Nunspeet Noord en Oost
Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet
Vastgesteld op 12-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nunspeet Noord en Oost met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01095-vg02 van de gemeente Nunspeet.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een intensieve veehouderij, een glastuinbouwbedrijf, een boom- en/of sierkwekerij, een intensieve kwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een bollenteeltbedrijf;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of een bijbehorend bouwwerk zijnde;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.12 bed & breakfast:
een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
1.13 bedrijf/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.14 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.15 beganegrondverdieping:
de eerste bouwlaag;
1.16 bestaande
bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.20 bodemingreep
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
- a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
- c. het verlagen van het waterpeil;
- d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.29 dak:
iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een sexinrichting;
1.32 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van die woning;
1.33 evenement:
een verplaatsbare, voor het publiek toegankelijke, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;
1.34 extensief recreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.37 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.
1.38 horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.39 intensieve veehouderij:
een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, althans een varkens-, pluimvee-, kalveren-, stieren-, nertsen- of chinchillahouderij, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
1.40 inwoning:
twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;
1.41 kampeermiddel:
een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;
1.42 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf;
1.43 kap:
een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
1.44 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en prostitutie zijnde, waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.46 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.47 lichte horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.48 maatschappelijke voorzieningen:
culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.49 mantelzorg:
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;
1.50 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.51 normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.52 normaal bosbeheer:
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden en landgoederen;
1.53 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.54 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.55 ondergeschikte bouwdelen:
hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken
1.56 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.57 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.58 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;
1.59 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.60 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.61 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil; - d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.62 perifere detailhandel:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
1.63 praktijkruimte:
een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;
1.64 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.65 recreatief medegebruik:
vormen van recreatief gebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
1.66 recreatieve overnachting:
de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);
1.67 recreatieve voorzieningen:
bezigheden, tijdverdrijf of lichamelijke activiteiten die door mensen en dieren worden ondernomen met als enig doel de activiteit zelf, of ter ontspanning en vermaak.
1.68 recreatiewoning
een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.69 reëel agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat gericht is op duurzame instandhouding van het bedrijf en dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is;
1.70 risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.71 sexinrichting:
een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:
- a. sexbioscoop:
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
- b. sexclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;
- c. sexautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
- d. sexwinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
- e. prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;
1.72 stacaravan:
een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;
1.73 teeltondersteunende kassen:
kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen; of
- het voorkomen van schade door vorst;
1.74 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
- het voorkomen van schade door vorst;
1.75 tuincentrum:
een detailhandelsvestiging met daarbij behorende kwekerij in kwekerijprodukten, zoals bomen, (kamer-)planten, bollen en bloemen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg, -inrichting en -onderhoud;
1.76 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.77 veldschuur:
een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, en/of de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;
1.78 verblijfsrecreatie:
elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf;
1.79 volumineuze detailhandel:
detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans. In dit bestemmingsplan wordt de detailhandel in keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten hier niet onder begrepen;
1.80 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.81 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.82 woning:
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de dakhelling:
de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van:
- 1. een houtteelt- of fruitteeltbedrijf; en
- 2. fokkerijen en mesterijen van eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht en van pelsdieren, alsmede vis-, wormen- en madenkwekerijen;
- b. het weiden van vee, anders dan in het kader van de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- c. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
- d. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden, toegangswegen;
- e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
- f. teeltondersteunende voorzieningen;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde van de gronden;
met andere bouwwerken, andere werken, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe schuilgelegenheden voor het bieden van schuilgelegenheidvoor vee de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur" aanbrengen, met dien verstande dat:
- a. het gaat om de huisvesting van hobbymatig te houden dieren;
- b. is aangetoond dat de schuilgelegenheidnoodzakelijk en doelmatig is in het kader van dierenwelzijn;
- c. de schuilgelegenheid een oppervlakte van niet meer dan 30 m2 mag hebben;
- d. de omvang van het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gebouwd niet minder bedraagt dan 2.000 m2 en als zodanig in gebruik is bij de aanvrager, welk gebruik aantoonbaar van langere duur moet zijn;
- e. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gebouwd niet grenst aan het huisperceel van de aanvrager;
- f. per perceel niet meer dan één schuilgelegenheid mag worden gebouwd;
- g. de schuilgelegenheid aan de rand of in een hoek van het perceel wordt gesitueerd en bij voorkeur aansluitend bij bestaande houtopstanden;
- h. de schuilgelegenheid landschappelijk wordt ingepast;
- i. ten minste tweederde van één zijde van de schuilgelegenheid open moet zijn;
- j. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
- k. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- l. de volgende bouwmaterialen worden gebruikt: gepotdekselde houten gevelbekleding in een gedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitummen singels, leitjes of donkere dakpannen;
- m. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven van categorie 1 in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1;
- b. bedrijven zoals hierna omschreven, ter plaatse van de aanduidingen:
verbeelding aanduiding omschrijving sb-27 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangsstation' gasontvangstation sb-28 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel kunststoffen' verkoop en opslag van kunststoffen sb-29 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' installatiebedrijf sb-30 'specifieke vorm van bedrijf - opslagbedrijf' opslag van goederen sb-31 'specifieke vorm van bedrijf - voedingsmiddelenbedrijf' produceren, verwerken en opslag van voedingsmiddelen sb-43 'specifieke vorm van bedrijf - fietsverkoop' verkoop van fietsen sb-44 'specifieke vorm van bedrijf - shop' shop sb-45 'specifieke vorm van bedrijf - wasserette' wasserette - c. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is één bedrijfswoning toegestaan, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1, met uitzondering van specifiek aangeduide bedrijven;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garage en verkooppunt motorbrandstoffen' in welk geval de verkoop van motorbrandstoffen en bijbehorende artikelen, zoals olie, ruitenvloeistof, drinken en snacks, is toegestaan;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
- 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
- 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
- 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
- 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
- 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
- e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- g. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 4.3 onder a ten behoeve van bedrijven, die in Bijlage 1 vallen onder categorie 2, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de woonomgeving, redelijkerwijs kunnen worden aangemerkt als bedrijven die ter plaatse krachtens artikel 4.1 onder a zijn toegestaan;
- b. lid 4.3 onder a ten behoeve van bedrijven, die niet in Bijlage 1 zijn genoemd en die naar aard, omvang en/of intensiteit vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in categorie 1 van Bijlage 1;
- c. lid 4.3 onder b ten behoeve van risicovolle inrichtingen, indien en voor zover binnen de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico van die inrichting geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten en het groepsrisico kan worden verantwoord, met dien verstande dat:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. lid 4.3 onder c ten behoeve van productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. lid 4.3 onder e ten behoeve van mantelzorg in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
- 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
- 2. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- f. lid 4.3 onder f ten behoeve van bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. bed & breakfast uitsluitend mag plaatsvinden in een legaal aanwezige bedrijfswoning, waarbij geldt dat ook de deel van een (voormalige) boerderij wordt geacht deel uit te maken van de bedrijfswoning;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte voor bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning en tevens niet meer dan 120 m², waarbij onder de oppervlakte voor bed & breakfast worden begrepen:
- slaapkamers;
- bad-, douche- en toiletruimten, die niet gedeeld worden met bewoners;
- een gemeenschappelijke ruimte van niet meer dan 30 m2;
- 3. niet meer dan vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) zijn toegestaan;
- 4. een kookvoorziening niet is toegestaan;
- 5. de maximum verblijfsduur per recreant niet meer dan tien dagen achtereen mag bedragen;
- 6. het gebruik ten behoeve van bed & breakfast geen onevenredige afbreuk mag doen aan:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven;
- het straatbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- 7. parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste gelijk niet zijn aan het aantal slaapkamers dat voor bed & breakfast wordt aangewend;
- 8. bed & breakfast uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de bedrijfswoning;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- g. lid 4.3 onder g in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa van de bedrijfswoning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere bedrijfswoningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang en één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn voorzover gelegen op de begane grond bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. lichte horeca;
- c. dienstverlening;
- d. kantoor;
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. de bestaande woningen met een aan-huis-verbonden beroep;
en voor zover gelegen op de verdieping(en):
- g. uitsluitend tot wonen tot maximaal het bestaand aantal woningen met een aan-huis-verbonden beroep;
met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, met uitzondering van supermarkten, perifere detailhandel en volumineuze detailhandel;
met daarbij behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. kantoor;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' ook een brandweerkazerne;
met daarbij behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. fiets- en voetpaden;
- b. groen- en speelvoorzieningen, alsmede voorzieningen voor jongeren/ouderen;
- c. watergangen en waterpartijen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenweide' een dierenweide;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' een ondergrondse rioleringsvoorzieningen;
met daarbij behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca, met uitzondering van automatenhallen, dancings en discotheken;
met daarbij behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is een begraafplaats toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
- 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
- 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
- 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
- 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
- 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
- b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 10.3 onder b ten behoeve van mantelzorg in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
- 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
- 2. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. lid 10.3 onder c ten behoeve van bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. bed & breakfast uitsluitend mag plaatsvinden in een legaal aanwezige bedrijfswoning, waarbij geldt dat ook de deel van een (voormalige) boerderij wordt geacht deel uit te maken van de bedrijfswoning;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte voor bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning en tevens niet meer dan 120 m², waarbij onder de oppervlakte voor bed & breakfast worden begrepen:
- slaapkamers;
- bad-, douche- en toiletruimten, die niet gedeeld worden met bewoners;
- een gemeenschappelijke ruimte van niet meer dan 30 m2;
- 3. niet meer dan vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) zijn toegestaan;
- 4. een kookvoorziening niet is toegestaan;
- 5. de maximum verblijfsduur per recreant niet meer dan tien dagen achtereen mag bedragen;
- 6. het gebruik ten behoeve van bed & breakfast geen onevenredige afbreuk mag doen aan:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven;
- het straatbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- 7. parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste gelijk niet zijn aan het aantal slaapkamers dat voor bed & breakfast wordt aangewend;
- 8. bed & breakfast uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de bedrijfswoning;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- c. lid 10.3 onder d in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa van de bedrijfswoning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere bedrijfswoningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang en één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.
Artikel 11 Natuur - Landschap
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, houtwallen, solitaire bomen, heide, zandverstuivingen, vennen en houtproductie;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde: en de landschappelijke waarde:
- c. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden;
- d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
- e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik: zoals parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. 11.4.1 in die zin dat nieuwe wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden aangelegd dan wel de tracees van bestaande wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden gewijzigd, met dien verstande dat:
- 1. de afwijking uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe paden en/of het verleggen van bestaande paden ten behoeve van de verbetering van natuurwaarden vanuit beheerinrichting;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.7 Uitsluiting omgevingsvergunning tijdelijke afwijking
In verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen, is het verlenen van een omgevingsvergunning waarmee tijdelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken niet toegestaan.
Artikel 12 Recreatie - Recreatiewoning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het recreëren in een recreatiewoning;
- b. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
met daarbijbehorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven, groen- en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van binnen- en buitensport;
- b. sportvelden en bijhorende sportvoorzieningen;
met daarbij behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
13.2 Bouwregels
13.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross.
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met bij een en ander behorende voorzieningen zoals in- en uitritten, paden, bermen, parkeervoorzieningen, en andere bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2.1 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning.
Voor het verlenen van de omgevingsvergunning gelden de volgende voorwaarden:
- a. de diepte van de erker en/of ingangspartij bedraagt ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 meter bedragen;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 20 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 14 m2 en een overkapping is toegestaan;
- c. de goothoogte en bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 en 5 meter;
- d. het woongenot van de naaste buren mag niet onevenredig worden aangetast;
- e. het straatbeeld mag niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer en het vervoer over de weg;
- b. bermen;
- c. watergangen;
met daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen andere werken en voorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van de inrichting van wegen met meer dan 2 rijstroken.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterberging en waterhuishouding;
met daarbij behorende voorzieningen zoals paden, bermen, oevers, taluds, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, zoals bruggen, duikers, palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen en in samenhang daarmee voor met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, al dan niet in combinatie met een praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding:
verbeelding | aanduiding | omschrijving | |
sdv-2 | 'specifieke vorm van dienstverlening - kapper | kapper | |
sm-8 | 'specifieke vorm van maatschappelijk - apotheek | apotheek | |
prr | 'praktijkruimte' | praktijkruimte |
met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 17.2.2 onder d ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, mits:
- 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. lid 17.2.2 g ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan hoofdgebouwen tot de goothoogte van het betreffende hoofdgebouw, mits:
- 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
- c. lid 17.2.2 i en j ten behoeve van het bouwen van een praktijkruimte, als gebouw bij een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de praktijkruimten niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de het hoofdgebouw en de bijbehorende gebouwen, tot ten hoogste 75 m2;
- 2. de goothoogte en de bouwhoogte van de praktijkruimte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
- d. lid 17.2.2 i en j ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2, mits de oppervlakte van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende gronden meer dan 600 m2 bedraagt, in welk geval het vereiste dat 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd moet blijven vervalt.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
- b. het gebruik van een woning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
- 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
- 2. de uitstraling als woning intact blijft;
- 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
- 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
- 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
- c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de recreatiewoningen voorzover aangeduid;
- e. het gebruik van een woning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in :
- a. lid 17.4 onder c ten behoeve van mantelzorg in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een woning, met dien verstande dat:
- 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
- 2. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. lid 17.4 onder d ten behoeve van bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. bed & breakfast uitsluitend mag plaatsvinden in een legaal aanwezige woning, waarbij geldt dat ook de deel van een (voormalige) boerderij wordt geacht deel uit te maken van de woning;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte voor bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning en tevens niet meer dan 120 m², waarbij onder de oppervlakte voor bed & breakfast worden begrepen:
- slaapkamers;
- bad-, douche- en toiletruimten, die niet gedeeld worden met bewoners;
- een gemeenschappelijke ruimte van niet meer dan 30 m2;
- 3. niet meer dan vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) zijn toegestaan;
- 4. een kookvoorziening niet is toegestaan;
- 5. de maximum verblijfsduur per recreant niet meer dan tien dagen achtereen mag bedragen;
- 6. het gebruik ten behoeve van bed & breakfast geen onevenredige afbreuk mag doen aan:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven;
- het straatbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- 7. parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste gelijk niet zijn aan het aantal slaapkamers dat voor bed & breakfast wordt aangewend;
- 8. bed & breakfast uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- c. lid 17.4 onder e in die zin dat een woning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa van de woning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang en één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.
Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor het stallen van woonwagens met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
- b. het gebruik van een woonwagen en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
- c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- e. het gebruik van een woonwagen ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de gasleiding met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 19.1 genoemde bestemming bedraagt maximaal 4 m met dien verstande dat hekken niet hoger mogen zijn dan 2 m.
19.3 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mogen bouwwerken tot een oppervlakte van ten hoogste 120 m2 worden gebouwd.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mogen bouwwerken tot een oppervlakte van ten hoogste 500 m2 worden gebouwd.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
23.2 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
23.3 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen
In die gevallen dat op de verbeelding een noodzakelijke maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak tenzij het specifiek wordt toegestaan.
24.2 Afwijking van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 24.1 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van niet meer dan 60 m², met dien verstande dat:
- deze afwijking uitsluitend wordt toegestaan op percelen met een omvang van minimaal 1000 m² met villa-achtige bebouwing.
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
25.1 antennemast
25.2 garagebox
25.3 geluidzone - industrie
25.4 veiligheidszone - bevi
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bergbezinkbassin met een maximale oppervlakte van 2500m², maximaal 3 meter diep, maximaal 1 meter hoog, met een regelkast van 2 meter hoog en een oppervlakte van 6 vierkante meter;
- c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- d. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
27.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
27.2 Wijzigingslocaties
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nunspeet Noord en Oost' van de gemeente Nunspeet.
Behorend bij het besluit van ...
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Actualisering van bestemmingsplannen ouder dan tien jaar is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht. Voorliggend bestemmingsplan betreft de herziening van de geldende bestemmingsplannen die op dit moment gelden voor Nunspeet-Noord en Oost.
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de eisen ten aanzien van de vormgeving van een bestemmingsplan. Hiermee wordt gedoeld op de gestandaardiseerde planregels en digitale plankaarten (verbeeldingen), gebaseerd op objectgerichte vlakken en voorzien van een codering zoals omschreven in de Standaard Vergelijkbaarheid Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit de woonwijken ten noorden van de Elburgerweg, de woonwijken in Nunspeet-Oost, de sportvelden van De Wiltsangh en het gebied dat aan de Nunspeetzijde van de toekomstige rondweg valt. De volgende afbeelding laat globaal de grenzen zien.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voorliggend plan herziet alle bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied en alle partiële herzieningen, uitwerkingen en wijzigingen op die plannen. Ook alle gevoerde vrijstellingen ex artikel 19 van de WRO zijn in dit bestemmingsplan opgenomen. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de grootste plannen:
- Buitengebied
- De Bunte 2005, onherroepelijk 01-02-2006
- De Bunte 2005 plan van uitwerking, onherroepelijk 17-05-2006
- De Bunte Uitwerking 2, onherroepelijk 26-10-2006
- De Bunte Meerkoet 4, onherroepelijk 12-09-2010
- De Bunte 2005 (Molenweg 59), onherroepelijk 05-05-2006
- Nassaulaan 110, onherroepelijk 21-12-2011
- de Marsse, onherroepelijk 22-09-1998
- Bestemmingsplan 't Hul-Zeeweg 1982
- 1. uitwerking 't Hul - Zeeweg 1 1983
- 2. uitwerking 't Hul - Zeeweg 3 1986
- 3. uitwerking De Hagen 1-5 1986-1995
- Nunspeet-Oost, 1997
- Winkelcentrum De Binnenhof, onherroepelijk 11-03-2011;
- MFA Veluvine, F.A. Molijnlaan 184,186 en 188
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan is opgebouwd uit planregels en een verbeelding (NL.IMRO.0302.BP01095-vg02 en wordt onderbouwd in deze toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op de historie, de ruimtelijke structuur en de voorkomende functies.
- Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid.
- Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten en de hieruit voortvloeiende gevolgen voor het bestemmingsplan.
- Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt een aantal zaken uit de regels en de verbeelding nader toegelicht.
- In hoofdstuk 6 en 7 worden de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan verantwoord.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Situering Van Het Plangebied
Het plangebied van Nunspeet-Noord wordt begrensd door de Elburgerweg, Marconiweg, Molenweg en de Hullerweg. Het plangebied van Nunspeet-Oost wordt begrensd door de F.A. Molijnlaan, Eperweg, Elburgerweg, de nieuwe rondweg door het agrarisch gebied en het bedrijventerrein De Kolk. Het recreatieterrein De Witte Wieven en de ontwikkeling aan het Zwolsewegje 82 zijn buiten het plangebied gelaten omdat hiervoor recentelijk plannen zijn/worden opgesteld.
In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.
De exacte ligging van het plangebied voor het bestemmingsplan Nunspeet-Noord en Oost
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Nunspeet-Noord
Nunspeet-Noord is te kenschetsen als woongebied. Dit deel van Nunspeet vormde dé nieuwbouwlocatie van de laatste decennia. De wijken hebben een heldere structuur en de woningen hebben over het algemeen een traditionele bouwvorm van één à twee lagen met kap. De wijk aan de oostkant is intussen volledig gebouwd en in gebruik.
Nunspeet-Noord ligt tussen de bebouwingslinten Elburgerweg en Hullerweg. Twee fietspaden snijden het gebied in drie buurten: de Hul, De Marsse en de Bunte.
De belangrijkste voorzieningenclusters liggen aan de west- en oostzijde van het plangebied. De voorzieningen aan de oostzijde bestaan onder andere uit de brandweer, Rode Kruisgebouw, zorgcentrum Zeewende, kinderopvang en buitenschoolse opvang. De voorzieningencluster aan de westzijde bestaat onder andere uit het politiebureau, de tandartspraktijk, de Kruiskerk, en het gezondheidscentrum.
Nunspeet-Oost
Het oosten van Nunspeet bestaat eveneens voornamelijk uit woningen. De verschillende buurten in deze wijk hebben ieder hun karakteristieke structuur en uitstraling. Het zuidelijke deel bestaat voornamelijk uit twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen die ruim van opzet zijn. Het middengedeelte bestaat voornamelijk uit rijwoningen en heeft een vrij langgerekte structuur. Het noordelijkste deel heeft een lossere structuur met wisselende woningtypologieën.
De historische wegen zijn de F.A. Molijnlaan, Eperweg en Elburgerweg, die de grens vormen van dit deelgebied. Aan deze wegen staat karakteristieke bebouwing met een aantal monumentale woonhuizen. Belangrijke ontsluitingswegen zijn Oosteinderweg, Oosterlaan en Oenenburgweg.
In dit deelgebied ligt aan de westzijde een bedrijven-/industriecluster. Een van de grootste werkgevers in Nunspeet is hier gevestigd, namelijk het voedingsmiddelenbedrijf Nestlé. Andere voorzieningen die in de woonwijk liggen, zijn onder andere het Sport- en recreatiecentrum de Brake, diverse scholen, kerken, een tankstation en een grote begraafplaats. In de meest noordelijke buurt van de wijk ligt het Edzard Koningpark. In dit park is een dierenweide aanwezig. Een nieuw multifunctioneel centrum Veluvine huisvest onder andere een middelbare school, verhuurbare zalen, de bibliotheek, en film- en muziekzalen. Aan de oostzijde van dit deelgebied ligt sportpark De Wiltsangh, een fietscrossbaan, schietvereniging en voormalige agrarische bedrijven.
2.3 Beheer Van De Bestaande Ruimtelijke Situatie
In het desbetreffende plan is de bestaande situatie als zodanig bestemd. Enkele bijzonderheden komen in deze paragraaf aan bod.
Beheergericht bestemmen met enige ruimte
Met het opstellen van het bestemmingsplan is de bestaande situatie leidend. De gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden zijn iets ruimer genomen zodat bijvoorbeeld een aan huis verbonden beroep of het bouwen van een garage mogelijk zijn. Voor de uniformering en eenduidigheid in de bestemmingssystematiek van de gemeente is gebruikgemaakt van de bestemmingsmethode zoals deze elders in de gemeente in de woonwijken ook is toegepast.
Geen nieuwe ontwikkelingen behalve...
Zoals hiervoor is aangegeven, is de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Daarnaast zijn voorgenomen ontwikkelingen overgenomen die al in planologische procedures zijn vastgesteld maar die nog niet zijn gerealiseerd. Dat zijn daarmee derhalve geen nieuwe ontwikkelingen, maar de veldsituatie is wel duidelijk anders dan wat dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Het gaat om de volgende locaties: Nassaulaan 110, Hullerweg 61 en Jos Lussenburglaan-Frans Huismansstraat.
Gemengde bestemmingen
De gemeente wil op een aantal locaties de voorzieningen meer ruimte geven. Het gaat om voorzieningen die geclusterd bij elkaar liggen, waardoor mogelijk uitwisseling in functies en ruimtes mogelijk wordt gemaakt. Het betreffen functies die goed passen bij een woonomgeving. De locaties zijn De Marsse-West, De Bunte-Zuid, Veluvine en het perceel met onder andere Sport- en recreatiecentrum de Brake.
Bijbehorende bouwwerken
Ten aanzien van aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen (bijbehorende bouwwerken) bij een woning zijn specifiekere bouwregels opgenomen binnen de bestemmingen Wonen en Tuin. De bijbehorende bouwwerken moeten 3 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw van de woning worden gebouwd. Daarnaast zijn alle vergunde en (legaal) gebouwde bouwwerken ten tijde van de tervisielegging toegestaan.
Een voorbeeld van een gebied waar bijgebouwen in de bestemming Tuin staan, zijn de wijken aan weerszijden van de Jos Lussenburglaan. Voor dit soort situaties zijn de vergunde en (legaal) gebouwde bouwwerken toegestaan. Middels een afwijkingsregeling zijn in dergelijke gebieden ook nieuwe bijgebouwen mogelijk binnen de bestemming Tuin. Hieraan zijn wel voorwaarden gekoppeld.
Bedrijf specifieke aanduidingen
In het plangebied is onder andere het voedingsmiddelenbedrijf Nestlé gevestigd. Daarnaast zijn er een aantal kleinschalige bedrijven in het plangebied zoals een opslagbedrijf en een tankstation. Deze bedrijven hebben een specifieke functieaanduiding gekregen zodat de omschrijving goed aansluit op het feitelijk functioneren van de gronden. De bedrijven liggen in een woonomgeving waardoor niet elke soort van bedrijvigheid gepast is.
Autobedrijf Witte
Voor autobedrijf Witte (Oosteinderweg 70b) is een gedoogbeschikking getroffen. Hierbij is aangegeven dat dit bedrijf verhuist zodra het bedrijventerrein De Kolk ruimte voor dit bedrijf biedt. Vanwege deze beschikking is deze functie niet als Bedrijf bestemd maar tot Wonen en Tuin.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden accenten geplaatst op het gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent een decentralisatie van rijkstaken en -bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel.
Het Rijk richt zich op bereikbaarheidsvraagstukken van nationale betekenis zoals (spoor)wegen, (buis)leidingen en mainports als Schiphol en de (zee)havens. Verder richt het Rijk zich op (water)veiligheidsprojecten.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Dat houdt in dat eerst gekeken moet worden of er vraag is naar een nieuwe ontwikkeling. Als dat het geval is, moet eerst gekeken worden of deze in bestaand stedelijk gebied past. Pas als dat niet het geval is, komt uitbreiding in beeld onder voorwaarde van zorgvuldige inpassing en optimale bereikbaarheid.
Kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken en geeft daarmee dwingende regels voor ruimtelijke ordening op provinciaal en lokaal niveau.
3.1.2 Conclusie rijksbeleid
De SVIR richt zich op vraagstukken die van invloed zijn op het nationaal functioneren. Het betreft hier onder andere het infrastructuurnetwerk van wegen, spoor, buisleidingen en water. Het voorliggend plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen en heeft daardoor geen invloed op het nationaal belang. Het Barro geeft geen regels voor het plangebied.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan Gelderland 2005
Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling binnen de provincie Gelderland in de periode van 2005 tot 2015. Met de inwerkingtreding van de Wro in 2008 is besloten om het streekplan een structuurvisie in het kader van die wet te laten zijn. Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. De provincie heeft voor het ruimtelijk beleid in het streekplan de volgende uitgangspunten:
- regionale inzet;
- versterking ruimtelijke kwaliteit:
- a. water en ruimtegebruik;
- b. bundeling infrastructuur en ruimtegebruik;
- c. bundeling stedelijke functies - stedelijke netwerken.
De uitgangspunten zijn vertaald in een tweeledige provinciale ruimtelijke hoofdstructuur, namelijk: inzetten op laagdynamische functies (Groen-Blauw Raamwerk) en op hoogdynamische functies (Rood Raamwerk).
Het doel van het Groen-Blauw Raamwerk is inzetten op ruimte voor ecologische en hydrologische dynamiek; bescherming van stilte, rust en milieukwaliteit. Er is hierbij sprake van een toelatingsplanologie en het weren van bedreigingen.
Het doel van het Rood Raamwerk is inzetten op ruimte voor intensivering van relaties en functies in stedelijke netwerken en regionale centra (stedelijke dynamiek en voorzieningen). Hierbij is sprake van een ontwikkelingsplanologie waarbij kansen worden benut.
Het streekplan geeft beleid dat is bedoeld voor de gehele provincie, maar ook voor bepaalde regio's is specifiek beleid opgesteld. Het plangebied valt in het streekplan onder het gebied Noord-Veluwe. Globaal is dit het gebied tussen de randmeren en het Veluwemassief; het gebied loopt van Amersfoort tot Zwolle. Voor deze regio is meer specifiek beleid opgenomen.
3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van de provincie Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Artikel 25 van de RVG geeft aan dat Provinciale Staten de planologische rechten respecteren die bestaan op het moment van inwerkingtreding van de verordening. Met deze verordening stellen Provinciale Staten regels over de inhoud, toelichting en onderbouwing van bestemmingsplannen. De regels hebben betrekking op onder andere verstedelijking, detailhandel, wonen, bedrijven, ecologische hoofdstructuur et cetera, en zijn gebaseerd op de uitgangspunten uit de provinciale structuurvisie (Streekplan Gelderland 2005).
3.2.3 Conclusie provinciaal beleid
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. Er is in dit bestemmingsplan rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten vanuit het Streekplan Gelderland 2005 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en heeft uitsluitend betrekking op de bestaande bebouwing van het plangebied.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Woonvisie
In 2003 heeft de gemeente Nunspeet de Woonvisie Nunspeet 2003-2015 vastgesteld. Tussen 2003 en heden hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan, noch op de woningmarkt, noch in beleidstermen. Het nieuwe gemeentebestuur heeft zich in het Coalitieakkoord 2006-2010 uitgesproken voor een actualisatie van het woonbeleid. Op basis van een nieuwe woningmarktverkenning en van de actuele beleidsuitgangspunten is de Woonvisie Nunspeet 2020 opgesteld.
De gemeente Nunspeet staat een beheerste groei van het aantal inwoners voor. De groei van de dorpen wordt naast demografische ontwikkelingen ook beperkt door planologische begrenzingen vanwege landschappelijke en natuurwaarden én in de wens het dorpse en groene karakter van de gemeente te behouden. Het accent wordt in de gemeente gelegd op (jonge) gezinnen met het oog op een evenwichtige bevolkingsopbouw.
In de kern Nunspeet is ruimte voor circa 930 woningen. Grootste locatie is Molenbeek, waar bijna 700 woningen kunnen worden gebouwd. Daarnaast zijn een aantal inbreidingsplannen in de maak. De nieuwbouw moet aansluiten bij het dorpse karakter van de kern met een geringe korrelgrootte en individuele panden. De uitbreiding vindt plaats in een centrumdorps woonmilieu. Door het grote aandeel van het bouwprogramma krijgen alle typen woningen in Nunspeet een plek. Van de nieuwbouw voor jongeren (de specifieke jongerenappartementen) en voor senioren wordt een behoorlijk deel in Nunspeet gerealiseerd met het oog op het voorzieningenaanbod in deze kern. Daarnaast wordt een relatief groot aandeel koop gerealiseerd, waar in de andere kernen de nadruk op de huursector ligt.
Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan: dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard, de realisatie van extra woningen boven op het al toegestane aantal woningen wordt niet mogelijk gemaakt.
3.3.2 Welstandsnota
Het welstandsbeleid is opgenomen in de Welstandsnota gemeente Nunspeet (2004).
De karakteristieke verschijningsvorm, samenhang en sfeer zijn waardevol. Ingrepen die tot een verstoring van dit beeld leiden, moeten worden vermeden. Het welstandsbeleid is gericht op behoud en waar nodig versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Deze komt vooral tot uitdrukking in de losse opstelling van de bebouwing, in het individuele en kleinschalige karakter van de panden enerzijds en in het samenhangende architectonische karakter van de gevels anderzijds. Verdichting en schaalvergroting, door het dynamische karakter van de centrumfunctie, is slechts in beperkte mate mogelijk. Van belang is dat bij beeldbepalende ruimtelijke veranderingen in het dorp, zoals aan de invalswegen, ingespeeld wordt op de karakteristieke kenmerken van het dorp. Nieuwbouw kan in principe alleen plaatsvinden als vervanging van bestaande woningen. De bouwactiviteiten in de woonwijken zullen voor het merendeel bestaan uit uitbreidingen van de woonruimte.
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend. Perceelsgebonden ontwikkelingen moeten, indien nodig, aan de welstandsnota worden getoetst.
3.3.3 Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet
In de Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet 2015 (vastgesteld op 15 april 2003) is het gemeentelijk ruimtelijk beleid op hoofdlijnen beschreven.
Ruimtelijke ontwikkeling
In de toekomstvisie wordt aangegeven dat Nunspeet een vitale gemeente is en wil blijven. Vooropstaat dat de ontwikkeling gericht moet zijn op een gevarieerd woon- en werkklimaat. De groei moet in relatie met de dorpse eigenheid van de gemeente zijn en wordt mede bepaald door de landschappelijke kwaliteiten. Daarnaaast is er grote aandacht voor de sociale samenhang onder de bevolking en het eigene van de streek.
Het streven naar een vitaal Nunspeet vertaalt zich in een concreet woningbouwprogramma van 100 woningen in de gehele gemeente per jaar. De gemeente streeft naar een evenwichtige en duurzame ruimtelijke vertaling van de ambitie om het al aanwezige vitale woon- en werkklimaat te versterken. Economische groei moet samengaan met meer ruimte voor verplaatsing en nieuwvestiging van de bedrijven. Het accent ligt op duurzame economische ontwikkeling, met behoud van diversiteit, die qua omvang past bij de huidige structuur en het groene karakter van Nunspeet.
Toekomstvisie voor Nunspeet 2003-2015 (integrale toekomstvisie Nunspeet 2015)
Ontwikkelingen die de gemeente in de toekomstvisie voor ogen heeft voor Nunspeet-Noord en Oost zijn deels gerealiseerd. Het gaat om de nieuwbouwwijk De Bunte, Veluvine en de locatie voor voorzieningen en dienstverlening in het westen van De Marsse. De plannen voor De Kolk en de rondweg zijn nog in ontwikkeling.
Ontwikkelingen verblijfsrecreatie
De van oudsher ruim vertegenwoordigde verblijfsrecreatie verdient een kwaliteitsimpuls. Verbetering van de kwaliteit (bijvoorbeeld door investeringen in nieuw voor oud) is de voornaamste ambitie. Dat geldt voor recreatiebedrijven in alle kernen. Wanneer bedrijven naast kwaliteitsverbetering ook functieverbreding willen toepassen om synergie te behalen, bijvoorbeeld in de zin van een koppeling met de congresfunctie, benadert de gemeente dat in principe positief. Verplaatsing van een recreatiebedrijf naar een locatie waar de druk op de natuur minder groot is, past ook in het licht van de kwalitatieve doelstelling. Kwantitatieve groei van seizoens- en trekkersplaatsen is onder voorwaarden toelaatbaar als compensatie voor de economische gevolgen wanneer beleid van andere overheden krimp van de sector zouden opleggen. Belangrijkste voorwaarde is dat de recreatieve en landschappelijke waarden van de groene en stille omgeving hierbij gerespecteerd worden. Voor kwantitatieve groei van de voorraad recreatiewoningen is geen ruimte.
De stagnatie in bezoekersaantallen van de dag- en verblijfsrecreanten op de Veluwe vraagt om investeringen in de diepte (kwaliteit) en minder in de breedte (omvang). Bedrijven hebben de afgelopen jaren te weinig geïnvesteerd in hun voorzieningen ten opzichte van bedrijven in andere delen van het land. Er zijn te weinig aanpassingen gedaan aan de veranderingen in smaak van de huidige consument, zowel in de verblijven zelf als in de activiteiten en voorzieningen. Een kwaliteitsslag is noodzakelijk. Als er geen vernieuwingen plaatsvinden, mist Nunspeet de ‘concurrentieslag’ met andere toeristengebieden in Nederland en neigt de sector ertoe om ‘oubollig’ te worden. Stilstand is achteruitgang.
Om de recreatieve verbinding tussen Nunspeet en het water te herstellen wordt ingezet op opwaardering van bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen aan (of in) het Veluwemeer onder de noemer ‘Nunspeet aan Zee’. Het gebied tussen de kern Nunspeet en de watersportfaciliteiten biedt aanknopingspunten voor extensieve toeristisch-recreatieve ontwikkeling. In deze verbindingszone is ruimte voor herhuisvesting van verblijfsrecreatieve voorzieningen uit het Centraal Veluws Natuurmassief (CVN), extensieve bebouwing en de ontwikkeling van wandel- en fietspaden, mits deze ontwikkeling geen grote aantasting van de natuur- en landschapswaarden veroorzaakt.
Uitgangspunten verblijfsrecreatie
De gemeente staat een kwaliteitsslag in de verblijfsrecreatie voor, waarbij zij medewerking verleent aan particuliere initiatieven ten aanzien van verbeterde verblijfsaccommodaties en bedrijfsverplaatsing binnen de kaders van het groei- en krimpbeleid. Verstening en/of uitbreiding van bestaande kampeer- en standplaatsen in het CVN wordt uitgesloten, en ruimte wordt geboden voor nieuwe ontwikkelingen in de overgangszone. In het kader van plattelandsvernieuwing wordt zowel in het weidegebied als de agrarische enclave medewerking verleend aan ontwikkeling van kleinschalige recreatieve (neven)activiteiten, onder voorwaarde dat de agrarische sector en de natuurwaarden daar geen bijzondere schade van ondervinden. Kwantitatief betekent dit: vergroting van de omvang van het huidige aanbod aan overnachtingsplaatsen in de gemeente. Deze uitgangspunten hebben hun vertaling gekregen in dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten en visie zoals verwoord in de IRTV.
3.3.4 Conclusie gemeentelijk beleid
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid. Er is in dit bestemmingsplan rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten vanuit de IRTV. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.1 Cultuurhistorie En Archeologie
Toetsingskader en beleid
Met de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 19 december 2006 is aangenomen door de Eerste Kamer, is het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta, tot stand gekomen op 16 januari 1992 in Valletta, is een Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed. Afgesproken is dat er bij ruimtelijke plannen meer rekening wordt gehouden met archeologie. In de Wet op de archeologische monumentenzorg is geregeld wat dit concreet betekent.
De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) heeft terreinen waar bewoningssporen zijn aangetroffen, aangewezen als terreinen van archeologische waarde. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn alle archeologisch waardevolle terreinen in de gemeente weergegeven. Een aantal terreinen van archeologische waarde zijn aangewezen als archeologisch monument. Deze terreinen zijn beschermd ingevolge de Monumentenwet 1988. Alle archeologisch waardevolle terreinen zijn aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK).
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
De gemeente Nunspeet heeft een archeologische kaart laten opstellen door bureau Raap. De informatie die daaruit is voortgekomen ten aanzien van archeologisch waardevolle gebieden is in dit bestemmingsplan opgenomen:
- a. Voor bodemingrepen op archeologische monumenten is altijd toestemming nodig om te mogen bouwen. Deze zijn inclusief een buffer bestemd als Waarde - Archeologie 1.
- b. Voor gebieden met een hoge archeologische verwachting is archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m². Deze zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2.
- c. Voor gebieden met een middelmatige archeologische verwachting is archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m². Deze zijn bestemd als Waarde - Archeologie 3.
- d. Afhankelijk van de waardering van de archeologische vindplaats is er een buffer opgenomen rondom bekende vindplaatsen. Deze zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2, wat inhoudt dat archeologisch onderzoek nodig is als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m².
- e. Bouwactiviteiten in gebieden met een lage archeologische verwachting zijn vrijgesteld van onderzoeksplicht.
- f. Voor alle gebieden met een hoge of lage verwachtingswaarde geldt dat voor werken groter dan 5000 m² respectievelijk 2500 m² een vergunning is vereist.
In dit bestemmingsplan zijn de archeologisch waardevolle gebieden door middel van een dubbelbestemming aangegeven. In het plangebied liggen alleen gebieden met Waarde - Archeologie 2 en 3.
4.2 Ecologie
Toetsingskader en beleid
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij moet worden aangetoond dat, als gevolg van de geplande activiteiten, de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de EHS. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Soortenbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod op het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rodelijstsoorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het plangebied ligt te midden van het Nationale landschap de Veluwe. Aan de zuidoostzijde van Nunspeet ligt het Natura 2000-gebied de Veluwe (geel) en de EHS (groen). Een klein deel aan de oostzijde van het plangebied valt binnen het Natura 2000-gebied en binnen de EHS. Het bestemmingsplan voorziet in dit gebied geen nieuwe ontwikkelingen. In onderstaande figuur is de ligging van de beschermingsgebieden weergegeven.
Fragment gebiedendatabase (www.synbiosys.alterra.nl)
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is de ligging grenzend aan de natuurgebieden geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Ook ten aanzien van eventuele soorten die zich in het plangebied bevinden, vormt het bestemmingsplan geen belemmering omdat het ten opzichte van het geldende bestemmingsplan geen (nieuwe) ontwikkelingen mogelijk maakt die invloed hebben op de beschermde gebieden en soorten.
Vanuit het omgevingsaspect ecologie worden geen aanvullende eisen gesteld aan dit bestemmingsplan.
4.3 Water
Toetsingskader en beleid
Van groot belang voor de ruimtelijke-ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Veluwe.
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De gemeente streeft samen met de waterschappen een duurzaam waterbeheer na. Dit houdt onder andere in dat nieuwe functies niet worden toegestaan op plaatsen die hiervoor niet geschikt zijn, of dat deze ingrepen moeten worden gecompenseerd door bijvoorbeeld ruimte te maken voor waterberging (retentie). De belangrijkste watergangen en voorzieningen voor de waterhuishouding worden specifiek bestemd. Minder belangrijke watergangen en kleinere voorzieningen worden in de gebiedsbestemmingen opgenomen.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op het aspect water, waardoor geen aanvullende eisen nodig zijn.
4.4 Luchtkwaliteit
Toetsingskader en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke-ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
- kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
- projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is in principe een conserverend plan en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die de hiervoor aangegeven criteria te boven gaan.
Vanuit het aspect luchtkwaliteit is er geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
4.5 Geluid
Toetsingskader en beleid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Als niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor de realisering van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals nieuwe (bedrijfs)woningen noch maatschappelijke of recreatieve voorzieningen. Daarnaast biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheid voor andere bedrijvigheid dan toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan.
Vanuit het omgevingsaspect geluid is er dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.6 Bodem
Toetsingskader en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is in principe een conserverend plan en maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvoor nader onderzoek van de bodem noodzakelijk is.
Vanuit het aspect bodem is er geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied (zoals een dorpscentrum) kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Met het verdwijnen van de agrarische functie is de woonfunctie toegenomen. De voormalige agrarische dorpen bleken in het verleden door de aanwezigheid van (agrarische) loodsen en schuren een broedplaats voor kleinere bedrijven. Door strengere milieuwetgeving is de mogelijkheid tot het starten van kleinschalige semi-agrarische en ambachtelijke bedrijven afgenomen. Binnen de kernen wordt hinder door geluids- en stankoverlast tegengegaan.
Dit bestemmingsplan biedt geen ruimte voor nieuwvestiging van bedrijven, tenzij het gaat om vervanging van de bestaande bedrijven door gelijksoortige of minder belastende bedrijven, of om het uitoefenen van (kleinschalige) beroepsmatige activiteiten aan huis (zoals een administratiekantoor). Het gemeentelijk beleid is gericht op concentratie van bedrijven op bestaande en nieuw aan te leggen bedrijfsterreinen elders in de gemeente.
Daarmee is er vanuit milieuzonering geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
4.8 Externe Veiligheid
Toetsingskader en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, lpg en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externeveiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR)) en het groepsrisico (GR)). Plaatsgebonden risico is “het risico op een plaats buiten een inrichting uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is”. De definitie van groepsrisico is “de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is”.
Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenoemde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe, beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:
- de personendichtheid;
- de hoogte van het groepsrisico;
- maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
- de voor- en nadelen van alternatieve locaties;
- de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;
- de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.
Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Inrichtingen
Bij externe veiligheid rondom inrichtingen gaat het om het beheersen van de risico's voor omwonenden van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Met inrichtingen worden hier locaties bedoeld waar opslag, gebruik en productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In het plangebied zijn een aantal risicovolle inrichtingen aanwezig. Onderstaande afbeelding laat deze inrichtingen als rode punt zien.
afbeelding risicovolle inrichtingen en buisleidingen, bron www.risicokaart.nl
De inrichtingen hebben geen invloed op de doelstelling van dit bestemmingsplan. De doelstelling is de bestaande situatie beheergericht te bestemmen. Aangezien er in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen gepland zijn, vormen deze inrichtingen geen vraagstuk ten aanzien van de uitvoerbaarheid van dit plan.
Voor het gasontvangstation op het terrein van Nestlé is een Bevi-zone opgenomen. Binnen deze zone mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd. B en W hebben de bevoegdheid om onder voorwaarden deze zone te verwijderen of te verplaatsen.
Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is per 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb vervangt de circulaires Zonering langs hogedrukaardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991). In het Bevb is geen sprake meer van veiligheids-/bebouwings- en toetsingsafstanden zoals deze werden voorgeschreven in de circulaires. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het PR en een verantwoordingsplicht van het GR. De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar met de regeling voor inrichtingen zoals vastgelegd in het Bevi.
In het plangebied is een (aardgastransport)leiding aanwezig. In dit bestemmingsplan is een beschermingszone in de vorm van een dubbelbestemming Leiding - gas opgenomen van 4 meter vanuit het hart van de leiding. Binnen deze zone zijn bodemingrepen of het bouwen van bouwwerken alleen mogelijk met een omgevingsvergunning. Voor de vergunnigverlening moet de ingreep voldoen aan een aantal voorwaarden.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het externeveiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen staat in de Nota en Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Om te kunnen bepalen of het vervoer van gevaarlijke stoffen over een bepaalde route voldoet aan de externeveiligheidsnormen moeten ook hier eerst het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden berekend. Het Rijk heeft een ontwerp voor Basisnet Weg, Water en Spoor opgesteld. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen spelen belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid een grote rol. Er zijn steeds meer ontwikkelingen in Nederland zichtbaar die zorgen voor spanning tussen deze belangen. Met het doel een duurzaam evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid is het Basisnet ontstaan. In en nabij het plangebied bevinden zich geen (vaar)wegen waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Ten aanzien van externe veiligheid is voor dit bestemmingsplan een dubbelbestemming Leiding - Gas en een veiligheidszone - bevi met een regeling opgenomen voor de bescherming van de gasleiding en het gasontvangstation.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
5.2.1 Enkelbestemmingen
Agrarisch
In het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gevestigd. Een aantal agrarische percelen hebben wel de bestemming Agrarisch gekregen. De agrarische bestemming is op deze percelen gelegd om de nog aanwezige open doorkijken naar het omliggende gebied daar waar mogelijk te behouden als ook het bedrijfsmatige agrarische gebruik van deze percelen mogelijk te houden.
Bedrijf
Verspreid over het dorp bevindt zich een groot aantal bedrijfslocaties. Binnen de bestemming Bedrijf zijn in principe alleen bedrijven toegestaan die worden vermeld onder categorie 1 van de bedrijvenlijst in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Daar waar bedrijven uit een hogere categorie zijn toegestaan, is dat expliciet, door middel van een aanduiding, aangegeven. Binnen het bouwvlak van de bedrijfsbestemming is een bedrijfswoning toegestaan indien aangeduid.
Centrum
Voor het buurtwinkelcentrum De Binnenhof is de bestemming Centrum opgenomen. Binnen deze bestemming zijn nagenoeg alle functies toegestaan op de begane grond, met dien verstande dat bedrijven zoals timmerwerkplaatsen, autoreparatiebedrijven en vergelijkbare bedrijven niet zijn toegestaan. Vanaf de eerste bouwlaag zijn alleen woonfuncties toegestaan.
Detailhandel
Op een aantal plaatsen in het plangebied is een winkel gevestigd. Deze bedrijven zijn onder de bestemming Detailhandel gebracht.
Gemengd
Binnen een aantal gebieden liggen diverse maatschappelijke voorzieningen, zorginstellingen, dienstverlenende bedrijven en sportvoorzieningen bij elkaar. Voor een goede uitwisselbaarheid van de ruimtes en functies is gekozen voor een mengbestemming. Een bepaalde mate van flexibiliteit zorgt ervoor dat deze gebieden ook in de toekomst voldoende mogelijkheden behouden om aan te sluiten op de behoeften. De bestemmingsregels en bouwregels bieden voldoende ruimtelijke kaders zodat de mogelijke functies ook binnen een woonomgeving kunnen worden uitgeoefend.
Groen
Een aantal parken en andere beeldbepalende groenelementen zijn onder de bestemming Groen gebracht. Binnen deze bestemming is het oprichten van bebouwing niet toegestaan. Fiets- en voetpaden, groen- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen maken deel uit van de bestemming. De dierenweide in het Edzard Koningpark heeft als aanvullende aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenweide'. Binnen de grenzen van deze functieaanduiding mogen dieren verblijven en is een gebouw toegestaan in de vorm van een dierenverblijf. Ten behoeve van de huidige (ondergrondse) rioleringsvoorziening aan de Marconiweg 26 is de functieaanduiding 'waterberging' opgenomen waarbinnen een bergbezinkbassin en regelgebouwtje is toegestaan.
Horeca
De horecavoorzieningen die zich in het dorp bevinden, hebben een horecabestemming gekregen. Automatenhallen, dancings en discotheken zijn niet toegestaan.
Maatschappelijk
Kerkgebouwen, buurthuizen, scholen en andere maatschappelijke voorzieningen zijn bestemd als Maatschappelijk. Bedrijfswoningen zijn als zodanig aangeduid. Begraafplaatsen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding.
Natuur - Landschap
De bestemming Natuur - Landschap geldt voor de gronden die een landschappelijke of een natuurwaarde hebben en waarbinnen extensief recreatief medegebruik is toegestaan. Binnen deze bestemming zijn gebouwen uitgesloten.
Recreatie - Recreatiewoning
In het bestemmingsplan ter plaatse van de Oostereinderweg 77 is een recreatiewoning aanwezig, deze is in zijn huidige vorm bestemd.
Sport
De verschillende sportvoorzieningen en sportpark De Wiltsangh zijn opgenomen binnen de bestemming Sport. Met name voor sportpark De Wiltsangh is gekozen voor een flexibele regeling ten aanzien van het bouwen van gebouwen. Grote gebouwen hebben een bouwvlak gekregen met ruime bouwmogelijkheden. Voor de rest van het sportpark is het mogelijk kleine gebouwen (per gebouw maximaal 200 m2) te bouwen zoals dugouts, materiaalruimtes et cetera.
Tuin
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Binnen deze bestemming is het oprichten van bebouwing niet toegestaan. Al vergunde bijbehorende bouwwerken zijn wel toegestaan. Met een afwijkingsbevoegdheid kan het bouwen van een erker of een bijbehorend bouwwerk mogelijk worden gemaakt. Voor de zone ten zuiden van het project aan de Nassaulaan 110 is het binnen de bestemming Tuin, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - schouwpad', niet toegestaan bouwwerken op te richten. Deze zone moet toegankelijk blijven voor het onderhoud van de watergang. Erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een woning mogen maximaal 1 m hoog zijn.
Verkeer
De doorgaande (verbindings)wegen in het plangebied zijn onder de bestemming Verkeer gebracht. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, zoals bushaltes en verkeerstekens, worden opgericht. Bermen, watergangen en voorzieningen zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen maken deel uit van de bestemming.
Water
De structurele, grote watergangen en vijvers hebben de bestemming Water gekregen. Hierbinnen zijn bouwwerken toegestaan ten behoeve van de bestemming zoals duikers, bruggen en zijn geen gebouwen mogelijk.
Wonen
Woningen zijn onder de bestemming Wonen gebracht. Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep is toegestaan. Binnen de bestemming is er - door middel van een aanduiding - onderscheid gemaakt tussen:
- aaneengebouwde woningen
- twee-aan-eengebouwde woningen
- vrijstaande woningen
- gestapelde woningen
Bijbehorende bouwwerken moeten 3 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd. Bij het oprichten van bebouwing moet een bepaalde afstand worden gehouden tot de zijdelingse perceelsgrenzen. Op een aantal plekken zijn ondergeschikte functies toegestaan; deze percelen hebben een aanvullende aanduiding.
Wonen - Woonwagenstandplaats
De gronden bestemd voor het stallen van woonwagens hebben een aparte bestemming Wonen-Wagenstandplaats. De regels zijn grotendeels gebaseerd op de bestemming Wonen. Per woonwagen is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan van maximaal 12 m2.
5.2.2 Dubbelbestemmingen
Leiding - Gas
Door het plangebied loopt één belangrijke gasleiding van oost naar west. Voor deze leiding is het belangrijk om te regelen dat de leiding niet door bodemingrepen wordt beschadigd. Hierdoor is een zone van 14 meter aan weerszijden van de hartlijn van de gasleiding opgenomen die niet zonder meer kan worden bebouwd of waarbij een bodemingreep mogelijk is. Dit is alleen mogelijk met een afwijking.
Waarde - Archeologie 2
De buffer rondom bekende vindplaatsen wordt bestemd als Waarde - Archeologie 2. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek nodig is als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m². De gemeente kan hier overigens van afwijken.
Waarde - Archeologie 3
De dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3 wordt gebruikt voor gebieden met een middelmatige archeologische verwachting. Voor deze gebieden is archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m². De gemeente kan hier overigens van afwijken.
5.2.3 Algemene regels
geluidzone - industrie
Rond het bedrijf Nestlé is een geluidzone opgenomen waarvoor dit bedrijf een milieuvergunning heeft. Deze zone is bedoeld voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte van dit bedrijf.
veiligheidszone - bevi
Rond het gasontvangstation is een veiligheidszone opgenomen. Binnen deze zone zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
wro-zone - wijzigingsgebied 1
Voor kleinschalige functies is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft functies die in een woonomgeving liggen, bijvoorbeeld aaneengeschakeld aan burgerwoningen. De wijzigingsbevoegheid biedt de mogelijkheid deze functies te wijzigen naar de bestemming Wonen.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) was het al verplicht de financiële haalbaarheid van ruimtelijke plannen aan te tonen. De mogelijkheden voor (gemeentelijk) kostenverhaal op particulieren en/of projectontwikkelaars waren beperkt. Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken de gemeenten over meer mogelijkheden voor kostenverhaal.
Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid kan dan ook worden opgemerkt dat het hier een bestaande situatie betreft die in een nieuwe planologische regeling is vervat. Van gemeentewege zijn geen nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen die in een financieel kader geplaatst moeten worden. Een verdergaande toets ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid is niet noodzakelijk.
6.2 Grondexploitatie
Wanneer een bestemmingsplan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, moet op basis van artikel 6.12 van de Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan worden vastgesteld. Onder een aangewezen bouwplan wordt krachtens artikel 6.2.1 van het Bro onder andere de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen, de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² brutovloeroppervlakte, of de bouw van ten minste 1000 m² brutovloeroppervlakte aan kassen verstaan. Het exploitatieplan is in deze situatie de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van artikel 6.2.4 van het Bro worden daartoe onder andere gerekend de kosten van de aanleg van voorzieningen, de kosten van het opstellen van gemeentelijke plannen en andere door het gemeentelijk apparaat te verrichten werkzaamheden ten behoeve van de bouwplannen. Daarnaast kan een exploitatieplan vereist zijn als aanvullende eisen en regels gesteld moeten worden.
Het desbetreffende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt geldt en met inachtneming van de actuele bouw- en gebruiksregels en verplichte sectorale toetsen wordt vastgelegd. In het bestemmingsplangebied worden slechts beperkte bouwmogelijkheden geboden, die kunnen worden aangemerkt als aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief, waaraan in de meeste gevallen geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt.
Wanneer door middel van wijzigingsbevoegdheden bouwmogelijkheden worden geboden, schuift het beoordelingsmoment ten aanzien van de vaststelling van een exploitatieplan door naar de toepassing van de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid. Mochten zich dan kosten voordoen die voor kostenverhaal in aanmerking komen, wordt geprobeerd een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6.24 van de Wro te sluiten met de initiatiefnemer. In deze overeenkomst kunnen, indien nodig, ook aanvullende eisen gesteld worden. Wanneer het sluiten van een dergelijke overeenkomst voorafgaand aan de vaststelling van het wijzigingsplan niet mogelijk blijkt te zijn, kan hiervoor alsnog een exploitatieplan worden vastgesteld.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Het bestemmingsplan biedt een conserverende regeling voor een bestaand gebied. De mogelijkheden die het plan biedt, zijn grotendeels afgestemd op de geldende bestemmingsplannen, perceelsgebonden van karakter en kleinschalig van aard. Het plan voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij maatschappelijke belangen geschaad kunnen worden.
Ook doorloopt het bestemmingsplan de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.
7.2 Procedure Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan wordt volgens de gebruikelijke procedure voor de bestemmingsplannen ter inzage gelegd. Eenieder kan dan voor een periode van zes weken eventueel zijn zienswijze op het bestemmingsplan kenbaar maken. Naar aanleiding van deze ronde kunnen wijzigingen in het bestemmingsplan worden verwerkt.
Het plan wordt daarna vastgesteld.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten