KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzingsregels
Artikel 10 Procedure Ontheffing En Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Strafrechtelijke Bepaling
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Kaart
Hoofdstuk 1 Toelichting
1.1 Inleiding
1.2 Vigerend Plan
1.3 Ruimtelijke Onderbouwing
1.4 Economische Uitvoerbaarheid
1.5 Milieuparagraaf
1.6 Archeologie
1.7 Natuurbeschermingswet
1.8 Zienswijzen
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

De Berenbos

Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet

Vastgesteld op 29-01-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanDE BERENBOS van de gemeente Nunspeet

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.BP01020-oh01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een woning waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de woning;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.7 ander werk:

een werk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.11 begane grondvloer:

de eerste bouwlaag;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat in functioneel en archectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw;

1.15 bijzonder object:

a categorie I:

-bejaardentehuizen, verpleeginrichtingen, scholen,

-winkelcentra en hotels, bestemd voor meer dan 50 personen;

-objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales,

gebouwen voor vluchtleiding;

-objecten die voor secundaire effecten een verhoogd risico met zich meebrengen,

zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop,het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps-of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.25 dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw dat door omvang en aard op een aaneengesloten samenstel van gronden als het belangrijkste of een van de belangrijkste dient te worden aangemerkt;

1.28 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.29 maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.30 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor beplaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.31 sex- en/of pornobedrijf:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  1. a. sexbioscoop:

Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  1. b. sexclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;

  1. c. sexautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  1. d. sexwinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  1. e. prostitutiebedrijf:

een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;

1.32 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.33 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestande ruimte is gebouwd aan een woning, welke gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van de woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de woning;

1.34 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.35 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

1.36 gebuiken:

het doen, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.37 uitvoeren;

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoeren geven.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelings grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen die hierna zijn aangegeven bij de aanduiding in het betreffende bestemmingsvlak:
aanduiding maatschappelijke voorzieningen
zoi zorginstelling
  1. b. met bij een en ander behorende bebouwing, met uitzondering van woningen, en voorzieningen zoals tuinen, parkeer-, en groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals luifels, pergola's, verlichtingselementen en terreinafscheidingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in sub 3.1, ten behoeve van andere maatschappelijke voorzieningen, ten behoeve van vereningingsleven, religie, cultuur, recreatie en openbare en bijzondere dienstverlening of andere daarmee gelijk te stellen activiteiten, mits deze geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving hebben, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Ontheffing de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in sublid 4.2.1 ten behoeve van het bouwen van aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning:

  1. a. met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  2. b. met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m2 en een overkapping is toegestaan;
  3. c. met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor, wonen ter plaatse van de aanduidingen:

aanduiding wonen
vrij vrijstaand

met bijhehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bijbehorende voorzieningen als tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

5.3 Ontheffing van de bouwregels

5.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.

7.2 vormen van verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 7.1 wordt in elk geval verstaan:

  1. a. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruikverband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  2. b. onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  3. c. bebouwde en onbebouwde gronden als seks- en/of pornobedrijf.

7.3 ontheffing

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 7.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten en/of reclamemasten tot een hoogte van 20 m.

Artikel 9 Algemene Wijzingsregels

9.1 wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

9.2 procedure bij wijziging

Bij het wijzigen wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10 Procedure Ontheffing En Wijzigingsbevoegdheid

Bij het verlenen van ontheffing of bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Strafrechtelijke Bepaling

Overtreding van het verbod, gesteld in lid 7.1 wordt hierbij als een strafbaar feit aangeduid in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 ontheffing bijgebouwen

  1. a. indien de in lid 12.1 bedoelde bouwwerken bebouwing betreft welke reeds aanwezig was ten tijde van de terinzagelegginh van het ontwerp van het plan, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bebouwing ten behoeve van bijgebouwen.
  2. b. de vrijstelling wordt alleen indien gelijktijdig tweemaal de hoeveelheid m² aan de bestaande bebouwing wordt afgebroken voor elke m² aan bijgebouwen waarvoor ontheffing wordt verleend, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.

12.3 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het bepaalde in lid 12.3 onder a geldt niet indien het betreft een gebruik dat reeds in strijd is met het vóór het onderhavige plan geldende bestemmingsplan;
  3. c. Het bepaalde in lid 12.3 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanDE BERENBOS de gemeente Nunspeet.

Bijlagen

Bijlage 1 Kaart

Hoofdstuk 1 Toelichting

1.1 Inleiding

Door de gemeente is in 1997 het terrein “De Berenbos” gekocht. Dit terrein is jaren in gebruik geweest ten behoeve van een kindertehuis. Dit kindertehuis voldeed niet meer aan de wensen van deze tijd en bovendien was de omvang veel te gering.

De gemeente heeft deze grond in het verleden aangekocht om hierop woningen te bouwen, in de vorm van appartementen. De grond is inmiddels gekocht door de woningstichting Omnia Wonen, met het oog op de bouw van appartementen. Hiervoor zijn plannen gemaakt met de bedoeling middels artikel 19, lid 2 WRO medewerking te verkrijgen voor een bouwvergunning. Deze plannen hebben de eindstreep niet gehaald. Inmiddels zijn de plannen aangepast en is het voorstel om twee vrijstaande woningen te bouwen die georiënteerd zijn op de Harderwijkerweg en achter op het terrein is er ruimte gereserveerd voor een hospice.

Op het huidige perceel ligt een bouwbok waarvan een gedeelte een goot- en een nokhoogte van respectievelijk 5 m en 10 m mag hebben. Voor de rest van het bouwblok mag de goot- en nokhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m. Het perceel heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming “Bijzondere doeleinden” met als nadere aanduiding S-v, hetgeen staat voor 'gebouwen ten behoeve van jeugdverenigingen'.

De bouw van twee vrijstaande woningen en de hospice passen niet binnen de vorenstaande genoemde bestemming. Daarom moet het bestemmingsplan worden gewijzigd.

1.2 Vigerend Plan

De partiële herziening valt binnen het bestemmingsplan “Kom Nunspeet”, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 6 juli 1978, nr. 917. Door Gedeputeerde Staten van Gelderland is het bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd bij besluit van 24 september 1979, nr. 12613/216-RO103/jk. In beroep bij de Kroon is het plan gedeeltelijk goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 augustus 1984, nr. 13.

Inmiddels is “Nunspeet-Kom” door de gemeenteraad vastgesteld op 27 november 2008 nr. 10. Deze partiële herziening is buiten het vastgestelde bestemmingsplan gehouden

1.3 Ruimtelijke Onderbouwing

Het perceel “De Berenbos” valt binnen het gebied “Nunspeet-Kom” dat op 27 november 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad. Dit perceel is buiten het vorenstaande bestemmingsplan gelaten en valt dus nog onder het regiem van het oude bestemmingsplan “Kom-Nunspeet”. Wat betreft de regelgeving wordt aansluiting gezocht bij het vastgesteld bestemmingsplan “Nunspeet-Kom”.

Voor de te realiseren hospice is een bouwvlak gerealiseerd waarbinnen het pand, dat inmiddels van een positief Welstandsadvies is voorzien, gebouwd kan worden. Binnen het bouwvlak is gewerkt met een maatvoeringsvlak. Het bebouwingsvlak is via een hoogtescheidingslijn opgesplitst in twee verschillende hoogtevlakken. Het lage gedeelte bestaat uit 1 bouwlaag en krijgt een goot- en nokhoogte van 4 m. Het hogere gedeelte krijgt een goot- en nokhoogte van respectievelijk 7 m en 9 m. Buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens fietsenstallingen. Het bebouwingspercentage is gesteld op 100. Het gebouw is bereikbaar vanaf het Potsgildewegje. Het parkeren vindt plaats voor het gebouw op eigen terrein. Het perceel wordt bestemd als 'Maatschappelijk' met als functieaanduiding (zoi), hetgeen staat voor zorginstelling.

Voor de twee vrijstaande woningen georiënteerd op de Harderwijkerweg is een goot- en nokhoogte van respectievelijk 6 m en 9 m toegestaan. De percelen zijn bestemd als 'Wonen' en 'Tuin'. Binnen het bouwvlak is één woning toegestaan die ook als zodanig is aangegeven met de bouwaanduiding (vrij), hetgeen staat voor vrijstaand. Op de bestemming 'Wonen' zijn buiten het bouwvlak alleen bijgebouwen ten behoeve van de woning toegestaan. Op de bestemming 'Tuin' is geen bebouwing toegestaan. Met de waardevolle bomen op het terrein is zo veel mogelijk rekening gehouden.

1.4 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de gemeente heeft deze partiële herziening geen financiële consequenties. Er hoeven geen extra infrastructurele voorzieningen te worden aangelegd. Alle voorzieningen vinden plaats op eigen terrein. Er wordt ook geen grond in de vorm van openbare ruimte aan de gemeente overgedragen.

1.5 Milieuparagraaf

1.5.1 Bodemonderzoek

Historie: Uit een in 1995 uitgevoerd bodemonderzoek is geconcludeerd dat in het grondwater bij peilbuis 2 de concentratie aan nikkel de interventiewaarde overschrijdt. In 1996 is een aanvullend grondwateronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat stroomopwaarts van peilbuis 2 de concentraties aan nikkel uit de peilbuizen 102 en 103 respectievelijk de streefwaarde en interventiewaarden overschrijden. Stroomafwaarts op de locatie van peilbuis 2 overschrijdt in het grondwater bij peilbuis 101 de concentratie aan nikkel de interventiewaarde. Stroomafwaarts van de locatie (Oogstweg) overschrijdt in het grondwater bij peilbuis 104 de concentratie aan nikkel de detectiegrens niet.

Milieuhygiënische kwaliteit 2004:

Braakliggend terrein: In de mengmonsters van de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten welke de streefwaarden en/of detectiegrenzen overschrijden.

Bosperceel: In één mengmonster van de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan PAK, minerale olie en EOX gemeten boven de streefwaarden. Van de overige geanalyseerde parameters van zowel de boven- als de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten welke de streefwaarden en/of detectiegrenzen overschrijden.

Aarden wal: In het mengmonster van de grondwal overschrijdt het gehalte aan EOX de streefwaarde. De overige onderzochte parameters zijn niet verhoogd gemeten.

Grondwater: In het grondwater ter plaatse van peilbuis 21 overschrijden de concentraties van zink en nikkel respectievelijk de streefwaarde en de interventiewaarde. Na herbemonstering en analyse van het grondwater zijn voor zink en nikkel vergelijkbare concentraties gemeten. Deze resultaten wijken niet af van de bodemonderzoeken uit 1995 en 1996.

Conclusie 2004:

Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken kunnen we concluderen dat er een goed beeld van de aanwezige bodemkwaliteit op deze locatie aanwezig is.

Op basis van de sterk verhoogd gemeten concentraties aan zware metalen in het grondwater in het bijzonder nikkel, kan worden gesteld dat het gebruik van het grondwater voor consumptie (dierlijke) en/of voor besproeiing van consumptiegewassen moet worden afgeraden. De gemeten nikkelconcentraties kunnen niet gerelateerd worden aan bedrijfsactiviteiten, opgemerkt wordt dat deze verhoogde concentraties een vaker voorkomend verschijnsel zijn in de gemeente Nunspeet. Op 16 februari 2005 is in overleg met de provincie Gelderland (de heer S. Olsman) besproken of verder onderzoek noodzakelijk is. Vanwege het ontbreken van mogelijke bronnen waardoor deze nikkelverontreiniging is ontstaan en de diepte van het grondwater is verder grondwateronderzoek niet noodzakelijk.

Verwerking vrijkomende grond:

Indien op de locatie grond vrijkomt tijdens graafwerkzaamheden en deze niet op het eigen terrein kan worden verwerkt, dient deze grond conform het bouwstoffenbesluit te worden onderzocht (op basis van het schone grond protocol). Na beoordeling van deze resultaten kan de grond van het terrein worden afgevoerd en/of elders worden verwerkt of gestort.

Voor meer gegevens wordt verwezen naar het bijgevoegde bodemonderzoek.

1.5.2 Wet geluidhinder

Het plangebied ligt binnen de zone van de Harderwijkerweg en de Elburgerweg. De Harderwijkerweg wordt binnen 2 jaar ingericht als een 30 km weg. De Elburgerweg blijft de grote ontsluitingsweg voor de ontsluiting van meerdere wijken. Verder wordt deze weg gebruikt voor het regionale doorgaande verkeer. Er is door Groenewold Adviesbureau een geluidonderzoek uitgevoerd voor de hospice en de twee vrijstaande woningen. Daarbij is uitgegaan van een afstand van 17 m op de geplande voorgevel tot het hart van de Harderwijkerweg. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting van de Elburgerweg geen belemmering vormt voor het uitvoeren van de hospice en de twee vrijstaande woningen. Nu de Harderwijkerweg binnen afzienbare tijd een 30 km regiem wordt levert dit qua geluidniveau ook geen probleem op. De conclusie van Groenewold Adviesbureau is dat geen procedure voor een hogere waarde behoeft te worden gevolgd. Voor meer gegevens wordt verwezen naar het bijgevoegde rapport.

1.5.3 Hinderlijke bedrijven

In de directe omgeving zijn geen hinderlijke bedrijven die van invloed kunnen zijn op de geplande bebouwing. Ook zijn er geen bedrijven in de directe omgeving die door de geplande bebouwing belemmerd worden.

1.5.4 Luchtkwaliteit

Woningbouw en maatschappelijke voorziening

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen. Met deze wijziging zijn ook het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' vastgesteld. De strekking van het besluit en de regeling is dat projecten die minder dan 1% van de norm bijdragen aan de luchtkwaliteit, niet afzonderlijk op dit punt behoeven te worden getoetst. In de regelingen worden woningbouwlocaties tot een maximaal aantal woningen van 1500 met één ontsluitingsweg genoemd als projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Aangezien dit plan aanmerkelijk kleiner is dan het genoemde aantallen, is geen nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd.

1.5.5 Externe veiligheid

De Harderwijkerweg en de Elburgerweg zijn respectievelijk dorpsontsluitingswegen en worden gedeeltelijk gebruikt voor het doorgaande verkeer. Beide wegen zijn geen wegen die bedoeld zijn als wegen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de directe omgeving is geen lpg-tankstation aanwezig. Verder zijn in de directe omgeving geen belemmeringen die van invloed zijn op de voorliggende bouwplannen. Ook de bouwplannen vormen geen belemmering voor andere bedrijven in de directe omgeving.

1.5.6 Waterhuishouding

1.6 Archeologie

Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat er indicatoren zijn aangetroffen zoals aardewerk fragmenten en houtskoolbrokjes. Het materiaal is te fragmentarisch om nader te determineren of te dateren. De stuifzandafzettingen dateren vermoedelijk uit de Middeleeuwen. De archeologische indicatoren hebben minimaal een middeleeuwse ouderdom.

Wanneer wordt uitgegaan van een kruipruimte niet dieper dan 1,70 m onder het maaiveld blijft de vondstlaag beschermd en is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Het ontwerp voor de appartementen was in eerste instantie voorzien van een kelder, maar in het aangepaste ontwerp is daar van afgezien. Een vervolgonderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Voor meer gegevens wordt verwezen naar het bijgevoegde onderzoek.

1.7 Natuurbeschermingswet

Per 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Met deze Natuurbeschermingswet worden onder meer de Vogel- en Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Momenteel is in voorbereiding de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden. Het perceel gelegen binnen de ruimtelijke onderbouwing valt buiten de Natura 2000-gebieden. Het gaat om een gebied gelegen binnen de bebouwde kom van Nunspeet.

Uit een veldonderzoek is gebleken dat er geen bijzondere flora of fauna is aangetroffen. Verder onderzoek is niet noodzakelijk en er ontstaan geen conflicten met de Flora- en Faunawet.

1.8 Zienswijzen

p.m.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek