HARDERWIJKERWEG 51
Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet
Vastgesteld op 21-05-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Harderwijkerweg 51 van de gemeente Nunspeet
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.BP01049-ow01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 aan huis gebonden beroep:
een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.9 bedrijf/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.10 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.11 begane grondverdieping:
de eerste bouwlaag;
1.12 bestaand:
bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat niet voor bewoning bestemd is en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voor vrijstaande bijgebouwen is ook functionele ondergeschiktheid vereist;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een gebouw;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps-of bedrijfsactiviteit;
1.25 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een sexinrichting;
1.26 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw en uitgezonderd het gedeelte van het bouwperceel dat is gelegen tussen de bestemmingsgrens aan de voorzijde van de woning en 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.29 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw dat door omvang en aard op een aaneengesloten samenstel van gronden als het belangrijkste of een van de belangrijkste dient te worden aangemerkt;
1.31 horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.32 kap:
een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
1.33 maatschappelijke voorzieningen:
culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.34 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.35 ondergeschikte bouwdelen:
hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken
1.36 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;
1.37 peil:
voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
1.38 recreatief medegebruik:
vormen van recreatief gebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
1.39 recreatieve voorzieningen
Bezigheden, tijdverdrijf of lichamelijke activiteiten die door mensen en dieren worden ondernomen met als enig doel de activiteit zelf, of ter ontspanning en vermaak.
1.40 sexinrichting:
een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:
sexbioscoop:
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
sexclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;
sexautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
sexwinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;
1.41 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.42 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.43 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.44 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
2.9 goot- en bouwhoogte:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goot- en bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten, mits de goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
in- en uitritten.
3.2 Bouwregels
3.3 Ontheffing bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid ten behoeve van het bouwen van aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning:
met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m2 en een overkapping is toegestaan;
met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen ter plaatse van de aanduidingen:
aeg aaneengebouwde woningen;
tae ten hoogste twee aaneengebouwde woningen;
gs gestapelde woningen;
vrij vrijstaande woningen;
met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
Het bepaalde in sublid onder d ten behoeve van een diepte van 15 m, mits:
het een vrijstaande woning betreft;
het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Het bepaalde in sublid onder b ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, mits:
het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Het bepaalde in sublid e onder 1 ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan woningen tot de goothoogte van de betreffende woning, mits:
het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Het bepaalde in sublid e onder 2 ten behoeve van het bouwen van een praktijkruimte, als gebouw bij een woning, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van de praktijkruimten niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en de bijbehorende gebouwen, tot ten hoogste 75 m2;
de goothoogte en de bouwhoogte van de praktijkruimte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
Van het bepaalde in sublid e onder 2 ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2, mits de oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende gronden meer dan 600 m2 bedraagt, in welk geval het vereiste dat 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd moet blijven vervalt.
4.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
Van het bepaalde in lid onder a ten behoeve van het gebruiken en inrichten van woningen en bijbehorende gebouwen voor andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten dan aan huis gebonden beroep, zoals die van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar, mits:
de gezamenlijke oppervlakte van ruimten voor de andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij eenzelfde woning niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen, en ten hoogste 45 m2;
die andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:
niet-milieuvergunningplichtig en/of niet-meldingsplichtig zijn;
in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangemerkt als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
geen horeca betreffen;
geen detailhandel betreffen;
geen wezenlijke verandering van het woonkarakter en de uiterlijke verschijningsvorm van de woning met zich meebrengen;
geen buitenopslag met zich meebrengen;
geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk in de omgeving met zich meebrengen, met dien verstande dat:
het parkeren ten behoeve van die activiteiten zo veel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden.
Van het bepaalde in lid ten behoeve van het gebruiken en inrichten van woningen voor bed & breakfast, mits voldaan wordt aan de volgende uitgangspunten:
Bed & breakfast moet gerealiseerd worden in een bestaande legale (bedrijfs)woning behorende bij een woonbestemming.
De oppervlakte voor bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de (bedrijfs)woning. De gebruiksvloeroppervlakte voor bed & breakfast mag maximaal 110 m² bedragen. De voorziening mag ten hoogste uit vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) bestaan. Onder de oppervlakte voor bed & breakfast vallen de volgende ruimten:
slaapkamer(s);
bad- , douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s);
een gemeenschappelijke ruimte.
De gemeenschappelijke ruimte moet in de (bedrijfs)woning worden gerealiseerd. De oppervlakte is exclusief gemeenschappelijke verkeersruimten. De genoemde ruimten zijn niet verplicht en kunnen gecombineerd worden met elkaar. Niet genoemde ruimten (zoals een keuken of woonkamer) zijn niet toegestaan voor bed & breakfast.
De maximum verblijfsduur per recreant mag niet meer dan tien dagen achtereen bedragen.
Verder moet er een overeenkomst worden afgesloten tussen de gemeente en de eigenaar, waarin bedongen wordt dat er bij permanente bewoning een boeteclausule in werking treedt.
Semipermanente verhuur is niet toegestaan.
In de voorziening mag geen separate kookvoorziening worden aangebracht.
De cultuurhistorische/monumentale en/of architectonische waarde van de woning moet behouden blijven.
Bed & breakfast mag geen onevenredige afbreuk doen aan:
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
bij het wonen: een goede woonsituatie;
de milieusituatie (aan de bedrijfsvoering van andere agrarische en niet-agrarische bedrijven mag door bed & breakfast geen beperking ontstaan);
het straatbeeld;
de verkeersveiligheid.
Overlast aan aangrenzende percelen moet worden voorkomen. Elementen waar onder andere aandacht aan moet worden besteed is de ligging en situering van de parkeerplaatsen en van een (eventueel) terras.
Er moet parkeergelegenheid aanwezig zijn of worden aangelegd op het perceel van de bed-&-breakfastvoorziening overeenkomstig de Bouwverordening. Het aantal parkeerplaatsen moet minimaal overeenkomen met het aantal (slaap)kamers.
Bed & breakfast moet voldoen aan de actuele brandveiligheidseisen. In relatie daarmee dient bed & breakfast te voldoen aan het Bouwbesluit, de Bouwverordening en/of het Gebruiksbesluit, zoals die op het moment van indienen geldt. Dit alles op grond van de Woningwet. Volgens het Gebruiksbesluit is bed & breakfast gebruiksvergunningplichtig als aan meer dan tien personen bedrijfsmatig kamers voor nachtverblijf worden aangeboden. In het Gebruiksbesluit is opgenomen dat in de bouwverordening van dit aantal kan worden afgeweken.
Bed & breakfast mag uitsluitend worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning.
De eigenaar van de bed-&-breakfastvoorziening moet een nachtverblijfregister, overeenkomstig de geldende gemeentelijke Verordening Toeristenbelasting, bijhouden en toeristenbelasting afdragen aan de gemeente. De gemeente controleert het nachtverblijfregister.
Op het perceel mag maximaal één reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor bed & breakfast worden geplaatst of aangebracht. Het bord mag maximaal 0,5 m² oppervlakte hebben en de grootste afmeting mag 1 meter zijn. Als het bord op eigen frame wordt geplaatst, mag de totale hoogte maximaal 1 meter zijn. Als het bord aan de gevel wordt bevestigd, mag de bovenzijde niet hoger dan 2,5 m zijn. Bij vrijstaande plaatsing mag het bord dubbelzijdig van een opschrift zijn voorzien. Reclameborden met verlichting of bewegende reclameborden zijn niet toegestaan. Overige reclame-uitingen in welke vorm dan ook, al dan niet met verlichting, zijn eveneens niet toegestaan. De hierboven genoemde toegelaten reclamebouwwerken kunnen, gelet op de maatvoeringen, vergunningvrij worden gebouwd. Vergunningplichtige reclame in relatie met bed & breakfast wordt niet toegestaan.
Eventuele planschade op grond van artikel 6.1 van de Wro die voortvloeit uit de door de gemeente afgegeven ontheffing komt voor rekening van de eigenaar van bed & breakfast. Tussen eigenaar en gemeente wordt een planschadeovereenkomst opgesteld.
Er wordt geen medewerking verleend als de bed & breakfast in strijd is met andere van toepassing zijnde wet- en regelgeving, waaronder Monumentenwet, Wet milieubeheer, Woningwet en Drank- en Horecawet.
De eigenaar van bed & breakfast moet een aanpassing van de milieuvergunning/melding aanvragen, als bed & breakfast wordt gerealiseerd bij een bedrijf.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van:
gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting; onbebouwde gronden:
als stand- of ligplaats van onderkomens;
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels:
ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
ten behoeve van het bouwen van antennemasten en/of reclamemasten tot een hoogte van 20 m.
Artikel 8 Algemene Wijzingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Bij het verlenen van ontheffing of bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid wordt de procedure gevolgd die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Harderwijkerweg 51 van de gemeente Nunspeet.
Hoofdstuk 1 Toelichting
1.1 Inleiding
Voor u ligt de partiële herziening van het bestemmingsplan “Kom Nunspeet” van de gemeente Nunspeet voor het perceel Harderwijkerweg 51 te Hulshorst. Een partiële herziening van een bestemmingsplan als deze wordt doorgevoerd bij een (bouw)voornemen dat ruimtelijk wenselijk wordt geacht, maar dat niet past binnen de planologische en juridische voorwaarden van het geldende bestemmingsplan.
Bestemmingplan
Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen. Dit zijn de toelichting, de regels en de plankaart. In de toelichting wordt de aanleiding voor het maken van het bestemmingsplan beschreven, alsmede de kaders en de randvoorwaarden hierbij. Dit wordt de ruimtelijke onderbouwing genoemd. De regels bepalen hoe het perceel gebruikt mag worden en wat en hoeveel met welke maatvoering gebouwd mag worden. De plankaart tenslotte is gekoppeld aan de regels en situeert en visualiseert het gestelde in de bouwregels. In tegenstelling tot de regels en de daaraan gekoppelde plankaart heeft de toelichting geen rechtskracht.
Leeswijzer
Achtereenvolgens wordt in de toelichting een beschrijving gegeven van het inhoudelijke kader (wat is de aanleiding van de bestemmingsplanherziening) in paragraaf 1.2, het beleidskader (wat is het geldend ruimtelijk beleid voor het plangebied) in paragraaf 1.3 en tenslotte de beschrijving van alle relevante randvoorwaardelijke aspecten en ruimtelijk relevante milieuaspecten die een rol spelen in de ruimtelijke planvorming (bodem, water, geluid, archeologie etc.) in paragraaf 1.4.
In de paragrafen 1.5 en 1.6 worden de procesmatige aspecten economische uitvoerbaarheid, inspraak en overleg behandeld.
Verbeelding globale aanduiding ligging plangebied
1.2 Inhoudelijk Kader
Het inhoudelijk kader beschrijft het verzoek van de aanvrager op basis waarvan de partiële herziening wordt opgestart, de achtergrond van het gebruik van het perceel, de huidige en het nieuwe planologische situatie, de effecten van het veranderde gebruik en de voorwaarden waaronder deze partiële herziening zou moeten plaatsvinden.
1.2.1 Aanleiding
De Fam J.v.d. Werfhorst en W. Vermeulen, wonende Elspeet, hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet verzocht mee te werken aan een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van het realiseren van een dubbelwoonhuis aan de Harderwijkerweg 50-51 55 in Nunspeet, ter vervanging van één woning en één noodwoning met bijgebouwen. Het perceel is gelegen in de kom van de gemeente Nunspeet. De nieuwe woningen worden onder architectuur gebouwd. En passen in de welstandnota van de gemeente Nunspeet. De uitstraling van de woningen refereren aan de architectuur van de jaren `30. Op het huidige perceel zijn een woning met twee noodwoningen aanwezig met twee schuren, deze situatie geeft een rommelig beeld en is ongewenst. In de nieuwe situatie wordt de aanwezige bebouwing geamoveerd en vervangen door nieuwbouw van twee woningen. Dit voornemen is inmiddels getoetst en op 19 oktober 2009 akkoord bevonden door de commissie ruimtelijke kwaliteit.
Het vigerend bestemmingsplan bied de mogelijkheid om één vrijstaande woning te bouwen de voorgenomen bestemmingswijziging maakt de bouw van een dubbelwoonhuis mogelijk. Dit maakt een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
1.2.2 Ligging plangebied
Het onderhavige perceel is gelegen in de kom van de gemeente Nunspeet. De Harderwijkerweg kenmerkt zich door een brede laan met grote bomen met daartussen woningen met openruimten, deze structuur zal niet wijzigen.
Verbeelding luchtfoto locatie Harderwijkerweg 51-51a
1.2.3 Vigerend bestemmingsplan
De partiële herziening valt binnen het bestemmingsplan “Kom Nunspeet van juli 1978”,.
Het perceel heeft nu de bij elkaar behorende bestemmingen “Woondoeleinden”, “Erven” en “Tuinen”. Binnen deze bestemming is het oprichten van een twee-onder-eenkapwoning niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
verbeelding vigerend bestemmingsplan
1.2.4 Wijze van bestemmen
Het bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Op de plankaart is te vinden welke bestemming gronden hebben, en in de planregels zijn de bepalingen te vinden bij dat stuk grond. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
- 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en;
- 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang).
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (aanlegvergunning).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
- 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
- 2. het bebouwen van de gronden;
- 3. het verrichten van werken (aanleggen).
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is niet het enige instrument. Andere wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemeen Plaatselijk Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijke beleid.
Meer informatie over de rol en betekenis van het bestemmingsplan is te vinden op de site van de gemeente en op www.minvrom.nl.
Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden
Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
- 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen;
- 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de plankaart. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc.. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in één regel maar ook in meerdere planregels en kunnen ook een gehele 'eigen' planregel hebben.
Hoofdstukopbouw van de planregels
De planregels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (regel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (regel 2);
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels.Iedere artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) ontheffingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) aanlegvergunningstelsel en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene procedurebepalingen maar ook regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse ontheffingen (een binnenplanse ontheffing is, zoals het woord het al zegt, een ontheffingsmogelijkheid in het bestemmingsplan zelf van de regels uit dat zelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' ontheffingen). Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden: ze moeten daarom altijd goed gelezen worden vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht;
Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk wordt het overgangrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
1.2.5 Ruimtelijke effecten
De effecten op de omgeving zullen ten gevolge van het bouwvoornemen verbeteren. De huidige situatie biedt door zijn veelheid aan gebouwtjes een rommelig karakter. De woonfunctie blijft ongewijzigd. De situering van de woonfunctie op het perceel verschuift. De bomenstructuur van de Harderwijkerweg blijft onaangetast. Het plan is getoetst en op 19 oktober 2009 akkoord bevonden door de commissie ruimtelijke kwaliteit.
1.2.6 Voorwaarden
Door het college van Burgemeester & Wethouders is medewerking aan het plan toegezegd onder de volgende voorwaarde dat er een akoestisch onderzoek wordt overlegd, waaruit blijkt dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Daarnaast dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd en een planschade overeenkomst te worden ondertekend. Daarnaast is aan het verzoek om bestemmingsplanherziening de verplichting gekoppeld dat de bestaande bebouwing wordt geamoveerd. Overige voorwaarden zijn niet anders dan in de regels van het bestemmingsplan is vastgelegd.
1.3 Beleidskader
Drie beleidsniveau's zijn vanuit het perspectief van de ruimtelijke ordening aan toetsing onderhevig. Dit zijn:
- Rijks ruimtelijk beleid: de Nota Ruimte.
- Provinciaal ruimtelijk beleid: het Streekplan Gelderland 2005
- Gemeentelijke ruimtelijk beleid: de IRTV, het gemeentelijk bouwbeleid
1.3.1 Rijksbeleid
Ruimtelijke ordening draait om de verdeling en invulling van de schaarse ruimte. Deze 'strijd om de ruimte' is al decennialang gaande. In de loop der tijd zijn steeds hardere claims op de ruimte gelegd. Claims die uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening worden neergelegd, maar tevens andere gebruiksmogelijkheden beperken.
De Nota Ruimte kiest een nieuwe koers. Hierin wordt aangegeven dat ruimtelijke kwaliteit en dynamiek niet lijnrecht tegenover elkaar staan, maar juist van nut kunnen zijn. In de Nota Ruimte is gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. 'Toelatingsplanologie' maakt plaats voor 'ontwikkelingsplanologie', doordat men niet langer alleen beperkingen wil stellen, maar juist ontwikkelingen wil stimuleren. Ontwikkelingsplanologie werkt vanuit een gebiedsgerichte aanpak, met als doel de ruimtelijke kwaliteit van het gebied vanuit verschillende deelbelangen te verbeteren.
De verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit legt het ministerie van VROM bij de betrokken partijen. De lokale overheden moeten zich opstellen als partner van ondernemende mensen en bedrijven en op die manier de dynamiek versterken. De Nota Ruimte biedt hiermee veel ruimte voor decentrale afwegingen. Anderzijds betekent dit ook dat de lokale overheid, meer dan in het verleden, zelf waakzaam moet zijn dat de kwaliteiten en waarden behouden blijven. Locaties gelegen in de nationale hoofdstructuur worden hiervan uitgezonderd.
Het onderhavige projectgebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en –regels die het Rijk heeft gesteld.
1.3.2 Provinciaal beleid
De provincie Gelderland heeft op 29 juni 2005 het 'Streekplan Gelderland 2005' vastgesteld. Het streekplan vormt het beleidskader voor de provinciale ruimtelijke ordening.
Het streekplan kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) en de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur.
Het Gelders kwalitatieve woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied als op nieuw stedelijk gebied. Eén van de belangrijkste ruimtelijke beleidsaccenten is een aanbod aan woningen dat beter aansluit bij de voorkeuren van bewoners. De provincie bevordert de realisatie van woningen voor ouderen en starters. Ook wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw) productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
De planlocatie is gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied van de kom Nunspeet. Onderhavige ontwikkeling sluit aan bij de provinciale doelstelling voor herstructurering/ vernieuwing van het bestaand stedelijk gebied.
Functie
Op het perceel zijn momenteel een één woning, een noodwoning en twee schuurtjes aanwezig. Het huidige beeld is er verommeld. Met de realisatie van het bouwplan zal het aanwezige groen aan de Harderwijkerweg worden gerespecteerd. De bestaande bebouwing zal volledig gesloopt worden, hiervoor is inmiddels een aanvraag sloopvergunning voor ingediend. Deze herontwikkeling zal een positieve invloed hebben op het woonklimaat.
Stedenbouw
De locatie is gelegen aan de Harderwijkerweg, welke het centrum met de Nijverheidsweg verbind. De straat kenmerkt zich door bebouwing met openruimte met een fraaie oude boomstructuur langs de weg die het gebied ten westen van het centrum kenmerkt. De woonfunctie is de voornaamse functie in de omgeving.De woonfunctie wordt met name gevormd door eengezinswoningen in de vorm van vrijistaande, half-vrijstaande of aaneengebouwde woningen. De voorgenomen bebouwing voegt zich gemakkelijk in deze structuur.
KWP3
De bestaande woonfunctie wordt vervangen door nieuwbouw hierdoor heeft het plan wel effect op het KWP3 (planhorizon tot 2019). Aangezien het een binnenstedelijke herstructureringsopgave betreft, waarbij 1 woning wordt toegevoegd aan het totaal van de brutobehoefte van 7800 woningen regionaal op de Noord-Veluwe, is de invloed op het woningbouwprogramma als neegelegd in het KWP3 nihil. Daarnaast wordt met deze woningbouwopgave de economie op korte termijn gestimuleerd, aangezien voor de eerste jaren er een tekort aan woningbouwproductie dreigt.
1.3.3 Gemeentelijk beleid
Integrale Ruimtelijke Toekomst Visie Nunspeet & Woonvisie
In het beleidsdocument Integrale Ruimtelijke Toekomst Visie Nunspeet (IRTV) wordt de ambitie van de gemeente Nunspeet verwoord en de koers geschetst waarop de gemeente Nunspeet zich op de middellange termijn wil richten. Voorop staat dat de ontwikkeling gericht moet zijn op een gevarieerd woon- en werkklimaat. De beoogde ruimtelijke ingreep past binnen deze ambitie en de visie.
Gemeentelijk bouwbeleid
Het betreffende perceel ligt in de kom van de gemeente Nunspeet. De voorschriften van het Bestemmingsplan Kom Nunspeet van juli 1978 zijn van toepassing. De huidige bestemmingen die op het perceel liggen zijn Woningen, Erven en Tuinen. Deze bestemmingen blijven gehandhaafd. In bestemmingsplan Nunspeet-Kom van 27 november 2008 is onderhavig perceel buiten het bestemmingsplan gehouden, omdat dit plan een beheersmatig karakter kent Het College van B&W heeft aangegeven aan de gewenste ontwikkeling mee te willen werken, waarmee ook aan het perceel Harderwijkerweg 51 een actuele en adequaat bestemmingsplan wordt toegekend. Qua nok- en goothoogtes wordt hierbij aangesloten bij bestemmingsplan Nunspeet-Kom.
verbeelding bestemmingsplan kom Nunspeet
Welstand
Het plan is positief beoordeeld door het Gelders Genootschap en haar vergadering van 19 oktober 2009.
1.4 Randvoorwaardelijk En Wettelijk Kader
1.4.1 Infrastructuur en parkeren
Er wordt één extra aansluiting op de Harderwijkerweg gemaakt, de keuze van deze ontsluiting is ondergeschikt aan de aanwezige houtopstanden. Hierover is overleg gevoerd met de gemeentelijke afdeling Bossen & Plantsoenen van de gemeente Nunspeet. Het plan heeft geen gevolgen voor verkeer en/of infrastructuur. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Op eigen terrein is voldoende ruimte om te voldoende aan de CROW-normen.
1.4.2 Bodem
Er is ten behoeve van het bouwvoornemen (verkennend) bodemonderzoek benodigd waaruit blijkt dat er geen bodemverontreiniging is die bouw van de woningen op deze locatie in de weg zal staan. Het bodemonderzoek is uitgevoerd door Linge Milieu projectnummer 09-2239 en als bijlage gevoegd bij deze onderbouwing. Hierin wordt geconcludeerd dat de zandige bovengrond van het terrein is licht verontreinigd met enkele metalen, PAK en PCB`s. De grond van 05,m minus maaiveld is geheel niet verontreinigd. Het grondwater is geheel schoon. Metalen, PAK en PCB`s in de grond zijn geheel immobiel. Van verspreiding is dus geen sprake en ook risico`s voor de volksgezondheid ontbreken bij licht verhoogde gehaltes.
Vrijkomende grond
Grond die vrijkomt tijdens eventuele bouwwerkzaamheden dient ter plaatse verwerkt te worden. In de daarvoor af te geven bouwvergunning moet dit opgenomen worden. Is dit niet mogelijk dan zijn er twee alternatieven:
- De grond wordt hergebruikt in een werk volgens het Bouwstoffenbesluit. De grond moet dan conform het bouwstoffenbesluit onderzocht worden (op basis van het schone grond protocol), omdat de resultaten van dit bodemonderzoek niet dienen voor kwaliteitsbepaling van de grond. Dit kan als partijbemonstering uitgevoerd worden of in-situ, voor aanvang van de graafwerkzaam- heden. Na beoordeling van deze resultaten kan de grond van het terrein elders worden verwerkt.
- De grond wordt hergebruikt als bodem volgens de Bodemkwaliteitskaart en Bodembeheerplan van de gemeente Nunspeet op basis van de vrijstellingsregeling van het Bouwstoffenbesluit. Voorwaarde hierbij is dat bodem als bodem hergebruikt wordt binnen gebieden met een vergelijkbare bodemkwaliteit en dat er melding van het grondverzet gedaan moet worden.
Uit bovenstaande blijkt dat het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen plannen heeft.
1.4.3 Geluid
Door Sain Milieu Advies is een akoestisch onderzoek uitgevoerd op 26 maart 2010 met het rapportnummer 2010-2019-0, het rapport met bijlagen is bij deze onderbouwing gevoegd als bijlage.
Geconcludeerd wordt:
- De geluidsbelasting Lden ten gevolge van Harderwijkerweg bedraagt is onderzocht voor 2020 en
bedraagt 52 dB op de geplande nieuwbouw aan de Harderwijkerweg 51.
- De berekende geluidsbelasting valt in de klasse “redelijk” volgens de GES-Geluidklasses.
- Gezien de berekeningsresultaten en de situering van de woning lijkt de geplande nieuwbouw vanuit
het oogpunt van geluid geen bezwaar.De karakteristieke geluidwering van de gevel moet minimaal 23 dB bedragen om aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 te voldoen.
Voor de harderwijkerweg geldt ter plaatse een maximum snelheid van 30 km hiermee is het aanvragen van een hogere grenswaarde niet aan de orde, omdat op grond van de Wet geluidhinder geen wettelijke zone rondom wegen ligt waarvoor een 30-kilometer regime geldt.
Uit bovenstaande blijkt dat het aspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen plannen heeft.
1.4.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen. Met ingang van 1 augustus 2009 is het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit van kracht. De Wet milieubeheer is hiervoor aangepast. Met deze wijziging is c.q. wordt ook het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' vastgesteld.
De strekking van het besluit en de regeling is dat projecten die minder dan 3% van de norm bijdragen aan de luchtkwaliteit, niet afzonderlijk op dit punt behoeven te worden getoetst. In de regelingen worden woningbouwlocaties tot een maximaal aantal woningen van 500 met één ontsluitingsweg genoemd als projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Aangezien dit plan aanmerkelijk kleiner is dan het genoemde vloeroppervlak, is geen nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd.
Voor dit project hoeven dus geen verdere onderzoeken plaats te vinden voor het aspect luchtkwaliteit.
Uit bovenstaande blijkt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen plannen heeft.
1.4.5 Water
Het plangebied valt binnen bestaand stedelijk gebied. Het bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan.
Grondwater
In het plangebied is grondwatertrap VII* aanwezig. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minimaal 120 cm onder maaiveld ligt en de gemiddelde laagste grondwaterstand lager dan 140 cm onder maaiveld. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd, grote grondwaterpeilstijging is in de toekomst derhalve niet te verwachten. Door de diepe ligging zal grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden.
Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Ingrepen voortkomend uit deze planontwikkeling zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert. Waar de mogelijkheid aanwezig is, zullen geen uitlogende bouwmaterialen worden toegepast.
Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
In het plan is geen oppervlaktewater aanwezig. Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater.
Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.
Hemelwater
De ondergrond bestaat uit (grof) zand. Hemelwater, met inbegrip van neerslag afkomstig van verhard oppervlak (daken, wegen en terreinoppervlak) wordt niet via de gemeentelijke riolering afgevoerd en dient te worden verzameld en binnen het plangebied te worden geïnfiltreerd. De aan te leggen infiltratievoorziening dient een berging te hebben van minimaal 36 mm nieuw gerealiseerd verhard oppervlak (inclusief het gebouw). Een bui van 36 mm in 45 minuten (T=10, d.w.z. herhalingstijd eens per tien jaar) die optreedt binnen het plangebied, zal kunnen worden geborgen. Hierbij mag geen 'water op straat' worden berekend. Bij de keuze van een infiltratievoorziening beneden maaiveld dient een bovengrondse overstort aanwezig te zijn welke niet op de gemeentelijke riolering mag worden aangesloten.
DWA en RWA
Het huishoudelijk afvalwater (dwa) wordt afzonderlijk afgevoerd. Het bestaande rioleringsstelsel waarop de nieuwbouw wordt aangesloten is voldoende gedimensioneerd om deze extra belasting (dwa) van het plan te kunnen bergen/ afvoeren zonder dat er daarbij sprake is van een situatie van overlast, d.w.z. een “water op straat situatie”.
Procedures
Doordat dit plan buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de “postzegelplannen” zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het “standaard wateradvies” geldt. Afwijkingen hiervan en afwijkingen op de plankaart hebben wij beargumenteerd weergegeven in deze waterparagraaf.
Aangezien het plan zich binnen stedelijk gebied bevindt, zal het zoals afgesproken niet in het watertoetsadviesoverleg aan Waterschap Veluwe worden voorgelegd.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
Uit bovenstaande blijkt dat het aspect water geen belemmering voor de voorgenomen plannen heeft.
1.4.6 Externe veiligheid
Bij de realisering van het project is er geen sprake van vestiging van (brand)gevaarlijke functies. Uit een analyse van de risicokaart van de provincie Gelderland blijkt dat in de directe omgeving zijn geen (brand) gevaarlijke bedrijven gevestigd. Hiermee zijn ervan het oogpunt van externe veiligheid geen beletselen voor de realisering van het plan.
Verbeelding risicokaart plangebied
1.4.7 Flora- en fauna
Het projectgebied ligt niet in de ecologische hoofdstructuur (EHS), niet in een natuurbeschermingsgebied en valt niet onder de Vogel- en Habitat Richtlijn.
Geconcludeerd wordt dat er zowel vanuit de Natuurbeschermingswet en het streekplan als vanuit de Flora- en Faunawet geen belemmeringen zijn. Het grondvlak van de huidige bebouwing blijft vrijwel gelijk aan dat van de nieuwe situatie.
Uit bovenstaande blijkt dat het aspect Flora & Fauna geen belemmering voor de voorgenomen plannen heeft.
1.4.8 Archeologie en cultuurhistorie
Het projectgebied is gelegen in een gebied dat op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) aangewezen is als een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Het projectgebied is niet aangeduid als een terrein van betekenis op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De betreffende bebouwing heeft geen monumentale danwel beeldbepaldende status welke behouden dient te blijven.
Er is overleg gevoerd met de regio archeoloog van de regio Noord Veluwe. Deze heeft als volgt geadviseerd:
De locatie Harderwijkerweg 51 ligt feitelijk net buiten de enk van Nunspeet in de heide. Dat toont de kadastrale minuut van 1832. In heidegebieden ligt de archeologie normaal gesproken direct onder het maaiveld. Dat is voor de eventueel aanwezige waarden geen veilige plek. Door aanleg van wegen, riolering, bouw van huizen (ook het bestaande) is de bodem vaak al dieper verstoord dan alleen de bouwvoor. Door de bestaande bebouwing op het kavel en de relatief kleine nieuwe verstoring (nog net geen 100 m2) die zal plaatsvinden, wordt geadviseerd om hier geen archeologisch onderzoek te gelasten.
Uit bovenstaande blijkt dat het aspect archeologie & cultuurhistorie geen belemmering voor de voorgenomen plannen heeft.
1.4.9 Economische uitvoerbaarheid
Dit project is een particulier initiatief en heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor eventuele planschade zal met betrokkenen een overeenkomst worden gesloten conform schade ex. Art. 6.4 van de Wro.