MERELWEG 15
Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet
Vastgesteld op 25-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanMERELWEG 15 van de gemeente Nunspeet
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.BP01056-vg01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 aan huis gebonden beroep:
een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bestaand:
- a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat niet voor bewoning bestemd is en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voor vrijstaande bijgebouwen is ook functionele ondergeschiktheid vereist;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 dak:
iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een gebouw;
1.18 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw en uitgezonderd het gedeelte van het bouwperceel dat is gelegen tussen de bestemmingsgrens aan de voorzijde van de woning en 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.21 hoofdgebouw:
een gebouw dat door omvang en aard op een aaneengesloten samenstel van gronden als het belangrijkste of een van de belangrijkste dient te worden aangemerkt;
1.22 kap:
een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
1.23 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.24 ondergeschikte bouwdelen:
hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken
1.25 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;
1.26 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
1.27 sexinrichting:
een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:
- a. sexbioscoop:
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
- b. sexclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;
- c. sexautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
- d. sexwinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
- e. prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;
1.28 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.29 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.30 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.31 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen: buiten beschouwing gelaten. Luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- b. in- en uitritten.
3.2 Bouwregels
3.3 Ontheffing bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning:
- a. met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
- b. met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m2 en een overkapping is toegestaan;
- c. met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
- 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen
met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstwerken en terreinafscheidingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
- a. Het bepaalde in sublid 4.2.2 onder c ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, mits:
- 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
- b. Het bepaalde in sublid 4.2.2 e onder 1 ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan woningen tot de goothoogte van de betreffende woning, mits:
- 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
4.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
- a. Van het bepaalde in lid 4.1 onder a ten behoeve van het gebruiken en inrichten van woningen en bijbehorende gebouwen voor andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten dan aan huis gebonden beroep, zoals die van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van ruimten voor de andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij eenzelfde woning niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen, en ten hoogste 45 m2;
- 2. die andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:
- niet-milieuvergunningplichtig en/of niet-meldingsplichtig zijn;
- in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangemerkt als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
- geen horeca betreffen;
- geen detailhandel betreffen;
- geen wezenlijke verandering van het woonkarakter en de uiterlijke verschijningsvorm van de woning met zich meebrengen;
- geen buitenopslag met zich meebrengen;
- geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk in de omgeving met zich meebrengen, met dien verstande dat:
- het parkeren ten behoeve van die activiteiten zo veel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
- behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden.
- b. Van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het gebruiken en inrichten van woningen voor bed & breakfast, mits voldaan wordt aan de volgende uitgangspunten:
- 1. Bed & breakfast moet gerealiseerd worden in een bestaande legale (bedrijfs)woning behorende bij een woonbestemming.
- 2. De oppervlakte voor bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de (bedrijfs)woning. De gebruiksvloeroppervlakte voor bed & breakfast mag maximaal 110 m² bedragen. De voorziening mag ten hoogste uit vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) bestaan. Onder de oppervlakte voor bed & breakfast vallen de volgende ruimten:
- slaapkamer(s);
- bad- , douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s);
- een gemeenschappelijke ruimte.
- 3. De gemeenschappelijke ruimte moet in de (bedrijfs)woning worden gerealiseerd. De oppervlakte is exclusief gemeenschappelijke verkeersruimten. De genoemde ruimten zijn niet verplicht en kunnen gecombineerd worden met elkaar. Niet genoemde ruimten (zoals een keuken of woonkamer) zijn niet toegestaan voor bed & breakfast.
- 4. De maximum verblijfsduur per recreant mag niet meer dan tien dagen achtereen bedragen.
- 5. Verder moet er een overeenkomst worden afgesloten tussen de gemeente en de eigenaar, waarin bedongen wordt dat er bij permanente bewoning een boeteclausule in werking treedt.
- 6. Semipermanente verhuur is niet toegestaan.
- 7. In de voorziening mag geen separate kookvoorziening worden aangebracht.
- 8. De cultuurhistorische/monumentale en/of architectonische waarde van de woning moet behouden blijven.
- 9. Bed & breakfast mag geen onevenredige afbreuk doen aan:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- bij het wonen: een goede woonsituatie;
- de milieusituatie (aan de bedrijfsvoering van andere agrarische en niet-agrarische bedrijven mag door bed & breakfast geen beperking ontstaan);
- het straatbeeld;
- de verkeersveiligheid.
- 10. Overlast aan aangrenzende percelen moet worden voorkomen. Elementen waar onder andere aandacht aan moet worden besteed is de ligging en situering van de parkeerplaatsen en van een (eventueel) terras.
- 11. Er moet parkeergelegenheid aanwezig zijn of worden aangelegd op het perceel van de bed-&-breakfastvoorziening overeenkomstig de Bouwverordening. Het aantal parkeerplaatsen moet minimaal overeenkomen met het aantal (slaap)kamers.
- 12. Bed & breakfast moet voldoen aan de actuele brandveiligheidseisen. In relatie daarmee dient bed & breakfast te voldoen aan het Bouwbesluit, de Bouwverordening en/of het Gebruiksbesluit, zoals die op het moment van indienen geldt. Dit alles op grond van de Woningwet. Volgens het Gebruiksbesluit is bed & breakfast gebruiksvergunningplichtig als aan meer dan tien personen bedrijfsmatig kamers voor nachtverblijf worden aangeboden. In het Gebruiksbesluit is opgenomen dat in de bouwverordening van dit aantal kan worden afgeweken.
- 13. Bed & breakfast mag uitsluitend worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning.
- 14. De eigenaar van de bed-&-breakfastvoorziening moet een nachtverblijfregister, overeenkomstig de geldende gemeentelijke Verordening Toeristenbelasting, bijhouden en toeristenbelasting afdragen aan de gemeente. De gemeente controleert het nachtverblijfregister.
- 15. Op het perceel mag maximaal één reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor bed & breakfast worden geplaatst of aangebracht. Het bord mag maximaal 0,5 m² oppervlakte hebben en de grootste afmeting mag 1 meter zijn. Als het bord op eigen frame wordt geplaatst, mag de totale hoogte maximaal 1 meter zijn. Als het bord aan de gevel wordt bevestigd, mag de bovenzijde niet hoger dan 2,5 m zijn. Bij vrijstaande plaatsing mag het bord dubbelzijdig van een opschrift zijn voorzien. Reclameborden met verlichting of bewegende reclameborden zijn niet toegestaan. Overige reclame-uitingen in welke vorm dan ook, al dan niet met verlichting, zijn eveneens niet toegestaan. De hierboven genoemde toegelaten reclamebouwwerken kunnen, gelet op de maatvoeringen, vergunningvrij worden gebouwd. Vergunningplichtige reclame in relatie met bed & breakfast wordt niet toegestaan.
- 16. Eventuele planschade op grond van artikel 6.1 van de Wro die voortvloeit uit de door de gemeente afgegeven ontheffing komt voor rekening van de eigenaar van bed & breakfast. Tussen eigenaar en gemeente wordt een planschadeovereenkomst opgesteld.
- 17. Er wordt geen medewerking verleend als de bed & breakfast in strijd is met andere van toepassing zijnde wet- en regelgeving, waaronder Monumentenwet, Wet milieubeheer, Woningwet en Drank- en Horecawet.
- 18. De eigenaar van bed & breakfast moet een aanpassing van de milieuvergunning/melding aanvragen, als bed & breakfast wordt gerealiseerd bij een bedrijf.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van:
- a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting; onbebouwde gronden:
- b. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
- 1. een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
Artikel 8 Algemene Wijzingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Bij het verlenen van ontheffing of bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid wordt de procedure gevolgd die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanMERELWEG 15 de gemeente Nunspeet.
Plankaart
Hoofdstuk 1 Toelichting
1.1 Inleiding
Voor u ligt de partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied, Agrarische Enclave” van de gemeente Nunspeet voor het perceel Merelweg 15 te Elspeet. Een partiële herziening van een bestemmingsplan als deze wordt doorgevoerd bij een (bouw)voornemen die ruimtelijk wenselijk wordt geacht, maar die niet past binnen de planologische en juridische voorwaarden van het geldende bestemmingsplan.
Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen. Dit zijn de toelichting, de regels en de plankaart. In de toelichting wordt de aanleiding voor het maken van het bestemmingsplan beschreven, alsmede de kaders en de randvoorwaarden hierbij. Dit wordt de ruimtelijke onderbouwing genoemd. De regels bepalen hoe het perceel gebruikt mag worden en wat en hoeveel met welke maatvoering gebouwd mag worden. De plankaart tenslotte is gekoppeld aan de regels en situeert en visualiseert het gestelde in de bouwregels. In tegenstelling tot de regels en de daaraan gekoppelde plankaart heeft de toelichting geen rechtskracht.
Leeswijzer
Achtereenvolgens wordt er in de toelichting een beschrijving gegeven van het inhoudelijke kader (wat is de aanleiding van de bestemmingsplanherziening) in paragraaf 1.2, het beleidskader (wat is het geldend ruimtelijk beleid voor het plangebied) in paragraaf 1.3 en tenslotte de beschrijving van alle relevante randvoorwaardelijke aspecten en ruimtelijk relevante milieuaspecten die een rol spelen in de ruimtelijke planvorming (bodem, water, geluid, archeologie etc.) in paragraaf 1.4.
In de paragrafen 1.5 en 1.6 worden de procesmatige aspecten economische uitvoerbaarheid, inspraak en overleg behandeld.
1.2 Inhoudelijk Kader
Het inhoudelijk kader beschrijft het verzoek van de aanvrager op basis waarvan de partiële herziening wordt opgestart, de achtergrond van het gebruik van het perceel, de huidige en het nieuwe planologische situatie, de effecten van het veranderde gebruik en de voorwaarden waaronder deze partiële herziening zou moeten plaatsvinden.
1.2.1 Aanleiding partiële herziening
De heer D. van den Hardenberg, wonende aan de Merelweg 15 in Elspeet, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet verzocht mee te werken aan een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van het realiseren van een dubbele woning nabij de kern Elspeet. Het gebied staat bekend als de Agrarische Enclave. De heer Van den Hardenberg is door persoonlijke, aan de gezondheid gerelateerde, omstandigheden genoodzaakt te stoppen met zijn agrarisch bedrijf. Tevens is er geen opvolger om zijn bedrijf voort te zetten. De nieuwe dubbele woning kan worden gebouwd doordat de agrarische bedrijfsgebouwen zullen worden gesloopt Het bedrijfsmatige activiteiten zullen worden beëindigd, maar de heer Van den Hardenberg wil wel doorgaan als hobbyboer, op het perceel Merelweg 17.
Figuur 1: Globale aanduiding ligging plangebied
1.2.2 Situatieschets
Het onderhavige perceel is gelegen in het buitengebied van de gemeente Nunspeet, ten westen van de kern Elspeet. Het is gelegen in zuidelijk deel van het gemeentelijk grondgebied en in concreto in de Agrarische Enclave, wat zich laat karakteriseren door een door agrarische bedrijvigheid gedomineerd halfopen landschapsbeeld. De agrarische enclave is een open gebied dat wordt omringd door het Veluws natuurgebied
Huidige situatie
Op het perceel van de heer Van de Hardenberg staat een oude boerderij, de voormalige bedrijfswoning (Merelweg 17). Verder het woonhuis Merelweg 15, een voormalige noodwoning, die in de tachtiger jaren volledig vernieuwd is en een uitstraling heeft als een volwaardige woning. Hiervoor zijn de benodigde vergunningen afgegeven in samenwerking en in goed overleg met de provinciale diensten. Deze noodwoning is verwijderd en mocht herbouwd worden op basis van een medische indicatie. Feitelijk is hierdoor de situatie gecreëerd dat er om medische redenen een tweede agrarische bedrijfswoning is gerealiseerd. In de bijlage zijn de relevante documenten ten aanzien van de bouw van de noodwoning bijgevoegd, inclusief correspondentie met de provincie
Verder staat op het terrein aan kalverenschuren met een oppervlak van circa 960 m². De heer Van den Hardenberg is bereid om deze 960 m² te slopen. Daarvoor in de plaats wil hij een dubbele woning terug bouwen.
Figuur 2: bestaande situatie
1.2.3 Vigerend bestemmingsplan
De partiële herziening valt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied, Agrarische Enclave”, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 augustus 2000, nr. 272. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft het bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd bij besluit van 20 maart 2001, nr. RE2000. 78455. In beroep bij de kroon is het plan (gedeeltelijk) goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 19 maart 2003 nr. 200102490/1/R3.
Figuur 3: Topografische kaart perceel Merelweg 15 Elspeet
1.2.4 Gewenste nieuwe situatie
Uitgaande van het streekplanbeleid (zie hiervoor het kopje “provinciaal beleid”) mag maximaal 480 m² terug worden gebouwd ten behoeve van woningbouw voor meerdere woningen onder één kap. Ter vervanging van de agrarische bedrijfsbebouwing wil de heer Van den Hardenberg een dubbele woning realiseren. Een mogelijk bouwplan zou kunnen zijn om een woongebouw voor twee woningen te creëren waarbij de woningen geschakeld zijn door aangebouwde bijgebouwen met daarboven de mogelijkheid om een slaapkamer e.d. te creëren. De bestaande bedrijfswoning, alsmede een op het perceel aanwezige noodwoning, wil de heer van den Hardenberg eveneens tot burgerwoning laten bestemmen. Tevens is het de bedoeling om de bestaande bedrijfswoning op een wat gewijzigde locatie te herbouwen. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om op een perceel 200 m² aan bijgebouwen toe te staan ten behoeve van de hobbyboeractiviteiten. De situering van deze bijgebouwen is nog niet bekend, daar er op dit moment nog geen concrete plannen hiervoor zijn. Op de hieronder aangegeven tekening wordt de nieuwe situatie schetsmatig weergegeven.
Figuur 4: Nieuwe situatie
1.2.5 Opzet van de herziening
In de partiële herziening is enkel het gebied betrokken dat betrekking heeft op het perceel waarop de huidige bebouwing staat alsmede de bijbehorende erven en gronden gelegen binnen het voormalige agrarische bouwblok. Momenteel heeft het perceel de bestemming “Agrarisch Gebied”. In de systematiek van bestemmen wordt aangesloten bij de systematiek van het bestemmingsplan “Buitengebied, Agrarische Enclave”. Het gedeelte van het perceel dat voor de nieuw te bouwen woningen ingericht gaan worden en de bestaande woningen, krijgen de bestemming “Woningen”, met de daarbij behorende bestemmingen “Erven” en “Tuinen”. Het agrarisch bouwblok komt met deze partiële herziening te vervallen. De gronden buiten de bouwblokken blijven de huidige agrarische bestemming behouden. De noodwoning zal worden gelegaliseerd. Ten behoeve van de wens van de heer Van den Hardenberg om kleinschalige agrarische bedrijvigheid te behouden wordt er in het bestemmingsplan ruimte geboden voor het behoud of realisatie van ten hoogste 200 m² bijgebouwen bij de huidige bedrijfswoning ten behoeve van hobbyboeractiviteiten. Dit wordt met een aanduiding op de plankaart vastgelegd.
1.2.6 Ruimtelijke effecten op omgeving
De effecten op de omgeving zullen ten gevolge van het bouwvoornemen significant verbeteren. De agrarische bedrijvigheid, een veehouderij, zal plaats maken voor een schone woonfunctie. De situering van de bedrijfswoning op het perceel zal een weinig verschuiven. De ingediende bouwplannen zullen, voor wat betreft de beeldkwaliteit van de woning en de kwalitatieve inpassing van de woning in de omgeving, voorgelegd worden aan de instantie op het gebied van Welstand. Dit aspect wordt verder behandeld bij de toetsing van de ingediende bouwvergunning.
Kwaliteit op de kavel
De dubbele woning moet in nauw overleg met de Welstandscommissie worden ontworpen. Volgens het Landschapsontwikkelingsplan ligt het perceel in een gebied waar aandacht moet worden besteed aan singelpatronen, bosstroken en erfbeplanting. Dat betekent dat er naast een aanvaardbaar Welstandsplan ook een beplantingsplan moet komen, om een aantrekkelijk landschap te krijgen met kwaliteit.
Figuur 5: Luchtfoto huidige situatie locatie Merelweg 15
1.2.7 Voorwaarden
Aan de indeling van het terrein zal de nodige aandacht besteedt worden. Voor alle woningen, inclusief de te verplaatsen voormalige bedrijfswoning, moet één toegang worden gemaakt, zodat er een duidelijk boerenerf ontstaat. Bovendien moeten in ieder geval de bijgebouwen (garage/berging) geclusterd worden. Een alleen staand bijgebouw past niet bij een boerenerf gedachte. Verder zal de nodige zorg moeten worden besteed aan de verschijningsvorm van de dubbele woningen. Dit kunnen geen woningen worden zoals deze worden gebouwd in de bebouwde kom van Elspeet. Er zal een streekeigen, bij een boerenerf passende bouwstijl worden toegepast. Daarnaast moet de nodige aandacht worden besteed aan een beplantingsplan. Kortom er moet een inrichtingsplan van het gebied komen incl. de beplanting van het perceel. Door het beplantingsplan zal er voldoende verevening plaatsvinden.
Ten aanzien van de maatvoering van de nieuwe woningen worden de algemeen geldende regels gehanteerd voor woningen in het buitengebied.
1.3 Beleidskader
Op drie niveau's worden ruimtelijke ingrepen aan het beleid getoetst, op rijksniveau, op provinciaal niveau en op gemeentelijk niveau. De volgende ruimtelijke beleidsdocumenten zijn van toepassing:
- 1. Rijk: Nota Ruimte.
- 2. Provincie: Streekplan Gelderland 2005 en de Streekplanuitwerking “Functieverandering”
- 3. Gemeente: Integrale Ruimtelijke Toekomst Visie Nunspeet (IRTV), de Woonvisie, de beleidsnotitie “Noodwoningen” en het gemeentelijk bouwbeleid.
1.3.1 Rijksbeleid (Nota Ruimte)
Ruimtelijke ordening draait om de verdeling en invulling van de schaarse ruimte. Deze 'strijd om de ruimte' is al decennialang gaande. In de loop der tijd zijn steeds hardere claims op de ruimte gelegd. Claims die uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening worden neergelegd, maar tevens andere gebruiksmogelijkheden beperken.
De Nota Ruimte kiest een nieuwe koers. Hierin wordt aangegeven dat ruimtelijke kwaliteit en dynamiek niet lijnrecht tegenover elkaar staan, maar juist van nut kunnen zijn. In de Nota Ruimte is gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. 'Toelatingsplanologie' maakt plaats voor 'ontwikkelingsplanologie', doordat men niet langer alleen beperkingen wil stellen, maar juist ontwikkelingen wil stimuleren. Ontwikkelingsplanologie werkt vanuit een gebiedsgerichte aanpak, met als doel de ruimtelijke kwaliteit van het gebied vanuit verschillende deelbelangen te verbeteren.
De verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit legt het ministerie van VROM bij de betrokken partijen. De lokale overheden moeten zich opstellen als partner van ondernemende mensen en bedrijven en op die manier de dynamiek versterken. De Nota Ruimte biedt hiermee veel ruimte voor decentrale afwegingen. Anderzijds betekent dit ook dat de lokale overheid, meer dan in het verleden, zelf waakzaam moet zijn dat de kwaliteiten en waarden behouden blijven. Locaties gelegen in de nationale hoofdstructuur worden hiervan uitgezonderd.
Het onderhavige projectgebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en –regels die het Rijk heeft gesteld.
1.3.2 Provinciaal beleid
Streekplan Gelderland 2005
In het Streekplan Gelderland 2005 wordt de lijn uit de Nota Ruimte gevolgd. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben beleid opgesteld inzake functieverandering van gebouwen in het landelijk gebied. De inrichting van een locatie in het landelijk gebied moet zo goed mogelijk aansluiten bij de kwaliteiten van de locatie zelf en/of die van de directe omgeving.
In het streekplan valt het perceel Merelweg 15 in het Multifunctionele gebied, met als nadere aanduiding 'Multifunctioneel platteland'. Binnen dit gebied is functieverandering mogelijk, volgens de regel dat er ter vervanging van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing ten hoogste 50% mag worden teruggebouwd voor woningen. Deze woningen dienen te worden gebouwd volgens de regel dat er meerdere wooneenheden in één gebouw gerealiseerd dienen te worden. De bestaande bedrijfswoning(en) mogen hierbij behouden blijven.
In de Streekplanuitwerking “Functieverandering” van de Regio Noord-Veluwe worden nadere eisen en mogelijkheden beschreven die voor maatwerk op perceelsniveau kunnen zorgen. Een regeling die voor het onderhavige bestemmingswijziging van toepassing is, is de hobbyboerregeling. Hierin wordt het mogelijk gemaakt om na beëindiging van het agrarische bedrijf 200 m² aan bijgebouwen toe te staan om hobbymatig wat (klein)vee te houden, mits aansluitend of in de directe omgeving een perceel van minimaal 5000 m² ligt. Dit dient zeer kleinschalig te zijn en niet aan te merken als een agrarisch bedrijf is de zin van de Wet Milieubeheer.
1.3.3 Gemeentelijk beleid
Integrale Ruimtelijke Toekomst Visie Nunspeet & Woonvisie
In het beleidsdocument Integrale Ruimtelijke Toekomst Visie Nunspeet (IRTV) wordt de ambitie van de gemeente Nunspeet verwoord en de koers geschetst waarop de gemeente Nunspeet zich op de middellange termijn wil richten. Voorop staat dat de ontwikkeling gericht moet zijn op een gevarieerd woon- en werkklimaat. De beoogde ruimtelijke ingreep past binnen deze ambitie en de visie.
Gemeentelijk bouwbeleid
Het betreffende perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. De regels van het Bestemmingsplan Buitengebied zijn van toepassing. Er dient in de maatvoering van de woningen rekening gehouden te worden met de voor het buitengebied gangbare inhoudsmaat. Voor het overige worden de regels die gelden voor burgerwoningen binnen de bestemming ”Woningen” aangehouden zoals vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, Agrarische Enclave.
Welstand
Het (bouw)voornemen wordt in de bouwvergunningsprocedure getoetst aan de welstandsaspecten. Hierbij komen beeldkwaliteitsaspecten en kwalitatieve inpassingscriteria aan de orde. Deze aspecten zullen getoetst worden door het Gelders Genootschap. Dit onderdeel wordt behandeld in de bouwvergunningsprocedure.
1.4 Randvoorwaardelijk En Wettelijk Kader
1.4.1 Verkeer / Infrastructuur
De bestaande aansluiting van het perceel op de Merelweg blijft gehandhaafd. Het plan heeft geen gevolgen voor verkeer en/of infrastructuur.
1.4.2 Milieu
Bij nieuwe ontwikkelingen moet op basis van de Wet Milieubeheer (Wm) rekening worden gehouden met zoneringen rondom veehouderijen. Gelet op de omgeving van het onderhavige perceel zullen er geen of nauwelijks veranderingen optreden. Er wordt voor de nieuwe woningen dan ook uitgegaan van een minimum afstand van 50 meter tot de naastliggende veehouderijen. In de Wm wordt overigens geen afstandscriterium voor hobbyboeren gehanteerd Aan het afstandscriterium voor (nabij gelegen) veehouderijen wordt ruimschoots voldaan.
1.4.3 Bodem
Bodemonderzoek
Er is ten behoeve van het bouwvoornemen (verkennend) bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit verkennend bodemonderzoek is gebleken dat er geen bodemverontreiniging aangetroffen is die de bouw van de woningen op deze locaties in de weg zal staan. Dit bodemonderzoek is tevens een indieningsvereiste bij de bouwvergunning en zal dan hierbij overlegd worden. In de bijlage van het bestemmingsplan zijn de conclusies van het rapport gevoegd.
Vrijkomende grond
Grond die vrijkomt tijdens eventuele bouwwerkzaamheden dient ter plaatse verwerkt te worden. In de daarvoor af te geven bouwvergunning moet dit opgenomen worden. Is dit niet mogelijk dan zijn er twee alternatieven:
- 1. De grond wordt hergebruikt in een werk volgens het Bouwstoffenbesluit. De grond moet dan conform het bouwstoffenbesluit onderzocht worden (op basis van het schone grond protocol), omdat de resultaten van dit bodemonderzoek niet dienen voor kwaliteitsbepaling van de grond. Dit kan als partijbemonstering uitgevoerd worden of in-situ, voor aanvang van de graafwerkzaamheden. Na beoordeling van deze resultaten kan de grond van het terrein elders worden verwerkt.
- 2. De grond wordt hergebruikt als bodem volgens de Bodemkwaliteitskaart en Bodembeheerplan van de gemeente Nunspeet op basis van de vrijstellingsregeling van het Bouwstoffenbesluit. Voorwaarde hierbij is dat bodem als bodem hergebruikt wordt binnen gebieden met een vergelijkbare bodemkwaliteit en dat er melding van het grondverzet gedaan moet worden.
1.4.4 Geluid
In artikel 74 van de Wet Geluidhinder (Wgh) is bepaald dat iedere weg een zone moet hebben waarin de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB(A) wordt aangegeven. Deze zones moeten zowel voor binnenstedelijke als buitenstedelijke wegen worden vastgelegd. Bij ruimtelijke ingrepen waarvoor een bestemmingsplan wordt gemaakt of herzien ten behoeve van de bouw van woningen of de aanleg of reconstructie van een weg dient rekening gehouden te worden met de geluidszones. Deze zonering is niet van toepassing voor woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Voorts is de breedte van de zone afhankelijk van het aantal rijstroken.
Er is in deze herziening sprake van het bouwen van nieuwe woningen. De woningen staan op een voor het buitengebied gebruikelijke afstand van de Merelweg gelegen, een verharde erftoegangsweg. Er zal dientengevolge enkel bestemmingsverkeer gebruik maken van de weg. Een geluidsonderzoek hoeft dientengevolge niet uitgevoerd te worden.
1.4.5 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen. Met ingang van 1 augustus 2009 is het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit van kracht Met deze wijziging zijn ook het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' vastgesteld. De strekking van het besluit en de regeling is dat projecten die minder dan 3% van de norm bijdragen aan de luchtkwaliteit, niet afzonderlijk op dit punt behoeven te worden getoetst. In de regelingen worden woningbouwlocaties tot een maximaal aantal woningen van 1500 met één ontsluitingsweg genoemd als projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Aangezien dit plan aanmerkelijk kleiner is dan het genoemde vloeroppervlak, hoeft geen nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd te worden.
1.4.6 Water
Het project ligt in het landelijk gebied. Daar het om vervanging van een bedrijfsfunctie door een woonfunctie gaat, heeft het plan nauwelijks gevolgen voor en door het (grond)water in de omgeving ten opzicht van de huidige situatie. De invloed die zal ontstaan heeft te maken met de wijze waarop het hemelwater afgevoerd wordt. De oppervlakte van het verharde deel zal door deze verandering niet significant toe- of afnemen. De locatie bevindt zich tevens niet binnen enige Keurzone of binnen aangewezen locaties voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan.
Grondwater
Het plangebied is laag gelegen. Het betreft een gebied met grondwatertrap II*. Dit houdt in dat het gemiddeld hoogste grondwaterpeil op tussen de 25 en 40 cm onder het maaiveld ligt en het gemiddeld laagste grondwaterpeil tussen de 50 en 80 cm onder het maaiveld ligt. Doordat rechtstreeks ter plaatse bovengronds kan worden geïnfiltreerd, zal het grondwater naar verwachting en ten opzichte van de huidige situatie geen overlast veroorzaken. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Wel is het zo dat het relatief hoge grondwaterpeil de constructie van de woningen kan beïnvloeden. Hier zal bij het technische gedeelte van de bouwvergunning nadrukkelijk op gelet moeten worden. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.
Oppervlaktewater
In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Binnen en nabij het projectgebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.
Waterafvoer
In het Gemeentelijk Afkoppel Plan is het beleid bepaald dat er geen afvoer van hemelwater door aansluiting op de riolering plaats zal vinden. Het hemelwater binnen het plangebied wordt dientengevolge niet afgevoerd naar de riolering maar ter plaatse boven geïnfiltreerd. Door aandacht te besteden bij het verlenen van de bouwvergunning voor niet uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt. Het rioolstelsel en de Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) zijn voldoende groot voor aansluiting van de woning voor wat betreft droogweerafvoer (DWA).
Conclusie
Het gaat in dit plan om een vervangende nieuwbouw binnen een woonbestemming in het landelijk gebied. Het perceel valt buiten de Keurzones, het betreft geen HEN-water inclusief beschermingszone, er gaat niet geloosd worden op oppervlaktewater en het perceel valt buiten de zoekgebieden voor waterberging. Omdat het hier ook geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de “postzegelplannen” zoals Waterschap Veluwe deze vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het “standaard wateradvies” geldt. Er zijn geen afwijkingen die beargumenteerd moeten worden in deze waterparagraaf.
1.4.7 Externe veiligheid
Bij de realisering van het project is er geen sprake van vestiging van (brand)gevaarlijke functies. Ook in de directe omgeving zijn geen (brand) gevaarlijke bedrijven gevestigd.
1.4.8 Flora & Fauna
Het projectgebied is niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur of een Natura 2000-gebied. Er is ook geen sprake van externe werking gezien de afstand tot deze gebieden en de aard van de ingreep. Er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd voor de werkzaamheden.
1.4.9 Archeologie & Cultuurhistorie
Het projectgebied is gelegen in een gebied dat op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) aangewezen is als een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Het projectgebied is niet aangeduid als een terrein van betekenis op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Een verkennend archeologisch onderzoek zal, gezien de verwachtingskaarten, niet noodzakelijk zijn.
1.5 Economische Uitvoerbaarheid
Dit project is een particulier initiatief en heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor eventuele planschade wordt met betrokkene een overeenkomst inzake schade ex artikel 6.1 Wro gesloten.
1.6 Inspraak En Overleg
Het plan heeft voor de inspraak vanaf 14 mei 2008 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Voor een reactie op de ingediende inspraakreacties en vooroverlegreacties wordt verwezen naar de inspraaknota (bijlage). De reacties geven geen aanleiding om het plan aan te passen.