Woongebieden Dronten (D1000)
Bestemmingsplan - gemeente Dronten
Vastgesteld op 31-01-2019 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.2 bestemmingsplan:
1.3 aanduiding:
1.4 aanduidingsgrens:
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
1.6 ABC-goederen:
1.7 achtererfgebied:
1.8 afhaalpunt:
1.9 archeologisch deskundige:
1.10 archeologisch monument:
1.11 archeologisch rapport:
1.12 archeologisch waardevol terrein:
1.13 archeologische verwachting:
1.14 archeologische waarde:
1.15 bebouwing:
1.16 bebouwingspercentage:
1.17 bed and breakfast:
1.18 bedrijf:
1.19 bedrijfsmatige exploitatie:
1.20 bedrijfsgebouw:
1.21 bedrijfsvloeroppervlakte:
1.22 bedrijfswoning:
1.23 beperkt kwetsbaar object:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak:
1.27 bijbehorend bouwwerk:
1.28 bouwen:
1.29 bouwgrens:
1.30 bouwlaag:
1.31 bouwperceel:
1.32 bouwperceelgrens:
1.33 bouwvlak:
1.34 bouwwerk:
1.35 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
1.36 commerciële dienstverlening:
1.37 cultuurhistorische waarden:
1.38 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:
1.39 dagrecreatie:
1.40 (dag)recreatief medegebruik:
1.41 detailhandel:
1.42 dienstverlening:
1.43 educatief medegebruik:
1.44 eerste bouwlaag:
1.45 endurancebaan:
1.46 erf:
1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie:
1.48 evenement:
1.49 extensief agrarisch medegebruik:
1.50 gebouw:
1.51 geluidbelasting:
1.52 geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
1.53 geluidbelasting vanwege een spoorweg:
1.54 geluidbelasting vanwege een weg:
1.55 geluidsgevoelige functies:
1.56 geluidsgevoelige objecten:
1.57 geluidrelevante evenementen:
1.58 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.59 grondgebonden woning:
1.60 grondwaterpeil:
1.61 hippische detailhandel:
1.62 hogere grenswaarde:
1.63 hoofdgebouw:
1.64 hoofdverblijf
1.65 horecabedrijf:
1.66 horeca:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
1.68 ijsbaan:
1.69 incidenteel evenement:
1.70 internetwinkel:
1.71 jachthaven:
1.72 jongeren ontmoetingsplek (JOP):
1.73 kampeermiddel:
1.74 kantoor:
1.75 kantoor met baliefunctie:
1.76 kiosk:
1.77 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
1.78 kleinschalige duurzame energiewinning:
1.79 kringloopwinkel:
1.80 kunstobject:
1.81 kunstwerk:
1.82 kwetsbaar object:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.84 landschapsdeskundige:
1.85 leisure:
1.86 ligplaats:
1.87 logiesverstrekkend verblijf:
1.88 luifel:
1.89 maatschappelijke voorzieningen:
1.90 maatvoeringsvlak:
1.91 manege:
1.92 manege-activiteiten:
1.93 milieucategorie:
1.94 natuurlijke waarden:
1.95 nevenactiviteit:
1.96 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
1.97 nutsvoorzieningen:
1.98 ondergronds bouwwerk:
1.99 overkapping:
1.100 paardrijbak:
1.101 parkeervoorzieningen:
1.102 peil:
het tijdstip van publicatie van het ontwerpbestemmingsplan;
1.104 perifere detailhandel:
1.105 perifere detailhandel plus:
1.106 permanente bewoning:
1.107 praktijkruimte:
1.108 productiegebonden detailhandel:
1.109 prostitutie:
1.110 recreatieverblijf:
1.111 restaurant:
1.112 rijstrook:
1.113 risicovolle inrichting:
1.114 salonwagen:
1.115 seksinrichting:
1.116 terras:
1.117 tuincentrum:
1.118 verblijfsrecreatie:
1.119 verkoopvloeroppervlakte:
1.120 volkstuin:
1.121 voorgevel:
1.123 wellnesscentrum:
1.124 woning:
1.125 woongebouw:
1.126 woonwagen:
1.127 woonschip:
1.128 zakelijke dienstverlening:
1.129 zorgwoning:
het bestemmingsplan Woongebieden Gemeente Dronten (D1000) met identificatienummer NL.IMRO.0303.D1000-0ONH van de gemeente Dronten;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 ABC-goederen:
auto’s, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
1.7 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1,0 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 afhaalpunt:
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen en/of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;
1.9 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of programma’s van eisen op te stellen en te toetsen;
1.10 archeologisch monument:
terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;
1.11 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.12 archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.13 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.14 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.16 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.17 bed and breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de bestaande gebouwen aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.18 bedrijf:
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;
1.19 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
1.20 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.21 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een (detailhandels)bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.22 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.23 beperkt kwetsbaar object:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
- hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
- winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
- sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder d, vallen;
- bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen
- objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en:
- objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
- bij bouwwerken: bestaande legale bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: bestaand legaal gebruik ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond met uitsluiting van onderbouw, zolder of dakopbouw;
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.32 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.34 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.35 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, niet zijnde een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 commerciële dienstverlening:
dienstverlening gericht op het maken van winst;
1.37 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
1.38 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:
een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;
1.39 dagrecreatie:
het recreëren/ vrijetijdsbesteding buiten de woning zonder dat daar een overnachting mee gemoeid is;
1.40 (dag)recreatief medegebruik:
dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger, speelvoorzieningen, voet-, fiets- en ruiterpaden een rust- en picknickplaats met bijbehorend meubilair, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een afhaalpunt;
1.42 dienstverlening:
het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten aan personen zoals reisbureaus, kappersbedrijven, wasserettes en instellingen inzake welzijn en gezondheidszorg, niet zijnde een seksinrichting en/of een afhaalpunt;
1.43 educatief medegebruik:
een educatief gebruik van gronden en bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;
1.44 eerste bouwlaag:
bouwlaag ter plaatse van de begane grond;
1.45 endurancebaan:
een baan waarop paarden getraind worden ten behoeve van de endurancesport;
1.46 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.48 evenement:
een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) Dronten 2016 of de rechtsopvolger daarvan;
1.49 extensief agrarisch medegebruik:
een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.51 geluidbelasting:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in de dB(a) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaalde weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.52 geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein;
1.53 geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in het Besluit Geluidhinder Spoorwegen;
1.54 geluidbelasting vanwege een weg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.55 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.56 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.57 geluidrelevante evenementen:
een evenement dat:
- in een gebouw plaatsvindt en meer dan 80 dbA bronvermogen heeft,
- buiten een gebouw plaatsvindt en geluidbronnen kent in de vorm van muziekgeluid, versterkt stemgeluid of installaties.
1.58 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.59 grondgebonden woning:
een woning, niet zijnde een woning onderdeel uitmakende van een woongebouw, die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de woonlagen aansluit op het maaiveld.
1.60 grondwaterpeil:
bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt;
1.61 hippische detailhandel:
detailhandel van de op paarden betrekking hebbende producten, waaronder begrepen ruiter/amazone kleding, schoenen & laarzen, zwepen, paardendekens, voeding & voedingssupplementen, zadels, hoefijzers, -nagels, -raspen en daarmee gelijk te stellen producten, niet zijnde een afhaalpunt;
1.62 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.63 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.64 hoofdverblijf
de plaats waar een persoon gedurende een jaar de meeste nachten doorbrengt in combinatie met de plaats waar hij of zij zijn of haar sociaal en maatschappelijk leven heeft;
1.65 horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.66 horeca:
een groep van horeca-activiteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabijgelegen of omringende woonomgeving, te weten als:
- categorie 1: (Lichte horeca) aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, zoals een broodjeszaak, croissanterie, lunchroom / ijssalon, koffie- / theehuis en de daarmee gelijk te stellen bedrijven;
- categorie 2: (middelzware horeca) bedrijven die normaal gesproken ook ’s nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een hotel, restaurant, pension, automatiek, snackbar / cafetaria en de daarmee gelijk te stellen bedrijven;
- categorie 3: (zware horeca) Bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich kunnen meebrengen, zoals een bar, bierhuis, café, zalenverhuur, discotheek, dancing, nachtclub, partycentrum, en daarmee gelijk te stellen bedrijven;
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
1.68 ijsbaan:
een ijsoppervlak dat vrij van sneeuw gehouden wordt om op te schaatsen, danwel een stuk land waarop in de winter een ondiepe laag water wordt aangebracht om op te schaatsen wanneer de vorst intreedt;
1.69 incidenteel evenement:
een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement, waarbij het (zeer) onwaarschijnlijk is dat die gebeurtenis leidt tot risico’s voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en weinig maatregelen of voorzieningen vergt van het daartoe bevoegd gezag (gedacht kan worden aan een kleinschalig sportevenement);
1.70 internetwinkel:
detailhandel waarbij (potentiële) koper enkel en alleen via internet de aangeboden goederen kan bekijken en aankopen, en waarbij de te verhandelen goederen op het perceel waarop het bedrijf is gevestigd mogen worden opgeslagen en waarvandaan deze, indien er sprake is van opslag op het perceel, worden verzonden aan de koper;
1.71 jachthaven:
haven voor pleziervaartuigen;
1.72 jongeren ontmoetingsplek (JOP):
een in de openbare ruimte gelegen locatie ten behoeve van een ontmoetingsplek voor jongeren;
1.73 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een (sta)caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;
1.74 kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch of naar aard gelijk te stellen gebied;
1.75 kantoor met baliefunctie:
een kantoor waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw, zoals bank, postkantoor, reisbureau;
1.76 kiosk:
een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, waarbij de verkoop zich uitsluitend aan het loket voltrekt;
1.77 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen meldings- of vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;
1.78 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines en vergisting, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
1.79 kringloopwinkel:
een stichting of vereniging, welke gebruikte goederen inzamelt, selecteert, sorteert en (eventueel) repareert en deze vervolgens te koop aanbiedt, waarbij de opbrengsten uit de verkoop worden gebruikt voor dekking van de gemaakte kosten en/of het financieel ondersteunen van een of meer ideële doelen.
1.80 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunst in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.81 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.82 kwetsbaar object:
- woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder a;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen, of
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.84 landschapsdeskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke instelling of onafhankelijk persoon met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van natuur en landschap;
1.85 leisure:
openbaar toegankelijke recreatieve voorzieningen, vrijetijdsvoorzieningen en activiteiten, zowel overdekt als in de open lucht, vooral bedoeld voor beoefening van activiteiten als vrijetijdsbesteding, met als ondergeschikte functie horeca;
1.86 ligplaats:
de ruimte die door een pleziervaartuig, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, wordt ingenomen;
1.87 logiesverstrekkend verblijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf;
1.88 luifel:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een afdak, dat met de ene horizontale kant aan de buitenzijde van een gebouw is bevestigd, terwijl de tegenoverliggende zijde vrij dragend is;
1.89 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal)medische, (sociaal)culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en het verenigingsleven, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.90 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.91 manege:
een bedrijf, dan wel een paardenhouderij, dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport, waarbij het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/ amazone, alsmede het organiseren van wedstrijden, hippische evenementen en andere veegerelateerde activiteiten;
1.92 manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
1.93 milieucategorie:
een milieucategorie als aangegeven in de VNG-publicatie ‘bedrijven en milieuzonering’, Den Haag, 2009 of de opvolger daarvan;
1.94 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.95 nevenactiviteit:
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.96 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau blijven voortbestaan;
1.97 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.98 ondergronds bouwwerk:
een gebouw, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
1.99 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand;
1.100 paardrijbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
1.101 parkeervoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen voor (gemotoriseerde) voertuigen, (fietsen)stallingen en in- en uitritten;
1.102 peil:
- voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
het tijdstip van publicatie van het ontwerpbestemmingsplan;
1.104 perifere detailhandel:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
1.105 perifere detailhandel plus:
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen in een kernwinkelgebied thuishoort, maar die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van fietsen, autoaccessoires, verlichtingsartikelen, dierbenodigdheden, babyartikelen en outdoorartikelen;
1.106 permanente bewoning:
de plaats waar een persoon zijn of haar hoofdverblijf heeft;
1.107 praktijkruimte:
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.108 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.109 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.110 recreatieverblijf:
een (deel van een) gebouw dat, al dan niet in zijn geheel kan worden verplaatst, en naar de aard en inrichting is bedoeld voor verblijfsrecreatie;
1.111 restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.112 rijstrook:
een strook van de rijbaan van een weg, die voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook, met uitzondering van ventwegen en in- en uitvoegstroken;
1.113 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.114 salonwagen:
een voor bewoning bestemde wagen die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel kan worden verplaatst;
1.115 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
1.116 terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;
1.117 tuincentrum:
een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;
1.118 verblijfsrecreatie:
een vorm van recreatie gericht op verblijf van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, voor een bepaalde periode waarbij tenminste één overnachting plaatsvindt;
1.119 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke ruimte ten behoeve van detailhandel;
1.120 volkstuin:
een perceel waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden onderhouden c.q. geteeld;
1.121 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de gevelindeling en/of situering van de oprit en/of de voortuin als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;
1.122 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging en/ of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet zijnde periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/ of de daarvoor benodigde stoffen;
1.123 wellnesscentrum:
Locatie waar op lichamelijk- en geestelijk welbevinden gerichte trainingen en behandelingen plaatsvinden en waar recreatief verblijf mogelijk is, met uitzondering van overnachtingen. Hieronder worden ook zweminstructies en bij wellness behorende en ondergeschikte horeca verstaan;
1.124 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.125 woongebouw:
een gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;
1.126 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.127 woonschip:
een zich op het water bevindend object, dat (nagenoeg) voortdurend dient als woning;
1.128 zakelijke dienstverlening:
het verlenen van economische diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus, architecten, accountancy, computerservice en informatietechnologie en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.129 zorgwoning:
een woning met bijbehorende voorzieningen, waaronder verblijfsruimten, voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding behoeven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen:
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel (met uitzondering van dakkapellen, wolfseindekappen en het hoogste punt van lessenaarsdaken);
2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van het gebouw of overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, zonnepanelen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels(en/of het hart van de scheidsmuren);
2.1.7 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;
2.2 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversiering, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreven.
2.3 Ondergronds bouwen:
Bij het berekenen van de te bouwen oppervlakte wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bijbehorende bovengrondse gebouwen, exclusief in- en uitritten van gebouwde parkeervoorzieningen, tenzij in deze regels anders is bepaald.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- cultuurgrond;
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van schuilgelegenheid voor dieren;
en daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- als gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend schuilgelegenheden ten behoeve van dieren en paardenboxen worden gebouwd;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van schuilgelegenheden bedraagt 50 m²;
- de maximum bouwhoogte van schuilgelegenheden bedraagt 3,0 m;
- paardenboxen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en bouwhoogte van paardenboxen bedragen 2,5 m respectievelijk 4,0 m;
- een gebouw moet worden voorzien van een kap.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mestopslag.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van
- bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
- uitsluitend bedrijven uit milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1'.
- productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- dienstverlenende bedrijven;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- de huisvesting van maximaal 48 arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - huisvesting arbeidsmigranten', onder voorwaarden als genoemd in bijlage 6;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
- de minimum afstand van gebouwen en overkappingen tot beide zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 3,0 m, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand als minimum geldt;
- het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%);
- de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
- de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
- de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- luifels mogen maximaal 1,5 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd;
- reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 10,0 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan die zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met uitzondering van:
- productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- perifere detailhandel in ABC-goederen;
- het gebruik van de gebouwen voor perifere detailhandel zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsbedrijf minder bedraagt dan 1.000 m²;
- het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30 % van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf tot een maximum van 2.000 m², tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
- het gebruik van bedrijfsgebouwen als bedrijfswoning;
- het gebruik van een woning en/of bedrijfspanden voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1 van deze regels, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven;
- het gebruik van de onbebouwde gronden voor (bedrijfsmatige) opslagdoeleinden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden als opslagpunt en/of vulpunt voor LPG ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- het gebruik van de bouwwerken voor de opslag van vuurwerk;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde risicovolle inrichtingen;
- terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg;
- uitsluitend bedrijven uit milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1', behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf' waar tevens een reparatie- en servicebedrijf voor (en handel in) auto's en motorfietsen is toegestaan;
- terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- detailhandel in weggebonden artikelen;
- een autowasserij / autowasbox;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m.
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan een verkooppunt van motorbrandstoffen;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het detailhandel in motorbrandstoffen, bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen betreft.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden van het bosgebied;
- natuur- en landschapsbeheer;
met daaraan ondergeschikt:
- een endurancebaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - endurancebaan';
- een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - paardenbak';
- extensief agrarisch medegebruik;
- nutsvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- educatief- en dagrecreatief medegebruik;
- incidentele evenementen;
- evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken voor 5 of meer geluidsrelevante evenementen per jaar gerekend.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem en oevervegetaties;
- het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren;
- het aanleggen of verharden van wegen en paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere bouwhoogte of diepte dan 0,75 m;
- het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
- het aanleggen van transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
7.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden.
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- detailhandel uitsluitend de eerste bouwlaag;
- dienstverlening uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- kantoren met een baliefunctie uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- horeca uit categorie 1 en 2 uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- ter plaatse van de aanduiding 'centrum' is het gebruik als bedoeld onder artikel 8 lid 1 sub a onder 1 tot en met 4 ook toegestaan op de tweede bouwlaag;
- woningen, voor zover het de tweede en hogere bouwla(a)g(en) betreft, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- één standplaats per aanduiding voor ambulante handel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- winkelwagenvoorzieningen;
- verkeer- en verblijfsdoeleinden;
- parkeervoorzieningen;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- ten behoeve van winkelwagenvoorzieningen mogen kleine gebouwen c.q. overkappingen worden gerealiseerd met een maximum bouwhoogte van 3,0 m;
- de maximum goot- en/of bouwhoogte van overige gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van palen en masten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 6,0 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de eerste bouwlaag ten behoeve van woningen;
- het gebruik ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’;
- het gebruik van een woning en/of bedrijfspanden voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1 van deze regels, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
- het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van horeca uit categorie 3 en naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, tenzij legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 9 Cultuur en ontspanning - Dierenweide
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Dierenweide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dierenweide
met daaraan ondergeschikt:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- een kinderboerderij;
- kinderopvang;
- naschoolse opvang;
- dagbestedingsactiviteiten;
- educatieve doeleinden, niet zijnde een school;
- scouting;
- ondergeschikte horeca;
- evenementen;
- tuinen, terreinen en erven;
- productiegebonden detailhandel;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt;
- de maximum bouwhoogte van overkappingen bedraagt 2,5 m;
- de maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 250 m².
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor 6 of meer parkeerplaatsen,
- het gebruik van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte horeca met een vloeroppervlakte groter dan 100 m²;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor 13 of meer evenementen per jaar.
Artikel 10 Cultuur en ontspanning - Wellness
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Wellness' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van een wellnesscentrum;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- horeca;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeer- en verblijfsdoeleinden;
- parkeervoorzieningen;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
- de maximum bouwhoogte van overkappingen bedraagt 2,5 m;
- het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
- de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
- de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
- de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
- in afwijking van het bepaalde in sub a mogen gebouwen ten behoeve van een wellnesscentrum buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van de gebouwen 40 m² bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van gebouwen 2,5 m bedraagt.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
- het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 11 Detailhandel - Tuincentrum 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- een tuincentrum, al dan niet in combinatie met detailhandel in planten, struiken, bomen en andere tuinbenodigdheden, tuinwaren, en naar de aard daarmee gelijk te stellen zaken, waaronder kassen, ten behoeve van de inrichting van tuinen en bouwwerken;
- ondergeschikte horeca uit categorie 1;
- detailhandel in dieren, kleding, tuinspeelgoed, outdoorartikelen, hengelsportartikelen, fietsen, huishoudelijke artikelen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen en bijbehorende accessoires;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen (exclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning)
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen (exclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning) gelden de volgende regels:
- per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één tuincentrum worden gebouwd;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 5.200 m²;
- gebouwen en overkappingen moeten achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
- op gebouwen zijn dakopbouwen en dakkapellen, die niet vergunningsvrij zijn op grond van artikel 2 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet toegestaan;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
- de minimum dakhelling en/of maximum dakhelling bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)' aangegeven dakhelling, tenzij de bestaande dakhelling minder respectievelijk meer bedraagt, in welk geval de bestaande dakhelling als minimum respectievelijk maximum geldt.
11.2.2 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
- de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning moet(en) voor dan wel in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel(s) van gebouwen, kassen en overkappingen worden gebouwd;
- de gezamenlijke maximum inhoud van een bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt 1.500 m³;
- de minimum en maximum dakhelling van een bedrijfswoning bedragen 30 graden respectievelijk 60 graden;
- de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m respectievelijk 8,0 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60 graden;
- vrijstaande bijbehorende bouwwerken moeten volledig binnen een afstand van 25,0 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken moeten achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, 2,0 m²;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 10,0 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van de gronden als erf behorende bij de bedrijfswoning, buiten een zone van 25,0 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoning;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte lichte horeca tot een maximum vloeroppervlakte van 250 m², waarbij de horeca uitsluitend inpandig gevestigd mag zijn en waarbij de openingstijden gelijk moeten zijn aan de openingstijden van het tuincentrum zelf.
Artikel 12 Detailhandel - Tuincentrum 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen, ten behoeve van een tuincentrum;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen (exclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning)
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één tuincentrum worden gebouwd;
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.
12.2.2 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
- de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van de oppervlakte van het erf bij de bedrijfswoning onbebouwd blijft;
- de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60°;
- de maximum diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt 4,0 m, gemeten vanaf de van de weg gekeerde gevel (achtergevel).
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 13 Gemengd - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van de scouting;
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen in de vorm van buitenschoolse opvang;
- een klimtoren ten behoeve van de scouting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - klimtoren';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- educatief en dagrecreatief medegebruik;
- een kampeerterrein ten behoeve van de scouting;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden van het bosgebied;
- natuur- en landschapsbeheer;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 1.000 m²;
- de maximum goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt;
- de maximum bouwhoogte van overkappingen bedraagt 3,0 m;
- in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c bedraagt de maximum bouwhoogte van een klimtoren 20,0 m.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen bouwwerken en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere bouwhoogte of diepte dan 0,75 m;
- het vellen of rooien van houtgewas en/of het kappen van bomen;
- het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren.
13.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 13 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken en overkappingen zijnde, en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden.
Artikel 14 Gemengd - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in bijlage 2 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn;
- dienstverlenende bedrijven;
- maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijke voorzieningen';
- een kringloopwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'detailhandel', in welk geval detailhandel in de vorm van een kringloopwinkel is toegestaan;
- het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'garage', anders dan ten behoeve van stalling en opslag;
- het gebruik van de gronden voor een maatschappelijke functie, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’.
Artikel 15 Gemengd - 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- maatschappelijke voorzieningen;
- woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 16 Groen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- paden;
- parkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bijbehorende bouwwerken bij woningen en woonschepen, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
- een zend- en ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- een jongeren ontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding ‘jongeren ontmoetingsplek’;
- een tennisbaan, ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
- een zwembad, ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
- algemene voorzieningen ten behoeve van het wonen zoals een ontvangstruimte en een vergaderruimte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1';
- opslag ten behoeve van onderhoud en beheer van een park, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2';
- incidentele evenementen;
- evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - monument';
en mede bestemd voor:
- de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- kleinschalige duurzame energieopwekking;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderhoudsgebouw', met een maximum bouwhoogte van 4,0 m.
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1', met een maximum bouwhoogte van 6,0 m en een maximum oppervlakte van 120 m²;
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2', met een maximum bouwhoogte van 4,0 m en een maximum oppervlakte van 60 m²;
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijbehorende bouwwerken bij woningen en woonschepen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- het maximum aantal bijbehorende bouwwerken per woning of woonschip bedraagt één;
- de maximum oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt 35 m²;
- de maximum bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt 3,0 m.
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek' waar maximaal één gebouw of overkapping mag worden gebouwd, mits:
- de maximum oppervlakte van het gebouw of de overkapping 15 m² bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van het gebouw of de overkapping 3,0 m bedraagt;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, verkeerssituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor 5 of meer geluidsrelevante evenementen per jaar voor de locatie aan de Greente in Swifterbant;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor 3 of meer geluidsrelevante evenementen per jaar voor de locatie aan de Dreef 2 in Biddinghuizen.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het aanleggen of verharden van paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
16.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 16 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
16.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden.
Artikel 17 Kantoor - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Kantoor - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoren;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de minimum en maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt minimaal c.q. maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte minder c.q. meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als minimum c.q. maximum geldt;
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van een gebouw als kantoor, indien de bedrijfsvloeroppervlakte minder dan 400 m² respectievelijk meer dan 750 m² bedraagt.
Artikel 18 Maatschappelijk
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor;
- een bijenvereniging, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – bijenvereniging’;
- een jongerenvereniging, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - jongerenvereniging’;
- een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- een toren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren';
- dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- detailhandel in land- en cultuurgebonden versproducten en kruidenierswaren, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 25 m² zonder reclame-uitingen en uitstalling van producten;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- horeca;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, kunstobjecten en een loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug'.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
- het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%);
- in afwijking van punt c bedraagt de gezamenlijke maximum oppervlakte van de gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)', ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte;
- het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één per aanduiding;
- de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van de oppervlakte van het erf bij de bedrijfswoning onbebouwd blijft;
- de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60°;
- in afwijking van het bepaalde onder a t/m i gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – bijenvereniging’ de volgende regels:
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen bedraagt 75 m²;
- de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3,0 m.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van columbaria, kunstobjecten en, speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van klokkenstoelen bedraagt 7,0 m;
- de maximum bouwhoogte van loopbruggen bedraagt 12,5 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m;
- in afwijking van het bepaalde onder a t/m e geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – bijenvereniging’ de volgende regel:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gebouwen voor woonfuncties, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘bedrijfswoning’;
- het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
- het gebruik van gronden ten behoeve van een bijenvereniging, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van maatschappelijk – bijenvereniging’;
- het gebruik van gronden ten behoeve van een jongerenvereniging, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van maatschappelijk – jongerenvereniging’;
- het gebruik van gronden ten behoeve van commerciële - en zakelijke dienstverlening;
- het gebruik van gronden ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als 'detailhandel', in welk geval detailhandel in land- en cultuurgebonden versproducten en kruidenierswaren met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 25 m² zonder reclame-uitingen en uitstalling van producten is toegestaan;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 19 Maatschappelijk - Wooncentrum en zorginstelling
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Wooncentrum en zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van wooncentra en zorginstellingen, al dan niet in combinatie met:
- voorzieningen ten behoeve van verpleging en verzorging;
- sociale en medische voorzieningen;
- maatschappelijke voorzieningenuitsluitend op de eerste bouwlaag;
- dienstverlening uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- horeca uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- wonen uitsluitend op de tweede of hogere bouwlaag;
- een biljartvereniging;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken, kunstobjecten en een loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug'.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van loopbruggen bedraagt 12,5 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 100 m²;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca met een vloeroppervlakte van meer dan 400 m².
Artikel 20 Natuur
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke- en de natuurwaarden van de natuurgebieden;
- beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer;
- extensief agrarisch medegebruik;
- educatief- en dagrecreatief medegebruik;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- als gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud en beheer worden gebouwd;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 100 m²;
- de maximum bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt 5,0 m.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- het aanleggen van drainage;
- het scheuren en of het omzetten van grasland al dan niet ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
- het gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
- het gebruiken van gronden en bouwwerken voor horeca.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem en oevervegetaties;
- het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren;
- het aanleggen of verharden van wegen en paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere bouwhoogte of diepte dan 0,75 m;
- het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
- het aanleggen van transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
20.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 20 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke - en natuurwaarden.
Artikel 21 Recreatie - Jachthaven
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een jachthaven;
- gebouwen en overkappingen, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de jachthaven, ten behoeve van:
- detailhandel;
- dienstverlening;
- sanitaire voorzieningen;
- horeca.
- waterkeringen;
- terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- aanleggelegenheden;
- (drijvende)voorzieningen ten behoeve van de jachthaven;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken, kunstobjecten en botenkranen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum bouwhoogte bedraagt 3,0 m.
21.2.2 Bouwwerken, geen bouwwerken en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van een botenkraan bedraagt 20,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gebouwen en vaartuigen voor woonfuncties.
Artikel 22 Recreatie - Paardenweide
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Paardenweide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een paardenweide;
met daaraan ondergeschikt:
- dagrecreatief medegebruik;
- paardenboxen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - paardenboxen’;
- paardrijbakken;
- mestopslag;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
- als gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend paardenboxen worden gebouwd.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- de maximum bouwhoogte van een mestopslag bedraagt 1,5 m;
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
22.3 Wijzigingsbevoegdheid
22.3.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, een goede landschappelijke inpassing, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, de bestemming ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming ‘ Recreatie - Volkstuin'.
Artikel 23 Recreatie - Verblijfsrecreatie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- standplaatsen voor kampeermiddelen;
- recreatieverblijven met bijbehorende bouwwerken;
- gebouwen voor voorzieningen ten dienste van de recreatie, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca;
- sport- en recreatieve voorzieningen, waaronder een klimtoren;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- opslag van propaangas, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – propaanopslag’;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Recreatieverblijven en bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatieverblijven en bijbehorende bouwwerken bij recreatieverblijven gelden de volgende regels:
- de maximum oppervlakte van recreatieverblijven bedraagt 80 m²;
- de maximum goot- en bouwhoogte van recreatieverblijven bedraagt 4,5 m respectievelijk 6,0 m;
- de maximum dakhelling van een recreatieverblijven bedraagt 40°;
- de minimum afstand tussen recreatieverblijven onderling bedraagt 10,0 m;
- per recreatieverblijf mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
- de maximum oppervlakte van bijbehorend bouwwerken bedraagt 6,0 m²;
- de maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,0 m.
23.2.2 Stacaravans en bijbehorende bouwwerken bij stacaravans
Voor het plaatsen van stacaravans gelden de volgende regels:
- de maximum oppervlakte van een stacaravan, met inbegrip van bijbehorende bouwwerken bedraagt 70 m²;
- de maximum bouwhoogte van stacaravans bedraagt 3,6 m;
- per stacaravan mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
- de maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,0 m.
23.2.3 Gebouwen voor voorzieningen ten dienste van de recreatie
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor voorzieningen ten dienste van de recreatie gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt 9,0 m;
- in afwijking van het bepaalde onder sub a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen 200 m² bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van gebouwen 3,5 m bedraagt.
23.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
- de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
- de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
- de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
23.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van een klimtoren bedraagt 20,0 m;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie uitgesloten – kampeermiddelen’;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van zelfstandige detailhandel en horeca;
- het gebruik van gebouwen, recreatieverblijven en kampeermiddelen voor permanente bewoning, met uitzondering van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens.
Artikel 24 Recreatie - Volkstuin
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitoefening van de niet bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en/of het kweken van siergewassen;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt 3,0 m;
- het maximum bebouwingspercentage van gebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak bedraagt 10 %;
- met inachtneming van het bepaalde onder b, mogen in iedere volkstuin uitsluitend een tuinhuis en een plantenkas worden gebouwd met een maximum oppervlakte per gebouw van 12,0 m²;
- binnen het bestemmingsvlak mag één gebouw inclusief sanitaire voorzieningen worden opgericht met een maximum oppervlakte van 50,0 m².
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gebouwen voor overnachten en permanente bewoning.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, een goede landschappelijke inpassing, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:
- de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Paardenweide', mits na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Recreatie - Paardenweide' van toepassing zijn, met dien verstande dat voor het bouwen van paardenstallen de volgende aanvullende regels gelden:
- de maximum oppervlakte per paardenstal bedraagt 60,0 m²;
- de paardenstallen dienen in een rechtlijnig kavelpatroon te worden gebouwd.
Artikel 25 Sport
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sportvoorzieningen;
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- voorzieningen op het gebied van sport en recreatie, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca uit categorie 1;
- een kiosk voor de verkoop van niet alcoholische dranken en versnaperingen, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
- een ontmoetingsruimte, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- onderhoud en beheer;
- een biljartvereniging;
- een modelbouwvereniging;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- in afwijking van het gestelde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ een kiosk worden gebouwd;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
- het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
- de maximum bouwhoogte van een kiosk bedraagt 3,0 m;
- de minimum afstand tussen gebouwen onderling bedraagt 5,0 m;
- het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
- de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
- de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
- de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten, poorten, tribunes, kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van ballenvangers bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 20,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25 lid 2.1 sub a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd. De maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 10,0 m.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden ten behoeve van horeca uit categorie 2 en 3, tenzij legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor 3 of meer geluidsrelevante evenementen per jaar;
- het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van wonen, met uitzondering van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 26 Sport - Golfterrein
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Golfterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een golfterrein;
- gebouwen ten behoeve van recreatieve en sportdoeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een dienst- c.q. opslaggebouw (opslag materieel/ materiaal);
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- aan de sportuitoefening gerelateerde detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- buurtvoorzieningen;
- horeca in categorie 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- natuurontwikkeling;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- er mogen uitsluitend één clubhuis, één opslaggebouw, overkappingen en één bedrijfswoning met twee bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
- de maximum oppervlakte van een clubhuis c.q. een opslaggebouw bedraagt 1.500 m² respectievelijk 500 m²;
- de maximum goot- en/of bouwhoogte van het clubhuis bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt;
- in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen schuilhutten buiten het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- de maximum inhoud per schuilhut bedraagt 25 m³;
- de maximum bouwhoogte van schuilhutten bedraagt 3,0 m.
- de maximum goot- en bouwhoogte van een opslaggebouw bedragen 4,5 m respectievelijk 6,0 m;
- de maximum oppervlakte van overkappingen bedraagt 20,0 m²;
- de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
- de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
- de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
26.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met uitzondering van ondergeschikte detailhandel behorende bij sport, spel en/ of recreatie tot een maximum verkoopvloeroppervlakte van 100 m²;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca met uitzondering van horeca uit categorie 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- het gebruik van de onbebouwde gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden;
- het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van wonen, met uitzondering van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het verwijderen van bomen en/of houtgewassen;
- het aanleggen of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden;
- het graven, dempen en het wijzigen van de loop van watergangen en waterpartijen;
- het afgraven, ophogen of egaliseren van de gronden.
26.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 26 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.4.3 Toetsingscriteria
De in artikel 26 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de omgeving;
- er sprake is van een goede landschappelijke integratie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden geschaad;
- de waterbeheerder aangaande de invloed op de waterhuishoudkundige aspecten een positief advies heeft gegeven.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
26.5.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' wijzigen in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijf', en/of 'Water', mits:
- het maximum aantal te bouwen wooneenheden 4 grondgebonden vrijstaande woningen bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van een hoofdgebouw 10,0 m bedraagt;
- na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van voornoemde bestemmingen van toepassing zijn.
Artikel 27 Sport - Manege
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen ten behoeve van een manege, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- hippische detailhandel;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de bestaande goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
- het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven;
- In afwijking van het bepaalde onder a mogen paardenboxen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van paardenboxen bedraagt 600 m²;
- de maximum bouwhoogte van paardenboxen bedraagt 3,0 m.
- de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
- de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12,0 m;
- de maximum bouwhoogte van paardrijbakken en overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
27.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan hippische detailhandel;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan aan manege ondergeschikte horeca;
- het gebruik van de onbebouwde gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden;
- het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van wonen, met uitzondering van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 28 Verkeer
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
en mede bestemd voor:
- de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk';
met daaraan ondergeschikt:
- geluidwerende voorzieningen;
- voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
- incidentele evenementen;
- fietsenstallingen;
- grondwallen;
- sloten en bermen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken, kunstobjecten en een loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug'.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen;
- de maximum bouwhoogte bedraagt 5,0 m.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van kunstwerken bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van loopbruggen bedraagt 12,5 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
28.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van wegen voor drie of meer rijstroken, tenzij er in de bestaande situatie sprake is van drie of meer rijstroken, in welk geval het bestaande aantal rijstroken als maximum geldt.
Artikel 29 Verkeer - Openbaar vervoerstation
29.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Verkeer - Openbaar vervoerstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebouwen en overkappingen, ten dienste van een spoorwegstation, ten behoeve van:
- een stationshal;
- onderhoud en beheer;
- perrons, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- spoorwegen;
- geluidwerende voorzieningen;
- grondwallen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt;
- het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage.
29.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, alsmede antennemasten, bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, 20,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
29.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden voor 5 of meer spoorbanen;
- het gebruik van gronden voor grondwallen met een hoogte van 1,5 m of meer.
Artikel 30 Verkeer - Railverkeer
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- spoorwegen;
met daaraan ondergeschikt:
- geluidwerende voorzieningen;
- voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
- fietsenstallingen;
- grondwallen;
- sloten en bermen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen;
- de maximum bouwhoogte bedraagt 5,0 m.
30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer alsmede antennemasten, bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, 20,0 m;
- de maximum bouwhoogte van kunstwerken bedraagt 12,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
30.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden voor 3 of meer spoorbanen, tenzij de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - afwijkend aantal spoorbanen’, in welk geval het maximum aantal spoorbanen 4 bedraagt;
- het gebruik van gronden voor grondwallen met een hoogte van 1,5 m of meer.
Artikel 31 Verkeer - Verblijf
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen met hoofdzakelijk een functie voor verkeer en verblijf;
- parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
- incidentele evenementen;
- fietsenstallingen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- een kademuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kademuur';
- garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- een standplaats voor ambulante handel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- een jongeren ontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder:
- welkomstbogen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - welkomstboog’;
- kunstwerken en kunstobjecten.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- als gebouwen mogen uitsluitend fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, garageboxen en bijbehorende bouwwerken bij woningen worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ook overkappingen toegestaan;
- de maximum bouwhoogte van fietsenstallingen, nutsvoorzieningen en overkappingen bedraagt 3,5 m;
- voor garageboxen geldt het volgende:
- garageboxen moeten worden gebouwd binnen de aanduiding 'garage';
- de garageboxen moeten in complexen worden gebouwd;
- de maximum oppervlakte van een garagebox bedraagt 20 m².
- voor bijbehorende bouwwerken bij woningen geldt het volgende:
- bijbehorende bouwwerken moeten worden gebouwd binnen de aanduiding 'bijgebouwen’;
- de maximum oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt 35 m²;
- per hoofdgebouw mag maximaal één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd.
- voor jongeren ontmoetingsplekken geldt het volgende:
- jongeren ontmoetingsplekken moeten worden gebouwd binnen de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
- de maximum bouwhoogte van een jongeren ontmoetingsplek bedraagt 3 m;
- de maximum oppervlakte van een jongeren ontmoetingsplek bedraagt 50 m²;
31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van een welkomstboog bedraagt 8,0 m;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 6,0 m.
31.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'detailhandel', waar een standplaats voor de uitoefening van ambulante handel is toegestaan.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het aanleggen of verharden van wegen en paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
31.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 31 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
31.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden.
Artikel 32 Water
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- kaden en oevers;
- een ligplaats voor woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
- een ligplaats voor een schip ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water – jop ligplaats';
met daaraan ondergeschikt:
- recreatief medegebruik;
- paden en verhardingen;
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
- Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
32.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met uitzondering van bruggen, bedraagt 3,0 m, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil.
32.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik als ligplaats voor woonschepen met een bouwhoogte groter dan 7,0 m, gemeten vanaf de waterlijn;
- het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘woonschepenligplaats’;
- het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – jop ligplaats’ voor een jongeren ontmoetingsplek, waarbij overnacht wordt;
- het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ voor meer woonschepen dan is aangegeven;
- het gebruik van woonschepen voor de huisvesting van twee of meer huishoudens.
Artikel 33 Water - Waterkering
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- werken ten behoeve van de waterkering, waarbij het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden wordt nagestreefd;
- wegen en paden;
- terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- havens;
- extensief agrarisch medegebruik;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
- Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 10,0 m.
33.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van dijken en aarden wallen;
- het planten en verwijderen van bomen en struiken;
- het dempen en graven van waterlopen;
- het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder wegen en paden.
33.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 33 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
33.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan waterkerende functie, alsmede de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
Artikel 34 Wonen
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
- aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- een bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast’;
- een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
- een zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- een dagbesteding voor maximaal 8 personen op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dagbesteding';
- een sport-medisch centrum/praktijkruimte voor gezondheidszorg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - sport-medisch centrum/praktijkruimte voor gezondheidszorg';
- bijbehorende bouwwerken;
- tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouw moeten grondgebonden woningen worden gebouwd;
- een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- een hoofdgebouw moet in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
- het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ waar dit aantal als maximum geldt;
- de minimum afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
- 2,5 m, indien het een vrijstaand hoofdgebouw betreft dan wel een twee-aaneen gebouwd hoofdgebouw, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
- 1,0 m, indien het drie of meer aaneen gebouwde hoofdgebouwen betreft, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
34.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde erkers en luifels, gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied worden gebouwd, tenzij het bestaande bijbehorende bouwwerken zijn die daar met vergunning buiten gerealiseerd zijn;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning:
- bedraagt 60 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied;
- mag worden vergroot tot een maximum van 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 25 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied.
- de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m;
- ter plaatse van de figuur 'gevellijn' moeten bijbehorende bouwwerken achter de op de verbeelding opgenomen gevellijn worden gebouwd;
- in afwijking van b mogen ter plaatse van de figuur 'gevellijn', bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 60 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 30 % van het bouwperceel achter de figuur 'gevellijn' bedraagt.
34.2.3 Erkers en luifels
34.2.3.1 Erkers
Voor het bouwen van erkers aan woningen gelden de volgende regels:
- erkers mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
- de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
- de maximum breedte bedraagt 2/3 van de breedte van de gevel van de woning;
- de maximum goothoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
34.2.3.2 Luifels
Voor het bouwen van luifels aan woningen gelden de volgende regels:
- luifels mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
- de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
- de maximum breedte bedraagt 1/3 van de breedte van de gevel van de woning;
- de maximum bouwhoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
34.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
- voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- voor het bouwen erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel bedraagt 1,0 m;
- voor de overige erf- en terreinafscheidingen geldt:
- de constructie is maximaal 2,00 m hoog;
- de constructie is tenminste 1,00 m achter de voorgevel geplaatst;
- de constructie moeten boven de 0,60 m voor minimaal 80% transparant zijn en mag niet gebruikt worden om daarop afschermende materialen te bevestigen, levende beplanting uitgezonderd;
- de constructie mag niet gebruikt worden om te dienen als wand voor andere bouwwerken;
- de constructie dient in haar geheel te worden beplant met planten die gedurende het gehele jaar hun bladeren blijven behouden;
- de beplanting dient aanwezig te blijven (in de omgevingsvergunning zal een beplanting- en instandhoudingsplicht van de beplanting worden opgenomen);
- dode planten dienen zo spoedig mogelijk te worden vervangen;
- de planten dienen bij het plaatsen tenminste van gelijke hoogte te zijn als de constructie;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
34.3 Specifieke gebruiksregels
34.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van gedeelten van de woning voor bed and breakfast, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘bed & breakfast’, in welk geval het gebruik als bed and breakfast is toegestaan, indien:
- de bed and breakfast uitsluitend wordt geëxploiteerd door de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
- maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning, met een maximum van 60,00 m², in gebruik is ten behoeve van de exploitatie van een bed and breakfast;
- maximaal zes personen gelijktijdig in de bed and breakfast verblijven;
- de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning, hetgeen in ieder geval inhoudt dat geen zelfstandige kookeenheid aanwezig mag zijn;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
- op eigen terrein wordt geparkeerd, dan wel dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- een nachtregister wordt bijgehouden;
- gasten niet langer dan twee aaneengesloten weken in de bed and breakfast verblijven;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
34.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat in bijlage 1 van deze regels een adres uit de lijst wordt verwijderd in het geval het gebruik, zoals genoemd bij dat adres is beëindigd.
Artikel 35 Wonen - Buitenplaats Ketelhaven
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Buitenplaats Ketelhaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken;
- terreinen en erven.
35.2 Bouwregels
- Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
- het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal;
- de oppervlakte van de woningen, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 55 m²;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen 5,5 m;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m, tenzij de zijde van het gebouw is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dan mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2,5 m;
- de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 30°.
- Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
- er mogen uitsluitend aan- en uitbouwen gebouwd worden aan de zijde welke parallel loopt aan de zijde ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', oftewel de achterzijde van de woning;
- de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer dan 20 m² bedragen;
- de zijdelingse afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;
- de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de dakhelling van aan- en uitbouwen mag niet minder dan 20° en niet meer dan 30° bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet van toepassing is op een serre.
- Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen welke zijn gelegen voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' niet meer dan 1 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
- Indien de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan afwijkt van het bepaalde in sub a, b en c dan is de bestaande maatvoering maatgevend, mits deze maatvoering op een legale wijze tot stand is gekomen.
35.3 Specifieke gebruiksregels
35.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
Artikel 36 Wonen - Dienstverlening
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
- kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in bijlage 2 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn;
- aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- een zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- bijbehorende bouwwerken;
- tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouw moeten grondgebonden woningen worden gebouwd;
- een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- een hoofdgebouw moet in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
- de minimum afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
- 2,5 m, indien het een vrijstaand hoofdgebouw betreft dan wel het aantal aaneen gebouwde hoofdgebouwen ten hoogste twee bedraagt, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
- 1,0 m, indien het aantal aaneen gebouwde hoofdgebouwen drie of meer bedraagt, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
36.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde erkers en luifels, gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied worden gebouwd, tenzij het bestaande bijbehorende bouwwerken zijn die daarbuiten gerealiseerd zijn;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, inclusief erkers en luifels als bedoeld in artikel 36 lid 2.3, per woning:
- bedraagt ten hoogste 150 m², mits ten minste 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd blijft;
- de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m.
36.2.3 Erkers en luifels
36.2.3.1 Erkers
Voor het bouwen van erkers aan woningen gelden de volgende regels:
- erkers mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
- de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
- de maximum breedte bedraagt 2/3 van de breedte van de gevel van de woning;
- de maximum goothoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
36.2.3.2 Luifels
Voor het bouwen van luifels aan woningen gelden de volgende regels:
- luifels mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
- de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
- de maximum breedte bedraagt 1/3 van de breedte van de gevel van de woning;
- de maximum bouwhoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
36.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
36.3 Specifieke gebruiksregels
36.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan in combinatie met de woonfunctie;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
Artikel 37 Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
- kleinschalige bedrijfsmatige en dienstverlenende activiteiten als genoemd in bijlage 5 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn;
- aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- productiegebonden detailhandel;
- bijbehorende bouwwerken;
- tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- er zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ waar dit aantal als maximum geldt;
- de breedte van een bouwperceel zal ten hoogste 35,00 m bedragen;
- de oppervlakte van een bouwperceel zal ten minste 800 m² en zal ten hoogste 1200 m² bedragen;
- het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 40% bedragen;
- een bedrijfswoning zal aan een bedrijfsgebouw worden gebouwd.
37.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
- de afstand van een bedrijfsgebouw tot de op de verbeelding aangegeven figuur ‘gevellijn’ zal ten minste 5,00 m bedragen’;
- de inhoud van een bedrijfsgebouw zal ten minste even groot zijn als de inhoud van de op hetzelfde bouwperceel te bouwen bedrijfswoning, met dien verstande dat indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – dienstverlening bloemenzoom - afwijkende oppervlaktematen toegestaan’, de oppervlakte van een bedrijfsgebouw ten minste 100 m² en ten hoogste 150 m² zal bedragen;
- er zal worden gebouwd overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding.
37.2.3 (bedrijfs)woningen
Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:
- het aantal (bedrijfs)woningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
- de afstand van een (bedrijfs)woning tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
- ten minste één gevel van de (bedrijfs)woning zal in de op de verbeelding aangegeven figuur ‘gevellijn’ worden gebouwd;
- er zal worden gebouwd overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding;
- de inhoud van een (bedrijfs)woning zal ten minste 600 m³ en ten hoogste 750 m³ bedragen;
- de (bedrijfs)woningen zullen zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 40° en ten hoogste 55° zal bedragen.
37.2.4 Aan- en uitbouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en overkappingen bij een (bedrijfs)woning gelden de volgende bepalingen:
- er mogen geen bijgebouwen en niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen worden gebouwd;
- de afstand van aan- en uitbouwen en aan de (bedrijfs)woning gebouwde overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal minimaal 2,50 m bedragen;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen en aan de (bedrijfs)woning gebouwde overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
- de dakhelling van aan- en uitbouwen en aan de (bedrijfs)woning gebouwde overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen.
37.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
- de hoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
- de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
37.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in artikel 37 lid 2.2 sub a en toestaan dat geschakelde bedrijfsgebouwen tot op de perceelgrens mogen worden gebouwd;
- het bepaalde in artikel 37 lid 2.2 sub b en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de bouwperceelgrens wordt verkleind, mits:
- de afstand van een bedrijfsgebouw tot de op de verbeelding aangegeven figuur ‘gevellijn’ ten minste 3,00 m zal bedragen;
- het bepaalde in artikel 37 lid 2.2 sub c en toestaan dat de inhoud van een bedrijfsgebouw wordt verkleind, mits:
- de inhoud van een bedrijfsgebouw ten minste 80% van de inhoud van de op hetzelfde bouwperceel te bouwen (bedrijfs)woning bedraagt;
- het bepaalde in artikel 37 lid 2.2 sub d en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom - afwijkende hoogtematen toegestaan’, de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot 9,00 m;
- het bepaalde in artikel 37 lid 2.3 sub d en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom - afwijkende hoogtematen toegestaan', de goothoogte van (bedrijfs)woningen wordt vergroot tot 6,00 m;
- het bepaalde in artikel 37 lid 2.3 sub f en toestaan dat per bouwvlak alle (bedrijfs)woningen plat worden afgedekt;
- het bepaalde in artikel 37 lid 2.4 sub b en toestaan dat de afstand van een aanbouw of een uitbouw of een aan de (bedrijfs)woning gebouwde overkapping tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
- het bepaalde in artikel 37 lid 2.4 sub c en toestaan dat een grotere goothoogte wordt gerealiseerd tot maximaal de goothoogte van de (bedrijfs)woning;
mits het bouwkundige en/of functionele onderscheid ten opzichte van het hoofdgebouw behouden blijft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, aan de woonsituatie en/of aan het straat- en bebouwingsbeeld.
37.4 Specifieke gebruiksregels
37.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden anders dan in combinatie met de woonfunctie;
- het opslaan van goederen buiten het bouwvlak;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
Artikel 38 Wonen - Salonwagen
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Salonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- twee standplaatsen voor salonwagens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - salonstandplaats', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- bijbehorende bouwwerken;
- tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
38.2 Bouwregels
38.2.1 Salonwagens
Voor het bouwen van salonwagens gelden de volgende regels:
- het aantal salonwagens mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal;
- de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.
38.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied worden gebouwd;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning:
- bedraagt 60 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied;
- mag worden vergroot tot een maximum van 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 25 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied.
- de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m.
38.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
38.3 Specifieke gebruiksregels
38.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van een salonwagen voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
Artikel 39 Wonen - Woonboerderij
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
- aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in bijlage 2 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn.
- bijbehorende bouwwerken;
- tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
39.2 Bouwregels
39.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouw moeten grondgebonden woningen worden gebouwd;
- per bestemmingsvlak mag maximaal één vrijstaand hoofdgebouw worden gebouwd;
- de minimum afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt 10,0 m;
- de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt minimaal 15 m en maximaal 25 m;
- de maximum inhoud van het hoofdgebouw bedraagt 1.000 m³;
- de maximum goothoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ aangegeven goothoogte, tenzij de goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt;
- de minimum en/of maximum dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)' aangegeven dakhelling, tenzij de bestaande dakhelling minder respectievelijk meer bedraagt, in welk geval de bestaande dakhelling als minimum respectievelijk maximum geldt.
39.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde erkers en luifels, gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken moeten achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
- de minimum afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 10,0 m;
- vrijstaande bijbehorende bouwwerken moeten volledig binnen een afstand van 25,0 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw gebouwd;
- de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 120 m²;
- de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,5 m respectievelijk 8,0 m;
- de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60°.
39.2.3 Erkers en luifels
39.2.3.1 Erkers
Voor het bouwen van erkers aan woningen gelden de volgende regels:
- erkers mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
- de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
- de maximum breedte bedraagt 2/3 van de breedte van de gevel van de woning;
- de maximum goothoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
39.2.3.2 Luifels
Voor het bouwen van luifels aan woningen gelden de volgende regels:
- luifels mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
- de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
- de maximum breedte bedraagt 1/3 van de breedte van de gevel van de woning;
- de maximum bouwhoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
39.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 2,0 m², voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan;
- de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m;
- de minimum afstand van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak bedraagt 10,0 m.
39.3 Specifieke gebruiksregels
39.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van de woonboerderij voor twee woningen of meer;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
- het verwijderen van erfsingelbeplanting, indien het niet betreft het in ondergeschikte mate verwijderen in het kader van het normaal onderhoud van de erfsingelbeplanting;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
- het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de hoofdgebouwen;
- het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak.
Artikel 40 Wonen - Woongebouw
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- hoofdgebouwen ten behoeve van:
- woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
- kantoren en maatschappelijke voorzieningen op het gebied van welzijn, volksgezondheid, cultuur en religie en dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
- een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
- bijbehorende bouwwerken;
- tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- (overdekte) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten en een loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug'.
40.2 Bouwregels
40.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag tot een hoogte van 2,5 m niet worden gebouwd.
40.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouw moeten woongebouwen worden gebouwd;
- een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
40.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken moeten worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
- de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m.
40.2.4 Parkeergarage
Voor het bouwen van een parkeergarage gelden de volgende regels:
- een parkeergarage moet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
- de maximum bouwhoogte van een parkeergarage bedraagt 3,0 m.
40.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
- voor het bouwen erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel bedraagt 1,0 m;
- voor de overige erf- en terreinafscheidingen geldt:
- de constructie is maximaal 2,00 m hoog;
- de constructie is tenminste 1,00 m achter de voorgevel geplaatst;
- de constructie moeten boven de 0,60 m voor minimaal 80% transparant zijn en mag niet gebruikt worden om daarop afschermende materialen te bevestigen, levende beplanting uitgezonderd;
- de constructie mag niet gebruikt worden om te dienen als wand voor andere bouwwerken;
- de constructie dient in haar geheel te worden beplant met planten die gedurende het gehele jaar hun bladeren blijven behouden;
- de beplanting dient aanwezig te blijven (in de omgevingsvergunning zal een beplanting- en instandhoudingsplicht van de beplanting worden opgenomen);
- dode planten dienen zo spoedig mogelijk te worden vervangen;
- de planten dienen bij het plaatsen tenminste van gelijke hoogte te zijn als de constructie;
- de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
40.3 Specifieke gebruiksregels
40.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
- meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
- het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
- de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
- sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
- sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
- sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
- buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
- het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
40.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'gemengd' wordt opgenomen op de verbeelding, mits:
-
- er voldoende parkeergelegenheden in de directe omgeving aanwezig zijn;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
- Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'gemengd' wordt verwijderd van de verbeelding.
Artikel 41 Leiding - Gas
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen doeleinden (basisbestemming), tevens bestemd voor hoofdaardgastransportleidingstroken.
41.2 Bouwregels
41.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.
41.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 2,0 m.
41.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 41 lid 2, in die zin dat bij de andere voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
- geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdaardgastransportleiding;
- vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
- het ophogen en afgraven van gronden en het verrichten van graafwerkzaamheden;
- het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen/ rooien van diepwortelende bomen en/of houtgewassen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
41.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 41 lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
41.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdaardgastransportleiding;
- vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 42 Leiding - Hoogspanningsverbinding
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- een hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende
- terreinen en verhardingen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
42.2 Bouwregels
42.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.
42.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van masten ten behoeve van hoogspanningsverbindingen bedraagt 100,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
42.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 42 lid 2.1 en artikel 42 lid 2.2 in die zin dat bij de andere voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
- vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het aanbrengen van bomen en/of houtgewassen.
42.4.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien er vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 43 Waarde - Archeologie 2
43.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (zeer) hoge archeologische waarden van de gronden;
- In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
43.2 Bouwregels
43.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, de aanvrager een rapport overleggen waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
43.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 43 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
43.2.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 43 lid 2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan 0,4 m beneden maaiveld.
43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
- het ophogen en ontgraven van de bodem;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van bomen en/of houtgewassen;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen.
43.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 43 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- een oppervlakte van 100 m² of kleiner beslaan;
- een oppervlakte groter dan 100 m² hebben en niet dieper gaan dan 0,4 m.
43.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregels
De in artikel 43 lid 3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
43.3.4 Toetsingscriteria
De in artikel 43 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
43.3.5 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
43.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
43.3.7 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 43 lid 3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
43.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 44 Waarde - Archeologie 3
44.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de mogelijk te verwachten hoge archeologische waarden van de gronden
- In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
44.2 Bouwregels
44.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, de aanvrager een rapport overleggen waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
44.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 44 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
44.2.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 44 lid 2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan 0,4 m beneden maaiveld.
44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
- het ophogen en ontgraven van de bodem;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van bomen en/of houtgewassen;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen.
44.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 44 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- een oppervlakte van 500 m² of kleiner beslaan;
- een oppervlakte groter dan 500 m² hebben en niet dieper gaan dan 0,4 m.
44.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregels
De in artikel 44 lid 3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
44.3.4 Toetsingscriteria
De in artikel 44 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
44.3.5 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
44.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
44.3.7 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 44 lid 3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
44.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
- de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 45 Waarde - Archeologie 4
45.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de mogelijk te verwachten gematigde/ middelhoge archeologische waarden van de gronden;
- In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
45.2 Bouwregels
45.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1,7 ha, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, de aanvrager een rapport overleggen waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
45.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 45 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
45.2.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 45 lid 2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan 0,4 m beneden maaiveld.
45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
- het ophogen en ontgraven van de bodem;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van bomen en/of houtgewassen;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen.
45.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 45 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- een oppervlakte van 1,7 ha of kleiner beslaan;
- een oppervlakte groter dan 1,7 ha hebben en niet dieper gaan dan 0,4 m.
45.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregels
De in artikel 45 lid 3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
45.3.4 Toetsingscriteria
De in artikel 45 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
45.3.5 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
45.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
45.3.7 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 45 lid 3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
45.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
- de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;
- de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 46 Waarde - Cultuurhistorie 1
46.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden van de structuur;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
46.2 Bouwregels
46.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de woonbestemmingen.
46.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming, met uitzondering van de woonbestemmingen, geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
- de maximum bouwhoogte bedraagt 6,0 m.
46.3 Afwijken van de bouwregels
Op voorwaarde dat er een positief advies verleend door de monumentencommissie kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 46 lid 2.1 en artikel 46 lid 2.2 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd.
46.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
- het planten van bomen en houtgewas;
- het kappen van bomen en houtgewas;
- het afgraven en/ of ophogen van gronden.
46.4.2 Uitzonderingen
De in artikel 46 lid 4.1 geëiste omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- de reguliere werkzaamheden/ het gebruik betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- opgenomen zijn in het gemeentelijke groenbeheersplan.
46.4.3 Toetsingscriteria
De in lid genoemde vergunning kan slechts worden verleend:;
- op voorwaarde dat er vooraf advies wordt gevraagd aan de monumentencommissie
- indien de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 47 Waarde - Cultuurhistorie 2
47.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behouden van de cultuurhistorische waarden;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
47.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing niet is toegestaan, indien de vergroting en/of verandering zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied en betrekking heeft op:
- bijbehorende bouwwerken;
- dakterrassen;
- verandering van dakvorm, nokrichting, dakhelling, goothoogte of bouwhoogte van het hoofdgebouw.
47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het in een andere kleur schilderen van gevels, ramen, deuren, luiken en/of sieronderdelen;
- het wijzigen en/of herstellen van gevels, ramen, deuren, luiken en dergelijke waarvoor een monumenten- en/of omgevingsvergunning voor bouwen is vereist;
- het verwijderen en/of aanbrengen van pleisterwerk aan gevels;
- het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
47.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
47.4.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen, zoals bedoeld in artikel 38.3 sub b Wet ruimtelijke ordening.
47.4.2 Uitzonderingen
De in artikel 47 lid 2, artikel 47 lid 3 en artikel 47 lid 4 vervatte verboden zijn niet van toepassing:
- op een bouwwerk/ werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- op een bouwwerk/ werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn of waarvoor reeds omgevingsvergunning is verleend op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
47.4.3 Voorwaarden
Het slopen en de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 47 lid 3 en artikel 47 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar na positief advies van de monumentencommissie.
Artikel 48 Waarde - Ecologie
48.1 Bestemmingsomschrijving
- De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur/ Natuurnetwerk Nederland;
- In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
48.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.
48.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en/of de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw;
- het scheuren en frezen van zoden ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai.
48.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.4.1 Vergunningplicht
Voor het ingrijpend wijzigen van gronden al dan niet ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai, is een omgevingsvergunning vereist, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en).
48.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 48 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud, dan wel het normale agrarische gebruik, betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
48.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur/ het Nationaal Natuurnetwerk.
Artikel 49 Waterstaat - Waterkering
49.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- waterkering, waterbeheersing en de geleding van het verkeer te water;
met daaraan ondergeschikt:
- verhardingen;
- groen- en speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
49.2 Bouwregels
49.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de woonbestemmingen.
49.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt 6,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
49.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 49 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
- het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad;
- het bevoegd gezag vooraf advies heeft ingewonnen bij de waterbeheerder.
3 Algemene regels
Artikel 50 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 51 Algemene bouwregels
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
Artikel 52 Algemene gebruiksregels
52.1 Gebruik van onbebouwde gronden
52.1.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor:
- de uitstalling, opslag, stand- of ligplaats van kampeerwagens, toer- of stacaravans en tenten;
- de opslag van (on)gerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- het opslaan van gebruiks(on)klare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- erotisch getinte vermaaksfuncties.
52.1.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 52 lid 1.1 is niet van toepassing voor zover het betreft:
- het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, die nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
- het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen.
52.2 Gebruik van bouwwerken:
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend de gebouwen te gebruiken voor verblijfsrecreatie, detailhandelsdoeleinden en erotisch getinte vermaaksfuncties, met uitzondering van waar het bij recht is toegestaan.
Artikel 53 Algemene aanduidingsregels
53.1 Veiligheidszone - activiteitenbesluit
53.1.1 Aanduidingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘veiligheidszone – activiteitenbesluit' aangewezen gronden zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van (beperkt) kwetsbare objecten vanwege een nutsvoorziening.
53.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.
53.1.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 1.2 en worden toegestaan dat (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
53.1.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als (beperkt) kwetsbaar object.
53.1.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 1.4 en worden toegestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als (beperkt) kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
53.1.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de aanduiding 'veiligheidszone - activiteitenbesluit' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
- de aanduiding 'veiligheidszone - activiteitenbesluit' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
- voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd (indien van toepassing);
- de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het activiteitenbesluit;
- zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
53.2 Veiligheidszone - bevi
53.2.1 Aanduidingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘veiligheidszone – bevi’ aangewezen gronden zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van (beperkt) kwetsbare objecten vanwege een risicovolle inrichting.
53.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.
53.2.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 2.2 en worden toegestaan dat (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
53.2.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als (beperkt) kwetsbaar object.
53.2.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 2.4 en worden toegestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als (beperkt) kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
53.2.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
- de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
- voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd (indien van toepassing);
- de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
53.3 Vrijwaringszone - weg
53.3.1 Aanduidingsomschrijving
De voor 'vrijwaringszone - weg' aangeduide gronden zijn aan weerszijden van een weg, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, voor het aangegeven aantal meters vanuit de dichtstbijzijnde rand van de weg, tevens aangeduid voor:
- een strook ten behoeve van de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
53.3.2 Bouwregels
53.3.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de gebiedsaanduiding.
53.3.2.2 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- ten behoeve van deze gebiedsaanduiding mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
53.3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van deze gebiedsaanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt 2,0 m.
53.3.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 3.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende wegbeheerder;
- dit geen onevenredige afbreuk doet aan de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg.
53.3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' ter plaatse wordt gewijzigd, mits dit voortvloeit uit een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Wegenverordening. Ook met verleggingen, of andere veranderingen kan rekening worden gehouden.
53.4 Vrijwaringszone - dijk
53.4.1 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' gelden de volgende regels:
- in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,0 m bedragen.
53.4.2 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- de waterkerende functie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
53.4.3 Afwijken van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 4.1 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van de waterbeheerder;
met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 4 van deze regels onder 1.15. a.
53.4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat :
- de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' wordt aangebracht, mits met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 4 van deze regels onder 1.15. b;
- de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' wordt verwijderd, mits met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 4 van deze regels onder 1.15. b.
Artikel 54 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, inhoudsmaten en afstandsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages waarbij geldt dat de maximale goot- en bouwhoogte uitsluitend voor hoofdgebouwen kan worden overschreden;
- de bij recht in de bestemmingsregels gegeven goot- en bouwhoogte indien het bouwplannen betreft waarbij sprake is van sloop en nieuwbouw, waarbij het aantal verdiepingen gelijk blijft, waar vanuit gewijzigde bouwregelgeving (bouwbesluit of vergelijkbare wet- en regelgeving) een hogere goot- en/of bouwhoogte vereist is en dit vanuit stedenbouwkundige oogpunt niet tot een onwenselijke situatie leidt;
- de bij recht in de bestemmingsregels gegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen ten behoeve van geringe afwijkingen van het beloop van een weg, groenstroken en/of begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer bedragen dan 4,00 m.
Artikel 55 Algemene wijzigingsregels
55.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 4’ te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening 1' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Maatschappelijk' en/of 'Verkeer - Verblijf' en/of de onderlinge situering van de bestemmingsvlakken (met de daarin opgenomen bouwvlakken) 'Maatschappelijk' en/of 'Verkeer - Verblijf' worden gewijzigd, mits:
- na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van de bestemming Maatschappelijk' respectievelijk 'Verkeer - Verblijf' van toepassing zijn;
- de maximum bouwhoogte van gebouwen 12,0 m bedraagt;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 56 Overige regels
56.1 Parkeergelegenheid
- Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
- Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen Dronten 2016, of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 57 Overgangsrecht
57.1 Overgangsrecht bouwwerken
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan als ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub met maximaal 10 %.
- sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
57.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 58 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Woongebieden Gemeente Dronten (D1000)'.
Behorend bij het besluit van 31 januari 2019.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Uitgangspunten
De gemeente Dronten wil graag met een grootschalige herziening circa 35 bestemmingsplannen die gelden voor alle bestaande woongebieden opnemen in één nieuw bestemmingsplan. Het betreft dus het vaststellen van een actuele planologische regeling voor alle kernen - Dronten, Biddinghuizen, Swifterbant en buurtschap Ketelhaven in de gemeente. Ontwikkelingsgebieden en bedrijventerreinen worden buiten het plangebied gehouden. Het plan is conserverend van aard. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn niet meegenomen tenzij hierover al besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Het bestemmingsplan is een flexibel en globaal plan dat met name (hoofd)structuren vastlegt en minder zaken op detailniveau. De gemeente Dronten heeft een handboek bestemmingsplannen opgesteld. Aan de hand van dit handboek, met daarin onder andere standaard regels, is het bestemmingsplan Woongebieden Gemeente Dronten (D1000) opgesteld.
1.2 Plangebied
Het plangebied bestaat uit de woongebieden van de vier kernen van de gemeente Dronten. De bedrijventerreinen, de randmeerzone en het buitengebied vallen buiten het plangebied.
Hieronder een impressie van de globale begrenzing van het plangebied per kern. Voor de exacte plangrens wordt verwezen naar de verbeelding.

Globale plangrens kern Dronten

Globale plangrens kern Biddinghuizen

Globale plangrens kern Swifterbant

Globale plangrens buurtschap Ketelhaven
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor de gronden in het plangebied zijn op dit moment circa 35 bestemmingsplannen en circa 4 projectafwijkingsbesluiten van kracht. Met dit bestemmingsplan worden deze plannen en besluiten (vrijwel helemaal) vervangen. Daarnaast worden alle vergunde vrijstellingen, ontheffingen en afwijkingen van deze geldende bestemmingsplannen die binnen het plangebied vallen, opgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan voor de woongebieden.
De te herziene bestemmingsplannen zijn:
Nummer bestemmingsplan | Naam bestemmingsplan |
0201 | Woonkern Biddinghuizen |
0201.4 | Uitwerking De Baan I |
4010 | De Kaai |
4013 | De Kaai III |
4014 | De Kaai IV |
4020 | Herziening Biddinghuizen Kern |
4030 | Herziening Biddinghuizen Winkelcentrum |
4050 | Biddinghuizen centrum |
4051 | Biddinghuizen Plein 1 |
4060 | De Voor / N11 |
0401 | Centrum Woonkern Dronten |
0407 | Lijzijde - De Oost |
0470 | Dronten - Landmaten |
0480 | Dronten - West |
1020 | De Munten I |
1030 | De Munten II, III en Centrum Dronten West |
1031 | Scholenzone Dronten - West |
1040 | De Zuidhoeve - terrein Flevomanege |
1050 | Herziening Dronten Zuidelijk deel |
1051 | Tankstation De Zuid 41 |
1060 | Herziening Dronten Noord - Oostelijk deel |
1061 | Groenstrook Aalscholver |
1062 | Woonservicegebied Ark - Regenboog |
1070 | Herziening Dronten Midden |
1071 | Herziening Dronten Kern |
1080 | Partiële herziening De Gilden / De Lage Vaart |
1090 | Partiële herziening Dronten Zuidelijk deel |
2020 | Kantoorvilla's De West |
2030 | Dronten - Lage Vaart e.o. |
6040 | Swifterbant Kern |
6060 | Swifterbant bos/sport |
6061 | Swifterbant - Randweg (Jehova's) |
6070 | Swifterbant centrum |
7030 | Bloemenzoom |
9080 | Golf Residentie |
De op te nemen projectafwijkingsbesluiten zijn:
Nummer besluit | Naam projectafwijkingsbesluit |
0301PB01 | USRA / NIRWANA |
0301PB02 | Tennisbaan sportpark Educalaan |
2030PB01 | Hollandse Vaart |
8040PB01 | Boslaan 84 (bouw 2e woning) |
1018PB01 | 8 Oeverwoningen De Smederij – De Gilden fase 2 |
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 volgt allereerst een planbeschrijving van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied. Daarna wordt in hoofdstuk 3 het relevante ruimtelijk beleid op de verschillende overheidsniveaus beschreven. In hoofdstuk 4 komen vervolgens de verschillende milieu- en omgevingsaspecten aan bod die relevant zijn voor het plangebied. Omdat er ten opzichte van de bestaande planologische rechten geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, heeft er geen nader onderzoek plaatsgevonden. Een toelichting op de wijze waarop de regels zijn vormgegeven en de keuzes die zijn gemaakt komt aan de orde in hoofdstuk 5. Tenslotte volgen in hoofdstuk 6 over de uitvoerbaarheid achtereenvolgens de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit het vooroverleg, de inspraakperiode en de zienswijzenperiode.
2 Huidige Situatie En Uitgangspunten
2.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het rapport 'Ruimtelijke Erfgoed in de kernen van de gemeente Dronten (2010)' bevat een inventarisatie van waardevolle stedenbouwkundige structuren, groenaanleg en bebouwing in de kernen Dronten, Biddinghuizen, Swifterbant en buurtschap Ketelhaven. In de rapportage is een beknopte beschrijving opgenomen van de drie kernen en buurtschap in de gemeente Dronten. In de volgende paragrafen is een samenvatting uit dit rapport gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur per kern.
2.1.1 Inleiding
De drooglegging van het oostelijk deel van de Flevopolder begon vanaf een werkeiland bij Ketelhaven. De aanleg van Oostelijk Flevoland vond voor het grootste deel plaats tussen 1958 en 1968.
De drie belangrijkste kernen, Dronten, Biddinghuizen en Swifterbant, zijn door drie verschillende ontwerpers ontworpen, maar hebben toch duidelijke overeenkomsten wat betreft de stedenbouwkundige inrichtingsprincipes en woningtypologieën. In tegenstelling tot de eerdere kernen van Flevoland was het ontwerp niet alleen in handen van stedenbouwkundigen, maar werd nauw samengewerkt met landschapsarchitecten. De grootschalige bos- en recreatievoorzieningen zijn kenmerkend voor de maatschappelijke ontwikkelingen in de 50-er jaren. Bij de kernen Dronten, Swifterbant en Biddinghuizen zijn er dorpsbossen aangelegd. De dorpsbossen vormen een overgang tussen het open polderlandschap en de bebouwde kom. Ze zijn ingericht ten behoeve van recreatie met onder meer volkstuinen, dierenweides en wandel- en fietsroutes. De verschillende functionele zones (wonen, winkelen, werken en recreëren) zijn verbonden door duidelijke hoofdstructuren, onder meer de doorgaande wegen, waterpartijen zoals de Lage Vaart, de Hoge Vaart of de Bisontocht en groenstructuren. Omdat ruimtegebrek in de nieuwe polder niet aan de orde was zijn alle woningen ingebed in ruim opgezet openbaar groen.
De kernen waren aanvankelijk voornamelijk bedoeld voor landbouwarbeiders en daar werd op ingespeeld met woningen met een eenvoudige wederopbouw architectuur. Met het oog op de toekomstige bewoners is gekozen voor grondgebonden woningen. Hiervan is alleen afgeweken met wonen boven winkels in het hart van de kernen. De woningen met dakhellingen zijn afgewisseld met functionele ‘blokkendozen’ waarin de overige functies zijn ondergebracht, zoals scholen, kerken, een bibliotheek of een gezondheidscentrum.
2.1.2 Dronten
Dronten heeft de functie van een streekverzorgingscentrum met een breder voorzieningenniveau dan de omringende kernen. In Dronten is een meer stedelijk karakter nagestreefd met een harde kern en een compact levendig centrum dat in 2006 opnieuw geopend is na een grondige herstructurering en uitbreiding.
Dronten ligt in een bocht van de Lage Vaart. De kern wordt aan de westzijde ingesloten door dit water, de weg Swifterbant - Kampen, de Dronterringweg (N307), aan de noordzijde, de Biddinghuizerringweg (N305) aan de oostzijde, en de weg naar Lelystad, de Dronterweg (N309) aan de zuidzijde. Vanuit de vier windrichtingen leiden vier ontsluitingswegen direct naar het centrum: praktisch De Oost, De West, De Noord en De Zuid genoemd. Langs drie van deze wegen, aan de rand van de oude kern, zijn kerken gebouwd met hun torens recht in de zichtas. Deze torens vormen belangrijke bakens en opvallende markeringspunten tussen de omringende laagbouw.
De eerste woonbuurten lagen in een L-vorm om het centrum gegroepeerd, de latere buurten zijn daar als een schil omheen gerealiseerd. De structuur van de afzonderlijke buurten is telkens verschillend.

De eerste blokken (rij)woningen, direct ten oosten en zuiden van het centrum en ten noorden van De Oeverloper en ten westen van het noord-zuid gerichte deel van de Morinel, zijn haaks op elkaar geplaatste, open bouwblokken met rijwoningen op een rechte rooilijn en veel openbaar groen. De latere blokken, zoals ten zuiden van de lijn Roerstraat - Kampanje, vertonen enige verspringingen in de rooilijn. Van de rechthoekige jaren zestig, gaat men in de jaren zeventig en het begin van de jaren '80 naar de vrije vormen (o.a. de Planetenbuurt en rondom de Fazantendreef ten noorden van het Dronterpad) met een mix van rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. Om vervolgens in de loop van de jaren tachtig weer terug te keren naar een strakkere, moderne verkaveling (o.a. rondom de Kruidendreef en de Fazantendreef ten zuiden van het Dronterpad). Deze tweede bebouwingsgordel dateert grotendeels uit de jaren tachtig van de vorige eeuw en is aan de oost- en zuidoostzijde rond de oorspronkelijke eerste aanleg gegroepeerd. Ook hier betreft het een mix van woningtypes.
Dronten is in de jaren '90 fors naar het zuid(west)en uitgebreid rondom De Landmaten en de Golfresidentie. De Dronterweg is daarvoor in 1976 naar het zuiden verlegd. In deze periode zijn er minder rijwoningen gerealiseerd, en juist meer twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. In de Golfresidentie komen zelfs helemaal geen rijwoningen voor. De grootschalige uitbreiding (VINEX) daterend uit het einde van de jaren '90 en ‘00 is aan de overzijde van de Lage Vaart gerealiseerd en kent over het algemeen ook meer twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen dan rijwoningen. De aanwezige rijwoningen vormen samen met geschakelde twee-onder-één-kapwoningen vaak een open bouwblok.
2.1.3 Biddinghuizen
Biddinghuizen ligt aan de Hoge Vaart waar de Swifterweg en de Biddingringweg samenkomen. Beïnvloed door het Nieuwe Bouwen kreeg de kern een opzet met een min of meer rechthoekig patroon, waarin de straten loodrecht op elkaar staan. De kern ligt ingesloten door de Biddingringweg en de Oldebroekerweg. Rond het dorp is een groene gordel aangelegd, die aan de zuidwest kant een dorpsbos vormt met een waterpartij en open of dichtbegroeide delen.

Twee hoofdwegen vormen de toegang tot het dorp. De Baan is via de Swifterweg de toegang vanaf de Biddingringweg. Deze entree tot het dorp krijgt gestalte met links zicht op de jachthaven en het achterliggende bedrijventerrein.
De Dreef geeft vanaf de zuidelijk gelegen Oldebroekerweg toegang tot het dorp. Beide hoofdwegen komen uit op de centrale ruimte in het dorp, het Plein. Deze openbare ruimte is ingericht als speelplein en daarnaast ook bedoeld als lommerrijke ontmoetingsplaats voor feestelijke bijeenkomsten. De wanden rondom het Plein zijn bestemd voor de kerk, café en kleine bedrijfjes, die duidelijk zichtbaar zijn vanuit elk punt van het Plein. Nabij het Plein bevindt zich ook het winkelcentrum, dat in 2007 na een herstructurering opnieuw geopend is.
De eerste woningen uit de tweede helft van de jaren '60 liggen gegroepeerd rond hofjes, die sterk visueel verbonden zijn en bestaan vooral uit rechte blokken met rijwoningen. In enkele woonhoven liep een bedieningsstraatje, zoals bij de woningen aan de Akkerwinde en De Voor. De zo ontstane overtuinen zijn eveneens kenmerkend voor het ontwerp. Een deel van de woningen langs de Dreef was bedoeld voor middenstanders. Andere voorzieningen, zoals scholen, werden over de kleine kern verspreid.
Biddinghuizen was aanvankelijk bedoeld als agrarisch dorp met de daarbij behorende voorzieningen. In 1963 heeft een bijstelling van de plannen plaatsgevonden en werd het aantal woningen verdubbeld tot 700. De uitbreiding vond in de jaren '80 vooral plaats naar het oosten en wordt gekenmerkt door een meer organische structuur. Ook in de bebouwing is dit terug te zien door veel verspringende rooilijnen en wisselende typen bebouwing. De manier van de bestaande aaneenschakeling van ruimten werd doorgezet.
Na de instelling van de gemeente Dronten in 1972 werd ingezet op 7.000 inwoners in het jaar 2000. Vervolgens vond de groei in de jaren '90 plaats naar het zuiden rondom de Parksingel en het Joggerspad. Ook hier is net als in Dronten duidelijk te zien dat er minder rijwoningen gerealiseerd werden en juist meer twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen.
Tenslotte is het plan De Kaai grotendeels tijdens de jaren '00 gerealiseerd aan de noordwestzijde van de kern.
2.1.4 Swifterbant
Swifterbant ligt tussen Dronten en de A6, ingeklemd door de Biddingweg en de Swifterringweg. De opzet van Swifterbant is vergelijkbaar met die van Biddinghuizen. De oriëntatie van het dorp met de hoofdontsluiting vanuit het noordoosten is bijna gelijk aan Biddinghuizen. Rond het dorp werd eveneens een groene gordel aangelegd, met aan de west- en zuidwestrand een aantal bosgebieden. Het grootste is het Swifterbos (122 ha), een multifunctioneel bos waaraan sportvelden grenzen en waarin een hertenkamp is gelegen.

De twee belangrijkste interne verkeerswegen verbinden de woonwijken met de werkgebieden en het centrum. De toegang vanaf de Dronterringweg wordt verkregen via De Poort. Ook hier is links een havenkom te vinden – evenals in Biddinghuizen opgezet als industriehaven en later ingericht als jachthaven - met het achterliggende industrieterrein, en rechts van De Poort een mechanisatiebedrijf met een benzinepomp. De Poort voert tussen het kerkelijk centrum en het winkelcentrum door naar de centrale openbare ruimte. Het winkelcentrum is in 2005 na een herstructurering en uitbreiding opnieuw geopend.
Centraal in Swifterbant ligt De Greente. Deze ruimte is ontworpen als een langwerpig groengebied dat de ruggengraat vormt van de oorspronkelijke woonkern. Aan weerszijden zijn de aangrenzende woningen als een visgraat gepositioneerd.
In 1965 werd de plannen voor de kern opgewaardeerd tot 3.500 inwoners om onder meer het draagvlak voor de middenstand te vergroten. Hiervoor werden 1.100 woningen gebouwd, deels ten koste van het groen in de oorspronkelijke kern. De twee eerste uitbreidingsgebieden uit de jaren '80 liggen ten noorden (rondom de Slikstede) en ten zuidoosten (rondom het Blazoen) van het oorspronkelijke plan, daarvan gescheiden door zones met water, groen en bijzondere woonbebouwing (bungalows, patiowoningen en dergelijke). Met name ten noorden van het Blazoen en rondom de Slikstede is de meer organische stedenbouw duidelijk zichtbaar in de vorm van verspringende rooilijnen en een mix van woningtypes.
In de jaren '90 heeft er inbreiding plaatsgevonden ten zuiden van de Bazaltstraat en ten noordwesten van de Heraldiek. Daarnaast is de kern aan de noordzijde uitgebreid rondom de Kampweg - Zichtbord en aan de zuidoostzijde rondom de Kamperfoelielaan - Ridderspoorlaan. Ook hier, behoudens rondom de Ganzerik, juist veel twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. Vervolgens is de bloemenbuurt direct ten oosten van de Hertenkamplaan uitgebreid met meerdere blokken woningen in een mix van types. In de laatste jaren wordt gebouwd aan de Bloemenzoom aan het uiterste zuidoosten van de kern.
2.1.5 Ketelhaven
Ketelhaven is gelegen nabij gemaal Colijn aan de ringdijk, Het eerste werkeiland ten behoeve van de aanleg van de dijk werd bij Ketelhaven ingericht met daarbij een werkhaven en enkele traditionele woningen (1957). Ook werden er enkele huizen op de dijk gebouwd, nog voordat het gemaal van start ging met het leegpompen. Bij het gemaal Colijn komen de Lage Vaart en de Hoge Vaart samen. Na oplevering van het nieuwe land werden de landtong en de jachthaven ingericht als recreatiecentrum.

In de periode 1968 - 1973 werden de zomerwoningen van de N.V. Buitenstee gebouwd. Aanvankelijk bedoeld als 'land zonder drempels'. Het naastgelegen bungalowpark is aanvankelijk (eind tachtiger jaren) opgezet voor recreatieve bewoning. Dit bungalowpark is stedenbouwkundig ontworpen als een volstrekt in zichzelf gekeerd gebied, gesitueerd in een parkachtig landschap. In de loop van de jaren ‘90 werden de woningen echter permanent bewoond. In 2006 is Ketelhaven aangewezen als 4e bijzondere woonkern (ook wel buurtschap genoemd) van de gemeente Dronten. In 2008 is dit geformaliseerd door woningen te bestemmen voor de functie wonen. De term 'Bijzondere woonkern' komt tot uiting in de verschillen met een gewone woonwijk. Alle gemeenschappelijke voorzieningen zoals de wegen, het groen, het riool, het zwembad en de tennisbanen, zijn privé eigendom. Het park kent dan ook een Vereniging van Eigenaren die deze gemeenschappelijke voorzieningen beheert.
2.2 Uitgangspunten Bestemmingsplan
In de basis heeft onderhavig bestemmingsplan voor de drie woonkernen in de gemeente Dronten, Dronten, Biddinghuizen, Swifterbant en buurtschap Ketelhaven, een conserverend karakter. Het betreft een flexibel en globaal plan voor bestaande gronden en bebouwing, dat met name (hoofd)structuren vastlegt en minder op detailniveau. Een meer terughoudende planregeling past in de houding van de huidige regering ten aanzien van veel onderwerpen, zo heeft de rijksoverheid de mogelijkheden ten aanzien van vergunningsvrije bouwwerken en voor een bedrijf of beroep aan huis aanzienlijk verruimd. Deze accentverschuivingen worden dan ook in dit bestemmingsplan opgenomen. In toelichting hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet van onderhavig bestemmingsplan meer in detail besproken.
Tevens is rekening gehouden met planologische ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sinds de vaststelling van de geldende bestemmingsplannen, zonder af te doen aan het conserverende karakter. Nieuwe (nog te realiseren) ontwikkelingen zullen door middel van een aparte planologische procedure en een apart ruimtelijk plan mogelijk worden gemaakt en worden niet in dit conserverende bestemmingsplan meegenomen.
Vanuit de hoofdlijnen van het gemeentelijke beleid, zoals beschreven in toelichting hoofdstuk 3, geldt als algemeen uitgangspunt dat het bestemmingsplan voor de bestaande woongebieden, voor zover dat mogelijk is, de basis moet bevatten voor gewenste kwaliteitsverbeteringen aan de woonomgeving in de ruimste zin van het woord.
2.3 Retrospectieve Toets
In deze retrospectieve toets wordt een verantwoording gegeven voor bestemmingsregeling die (behoorlijk) afwijken van de situatie zoals die in de voorgaande bestemmingsplannen waren opgenomen.
In het bestemmingsplan "Woongebieden Gemeente Dronten (D1000)" zijn doorgaans dezelfde enkelbestemmingen opgenomen zoals in de vorige, geldende bestemmingsplannen. Daarmee is de bestaande situatie zodanig bestemd, zoals deze reeds via ruimtelijk-planologische procedures bestemd was. Getracht is binnen de bestemmingsregels een bepaalde mate van uniformiteit aan te houden. Voor specifieke, afwijkende (woon)locaties zoals in Ketelhaven en 'Bloemenzoom' in Swifterbant zijn afwijkende woonbestemmingen en bijbehorende regelingen opgenomen zoals deze in de daartoe geldende bestemmingsplannen van kracht waren.
Het plan biedt beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, die bovendien ook aan voorwaarden zijn verbonden. Het nieuwe bestemmingsplan kent een aantal wijzigingen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen. Deze zijn met name gebaseerd op een feitelijk ander gebruik of op nieuw beleid. Zo is bijvoorbeeld een aantal aanduidingen komen te vervallen, bijvoorbeeld de aanduiding 'biljartvereniging', omdat de betreffende verenigingen niet meer op deze plek actief zijn. Ook is ambtshalve een aantal aanduidingen opgenomen, bijvoorbeeld teneinde de geluidrelevante evenementen te reguleren (welke eveneens gemaximeerd zijn). Illegaal ontstane en ongewenste situaties zijn niet positief bestemd. Daarnaast hebben veel kleinere, ondergeschikte wijzigingen plaatsgevonden. Voor een overzicht van deze wijzigingen wordt verwezen naar de nota zienswijzen van het voorontwerpbestemmingsplan en de nota zienswijzen van het ontwerpbestemmingsplan, welke als bijlage bij dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
3 Beleidskader En Gebiedsvisie
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. De structuurvisie gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk enkel nog een 'ladder voor duurzame verstedelijking’ opgenomen. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. De ladder maakt onderdeel van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing.
Het plangebied betreft een actualisatie van bestaande bestemmingsplannen waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien: het betreft alleen bestaand stedelijk gebied met al toegestane functies. Volgens de definitie 'stedelijke ontwikkeling' uit het Besluit ruimtelijke ordening is er dus geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en hoeft dus geen toepassing te worden gegeven aan de ladder voor duurzame verstedelijking in dit bestemmingplan.
De SVIR is niet specifiek van toepassing op het plangebied.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Als provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 en 1 juli 2014 op onderdelen aangevuld.
In het plangebied zelf zijn geen nationale belangen in het geding.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Flevoland 2006
In het Omgevingsplan Flevoland (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 november 2006) is het omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006 - 2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030.
Het plangebied valt binnen het bestaand stedelijk gebied. Aangezien dit bestemmingsplan uitgaat van het vastleggen van de bestaande situatie is verder geen specifieke aandacht geschonken aan de verschillende ontwikkelingsonderdelen in het omgevingsplan Flevoland 2006. Verder zijn de mogelijkheden in het plangebied niet in strijd met de provinciale ambities voor het stedelijk gebied.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Dronten 2030
Op 29 november 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van de gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van de kernen. De visie geeft op al die ruimtelijk economische thema’s een duidelijke richting en laat zien hoe de gemeente de kwaliteiten die zij heeft, toekomstbestendig maakt. Dit gebeurt onder meer door zorgvuldig en stapsgewijs te bouwen en de bestaande woonwijken te verbeteren. In de periode tot 2030 groeit Dronten door als stedelijke hoofdkern, met een regionale verzorgingsfunctie. Die centrumfunctie wordt mede versterkt door de verbeterde bereikbaarheid via de N307 en de Hanzelijn. In de dynamische uitvoeringsparagraaf is vastgelegd hoe de doelen verwezenlijkt kunnen worden en hoe invulling gegeven kan worden aan de mogelijkheden te verevenen.
Het overgrote deel van het plangebied met de bestaande woongebieden is aangeduid als 'bestaand woongebied'. Het gaat bij het thema wonen nadrukkelijk niet alleen over nieuwbouw; er zal tegelijk aandacht zijn voor de bestaande woningvoorraad. Gevarieerde wijken met een hoge kwaliteit moeten zorgen voor een evenwichtige bevolkingssamenstelling. Vooral in de wat oudere wijken zal in de komende jaren breed gewerkt blijven worden aan de leefbaarheid en sociale veiligheid. Het gaat daarbij meestal niet om grootschalige herstructurering, maar vooral om gerichte kleinschalige fysieke ingrepen (zoals het oplossen van parkeerproblemen, renovaties, het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van groenstructuren, maar bijvoorbeeld ook het plaatsen van speelvoorzieningen en voorzieningen voor de wat oudere jeugd) en sociaal-maatschappelijke programma’s.
3.3.2 Woonvisie gemeente Dronten 2016-2021
Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad van Dronten de Woonvisie 'Groeien met kwaliteit' vastgesteld. Het doel van de visie is ervoor te zorgen dat de gemeente Dronten een fijne woongemeente blijft voor haar huidige inwoners en voor toekomstige bewoners. Deze visie sluit aan bij de actuele woningmarkt en de daarmee samenhangende wet- en regelgeving. In de woonvisie is weergegeven hoe de gemeente aankijkt tegen de opgaven in het woonbeleid en de te bereiken kwantitatieve en kwalitatieve doelen voor de periode 2016-2021. Ten behoeve van de visie is tevens een woningmarktonderzoek uitgevoerd. De verdere uitwerking van de visie zal plaats vinden aan de hand van een op te stellen uitvoeringsprogramma.
In de woonvisie staan de volgende opgaven centraal.
- Een evenwichtige groei. De komende jaren spant de gemeente zich in om de ruimte die er is om te groeien, optimaal te benutten. De ambitie is gericht op een woningbouwproductie van 250 woningen per jaar. Groei is geen doel op zich, maar instroom van nieuwe inwoners draagt bij aan een vitale gemeenschap en versterkt het draagvlak voor de aanwezige voorzieningen. Dat geldt zowel voor de kern Dronten als voor Swifterbant en Biddinghuizen.
- Inspelen op vergrijzing. Hoewel gezinnen nog steeds de grootste groep vormen, bestaat in 2030 naar verwachting ruim 40 % van de huishoudens in de gemeente uit een huishouden van 55 jaar en ouder. Dit vraagt een woningvoorraad die voldoende toegankelijk is.
- Huisvesting van bijzondere (zorg)doelgroepen. Extra aandacht vraagt de huisvesting van bijzondere doelgroepen zoals: studenten, zorgdoelgroepen, spoedzoekers, tijdelijke arbeidsmigranten, vergunning/statushouders en woonwagenbewoners. De komende jaren nemen meerdere van deze doelgroepen in aantal toe. Voor hen moet voldoende en passende huisvesting beschikbaar zijn. OFW vervult daarin wat ons betreft een grote rol.
- Leefbare kernen. Inwoners van Dronten blijken over het algemeen zeer tevreden over hun woonomgeving. Dat neemt niet weg dat er ook verbeterpunten zijn. In relatie tot het wonen wordt er nadere aandacht gevraagd voor de spreiding van bijzondere doelgroepen, buurtbemiddeling en het toepassen van het politiekeurmerk veilig wonen.
- Ruimte bieden voor particulier opdrachtgeverschap en collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO). De gemeente wil de individuele woonconsument die voor zelfbouw kiest alle ruimte bieden. Tevens worden CPOinitiatieven gestimuleerd en gefaciliteerd.
3.3.3 Welstandsnota 2013
De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013 (geactualiseerd vastgesteld 27 juni 2013). Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in criteria ‘op maat’ en sneltoetscriteria. In de vernieuwde welstandsnota zijn er geen eensluidende welstandscriteria opgesteld voor de hele gemeente Dronten. De criteria zijn afgestemd op de karakteristiek van een gebied.
Er is gekeken welke locaties beeldbepalend zijn (zichtlocaties zoals de centra van de kernen Dronten, Biddinghuizen en Swifterbant, de entreegebieden en de zones langs de belangrijkste ontsluitingswegen in de verschillende kernen) en welke locaties niet beeldbepalend zijn. Voor beeldbepalende locaties geldt vervolgens een zwaarder welstandsregime dan voor niet beeldbepalende locaties. Daarnaast is er een aantal gebieden welstandsvrij verklaard, zoals de Golfresidentie aan de zuidzijde van Dronten en Ketelhaven.
De welstandsnota is uitsluitend opgesteld voor de gerealiseerde delen van het stedelijke gebied en voor de bebouwing in het buitengebied. Voor nieuw te ontwikkelen gebieden en bedrijventerreinen zijn of worden beeldkwaliteitsplannen opgesteld.
3.3.4 Groenbeleidsplan Dronten 2017
Op 1 juni 2017 is het Groenbeleidsplan vastgesteld voor de groene waarden in de kernen Dronten, Biddinghuizen en Swifterbant. Dit integrale groenbeleidsplan vervangt het voorgaande groenbeleidsplan uit 2006, het beleidsplan dorpsbossen en het bomenbeleidsplan. In het nieuwe Groenbeleidsplan zijn de ambities ten aanzien van inrichting en beheer van het openbaar groen weergegeven. De gemeente Dronten erkent de waarde en het belang van het groen voor een prettige woon- en leefomgeving en wil dit daarom borgen.
De bestaande groenstructuren en waarden zijn vastgelegd op een kaart. Daarbij is aangegeven welke mogelijkheden en onmogelijkheden voor ontwikkelingen er zijn. Ontwikkelingen en projecten kunnen worden getoetst aan de gestelde richtlijnen en kaders. Daarnaast is er richting gegeven aan belangrijke groene beleidsthema's en ambities. De beleving en betrokkenheid van de gebruikers van het groen zijn sturend bij de inrichting, het beheer en het onderhoud ervan. Om deze beleving en betrokkenheid te optimaliseren wordt ingezet op vier pijlers:
- Behouden en versterken van de groene identiteit van de kernen;
- Divers en structurerend openbaar groen;
- Een toegankelijke openbare ruimte voor iedereen;
- De gebruiker betrekken bij het groen.
Deze visie is vertaald in het groenbeleid uitgesplitst naar Groen kader, Natuur en Milieu, burgerparticipatie en Beheer en onderhoud. Hiermee is een overzichtelijk beleidsdocument verkregen waarin de doelstellingen ten aanzien van de inrichting en het beheer van het openbaar groen gelegen in en direct rondom de dorpskernen van de gemeente Dronten zijn vastgelegd voor de komende jaren.
Het groen dat de belangrijkste lijnen begeleidt, zoals hoofdwegen en hoofdwatergangen behoort tot de hoofdstructuur. Daarnaast behoren groenelementen van formaat, zoals de dorpsbossen, de randen rond de kernen, de randen rond wijken en de randen rond sportcomplexen tot de groene hoofdstructuur. In dit bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming 'Groen'.
3.3.5 Stedelijk Waterplan gemeente Dronten
Het Stedelijk Waterplan gemeente Dronten, Doe meer met water (2006) biedt een visie op het watersysteem van de kernen in de gemeente. Deze visie wordt in het plan vertaald naar een maatregelenpakket voor de periode 2007 - 2016. De gemeente tracht hiermee de waterkwaliteit en de ecologische waarden te verbeteren en de beleving en het recreatief gebruik van het water op te waarderen. Het waterplan dient als toetsingskader voor ruimtelijke ingrepen. In het waterplan zijn de volgende concrete maatregelen opgenomen:
- het herinrichten van verschillende oevers van de watergangen om de belevingswaarde te vergroten;
- het wegnemen van negatieve invloeden op de waterkwaliteit zodat de ecologische potentie gehandhaafd blijft;
- het inrichten van nieuwe watersystemen baseren op de huidige inzichten in waterbeheer (wateroverlastnormeringen die rekening houden met klimaatveranderingen);
- het zodanig aanpassen van watergangen en kunstwerken dat het vasthouden van extra water mogelijk is ter voorkoming van het te vaak optreden van wateroverlast in het stedelijk gebied of op andere plaatsen in de polder;
- het verbeteren van de recreatieve mogelijkheden van het water.
Aangezien er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en de bestaande situatie uitgangspunt is, is het beleid met de daarbij behorende maatregelen niet specifiek van toepassing voor dit bestemmingsplan.
3.3.6 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2004
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2004 (GVVP) is het beleidsuitgangspunt ‘Duurzaam Veilig’ (1997) opgenomen. Het plan heeft tot doel de verkeersveiligheid te bevorderen en tegelijkertijd een goede bereikbaarheid voor alle verkeersdeelnemers binnen de gemeente Dronten te bewerkstelligen met daarbij het beperken van verkeershinder. Het GVVP geeft uitvoering aan de principes van Duurzaam Veilig (verblijfsgebieden hebben een maximumsnelheid van 30 km/u).
Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt in dit plan en de bestaande situatie uitgangspunt is, is het beleid met de daarbij behorende maatregelen niet specifiek van toepassing voor dit bestemmingsplan.
3.3.7 Afwijkingenbeleid
Op 26 november 2013 (op onderdelen gewijzigd op 7 juli 2014 en 1 december 2015) heeft de gemeenteraad van Dronten het 'Afwijkingenbeleid, beleidsregels voor afwijken van bestemmingsplan en beheersverordening' vastgesteld. In deze beleidsregels heeft het college van de gemeente Dronten beschreven wanneer zij bereid is de afwijkingsprocedures van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) toe te passen. In de bij het afwijkingenbeleid opgenomen notitie is de achtergrond en aanleiding van dit beleid beschreven en wordt per onderdeel ingegaan op het beleidskader dat gehanteerd wordt in Dronten voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheden door het college van burgemeester en wethouders. Daar waar andere beleidsregels gelden dan het afwijkingenbeleid, wordt dit ook vermeld.
Het opheffen van de strijdigheid met het bestemmingsplan door middel van verlening van een omgevingsvergunning betreft een bevoegdheid van burgemeester en wethouders en geen plicht.
Het afwijkingenbeleid is niet van toepassing op:
- vergunningsvrije bouwwerken uit artikel 2 van bijlage II van het Bor;
- binnenplanse afwijkingen (artikel 2.12.1.a.1. Wabo);
- projectafwijkingingsbesluiten (artikel 2.12.1.a.3 Wabo).
De beleidsregels zijn vastgesteld om, zo veel mogelijk, duidelijkheid te scheppen, wanneer van deze bevoegdheid om van de regels van een bestemmingsplan af te wijken gebruik zal worden gemaakt en wanneer niet. De beleidsregels bieden hierdoor rechtszekerheid. Daarnaast zal ter motivering van een besluit inzake een aanvraag om een omgevingsvergunning in veel gevallen kunnen worden volstaan met een verwijzing naar de beleidsregels.
3.3.8 Archeologiebeleid
In 2009 heeft de gemeente Dronten het ‘archeologiebeleid gemeente Dronten’ opgesteld. De gemeente wil met het archeologiebeleid bereiken, dat:
- Bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze waar mogelijk behouden blijven voor toekomstige generaties;
- Archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, de identiteit en de cultuurbeleving.
Ten behoeve hiervan heeft de gemeente de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk geïnventariseerd en op een 'Archeologische waarden en verwachtingenkaart' gevisualiseerd. Deze kaart is doorvertaald in een archeologische beleidskaart en voorbeeldplanregels. De archeologische beleidskaart moet worden betrokken bij plan-m.e.r.’s, besluit-m.e.r.’s, gemeentelijke structuurvisies, bestemmingsplannen (inclusief uitwerkingen, wijzigingen en ontheffingen), beheersverordeningen, projectbesluiten en bouw- & aanlegvergunningen. De implementatie en effectuering van het gemeentelijk archeologiebeleid in het ruimtelijk beleid vindt dus via deze planvormen en vergunningen plaats.
Voor de vertaling van het archeologisch beleid in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar toelichting paragraaf 4.1.3.
3.3.9 Speelruimteplan 2018
Het speelruimteplan is op 28 juni 2018 door de raad van de gemeente Dronten vastgesteld. Doel van het speelruimteplan is om mensen te verleiden tot samen buiten bewegen. Daarvoor wil de gemeente Dronten uitdagende speel-, sport- en ontmoetingsplekken bieden met daarbij:
- Ruimte voor spelen, sporten en ontmoeten op speelplekken.
- Ruimte voor uitdaging en creativiteit, op speelplekken en daarbuiten.
- Ruimte voor samenwerking met gebruikers en bewoners.
- Ruimte voor eigen activiteiten en games.
- Ruimte voor jongeren.
- Ruimte voor duurzaamheid.
Uitgangspunt is kwalitatief betere speelplekken voor de kernen Dronten, Biddinghuizen en Swifterbant en minder beheer- en vervangingskosten op korte en lange termijn.
Met dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande situatie is het uitgangspunt. De bestaande speel- en sportvoorzieningen, jongerenontmoetingsplekken en ontmoetingsruimten zijn geborgd in dit bestemmingsplan.
4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Actuele Waarden
4.1.1 Flora en fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ter bescherming van de natuurwaarden is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
- bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
- decentralisatie van verantwoordelijkheden;
- vereenvoudiging van regels.
Gebiedsbescherming
Wat betreft de gebiedsbescherming richt de Wet natuurbescherming zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden. Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken.
Naast de bescherming vanuit de Wet natuurbescherming is in het kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland (NNN) van belang. Het NNN vormt een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvatten bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het NNN draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
- vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
- verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
- verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming is gericht op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Op basis van de wet zijn activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten verboden. Waar de voormalige Flora- en faunawet echter uitging van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen:
- strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.
Ten opzichte van de oude Flora- en faunawet zijn circa 200 soorten (vooral vaatplanten en vissen) niet langer beschermd en zijn enkele bedreigde soorten (met name bepaalde vlinders en vaatplannen) toegevoegd.
Planspecifiek
In onderstaand kaartbeeld is weergegeven waar de EHS en het Natuur NetwerkNederland en de Wetlands zich bevinden.

Op voorgaand kaartbeeld is te zien dat de volgende gebieden in de nabijheid van het plangebied een gebiedsbescherming bevatten:
- Biddinghuizen: EHS;
- Dronten: EHS;
- Ketelhaven: EHS, Natura 2000-gebied 'Ketelmeer en Vossemeer' en Natura 2000-gebied 'Rijntakken';
- Swifterbant: - .
Het plangebied zelf maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Wel zijn het nabij Ketelhaven gelegen 'Ketelmeer en Vossemeer' en het daaraan grenzende 'Rijntakken' aangewezen als Natura 2000-gebied.
Aanzien het een conserverend bestemmingsplan betreft zijn er geen belemmeringen die aan de vaststelling van dit bestemmingsplan in de weg staan.
Soortenbescherming Het plangebied betreft een bestaand bebouwd gebied. De ecologische waarden in dit gebied zijn gering. Het bestemmingsplan is bovendien conserverend van aard, zodat er geen belemmeringen zijn die aan de vaststelling van dit bestemmingsplan in de weg staan.
4.1.2 Cultuurhistorie
In het besluit ruimtelijke ordening is in artikel 3.1.6 sub 5 onder a opgenomen dat voor zover bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, in de toelichting ten minste een beschrijving wordt neergelegd van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Planspecifiek
In december 2010 heeft stichting Het Oversticht een onderzoek uitgevoerd naar het ruimtelijk erfgoed in de gemeente Dronten en de resultaten daarvan neergelegd in het rapport 'Ruimtelijk erfgoed in de kernen van de gemeente Dronten'. Deze rapportage bevat een inventarisatie van waardevolle stedenbouwkundige structuren, groenaanleg en bebouwing in de kernen Dronten, Biddinghuizen, Swifterbant en buurtschap Ketelhaven.
In de gemeente Dronten is er één rijksmonument (gemaal Lovink) en zijn er meerdere gemeentelijke monumenten aanwezig. De gemeentelijke monumenten zijn de meest opvallende woningen, kerktorens en andere gebouwen in de gemeente. In de periode 2013-2014 heeft de gemeente 70 gemeentelijke monumenten aangewezen in de kernen Dronten, Biddinghuizen, Swifterbant en buurtschap Ketelhaven. De gemeente wil niet dat de vroegste geschiedenis van Dronten volledig uit het straatbeeld verdwijnt. Daarom wordt de waardevolle monumenten en ruimtelijke structuren in de gemeente beschermd. Dit is ook weergegeven op de verbeelding en in de planregels.
Enkele hoofdstructuren en/of belangrijke objecten in de kernen zijn in dit onderzoek opgenomen als 'cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende structuur'. Deze elementen worden in dit bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1 of 2'. In toelichting hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan.
4.1.3 Archeologie
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe Rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. De uitgangspunten van de wet zijn:
- Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is.
- Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie (verplichting tot vooronderzoek bij bodemverstorende initiatieven). Als wettelijke ondergrens voor onderzoek geldt een oppervlakte van 100 m², hier kan door het bevoegd gezag van afgeweken worden (naar boven en naar onder).
- Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe verstoorder betaalt). De kosten voor noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen ten laste van de initiatiefnemer tot de bodemverstorende activiteit.
In 2009 heeft de gemeente Dronten het ‘archeologiebeleid gemeente Dronten’ opgesteld. Het gemeentelijke beleid heeft tot doel om zorgvuldig om te gaan met archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze wijze kunnen ze zo goed mogelijk worden behouden voor toekomstige generaties. Daarnaast kunnen de archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, identiteit en cultuurbeleving.
Planspecifiek
De gemeente heeft de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk laten inventariseren. Aan de hand van de inventarisatie is een gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld. Deze kaart is vervolgens doorvertaald in een archeologische beleidskaart met daaraan gekoppeld voorbeeldplanregels.
Ketelhaven:
- geheel plangebied gematigde archeologische verwachting = Waarde-Archeologie 4.
Dronten:
- overgroot deel plangebied archeologievrij gebied en lage verwachtingswaarde = Archeologisch onderzoek niet nodig;
- Enkele plekken gematigde archeologische verwachting = Waarde - Archeologie 4;
- Aan noordoost kant hoge verwachtingswaarde = Waarde - Archeologie 3.
Biddinghuizen:
- overgroot deel plangebied archeologievrij gebied = Archeologisch onderzoek niet nodig;
- Enkele plekken gematigde archeologische verwachting = Waarde - Archeologie 4;
- Plek langs Biddingringweg heeft een hoge verwachtingswaarde = Waarde Archeologie 2.
Swifterbant:
- Overgroot deel plangebied archeologievrij gebied = Archeologisch onderzoek niet nodig;
- Enkele plekken gematigde archeologische verwachting = Waarde - Archeologie 4;
- Enkele plekken lage archeologische verwachting = Archeologisch onderzoek niet nodig.
- Archeologisch waardevol gebied 2 (archeologische terreinen);
- Archeologisch waardevol gebied 3 (hoge archeologische verwachting): Vrijstelling van onderzoek voor grondroerende activiteiten tot een maximale omvang van 500 m²;
- Archeologisch waardevol gebied 4 (gematigde archeologische verwachting): Vrijstelling van onderzoek voor grondroerende activiteiten tot een maximale omvang van 1,7 ha;
- Archeologievrij gebied (lage archeologische verwachting en 'geen archeologische verwachting').
Ter plaatse van de genoemde zones worden dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 2, 3 en 4’ opgenomen ter bescherming van de archeologische verwachtingen. Voor de Archeologievrije gebieden wordt geen dubbelbestemming opgenomen.
4.2 Waterhuishouding
4.2.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening moet in bestemmingsplannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de ruimtelijke plannen en besluiten'. Het plangebied valt in het werkgebied van het waterschap Zuiderzeeland.
4.2.2 Waterbeleid
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Generiek beleid
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige
waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet wordt elke zes jaar een Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is het rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Op 22 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
De watertoets vormt een onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw, een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan moet bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met de belangen van het water. Er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.
De Wet op de waterhuishouding geeft aan dat de provincie een waterhuishoudingsplan vast moet stellen waarin de hoofdlijnen van het waterhuishoudkundig beleid zijn opgenomen. Waterschappen hebben op grond van de Wet op de waterhuishouding een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer. De Wet op de Waterhuishouding is met ingang van 22 december 2009 door de Waterwet vervangen.
Omgevingsplan Flevoland
Wat betreft het beleidskader bevat het Omgevingsplan Flevoland (2006) het provinciale beleidskader met een functietoekenning aan het grond- en oppervlaktewater. Het proces van de watertoets vindt plaats in overleg met het waterschap Zuiderzeeland. Het waterschap hanteert zogenaamde ‘streefbeelden’ rond drie waterthema’s:
'Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water'.
Waterschap Zuiderzeeland
Waterbeheerplan 2016-2021
Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) is vastgesteld op 27 oktober 2015 en is de opvolger van het Waterbeheerplan 2010-2015 WPB2+. Het Waterbeheerplan bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema 'water en ruimte'.
Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen, zoals de implementatie van de Deltabeslissing Waterveiligheid.
Waterkeringen
Het 'Beleid bouwen nabij primaire waterkeringen' en 'Beleid primaire waterkeringen voor windmolens, kabels en leidingen en beplantingen' van Waterschap Zuiderzeeland maakt duidelijk wat wel en niet is toegestaan ten aanzien van bouw- en andere activiteiten op en nabij waterkeringen. Hiermee kan de veiligheid (inclusief de mogelijkheid tot doelmatig beheer) op of rond de keringen worden gegarandeerd. Daarnaast biedt het bij nieuwe ruimtelijke plannen een hulpmiddel voor initiatiefnemers.
Met de 'Visie medegebruik primaire keringen' (2001) en de 'Hoofdlijn randvoorwaarden multifunctionele kering' (2010) geeft het waterschap aan mee te willen denken over activiteiten op en om keringen, zolang een veilige, robuuste en duurzame waterkering, welke tevens goed toegankelijk is ten behoeve van doelmatig en efficiënt dijkbeheer, niet in het geding komt.
Waterkwantiteit
Het waterschap heeft voor robuust en efficiënt waterkwantiteitsbeheer voor nu en in de toekomst beleid ontwikkeld. Dit is vast gelegd in de beleidsregels 'Wateraanvoer', 'Compensatie toename verharding' en 'Dynamisch peilbeheer'.
Waterkwaliteit
Waterschap Zuiderzeeland doet veel om de waterkwaliteit binnen zijn beheersgebied goed te houden. Uit afvalwater dat via de gemeentelijke riolering bij één van de vijf afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi's) van Waterschap Zuiderzeeland komt, worden zoveel mogelijk vervuilende stoffen gehaald. Het gezuiverde water wordt vervolgens weer teruggepompt op het oppervlaktewater.
4.2.3 Waterhuishoudkundige situatie
Het bestemmingsplan is primair van een conserverend karakter; er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Er wordt rekening gehouden met voldoende waterbergende capaciteit. Met name vindt dit plaats in de vorm van het vastleggen van hoofdwatergangen en de capaciteit van de waterpartijen in de verschillende groengebieden in de woonbuurten. Daarmee wordt het water in het gebied vastgehouden c.q. geborgen.
Primaire waterkeringen vervullen een eerste functie om overstromingen tegen te gaan. De waterkerende functie van de gronden staat hier voorop. De primaire waterkeringen hebben een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen.
Planspecifiek
Dronten
Het watersysteem in Dronten wordt gekenmerkt door enerzijds een stelsel van smalle permanent watervoerende en droge watergangen/sloten -met een streefpeil van NAP -6,20 meter- in de oudere wijken van Dronten oost en anderzijds ruim opgezette watergangen, waterpartijen en wadi’s in de nieuwere wijken van Dronten west, waaronder De Gilden (flexibel peil van NAP -5,80 en -6,05 meter).
De Lage Vaart (NAP -6,20 meter) vormt een fysieke scheiding tussen Dronten oost en Dronten west en daarmee ook van beide type watersystemen. Daarnaast zorgt het voor de afvoer van het teveel aan water afkomstig van ondermeer het watersysteem uit het stedelijk gebied naar het gemaal Colijn. Colijn pompt dit water weg naar het Ketelmeer (streefpeil van NAP -0,20 meter in de zomer en NAP -0,40 meter in de winter).
Swifterbant
De Bisontocht is gezien de vormgeving en ligging dwars door het stedelijk gebied de meest (beeld)bepalende watergang in Swifterbant. Deze tocht- met een streefpeil van NAP -6,20 meter- zorgt voor de afvoer van water, afkomstig van een stelsel van overwegend kleine sloten en greppels in het stedelijk gebied van Swifterbant, via de Swiftervaart naar de Lage Vaart.
Biddinghuizen
Biddinghuizen is gelegen langs de Hoge Vaart . Het watersysteem van Biddinghuizen bestaat uit overwegend om het stedelijk gebied gelegen watergangen en –partijen langs de Kokkelweg, Bremerbergweg, Oldebroekerweg, Baan en de Swifterweg en staat direct in verbinding met de Hoge Vaart (streefpeil NAP -5,20 meter).
De nieuwe woonwijk De Graafschap gelegen ten oosten van de Bremerbergweg en de Oldebroekerweg kent een geheel eigen watersysteem, dat afgezien van de Noabervijver en enkele watergangen, nog niet definitief is uitgewerkt. Dit watersysteem -met een streefpeil van NAP -4,20 meter- functioneert zelfstandig van het bestaande watersysteem van de overige delen van Biddinghuizen. Middels de Alikruiktocht en de Oldebroekertocht wordt het
teveel aan water afgevoerd naar de Hoge Vaart.
Ketelhaven
De buurtschap direct gelegen aan de Vossemeerdijk is voorzien van een overzichtelijk watersysteem bestaande uit de kwelsloot parallel aan de Vossemeerdijk, de watergang langs de Ketelweg, de Roggebottocht ten zuiden en de Hoge Vaart ten westen van de woonkern (streefpeil NAP -5,20 meter). De Vossemeerdijk langs het Vossemeer (bij Ketelhaven) is een primaire waterkering. Om de toekomstige dijkversterkingen mogelijk te maken, worden gronden gereserveerd (vrijwaringszones).
Ten aanzien van het aspect water zijn er geen belemmeringen.
4.3 Milieu
4.3.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan/besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
- het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;
- het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 'plannen' geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
- het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D: er moet in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
- de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Planspecifiek
In bijlage D van het Besluit m.e.r. zijn stedelijke ontwikkelingsprojecten genoemd (D11). Voor woningbouw geldt een drempelwaarde van 2.000 woningen in een aaneengesloten gebied. In dit bestemmingsplan is sprake van een conserverend plan en is geen sprake van ontwikkeling van nieuwe extra woningen en voorzieningen.
Gelet op de kenmerken van het plan, de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de volgende paragrafen in dit hoofdstuk waarin voor de verschillende milieuaspecten is aangetoond dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Daarom kon worden afgezien van een officiële m.e.r.- beoordeling zoals bedoeld in het besluit m.e.r.
4.3.2 Geluidhinder
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen geluidshinder van weg en spoorwegen.
In artikel 74 van deze wet is opgenomen dat een weg een zone heeft die zich uitstrekt vanaf de as van de weg. Binnen deze zone worden eisen gesteld aan de geluidsbelasting op bijvoorbeeld woningen. Wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur en woonerven zijn niet zoneplichting. De breedte van een geluidszone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en of de weg in binnenstedelijk of buitenstedelijk gebied is gelegen. In de navolgende tabel zijn de zonebreedtes uit artikel 74 lid 1 onder a en b van de Wet geluidhinder opgenomen.
Gebied | Aantal rijstroken | Breedte geluidzones in meters |
Binnenstedelijk | 1 of 2 rijstroken 3 of meer rijstroken | 200 350 |
Buitenstedelijk | 1 of 2 rijstroken 3 of 4 rijstroken 5 of meer rijstroken | 250 400 600 |
Bij spoorwegen wordt de breedte van de zone bepaald door het geluidproductieplafond. De zone strekt zich uit vanaf de as van de spoorweg tot de breedte aan weerszijden van de spoorweg, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Deze zones staan aangegeven op de geluidplafondkaart. Bij spoorweglawaai is de breedte van de zone langs een spoorweg onder andere afhankelijk van het aantal sporen en de verkeersintensiteit. In de Regeling Zonekaart spoorwegen is per spoortraject de zonebreedte vastgesteld. Deze zonebreedte varieert van 25 tot maximaal 100 meter.
Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen voorliggend bestemmingsplan worden geregeld (bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning) moeten ten aanzien van geluid getoetst worden.
De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 48 dB. Als de geluidbelasting lager is dan worden door de Wet geluidhinder geen aanvullende eisen gesteld. Wanneer deze waarde wordt overschreden dan zal moeten worden nagegaan welke geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om deze overschrijding terug te brengen tot, bij voorkeur, 48 dB. Na afweging van de geluidbeperkende maatregelen kan het college van Burgemeester en wethouders hogere geluidbelastingen toe staan.
Planspecifiek
Voor onderhavig bestemmingsplan is geen nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai noodzakelijk. Er vinden namelijk geen nieuwe ontwikkelingen plaats ten opzichte van datgene wat al in de geldende bestemmingsplannen is toegestaan.
4.3.3 Bodem
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Planspecifiek
Voor het plangebied geldt dat het gaat om een reeds ingericht gebied, waar geen ontwikkelingen aan de orde zijn. Verondersteld wordt dat de bodem geschikt is voor het huidige gebruik.
4.3.4 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (Wm) gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % (= 1,2 µg/m³) bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2)een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen of een kantoor van minder dan 100.000 m² bvo niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog verder afneemt.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik van de gronden opnieuw bestemd en worden geen extra woningen toegevoegd. Ook zijn er geen bestemmingswijzigingen opgenomen die zorgen voor extra voertuigaantrekkende werking, zodat een nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.
Daarnaast wordt de luchtkwaliteit jaarlijks door het Rijk gemonitord en geregistreerd in de voor eenieder toegankelijke Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Uit die monitor blijkt dat in of nabij het plangebied in het peiljaar 2014 geen overschrijding van een grenswaarde bestaat. De monitor laat zien dat ook in de prognosejaren 2015 en 2020 geen overschrijdingen worden verwacht.
In het bestemmingsplan zijn verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze zien in een beperkte programmatische toevoeging van o.a. woningen. Indien een vergelijk gemaakt wordt met de regeling Niet in betekende mate is er pas een significant effect bij een programmatische toevoeging van 1.500 woningen. Hierin voorziet dit bestemmingsplan niet. Daarmee kan gesteld worden dat de invulling van de wijzigingsbepalingen, in het kader van luchtkwaliteit, niet leiden tot enige verslechtering,
4.3.5 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
- risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Planspecifiek
In het plangebied komen de volgende risicovolle inrichtingen en transportroutes voor:
Biddinghuizen:
- geen.
Dronten:
- een aardgastransportleiding van Gasunie (A-570-01). De leiding is voorzien van een dubbelbestemming op de verbeelding en een bijbehorende regeling in de regels;
- LPG-tankstation aan De Ketting 1; Het LPG-vulpunt, het LPG-reservoir en de LPG-afleverinstallatie kennen een plaatsgevonden risicocontour. Deze contouren zijn op de verbeelding weergegeven in de vorm van een veiligheidszone en zijn tevens voorzien van een bijbehorende regeling;
- LPG-tankstation aan De Zuid 41; Het LPG-vulpunt, het LPG-reservoir en de LPG-afleverinstallatie kennen een plaatsgevonden risicocontour. Deze contouren zijn op de verbeelding weergegeven in de vorm van een veiligheidszone en zijn tevens voorzien van een bijbehorende regeling;
- Camping ´t Wisentbos, De West 1, een propaanreservoir van 18.000 l. Omdat de plaatsgebonden risicocontour compleet binnen de grens van de eigen inrichting valt is er geen veiligheidscontour op de verbeelding opgenomen.
Ketelhaven:
- geen.
Swifterbant:
- Het LPG-vulpunt van het tankstation aan De Poort 30 ligt buiten het plangebied. Ook kennen de bijbehorende veiligheidszones geen overlap met het plangebied.
LPG-tankstations
Zoals hierboven al aangegeven bevinden zich aan De Ketting 1 en De Zuid 41 (beiden in Dronten) LPG-tankstations die een relatie hebben met het plangebied. Op de LPG-tankstations hebben meerdere onderdelen een plaatsgebonden risicocontour. In onderstaande tabel zijn deze contouren weergegeven:
Plaatsgebonden risicocontour (m) | LPG-vulpunt | LPG-reservoir | LPG-afleverinstallatie |
De Ketting 1 (Dronten) | 35 m | 25 m | 15 m |
De Zuid 41 (Dronten) | 35 m | 25 m | 15 m |
Hanzelijn
Door de kern van Dronten loopt de Hanzelijn en de invloedzone van de Hanzelijn. Ter hoogte van de invloedzone betreft het een bestaande woonwijk en zijn geen ontwikkelingen voorzien binnen deze zone. Hierdoor neemt het groepsrisico niet toe.
Voor de Hanzelijn is - in het kader van het Tracébesluit - berekend dat het PR 10-6 (plaatsgebonden risico) gelegen is op maximaal 26 m vanuit het hart van de tweesporige spoorbaan. Daar waar meer dan twee sporen liggen wordt de contour gemeten uit het hart van de twee buitenste sporen. Bepalend in de omvang van de PR-contour is het vervoer van zeer brandbare vloeistoffen (stofcategorie C3). Op basis van de huidige regelgeving zijn binnen deze 26 m contour geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In Dronten zijn geen kwetsbare bestemmingen binnen de veiligheidscontour van 26 m uit het spoor aanwezig. De richtlijnen voor het plaatsgebonden risico leveren dan ook geen knelpunten op voor dit gedeelte van de Hanzelijn.
Als onderdeel van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico’s voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot dan toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Als een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
In het Tracébesluit Hanzelijn is er eerder voor gekozen om de PR-contour voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen alvast, vooruitlopend op nieuwe regelgeving, op 30 m uit het hart van de spoorlijn te leggen. Het meetpunt ligt daarbij in het hart van de twee middelste sporen, omdat goederentreinen geen gebruik maken van de buitenste sporen langs de zijperrons. Binnen 30 m van het spoor mag niets worden gebouwd, tenzij het spoorgerelateerde bouwwerken zijn. Voor nieuwe bebouwing binnen 200 m van het spoor moet daarnaast het groepsrisico te worden bepaald door de initiatiefnemer of gemeente. Dit is eveneens in het kader van het Tracébesluit gebeurd. Het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor blijft in het tracé door de gemeente Dronten, ver onder de oriënterende waarde. De richtlijnen voor het groepsrisico leveren geen conflictsituaties voor dit gedeelte van de Hanzelijn. In het Tracébesluit wordt geconcludeerd dat er geen veiligheidsmaatregelen ten behoeve van het groepsrisico getroffen hoeven te worden (Bron: Tracébesluit Hanzelijn. Toelichting op het Nieuwe Land. December 2003).
Voor het plaatsgebonden risico is in het Tracébesluit Hanzelijn uitgegaan van een contour op 30 m uit het hart van de binnenste sporen. Gezien de bestemmingen die binnen deze contouren gelden, kunnen in deze zone geen kwetsbare objecten als woningen, kantoren of verblijfsfuncties worden gerealiseerd. Om deze reden is de veiligheidszone niet op de verbeelding weergegeven.
4.3.6 Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen (waaronder maatschappelijke voorzieningen) en anderzijds milieugevoelige bestemmingen/ gebieden, zoals woonwijken verstaan. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), editie 2009.
De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten de milieucategorie, omgevingstype en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij op basis van deze categorie-indeling per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een milieugevoelige bestemming moet zijn. In onderstaande tabel zijn de voor dit bestemmingsplan relevante richtafstanden weergegeven:
Milieucategorie | Richtafstand (m) tot rustige woonwijk en buitengebied | Richtafstand (m) tot gemengd gebied |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandsstap worden verminderd (dit geldt niet voor externe veiligheid). Tenslotte geeft de specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
De indeling van de bedrijven wordt vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze afstandentabel kan men een beleidsmatige selectie maken van de toe te laten bedrijfsactiviteiten. Bij deze selectie moeten milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.
Planspecifiek
Gezien het conserverende karakter van voorliggend bestemmingsplan zijn de bestaande aanwezige bedrijven in het plangebied overeenkomstige de geldende bestemmingsregeling positief bestemd. In het plangebied bevinden zich de volgende bedrijven:
- De Morinel 25 t/m 85 oneven, Dronten (mix van (dienstverlenende) bedrijven);
- De Ketting 1 en 3, Dronten (autobedrijf/benzinestation);
- Mastmakerstraat 2, Dronten (dienstverlenende bedrijven);
- De Zate 16 en 18, Dronten (dienstverlenende bedrijven).
Bij mogelijke toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moet er getoetst worden aan deze reeds aanwezige bedrijvigheid en eventueel nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal rekening moeten worden gehouden met de milieuzonering van de bestaande bedrijven in het plangebied.
In de omgeving van het plangebied bevinden zijn een aantal bedrijven waarmee rekening moet worden gehouden bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Direct buiten Ketelhaven bevindt zich bijvoorbeeld een agrarisch droogbedrijf (zie paragraaf Geur hierna), ten noorden van Dronten ligt het bedrijventerrein Poort van Dronten en net buiten Biddinghuize een zweefvliegterrein. Overige bedrijven in het buitengebied van Dronten betreffen agrarische (aanverwante) bedrijven. Per bedrijf geldt een milieuzonering voor geur, geluid, gevaar en stof.
4.3.7 Geur
Het Nederlandse geurbeleid is opgenomen in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit en in de Handleiding geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen). Als algemene doelstelling geldt het zoveel mogelijk beperken van bestaande hinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Deze doelstelling vormt samen met het toepassen van de best beschikbare technieken de kern van het geurbeleid.
De provincie Flevoland heeft op 1 juli 2008 de "Beleidsregels voor de beoordeling van geurhinder 2008", kortweg, "beleidsregel geur" opgesteld. De provincie is verantwoordelijk is voor de toepassing van het landelijk geurhinderbeleid in onder meer de vergunningverlening Wet milieubeheer en de bevoegdheden inzake ruimtelijke plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Invoeringswet Wro.
Planspecifiek
Direct buiten Ketelhaven, aan de Colijnweg 2, bevindt zich de mestdrogerij van Komeco. Het is een inrichting in milieucategorie 4 waarbij geuraspecten relevant zijn. Op 14 juni 2014 is voor Komeco een omgevingsvergunning verleend. Het gaat om verandering van de inrichting naar een nieuwe situatie waarbij de plantaardige en dierlijke organische meststoffen worden gedroogd met gebruikmaking van biologische processen.
De geuremissie van deze nieuw situatie is berekend in het geurrapport “Geuremissies en geurcontouren Komeco Ketelhaven”. In dit geuronderzoek is de geurbelasting vastgesteld.
Momenteel wordt er gewerkt aan een actualisatie van de geuronderzoeken uit het verleden. De resultaten hiervan worden t.z.t. opgenomen in het bestemmingsplan.
4.3.8 Leidingen
In het plangebied of de directe omgeving zijn planologisch relevante (beschermingszones van) aardgastransportleidingen gelegen. Deze leidingen zijn op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming en kennen een bijbehorende regeling in de regels. Op grond van artikel 14 Bevb in samenhang met artikel Revb is de bebouwingsvrije zone aan weerszijde van de leiding 5 meter.
Er bevinden zich daarnaast (beschermingszones van) hoogspanningsverbindingen in het plangebied. Ook deze verbindingen zijn op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming en kennen een bijbehorende regeling in de regels.
5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen moeten in onderlinge samenhang worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.
Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Toelichting Op De Planregels
De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek en terminologie is zoveel mogelijk aangesloten op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de geldende bestemmingsplannen. In onderstaande paragrafen zullen de regels nader worden uiteengezet.
5.3 Bestemmingen
In deze paragraaf komen alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor de vergunningplichtige activiteiten heeft verleend. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend als zij voldoet aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Hieronder volgt per toegepaste bestemming een korte toelichting:
Agrarisch - Cultuurgrond
Deze bestemming wordt gebruikt voor cultuurgrond (weilanden e.d.) binnen de bebouwde kom. Ook vallen bijvoorbeeld paardenweides en bijbehorende bouwwerken binnen deze bestemming.
Bedrijf
In aansluiting op de bestemmingsregeling op de bedrijventerreinen (die zelf buiten het plangebied zijn gelegen) zijn enkele solitaire bedrijven in de kern Dronten en de strook met bedrijven aan de Morinel in Dronten voorzien van deze bestemming. Ter plaatse zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan, behoudens daar waar anders aangeduid op de verbeelding. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar deze specifiek zijn aangeduid.
Bedrijf - Nutsvoorziening 1
Onder deze bestemming zijn de gebouwen en overige bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen geregeld. Alleen voor gebouwen met een oppervlakte groter dan 15 m² en een bouwhoogte van 3,0 m of meer is een vergunning vereist. Kleinere gebouwen kunnen op basis van de Wabo en de Bor vergunningsvrij gerealiseerd worden.
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
Binnen deze bestemming zijn de lpg- tankstations langs De Zuid en De Ketting ondergebracht. Bij de tankstations is ruimte voor een afleverzuil voor lpg en een autowasserijautowasbox. Het autobedrijf aan De Ketting is specifiek aangeduid. Alle lpg-vulpunten, lpg-reservoirs en lpg-afleverzuilen zijn in het kader van externe veiligheid voorzien van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi'.
Bos
De bosgebieden die niet onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN) vallen zijn binnen deze bestemming gebracht, inclusief de poelen en watergangen. Binnen deze bestemming zijn tevens een endurancebaan en een paardenbak specifiek aangeduid. Voor diverse werkzaamheden die de bosfunctie kunnen schaden, is een omgevingsvergunning nodig.
Centrum
Deze bestemming heeft betrekking op de volgende centrumgebieden:
- Centrum West, aan het Beursplein;
- Centrum Zuid, aan de Wardhof;
- Centrum Biddinghuizen;
- Centrum Swifterbant;
Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan op de eerste bouwlaag: detailhandel, dienstverlening, kantoren met een baliefunctie, maatschappelijke voorzieningen en horeca uit categorie 1 en 2. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'centrum' zijn deze functies (m.u.v. horeca) ook toegestaan op de tweede bouwlaag. Daarnaast is het mogelijk om woningen te realiseren vanaf de tweede bouwlaag, behalve daar waar woningen zijn uitgesloten met de aanduiding 'wonen uitgesloten'. Ook zijn er enkele standplaatsen specifiek aangeduid.
Cultuur en ontspanning - Dierenweide
De dierenweides aan de Tijgerbloem in Swifterbant en de Sportlaan in Biddinghuizen zijn voorzien van deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn een kinderboerderij, (naschoolse) kinderopvang, dagbestedingsactiviteiten, educatieve doeleinden (niet zijnde een school), een scouting en ondergeschikte horeca mogelijk. De oppervlakte aan bebouwing is gemaximeerd.
Cultuur en ontspanning - Wellness
Het wellness-centrum gelegen aan de Oude Dronterweg 3 in Dronten is voorzien van deze bestemming. Binnen de bestemming is één bedrijfswoning toegestaan. Bebouwing moet binnen het bouwvlak worden opgericht.
Detailhandel – Tuincentrum 1
Het tuincentrum aan de Rietweg 3A in Dronten is als zodanig bestemd, omdat het erf oorspronkelijk onderdeel uitmaakte van het buitengebied. Er is geen bouwvlak aanwezig. In tegenstelling tot bij het tuincentrum aan De Zuid 27 is ter plaatse ook detailhandel mogelijk in een groot aantal branchevreemde producten. Binnen deze bestemming is één bedrijfswoning mogelijk. De maatvoering van deze woning wijkt af van de standaard maatvoering van 600 m³. Ook is er een afwijkende regeling voor bijbehorende bouwwerken.
Detailhandel – Tuincentrum 2
Het tuincentrum aan De Zuid 27 in Dronten heeft een daarop toegesneden bestemming gekregen, waarbij alle gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd moeten worden. Binnen deze bestemming is ook één bedrijfswoning mogelijk.
Gemengd - 1
Het scoutingterrein aan de Gildepenningdreef 1 in Dronten is voorzien van deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten behoeve van de scouting mogelijk en buitenschoolse opvang. Tevens mag er een klimtoren gerealiseerd worden.
Gemengd - 2
De gronden aan het Binnendoor 1 - 11 / De Zoom 6 - 10 en 13 en de Noordsingel 52(A) in Swifterbant en de gronden aan De Zate 16, 18 en 20 en Mastmakerstraat 2 in Dronten zijn voorzien van deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in bijlage 2 van de regels, dienstverlenende bedrijven en, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', een kringloopwinkel mogelijk. Tenslotte zijn er ook enkele garages binnen deze bestemming specifiek aangeduid.
Gemengd - 3
De gronden aan het Beursplein 4 - 6 in Dronten zijn voorzien van deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen en woningen mogelijk.
Groen
Alle openbare en structuurbepalende groenvoorzieningen zijn in deze bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming is de realisatie van diverse parken toegestaan en zijn er regels opgesteld betreffende het realiseren van routes, bouwwerken en overige voorzieningen. In Ketelhaven zijn het zwembad en de tennisbaan binnen deze bestemming specifiek aangeduid, evenals de ontvangst- en vergaderruimte en de opslagruimte ten behoeve van het beheer van het park.
Kantoor - 2
Deze bestemming betreft de kantoorvilla’s gelegen aan De West in Dronten. De gebouwen mogen gerealiseerd worden binnen het bouwvlak, waarmee het maximum grondoppervlak van de gebouwen is vastgelegd.
Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn uiteenlopende maatschappelijke voorzieningen toegestaan, zoals kinderopvanglocaties, peuterspeelzalen, basisscholen, religieuze gebouwen, zoals kerken, kerkelijke centra, moskeeën en eventuele bedrijfswoningen, gymlokalen, gezondheidscentra, het gemeentehuis, culturele centra, theaters, bioscopen, sporthallen, woon- en woon-zorgappartementen, educatieve centra, brandweerposten, politieposten, bibliotheken en clubgebouwen van jongerenverenigingen. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Ook de bijenvereniging valt binnen deze bestemming. Ter plaatse van de aanduiding dienstverlening is tevens 'dienstverlening' toegestaan.
Maatschappelijk - Wooncentrum en zorginstelling
Deze bestemming betreft de wooncentra en zorginstellingen binnen de kernen, al dan niet in combinatie met voorzieningen ten behoeve van verpleging en verzorging en sociale en medische voorzieningen.
Natuur
De bosgebieden die onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN) vallen zijn onder deze bestemming gebracht, inclusief de poelen en watergangen. In het Wisentbos ten noorden van de Lage Vaart is extensieve recreatieve mogelijk gemaakt. Tevens is een gebouw ten behoeve van beheer en onderhoud toegestaan. Voor diverse werkzaamheden die de natuurfunctie kunnen schaden, is een omgevingsvergunning nodig.
Recreatie – Jachthaven
De jachthavens in Dronten, Swifterbant en Biddinghuizen zijn ondergebracht in deze bestemming. Naast ligplaatsen, aanlegplaatsen en steigers, is een havenkantoor en een sanitairgebouw toegestaan.
Recreatie - Paardenweide
Deze gronden zijn bestemd voor het gebruik als paardenweide of recreatief medegebruik. Hier mogen geen gebouwen worden geplaatst, met uitzondering van een paardenbox. De bestemming is van toepassing op de gronden gelegen ten zuidoosten van het Swifterbos, tussen de Bisonweg en de Biddingweg en op de gronden aan de zuidkant van de manege, ten westen van de volkstuinen, tussen de Randweg en de Bosweg.
Recreatie – Verblijfsrecreatie
De campings nabij de kernen zijn ondergebracht in deze bestemming (camping De Abelen en camping ‘T Wistentbos). Op beide campings zijn standplaatsen voor kampeermiddelen en voorzieningen op het gebied van verblijfsrecreatie zoals een sanitairgebouw en een gebouw voor beheer en onderhoud toegestaan.
Recreatie – Volkstuin
Binnen deze bestemming zijn enkele volkstuincomplexen toegestaan voor het uitoefenen van niet bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en het kweken van siergewassen. Doordat in deze bestemming de maatvoeringsaanduidingen niet opgenomen worden in de verbeelding, zijn deze in de planregels opgenomen. Zo zijn alleen kleine gebouwen toegestaan over een slechts een klein deel van de volkstuin.
Sport
Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor sportcomplexen met diverse sportvelden voor buitensport. Daarnaast is er bebouwing toegestaan ten behoeve van de diverse soorten sport zoals een fitnesscentrum, een sporthal, een zwembad, een bowlingbaan en een indoorskibaan. Ook is bebouwing toegestaan ten behoeve van kleedkamers, sanitaire voorzieningen, een kantine, vergaderruimte, kantoor, archief, bergingen en een clubhuis.
Sport - Golfterrein
Deze bestemming is gelegd op de gronden voor de bestaande golfbaan rondom de Golfresidentie en Parkresidentie. De (hoofd)bebouwing binnen deze bestemming is geregeld door middel van bouwvlakken in het plan met daarin opgenomen een bebouwingspercentage en goot- en bouwhoogten. Dit geldt voor het clubgebouw aan de achterzijde van de Ansjovisweg 13 en de nieuwe driving range bij de geprojecteerde uitbreiding. Dit is enerzijds gedaan om speling te houden ten aanzien van de situering van de gebouwen en anderzijds om een te grote oppervlakte aan bebouwing binnen het gebied te voorkomen.
Buiten de bouwvlakken zijn kleinere gebouwen toegestaan ten behoeve van het onderhoud, beheer en nutsvoorzieningen. Dit geldt ook voor schuilhutten. Op de gronden aan de achterzijde Ansjovisweg 13 ligt een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van enkele (grondgebonden) woningen. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden om na het beëindigen van het huidige gebruik, gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid.
Sport – Manege
Binnen deze bestemming zijn de maneges ondergebracht. Hierbij is er de mogelijkheid tot het realiseren van paardenboxen. Daarnaast is per bestemmingsvlak een bedrijfswoning toegestaan.
Verkeer
Binnen deze bestemming zijn de gebiedsontsluitingswegen ondergebracht. Dit zijn de volgende wegen:
- Biddinghuizen: Swifterweg (deels), baan, Oldebroekerweg (graafschap), de Kokkelweg;
- Dronten: De Noord, De Oost, De Zuid, De West, de Wissel, de Fazantendreef, de Rivierendreef, de Muntmeesterdreef, de Spoordreef, de Guldendreef, de Gildemeesterdreef, de Gildepenningdreef, het Gangboord, de Oeverloper (deels), de Morinel (deels), de Landmaten (deels);
- Swifterbant: Bisonweg, De Lange Streek, Industrieweg (deels).
Binnen deze bestemming is ruimte voor kunstobjecten, parkeer-, groen-, en haltevoorzieningen. Er mogen geen gebouwen binnen deze bestemming worden gebouwd.
Verkeer – Openbaar vervoerstation
Het station in Dronten heeft de bestemming 'Verkeer - Openbaarvervoerstation. De betreffende gronden zijn bedoeld voor het perron en de gebouwen ten behoeve van het spoorwegstation, zoals een stationshal, fietsenstallingen en onderhoud en beheer. De situering en de omvang van het bestemmingsvlak is grotendeels afgestemd op het Tracébesluit. Binnen deze bestemming is rekening gehouden met maximaal vier spoorbanen. In de gebruiksbepalingen is geregeld dat het gebruik van de gronden voor vijf of meer spoorbanen niet is toegestaan.
Verkeer - Railverkeer
Op het tracé van de Hanzelijn zijn naast spoorwegen binnen deze bestemming ook geluidwerende voorzieningen, wegen en paden, en groenvoorzieningen mogelijk. Tevens is rekening gehouden met de daarbij behorende nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, gebouwen ten behoeve van het (spoor)wegverkeer, sloten, bermen en beplanting, en terreinen en verhardingen. In de bestemming wordt uitgegaan van maximaal twee spoorbanen. Op enkele plekken in het tracé bestaat het spoor uit vier spoorbanen (ten hoogte van station Dronten). De betreffende locatie is aangeduid als ‘afwijkend aantal spoorbanen’.
Verkeer – Verblijf
Deze bestemming is van toepassing op de erftoegangswegen en parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming is ruimte voor kunstobjecten, parkeer-, groen-, en haltevoorzieningen. Er mogen geen gebouwen binnen deze bestemming worden gebouwd. Binnen de aanduidingen 'garage' en 'bijgebouwen' is bebouwing in de vorm van garages respectievelijk bijbehorende bouwwerken mogelijk. Daarnaast zijn er nog specifieke aanduidingen voor een loopbrug en een welkomstboog.
Water
Binnen deze bestemming zijn de belangrijke waterlopen ondergebracht. Het gaat hier in elk geval om:
- de Lage Vaart, inclusief haven;
- de singel rondom woonwijk de Munten II en III;
- de Riettocht;
- de Bisontocht;
- de Kolk;
- de Tarpantocht;
- de Zate;
- de Hanzetocht.
Naast een beeldbepalende functie hebben deze wateren een waterhuishoudkundige functie. En bieden ze naast de mogelijkheid om te recreëren ook mogelijkheden voor polderontwatering. Binnen de bestemming is het mogelijk om vlonders, groenvoorzieningen, (drijvende)voorzieningen ten behoeve van de haven, bruggen, lig- en aanlegplaatsen voor pleziervaartuigen, woonschepen en een jongerenboot te vestigen.
Water - Waterkering
De waterkering aan de noordzijde van Ketelhaven is als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn werken ten behoeve van de waterkering toegestaan, alsmede voor onder andere wegen, paden, extensief dagrecreatief medegebruik en groenvoorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Wonen
Deze bestemming is van toepassing op alle reguliere woningen in de gemeente Dronten. Dit wil zeggen: alle rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. Woongebouwen, woonwagens, voormalige recreatiewoningen op de Buitenplaats Ketelhaven en woonschepen kennen een specifieke bestemming of een aanduiding binnen een andere bestemming. Er is gekozen voor een globale bestemming, waarbinnen het bouwvlak als hoofdgebouw grondgebonden woningen worden toegestaan. De woning is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden. Er is in ieder geval sprake van een huishouden wanneer aan de volgende punten wordt voldaan:
- Continuïteit in de samenstelling van de bewoners;
- Onderlinge verbondenheid, die verder gaat dan bv. het verrichten van hetzelfde werk, het delen van dezelfde nationaliteit en het voeren van een gezamenlijke huishouding;
- De intentie om een bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan, dat bestond voor en/of stand zal houden na bewoning van de woning;
Studentenhuisvesting, huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten, en begeleid wonen worden in ieder geval niet gezien als een huishouden.
In het achtererfgebied zijn verschillende mogelijkheden voor de bouw van bijbehorende bouwwerken, tenzij de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' is opgenomen. Voor grotere percelen geldt een ruimere regeling dan voor kleinere percelen. Bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied worden gebouwd. De gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt 60 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied. Deze oppervlakte mag worden vergroot tot een maximum van 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 25 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied.
Buiten het achtererfgebied wordt bouwen in principe niet toegestaan, tenzij er een aanduiding 'bijgebouwen' op de gronden rust. De bestemming 'Tuin', die in voorgaande bestemmingsplannen was opgenomen, is met deze nieuwe bestemming 'Wonen' komen te vervallen. In deze regeling is het ook op de Golfresidentie en in Ketelhaven weer toegestaan om vrijstaande bijgebouwen te realiseren.
Wonen - Buitenplaats Ketelhaven
Vanwege het bijzondere karakter van dit woongebied en omdat de kavels van de woningen dusdanig klein zijn, is een aparte bestemming opgenomen: 'Wonen - Buitenplaats Ketelhaven'.
Wonen - Dienstverlening
Voor de woningen aan de Schilling 1 en 2 en de Roerstraat 36 in Dronten en het Plein 5 en 7 in Biddinghuizen is een aparte woonbestemming opgenomen. In aanvulling op de regeling binnen de bestemming 'Wonen' zijn hier ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kleinschalige dienstverlenende bedrijven toegestaan.
Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom
Voor de (bedrijfs)woningen in de Bloemenzoom in Swifterbant is een aparte woonbestemming opgenomen. Wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige bedrijfsmatige en dienstverlenende activiteiten is hier toegestaan.
Wonen - Salonwagen
De salonwagens aan de Fazantendreef in Dronten hebben een eigen bestemming gekregen. Het bestaande aantal wagens is daarbij vastgelegd.
Wonen - Woonboerderij
De woonboerderijen aan de Ansjovisweg 11 en 13 zijn voorzien van een specifieke bestemming vanwege de afwijkende maatvoering voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken.
Wonen – Woongebouw
De Woongebouwen (Philipsdaalder, Watersportkade, Harenberg, Achterbaan, Morinel en Winter) zijn ondergebracht aan deze bestemming. Binnen woongebouwen zijn tevens beroepen of bedrijven aan huis toegestaan.
Voor de locatie aan ‘De Barrage’ geldt dat in de eerste bouwlaag andere functies zijn toegestaan dan wonen. Hierbij kan worden gedacht aan kantoren, maatschappelijke voorzieningen op het gebied van welzijn, volksgezondheid, cultuur en religie en aan dienstverlening ter hoogte van de aanduiding ‘gemengd’. Via de aanduiding ‘onderdoorgang’ is aangegeven dat op bepaalde plaatsen tot een hoogte van 2,4 m niet mag worden gebouwd.
De appartementencomplexen nabij de wegen Lijzijde, Overloop en Kampanje, kunnen onderling verbonden worden door middel van loopbruggen. Hiervoor is een aanduiding in de planregeling opgenomen. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kunnen op de eerste bouwlaag maatschappelijke voorzieningen worden gerealiseerd, onder de in de regels genoemde voorwaarden.
Leiding - Gas
Binnen deze dubbelbestemming valt de leiding zelf alsmede de bebouwingsvrije zone van 5 m die aan weerszijden van de leiding aangehouden moet worden. Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken worden gerealiseerd die niet ten diensten staan van de gasleiding. Van deze bouwregels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken. Hiervoor dient vooraf advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.
Leiding – Hoogspanningsverbinding
Nabij het onderstation Dronten en aan de noordzijde van de Golfresidentie is een hoogspanningsverbinding gesitueerd. Dit object is onder de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ gebracht. Rondom de nutsleidingen zijn bebouwingsvrije en/of veiligheidszones opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, uitgezonderd die ten behoeve van deze dubbelbestemming, worden gebouwd. Wel is er een afwijking met een omgevingsvergunning opgenomen om alsnog bebouwing toe te staan. Hiervoor dient vooraf advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.
Waarde – Archeologie 2
Deze dubbelbestemming omvat de archeologische terreinen die op de provinciale Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan. Het betreft archeologische terreinen waarvan de feitelijke aanwezigheid en behoudenswaardigheid is vastgesteld. Voor bouwwerken groter dan 100 m², of bodemingrepen dieper dan 0,4 m beneden het maaiveld, moet voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, uit archeologisch onderzoek blijken dat archeologische waarden niet worden geschaad.
Waarde – Archeologie 3
Deze dubbelbestemming bevat de categorie ‘hoge archeologische verwachting’ van de archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Het betreft zones waar naar verwachting een hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden te vinden zijn. Voor bouwwerken groter dan 500 m², of bodemingrepen dieper dan 0,4 m beneden het maaiveld, moet voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, uit archeologisch onderzoek blijken dat archeologische waarden niet worden geschaad.
Waarde – Archeologie 4
Deze dubbelbestemming bevat de categorie ‘matige archeologische verwachting’ van de archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Het betreft zones met naar verwachting een gemiddelde dichtheid aan archeologische waarden en zones waar naar verwachting de archeologisch relevante bodemlaag is aangetast. Voor bouwwerken groter dan 1,7 ha, of bodemingrepen dieper dan 0,4 m beneden het maaiveld, moet voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, uit archeologisch onderzoek blijken dat archeologische waarden niet worden geschaad.
Waarde - Cultuurhistorie 1
De gronden met deze dubbelbestemming zijn bedoeld voor de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden, dan wel de beeldbepalende infra-, groen-, en waterstructuren (dan wel de cultuurhistorische gebieden). Het gaat hier om de ruimtelijke structuren. Binnen deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Verder geldt voor diverse werken en werkzaamheden die het cultuurhistorische karakter kunnen aantasten een omgevingsvergunningplicht.
Waarde – Cultuurhistorie 2
De gronden met deze dubbelbestemming zijn bedoeld voor de architectonische dan wel monumentale panden en objecten (dan wel de cultuurhistorische objecten). Binnen deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, die zichtbaar zijn vanaf de openbaar toegankelijke gebieden. Verder geldt voor diverse werken en werkzaamheden die het cultuurhistorische karakter kunnen aantasten een omgevingsvergunningplicht.
Waarde – Ecologie
De gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) ten noorden van de Dronterweg en de Lage vaart) zijn ondergebracht aan deze dubbelbestemming. Naast de andere voorkomende bestemmingen zijn deze gronden bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van het NNN.
Waterstaat – Waterkering
Deze (dubbel)bestemming is gelegd op de gronden die een waterkerende functie hebben (De Lage Vaart).
5.4 Algemene Regels
De algemene regels betreffen regels die voor het hele plangebied gelden en bestemmingsoverschrijdend zijn. Het gaat hierbij om algemene aanduidingen of afwijkingen.
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een algemene bepaling over bouwen opgenomen met betrekking tot ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene bepalingen over strijdig gebruik opgenomen.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn specifieke aanduidingen met bijbehorende regelingen opgenomen voor 'geluidzone - weg', 'veiligheidszone - activiteitenbesluit', 'veiligheidszone - bevi' en 'vrijwaringszone - weg'.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in het centrum van Biddinghuizen nog wijzigingen aan te kunnen brengen in de situering van de bestemmingsvlakken, om daarmee zo flexibel mogelijk in te kunnen spelen op de actuele behoefte aan bebouwing.
Overige regels
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen wat betreft de bouwverordening en het moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen de verschillende enkelbestemmingen.
5.5 Overgangs- En Slotregels
In dit laatste onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde. De overgangsregel betreft de vorm en inhoud van het overgangsrecht. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft echter een conserverend karakter en staat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen toe. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden die door de gemeente bekostigd worden. Verder worden er geen kosten gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.
6.2 Exploitatieplan
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarbinnen alle bebouwing reeds aanwezig is. Hetgeen aan ontwikkeling nog mogelijk is, is grotendeels óf onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan (die niet onder de exploitatiewetgeving vallen) óf blijft binnen het gestelde in 6.2.1 Bro. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een exploitatieplan niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3.1 Overleg en inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 15 december tot en met 9 februari 2017 ter inzage gelegen voor ieder. In diezelfde periode zijn diverse vooroverlegpartners uitgenodigd om deel te nemen aan het vooroverleg. Specifiek voor dit plan zijn ook diverse zorginstellingen en makelaars aangeschreven. Naast de reguliere inzage hebben ook 4 inloopavonden plaatsgevonden.
Gedurende voorgenoemde periode zijn vooroverleg en inspraakreacties ontvangen. De reacties zijn in een aparte nota inspraak-/ vooroverlegreacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De nota is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
6.3.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 17 augustus tot en met 28 september 2017 ter inzage gelegen voor ieder. Tijdens de inzageperiode zijn er 16 zienswijzen ontvangen. Drie zienswijzen zijn buiten de termijn ingediend en om die reden niet ontvankelijk. In een aparte Nota Zienswijzen zijn de zienswijzen voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Ook zijn er ambtshalve wijzigingen opgenomen. De nota is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.