Actualisatie De Kolk, Zuid, 2023
Bestemmingsplan - Gemeente Nunspeet
Vastgesteld op 30-11-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;
1.2 plan:
het bestemmingsplan Actualisatie De Kolk, Zuid, 2023 met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01208-vg01 van de gemeente Nunspeet.
1.3 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het oppervlakte dat hiervoor gebruikt wordt is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Detailhandel is niet toegestaan en reclame-uitingen alléén na een vergunning;
Onder een aan huis gebonden beroep wordt tevens verstaan:
- een kleinschalige bedrijf(je) zoals deze gevoerd wordt door een elektricien, loodgieter of schilder en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijf en waarbij een kleine voorraad van kleine producten en / of grondstoffen inpandig aanwezig is en waarbij, beperkt en incidenteel, werkzaamheden worden uitgevoerd;
- een internetwinkel type A1 en A2 (zie 1.49);
1.4 aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf niet zijnde een aan huis gebonden beroep dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het oppervlakte dat hiervoor gebruikt wordt is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Detailhandel is niet toegestaan en reclame-uitingen alléén na een vergunning;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of een bijbehorend bouwwerk zijnde;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.10 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.11 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.14 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.15 bed & breakfast:
een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
1.16 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.19 beganegrondverdieping:
de eerste bouwlaag;
1.20 beperkt kwetsbaar object
onder een beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:
verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare;
dienst- en bedrijfswoningen van derden;
kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;
winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2.000 m2, voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd, waarvan het gezamelijk bruto oppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
bedrijfsgebouwen, voor zover zij geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1.500 m2 per object / complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
objecten die met onder a tot en met e en genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.21 bestaande
bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 Bevi-inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.25 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.26 bodemingreep
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
- a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- b. woelen, mengen, diepploegen, ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden,
- c. het verlagen van het waterpeil;
- d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
1.27 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.28 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.29 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.30 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.31 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.32 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.33 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.34 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.35 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.36 dak:
iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk;
1.37 daknok:
hoogste punt van een schuin dak;
1.38 dakvoet:
laagste punt van een schuin dak;
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.40 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een sexinrichting;
1.41 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.42 evenement:
een verplaatsbare, voor het publiek toegankelijke, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;
1.43 extensief recreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;
1.44 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.45 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.46 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.47 horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.48 huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
1.49 internetwinkel
een (bedrijfsmatige) dienst bestaande uit een keten van activiteiten gericht op het maken, onderhouden en exploiteren van een website met een afhaalcentrum*. Ondersteunend aan de website kan tevens een fysieke bezoekmogelijkheid aanwezig zijn gericht op het showen en informeren (etc.) van klanten. Er wordt onderscheid gemaakt in 4 type internetwinkels:
- A1. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid op locatie. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is dient deze aldaar passend bestemd te zijn. Dit geldt ook voor het elders aanwezige afhaalcentrum;
- A2. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is dient deze aldaar passend bestemd te zijn;
- B1. Met fysieke bezoekmogelijkheid. Het afhaalcentrum is elders gevestigd en aldaar passend bestemd;
- B2. Met fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum.
*: Een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;
1.50 inwoning:
twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;
1.51 kampeermiddel:
een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;
1.52 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf;
1.53 kap:
een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
1.54 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.55 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en prostitutie zijnde, waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.56 kwetsbaar object
onder een kwetsbaar object wordt verstaan:
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens die aangemerkt worden als beperkt kwetsbare objecten. Dit zijn: verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.57 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.58 lichte horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.59 maatschappelijke voorzieningen:
culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.60 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.61 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.62 normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.63 normaal bosbeheer:
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden en landgoederen;
1.64 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.65 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.66 ondergeschikte bouwdelen:
hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken. (Schotel)antennes voor zover gelegen aan het voorerf vallen hier niet onder;
1.67 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.68 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.69 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.70 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;
1.71 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.72 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.73 parkeervoorzieningen
parkeerplaatsen t.b.v. (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen waarbij voldaan dient te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid en, voor zover van toepassing, mede dient te worden voldaan aan de eisen t.b.v. de ontsluiting en bevoorrading als opgenomen in het gemeentelijke beleid. Indien het gemeentelijke beleid over een bepaald onderwerp geen (volledig) beeld geeft gelden de kencijfers van het C.R.O.W. als beleidsdocument. Hierbij is voornoemd beleid dat beleid als bedoeld in artikel 3.1.2. lid 2 onder a van Bro en is het hebben en in stand houden van voldoende parkeervoorzieningen een voorwaardelijk verplichting op basis van de Wro;
1.74 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil; - d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.75 perifere detailhandel:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
1.76 praktijkruimte:
een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;
1.77 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.78 recreatief medegebruik:
vormen van recreatief gebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
1.79 recreatieve overnachting:
de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);
1.80 recreatieve voorzieningen:
bezigheden, tijdverdrijf of lichamelijke activiteiten die door mensen en dieren worden ondernomen met als enig doel de activiteit zelf, of ter ontspanning en vermaak;
1.81 recreatiewoning
een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.82 risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.83 sexinrichting:
een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:
- a. sexbioscoop:
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
- b. sexclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;
- c. sexautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
- d. sexwinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
- e. prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;
1.84 stacaravan:
een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;
1.85 standplaats
een locatie gelegen op of aan de weg, plein, (gras)veld, water of aan een andere voor het publiek toegankelijk ruimte waar vanuit / vanaf een middel zoals een gebouw, (open) voertuig, een kraam of tafel of hiermee vergelijkbaar middel handel wordt gedreven en / of informatie wordt verstrekt en / of dienstverlening wordt bedreven. Bij het middel, en onderdeel van de standplaats, kan bijbehorend meubilair voorkomen zoals een terras, statafels, parasols en afvalbakken. Het al dan niet incidenteel of vast voorkomen van het middel op de standplaats is hierbij niet van belang;
1.86 teeltondersteunende kassen:
kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen; of
- het voorkomen van schade door vorst;
1.87 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
- het voorkomen van schade door vorst;
1.88 tuincentrum:
een detailhandelsvestiging met daarbij behorende kwekerij in kwekerijprodukten, zoals bomen, (kamer-)planten, bollen en bloemen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg, -inrichting en -onderhoud;
1.89 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.90 veldschuur:
een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, en/of de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;
1.91 verblijfsrecreatie:
elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf;
1.92 volumineuze detailhandel:
detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans. In dit bestemmingsplan wordt de detailhandel in keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten hier niet onder begrepen;
1.93 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.94 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.95 voorgevelrooilijn:
voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;
1.96 vuurwerkbedrijf:
een inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.97 Wgh-inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.98 woning:
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.99 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de dakhelling:
de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1); ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1); - b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit op datzelfde bouwperceel vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
- c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- d. buitenopslag van goederen met een hoogte van maximaal 3 meter voor zover het gronden betreft tussen een hoofdgebouw en een niet naar een openbare ruimte gekeerde zijde van het perceel;
- e. het oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' is aangegeven, met uitzondering van bouwpercelen voor een gemeentelijke milieustraat als ook voor bouwpercelen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan een grotere oppervlakte hebben. Hiervoor geldt het oppervlak op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan als maximum;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen (zie 1.73), groenvoorzieningen, water en (nuts)voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen en verplichtingen conform artikel 3.5.1.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen in de vorm van parken en bomen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. inritten;
- d. speeltoestellen en kunstobjecten;
- e. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Natuur - Landschap
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, houtwallen, solitaire bomen;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde;
- c. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden;
- d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. 5.4.1 in die zin dat nieuwe wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden aangelegd dan wel de tracees van bestaande wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden gewijzigd, met dien verstande dat:
- 1. de afwijking uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe paden en/of het verleggen van bestaande paden ten behoeve van de verbetering van natuurwaarden vanuit beheerinrichting;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer en het vervoer over de weg;
- b. bermen;
- c. groen- en speelvoorzieningen;
- d. watergangen en waterpartijen;
- e. parkeervoorzieningen en manoeuvreerruimte voor bedrijven;
met daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen andere werken en voorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeervoorzieningen (zie 1.73) en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van de inrichting van wegen met meer dan 2 rijstroken.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
8.2 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
8.3 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen
In die gevallen dat op de verbeelding een noodzakelijke maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak tenzij het specifiek wordt toegestaan.
9.2 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bergbezinkbassin met een maximale oppervlakte van 2500m², maximaal 3 meter diep, maximaal 1 meter hoog, met een regelkast van 2 meter hoog en een oppervlakte van 6 vierkante meter;
- c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- d. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages.
10.2 Standplaats
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels t.b.v. het toestaan van een standplaats.
10.3 Voorwaarden voor afwijken
Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:
- a. het belang van de aanvrager;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
- c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
- d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
- e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de (perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik etc.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Actualisatie De Kolk, Zuid, 2023' van de gemeente Nunspeet.
Behorend bij het besluit van ...
Hoofdstuk 5 Welstand
Voor dit plan geldt aanvullend welstandsbeleid zoals is toegevoegd als bijlage 1 en 2 bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan. Na realisatie van het plan conform de eisen uit dit beeldkwaliteitplan zijn de regels van het bestemmingsplan Welstand Nunspeet 2015 van toepassing.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
De gemeente Nunspeet werkt al enige tijd aan de realisatie van een nieuw bedrijventerrein. Het gebied De Kolk, ten oosten van de kom van Nunspeet, is hiervoor beoogd. Het bestemmingsplan voor dit terrein is vastgesteld in 2009.
In 2017 heeft een actualisatie van het bestemmingsplan plaatsgevonden. Het bestemmingsplan 'Actualisatie De Kolk' is vastgesteld op 20 april 2017.
Voor het zuidelijk deel van het bedrijventerrein is thans opnieuw een actualisatie gewenst. Belangrijkste aanleiding is de beëindiging van het bedrijf GPS. Het thans vigerende bestemmingsplan uit 2017 ging er nog vanuit dat het bedrijf op De Kolk gevestigd bleef. Het bebouwde terrein van GPS is gekocht door autobedrijf Mudde Kok. Daarnaast bestaat de wens om de gemeentelijke milieustraat een plek te geven op het bedrijventerrein De Kolk.
Ook biedt het bestemmingsplan uit 2017 onvoldoende mogelijkheden om de plaatselijke ondernemers goed te bedienen. Het voorliggende bestemmingsplan geeft de mogelijkheid om kleinere kavels aan te bieden waarmee meer ingespeeld kan worden op de lokale behoefte.
Tot slot vormt de laatste ingemeten grens van het terrein van GPS aanleiding voor aanscherping van de plangrens van het zuidoostelijk deel van bedrijventerrein De Kolk.
1.2 Ligging Plangebied
Bedrijventerrein De Kolk is gelegen tussen de oostrand van de kern Nunspeet en de Veluwse bossen. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan omvat het zuidelijk deel van het bedrijventerrein De Kolk. Navolgend kaartbeeld geeft de globale ligging van het gebied weer.
Globale ligging plangebied (bron: google maps)
1.3 Opbouw Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.
Toelichting
De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:
- een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
- een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
- de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
- een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer opgesteld. Daarom worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:
- een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
- voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
- een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
Verbeelding
De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.
Planregels
De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens is in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 is vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
2.1 Huidige Situatie
Op dit moment bestaat het plangebied uit al tot bedrijventerrein bestemde kavels die wachten op uitgifte als ook de bedrijfsbebouwing van het bedrijf dat hiervoor aanwezig was. Op onderstaande afbeelding is globaal het plangebied aangegeven.
Huidige situatie, bron: Google maps
2.2 Toekomstige Situatie
De hoofdstructuur van het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan zoals dat ten grondslag lag aan het bestemmingsplan 'Actualisatie De Kolk' uit 2017, blijft gelijk: een bedrijventerrein dat recht doet aan de oorspronkelijke landschappelijke structuur ter plaatse.
Deelgebieden bedrijventerrein De Kolk volgens het oorspronkelijk stedenbouwkundig plan
De aanleidingen om het plan te actualiseren vroegen ook om een herverkaveling waarbij onderstaande aandachtspunten als de basis dienden:
- Inpassing van autobedrijf Mudde Kok op het terrein van GPS, rekening houdend met de nieuw ingemeten grenzen van het voormalige GPS-terrein.
- Inpassing van de gemeentelijke milieustraat met een kavel van ca. 1,3 ha.
- Creëren van kavels voor plaatselijke ondernemers van 1.000 - 2.000 m2 zodanig dat door 2 kavels samen te voegen er ook kavels van 3.000 - 4.000 m2 uit te geven zijn.
Inpassing autobedrijf Mudde Kok
Het oorspronkelijk stedenbouwkundig plan gaat uit van een onderverdeling in een viertal gebieden met een eigen karakter. Het voormalige terrein van GPS was onderdeel van gebied 3 dat bestemd was voor grotere bedrijven met een hogere bedrijfscategorie en een hogere bouwhoogte. Vanwege de grootschaligheid en de gewenste bouwhoogte van het autobedrijf Mudde Kok past dit bedrijf prima binnen deelgebied 3.
Inpassing mileustraat
Ook dit betreft een grote kavel (1,3 ha). Daarnaast is het een functie waar nauwelijks tot geen representatieve bebouwing aanwezig is. Feitelijk is sprake van veel buitenopslag. Vanwege de grote omvang is een dergelijke functie passend binnen gebied 3. Gezien de aard van de functie (veel buitenopslag en weinig bebouwing) ligt inpassing aan de oostzijde van gebied 3 voor de hand. Het terrein is dan voor een groot deel al landschappelijk ingepast. En op deze locatie is geen representatieve bebouwing naar de hoofwegenstructuur vereist.
Ligging kavels 1.000 - 2.000 m2 samen te voegen tot kavels 3.000 - 4.000 m2
Deelgebied 2 is bedoeld voor middelgrote bedrijven tot 12 meter hoog die zich presenteren naar Oosteinderweg. Het deel ten oosten van de Oosteinderweg is niet goed geschikt te maken voor het realiseren van kleinere kavels van 1.000 - 2.000 m2 . Vooral omdat de overgang naar de grootschalige terreinen van deelgebied 3 dan te groot wordt. Beter is het om deze kleinere kavels te realiseren aan de westzijde van de Oosteinderweg. Dit gebied grenst niet direct aan de percelen van deelgebied 3, omdat deze aan de overzijde van de Oosteinderweg gelegen zijn. Door het brede profiel van de Oosteinderweg met aangrenzende groenzone manifesteert dit gebied zich als apart deelgebied, mede doordat het ook ingeklemd wordt door de groenzone langs de rondweg.
Varianten verkavelingsplan
Aan de hand van keuzes voor de hoofdindeling zijn een tweetal varianten van het verkavelingsplan gemaakt voor De Kolk Zuid. Welke verkaveling gekozen wordt ligt niet vast (er zijn vast ook nog weer iets andere varianten mogelijk). De varianten verschillende in het aantal kavels als ook de grootte van de kavels. Onderstaand een van de gemaakte varianten ter indicatie van hoe het plangebied er straks uit komt te zien (dit is het model met meerdere wat kleinere kavels van 1.500 - 2.000 m2).
Verkavelingsplan Model. Bron: Buro SRO
Om de kleinere kavels te kunnen ontsluiten is de aanleg van een tweetal extra insteekwegen voorgesteld vanaf de Oosteinderweg. De kavel aan de zuidzijde vraagt vanwege de ligging aan de rotonde met de Rondweg om een representatief gebouw. Om dat mogelijk te maken is hier een grotere kavel gelegen zodat er voldoende ruimte is om dit representatieve gebouw goed te situeren op de kavel.
De milieustraat is gelegen aan de oostzijde van het bedrijventerrein tegen de bosrand aan. Hiermee is dit terrein meteen goed landschappelijk ingepast. De milieustraat is apart ontsloten op de Oosteinderweg. Het verkeer dat de milieustraat bezoekt kan op deze manier efficiënter afgewikkeld worden.
Het gebied tussen de milieustraat en de Oosteinderweg is ingericht voor twee kavels van circa 5.000 m2. Dit is de eerst aangewezen plek voor middelgrote bedrijven die zich melden. De ontsluiting is voorgesteld via de Oosteinderweg waar de inritten gekoppeld zijn aan elkaar. Hierdoor vindt geen vermenging plaats met het verkeer dat van en naar de milieustraat rijdt.
Uitgangspunt voor het voormalige terrein van GPS is dat het autobedrijf Mudde Kok zoveel mogelijk gebruik maakt van de bestaande bebouwing. Ook de bedrijfswoning en de bestaande inritten zijn gehandhaafd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt tegen het natuurgebied de Veluwe. De relatie daarmee wordt in hoofdstuk 4 toegelicht.
Ladder duurzame verstedelijking
Voorliggend plan behelst een beperkte aanpassing van enkele verkavelingsmogelijkheden op nog uit te geven kavels (welke al de bestemming Bedrijventerrein hadden) als ook het beperkt aanpassen van het bestaande bedrijfsperceel van -voorheen- de firma GPS. Nieuwe gronden worden hiermee niet mogelijk gemaakt waardoor verder niet aan de ladder getoetst hoeft te worden.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. De visie integreert een vijftal beleidsterreinen: ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is in februari 2022 voor het laatst geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:
- Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
- Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;
- Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
- Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
- Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
- Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
- Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.
Naast deze zeven ambities blijft het beleid uit de Omgevingsvisie uit 2014 gelden. Het gaat om de aanwijzing van functies van regionale oppervlaktewateren, van gebieden waar milieukwaliteit bijzondere bescherming behoeft, van Natura 2000-gebieden en van bijzondere natuurgebieden.
Omgevingsverordening Gelderland
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Regionale afspraken programmering bedrijventerreinen
In juni 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. Als uitwerking van de structuurvisie hebben de regio's een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) opgesteld. Het RPB is een bestuurlijk document en bevat regionale afspraken over regionale Programmering van bedrijventerreinen. Het RPB wordt tevens door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld. Een RPB bevat afspraken over de volgende punten:
- regionale confrontatie vraag en aanbod: wat is het vertrekpunt qua toekomstige ruimtebehoefte en plannen voor nieuwe bedrijventerreinen?
- onderbouwing beleidsmatige vraag: welke extra ruimteclaim is reëel?
- reguleren aanbod: welke plannen worden gefaseerd of geschrapt?
- segmentering: is er voldoende ruimte voor specifieke segmenten (bijvoorbeeld) milieuhinderlijke bedrijven) ?
- (sub)regionale afspraken grondprijsmethodiek: wat zijn in de regio marktconforme tarieven?
- herstructureringsopgave: welke terreinen worden de komende jaren aangepakt?
- (sub)regionale procesafspraken verevening: welke concrete mogelijkheden zijn er om inkomsten uit nieuwontwikkeling in te zetten voor herstructurering?
- procesafspraken uitwerking Gelderse Ladder voor Duurzame verstedelijking: hoe gaan de gemeenten aan de slag met voormelde ladder?
- kwaliteitsverbetering, duurzaamheid, parkmanagement: welke ambities heeft de regio met duurzame bedrijventerreinen?
- monitoring: hoe houden we de komende jaren samen de feitelijke ontwikkeling van bedrijventerreinen in de gaten, zodat we indien nodig tijdig kunnen bijsturen?
Het RPB is een belangrijk document voor de uitvoering van het provinciale bedrijventerreinenbeleid en de planning en programmering van bedrijventerreinen. Het RPB is echter geen statisch document. Jaarlijks zal er bestuurlijk overleg met de Gelderse regio's worden gevoerd waarin de stand van zaken met betrekking tot de afspraken in het RPB worden geagendeerd. Daarbij speelt monitoring van de feitelijke ontwikkelingen (feitelijke uitgifte, het beschikbare aanbod en de vraag) een belangrijke rol. Afhankelijk van feitelijke ontwikkelingen worden de afspraken uit het RPB bijgesteld of aangescherpt.
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen betekenis m.b.t. het bovenstaande beleid en past daarmee in het provinciale beleid. Dat geldt ook m.b.t. de kavelgrootte daar het kavel waar de firma Mudde Kok al een bestaand (groter) kavel is. De gemeentelijke milieustraat is geen bedrijf waar in de kader van het regionale en provinciale toewijzigingsbeleid oppervlakteeisen aan gesteld dienen te worden en dat dit perceel groter is dan de initieel toegelaten grootte van 5.000 m2 is dan ook niet strijdig.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Nunspeet
In de Omgevingsvisie (vastgesteld in november 2018) kijkt de gemeente vooruit in de periode tot 2030. De koers van de Omgevingsvisie is niet nieuw; doelstelling blijft het bouwen aan een krachtige en vitale gemeente waar het goed wonen, werken en recreëren is. Er zijn zes speerpunten benoemd:
- 1. Versterken sociaal-economische positionering.
- 2. Een duurzame ontwikkeling van het (agrarisch) buitengebied.
- 3. Een vitale toeristisch-recreatieve sector.
- 4. Ruimtelijk inpassen van duurzame energieopwekking.
- 5. Ontwikkeling stationsomgeving als levendig knooppunt in Nunspeet.
- 6. Gebiedsgericht milieu- en gezondheidsbeleid initiëren en accommoderen.
Op basis van landschappelijke kenmerken en nederzettingspatronen zijn vier deelgebieden onderscheiden. Welke ontwikkelingen waar in welke vorm mogelijk zijn is afhankelijk van het gebied waarbinnen een ontwikkeling gedacht is. Een ontwikkeling moet de identiteit en kracht van een gebied ondersteunen.
Planspecifiek
Voorliggend plangebied valt in de Omgevingsvisie binnen het bedrijventerrein De Kolk, zie ook onderstaande afbeelding. Voorliggend plan past binnen het gestelde in de Omgevingsvisie.
Kaart: Omgevingsvisie Nunspeet
3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Nunspeet
In het landschapsontwikkelingsplan Nunspeet (Definitief eindconcept 19 december 2005) is een beschrijving van het landschap gegeven met hieruit voortkomend een landschapsvisie. Over de ontwikkeling en inpassing van De Kolk wordt het volgende omschreven:
Aan de oostzijde van Nunspeet zal een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld worden: 'de Kolk'. Met de ontwikkeling van de Kolk streeft de gemeente naar een gefaseerde realisatie van een voor Nunspeet kenmerkend werklandschap van maximaal 30 ha. voor uiteenlopende bedrijven. Net als bij de woninguitbreiding geldt dat de landschappelijke onderlegger als basis dient. Vanwege de ligging in de overgangszone van bos naar weidegebied dient zorgvuldig te worden omgegaan met natuur- en landschapswaarden. Hiertoe dient een beeldkwaliteitplan als toetsingskader te worden opgesteld.
Op de visiekaart van het LOP wordt de ontwikkeling van De Kolk al aangegeven. Daarnaast worden in en om het plangebied de volgende concrete maatregelen benoemd:
- Ontwikkelen van wandelpaden voor uitloop vanuit het dorp
- Aanleggen singelpatroon t.b.v. natuurontwikkeling
- Behouden groene wiggen
- Verbinding dorp - buitengebied verbeteren door aanleg laanbeplanting
Met de hernieuwde invulling door onderhavig bestemmingsplan, alsook de eisen die het beeldkwaliteitplan geeft voor het plangebied, wordt invulling gegeven aan het kader dat in het LOP wordt geschetst. Hiermee past het plan in de uitgangspunten die het LOP stelt.
3.3.3 Geldend bestemmingsplan
Op onderstaande afbeeldingen is, links, de verbeelding van het geldende bestemmingsplan te zien en op de andere afbeelding de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan. Hieruit valt ook op te maken dat de verschillen erg beperkt zijn (de blauwe lijn met bolletjes op de linker afbeelding is de noordelijke grens van voorliggend bestemmingsplan).
![]() | ![]() |
Actualistatie De Kolk 2017, met omliggende bestemmingen. Bron: ruimtelijke plannen | Actualisatie De Kolk, Zuid, 2023. Bron: Buro SRO |
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.1 Milieu
4.1.1 Bodem
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen betekenis m.b.t. het aspect bodem. Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect bodem.
4.1.2 Lucht
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 15563647 (aan de Elburgerweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) | PM10 (fijnstof) | PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3) | 13,1 µg/m3 | 15,9 µg/m3 | 9,4 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijnstof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen betekenis m.b.t. het aspect lucht. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
4.1.3 Geluid
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
- woningen;
- geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
- geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen betekenis m.b.t. het het aspect geluid. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
4.1.4 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:
geurgevoelig object gelegen in: | maximaal toegestane geurbelasting (odour units per m3 lucht) |
concentratiegebied binnen bebouwde kom | 3,0 ouE/m3 |
concentratiegebied buiten bebouwde kom | 14,0 ouE/m³ |
niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom | 2,0 ouE/m3 |
niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom | 8,0 ouE/m3 |
Als het geen bedrijf is waar een geuremissiefactor voor is vastgelegd gelden de volgende eisen:
- binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter;
- buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter.
Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij binnen dan wel buiten de bebouwde kom.
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen betekenis m.b.t. het aspect geur. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.
4.1.5 Milieuzonering
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen betekenis m.b.t. het aspect milieuzonering. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.
4.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website met het plangebied blauw omcirkeld.
Uitsnede risicokaart
Uit de risicokaart is op te maken dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen voorkomen die een belemmering kunnen vormen voor de voorgenomen ontwikkeling. Op het gebied van externe veiligheid is het plan uitvoerbaar.
4.2 Water
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21eeeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
- de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
- de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.
Beleid waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van beleid bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:
- Hemelwater wordt op basis van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Wanneer lozen in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is kan geloosd worden op oppervlaktewater. Lozen op de riolering is in principe niet toegestaan;
- Afvalwater niet zijnde 'schoon' hemelwater aansluiten op het riool;
- Houdt bij het ontwerp rekening met de gemiddelde hoogste grondwaterstand;
- De ontwikkeling dient in de gebruiksfase grondwaterneutraal te zijn. Structurele drainage of andere middelen om grondwater af te voeren zijn in principe niet toegestaan;
- Geen uitlogende materialen gebruiken op plaatsen die in contact kunnen komen met (grond)water;
Er is sprake van een vrijstelling van het compenseren van de toename van verhard oppervlak als de toename minder is dan 1.500 m² in stedelijk gebied. In landelijk gebied geldt deze vrijstelling ook, tenzij de afvoer niet plaatsvindt in een oppervlaktelichaam met de aanduiding 'water met natuurfunctie zijnde Hen-Sed water' (Hen-Sed: Hoogst ecologische niveau en Specifiek ecologische doelstelling) op de natuurkaart behorende bij de Algemene Regels van de Keur. Dan is er sprake van een vrijstelling bij een toename van het verhard oppervlak van minder dan 4.000 m².
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft geen effect op de waterhuishouding zoals deze in de onderliggende plannen al nagestreeft wordt. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect water.
4.3 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen inhoudelijke betekenis m.b.t. de gebiedsbescherming: de in gebruik zijnde gronden noch de bestemde nog te verkopen kavels nemen toe in omvang. Bij het werk aan de plannen door Mudde Kok in overleg met de gemeente als ook bij de ontwerpopgave zoals beschreven in hoofdstuk 2 kwam naar voren dat de kavelgrens, een al lange tijd aanwezig hekwerk rondom het terrein van (voorheen GPS) Mudde Kok, de (oude) bestemmingsgrenzen Bedrijventerrein en / of Natuur en, tot slot, de grens van Natura-2.000 hier overal kleine verschillen in zaten. Dat is in voorliggend bestemmingsplan gecorrigeerd waardoor sommige stroken grond hierna een passende bestemming Natuur krijgen conform feitelijke inrichting en andere gronden de bestemming Bedrijventerrein. In het veld verandert verder niets.
Soortenbescherming
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen betekenis m.b.t. het aanwezige soorten in het gebied.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
4.4 Verkeer
De Oosteinderweg wordt door de planontwikkeling toegankelijk van en naar de zuidelijk gelegen rotonde / aantakking op de Oostelijke Randweg. Hierdoor verbetert de doorstroming in het gebied. Het plan is uitvoerbaar vanuit het aspect verkeer.
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft gezien haar beperkte doelstelling, alle onderliggende gronden hebben al de bestemming Bedrijventerrein, geen betekenis m.b.t. deze aspecten. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
4.6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Voorliggend plan heeft geen wezenlijke betekenis voor de staande exploitatie van dit bedrijventerrrein. De uitvoerbaarheid is ook op dit gebied niet in het geding.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3 Planregels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
- Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
- Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Wijze Van Bestemmen
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- Bedrijventerrein waarbij de functie bedrijvigheid wordt neergelegd; hierbinnen kunnen bedrijven worden gerealiseerd tot een bedrijfscategorie die nader op de verbeelding is aangeduid; in dit bestemmingsplan is gekozen voor het aangeven van bouwvlakken op de verbeelding; binnen deze bouwvlakken kan het terrein flexibel ingedeeld worden met gebouwen en omliggende erven, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
Op bedrijventerrein De Kolk is detailhandel niet toegestaan; dat hoort in het centrum (behalve voor sommige bedrijfstypen die weer niet in het centrum passen). Maar elk bedrijf kan als ondergeschikte nevenactiviteit wel zelf gemaakte / bewerkte goederen verkopen (zie artikel 3.1 onder b). Voor sommige goederen, zoals bijvoorbeeld auto's, geldt dat deze juist niet op grootschalige wijze ín het centrum verkocht moeten worden: daar past dat juist beter op een bedrijventerrein zoals deze; - Natuur - Landschap waarbij de functie van bos en (deels bestaande) houtwallen zijn neergelegd; binnen deze bestemming zijn geen uitritten toegestaan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bestaande inrit'; tevens is de aanleg van deze houtsingels op uitgeefbare gronden geborgd met een voorwaardelijke verplichting;
- Verkeer waarbij de verkeersfunctie is neergelegd;
- Groen, voor enkele stroken grond welke voorheen de bestemming Verkeer hadden om zo uitvoeringsvrijheid te geven aan de aan te leggen rotonde maar doordat deze nu is aangelegd kan dit stuk grond wat preciezer / meer rigide bestem worden (de gronden welke tot parkeerplaats zijn ingericht bij De Wiltsangh behouden omwille van deze inrichting de bestemming Verkeer).
Bij het onderliggende bestemmingsplan was tevens een beeldkwaliteitplan opgesteld. Dat is als zodanig als aanvullend welstandbeleid vastgesteld als ook opgenomen in dat bestemmingsplan. Door de planopzet, zie hoofdstuk 2, is op enkele onderdelen een aanpassing nodig van dat beeldkwaliteitplan. Wat die zijn is in het geactualiseerde beeldkwaliteitplan opgenomen wat als bijlage 2 bij dit plan ook is te raadplegen.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt dit vooroverleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Verslag Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Omdat onderhavig bestemmingsplan een herziening betreft van een reeds vastgesteld bestemmingsplan voor De Kolk en een beperkte impact heeft, is geen vooroverleg gevoerd met provincie en waterschap.
6.3 Verslag Zienswijzen
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan De Kolk, 2017
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan De Kolk, 2017
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Actualisatie De Kolk, Zuid, 2023
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Actualisatie De Kolk, Zuid, 2023