KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Natuur - Landschap
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Wonen - Gemengd
Artikel 11 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 5 Welstand
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Opbouw Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
2.1 Huidige Situatie
2.2 Stedenbouwkundig Plan
2.3 Beplantingsprincipe Nieuwe Houtsingels
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Planregels
5.4 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Algemeen
6.2 Verslag Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
6.3 Verslag Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Beplantingsprincipe Houtsingel
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan De Kolk Nunspeet
Bijlage 2 Zienswijzennota

Actualisatie De Kolk

Bestemmingsplan - Gemeente Nunspeet

Vastgesteld op 20-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.2 plan:

het bestemmingsplan Actualisatie De Kolk met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01140-vg02 van de gemeente Nunspeet.

1.3 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het oppervlakte dat hiervoor gebruikt wordt is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Detailhandel is niet toegestaan en reclame-uitingen alléén na een vergunning;

Onder een aan huis gebonden beroep wordt tevens verstaan:

  • een kleinschalige bedrijf(je) zoals deze gevoerd wordt door een elektricien, loodgieter of schilder en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijf en waarbij een kleine voorraad van kleine producten en / of grondstoffen inpandig aanwezig is en waarbij, beperkt en incidenteel, werkzaamheden worden uitgevoerd;
  • een internetwinkel type A1 en A2 (zie 1.49);

1.4 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf niet zijnde een aan huis gebonden beroep dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het oppervlakte dat hiervoor gebruikt wordt is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Detailhandel is niet toegestaan en reclame-uitingen alléén na een vergunning;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw of een bijbehorend bouwwerk zijnde;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.10 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.14 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.15 bed & breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.16 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.19 beganegrondverdieping:

de eerste bouwlaag;

1.20 beperkt kwetsbaar object

onder een beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare;

dienst- en bedrijfswoningen van derden;

kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;

restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;

winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2.000 m2, voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd, waarvan het gezamelijk bruto oppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

sporthallen, zwembaden en speeltuinen;

sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

bedrijfsgebouwen, voor zover zij geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1.500 m2 per object / complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

objecten die met onder a tot en met e en genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;

objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.21 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 Bevi-inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.26 bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  1. a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. b. woelen, mengen, diepploegen, ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden,
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  8. h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.34 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.35 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.36 dak:

iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk;

1.37 daknok:

hoogste punt van een schuin dak;

1.38 dakvoet:

laagste punt van een schuin dak;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een sexinrichting;

1.41 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.42 evenement:

een verplaatsbare, voor het publiek toegankelijke, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;

1.43 extensief recreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.46 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.47 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.48 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.49 internetwinkel

een (bedrijfsmatige) dienst bestaande uit een keten van activiteiten gericht op het maken, onderhouden en exploiteren van een website met een afhaalcentrum*. Ondersteunend aan de website kan tevens een fysieke bezoekmogelijkheid aanwezig zijn gericht op het showen en informeren (etc.) van klanten. Er wordt onderscheid gemaakt in 4 type internetwinkels:

  • A1. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid op locatie. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is dient deze aldaar passend bestemd te zijn. Dit geldt ook voor het elders aanwezige afhaalcentrum;
  • A2. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is dient deze aldaar passend bestemd te zijn;
  • B1. Met fysieke bezoekmogelijkheid. Het afhaalcentrum is elders gevestigd en aldaar passend bestemd;
  • B2. Met fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum.

*: Een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;

1.50 inwoning:

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;

1.51 kampeermiddel:

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;

1.52 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf;

1.53 kap:

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.54 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.55 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en prostitutie zijnde, waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.56 kwetsbaar object

onder een kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens die aangemerkt worden als beperkt kwetsbare objecten. Dit zijn: verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.57 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.58 lichte horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.59 maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.60 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.61 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.62 normaal agrarisch gebruik:

het regulier gebruik dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.63 normaal bosbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden en landgoederen;

1.64 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.65 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.66 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken. (Schotel)antennes voor zover gelegen aan het voorerf vallen hier niet onder;

1.67 onderkomens:

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.68 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.69 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.70 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;

1.71 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.72 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.73 parkeervoorzieningen

parkeerplaatsen t.b.v. (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen waarbij voldaan dient te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid en, voor zover van toepassing, mede dient te worden voldaan aan de eisen t.b.v. de ontsluiting en bevoorrading als opgenomen in het gemeentelijke beleid. Indien het gemeentelijke beleid over een bepaald onderwerp geen (volledig) beeld geeft gelden de kencijfers van het C.R.O.W. als beleidsdocument. Hierbij is voornoemd beleid dat beleid als bedoeld in artikel 3.1.2. lid 2 onder a van Bro en is het hebben en in stand houden van voldoende parkeervoorzieningen een voorwaardelijk verplichting op basis van de Wro;

1.74 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  4. d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;

1.75 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.76 praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;

1.77 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.78 recreatief medegebruik:

vormen van recreatief gebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.79 recreatieve overnachting:

de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);

1.80 recreatieve voorzieningen:

bezigheden, tijdverdrijf of lichamelijke activiteiten die door mensen en dieren worden ondernomen met als enig doel de activiteit zelf, of ter ontspanning en vermaak;

1.81 recreatiewoning

een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.82 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.83 sexinrichting:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  1. a. sexbioscoop:

Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  1. b. sexclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;

  1. c. sexautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  1. d. sexwinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  1. e. prostitutiebedrijf:

een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;

1.84 stacaravan:

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;

1.85 standplaats

een locatie gelegen op of aan de weg, plein, (gras)veld, water of aan een andere voor het publiek toegankelijk ruimte waar vanuit / vanaf een middel zoals een gebouw, (open) voertuig, een kraam of tafel of hiermee vergelijkbaar middel handel wordt gedreven en / of informatie wordt verstrekt en / of dienstverlening wordt bedreven. Bij het middel, en onderdeel van de standplaats, kan bijbehorend meubilair voorkomen zoals een terras, statafels, parasols en afvalbakken. Het al dan niet incidenteel of vast voorkomen van het middel op de standplaats is hierbij niet van belang;

1.86 teeltondersteunende kassen:

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen; of
  • het voorkomen van schade door vorst;

1.87 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
  • het voorkomen van schade door vorst;

1.88 tuincentrum:

een detailhandelsvestiging met daarbij behorende kwekerij in kwekerijprodukten, zoals bomen, (kamer-)planten, bollen en bloemen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg, -inrichting en -onderhoud;

1.89 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.90 veldschuur:

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, en/of de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;

1.91 verblijfsrecreatie:

elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf;

1.92 volumineuze detailhandel:

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans. In dit bestemmingsplan wordt de detailhandel in keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten hier niet onder begrepen;

1.93 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.94 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.95 voorgevelrooilijn:

voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;

1.96 vuurwerkbedrijf:

een inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.97 Wgh-inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.98 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.99 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de dakhelling:

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van:
    1. 1. een houtteelt- of fruitteeltbedrijf; en
    2. 2. fokkerijen en mesterijen van eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht en van pelsdieren, alsmede vis-, wormen- en madenkwekerijen;
  2. b. het weiden van vee, anders dan in het kader van de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  3. c. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
  4. d. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden, toegangswegen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  6. f. teeltondersteunende voorzieningen;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde van de gronden;

met andere bouwwerken, andere werken, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe schuilgelegenheden voor het bieden van schuilgelegenheidvoor vee de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur" aanbrengen, met dien verstande dat:

  1. a. het gaat om de huisvesting van hobbymatig te houden dieren;
  2. b. is aangetoond dat de schuilgelegenheidnoodzakelijk en doelmatig is in het kader van dierenwelzijn;
  3. c. de schuilgelegenheid een oppervlakte van niet meer dan 30 m2 mag hebben;
  4. d. de omvang van het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gebouwd niet minder bedraagt dan 2.000 m2 en als zodanig in gebruik is bij de aanvrager, welk gebruik aantoonbaar van langere duur moet zijn;
  5. e. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gebouwd niet grenst aan het huisperceel van de aanvrager;
  6. f. per perceel niet meer dan één schuilgelegenheid mag worden gebouwd;
  7. g. de schuilgelegenheid aan de rand of in een hoek van het perceel wordt gesitueerd en bij voorkeur aansluitend bij bestaande houtopstanden;
  8. h. de schuilgelegenheid landschappelijk wordt ingepast;
  9. i. ten minste tweederde van één zijde van de schuilgelegenheid open moet zijn;
  10. j. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
  11. k. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  12. l. de volgende bouwmaterialen worden gebruikt: gepotdekselde houten gevelbekleding in een gedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitummen singels, leitjes of donkere dakpannen;
  13. m. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
    ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    'specifieke vorm van bedrijf - rijwielfabriek' een rijwielfabriek (cat. 3.2);
    'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek' een timmerwerkfabriek (cat. 3.2);
    'verkooppunt motorbrandstoffen' een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder LPG)
  2. b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit op datzelfde bouwperceel vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  3. c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  5. e. buitenopslag van goederen met een hoogte van maximaal 3 meter voor zover het gronden betreft tussen een hoofdgebouw en een niet naar een openbare ruimte gekeerde zijde van het perceel. Voor het noordelijke deelgebied (zie par. 5.4 van de toelichting) geldt aanvullend aan voorstaande dat buitenopslag geheel niet is toegestaan;
  6. f. het oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' is aangegeven, met uitzondering van bouwpercelen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan een grotere oppervlakte hebben. Hiervoor geldt het oppervlak op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan als maximum;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen (zie 1.73), groenvoorzieningen, water en (nuts)voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen en verplichtingen conform artikel 4.5.1.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijven ter plaatse van de aanduiding:
    'specifieke vorm van bedrijf - algemene metaalbewerking' een bedrijf voor metaalbewerking
    'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek' een timmerwerkfabriek (cat. 3.2);
  3. c. dienstverlening;
  4. d. kantoren (zonder baliefunctie);
  5. e. maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. recreatieve voorzieningen in de vorm van overdekte (kinder)speeltuinen, outdoorcentra of daarmee naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare activiteiten;
  7. g. buitenopslag van goederen met een hoogte van maximaal 3 meter voor zover het gronden betreft tussen een hoofdgebouw en een niet naar een openbare ruimte gekeerde zijde van het perceel;
  8. h. het oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' is aangegeven, met uitzondering van bouwpercelen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan een grotere oppervlakte hebben. Hiervoor geldt het oppervlak op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan als maximum;

met daarbij behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen (zie 1.73), waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Natuur - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, houtwallen, solitaire bomen;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde;
  3. c. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 6.4.1 in die zin dat nieuwe wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden aangelegd dan wel de tracees van bestaande wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden gewijzigd, met dien verstande dat:
    1. 1. de afwijking uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe paden en/of het verleggen van bestaande paden ten behoeve van de verbetering van natuurwaarden vanuit beheerinrichting;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met bij een en ander behorende voorzieningen zoals in- en uitritten, paden, bermen, parkeervoorzieningen (zie 1.73)en andere bouwwerken geen gebouw zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer en het vervoer over de weg;
  2. b. bermen;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. watergangen en waterpartijen;
  5. e. parkeervoorzieningen en manoeuvreerruimte voor bedrijven;

met daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen andere werken en voorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeervoorzieningen (zie 1.73) en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van de inrichting van wegen met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;

en in samenhang daarmee voor:

  1. b. aan-huis-verbonden beroep;

met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen (conform het gemeentelijke parkeerbeleid) , waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Wonen - Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen waarbij geldt dat deze woning als bedrijfswoning moet worden gebruikt bij een binnen de naastgelegen bestemming Gemengd aanwezig bedrijf.

en in samenhang daarmee voor:

  1. b. de ontsluiting ten behoeve van de achtergelegen percelen met de bestemming Gemengd als opgenomen in artikel 5;
  2. c. aan-huis-verbonden beroep;

met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen (zie 1.73) , waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

11.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

11.3 Bouwregels

Op of in de in 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies Is Ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend Indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt In ieder geval gerekend:

het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van Inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

13.2 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

13.3 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen

In die gevallen dat op de verbeelding een noodzakelijke maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  1. c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
  2. d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak tenzij het specifiek wordt toegestaan.

14.2 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 veiligheidszone - activiteitenbesluit

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bergbezinkbassin met een maximale oppervlakte van 2500m², maximaal 3 meter diep, maximaal 1 meter hoog, met een regelkast van 2 meter hoog en een oppervlakte van 6 vierkante meter;
  3. c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  4. d. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages.

16.2 Standplaats

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels t.b.v. het toestaan van een standplaats.

16.3 Voorwaarden voor afwijken

Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:

  1. a. het belang van de aanvrager;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
  3. c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
  4. d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
  5. e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de (perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik etc.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Actualisatie De Kolk' van de gemeente Nunspeet.

Behorend bij het besluit van ...

Hoofdstuk 5 Welstand

Voor dit plan geldt aanvullend welstandsbeleid, conform het vastgestelde "Beeldkwaliteitplan De Kolk Nunspeet", zoals is toegevoegd als bijlage 1 bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan. Na realisatie van het plan conform de eisen uit dit beeldkwaliteitplan zijn de regels van het bestemmingsplan Welstand Nunspeet 2015 van toepassing.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

De gemeente Nunspeet werkt al enige tijd aan de realisatie van een nieuw bedrijventerrein. Het gebied De Kolk, ten oosten van de kom van Nunspeet, is hiervoor beoogd. Het bestemmingsplan voor dit terrein is vastgesteld in 2009. Door vertraging in de planvorming rondom de aan te leggen Rondweg is De Kolk nog niet afgerond. De planvorming rondom de Rondweg heeft ook geleid tot een gewijzigd tracé dan destijds in het bestemmingsplan De Kolk uit 2009 was voorzien. Dat andere tracé vereist nu een aangepast bestemmingsplan voor de verdere realisatie van De Kolk. Daarnaast is het goed om het stedenbouwkundig plan van destijds tegen het licht te houden, daarbij mede rekening houdend met een aantal plannen dat is gerealiseerd. Deze aspecten hebben geleid tot een actualisatie van het bestemmingsplan, dat in voorliggend bestemmingsplan is weergegeven.

1.2 Ligging Plangebied

Bedrijventerrein De Kolk is gelegen tussen de oostrand van de kern Nunspeet en de Veluwse bossen. Navolgend kaartbeeld geeft de globale ligging van het gebied weer. Het plangebied bevindt zich ten oosten van de bebouwde kom van Nunspeet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0002.png"

Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)

1.3 Opbouw Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer opgesteld. Daarom worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens is in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 is vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het Initiatief

In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige Situatie

Nunspeet en daarmee ook het plangebied liggen in een gebied met een snelle opeenvolging van landschapstypen. Er is sprake van een relatief korte overgang van de hooggelegen zandgronden van de Veluwe naar het open en laaggelegen landschap langs de randmeerkust.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0003.png"

Kaartbeeld met de ruimtelijke hoofdstructuur

De hiervoor afgebeelde kaart geeft de hoofdstructuur van het plangebied en zijn omgeving weer. De oranje vlek betreft de kern Nunspeet. Direct langs de bosrand richting het oosten bevindt zich een parallel aan de bosrand lopend gebied met een oud verkavelingspatroon. De Oosteinderweg maakt hiervan onderdeel uit. De richting van het landschap loopt voornamelijk van zuidwest naar noordoost. Ook enkele routes voor langzaam verkeer volgen deze richting.

Het bestaande verkavelings- en slotenpatroon en de (restanten van) overgebleven houtwallen en singels verwijzen nog naar het oorspronkelijke landschap. Vooral de houtwallen en singels zijn dominant aanwezig en leveren een groen karakter op, ondanks de aanwezige (reeds gerealiseerde) bedrijfspanden. Het watersysteem watert af richting het noorden, waar de Molenbeek loopt. Hierdoor is het verkavelingspatroon vooral aan de noordzijde duidelijk noord-zuid gericht.

De bebouwing in het gebied is oorspronkelijk van agrarische aard. Er zijn ook nog enkele boerderijen aanwezig, maar in de loop van de tijd zijn er ook andere bedrijven gesitueerd die hun stempel op de bebouwingsstructuur drukken. Langs de Oosteinderweg is dit diverse karakter goed zichtbaar. In het plangebied is ook een tweetal boerderijen aanwezig. Deze boerderijen zijn vanaf de weg niet goed zichtbaar, omdat ze aan het zicht onttrokken worden door bijgebouwen en erfbeplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0004.png"

Luchtfoto met plangebied en rechtsonder het bedrijf GPS

In het plangebied liggen ook enkele nieuwe bedrijven. Dit zijn een rijwielfabriek, een houtbewerkingsbedrijf, een garagebedrijf en een betonconserveringsbedrijf. Het bedrijf GPS (Gecombineerde Pluimvee Slachterijen) is al langer in het gebied gevestigd. Het bedrijf is relatief groot, maar door de ligging aan een doodlopende zijweg van de Oosteinderweg en tevens tegen de bosrand minder opvallend aanwezig in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0006.jpg"
Reeds gerealiseerde bedrijven De Kolk Autobedrijf Oosteinderweg

De Oosteinderweg is de bestaande route door het plangebied. Het betreft een weg met een landelijk karakter en bijbehorend profiel. De weg wordt echter intensief door vrachtverkeer bereden. Ten noorden van het plangebied sluit de Oosteinderweg aan op de Bovenweg. De zijweg vanaf de Oosteinderweg richting het zuidelijk gelegen GPS loopt niet verder dan dit bedrijf. Ten zuiden van het plangebied loopt de Sportlaan, die echter niet in verbinding staat met de Oosteinderweg. De Sportlaan dient enkel voor de ontsluiting van de sportterreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0007.jpg"

Retentievijver met aanplant en aarden wal

In het kader van de planontwikkeling van De Kolk en de bijbehorende Rondweg is er ten noorden van het plangebied een retentiegebied ingericht met een ecologische functie. Specifiek voor de ecologische functie (nestgelegenheid oeverzwaluw) is een aarden wal opgeworpen, tussen het retentiegebied en de noordzijde van het plangebied.

2.2 Stedenbouwkundig Plan

De hoofdstructuur van het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan zoals dat ten grondslag lag aan het vigerend bestemmingsplan De Kolk, blijft gelijk: een bedrijventerrein dat recht doet aan de oorspronkelijke landschappelijke structuur ter plaatse. Voor twee delen zijn veranderingen aangebracht:

  1. 1. Er is voor gekozen het landelijke karakter van de Oosteinderweg zoveel mogelijk te handhaven. Dit resulteert in een bredere groene ruimte aan weerszijden van de weg, met inpassing van bestaand bos, erfbeplanting en boerderijen. Dit sluit beter aan bij de huidige gebiedskwaliteiten van de Oosteinderweg, zodat de route ook aantrekkelijk blijft als fiets- en wandelroute. Ten opzichte van het oorspronkelijke plan vindt er hier een extensivering plaats. Er komt minder bebouwing en de sfeer is meer dorps en landelijk in plaats van een bedrijventerrein in een landelijke setting. Deze visie wordt binnen het plan zowel aangebracht voor het meest westelijke deel van de Oosteinderweg tot de rotonde als voor de noord-oostelijk gelegen kavels aan de Oosteinderweg (daarbij worden alle aan de Oosteinderweg gelegen kavels betrokken om zo een eenduidig plan te krijgen; een deel van deze kavels valt op dit moment binnen het bestemmingsplan Buitengebied). Naast de extensivering van de (bedrijfs)bebouwing vindt er ook een kleine functionele aanpassing plaats: (bedrijfs)woningen passen juist goed in het dorpse beeld en worden daarom hier mogelijk gemaakt. Tot slot zijn ook andere functies dan Bedrijventerrein hier goed denkbaar en de gebruiksmogelijkheden nemen daarom toe;
  2. 2. Mede vanuit de hiervoor beschreven aanpassingen rondom de Oosteinderweg, welke per saldo minder uitgeefbaar terrein opleveren, is gekeken of er in lijn met de originele planopzet nog uitbreidingsruimte beschikbaar die betrokken kan worden bij De Kolk. Deze ruimte is gevonden in het noordwestelijk deel van het plangebied. Hier is het stedenbouwkundig inpasbaar om de grens van het bedrijventerrein gelijk te trekken met de grens van de bedrijfskavels die ten zuiden van de Rondweg liggen.

Hierna zijn zowel de oude als de nieuwe stedenbouwkundige visie afgebeeld, daar weer onder zijn het vigerende plankaart en het nieuwe verbeelding afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0009.png"
Stedenbouwkundige visie De Kolk 2007 Stedenbouwkundige visie De Kolk 2017
afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0011.png"
Plankaart 2007 (vastgesteld 2009) Verbeelding 2017

Kenmerkend voor de gewenste bebouwingsstructuur is dat er een gradatie zit in de bouwmassa's. In het zuidoostelijk deel zijn de grootste en hoogste bedrijfsgebouwen mogelijk. In het middengebied zijn deze iets kleiner. In het noordelijk gedeelte zijn, vanwege de overgang naar het open landschap, kleinere bouwvolumes gewenst. In de landelijke zone langs de bestaande Oosteinderweg zijn de bedrijfspanden nog iets kleinschaliger.

In de groenstructuur worden het slotenpatroon, de houtwallen en bomensingels gerespecteerd en ingepast in de nieuwe verkaveling en waar nodig hersteld/aangevuld. De waterstructuur loopt van zuid naar noord, richting de noordelijk van De Kolk gelegen retentiezone.

Centraal door het plan loopt de Rondweg. Overige wegen sluiten met rotondes aan op de Rondweg. Uitgangspunt is dat elk bedrijf moet voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

2.3 Beplantingsprincipe Nieuwe Houtsingels

Een houtsingel is een brede landschappelijk waardevolle afscheiding, die bestaat uit bomen en struiken. De breedte van houtsingels varieert van 4 tot maximaal 20 meter. Houtsingels lijken veel op houtwallen. Bij een houtwal is er sprake van een opgeworpen wal, waar de beplanting op staat. Bij een houtsingel is deze wal niet aanwezig, of inmiddels verdwenen.

Zoals in de vorige paragraaf reeds besproken, worden bestaande houtsingels zoveel mogelijk ingepast in het stedenbouwkundig plan. Tevens worden op verschillende plekken nieuwe houtsingels aangeplant. Deels worden deze aangeplant op de uit te geven kavels, deels in de openbare ruimte. Op de uitgeefbare gronden waar (het aanvullen van) een houtsingel gewenst is, geldt een voorwaardelijke verplichting.

Om deze houtsingels op een goede manier aan te leggen, is het beplantingsprincipe in bijlage 2 van de regels vastgelegd. Het principe gaat uit van een minimale breedte van 8 meter, waarop vervolgens rijen beplanting (gebiedseigen soorten) zijn gesitueerd. Hieronder is het beplantingsprincipe weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0012.png"

beplantingsprincipe houtsingel

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is "duurzame verstedelijking". Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit drie 'treden' die doorlopen moeten worden om te bezien of een ontwikkeling bijdraagt aan duurzame verstedelijking:

  1. 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  2. 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

Het initiatief is niet gelegen in gebieden met een nationaal belang. Voor wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking geldt dat voorliggende actualisatie van het huidige bestemmingsplan De Kolk geen extra aanbod realiseert. Voor wat betreft de (regionale) afstemming verandert er derhalve niets.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie Gelderland denkt dat de omgeving er in de toekomst uit moet zien. Het gaat over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening en om een duurzame economie en een veilige leefomgeving van hoge kwaliteit. De inhoud is samen met inwoners, bedrijven en waterschappen bedacht. Naast de Omgevingsvisie is er de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

De provincie vindt het van belang dat stedelijke uitbreidingen (waaronder werklocaties) passen in of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast is het belangrijk dat aard en schaal van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen en dergelijke passen bij of een goede aanvulling zijn op het bestaande productiemilieu, de werkgelegenheidsstructuur en de omvang van de woonkern. Bij nieuwvestiging van bedrijven moet ook sprake zijn van een aangetoonde binding aan de betreffende gemeente/locatie en van een passend milieuregime. Verder dienen het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie en het mobiliteitsprofiel van de (gewenste) vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn.

Een lokaal bedrijventerrein is een terrein waarop kleinschalige bedrijven met een lokale functie en een lage milieucategorie kunnen worden toegelaten. Naast lokale bedrijventerreinen zijn er een beperkt aantal intergemeentelijke bedrijventerreinen. Dit zijn terreinen ten behoeve van meer gemeenten. Voor lokale bedrijventerreinen geldt in beginsel een maximale kavelgrootte van 0,5 ha voor intergemeentelijke bedrijventerreinen een maximale kavelgrootte van 0,75 ha.

Gemeenten kunnen in hun bestemmingsplannen van de maximale kavelgrootte afwijken indien aangetoond kan worden dat er sprake is van een aan de betreffende gemeente, kern of locatie gebonden bedrijf, waarbij de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt. Het kan gaan om een bedrijf met bijzondere sociale of economische binding aan de gemeente, kern of locatie, bijvoorbeeld vanwege de werkgelegenheidsstructuur of de nabijheid van klanten. Ook kan gedacht worden aan een binding aan de betreffende gemeente, kern of locatie vanwege specifieke locatiekenmerken. Bijvoorbeeld omdat het bedrijf aangewezen is op een specifieke onsluitingsmogelijkheid (kade, rail of multimodale ontsluiting) of omdat het bedrijf een sterke (economische) binding heeft met andere bedrijven op de betreffende locatie.

Regionale afspraken programmering bedrijventerreinen

In juni 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. Als uitwerking van de structuurvisie hebben de regio's een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) opgesteld. Het RPB is een bestuurlijk document en bevat regionale afspraken over regionale Programmering van bedrijventerreinen. Het RPB wordt tevens door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld. Een RPB bevat afspraken over de volgende punten:

  • regionale confrontatie vraag en aanbod: wat is het vertrekpunt qua toekomstige ruimtebehoefte en plannen voor nieuwe bedrijventerreinen?
  • onderbouwing beleidsmatige vraag: welke extra ruimteclaim is reëel?
  • reguleren aanbod: welke plannen worden gefaseerd of geschrapt?
  • segmentering: is er voldoende ruimte voor specifieke segmenten (bijvoorbeeld) milieuhinderlijke bedrijven) ?
  • (sub)regionale afspraken grondprijsmethodiek: wat zijn in de regio marktconforme tarieven?
  • herstructureringsopgave: welke terreinen worden de komende jaren aangepakt?
  • (sub)regionale procesafspraken verevening: welke concrete mogelijkheden zijn er om inkomsten uit nieuwontwikkeling in te zetten voor herstructurering?
  • procesafspraken uitwerking Gelderse Ladder voor Duurzame verstedelijking: hoe gaan de gemeenten aan de slag met voormelde ladder?
  • kwaliteitsverbetering, duurzaamheid, parkmanagement: welke ambities heeft de regio met duurzame bedrijventerreinen?
  • monitoring: hoe houden we de komende jaren samen de feitelijke ontwikkeling van bedrijventerreinen in de gaten, zodat we indien nodig tijdig kunnen bijsturen?

Het RPB is een belangrijk document voor de uitvoering van het provinciale bedrijventerreinenbeleid en de planning en programmering van bedrijventerreinen. Het RPB is echter geen statisch document. Jaarlijks zal er bestuurlijk overleg met de Gelderse regio's worden gevoerd waarin de stand van zaken met betrekking tot de afspraken in het RPB worden geagendeerd. Daarbij speelt monitoring van de feitelijke ontwikkelingen (feitelijke uitgifte, het beschikbare aanbod en de vraag) een belangrijke rol. Afhankelijk van feitelijke ontwikkelingen worden de afspraken uit het RPB bijgesteld of aangescherpt.


Planspecifiek

Het bedrijventerrein De Kolk wordt in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen aangemerkt als zijnde harde plancapaciteit. Met onderhavig bestemmingsplan wordt een nieuwe regeling neergelegd voor dit bestemmingsplan, maar neemt de totale oppervlakte niet toe. Er worden geen zwaardere bedrijfscategorieën toegestaan. Ook worden geen grotere kavels mogelijk gemaakt, zodat dit blijft passen binnen de uitgangspunten van de Omgevingsverordening Gelderland.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Integrale toekomstvisie Nunspeet 2030

Samen met een brede groep betrokken inwoners en instellingen heeft de gemeente gesproken over hoe de gemeente Nunspeet er in 2030 zou moeten uitzien. Op basis van deze gesprekken is een wensbeeld geformuleerd, de Integrale Toekomstvisie. Er is ‘visionair’ gekeken naar de toekomst van deze gemeente en gewenste ontwikkelingen zijn benoemd. De integrale toekomstvisie (ITV) vormt voor de gemeente de koers voor het te ontwikkelen beleid. De gemeenteraad heeft in november 2013 de Integrale Toekomstvisie vastgesteld.

In de ITV wordt het volgende wensbeeld ten aanzien van De Kolk aangegeven:

Het duurzaam aangelegde Veluws werklandschap De Kolk is een voorbeeld geworden voor de regio. Veel bedrijven hebben zich er inmiddels gevestigd.

Tevens wordt het volgende over de Kolk genoemd:

Voor nieuwe hoogwaardige bedrijven is plek op het nieuw te realiseren bedrijventerrein De Kolk aan de oostkant van het dorp. Door de ruimte op De Kolk en de bestaande bedrijventerreinen zo intensief mogelijk te benutten, willen we eventuele verdere uitbreiding in de periode tot 2030 minimaliseren. Een flexibele regelgeving moet gaan bijdragen aan een duurzaam ruimtegebruik op de terreinen.

Ook wordt De Kolk genoemd in de ambitie om te komen tot groene bedrijventerreinen:

Inzetten op hoogwaardige bedrijvigheid die past bij het groene karakter van de gemeente, betekent dat we ook op de bedrijventerreinen de kansen willen benutten die vergroening en verduurzaming bieden voor de toekomst. Dit biedt naast kansen voor het aantrekken van op duurzaamheid gerichte bedrijven ook kansen voor bestaande bedrijven. Zo kunnen bedrijven bijvoorbeeld van elkaars reststromen profiteren en kunnen ze de vaak platte daken van de bedrijfsbebouwing vol zetten met zonnepanelen, waarmee op grote schaal stroom kan worden opgewekt. De Kolk wordt een duurzame werklocatie die is ingericht in de sfeer van een goed ontsloten, milieutechnisch hoogwaardig en herkenbaar, groen, verzorgd bedrijvenpark: een Veluws werklandschap.

Planspecifiek

In de Integrale toekomstvisie Nunspeet 2030 wordt uitgegaan van realisatie van De Kolk, waarbij een intensief gebruik en een flexibele regelgeving van belang is. Tevens wordt ingezet op het opzetten van De Kolk als duurzame werklocatie in de vorm van een goed ontsloten, milieutechnisch hoogwaardig en herkenbaar, groen, verzorgd bedrijvenpark. Aan deze aspecten wordt mede invulling gegeven door een hernieuwde visie op De Kolk, zoals dat in dit bestemmingsplan tot uitvoer komt.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Nunspeet

In het landschapsontwikkelingsplan Nunspeet (Definitief eindconcept 19 december 2005) is een beschrijving van het landschap gegeven met hieruit voortkomend een landschapsvisie. Over de ontwikkeling en inpassing van De Kolk wordt het volgende omschreven:

Aan de oostzijde van Nunspeet zal een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld worden: 'de Kolk'. Met de ontwikkeling van de Kolk streeft de gemeente naar een gefaseerde realisatie van een voor Nunspeet kenmerkend werklandschap van maximaal 30 ha. voor uiteenlopende bedrijven. Net als bij de woninguitbreiding geldt dat de landschappelijke onderlegger als basis dient. Vanwege de ligging in de overgangszone van bos naar weidegebied dient zorgvuldig te worden omgegaan met natuur- en landschapswaarden. Hiertoe dient een beeldkwaliteitplan als toetsingskader te worden opgesteld.

Op de visiekaart van het LOP wordt de ontwikkeling van De Kolk al aangegeven. Daarnaast worden in en om het plangebied de volgende concrete maatregelen benoemd:

  • Ontwikkelen van wandelpaden voor uitloop vanuit het dorp
  • Aanleggen singelpatroon t.b.v. natuurontwikkeling
  • Behouden groene wiggen
  • Verbinding dorp - buitengebied verbeteren door aanleg laanbeplanting

Met de hernieuwde invulling door onderhavig bestemmingsplan, alsook de eisen die het beeldkwaliteitplan geeft voor het plangebied, wordt invulling gegeven aan het kader dat in het LOP wordt geschetst. Hiermee past het plan in de uitgangspunten die het LOP stelt.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Bij het opstellen van het vigerend bestemmingsplan is uitvoerig ingegaan op alle uitvoerbaarheidsaspecten. Gezien de beperkte verschillen tussen dat bestemmingsplan en voorliggend plan is er geen reden aan te nemen dat de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan in het geding is. Voor een zorgvuldige onderbouwing van deze stelling vragen de volgende aspecten een nadere motivering:

  1. 1. De in paragraaf 2.2 genoemde veranderingen in de planopzet rondom de Oosteinderweg hebben een gunstige invloed op de bestaande omgevingskwaliteiten. Hierbij kan vooral gedacht worden aan het in stand houden van bestaande boom- en bosgroepen. De hier opgenomen planaanpassingen leiden daarmee tot een verlaging van mogelijk effecten: verder onderzoek is daarom niet nodig;
  2. 2. Een van de aanpassingen rondom de Oosteinderweg is het toelaten van bedrijfswoningen. Dit vraagt akoestisch gezien aandacht. In het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor de Oostelijke Rondweg (vastgesteld op 21 juni 2013) is bepaald wat de geluidbelasting van de Rondweg is op een aantal woningen. Op de woning aan de Oosteinderweg 103 bedraagt de geluidbelasting vanwege de rondweg 45 dB en hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor deze woning. Bij de in onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakte nieuwe bedrijfswoningen langs de Oosteinderweg (ten westen en zuiden van nummer 103) is de geluidbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB omdat deze allemaal op grotere afstand van de Rondweg liggen dan nummer 103. De geluidbelasting vanwege de Oosteinderweg zelf is niet significant. Het betreft een weg waar de maximumsnelheid 30 km/h is en die ter plaatse van de westelijke plangrens wordt afgesloten voor doorgaand verkeer. Op dit weggedeelte is dus slechts sprake van bestemmingsverkeer voor enkele kleine bedrijven;
  3. 3. Het meest noordwestelijk deel van het beoogde bedrijventerrein wordt iets vergroot (zie paragraaf 2.2). Hiertoe wordt meer agrarische grond betrokken dan in de huidige plannen. Omdat deze extra gronden net als de andere gronden ingericht en gebruikt worden (grasland) is er geen reden voor extra onderzoek: de kwaliteiten zijn gelijk en het effect daarmee ook. Verder onderzoek is daarom niet nodig om de uitvoerbaarheid aan te tonen;
  4. 4. In de nabijheid van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden ‘Veluwe’ en ‘Veluwerandmeren’. Hiervoor is bij de eerdere planvorming het onderzoek "Stikstofdepositie Oostelijke Rondweg Nunspeet en bedrijventerrein De Kolk" uitgevoerd op basis waarvan vergunningen zijn verleend. Het voorliggende plan kent een iets andere opzet waarbij een enkel (ongebouwd agrarisch) perceel mede betrokken wordt en andere gebieden (met de bestemming Bedrijventerrein) geëxtensiveerd worden danwel tot Bos worden bestemd. Per saldo daalt het oppervlak aan bedrijventerrein zoals dat eerder in de berekeningen is opgenomen met circa 0,3 ha waardoor verder onderzoek voor dit plan niet nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze Van Bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch waarbij de agrarische functie (zonder bouwvlak) wordt neergelegd;
  • Bedrijventerrein waarbij de functie bedrijvigheid wordt neergelegd; hierbinnen kunnen bedrijven worden gerealiseerd tot een bedrijfscategorie die nader op de verbeelding is aangeduid; in dit bestemmingsplan is gekozen voor het aangeven van bouwvlakken op de verbeelding; binnen deze bouwvlakken kan het terrein flexibel ingedeeld worden met gebouwen en omliggende erven, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven;
  • Gemengd waarbij de gemengde functies zijn neergelegd; binnen deze bestemming zijn (kleinschalige) bedrijven, dienstverlening, kantoor of maatschappelijke voorzieningen mogelijk;
  • Natuur - Landschap waarbij de functie van bos en (deels bestaande) houtwallen zijn neergelegd; binnen deze bestemming zijn geen uitritten toegestaan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bestaande inrit'; tevens is de aanleg van deze houtsingels op uitgeefbare gronden geborgd met een voorwaardelijke verplichting;
  • Tuin waarbij de functie voor (voor)tuin is neergelegd; binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan;
  • Verkeer waarbij de verkeersfunctie is neergelegd;
  • Wonen waarbij de (reguliere) woonfunctie is neergelegd;
  • Wonen - Gemengd waarbij de woonfunctie is neergelegd met de volgende specificering: binnen deze bestemming mag alléén de woonfunctie worden uitgeoefend, maar die woonfunctie moet wel gekoppeld zijn aan een bedrijfsfunctie op de naastgelegen percelen met de bestemming Gemengd. Daarom is er gekozen voor deze specifieke bestemmingsnaam waarbij zowel 'Wonen' als 'Gemengd' in één zijn gevoegd tot 'Wonen - Gemengd'. Dit om elk misverstand te voorkomen over de wijze waarop deze gronden gebruikt mogen / moeten worden.

Het opgestelde beeldkwaliteitplan kent zowel een borging via het welstandspoor op basis van de Woningwet als een borging via voorliggend bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De regels in combinatie met de verbeelding vertalen de Wro-aspecten van het beeldkwaliteitplan door. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt op enkele plaatsen ook gerefereerd aan deelgebieden in dit beeldkwaliteitplan. Voor het noordelijke deelgebied geldt een specifieke bouwbepaling voor bedrijfsgebouwen. Bedrijfsgebouwen dienen in het algemeen 12 m afstand aan te houden tot de voorste perceelsgrens. Voor de kavels welke direct noordelijk van de rondweg (en het verlengde daarvan) zijn gelegen geldt dat deze afstand doorbroken mag worden voor verbijzonderingen van de gebouwen. Om grip te hebben op de precieze bouwplannen, en zo invulling te geven aan de hoogwaardige kwaliteit welke hier nodig is, is hiervoor een afwijkingsregeling opgenomen. Hierna bijgevoegd is voor het raadpleeggemak een afbeelding van die deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01140-vg02_0013.jpg"

Deelgebieden als opgenomen in het beeldkwaliteitplan

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt dit vooroverleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Omdat onderhavig bestemmingsplan een herziening betreft van een reeds vastgesteld bestemmingsplan voor De Kolk en een beperkte impact heeft, is geen vooroverleg gevoerd met provincie en waterschap.

6.3 Verslag Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van woensdag 21 december 2016 gedurende een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze kenbaar te maken. Binnen bovengenoemde termijn zijn 3 zienswijzen ontvangen. In Bijlage 2 Zienswijzennota is de beantwoording op de individuele zienswijzen opgenomen.

Behalve de aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen worden ook ambtelijke wijzigingen voorgesteld. Deze zijn ambtshalve verwerkt in het bestemmingsplan en daarvan is in hoofdstuk 3 van Bijlage 2Zienswijzennota notitie gemaakt.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Beplantingsprincipe Houtsingel

Bijlage 2 Beplantingsprincipe houtsingel

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan De Kolk Nunspeet

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan De Kolk Nunspeet

Bijlage 2 Zienswijzennota

Bijlage 2 Zienswijzennota