Het gaan houden van geiten is overigens niet toegestaan. U mag ook kleine nevenactiviteiten starten binnen de aanwezige gebouwen; daarvoor dient u eerst een melding in en indien de nevenactiviteit meer ruimtebeslag vraagt dan 350 m2 is een omgevingsvergunning noodzakelijk. Wanneer u van functie wilt gaan veranderen houdt u rekening met milieuaspecten als geur en geluid en zorgt u ervoor dat uw ontwikkeling er niet toe leidt dat er meer stikstof neerdaalt op gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
Voor dit bedrijf mag bedrijfsbebouwing en een bedrijfswoning aanwezig zijn. Inwoning in de bedrijfswoning is toegestaan en daarnaast kunt u in de bedrijfswoning bijvoorbeeld een beroep aan huis starten. Hiervoor geldt een maximale oppervlaktemaat van 50 m2. De bestaande bebouwing staat binnen de aanduiding 'erf'. Wanneer u wilt gaan bouwen, verbouwen, of uitbreiden, houdt u rekening met de regels die hiervoor op uw perceel gelden. Vanuit de functiebestemming is bepaald dat gebouwen moeten voldoen aan maximale maten, zoals een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 12 meter voor bedrijfsgebouwen en een goothoogte en bouwhoogte voor uw bedrijfswoning van maximaal 4,5 meter en 10 meter. De bebouwing voldoet aan de redelijke eisen van welstand en wordt, als die zichtbaar is vanaf de openbare weg, onderworpen aan een reguliere toetsing. Daarnaast zorgt u ervoor dat door het bouwen de watersituatie van uw perceel niet verslechtert (hydrologisch neutraal bouwen) en zorgt u voor voldoende parkeerruimte. Mocht het nodig zijn dat u uw uitweg verandert, dan zorgt u ervoor dat de verkeerssituatie veilig blijft en dat het uiterlijk en de aanwezige groenvoorzieningen niet geschaad worden.
Naast de functiebestemming gelden er meerdere gebiedsbestemmingen op uw perceel. U bevindt zich in het landschapstype 'Bos en landgoederen'. Wanneer u wilt gaan bouwen dient u bij ons een erfinrichtingsplan in, waaruit blijkt dat de bebouwing bijdraagt aan het gebiedsDNA (in dit geval: het erf inpassen in bos, boomsingels, houtwallen of bosstroken). Versterking van het landschap vragen wij als een omgevingsvergunning of wijzigingsplan nodig is.
Vanwege de middelhoge archeologische verwachtingswaarde mag u bijvoorbeeld niet zomaar ingrepen in de bodem doen (bouwen, afgraven, etc.) met een oppervlakte van meer dan 500 m2: er moet eerst een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Op uw perceel bevindt zich een gemeentelijk monument. Dit monument mag u niet zomaar afbreken of ontsieren. Er is eerst een oordeel nodig van de Commissie ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie.
Uw perceel ligt bovendien in de Groene Ontwikkelingszone. Wanneer u iets kleinschaligs wilt ontwikkelen op uw perceel (zoals een extra bijgebouw of een nevenactiviteit), zorgt u ervoor dat de kernkwaliteiten van het gebied rondom uw perceel worden versterkt.
Naast de functie- en gebiedsbestemmingen gelden er algemene regels. Er zijn bijvoorbeeld algemene regels om duurzaamheid te stimuleren; zonnepanelen mogen vergunningsvrij op het dak worden geplaatst en kleine windturbines op het dak zijn toegestaan. Ook zijn er algemene regels om de belangen en waardes in uw omgeving te beschermen: bij initiatieven waarvoor een afwijking van het omgevingsplan nodig is, wordt altijd een algemene belangenafweging gemaakt. U mag met zulke initiatieven geen onevenredige aantasting veroorzaken van de veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, van functies in de omgeving, of van de belangen van bewoners en gebruikers van omliggende gronden.
- Functiebestemming: Wonen
- Gebiedsbestemmingen:
- Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde
- Waarde - Broeklanden - aanduiding: maximum bebouwingspercentage 50%
Op dit perceel mag u wonen in de aanwezige woning. Hierbij mag ook sprake zijn van inwoning. In totaal mag 50% van uw perceel bebouwd zijn. U mag binnen de bestaande bebouwing op een oppervlakte van 50 m2 een bedrijf aan huis hebben, zolang dit valt onder de definities van een aan huis verbonden beroep dan wel een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit. Vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde mag u niet zomaar ingrepen in de bodem doen (bouwen, afgraven, etc.) met een oppervlakte van meer dan 50 m2: er moet eerst een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Op uw perceel bevindt zich een waardevolle boom, die wij willen beschermen. Deze boom mag niet zonder vergunning geveld worden. Uw perceel bevindt zich in het landschapstype 'Broeklanden'. Voordat u gaat bouwen dient u bij ons een erfinrichtingsplan in, waaruit blijkt dat de bebouwing bijdraagt aan het gebiedsDNA (in dit geval: bebouwing parallel aan of loodrecht op de weg, voorgevel woning zichtbaar vanaf de weg, bomenrij langs erf als windscherm).
Beschikt u over een elektrische auto? Dan mag u daarvoor een oplaadpaal plaatsen, ook aan de openbare weg. Dit laatste kunt u vinden in artikel 93 van de regels behorende bij voorliggend omgevingsplan.
Wonen in het landelijk gebied betekent dat u uw omgeving deelt met agrariërs en enkele andere bedrijven. In het omgevingsplan hebben wij diverse milieuregels opgenomen, die er samen voor zorgen dat u zich in een zo gezond, veilig en prettig mogelijke leefomgeving bevindt. U bent bijvoorbeeld beschermd tegen een onevenredige overlast door lawaai, geur en stof vanaf deze bedrijven.
6.3 De Regels In De Praktijk
In deze paragraaf maken we die werking van de regels nog eens extra duidelijk aan de hand van praktijkvoorbeelden. We behandelen de zes meest gestelde vragen voor ontwikkelingsmogelijkheden die bij ons binnenkomen.
De antwoorden die hieronder worden gegeven zijn niet op een specifieke situatie van toepassing, ze moeten meer algemeen worden gezien. Per perceel verschillen immers de onderliggende gebiedsbestemmingen, die sterk medebepalend zijn voor de mogelijkheden die u heeft.
6.3.1 Mag ik mijn agrarisch bedrijf uitbreiden?
Ja, dat mag. In delen van ons landelijk gebied zijn de agrarische bedrijven bepalend voor het landschap en de economische vitaliteit. Wij staan dan ook positief tegenover uitbreiding van agrarische bedrijven, mits deze uitbreiding voldoet aan enkele randvoorwaarden op het gebied van natuur en landschap.
Het uitbreiden van bebouwing
Wij willen agrarische ondernemingen niet op voorhand beperken in hun ontwikkelingsmogelijkheden en we gaan ervan uit dat de agrariër zelf het beste weet hoe hij of zij het erf zo functioneel en efficiënt mogelijk inricht. Daarom komen de bouwvlakken, waarbinnen voorheen alle bebouwing moest worden gebouwd, niet terug in dit omgevingsplan.
In het omgevingsplan hebben we een aanduiding 'erf' opgenomen ter plaatse van de huidige bebouwing van agrarische bedrijven. Als binnen die aanduiding geen reële mogelijkheden meer bestaan voor nieuwe bebouwing, mogen de erfgrenzen worden overschreden. Zoals omschreven in onze visie willen wij dat in combinatie met elke ontwikkeling een verbetering (of op zijn minst behoud) plaatsvindt van de aanwezige waarden (bijvoorbeeld landschappelijke waarden, of natuurwaarden). Daarom zijn er voorwaarden gekoppeld aan het overschrijden van de erfgrenzen.
Deze voorwaarden verschillen per type agrarisch bedrijf en per locatie.
- 1. (melk)rundveehouderijen hebben een grondgebruiksplan nodig dat aantoont dat de uitbreiding van de bebouwing nodig is;
- 2. een niet-grondgebonden veehouderij of veehouderijtak met de aanduiding 'plussenbeleid' mag eens in de vijf jaar 500 m2 uitbreiden zonder extra maatregelen te nemen. Wordt er meer uitgebreid, dan moet ook worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Hiervoor hebben we de Beleidsregel Plussenbeleid opgesteld.
- 3. een niet-grondgebonden veehouderij met de aanduiding 'ammoniakbuffergebied' mag met zijn uitbreiding geen toename van de emissie van ammoniak op die locatie veroorzaken.
Het uitbreiden van het aantal dieren
Het aantal dieren op een agrarisch bedrijf mag worden uitgebreid, maar alleen als dit niet in strijd is met de specifieke gebruiksregels over de stikstofdepositie. Deze regels hebben te maken met de natuurwaarden in het landelijk gebied en de omgeving. In Natura 2000-gebieden bevinden zich soorten en habitats (leefgebieden) die gevoelig zijn voor stikstof en die daartegen worden beschermd. Ontwikkelingen op agrarische bedrijven mogen daarom niet leiden tot het neerslaan van stikstof op deze soorten en habitats. Voor elk agrarisch bedrijf in het landelijk gebied is de bestaande stikstofuitstoot bepaald. Dit overzicht is hier terug te vinden.
6.3.2 Mag ik omschakelen van agrarisch bedrijf of een neventak starten?
Ja, dat mag. Wij willen agrariërs zoveel mogelijk ruimte bieden om een gezond bedrijf te kunnen voeren, ook als dit betekent dat er helemaal of deels wordt omgeschakeld naar een andere agrarische bedrijfsvorm. Deze ruimte kunnen we bieden zolang het past bij ons streven om de waarden en kwaliteiten van het landelijk gebied te behouden en verbeteren.
Aan het omschakelen naar een andere vorm van agrarisch bedrijf of het starten van een neventak zijn dus voorwaarden gekoppeld, gericht op de natuurwaarden en het landschap in het landelijk gebied:
- omschakelen naar een (ander) niet-grondgebonden veehouderijbedrijf mag alleen ter plaatse van een bestaande niet-grondgebonden veehouderij;
- een niet-grondgebonden veehouderijtak mag overal worden gestart. In het Ammoniakbuffergebied mag alleen de uitstoot van ammoniak niet toenemen.
- bomenteelt en imkerij zijn alleen op de bestaande plekken toegestaan;
- glastuinbouw en nieuwe geitenhouderij zijn niet toegestaan;
- omschakeling en het starten van een neventak is alleen mogelijk als de stikstofuitstoot op beschermde soorten en habitats gelijk blijft of kleiner wordt.
6.3.3 Wat mag ik extra aan bebouwing realiseren bij mijn woning?
We willen dat iedere bewoner van het landelijk gebied zoveel mogelijk woongenot ervaart. Daarom hebben we de inhoudsmaat van woningen vergroot naar 750 m3 bovengronds en is per woning 150 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Als er al meer dan 150 m2 aan bijgebouwen aanwezig is, mag dit ook weer worden herbouwd (tot een maximum van 250 m2).
We willen aan de ene kant zo flexibel mogelijk omgaan met wensen om de bebouwing bij een woning uit te breiden. Aan de andere kant streven we natuurlijk ook naar het verbeteren (en op zijn minst behouden) van de natuur- en landschapswaarden in het landelijk gebied.
Aan het uitbreiden van de bebouwing bij woningen zijn dus voorwaarden gekoppeld, zodat de uitbreiding leidt tot een landschappelijke verbetering. In hoofdstuk 11 van de regels is per landschapstype bepaald wat de landschappelijke waarden zijn. Wie zijn bebouwing wil uitbreiden moet aantonen dat die uitbreiding aansluit bij de landschappelijke waarden die op die locatie aanwezig zijn. Deze waarden zijn vastgelegd als 'gebiedsDNA' in de Visie Landelijk gebied Zutphen.
Beekdal
- gebouwen gekoppeld aan weg (parallel/haaks)
- vierkante of rechthoekige vorm erf
- afstand tussen erven
- groene erven, besloten door windsingels, hakhoutbosjes, hagen
- siertuin aan voorzijde erf
Bos en landgoederen
- kleine erven
- erven langs de bossen en in open plekken
- erven inpassen in bos boomsingels, houtwallen en bosstroken
Broeklanden
- grote kavel met rechthoekige vorm erf
- bebouwing parallel aan of loodrecht op de weg
- voorgevel woning zichtbaar vanaf de weg
- hagen, siertuin en/of moestuin aan voorzijde erf
- geen omkadering, maar stroken beplanting langs of op het erf
- bomenrij langs erf als windscherm.
Kampen en essen
- onregelmatige vorm erf: afzonderlijke bouwmassa's in een losse setting
- open inrichting achterzijde erf: relatie met achterliggende agrarische gronden
- achterzijde erf windsingels en hakhoutbosjes
- voorgevel zichtbaar vanaf de weg
- hagen, sier- en moestuin, boomgaard en/of solitaire bomen aan voorzijde erf
Kronkelwaarden
- erf is regelmatig van vorm
- grootschalige bebouwing in strak stramien, in lengterichting
- harde grens tussen erf en landschap: hoge dichte beplanting zijkant erf
- voorgevel zichtbaar vanaf de weg, hagen aan voorzijde erf
- beplanting aan windzijde voor beschutting
Oeverwal en rivierduin
- erf is onregelmatig van vorm: diversiteit in situering en bebouwingsrichting
- erf is besloten en omsloten, achterzijde en windzijde met hoge dichte beplanting
- grens tussen landschap en erf is diffuus
- voorgevel zichtbaar vanaf de weg, hagen aan voorzijde erf
- aanplant boomgaarden bij erf.
Uiterwaarden
- Voor de woningen in de uiterwaarden geldt tevens de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatskundige functie'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het opvangen van hoog water. Daarom mag hier alleen de bestaande bebouwing aanwezig zijn.
6.3.4 Mag ik een bedrijfsactiviteit starten en wat mag ik daarvoor bouwen?
Wij kunnen ons voorstellen dat bewoners van het landelijk gebied commerciële activiteiten willen ontplooien. Veel van deze activiteiten zijn kleinschalig en hebben geen impact op de omgeving. We hebben het dan over aan huis verbonden beroepen en consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten die als eenmanszaak worden uitgeoefend. Een precieze definitie van deze begrippen staat in de regels. Deze activiteiten zijn zonder verdere voorwaarden toegestaan binnen maximaal 50 m2 van de bestaande gebouwen bij een woning of bedrijfswoning.
Ook voor bedrijfsactiviteiten die groter zijn dan de aan huis verbonden beroepen bieden we mogelijkheden in dit omgevingsplan. Voor bedrijfsactiviteiten die niet meer ruimte nodig hebben dan 100 m2 van de bestaande bebouwing bestaat de mogelijkheid een melding te doen. De melding kan worden gedaan bij het landelijk omgevingsloket. Bij deze melding geeft de initiatiefnemer aan wat de bedrijfsactiviteit precies inhoudt, op basis van vragen die vanuit het digitale loket worden gesteld. Hierbij moet de initiatiefnemer ook duidelijk maken dat zorgvuldig overleg is gevoerd met de omgeving. Binnen zes weken ontvangt u een bewijs van ontvangst van het College van burgemeester en wethouders. Deze procedure is uitgeschreven in Bijlage 22 "beleidsregel procedure melding".
Bij agrarische bedrijven kunnen ook nevenactiviteiten met een oppervlakte van meer dan 350 m2 worden gerealiseerd. In dat geval kan niet worden volstaan met een melding, maar moet een vergunning worden aangevraagd. Wij beoordelen in het kader van deze vergunning onder andere of de bedrijfsactiviteit de omgeving niet te veel belast door bijvoorbeeld geur- of geluidsoverlast, verkeershinder, risico's in verband met gevaarlijke stoffen, etc. Hiervoor hebben we milieuregels vastgesteld.
Als u een bedrijf(je) heeft in het landelijk gebied denkt u er wellicht ook over om op uw eigen perceel reclame-uitingen te plaatsen. Voorheen werd dit getoetst aan de Algemene Plaatselijke Verordening. In dit omgevingsplan zijn regels uit de APV overgenomen.
6.3.5 Mijn perceel ligt in de Groene Ontwikkelingszone, welke mogelijkheden heb ik dan?
In de Groene Ontwikkelingszone bestaan veelal dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden als erbuiten, maar is er speciaal aandacht voor de bescherming van natuurwaarden en voor de mogelijkheden om de aanwezige en potentiële natuurwaarden te versterken. Een van de doelen van ons omgevingsplan is immers het verdiepen en verbreden van de aanwezige natuurwaarden in het landelijk gebied. De provincie Gelderland heeft vastgelegd waar de bestaande natuur (het Gelders Natuurnetwerk) zich bevindt en waar verbindingszones (Groene Ontwikkelingszone) gewenst zijn.
Bij kleinschalige ontwikkelingen (uitbreiding tot 30%) waarvoor een melding of vergunning, of zelfs een wijziging van het omgevingsplan nodig is, gelden altijd de volgende regels:
- de kernkwaliteiten die op de betreffende locatie gelden, moeten substantieel worden versterkt;
- deze versterking wordt planologisch geborgd.
Grootschalige ontwikkelingen die een grotere bijdrage aan de economische situatie van het landelijk gebied leveren kunnen gewenst zijn. In de Groene Ontwikkelingszone speelt echter niet alleen het economisch belang, maar ook het belang van de aanwezige en potentiële natuurwaarden. Een ontwikkeling mag niet leiden tot een aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Als die aantasting niet te voorkomen is, moet er op andere manieren in de natuur worden geïnvesteerd: er moeten mitigerende maatregelen worden genomen om aantasting zoveel mogelijk te beperken en er moet een compensatieplan worden opgesteld.
Compensatie voor aantasting wordt zo dicht mogelijk bij de ontwikkelingslocatie gerealiseerd, op gronden die nu nog geen natuurbestemming hebben en die in of naast de dubbelbestemming 'Waarde – GO' of 'Waarde – GNN' liggen. Hoe groot de compensatie moet zijn hangt af van de grootte van de aantasting en van de ontwikkeltijd van de natuur die als compensatie wordt gerealiseerd. Hoe langer het duurt voordat de natuur kan worden hersteld, des te omvangrijker zal de compensatie moeten zijn.
6.3.6 Welke energiemaatregelen kan ik toepassen:
Wij willen met dit omgevingsplan mogelijkheden bieden aan de bewoners en bedrijven in het landelijk gebied om energiemaatregelen te nemen. Tegelijkertijd willen we voorkomen dat hierdoor het landschap onevenredig wordt aangetast.
Op daken van gebouwen mogen zonder vergunning zonnepanelen worden geplaatst. Een vergunning is noodzakelijk als een gebouw een monument is, of in een beschermd stads- of dorpsgezicht ligt.
Windturbines tot een tiphoogte van 25 meter zijn gangbaar als middel om te voldoen in de eigen energiebehoefte. In veel bestemmingen in het landelijk gebied zijn daarom windturbines toegestaan met een tiphoogte van maximaal 25 m.
In het milieueffectrapport wordt onderzocht of het wenselijk is om zonnevelden (velden met zonnepanelen) toe te staan en welke andere energiemaatregelen passend kunnen zijn. Het omgevingsplan biedt naast windturbines ook de mogelijkheid voor een klein zonneveld tot maximaal 5 hectare. Voor het aanleggen van een zonneveld gelden voorwaarden, zoals bijvoorbeeld landschappelijke inpassing.
Op gebouwen zijn onder voorwaarden windturbines toegestaan, tot maximaal 1 meter hoger dan de maximale bouwhoogte die ter plaatse geldt.
6.4 Hoe Gaat Het Proces In Het Stadhuis?
Op het moment dat er een verzoek komt voor een omgevingsvergunning wordt dit door het team van plantoetsers opgepakt. Zij toetsen het initiatief aan de integrale regels van het omgevingsplan. Als aan de voorwaarden wordt voldaan wordt de vergunning verleend.
Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt met de aanvrager overleg gevoerd om te kijken waar de strijdigheid zit en wat voor oplossing mogelijk is. Deze oplossing kan liggen in het iets aanpassen van de aanvraag/ het initiatief óf kijken waar de mogelijkheden binnen (afwijken van) de regels liggen. Belangrijkste is dat dit met de aanvrager samen wordt gedaan.
Op het moment dat er een verzoek wordt ingediend om het plan te wijzigen (wijzigingsplan of herziening) wordt dit door het team RED opgepakt. Er is immers sprake van een beleidskeuze. Ook hier wordt gekeken naar de integrale regels van het omgevingsplan in combinatie met de Visie Landelijkgebied. Wat hierbij extra speelt is de algemene belangenafweging en de toetsing aan de milieuregels. Dit wordt met verschillende teams binnen het stadhuis samen besproken en beoordeeld. Het gaat immers om de goede ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de context (gebiedswaarden) van het gebied. Over het algemeen kan gesteld worden dat de volgende disciplines nodig zijn voor het bespreken van een beleidsvraag in het landelijk gebied: landschap en natuur, cultuurhistorie en archeologie, ruimte, economie, duurzaamheid (energieneutraliteit), water, verkeer, omgevingsdienst. Meestal komt uit een dergelijk overleg input voor het aanscherpen van de aanvraag. In overleg met de initiatiefnemer wordt dit besproken. Belangrijk is namelijk dat in samenspraak de goede dingen gebeuren: een initiatiefnemer wil een ontwikkeling én de gemeente wil een versterking van de gebiedskwaliteiten en wil beleidsdoelen realiseren waaraan ook particuliere initiatieven bijdragen (energieneutraliteit, natuur inclusief bouwen, hydrologisch neutraal bouwen, ruimtelijke kwaliteit). Als uiteindelijk het initiatief definitievere vormen heeft kan beoordeeld worden hoe het plan het beste met de omgeving gedeeld kan worden en hoe het uiteindelijk gerealiseerd kan worden. Een initiatief kan met een omgevingsvergunning worden gerealiseerd, of met een wijzigingsplan, of buiten het omgevingsplan om geregeld worden.
Hoofdstuk 7 Nieuwe Ontwikkelingen
Tijdens het opstellen van het omgevingsplan zijn verschillende constateringen gedaan die gaan over het beleid. Veel beleid ligt er en past bij elkaar en werkt naast elkaar. Er zijn geen tegenstrijdigheden gevonden. Wat wel opvalt is dat veel beleid op hoofdlijnen is. Het is niet heel concreet en het is niet heel duidelijk hoe je dat in planregels kan vatten. Vaak is meer detailinformatie nodig om een goede afweging te maken en een planregel vorm te geven. Als deze details duidelijk zijn, kunnen ook regels gemakkelijker worden losgelaten.
Hier ligt een duidelijke relatie met de wens om gebiedskwaliteiten minimaal te handhaven, mogelijk te versterken en liefst te verdiepen. Dit kan alleen als je heel goed weet in welk gebied welke kwaliteit een versterkingsslag of verdiepingsslag nodig heeft. En dus waar de kansen liggen.
Dit speelt bij de volgende onderwerpen/ eigen themalagen in het omgevingsplan:
- Natuur: in de gebiedskwaliteit natuur wordt nu alleen GNN en GO (op grond van het provinciaal beleid) geregeld. Hierin ligt een opgave om per gebied de natuurkwaliteiten en -opgaven inzichtelijk te maken. Als deze kennis inzichtelijk is, is het makkelijker een verantwoorde planregel te maken. Voor het onderwerp is nader onderzoek nodig om aan te kunnen geven in welke gebieden voor welke doelsoorten een inspanning nodig is die bij nieuwe ontwikkelingen een plek kan krijgen (natuur-inclusief bouwen). Bij dit onderwerp is de gemeente bezig met een plan voor biodiversiteit en een actualisatie van het bomenbeleid. Zodra dit voldoende is uitgewerkt naar planregels kan dit onderwerp worden geactualiseerd in voorliggend plan.
- Cultuurhistorie: Een gebiedskwaliteit die veel zegt over de ontstaansgeschiedenis van een gebied. Daar ligt direct een relatie met beleving van een gebied en de ruimtelijke kwaliteit. Vaak zijn het nog herkenbare structuren in het landschap, beplantingselementen, reliëf die iets zeggen over de ontstaansgeschiedenis en de waardering van een gebied. Door deze structuren inzichtelijk te maken is een beschermende regeling voor bijvoorbeeld landschapselementen ook beter te motiveren. Voor dit onderwerp is de cultuurhistorische waardenkaart opgesteld. Er moet nog een verdiepingsslag worden gemaakt om op die manier, de informatie met een beleidslijn te vertalen in het omgevingsplan.
- Water: voor water staat er de komende jaren ook een opgave te wachten. Denk aan klimaatadaptatie, waterveiligheid, droogte, natte voeten. Daarnaast wordt het verplicht om onder de Omgevingswet de legger van de Waterschappen op te nemen in omgevingsplannen. Daar verschuift een bevoegdheid van het Waterschap naar de gemeente. Ook voor water geldt: hoe beter de details en kennis van de gebieden in beeld is, hoe makkelijker regels kunnen worden gespecificeerd naar gebieden. Details inzichtelijk maken betekent duidelijkheid geven over welke maatregelen/ activiteiten waar zonder vergunning kunnen. De Waterschappen denken ook na over de nu verplichte watertoets (conform Besluit ruimtelijke ordening) en hoe dat vorm kan krijgen onder de omgevingsplannen.
- Energietransitie: De RES (Regionale Energie Strategie) is een strategie waarin de regio aangeeft hoeveel (het bod) en hoe (strategie) duurzame opwek wordt vormgegeven met maatschappelijke betrokkenheid. Dit is een lopend proces. Het accent ligt in de RES op strategievorming en het aangaan van een inspanningsverplichting tussen de verschillende partijen. De RES gaat over de langere termijn. De RES is nadrukkelijk geen plan of uitwerking op projectniveau. De RES heeft geen juridische status en heeft geen externe rechtsgevolgen. Ook is de RES niet te kwalificeren als beleid (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht). Er ligt straks wel een ontwikkelagenda en een ruimtelijke verkenning voor zon en wind die lokaal vastgesteld wordt. De RES is een inspanningsverplichting. Bij de inspanningsverplichting spannen gemeenten zich in om het beoogde resultaat te halen. Dat is niet vrijblijvend. Er ligt een verplichting tot een (uiterste) inspanning (Urgendauitspraak) de RES te realiseren via in het omgevingsbeleid. De RES is daar een belangrijke bouwsteen voor. Die bouwsteen wordt lokaal integraal meegenomen en afgewogen met andere ruimtelijke opgaven.
De RES is daarmee een sectorale strategie. Het geeft inzicht in hoe we kijken naar duurzame opwek in de Cleantech Regio. Het is wel van belang te beseffen dat daarover een integrale afweging met andere opgaven moet worden gemaakt. Behalve de energietransitie, komen namelijk ook andere opgaven op gang.
De RES gaat over een strategie om op grote schaal hernieuwbare energie (zon en wind) op te wekken. In de RES worden zoekgebieden aangewezen die op lokaal niveau een verdiepingsslag nodig hebben. Zodra er duidelijkheid is over het lokale programma en de mogelijkheden kan dit met een eigenstandig (gebieds)proces vorm worden gegeven en op een later moment concreet worden geregeld via het instrumentarium van de Omgevingswet. - Gasloos bouwen is recent verplicht geworden bij alle nieuwbouwplannen.
- Apv in relatie tot de fysieke leefomgeving en handhaving: onderwerpen die in de APV zijn opgenomen raken voor een groot deel de fysieke leefomgeving. Voor een heel aantal onderwerpen in de APV ligt de bevoegdheid bij het college van burgemeester en wethouder. Dit zijn dan ook onderwerpen voor in het omgevingsplan. Het is zo dat een heel aantal van deze onderwerpen ook gedragsregels zijn waarop de bevoegdheid tot handhaven is belegd bij de toezichthouders van het team Veiligheid. Voordeel van deze constructie is dat zij op basis van een feitenboekje overtredingen van de APV kunnen beboeten. Op het moment dat deze regelingen worden opgenomen in het omgevingsplan geldt het bestuursrechtelijke spoor van de handhaving welke niet een snel optreden kent zoals nu geregeld. Een aantal onderwerpen uit de APV zijn als proeve nu opgenomen in het omgevingsplan. Een groot deel van de onderwerpen niet. Met de invoering van de Omgevingswet wordt bezien hoe deze onderwerpen (met een landelijke handreiking) een plek krijgen in de omgevingsplannen. Om richting de inwerkingtreding van de Omgevingswet een overzichtelijke set regels te hebben (en dus duidelijkheid), is de APV gesplitst naar een APV deel en een Verordening voor de fysieke leefomgeving. De regels in dit plan zijn hierop aangepast.
Het is voor dit moment niet mogelijk om al deze bovenstaande onderwerpen uit te diepen en op orde te brengen binnen de tijdsplanning van het Omgevingsplan Landelijk Gebied. De onderwerpen zijn hier wel benoemd, en vragen nadere uitwerking. Op het moment dat ook deze onderwerpen onderzocht zijn, er beleid aan is gekoppeld en vertaald zijn naar planregels is het Omgevingsplan met alle themalagen gevuld.
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Enquête
Als eerste stap in het verzamelen van de informatie voor het omgevingsplan Landelijk Gebied is in november 2016 aan elk adres in het plangebied een enquête gezonden. Doel van de enquêtes was om inzicht te krijgen in de huidige situatie per adres, waardering van de woon- en werkomgeving en het ophalen van toekomstwensen. Er zijn ca 400 enquêtes uitgegaan en er zijn 148 ingevulde enquêteformulieren terugontvangen. Deze input heeft veel inzicht gegeven in de werking van het gebied en de wensen voor de toekomst. Ook is duidelijk geworden hoe het gebied wordt gewaardeerd.
Naar aanleiding van het toezenden van de enquêtes en het terug ontvangen van de formulieren hebben ook diverse gesprekken in het gebied plaatsgevonden. Dit alles naar aanleiding van wensen, ideeën, vragen die spelen bij inwoners en ondernemers. Dit heeft geleid tot het goede gesprek in het gebied zelf en meer toegankelijkheid.
8.2 Milieueffectrapportage
De commissie voor de MER is in het voortraject betrokken bij het opstellen van het omgevingsplan. Aan de commissie is gevraagd om advies uit te brengen over de notitie reikwijdte en detailniveau. Het MER bij een omgevingsplan kan voorstellen doen voor kaders, waarbinnen ontwikkelingen mogelijk zijn die in principe op gespannen voet staan met de bescherming van milieu en leefomgeving. Het advies van de commissie richt zich voornamelijk op de onderzoeksmethodiek.
De MER moet voor het omgevingsplan de volgende punten inzichtelijk maken:
- in hoeverre de doelen en ambities uit de Visie Landelijk Gebied Zutphen worden behaald;
- in hoeverre bestaande knelpunten in de omgevingskwaliteit worden opgelost;
- waar het omgevingsplan kan leiden tot knelpunten in de omgevingskwaliteit;
- op welke aspecten monitoring nodig is.
Op 25 juli 2019 heeft de commissie voor de m.e.r. een toetsingsadvies uitgebracht over het opgestelde concept MER (milieueffectrapport) behorend bij het voorontwerp omgevingsplan Landelijk gebied. In het advies spreekt de commissie zich uit over de juistheid en de volledigheid van het MER. Het advies heeft geleid tot het wijzigen van het MER. Het volledige advies is in de bijlage van het MER opgenomen.
Inmiddels is de MER opgesteld en kunnen bovenstaande punten beantwoord worden.
De milieubeoordeling in de MER heeft laten zien dat een toekomstige ontwikkeling in de richting van geen van de vijf geschetste scenario's wenselijk is. Al deze scenario's (die natuurlijk een theoretisch karakter hebben) zouden leiden tot negatieve en onwenselijke milieueffecten op het landelijk gebied. Het MER is hiermee een belangrijke aanleiding om op zoek te gaan naar een goede mix van functies in het landelijk gebied. Dit is voor het goede functioneren van het landelijk gebied noodzakelijk. Er moet dus een evenwicht gevonden worden tussen het enerzijds ruimte bieden aan de ontwikkeling van functies en anderzijds het beschermen van de bestaande waarden (landschap, natuur, cultuurhistorie, etc.). In bepaalde gebieden moeten andere doelen prevaleren dan andere. Monitoren van de ontwikkelingen in het gebied is hierbij nodig.
8.3 Participatie
Het opgestelde werkdocument (al het van toepassing zijnde beleid met daarbij de keuzes voor de planregels) is besproken met de (wettelijk verplichte) vooroverlegpartners/ samenwerkingspartners en met verschillende belangenbehartigers in het gebied.
De gesprekken met de vooroverlegpartners is één op één gedaan in het najaar van 2017. In de gesprekken is de pilot uitgelegd en zijn de belangen doorgesproken. Niet alleen is gesproken over de inhoud, maar ook over de samenwerking die onder de Omgevingswet alleen maar meer wordt. En denkt iedere partij na over welke rol hij krijgt onder de Omgevingswet. De eerste proeve was een mooie aanzet om met elkaar het gesprek te voeren.
In het gesprek met de provincie ging het met name om de onderwerpen: natuur, landschap, agrarische sector (plussenbeleid praktisch maken vanwege 4 bedrijven), gebiedsgerichte benadering en lokale keuzes kan haaks staan op regionale samenwerking.
In het gesprek met de Waterschappen Rijn en IJssel en Vallei en Veluwe ging het vooral over de wateropgave, klimaatadaptatie en hoe in de toekomst de watertoets een plek krijgt (gebiedsgericht, maatwerk).
In het gesprek met de GGD is geconstateerd dat gezondheid een rode draad is. Gezondheid zit niet alleen in milieuaspecten als geluid en lucht. Maar ook in bijvoorbeeld beleving, nabijheid van groen, natuur, mogelijkheid tot bewegen. Wat nu lastig is, is dat er voor gezondheid veel wensen en ideeën zijn, maar dat deze nog niet dusdanig zijn verankerd dat het regels in een omgevingsplan kunnen worden. Daarom is het voor nu van belang de GGD wel in de visievorming mee te nemen in het stedelijk gebied.
In het gesprek met Natuurmonumenten is met name gesproken over de gebiedskwaliteiten van natuur en landschap. Bij Natuurmonumenten, Gelders Landschap ligt veel lokale kennis. Per terrein is een beheersplan waarin de kwaliteit van het terrein is aangegeven. Als vraag is naar voren gekomen: kan de gemeente het omgevingsvergunningenstelsel voor het aanleggen en uitvoeren van werken loslaten in gebieden als daar beheersplannen onderliggen? Op die manier kunnen organisaties sneller werken. Als dit kan dan is regulier overleg wel noodzakelijk om met elkaar de vinger aan de pols te houden.
Aan de belangenverenigingen hebben we op 30 november 2017 uitgelegd dat de Omgevingswet er aan komt en wat dit inhoudt. Daarbij is uitgelegd wat het omgevingsplan inhoudt en wat de stand van zaken is. Ook is in die bijeenkomst gesproken over de wijze van betrekken van de belangenverenigingen en de interactie in het proces. Daarbij is uitgelegd dat onder de nieuwe Omgevingswet ieders rol anders wordt en we elkaar veel meer nodig hebben ten aanzien van ieders kennis en kunde. Bij de bijeenkomst waren: Vogelwerkgroep, Dorpsraad Warnsveld, Gelders Particulier Grondbezit, Wijkteam Noordveen, LTO, GGD, Bomenstichting, STUIT Belangenbehartiging. Ook waren uitgenodigd: Stichting Achterhoek Toerisme, RECRON en Staatsbosbeheer.
Met de gemeenteraad is op 9 oktober 2017 gesproken over de rol van de gemeenteraad en het college (en de ambtelijke organisatie). "Loslaten in vertrouwen" is een term die bij de Omgevingswet hoort. De raad moet dan ook keuzes maken. Waar wil de raad zeggenschap over hebben en houden en wat wordt overgedragen/ losgelaten aan college en samenleving? Waar zit dan de ruimte en wat beschermen we? Aan de hand van stellingen is hierover van gedachten gewisseld.
Ook is gesproken over de houding van de gemeenteraad, het college en de ambtelijke organisatie:
van | Weren | naar | Stimuleren |
van | Vinken | naar | Vonken |
van | Sturen | naar | Dienen |
van | Zorgen voor | naar | Zorgen dat |
Om dit voor elkaar te krijgen is vroegtijdig overleg noodzakelijk. Alle kennis en kunde komt vroeg op tafel wat de kwaliteit vergroot van de besluitvorming en het proces.
Op 11 juni 2019 is een inloopmoment georganiseerd. Alle adressen in het plangebied hebben huis-aan-huis bericht ontvangen. Andere belangstellenden zijn via digitale kanalen en het huis-aan-huisblad op de hoogte gesteld van dit moment. Op de middag en avond zijn in totaal 110 bezoekers geweest. Deze bezoekers hebben informatie opgehaald en gebracht.
8.4 Voorontwerp
Het college van burgemeester en wethouders heeft in zijn vergadering van 28 mei 2019 besloten om het omgevingsplan van 6 juni 2019 tot en met 17 juli 2019 ter inzage te leggen voor belangstellenden. Tijdens de termijn van terinzagelegging kon iedereen een reactie geven op het omgevingsplan. Na afloop van de termijn van terinzagelegging zijn de reacties bekeken en beoordeeld, die binnen de termijn zijn binnengekomen. Er zijn 8 vooroverlegreacties ontvangen van de vooroverlegpartners en 45 inspraakreacties ontvangen. Ook de commissie voor de m.e.r. heeft een advies gegeven op het concept planMER. Alle vooroverlegreacties en inspraakreacties zijn in een separate nota samengevat en beantwoord. Op het advies van de commissie voor de m.e.r. is een aparte notitie geschreven.
Op een aantal onderdelen hebben de reacties geleid tot het aanpassen van de plantoelichting, de planregels, de verbeelding en het planMER. Ook zijn op basis van vele gesprekken en het toepassen van het voorontwerp omgevingsplan op concrete situaties ambtshalve wijzigingen in het plan doorgevoerd, Deze staan vermeld in de separate nota van ambtshalve wijzigingen.
8.5 Ontwerp
Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten om het omgevingsplan van 23 september 2021 tot en met 3 november 2021 ter inzage te leggen voor iedereen. Tijdens de termijn van terinzagelegging kon iedereen een zienswijze kenbaar maken op het omgevingsplan. Na afloop van de termijn van terinzagelegging zijn de reacties bekeken en beoordeeld, die binnen de termijn zijn binnengekomen. Er zijn 23 zienswijzen. Alle zienswijzen zijn in een separate nota samengevat en beantwoord.
Op een aantal onderdelen hebben de reacties geleid tot het aanpassen van de planregels en de verbeelding. Ook zijn op basis van het toepassen van het ontwerp omgevingsplan op concrete situaties ambtshalve wijzigingen in het plan doorgevoerd, Deze staan vermeld in de separate nota van ambtshalve wijzigingen. Het gewijzigde ontwerp omgevingsplan kan aan de gemeenteraad worden aangeboden ter vaststelling.
8.6 Vastgesteld
De gemeenteraad heeft op 4 juli het omgevingsplan Landelijk gebied vastgesteld. Tijdens de vaststelling is een amendement aangenomen welke onderdeel uitmaakt van het vaststellingsbesluit. De opgenomen wijzigingen uit het amendement zijn in het omgevingsplan doorgevoerd. Het vastgestelde omgevingsplan wordt voor een periode van zes weken ten behoeve van de beroepsperiode ter inzage gelegd.
Bijlage 1 Inventarisatielijst
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Inrichtingsplan Geesinkweg 2
Bijlage 3 Inrichtingsplan Geesinkweg 2
Bijlage 4 Inrichtingsplan Lansinkweg 2
Bijlage 4 Inrichtingsplan Lansinkweg 2
Bijlage 5 Inrichtingsplan Oude Borculoseweg 18
Bijlage 5 Inrichtingsplan Oude Borculoseweg 18
Bijlage 6 Inrichtingsplan Driesteek 7
Bijlage 6 Inrichtingsplan Driesteek 7
Bijlage 7 Inrichtingsplan Hoveniersweg 16
Bijlage 7 Inrichtingsplan Hoveniersweg 16
Bijlage 8 Inrichtingsplan Lochemseweg 32a
Bijlage 8 Inrichtingsplan Lochemseweg 32a
Bijlage 9 Inrichtingsplan Mettrayweg 2
Bijlage 9 Inrichtingsplan Mettrayweg 2
Bijlage 10 Beleidsregel Plussenbeleid
Bijlage 10 Beleidsregel Plussenbeleid
Bijlage 11 Oppervlakte Niet-agrarische Bedrijven
Bijlage 11 Oppervlakte niet-agrarische bedrijven
Bijlage 12 Inrichtingsplan Vordenseweg 21-23
Bijlage 12 Inrichtingsplan Vordenseweg 21-23
Bijlage 13 Inrichtingsplan Bronsbergen 10
Bijlage 13 Inrichtingsplan Bronsbergen 10
Bijlage 14 Inrichtingsplan Oude Borculoseweg 3
Bijlage 14 Inrichtingsplan Oude Borculoseweg 3
Bijlage 15 Inrichtingsplan Dennendijk 7
Bijlage 15 Inrichtingsplan Dennendijk 7
Bijlage 16 Inrichtingsplan Hoekendaal
Bijlage 16 Inrichtingsplan Hoekendaal
Bijlage 17 Sloopkaart Bronsbergen 10
Bijlage 17 Sloopkaart Bronsbergen 10
Bijlage 18 Sloopkaart Oude Borculoseweg 3
Bijlage 18 Sloopkaart Oude Borculoseweg 3
Bijlage 19 Schetsontwerp Geesinkweg 2 (Sloop Voormalige Bedrijfswoning)
Bijlage 19 Schetsontwerp Geesinkweg 2 (sloop voormalige bedrijfswoning)
Bijlage 20 Beleidsregel Welstand Landelijk Gebied
Bijlage 20 Beleidsregel Welstand landelijk gebied
Bijlage 21 Beleidsregel Welstand Landelijk Gebied Kaart
Bijlage 21 Beleidsregel Welstand landelijk gebied kaart
Bijlage 22 Beleidsregel Procedure Melding
Bijlage 22 Beleidsregel Procedure melding
Bijlage 23 Maximaal Aantal Dieren
Bijlage 23 Maximaal aantal dieren
Bijlage 24 Tabel Uitvoeren Van Werkzaamheden
Bijlage 24 Tabel uitvoeren van werkzaamheden
Bijlage 25 Masterplan Poppink
Bijlage 26 Inrichtingsplan Zonneakker Revelhorst
Bijlage 26 Inrichtingsplan Zonneakker Revelhorst
Bijlage 27 Landschapsplan Vlietbergweg 2
Bijlage 27 Landschapsplan Vlietbergweg 2
Bijlage 28 Toelichting Parkeerbehoefte Basisscholen En Kinderdagverblijven
Bijlage 28 Toelichting parkeerbehoefte basisscholen en kinderdagverblijven
Bijlage 1 Overzicht Geldende Bestemmingsplannen En Verordeningen
Bijlage 1 Overzicht geldende bestemmingsplannen en verordeningen