KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Bijlage Bij Regels
Bijlage 1 Verbeelding
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Planbeschrijving
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Bodem
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Externe Veiligheid
3.5 Milieuzonering
3.6 Archeologie En Cultuurhistorie
3.7 Ecologie
3.8 Water
3.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planregels
4.2 Opbouw Regels
4.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Haalbaarheid
5.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid
Bijlage Bij Toelichting
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Aveco De Bondt, D.d. 15 Maart 2011
Bijlage 2 Verkennend Booronderzoek Adc Archeoprojecten, D.d. 30 Augustus 2011
Bijlage 3 Onderzoek Flora En Fauna Buro Maerlant/aveco De Bondt, D.d. 15 Maart 2011
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

KROONLAAN-ZEEWEG, EERSTE HERZIENING

Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet

Vastgesteld op 03-12-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan KROONLAAN-ZEEWEG, EERSTE HERZIENING met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01115-vg01 van de gemeente Nunspeet;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen.

1.3 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 beganegrondverdieping

de eerste bouwlaag;

1.9 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.13 bijbehorende bouwwerk:

functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk;

1.22 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat door omvang en aard op een aaneengesloten samenstel van gronden als het belangrijkste of een van de belangrijkste dient te worden aangemerkt;

1.26 kap:

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.27 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.28 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

1.29 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;

1.30 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;

1.31 sexinrichting:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  1. a. sexbioscoop:

Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  1. b. sexclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;

  1. c. sexautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  1. d. sexwinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  1. e. prostitutiebedrijf:

een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;

1.32 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.33 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.34 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.35 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen: buiten beschouwing gelaten. Luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  2. b. in- en uitritten.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan een hoofdgebouw, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een hoofdgebouw:

  1. a. met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met bouwwerken bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  2. b. met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m2 en een overkapping is toegestaan;
  3. c. met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. kunstobjecten;
  6. f. fiets- en wandelpaden;
  7. g. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'aeg' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;

met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. Het bepaalde in sublid 5.2.2 e en g onder 1 ten behoeve van het bouwen van een praktijkruimte, als bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de praktijkruimten niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 75 m2;
    2. 2. de goothoogte en de bouwhoogte van de praktijkruimte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
  2. b. Het bepaalde in sublid 5.2.2 g onder 1 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan hoofdgebouwen tot de goothoogte van het betreffende hoofdgebouw, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. Van het bepaalde in lid 5.1 onder a ten behoeve van het gebruiken en inrichten van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten dan aan huis gebonden beroep, zoals die van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van ruimten voor de andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij eenzelfde hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, en ten hoogste 45 m2;
    2. 2. die andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:
      • niet-milieuvergunningplichtig en/of niet-meldingsplichtig zijn;
      • in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangemerkt als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
      • geen horeca betreffen;
      • geen detailhandel betreffen;
      • geen wezenlijke verandering van het woonkarakter en de uiterlijke verschijningsvorm van het hoofdgebouw met zich meebrengen;
      • geen buitenopslag met zich meebrengen;
      • geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk in de omgeving met zich meebrengen, met dien verstande dat:
      • het parkeren ten behoeve van die activiteiten zo veel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het hoofdgebouw mogen plaatsvinden.
  2. b. Van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het gebruiken en inrichten van hoofdgebouwen voor bed & breakfast, mits voldaan wordt aan de volgende uitgangspunten:
    1. 1. Bed & breakfast moet gerealiseerd worden in een bestaande legaal hoofdgebouw behorende bij een woonbestemming.
    2. 2. De oppervlakte voor bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw. De gebruiksvloeroppervlakte voor bed & breakfast mag maximaal 110 m² bedragen. De voorziening mag ten hoogste uit vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) bestaan. Onder de oppervlakte voor bed & breakfast vallen de volgende ruimten:
      • slaapkamer(s);
      • bad- , douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s);
      • een gemeenschappelijke ruimte.
    3. 3. De gemeenschappelijke ruimte moet in het hoofdgebouw worden gerealiseerd. De oppervlakte is exclusief gemeenschappelijke verkeersruimten. De genoemde ruimten zijn niet verplicht en kunnen gecombineerd worden met elkaar. Niet genoemde ruimten (zoals een keuken of woonkamer) zijn niet toegestaan voor bed & breakfast.
    4. 4. De maximum verblijfsduur per recreant mag niet meer dan tien dagen achtereen bedragen.
    5. 5. Verder moet er een overeenkomst worden afgesloten tussen de gemeente en de eigenaar, waarin bedongen wordt dat er bij permanente bewoning een boeteclausule in werking treedt.
    6. 6. Semipermanente verhuur is niet toegestaan.
    7. 7. In de voorziening mag geen separate kookvoorziening worden aangebracht.
    8. 8. De cultuurhistorische/monumentale en/of architectonische waarde van het hoofdgebouw moet behouden blijven.
    9. 9. Bed & breakfast mag geen onevenredige afbreuk doen aan:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • bij het wonen: een goede woonsituatie;
      • de milieusituatie (aan de bedrijfsvoering van andere agrarische en niet-agrarische bedrijven mag door bed & breakfast geen beperking ontstaan);
      • het straatbeeld;
      • de verkeersveiligheid.
    10. 10. Overlast aan aangrenzende percelen moet worden voorkomen. Elementen waar onder andere aandacht aan moet worden besteed is de ligging en situering van de parkeerplaatsen en van een (eventueel) terras.
    11. 11. Er moet parkeergelegenheid aanwezig zijn of worden aangelegd op het perceel van de bed-&-breakfastvoorziening overeenkomstig de Bouwverordening. Het aantal parkeerplaatsen moet minimaal overeenkomen met het aantal (slaap)kamers.
    12. 12. Bed & breakfast moet voldoen aan de actuele brandveiligheidseisen. In relatie daarmee dient bed & breakfast te voldoen aan het Bouwbesluit, de Bouwverordening en/of het Gebruiksbesluit, zoals die op het moment van indienen geldt. Dit alles op grond van de Woningwet. Volgens het Gebruiksbesluit is bed & breakfast gebruiksvergunningplichtig als aan meer dan tien personen bedrijfsmatig kamers voor nachtverblijf worden aangeboden. In het Gebruiksbesluit is opgenomen dat in de bouwverordening van dit aantal kan worden afgeweken.
    13. 13. Bed & breakfast mag uitsluitend worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van het hoofdgebouw.
    14. 14. De eigenaar van de bed-&-breakfastvoorziening moet een nachtverblijfregister, overeenkomstig de geldende gemeentelijke Verordening Toeristenbelasting, bijhouden en toeristenbelasting afdragen aan de gemeente. De gemeente controleert het nachtverblijfregister.
    15. 15. Op het perceel mag maximaal één reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor bed & breakfast worden geplaatst of aangebracht. Het bord mag maximaal 0,5 m² oppervlakte hebben en de grootste afmeting mag 1 meter zijn. Als het bord op eigen frame wordt geplaatst, mag de totale hoogte maximaal 1 meter zijn. Als het bord aan de gevel wordt bevestigd, mag de bovenzijde niet hoger dan 2,5 m zijn. Bij vrijstaande plaatsing mag het bord dubbelzijdig van een opschrift zijn voorzien. Reclameborden met verlichting of bewegende reclameborden zijn niet toegestaan. Overige reclame-uitingen in welke vorm dan ook, al dan niet met verlichting, zijn eveneens niet toegestaan. De hierboven genoemde toegelaten reclamebouwwerken kunnen, gelet op de maatvoeringen, vergunningvrij worden gebouwd. Vergunningplichtige reclame in relatie met bed & breakfast wordt niet toegestaan.
    16. 16. Eventuele planschade op grond van artikel 6.1 van de Wro die voortvloeit uit de door de gemeente afgegeven ontheffing komt voor rekening van de eigenaar van bed & breakfast. Tussen eigenaar en gemeente wordt een planschadeovereenkomst opgesteld.
    17. 17. Er wordt geen medewerking verleend als de bed & breakfast in strijd is met andere van toepassing zijnde wet- en regelgeving, waaronder Monumentenwet, Wet milieubeheer, Woningwet en Drank- en Horecawet.
    18. 18. De eigenaar van bed & breakfast moet een aanpassing van de milieuvergunning/melding aanvragen, als bed & breakfast wordt gerealiseerd bij een bedrijf.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  1. a. een gasleiding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-gas';
  2. b. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen.

6.2 Bouwregels

Op en in gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;

onbebouwde gronden:

  1. b. als stand- of ligplaats van onderkomens;
  2. c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    1. 1. een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages;
  4. d. het hiervoor onder c bepaalde is uitgesloten op de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte van 7,5 meter in de bestemming 'Wonen aaneengebouwd'.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan KROONLAAN-ZEEWEG, EERSTE HERZIENING van de gemeente Nunspeet.

Bijlage Bij Regels

Bijlage 1 Verbeelding

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 16 februari 2012 heeft de Raad van de gemeente Nunspeet het bestemmingsplan Kroonlaan - Zeeweg vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om op deze locatie twee rijtjes van 3 seniorenwoningen en 10 seniorenappartementen te bouwen.

De exploitatie van het appartementengebouw blijkt niet op korte termijn te realiseren. Daarom wordt het bestemmingsplan gedeeltelijk herzien, waarbij op de locatie van het beoogde appartementengebouw twee rijtjes van 3 seniorenwoningen gebouwd kunnen worden.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van het centrum van Nunspeet en wordt naast de Kroonlaan en de Zeeweg globaal begrensd door de Brinkersweg en de Zeeweg. Op de volgende afbeelding is de ligging globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01115-vg01_0001.jpg"

Ligging plangebied

Het plangebied van deze herziening betreft een gedeelte van het plangebied van het oorspronkelijke bestemmingsplan "Kroonlaan-Zeeweg". In paragraaf 1.4 wordt hier nader op ingegaan.

1.3 Planbeschrijving

Waar het oorspronkelijke plan uitging van 6 grondgebonden seniorenwoningen en 10 seniorenwoningen zal de locatie Kroonlaan-Zeeweg, na deze gedeeltelijke herziening, ruimte bieden aan 12 grondgebonden seniorenwoningen. Voor het plangebied van deze herziening betekent dit concreet dat de mogelijkheid om een appartementengebouw te bouwen vervalt ten gunste van twee bouwblokken die elk ruimte bieden aan drie grondgebonden (senioren)woningen.

De goothoogte van deze woningen bedraagt maximaal 4 meter en de nokhoogte 7,5 meter. Eén rijtje wordt in dezelfde richting geplaatst als de oorspronkelijk voorziene rijtjes. De andere wordt dwars hierop geplaatst, met de voorgevels richting Parallelweg.

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied van deze herziening maakt deel uit van het bestemmingsplan "Kroonlaan-Zeeweg" dat op 16 februari 2012 is vastgesteld. In onderstaande afbeelding is (indicatief) de begrenzing van deze herziening in rood weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan "Kroonlaan-Zeeweg".

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01115-vg01_0002.jpg"

Verbeelding "Kroonlaan-Zeeweg", met globale begrenzing gedeeltelijke herziening.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012 en vervangt verschillende nota's zoals de Nota Ruimte.

Provincies voeren, rekening houdend met de rijksdoelstellingen, de regie over de integratie en afweging van ruimtelijke opgaven van (boven)regionaal belang. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports (Noordvleugel en Zuidvleugel) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.

De SVIR is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze en andere structuurvisies te kunnen afdwingen, is besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) dat op 30 december 2011 in werking is getreden.

Het beleid van het Rijk richt zich op nationale belangen. Een woningbouwproject binnen de bestaande kern valt niet onder de reikwijdte van het Rijksbeleid. Van enige strijd met Rijksbeleid is dan ook geen sprake.

2.2 Provinciaal Beleid

Op 20 september 2005 is het Streekplan Gelderland 2005 in werking getreden. In het streekplan wordt het motto van de Nota Ruimte "decentraal wat kan, centraal wat moet" vertaald naar het provinciale niveau "lokaal wat kan, provinciaal wat moet".

Het streekplan kent een selectieve beleidsinzet op die zaken die van provinciaal belang zijn. Daarbij hoort een grotere beleidsvrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor gemeenten voor die zaken die van lokaal belang zijn. In het Streekplan kiest de provincie Gelderland voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) èn de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur.

Ingevolge de bij het Streekplan behorende Beleidskaart ruimtelijke structuur valt de kern van Nunspeet in het multifunctionele gebied en zijn de gronden aangeduid als Bebouwd gebied 2000. In het Streekplan wordt gesteld dat het regionale netwerk van de Noord-Veluwe bestaat uit grotere dorpen en kleine historische steden met een goed voorzieningenniveau en een levendige lokale economie. Het netwerk draagt bij aan een aantrekkelijk toeristisch-recreatief product.

De ambitie voor deze regio is zorg te dragen voor leefbare gemeenschappen in een hoogwaardige omgeving, waarbij natuur en landschap en leefbaarheid vanuit wederzijds respect met elkaar in evenwicht zijn. Om zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en stedelijke vernieuwing te stimuleren, geldt als uitgangspunt dat de regio's een aanzienlijk deel van het bouwprogramma voor wonen en werken accommoderen in bestaand stedelijk gebied.

Dit bestemmingsplan houdt een herziening in voor een locatie die al voor woningbouw is bestemd, binnen bestaand stedelijk gebied. Dit is in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijke beleid.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie, Nunspeet 2015

De Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet 2015 is op 15 april 2003 door de gemeenteraad vastgesteld. Het is een visie die aangeeft waar en hoe men in Nunspeet in de komende jaren wil wonen, werken en recreëren. Nunspeet manifesteert zich hierin als ‘een vitale gemeenschap in een gevarieerde woonomgeving. Het is een groene parel aan de rand van de Veluwe.

Vanuit het organisch gegroeide en het historisch gewordene wordt gestreefd naar het zijn en blijven van een levendige en gezonde gemeenschap. In dat kader wordt gestreefd naar het verhogen van het voorzieningenniveau. Om de vitaliteit in Nunspeet nu en in de toekomst te waarborgen, streeft de gemeente Nunspeet naar een jaarlijkse groei van het aantal inwoners. Groei van de bevolking draagt bij aan het behoud van het gemeentelijk voorzieningenniveau.

Inbreiding, uitbreiding, verdichting en herstructurering moeten bijdragen aan het behoud en waar mogelijk versterking van waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke kenmerken van de kernen, zoals de openheid en het groene karakter van de dorpen.


Woonvisie

In juli 2008 heeft de gemeente Nunspeet de actualisatie Woonvisie 2003-2015 vastgesteld. Tussen 2003 (vastgestelde Woonvisie 2003-2015) en heden hebben de ontwikkelingen niet stil gestaan. Het gemeentebestuur heeft zich nadien uitgesproken voor een actualisatie van het woonbeleid.

Op basis van een nieuwe woningmarktverkenning en van de actuele beleidsuitgangspunten, is de Woonvisie Nunspeet 2020 opgesteld. Deze actualisering is geen radicale verandering van het woonbeleid. Groei van de gemeente, met aandacht voor jonge huishoudens en senioren, is nog steeds een belangrijk accent.

Conclusie

Met dit plan wordt een gewijzigde invulling gegeven voor de beoogde inbreidingslocatie die beter aansluit bij de huidige behoefte.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Bodem

Bij nieuwbouw moet duidelijk zijn dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In de bodem mogen geen verontreinigingen aanwezig zijn die de locatie ongeschikt maken voor het doel waarvoor gebouwd wordt.

In het kader van het bestemmingsplan "Kroonlaan-Zeeweg" is in 2011 reeds een bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat er vanuit de bodemkwaliteit bezien geen beperkingen zijn voor woningbouw op deze locatie. Dit rapport is als bijlage 1 bij deze plantoelichting gevoegd.

Na de uitvoering van het bodemonderzoek hebben er geen nieuwe activiteiten plaatsgevonden die een mogelijk risico op verontreiniging met zich meebrengen. Het terrein is net als voor de uitvoering van het onderzoek gebruikt om te parkeren en voor de opslag van bouwmaterialen. Er is dan ook geen aanleiding om een nieuw of aanvullend bodemonderzoek te laten verrichten.

3.2 Geluid

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, d.d. 13 mei 2014, naar het verkeerslawaai op de nieuw te bouwen woningen. De toekomstige woningen zijn gesitueerd binnen de geluidzone van de Elburgerweg (50 km/uur). De Zeeweg betreft een weg met een maximaal toelaatbare snelheid van 30 km/uur en is daarmee niet onderzoeksplichtig conform de Wet geluidhinder, maar deze is ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening wel meegenomen in het onderzoek.

Uit dit onderzoek, dat als bijlage 4 bij deze plantoelichting is gevoegd, leidt tot de volgende conclusies:

  • Ten gevolge van de Elburgerweg (50 km/uur) bedraagt de hoogste geluidbelasting 54 dB (incl. aftrek 5 dB ex artikel 110g Wgh). Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Er dient derhalve een hogere grenswaarde aangevraagd te worden. Er wordt voldaan aan de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB;
  • Ten gevolge van de Zeeweg (30 km/uur) bedraagt de hoogste geluidbelasting 40 dB (excl. aftrek ex artikel 110g Wgh). Vanwege de maximaal toelaatbare snelheid van 30 km/uur behoeft deze weg niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder;
  • Op basis van het onderhavig onderzoek blijkt dat de toepassing, doelmatigheid, danwel de realisatie van bron- en overdrachtsmaatregelen voor de onderzoekslocatie niet tot de mogelijkheden behoort om de geluidbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
  • De behaalde GES-score voor Blok 1 en Blok 2 bedraagt respectievelijk 5 (zeer matig) en 2 (redelijk) op basis van de gebiedstypering ¡§centrum¡¨. Hiermee wordt voldaan aan het beleidskader voor het gebiedstype ¡§centrum¡¨;
  • Blok 1 beschikt over een geluidluwe gevel, waardoor het mogelijk is om verblijfsruimten aan de geluidluwe zijde te situeren. De geluidbelasting op de gevels van de woningen van Blok 2 voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De woningen van beide bouwblokken voldoen derhalve aan de eisen die gesteld zijn in het beleidskader. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nunspeet wordt verzocht op basis van de GES-systematiek een afweging te maken of voor de onderhavige situatie een goed en aanvaardbaar woonklimaat heerst;
  • Indien hogere waarden worden vastgesteld, dienen ten aanzien van de geluidwering van de gevels maatregelen te worden getroffen teneinde een binnenniveau van 33 dB te kunnen garanderen. Voor het bepalen van de geluidwerende voorzieningen dient uitgegaan te worden van de gecumuleerde geluidbelastingen. De maximaal gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 60 dB (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). Bij het bepalen van geluidwerende voorzieningen dient rekening te worden gehouden met de eisen die gesteld zijn in het beleidskader.

Gelijktijdig met de procedure van het bestemmingsplan wordt ook een procedure gestart om een hogere grenswaarde vast te stellen. Hiermee vormt het aspect geluid geen belemmering voor het uitvoeren van het met dit bestemmingsplan beoogde bouwplan.

3.3 Luchtkwaliteit

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. De EU heeft Nederland inmiddels derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) verleend. De maatregelen staan genoemd in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Op grond van art 5.16 Wm moeten bestuursorganen nagaan welke gevolgen besluiten op grond van de Wro hebben voor de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriele regeling (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de regeling is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Hieronder vallen onder andere projecten met minder dan 1500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de realisatie van 6 woningen, en valt daarmee ruimschoots onder de drempelwaarde. Bovendien worden deze 6 woningen gerealiseerd op een locatie waar oorspronkelijk 10 appartementen waren voorzien. Het project draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse.

3.4 Externe Veiligheid

Raadpleging van de risicokaart wijst uit dat er in de directe nabijheid van het plangebied geen lpg-tankstations of andere bedrijven aanwezig zijn waarvan een risicocontour uitgaat. Ook is de locatie niet aan een transportroute voor gevaarlijke stoffen of in de nabijheid van een hoofdtransportleiding gelegen.

Wel ligt er binnen het plangebied een gasleiding. Ter bescherming hiervan is een dubbelbestemming opgenomen. De omvang van deze zone bedraagt 5 meter, vanuit de hartlijn van de leiding.

3.5 Milieuzonering

Binnen de ruimtelijke ordening wordt onderscheid gemaakt tussen gevoelige en belastende functies. Tussen deze twee typen functies dienen bepaalde afstanden in acht te worden genomen. Dit wordt ook wel milieuzonering genoemd. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

In het kader van milieuzonering worden 'wonen' en hiermee (deels) vergelijkbare functies, zoals een school, een kinderdagverblijf en een recreatief nachtverblijf, geschaard onder de gevoelige functies.

Belastende functies en type omgeving

Belastende functies zijn die vormen van gebruik welke (kunnen) resulteren in geluidsoverlast, geuroverlast, overlast door stof en/of kunnen leiden tot gevaarlijke situaties. Door de VNG zijn de belastende functies opgesomd in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. De handreiking hanteert indicatieve afstanden tussen gevoelige en belastende functies. Deze indicatieve afstanden zijn afhankelijk van het gebiedstype. Zo zijn de richtafstanden voor een 'rustige woonwijk' kleiner dan in een 'gemengd gebied'.


Beoordeling richtafstanden

In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijfsbestemmingen aanwezig die in het kader van milieuzonering van invloed zijn op de gebruiksmogelijkheden van het plangebied. Wel zijn binnen de woonbestemmingen bedrijven aan huis toegestaan, maar dit zijn uitsluitend bedrijfstypen die weinig hinder opleveren voor de omgeving.


Conclusie

Er zijn geen beperkingen te verwachten ten aanzien van milieuzonering.

3.6 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

In het kader van het bestemmingsplan Kroonlaan-Zeeweg is door ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek uitgebracht. Dit rapport is als bijlage 2 bij deze plantoelichting gevoegd.

Op basis van dit onderzoeksrapport is een negatief selectiebesluit genomen, wordt geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht en is het plangebied vrijgegeven.


Cultuurhistorie

Op grond van 3.1.6 lid 2 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening dient in nieuwe bestemmingsplannen aandacht te worden geschonken aan de cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. Dit betekent dat naar deze waarden onderzoek moet worden verricht en moet worden aangegeven hoe met deze waarden in het plan wordt omgegaan.

Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bestaande cultuurhistorische waarden. Dit blijkt ook uit de provinciale atlas cultuurhistorische waarden. Daarbij heeft dit plan betrekking op de aanpassing van het planologisch kader, om in plaats van een appartementengebouw, de bouw van 6 seniorenwoningen mogelijk te maken.

Gezien het voorgaande is er geen sprake van de verstoring van cultuurhistorische waarden.

3.7 Ecologie

Door Aveco de Bondt in samenwerking met Buro Maerlant is in maart 2011 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd waarbij de consequenties van de ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden getoetst zijn aan de Flora- en faunawet. Dit onderzoek is als bijlage 3 bij deze plantoelichting gevoegd.

Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op vogels. Indien bewoonde nesten worden ontzien tijdens de werkzaamheden, conflicteren de werkzaamheden niet met de Flora- en faunawet. In de praktijk betekent dit dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen dienen te worden uitgevoerd. Omdat echter ook daarbuiten bewoonde nesten aanwezig kunnen zijn, dienen deze te worden opgespoord indien de werkzaamheden in de buurt van het broedseizoen worden uitgevoerd.


Gebiedsbescherming

Omdat het plangebied op ongeveer één kilometer verwijderd van een Natura 2000-gebied en de Ecologische hoofdstructuur ligt, worden hierop, geen significant negatieve effecten van de werkzaamheden verwacht. Bovendien ligt het plangebied midden in de bebouwde kom van Nunspeet, zodat potentieel verstorende effecten (geluidhinder, verlichting, e.d.) teniet gedaan worden. Met deze twee beschermingsaspecten behoeft dan ook geen rekening te worden gehouden.

Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan, mits rekening gehouden wordt met de mogelijk aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten.

3.8 Water

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Veluwe. Het beleid van Waterschap Veluwe is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, met name in perioden van regenval, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van de schone en het verontreinigde water. Eén van de zaken die wordt nagestreefd, is om ervoor te zorgen dat regenwater niet meer direct via het riool wordt afgevoerd (afkoppeling verhard oppervlak). Nieuwe initiatieven dienen hydrologisch neutraal te worden uitgevoerd. Dit houdt in dat het initiatief niet mag leiden tot een verandering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving.

Het hemelwater zal niet worden afgevoerd via het riool, maar kan binnen het plangebied infiltreren. Dit uitgangspunt gold al voor het plangebied Kroonlaan-Zeeweg en wordt bij deze gedeeltelijke herziening gehandhaafd, net als het uitgangspunt dat door geen uitlogende materialen toe te passen, wordt voorkomen dat infiltrerend regenwater het grondwater verontreinigt.

Ten opzichte van het oorspronkelijke plan neemt het verharde oppervlak af. De oppervlakte van de 6 woningen is kleiner dan van het eerder beoogde appartementencomplex en er wordt minder wegverharding aangelegd.

3.9 Verkeer En Parkeren

Parkeervraag

Om de parkeervraag ten gevolge van deze gedeeltelijke planherziening te bepalen is een vergelijking gemaakt tussen de parkeerbehoefte van de oorspronkelijk geplande 10 appartementen en de nu beoogde 6 woningen. Hieruit volgt, op basis van de CROW-normen, dat de parkeerbehoefte met deze planherziening met 1 plaats afneemt.

Aantal CROW-norm Parkeerbehoefte
Koop woning type tussen/hoek 6 1,8 11 (10,8)
Huur midden/goedkoop 10 1,2 12

Eén van de bouwblokken is gesitueerd op een plaats waar oorspronkelijk de aanleg van 11 parkeerplaatsen was beoogd. Nu deze niet meer aangelegd kunnen worden moet op een andere wijze in de parkeerbehoefte worden voorzien.

Er worden 3 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd langs de Parallelweg en drie hoekwoningen krijgen een parkeerplaats op eigen terrein. de overige parkeerplaatsen worden binnen de verkeersbestemming aangelegd.

Verkeersstructuur

De verkeersstructuur wordt niet gewijzigd ten opzichte van het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Kroonlaan - Zeeweg".

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planregels

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze gepresenteerd worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

4.2 Opbouw Regels

De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De inleidende regels vormen hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen

opgenomen. Onder de algemene regels in hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels.

Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.

4.3 Bestemmingen

De bestemmingsregels zijn ontleend aan het bestemmingsplan Kroonlaan - Zeeweg, waarvan dit een gedeeltelijke herziening is. In dit bestemmingsplan komen de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer' en 'Wonen' voor. Daarnaast komt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voor binnen het plangebied.

Gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor tuinen en inritten. Het bouwen van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Wel is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van erkers en ingangspartijen voor de voorgevel van de woning.

Gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen worden gebruikt als groenvoorzieningen, pleinen, sport-, speel- en verblijfsvoorzieningen, voet- en rijwielpaden en nutsvoorzieningen Ook bij deze functie behorende elementen als bouwwerken of bermen zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de toegestane bouwwerken is aangegeven in de regels.

De bestemming 'Wonen' biedt de mogelijkheid woningen te bouwen met bijbehorende ruimten ten behoeve van uitoefening van aan huis verbonden beroepen, parkeervoorzieningen, tuinen, erven, groenvoorzieningen en water. De woningen worden binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd. Op de verbeelding zijn daarbij de functieaanduiding 'aaneengebouwd' en maatvoeringsaanduidingen voor de maximale goot- en nokhoogte opgenomen.

Delen van de bestemming 'Tuin' en 'Verkeer' hebben tevens de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Gronden met deze dubbelbestemming zijn naast de reguliere bestemming bestemd voor een gasleiding met bijbehorende beschermingsstrook. In de planregels is hiervoor een beschermingsregime opgenomen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Haalbaarheid

Deze planherziening is ingegeven door de economische haalbaarheid. Het beoogde appartementencomplex blijkt niet rendabel te zijn, waardoor de uitvoering van het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Kroonlaan-Zeeweg' niet mogelijk bleek. De ontwikkelende partij heeft daarom verzocht om een planherziening, zodat de herontwikkeling van dit gebied alsnog van de grond komt.

5.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid

5.2.1 Vooroverleg

Dit bestemmingsplan betreft een gedeeltelijke herziening van een bestemmingsplan waarmee reeds woningbouw mogelijk is gemaakt binnen het plangebied. Het betreft slechts een gewijzigde invulling hiervan waarover geen afzonderlijk vooroverleg nodig is met de Rijks- en provinciale diensten of met het Waterschap.

5.2.2 Inspraak

Gezien de beperkte impact van dit plan, waarmee bovendien alsnog tegemoet wordt gekomen aan zienswijzen die eerder in de procedure voor het bestemmingsplan Kroonlaan-Zeeweg naar voren zijn gebracht, is op dit plan geen inspraak verleend. Wel zijn direct omwonenden vooraf geïnformeerd over de gewijzigde plannen voor dit gedeelte van het plangebied.

Bijlage Bij Toelichting

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Aveco De Bondt, D.d. 15 Maart 2011

Bijlage 2 Verkennend Booronderzoek Adc Archeoprojecten, D.d. 30 Augustus 2011

Bijlage 3 Onderzoek Flora En Fauna Buro Maerlant/aveco De Bondt, D.d. 15 Maart 2011

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek