KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Verbeelding
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Planbeschrijving
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Bodem
3.2 Milieuzonering
3.3 Externe Veiligheid
3.4 Luchtkwaliteit
3.5 Geluid
3.6 Ecologie
3.7 Archeologie
3.8 Water
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planregels
4.2 Opbouw Regels
4.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Haalbaarheid
5.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

ZWOLSEWEGJE 128

Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet

Vastgesteld op 14-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanZWOLSEWEGJE 128 van de gemeente Nunspeet;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.BP01068-vg02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.4 aan- of uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ander werk:

een werk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop,het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw dat door omvang en aard op een aaneengesloten samenstel van gronden als het belangrijkste of een van de belangrijkste dient te worden aangemerkt;

1.23 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.24 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, geven- en kroonlijsten en overstekende daken;

1.25 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand;

1.26 praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;

1.27 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.28 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.29 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.30 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

  1. 1. Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
type bouwwerk maximale bouwhoogte
erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een woning: 1 meter
overige erf- en terreinafscheidingen en overige, bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van vlaggenmasten: 2 meter

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevelrooilijn aan de voorgevel van een woning onder de voorwaarden dat:

  1. a. de diepte ten hoogste 1,5 m bedraagt, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 12 m2 bedraagt; en
  3. c. de goothoogte ten hoogste 3 m bedraagt.


mits:

  1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
  2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

  1. 1. Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelsafscheidingen en tuinmeubilair.
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld onder 1 gelden de volgende eisen:
    1. a. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, en ter plaatse van de aanduiding 'vrij' uitsluitend vrijstaand.
    2. b. de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens of grenzen mag aan de zijde of zijden waar die woning niet aan een andere woning is aangebouwd, niet minder dan 3 m bedragen;
    3. c. de goothoogte en bouwhoogte van de woningen mogen niet meer bedragen dan middels een aanduiding is aangegeven;
    4. d. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
      type bouwwerk maximale goothoogte maximale bouwhoogte
      aan- en uitbouwen 3 meter 5 meter
      bijgebouwen en overkappingen 3 meter 5 meter
      pergola's 3 meter
      overig erf- en terreinafscheidingen en overige, andere bouwwerken, niet zijnde vlaggenmasten: 2 meter
    5. e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op ten minste 3 m achter de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd;
    6. f. van de bij een woning behorende gronden als bedoeld in artikel 4.1, niet meegerekend die binnen het bouwvlak, mag ten hoogste 50% worden bebouwd;
    7. g. de gezamenlijke oppervlakte van bij een woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 60 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder f.
    8. h. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangeduid.
    9. i. de oppervlakte van de woning mag niet meer bedragen dan met de aanduiding "maximale oppervlakte" is aangeduid.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van het gebruiken en inrichten van woningen en bijbehorende gebouwen voor andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, dan vrije beroepsactiviteiten, zoals die van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar, mits:
    1. a. de gezamenlijke oppervlakte van ruimten voor de andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij eenzelfde woning niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen, en ten hoogste 45 m2;
    2. b. de woonfunctie als overwegende functie niet wordt aangetast;
    3. c. de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
    4. d. geen onevenredige hinder plaatsvindt voor omwonenden;
    5. e. er geen sprake is van detailhandel en/of horeca;
    6. f. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    7. g. er geen sprake is van buitenopslag;
  2. 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 1.11, (het begrip bijgebouw) , ten behoeve van het gebruiken en inrichten van aan een woning aangebouwde bijgebouwen voor wonen, mits:
    1. a. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. b. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  2. b. onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  3. c. gebouwen als seksinrichting.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van deze regels:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

9.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

9.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ZWOLSEWEGJE 128.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Verbeelding

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 27 november 2008 heeft de Raad van de gemeente Nunspeet het bestemmingsplan Bedrijventerrein Lepelingen vastgesteld. Dit bestemmingsplan is door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd. Tegen het bestemmingsplan is beroep ingesteld. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft op 17 maart 2010, nr. 200905278/1/R2, uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gedeeltelijk gegrond is verklaard.

Het goedkeuringsbesluit is vernietigd voor zover het de goedkeuring van het plandeel met de bestemming 'Bedrijventerrein' en de aanduiding 'bedrijfswoning' betreft op het perceel Zwolsewegje 128. Tevens heeft de Afdeling zelfvoorzienend goedkeuring aan dit plandeel onthouden.

Dit betekent dat er een gat is ontstaan in het bestemmingsplan "Lepelingen". Dit bestemmingsplan geldt nu niet voor het gedeelte van het perceel Zwolsewegje 128 dat hierin bestemd was tot 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Uit de uitspraak van de ABRS blijkt impliciet dat de woning een reguliere woonbestemming dient te krijgen. Met dit bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan deze uitspraak.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt op het bedrijventerrein Lepelingen aan de noordzijde van Nunspeet. Het betreft het perceel Zwolsewegje 128. Gezien de uitspraak van de ABRS hoeft alleen voor het gedeelte van het perceel dat bestemd was tot 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'bedrijfswoning' een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Dit zou echter de vreemde situatie opleveren van een woonbestemming als eilandje omringd door een bedrijfsbestemming. Om dit te voorkomen is ervoor gekozen om het plangebied iets ruimer te nemen en het gehele perceel van de woning hierin te betrekken en een passende bestemming te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01068-vg02_0001.jpg"

Ligging plangebeid (Bron: Google Maps)

1.3 Planbeschrijving

De grond waarop de bestaande woning staat krijgt een reguliere woonbestemming met bouwvlak. Daarbij wordt op verzoek van de familie Pap de mogelijkheid opgenomen om de woning in de toekomst te slopen en dichter naar het Zwolsewegje (en de parallel hieraan gelegen Elburgerweg) te herbouwen. Hiervoor wordt een ruim bouwvlak opgenomen met hierin een maximaal bebouwingsoppervlak. De grens van het bouwvlak wordt in lijn gelegd met de overige bebouwing aan het Zwolsewegje.

De overige gronden, die tussen de openbare weg en respectievelijk de voor- en de zijgevel van de woning liggen krijgen een tuinbestemming.

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

Door het gedeeltelijk onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan "Lepelingen" door de ABRS is het 'oude' bestemmingsplan "Lepelingen, herziening PAP e.o. 1995" voor dit perceel nog steeds van kracht. In dit bestemmingsplan is het perceel bestemd tot 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'situering bedrijfswoning'. Het gebruik van het pand als reguliere woning mag op grond van de overgangsbepalingen worden voortgezet.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 NOTA RUIMTE

De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de nota formeel in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. De periode 2020-2030 geldt daarbij als doorkijk naar de langere termijn.

De Nota Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota levert de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De verantwoordelijkheden van het Rijk en die van anderen zijn in de nota helder onderscheiden. Daarmee is invulling gegeven aan het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet".

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het Rijk zich op vier doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Nationaal landschap

Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk gebied. Deze kwaliteiten moeten worden behouden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt.

Uitgangspunt is ’behoud door ontwikkeling’: mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (ja, mits principe) zijn binnen Nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is ruimte voor ten hoogste de natuurlijke bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en voor regionale en lokale bedrijvigheid.

De Veluwe is aangewezen als een Nationaal Landschap vanwege de volgende kernkwaliteiten: schaalcontrast van zeer open naar besloten, actieve stuifzanden en de grootte en aaneengeslotenheid van het bos.

Uitwerking van beleid

De uitwerking van het in de Nota Ruimte verwoorde beleid is een taak van provincies en gemeenten. Concreet betekent dit dat het beleid moet worden doorvertaald in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 STREEKPLAN GELDERLAND 2005

Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden, het rode raamwerk (stedelijke netwerken), het groen-blauwe raamwerk (waardevolle open gebieden, de ecologische hoofdstructuur en gebieden waar water een belangrijke rol speelt) en multifunctionele gebied.

Het plangebied ligt in het multifunctioneel gebied en is hierin aangeduid als bebouwd gebied. Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

Het herbestemmen van een bedrijfswoning naar reguliere woning is gezien het voorgaande niet in strijd met het Streekplan Gelderland 2005.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Omdat burgerwoningen een beperking kunnen opleveren ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van bedrijven wordt terughoudend omgegaan met woonbestemmingen nabij bedrijfsbestemmingen. Om deze reden werd het pand aan het Zwolsewegje 128 in het bestemmingsplan "Lepelingen" aangeduid als bedrijfswoning. Hiermee werd het gebruik als burgerwoning onder het overgangsrecht gebracht.

Zoals blijkt uit de uitspraak van 17 maart 2010, nr. 200905278/1/R2, is de ABRS van oordeel dat het in dit geval niet gerechtvaardigd is om het gebruik als burgerwoning onder het overgangsrecht te brengen.

In afwijking van het gemeentelijk beleid krijgt het pand aan het Zwolsewegje 128 een reguliere woonbestemming. Dat deze bestemming een beperking van de gebruiksmogelijkheden van het naastgelegen bedrijfsperceel van Pap B.V. kan inhouden is hierbij van ondergeschikt belang, nu dit bedrijf zelf mede het beroep heeft ingediend.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Bodem

Bij nieuwbouw moet duidelijk zijn dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In de bodem mogen geen verontreinigingen aanwezig zijn die de locatie ongeschikt maken voor het doel waarvoor gebouwd wordt. Met dit bestemmingsplan wordt in eerste instantie de bestaande situatie vastgelegd. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is daarom op dit moment niet nodig. Wanneer men in de toekomst de woning wil slopen en elders op het perceel herbouwen kan het uitvoeren van een bodemonderzoek alsnog noodzakelijk zijn. Dit is afhankelijk van de dan geldende wet- en regelgeving.

3.2 Milieuzonering

Het naastgelegen eierverwerkende bedrijf Pap B.V. valt volgens de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" in milieucategorie 3.1 (Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën). Hierbij hoort een richtafstand van 50 meter. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan, maar dit is ook niet nodig als de feitelijke situatie deze afstand niet vereist.

Uit de tabel met richtafstanden blijkt dat de richtafstand van 50 meter betrekking heeft op het aspect gevaar, waarbij is opgemerkt dat het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing kan zijn. Dit geldt echter niet voor dit bedrijf, waardoor het niet nodig is om deze richtafstand aan te houden.

Ten aanzien van het geluid geldt een richtafstand van 30 meter. Ook deze afstand wordt niet gehaald, maar zoals in paragraaf 3.5 is verwoord is er in de praktijk geen sprake van een overschrijding van de maximaal toegestane geluidsbelasting op de woning. De geringe afstand tussen het bedrijf en de woning is in de bestaande situatie dus geen probleem.

In het bestemmingsplan Lepelingen is het eierverwerkende bedrijf specifiek bestemd. Als zich hier een ander bedrijf vestigt mag deze maximaal in milieucategorie 2 vallen. Dat de nabijheid van de woning op het perceel Zwolsewegje 128 een belemmering vormt voor een eventueel toekomstig gebruik van dit bedrijfsperceel is niet waarschijnlijk, maar kan niet worden uitgesloten. Zoals verwoord in paragraaf 2.3 is dit echter van ondergeschikt belang.

3.3 Externe Veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen schrijft voor dat het met betrekking tot de externe veiligheid in het kader van het bestemmingsplan noodzakelijk is inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en de plaatsgebonden en groepsrisico´s.

Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienst- of bedrijfswoningen) en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of een deel van de dag kwetsbare groepen mensen bevinden.

Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder andere verstaan woningen, hotels, restaurants, kantoren en winkels voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren en bedrijfsgebouwen en vergelijkbare objecten.

Vanaf 1 januari 2011 regelt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), met de bijbehorende regeling, de externe veiligheid rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Het Bevb sluit zoveel mogelijk aan bij het Bevi.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig, wel ligt er op ongeveer 40 meter van het plangebied een aardgastransportleiding. Hiervan gaat echter geen risicocontour uit die invloed heeft op het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt dus geen belemmering ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01068-vg02_0002.jpg"

Uitsnede risicokaart Bron: www.risicokaart.nl)

3.4 Luchtkwaliteit

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. De EU heeft Nederland inmiddels derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) verleend. De maatregelen staan genoemd in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Op grond van art 5.16 Wm moeten bestuursorganen nagaan welke gevolgen besluiten op grond van de Wro hebben voor de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriele regeling (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de regeling is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Hieronder vallen onder andere projecten met minder dan 1500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het herbestemmen van een bedrijfswoning naar burgerwoning. Ruimtelijk gezien wijzigt er dus niets. Het project heeft dan ook geen gevolgen voor de luchtkwaliteit.

3.5 Geluid

In de Wet geluidhinder zijn onder meer regels opgenomen ten aanzien van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting op de gevels van woningen is 48dB.

Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt de woning aan het Zwolsewegje 128 niet meer aangemerkt als bedrijfswoning bij het eierverwerkende bedrijf Pap B.V. Hierdoor wordt de woning een geluidsgevoelige functie ten opzichte van dit bedrijf. Uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de milieuvergunning van Pap B.V. blijkt dat er geen overschrijdingen zijn van de toegestane geluidsbelastingen op de betreffende woning. Gezien het voorgaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de omzetting van de bedrijfswoning naar burgerwoning.

In verband met de mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt om de woning in de toekomst te slopen en dichter naar het Zwolsewegje (en daarmee dichter naar de Elburgerweg) te herbouwen is een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting. Dit rapport met nummer V.2012.0048.00.R001 is als bijlage bij deze plantoelichting opgenomen. Uit het onderzoek volgt dat de verplaatsing alleen mogelijk is als een hogere grenswaarde wordt vastgesteld. Hiervoor is de benodigde procedure doorlopen, waarna de hogere grenswaarde is vastgesteld.

3.6 Ecologie

Het project heeft betrekking op een bestaand woonperceel. Er worden in eerste instantie geen nieuwe ontwikkelingen beoogd. De uitvoering van dit bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor eventueel aanwezige flora en fauna of voor beschermde natuurgebieden.

Wanneer men in de toekomst de woning wil slopen en herbouwen kan een onderzoek noodzakelijk zijn naar de aanwezigheid van beschermde soorten in het bestaande gebouw. Dit is afhankelijk van de dan geldende wet- en regelgeving.

3.7 Archeologie

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg verplicht iedereen die de bodem wil verstoren, rekening te houden met archeologische waarden in de grond. Deze wet vloeit voort uit de ondertekening van het verdrag van Valetta in 1992, waarmee Nederland zich conformeerde aan het doel om het in Europa aanwezige archeologische erfgoed te beschermen.

Aangezien het in dit bestemmingsplan gaat om een bestaand pand vindt er geen verstoring van de bodem plaats. Er is dus geen onderzoek nodig naar de aanwezigheid van archeologische resten.

3.8 Water

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Veluwe. Het beleid van Waterschap Veluwe is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, met name in perioden van regenval, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van de schone en het verontreinigde water. Eén van de zaken die wordt nagestreefd, is om ervoor te zorgen dat regenwater niet meer direct via het riool wordt afgevoerd (afkoppeling verhard oppervlak). Nieuwe initiatieven dienen hydrologisch neutraal te worden uitgevoerd. Dit houdt in dat het initiatief niet mag leiden tot een verandering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving.

Dit plan heeft geen betrekking op nieuwe ontwikkelingen, maar op het correct vastleggen van de bestaande situatie. Dit heeft geen gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.

Het plan valt onder de "postzegelplannen" zoals het Waterschap Veluwe deze vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Er zijn geen afwijkingen die beargumenteerd moeten worden in deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planregels

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze gepresenteerd worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

4.2 Opbouw Regels

De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De inleidende regels vormen hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. Onder de algemene regels in hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels.

Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.

4.3 Bestemmingen

De bestemmingsregels zijn ontleend aan het bestemmingsplan Lepelingen en waar nodig aangepast aan de SVBP en Wabo. In dit bestemmingsplan komen de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' voor.

Gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor tuinen en inritten. Het bouwen van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Wel is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van erkers en ingangspartijen voor de voorgevel van de woning.

Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn in de eerste plaats bedoeld voor de bouw van een woning. Tevens is er ruimte voor de bouw van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen. Deze bouwwerken mogen in totaal een oppervlakte hebben van maximaal 60m2. Ook is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van beroepen en bedrijven aan huis.

Op de verbeelding is een maximale oppervlakte voor de woning aangegeven van 180m2. Hiermee wordt enerzijds de mogelijkheid geboden om in de toekomst de woning te vervangen voor een nieuwe elders op het perceel, maar wordt voorkomen dat de bestaande (of nieuwe) woning teveel in omvang kan groeien.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Haalbaarheid

Met dit plan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland, waardoor er geen investeringen met dit plan gemoeid zijn.

5.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid

5.2.1 VOOROVERLEG (3.1.1. Bro)

Op grond van artikel 3.1.1 lid 1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Waterschap Veluwe

Zoals in paragraaf 3.8 is verwoord is op grond van het beleid van het Waterschap Veluwe op dit plan de standaard watertoets van toepassing. Afzonderlijk vooroverleg is daarom niet noodzakelijk.

Provincie Gelderland

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 5 juni 2008 een brief gezonden, waarin de werkwijze onder de nieuwe Wro wordt toegelicht. Aangegeven is dat over plannen die puur van lokaal belang zijn en plannen die wel van provinciaal belang zijn, maar geen provinciale verantwoordelijkheid zijn, geen vooroverleg gevoerd hoeft te worden. Over dit bestemmingsplan is daarom geen vooroverleg gevoerd.

Rijk

De toenmalig minister van VROM, dr. Jacqueline Cramer, heeft per brief, d.d. 26 mei 2009, aangegeven dat vooroverleg met het Rijk plaats dient te vinden in die gevallen waar één of meerdere benoemde nationale belangen aan de orde zijn. In de bijlage van de brief is een lijst nationale belangen opgenomen waarover vooroverleg tussen Rijk en gemeente plaats dient te vinden.

Voorliggend plan heeft geen betrekking op de in de bijlage van de brief genoemde nationale belangen. Derhalve is er geen vooroverleg tussen gemeente en de VROM-inspectie vereist.

5.2.2 INSPRAAK

Met dit plan wordt uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 17 maart 2010, nr. 200905278/1/R2. Met het plan zijn geen belangen van derden in het geding. Daarom is besloten om af te zien van het verlenen van inspraak.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek