Bestemmingsplan Dronten - Hanzeweg (bungalowpark/AZC-locatie) (9120)
Bestemmingsplan - gemeente Dronten
Onherroepelijk op 28-07-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.plan:
het Bestemmingsplan Dronten - Vossemeerdijk 40 (Bungalowpark / AZC-locatie) (9120) van de gemeente Dronten;
2.bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0303.9120-0ONH met de bijbehorende regels;
3.aanbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
4.aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5.aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6.bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
7.bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
8.bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
9.bijgebouw:
een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen, gebouw;
10.bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
11.bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
12.bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
13.bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
14.bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
15.bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
16.detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
17.gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
18.hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
19.horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
20.kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
21.landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
22.natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
23.normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
24.peil:
a.voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
-de bouwhoogte van die weg ter bouwhoogte van de hoofdingang;
b.in andere gevallen:
-de gemiddelde bouwhoogte van het afgewerkte terrein;
25.permanente bewoning:
bewoning binnen de vaste woonplaats;
26.recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
27.recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
28.risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
29.seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3.de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4.de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5.de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Bestemmingsomschrijving3. 1.
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.de opvang van asielzoekers;
2.recreatieve bewoning;
b.aanbouwen bij de in lid 3.1. sub a. genoemde gebouwen;
c.gebouwen ten behoeve van:
1.onderhoud en beheer;
2.sanitaire voorzieningen;
d.de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - dijk”;
met de daarbij behorende:
e.wegen, straten en paden;
f.parkeervoorzieningen;
g.groenvoorzieningen;
h.water;
i.erven en terreinen;
j.speelvoorzieningen;
k.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3. 2.Bouwregels
3. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 3.1. sub a. genoemde gebouwen, gelden de volgende regels:
a.de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 120 m² bedragen;
b.de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
c.de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
d.het bebouwingspercentage zal ten hoogste 14% van het plangebied bedragen.
3. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 3.1. sub c. genoemde gebouwen, gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 100 m² bedragen;
b.de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
3. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 3.1. sub b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.per gebouw zal ten hoogste één aanbouw worden gebouwd;
b.de oppervlakte van een aanbouw zal ten hoogste 6 m² bedragen;
c.de bouwhoogte van een aanbouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
3. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de natuurlijke en landschappelijke waarden;
b.een goede waterhuishouding c.q. de waterkerende functie;
c.de verkeersveiligheid;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Ontheffing van de bouwregels3. 4.
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 3.2.1. sub a. en toestaan dat de oppervlakte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 240 m², mits:
-geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het recreatieve karakter van het betreffende recreatiecomplex.
3. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van zelfstandige detailhandel;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van zelfstandige horeca;
d.het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning.
Artikel 4 Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum
4. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.onderwijsdoeleinden;
2.kinderopvang;
3.sociaal-medische voorzieningen;
4.dagrecreatieve doeleinden;
5.sport- en spelvoorzieningen;
6.horeca;
7.detailhandel;
8.een wasserette;
9.berging en stalling;
b.de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - dijk”;
met de daarbij behorende:
c.wegen, straten en paden;
d.parkeervoorzieningen;
e.groenvoorzieningen;
f.water;
g.erven en terreinen;
h.speelvoorzieningen;
i.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4. 2.Bouwregels
4. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen, gelden de volgende regels:
a.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
4. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de natuurlijke en landschappelijke waarden;
b.een goede waterhuishouding c.q. de waterkerende functie en dat hierbij advies wordt gevraagd aan de waterbeheerder;
c.de verkeersveiligheid;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4. 4.Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van zelfstandige detailhandel;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van zelfstandige horeca;
d.het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning.
4. 5.Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Gemengd’, mits:
- na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
Artikel 5 Natuur
5. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
b.waterhuishoudkundige doeleinden;
c.sloten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
d.een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antennemast”;
met daaraan ondergeschikt:
e.dagrecreatief medegebruik;
f.infrastructurele voorzieningen;
g.openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5. 2.Bouwregels
5. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.een antennemast zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “antennemast”;
c.de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 40,00 m bedragen;
5. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de natuurlijke en landschappelijke waarden;
b.een goede waterhuishouding c.q. de waterkerende functie;
c.de verkeersveiligheid;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5. 4.Aanlegvergunning
5. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a.het af- en/of vergraven van gronden;
b.het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
c.het dempen en/of graven van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
d.het aanleggen van paden;
e.het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
f.het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
5. 4. 2. Het in lid 5.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a.het normale onderhoud betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5. 4. 3. De in lid 5.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
b.het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
c.het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
d.het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
e.het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8. 1.Aanduidingsomschrijving
De voor “vrijwaringszone - dijk” aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor:
a.een strook ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering;
met de daarbijbehorende:
b.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8. 2.Aanlegvergunning
8. 2. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a.het ontgronden of afgraven van gronden;
b.het graven van sloten, vaarten en andere watergangen;
c.het aanbrengen van drainage;
d.het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
e.het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm.
8. 2. 2. Het in lid 8.2.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a.het normale onderhoud betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
8. 2. 3. De in lid 8.2.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering. Het waterschap zal om advies worden gevraagd
Artikel 9 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a.de regels inzake de maatvoering van gebouwen, met niet meer dan 10%;
b.de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m, mits:
1.bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande hoge elementen, zoals gebouwen of masten;
2.bij de plaatsing rekening wordt gehouden met een goede bereikbaarheid en landschappelijke inpasbaarheid;
3.de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond, waarbij het principe geldt dat er voorkeur bestaat voor de plaatsing van één grote antenne boven meerdere kleine antennes;
4.aangetoond is dat er geen onevenredige schade wordt gedaan aan de veiligheid en de gezondheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10. 1.Overgangsrecht bouwwerken
a.Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1.gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
c.Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10. 2.Overgangsrecht gebruik
a.Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Dronten - Vossemeerdijk 40
(Bungalowpark / AZC-locatie) (9120)
van de gemeente Dronten.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 27 mei 2010.
De voorzitter, De griffier,
……………… …………..
===
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek
Bijlage 3 Resultaten Ecologische Voortoets
Bijlage 3 Resultaten ecologische voortoets
Bijlage 4 Ecologische Inventarisatie Natuurloket En Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Ecologische inventarisatie natuurloket en ecologisch onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek