KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Agrarisch Hulp- En Nevenbedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Gronddepot
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Bos
Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 10 Maatschappelijk - Zorgboerderij
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Sport - Shortgolf
Artikel 13 Sport - Zweefvliegterrein
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Water - Waterkering
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Wonen - Landgoed
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
Artikel 23 Waarde - Archeologie 3
Artikel 24 Waarde - Archeologie 4
Artikel 25 Waarde - Ecologische Verbindingszone
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 27 Algemene Bouwregels
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 32 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
Artikel 34 Slotregel
Bijlage 1 Toetsingskader
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 1 Ontwikkelingen En Tendensen In De Landbouw
Bijlage 2 'Tracé Besluit Hanzelijn - Bepalingen' Alsmede De Paragraaf 4.5 'Externe Veiligheid' Uit De Algemene Toelichting Van Het Tracébesluit
Bijlage 3 Bestemmingsplan 'Buitengebied Dronten': Externe Veiligheidsberekening Hogedruk-aardgasleidingen. Toetsing Aan Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Revisie 01, 1 Maart 2013
Bijlage 4 Verantwoording Groepsrisico Bestemmingsplan Buitengebied (9100) Gemeente Dronten. Definitief, 8 Januari 2014
Bijlage 5 Samenvatting Mer Bestemmingsplan Buitengebied Dronten. Gemeente Dronten. Definitief, 7 Maart 2013 (Arcadis)
Bijlage 6 Inspraak- En Vooroverlegrapportage Bestemmingsplan "Buiten-gebied (9100)" - Voorontwerp En Mer. Afdeling Ruimtelijke En Economische Ontwikkeling. Versie: 10 December 2013
Bijlage 7 Reactienota Zienswijzen

Buitengebied Dronten (D4000)

Bestemmingsplan - gemeente Dronten

Vastgesteld op 05-10-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied (D4000) van de gemeente Dronten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0303.D4000-VA02 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 (dag)recreatief medegebruik:

een (dag)recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.4 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, nader te onderscheiden in:

  1. 1. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. a. akker- en vollegrondstuinbouw:
      • de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boom-, hout-, sier- en fruitteelt;
    2. b. fruitteelt:
      • de teelt van fruit op open grond;
    3. c. boomteelt:
      • de teelt van boomkwekerijgewassen;
    4. d. houtteelt:
      • de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
    5. e. sierteelt:
      • de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  2. 2. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. a. glastuinbouw op de wijze van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt:
      • de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    2. b. intensieve kwekerij:
      • de teelt in gebouwen van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, of dieren anders dan genoemd onder 2.c of 3.;
  3. 3. aquacultuur:
    1. a. de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;

1.9 agrarische bedrijfskavel:

een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, het agrarisch bedrijfsterrein, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;

1.10 agrarische bedrijfsvoering:

bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf;

1.11 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:

  • een bedrijf dat is gericht op het opslaan van producten, niet zijnde mest, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
  • een bedrijf dat is gericht op de verwerking en bewerking van agrarische producten, niet zijnde mest;
  • een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur (zoals loonbedrijven);

1.12 agrarisch perceel:

een kavel ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering begrensd door kavelsloten en/of tochten;

1.13 archeologisch monument:

terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;

1.14 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.15 assimilatiebelichting:

kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van de gewassen;

1.16 bassin:

een voorziening voor de opslag van mest, water of andere vloeistoffen ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale netto vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bedrijfswoning:

een woning bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.21 bestaand:

ten aanzien van de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijgebouw:

een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen, gebouw;

1.25 boomteeltbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin-)planten en aanverwante gewassen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van containerteelt en glasopstanden;

1.26 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.33 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:

een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 doelmatige bedrijfsvoering:

het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correct wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen;

1.36 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen, verhandelen en stallen van paarden en/of pony's;

1.39 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;

1.40 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.41 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.42 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.43 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.44 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.45 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.46 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.47 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;

1.48 kleinschalige agrarische activiteiten:

het hobbymatig telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij het aantal dieren niet meer bedraagt dan:

  • 10 schapen;
  • 5 paarden;
  • 10 geiten;
  • 25 stuks pluimvee;
  • 25 voedsters; of
  • 10 landbouwhuisdieren, niet zijnde schapen, paarden, geiten, pluimvee of konijnen.

1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in Bijlage 3 bij deze regels, waarvoor geen vergunningsplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;

1.50 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines en vergisting, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.51 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.52 logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf;

1.53 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.54 mest- en/of organische (bij)productvergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt. Dit methaangas wordt gebruikt om een warmte-kracht-koppeling installatie aan te drijven. Dit is een speciale motor die methaangas als brandstof heeft en die een generator aandrijft. De verkregen elektriciteit wordt gebruikt op het eigen bedrijf en geleverd aan het net;

1.55 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.56 netto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van een ruimte;

1.57 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.58 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.59 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken, niet zijnde alcoholische dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;

1.60 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

1.61 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.62 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;

1.63 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.64 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.65 recreatieve nevenactiviteiten:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.66 risicogevoelig bouwwerk cq object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het (ontwerp-)Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.67 rotordiameter:

de spanwijdte van de wieken van een windturbine;

1.68 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.69 silo:

een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.70 torensilo:

een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.71 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.72 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.73 voormalige agrarische bedrijfswoning:

een woning die bewoond mag worden door iemand die geen functionele binding met het nabijgelegen agrarisch bedrijf (bedrijf op hetzelfde erf/perceel) heeft;

1.74 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.75 windmolen/windturbine:

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.76 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.77 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.78 zoekgebied:

het gebied voor de uitbreiding van het agrarische erf/bedrijfskavel;

1.79 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.80 zorgfunctie:

een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;

2.8 de breedte van erfsingelbeplanting:

de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de erfsingel.

Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarische grondgebruik;
  2. b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
  3. c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
  4. d. het wonen in een voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning' in combinatie met:
    1. 1. opslag-, sorteer en kleinverpakking, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag-, sorteer en kleinverpakking';
  5. e. cultuurgrond;
  6. f. een drafbaan, ter plaatse van de aanduiding 'drafbaan';
  7. g. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' in combinatie met:
    1. 1. een groothandel in gewasbeschermingsmiddelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in gewasbeschermingsmiddelen';
    2. 2. een zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
    3. 3. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12';
  8. h. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' in combinatie met een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - groepsaccommodatie';

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polders;
  2. j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waardevolle erfsingelbeplanting en kavelbeplanting met de daarbijbehorende erfsloten;
  3. k. het behoud van kavelsloten, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot';
  4. l. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  5. m. kleinschalige duurzame energiewinning;
  6. n. openbare nutsvoorzieningen;
  7. o. extensief dagrecreatief medegebruik;
  8. p. wegen en paden;
  9. q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. r. antennemasten, ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';

met de daarbijbehorende:

  1. s. bedrijfsgebouwen en overkappingen, waaronder koelhuizen;
  2. t. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  3. u. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  4. v. torensilo's;
  5. w. kassen en tunnelkassen;
  6. x. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 3.2.1 sub a in die zin dat binnen een agrarische bedrijfskavel tijdelijke woonunits en/of stacaravans ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten worden geplaatst, mits:
    1. 1. de tijdelijke woonunits en/of stacaravans noodzakelijk zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
    2. 2. er geen mobiele kampeermiddelen, zoals tenten, toercaravans of kampeerauto's worden geplaatst;
    3. 3. het aantal arbeidsmigranten dat in de tijdelijke woonunits en/of stacaravans wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 50 zal bedragen;
    4. 4. de tijdelijkheid van de plaatsing van de tijdelijke woonunits en/of stacaravans ten hoogste 3 maanden per jaar bedraagt binnen de periode van 1 april tot 1 november, waarbij na afloop van de termijn de situatie op de agrarische bedrijfskavel weer in de oude staat hersteld moet worden;
    5. 5. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van het op 27 september 2012 vastgestelde beleid "Ruimtelijke beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten, gemeente Dronten";
    6. 6. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten;
    7. 7. de tijdelijke woonunits en/of stacaravans landschappelijk worden ingepast overeenkomstig de voor de overige bebouwing geldende inpassingsregels;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c en g en lid 3.2.2 sub b in die zin dat bouwwerken deels dan wel geheel buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, mits:
    1. 1. de bouwwerken uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied';
    2. 2. de regels in lid 3.2.1 betrekking hebbende op de inrichting van de bedrijfskavel van overeenkomstige toepassing zijn op het zoekgebied;
    3. 3. door middel van een landschappelijk inpassingsplan wordt aangetoond dat de bebouwing aan de niet naar de weg gekeerde zijden wordt omgeven door een erfsingelbeplanting met een breedte van ten minste 6,00 m of een kavelbeplanting ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt', met dien verstande dat:
      • de erfsingel- of kavelbeplanting zal bestaan uit inheemse soorten;
      • er sprake is van een kruid-, struik- en boomlaag;
      • voor een doelmatige bedrijfsvoering kan aan de west- en zuidzijde van kassen voorzien worden in een afwijkende erfsingelbeplanting;
      • bij aangrenzende percelen, waarbij de erfsingelbeplanting naast elkaar ligt, de gezamenlijke breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 6,00 m dient te bedragen, waarbij aan weerszijde van de kavelsloot de breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 3,00 m dient te bedragen;
    4. 4. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.3.;
  3. c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat gebouwen en overkappingen op minder dan 10,00 m vanaf de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, mits:
    1. 1. deze afwijking alleen wordt toegepast in situaties waar twee percelen zijdelings aan elkaar grenzen;
    2. 2. deze afwijking in die gevallen uitsluitend betrekking heeft op de zijde van de bedrijfskavel die grenst aan de naastgelegen bedrijfskavel;
    3. 3. de gebouwen worden gebouwd in het verlengde van bestaande gebouwen die al binnen de afstand van 10,00 m zijn gebouwd;
    4. 4. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1.;
  4. d. het bepaalde in lid 3.2.1 sub m in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
    1. 1. deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1;
  5. e. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat paardrijbakken en tennisbanen worden toegestaan, mits:
    1. 1. tevens de in lid 3.6 sub e bedoelde omgevingsvergunning is verleend;
  6. f. het bepaalde in lid 3.2.2 sub b in die zin dat mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, waarbij tevens buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' worden gebouwd, mits:
    1. 1. binnen het zoekgebied geen ruimte meer aanwezig is voor het oprichten of aanleggen van de mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's;
    2. 2. de oppervlakte van een bassin of mestsilo ten hoogste 600 m² zal bedragen;
    3. 3. de oppervlakte van een sleufsilo ten hoogste 300 m² zal bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van de opstaande randen van een bassin of sleufsilo ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    6. 6. tevens de in lid 3.6 sub c genoemde vergunning is verleend;
    7. 7. de situering van de mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt;
    8. 8. de noodzakelijkheid van het oprichten of aanleggen van de mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf wordt aangetoond;
    9. 9. het mestbassin uitsluitend achter het zoekgebied ten behoeve van het binnen dat zoekgebied gevestigde agrarisch bedrijf wordt opgericht en functioneert;
  7. g. het bepaalde in lid 3.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen, tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid dan wel anders dan bestaand gebruik waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het opslaan van mest en/of andere agrarische producten buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel', met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden) tot een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m² per agrarische bedrijfskavel, met uitzondering van bestaande mestplaten, met dien verstande dat na verwijdering van een bestaande mestplaat geen nieuwe mestplaat wordt aangelegd;
  3. c. het opslaan van agrarische producten of de aanleg van bassins binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  4. d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    3. 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    4. 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - groepsaccommodatie', in welk geval een groepsaccommodatie is toegestaan;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  8. h. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande teeltvormen, met uitzondering van onderstammenteelt en/of takkenteelt tot een hoogte van ten hoogste 2,00 m, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - open ruimte';
  9. i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  10. j. het gebruik van de gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak;
  11. k. het gebruik van bedrijfswoningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
  12. l. het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel', anders dan genoemd onder b en c en tenzij afwijking is verleend op grond van lid 3.4 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied';
  13. m. het gebruik van kassen voor ondersteunende teelt zodanig dat een lichtuitstraling van meer dan 10% plaatsvindt vanwege assimilatiebelichting in de donkerteperioden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van:
    1. 1. agrarische dienstverlenende bedrijvigheid;
    2. 2. (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
    3. 3. verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten;
    4. 4. hoveniersactiviteiten;
    5. 5. een kleine huisdierenpension;
    6. 6. een dierenarts;
    7. 7. hondendressuur;
    8. 8. woonzorgboerderijen/kinderdagverblijven;
    9. 9. houtconservering, kurkwaren, riet- en vlechtwerk;
    10. 10. een educatief centrum;
    11. 11. een (kunst)atelier/galerie;
    12. 12. opslag en stalling van niet-agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto's en boten;
    13. 13. een kinderboerderij;
    14. 14. een groepsaccommodatie;
    15. 15. kleinschalig kamperen;
    16. 16. bed and breakfast;
    17. 17. een theeschenkerij;
    18. 18. outdoor/sportactiviteiten centrum;

mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.4.;

  1. b. het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat gronden buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebruikt voor het opslaan van mest en andere agrarische producten, mits:
    1. 1. de opslag binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt;
    2. 2. er ten behoeve van deze opslag bouwwerken worden opgericht tevens de in lid 3.4 onder b genoemde vergunning is verleend;
    3. 3. door middel van een landschappelijk inpassingsplan wordt aangetoond dat de opslag aan de niet naar de weg gekeerde zijden wordt omgeven door een erfsingelbeplanting met een breedte van ten minste 6,00 m of een kavelbeplanting, ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt', mits:
      • de erfsingel- of kavelbeplanting zal bestaan uit inheemse soorten;
      • er sprake is van een kruid-, struik- en boomlaag;
      • bij aangrenzende percelen, waarbij de erfsingelbeplanting naast elkaar ligt, de gezamenlijke breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 6,00 m dient te bedragen, waarbij aan weerszijden van de kavelsloot de breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 3,00 m dient te bedragen;
    4. 4. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.3.;
  2. c. het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat gronden buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebruikt voor het opslaan van mest en andere agrarische producten, waarbij de opslag tevens buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt, mits:
    1. 1. er binnen het zoekgebied geen ruimte meer aanwezig is voor de opslag en de opslag direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt;
    2. 2. er ten behoeve van deze opslag bouwwerken worden opgericht tevens de in lid 3.4 onder f genoemde vergunning is verleend;
    3. 3. de oppervlakte van de opslag buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  3. d. het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 3, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
    3. 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  4. e. het bepaalde in lid 3.5 sub h in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - open ruimte' gronden worden gebruikt voor het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van een opgaande teeltvorm, indien de uiteindelijke oogstbare hoogte van de bomen en/of het houtgewas meer dan 2,00 m bedraagt, mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op bestaande opgaande landschapselementen en/of geclusterde, dicht bij elkaar staande bebouwing;
    2. 2. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden in verband met schaduwwerking;
    3. 3. deze afwijking niet wordt toegepast op gronden die zijn voorzien van de archeologische dubbelbestemmingen en de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone';
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  5. f. het bepaalde in lid 3.5 sub j in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 in 1.11.;
  6. g. het bepaalde in lid 3.5 sub k in die zin dat bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:
    1. 1. de huisvesting uitsluitend per bedrijfskavel wordt aangewend voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
    2. 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. 3. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van het op 27 september 2012 vastgestelde beleid "Ruimtelijke beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten, gemeente Dronten";
    4. 4. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tweede bedrijfswoning' wordt aangebracht ten behoeve van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.2.;
  2. b. de aanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot' wordt aangebracht dan wel wordt verwijderd, mits;
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.19.;
  3. c. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 11 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.16.;
  4. d. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', 'Bedrijf - Agrarisch hulp- ennevenbedrijf', 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' of 'Bedrijf', ten behoeve van een functieverandering, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 18, artikel 5, artikel 10 of artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.17.;
    3. 3. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied', met dien verstande dat de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' worden verwijderd;
    4. 4. bij de wijziging naar 'Bedrijf' tevens een functieaanduiding voor de ter plaatse te vestigen bedrijfsactiviteit wordt aangebracht;
  5. e. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Water', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.19;
  6. f. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch hulp- ennevenbedrijf', ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten hoogste 2,5 hectare zal bedragen;
    3. 3. er binnen het bestaande bestemmingsvlak geen ruimte meer aanwezig is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    4. 4. de wijziging uitsluitend wordt toegepast als er zicht is op langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of een behoefte voortvloeiend uit de extensivering en/of verbreding van de bedrijfsactiviteiten;
    5. 5. de breedte van het bestemmingsvlak niet groter is dan de diepte, zodat er in alle gevallen sprake blijft van een rechthoekig bouwperceel;
    6. 6. door middel van een landschappelijk inpassingsplan de bebouwing aan de niet naar de weg gekeerde zijden wordt omgeven door een erfsingelbeplanting of een kavelbeplanting ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt' met een breedte van ten minste 6,00 m;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan een de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waaronder de verkavelingsrichting en het aanleggen van nieuwe erfsingelbeplanting, het bebouwingspatroon en de milieusituatie;
  7. g. de ligging van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' wordt gewijzigd ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de aanduiding niet wordt vergroot;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.;
  8. h. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' al dan niet in combinatie met het deel aanbrengen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' wordt aangebracht ten behoeve van de nieuwvestiging vaneen agrarisch bedrijf uitsluitend in combinatie met een functieverandering van een niet agrarische functie naar een agrarisch bedrijf, waarbij een bestemmingswijziging wordt toegepast, mits:
    1. 1. de omvang van het zoekgebied ten hoogste 2,5 hectare zal bedragen;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.;
  9. i. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning' wordt verwijderd, mits de voormalige bedrijfswoning weer als agrarische bedrijfswoning onderdeel uit gaat maken van de agrarische bedrijfsvoering dat op het resterende deel van het erf (bedrijfsbebouwing) plaatsvindt;
  10. j. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. een ander woongebruik dan op de wijze van een voormalige agrarische bedrijfswoning is uitgesloten;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (agrarische) bedrijfsfunctie in de nabijheid, in die zin dat naburige (agrarische) bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. 3. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de hierna nader omschreven bedrijven, waaronder internethandel zonder baliefunctie, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven,
    1. 1. een bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
    2. 2. een dierenpension, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2';
    3. 3. een groothandel in ijzerwaren, autoaccessoires, houtwaren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4';
    4. 4. een groothandel in machines, technische benodigdheden, e.d., ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5';
    5. 5. een verkoop, bemiddeling en realisatie van units en naar de aard daarmee vergelijkbare goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6';
    6. 6. opslagruimte voor pallets met verpakkingsmateriaal, stalling voertuigen en inventaris, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 8';
    7. 7. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 9';
    8. 8. caravanstalling en stalling van werktuigen en machines op agrarisch gebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 10';
    9. 9. een groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11';
    10. 10. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12';
    11. 11. opslag van banden voor landbouwdoeleinden en personenwagens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13';
    12. 12. opslag van caravans en buizen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 14';
    13. 13. een metaalbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 15';
    14. 14. opslag van landbouwproducten, droog materiaal en caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 16';
    15. 15. een internethandel in wijn, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 17';
    16. 16. handel in zand en grond ten behoeve van de scheepvaart, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 18';
    17. 17. caravanstalling en opslag van kampeermateriaal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 19';
    18. 18. caravanstalling, opslag, koelruimte, arbozorg en workshopruimte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 20';
    19. 19. een beeldhouwer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 21';
    20. 20. bedrijf in aanhangwagens en de verhuur daarvan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 22';
    21. 21. caravanstalling, softwarebedrijf en instructieruimte ten behoeve van het softwarebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 23';
    22. 22. opslag en stalling van machines, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 24';
    23. 23. stalling en klein onderhoud van bedrijfsgoederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 25';
    24. 24. agrarische dienstverlening, loonwerk en opslag van niet-agrarische producten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 26';
    25. 25. detailhandel in vlees (inclusief roken, koken en smelten), ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. b. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  3. c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk waardevolle erfsingelbeplantingen;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;
  4. g. een kleinschalig kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';

met de daarbijbehorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 4.2.1 sub k in die zin dat gebouwen en overkappingen worden voorzien van een plat dak, mits:
    1. 1. deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen en overkappingen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen en overkappingen met de bedrijfswoning;
    2. 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.20.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven anders dan genoemd in 4.1 onder a;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    3. 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    4. 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie anders dan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' ;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  6. f. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  7. g. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten waarbij de bedrijfsactiviteiten binnen een bestemmingsvlak niet door minimaal één van de bewoners van de bedrijfswoning wordt uitgeoefend.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor andere bedrijven dan genoemd in 4.1 onder a, mits:
    1. 1. er sprake is van bedrijvigheid welke zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2 alsmede naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
    2. 2. het niet betreft detailhandelsbedrijven, separate kantoorfuncties, horecabedrijven, recreatiebedrijven en/of maatschappelijke functies;
    3. 3. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.5.;
  2. b. het bepaalde in lid 4.5 sub a in die zin dat de uitoefening van een bedrijf wordt gecombineerd met een nevenfunctie in de vorm van:
    1. 1. hondendressuur;
    2. 2. een educatief centrum;
    3. 3. een (kunst)atelier;
    4. 4. een kinderboerderij;
    5. 5. kleinschalig kamperen;
    6. 6. bed and breakfast;

mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.4.;

  1. c. het bepaalde in lid 4.5 sub b in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 3, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
    3. 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  2. d. het bepaalde in lid 4.5 sub d in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    1. 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², zal bedragen;
    2. 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.9;
  3. e. het bepaalde in lid 4.5 sub g in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, met name het gestelde in 1.11.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Agrarisch' waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' wordt aangebracht, 'Bedrijf - Agrarisch hulp- ennevenbedrijf' of 'Maatschappelijk - Zorgboerderij', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3, 5 of 10 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.17.

Artikel 5 Bedrijf - Agrarisch Hulp- En Nevenbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch hulp- en nevenbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarisch hulp- en nevenbedrijven, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, alsmede:
    1. 1. een distributiecentrum voor leesmappen, opslag van bevroren sperma ten behoeve van kunstmatige inseminatie (KI), en beheer van en onderzoek naar het gebruik van bestrijdingsmiddelen op proefvelden (inclusief laboratorium hiervoor), ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
    2. 2. een groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3';
    3. 3. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12';
    4. 4. agrarische handelsbemiddeling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarische handelsbemiddeling';
    5. 5. een klusbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - klusbedrijf';
  2. b. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  3. c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk waardevolle erfsingelbeplantingen;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 5.2.1 sub i in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
    1. 1. deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
    2. 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.20.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven anders dan genoemd in 5.1 onder a;
  2. b. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  3. c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    3. 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    4. 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  6. f. het gebruik van de gronden als erf behorende bij de bedrijfswoningen, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  7. g. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten waarbij de bedrijfsactiviteiten binnen een bestemmingsvlak niet door minimaal één van de bewoners van de bedrijfswoning wordt uitgeoefend, tenzij ter plaatse van het perceel Hoekwantweg 19/19a in welk geval twee bedrijven aanwezig zijn waarvan één bedrijf niet door één van de bewoners van de bedrijfswoning mag worden uitgeoefend.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf dat gericht is op de groothandel in agrarische producten of het stallen van machinerie voor de bosbouw en de houtverwerking (zagen, behandelen, impregneren, e.d.), mits:
    1. 1. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    2. 2. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen, die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
    3. 3. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
    4. 4. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.20.;
  2. b. het bepaalde in lid 5.5 sub c in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 3, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
    3. 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  3. c. het bepaalde in lid 5.5 sub d in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    1. 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², zal bedragen;
    2. 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.9.;
  4. d. het bepaalde in lid 5.5 sub g in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, met name het gestelde in 1.11.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch hulp- en nevenbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Agrarisch' waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' wordt aangebracht, 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' of 'Bedrijf', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3, 10 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. bij de wijziging naar 'Bedrijf' tevens een functieaanduiding voor de ter plaatse te vestigen bedrijfsactiviteit wordt aangebracht;
    3. 3. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.17.

Artikel 6 Bedrijf - Gronddepot

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gronddepot' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de opslag van grond;
  2. b. geluidwerende voorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. bebossing;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. cultuurgrond;
  2. f. (spoor)wegen;
  3. g. voet- en rijwielpaden;
  4. h. nutsvoorzieningen;
  5. i. gebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  6. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. k. water;

met de daarbijbehorende:

  1. l. parkeervoorzieningen;
  2. m. sloten, bermen en beplanting;
  3. n. terreinen en verhardingen;
  4. o. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken ten behoeve van het (spoor)wegverkeer.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 6.2.2 onder a in die zin dat de bouwhoogte van bruggen en/of viaducten wordt verhoogd tot ten hoogste 15,00 m.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden voor de opslag van grond met een hoogte van meer dan 8,00 meter en een gemiddelde hoogte van 2,50 m boven het maaiveld.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurlandschappelijke waarden van het gebied, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming “Bedrijf - Gronddepot” geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd in de bestemming(en) “Verkeer” en/of “Agrarisch”, mits:
    1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone - wijzigingsgebied”;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
    3. 3. een goede landschappelijke inpassing van de wegen en/of de bebouwing wordt gerealiseerd.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, afsluiterschema's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. terreinen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bosbouw;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van het bosgebied;
  3. c. het dagrecreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  4. d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een educatief bezoekerscentrum en onderhoud en beheer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw';

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. nutsvoorzieningen;
  3. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. h. sloten, vijvers, en daarmee gelijk te stellen water;

met de daarbijbehorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen , waaronder kassen, ten behoeve van een tuincentrum, al dan niet in combinatie met detailhandel in planten, struiken, bomen en andere tuinbenodigdheden, tuinwaren, en naar de aard daarmee gelijk te stellen zaken, ten behoeve van de inrichting van tuinen en bouwwerken, alsmede ondergeschikte lichte horeca en detailhandel in dieren, kleding, tuinspeelgoed, outdoorartikelen, hengelsportartikelen, fietsen, huishoudelijke artikelen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen en bijbehorende accessoires;
  2. b. bedrijfswoning al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  3. c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. tuinen, erven en terreinen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden als erf behorende bij de bedrijfswoningen, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak;
  5. e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    3. 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    4. 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte lichte horeca tot een oppervlakte van ten hoogste 250 m², waarbij de horeca uitsluitend inpandig gevestigd mag zijn en waarbij de openingstijden gelijk moeten zijn aan de openingstijden van het tuincentrum zelf.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 9.4 sub onder d in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 in 1.11.

Artikel 10 Maatschappelijk - Zorgboerderij

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een zorgboerderij, al dan niet in combinatie met appartementen voor de zorgcliënten, waarbij tevens agrarische producten worden verwerkt en verkocht;
  2. b. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  3. c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. tuinen, erven en terreinen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 10.2.1 sub l in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
    1. 1. deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
    2. 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.20.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met een verkoopvloeroppervlakte groter dan 200 m² bedraagt;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    3. 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    4. 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  4. d. het gebruik van de gronden en gebouwen voor recreatieve doeleinden;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  6. f. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  7. g. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 10.5 sub b in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 3, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
    3. 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  2. b. het bepaalde in lid 10.5 sub g in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 in 1.11.

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Agrarisch' waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' wordt aangebracht, 'Bedrijf- Agrarisch hulp- en nevenbedrijf' of 'Bedrijf', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3, 5, of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. bij de wijziging naar 'Bedrijf' tevens een functieaanduiding voor de ter plaatse te vestigen bedrijfsactiviteit wordt aangebracht;
    3. 3. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.17.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  2. b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. extensief agrarisch medegebruik;
  2. e. dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  2. b. het aanleggen van drainage;
  3. c. het scheuren en of het omzetten van grasland al dan niet ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  4. d. het ontgronden, egaliseren, diepploegen en/of ophogen van gronden;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Sport - Shortgolf

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Shortgolf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een shortgolfterrein;
  2. b. horecabedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, waaronder een clubhuis en drivingrange;
  2. d. erven en terreinen;
  3. e. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. het behoud van kavelsloten, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kavelsloot';
  2. g. wegen en paden;
  3. h. groenvoorzieningen;
  4. i. water en (natuurlijke) oeverstroken;
  5. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  2. b. het gebruik van de gronden voor gronddepot.

Artikel 13 Sport - Zweefvliegterrein

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Zweefvliegterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een zweefvliegterrein;
  2. b. kleinschalig kamperen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw';

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, kantine en onderhoud en beheer ten behoeve van het zweefvliegterrein;
  2. d. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  3. e. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
  4. f. terreinen;
  5. g. wegen en paden;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. water;
  8. j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    3. 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    4. 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  4. d. het gebruik van de gronden als erf behorende bij de bedrijfswoningen, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalig kamperen voor meer dan 25 kampeermiddelen;
  6. f. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 13.4 sub b in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 3, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
    3. 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden.

13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (ontsluitings)wegen;
  2. b. (voet- en rijwiel)paden;
  3. c. rotondes;
  4. d. bruggen, dammen en/of duikers;
  5. e. viaducten en/of tunnels;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. gebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  2. g. bermen en beplanting;
  3. h. parkeervoorzieningen;
  4. i. water;
  5. j. nutsvoorzieningen;
  6. k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van laanbeplantingen;

met de daarbijbehorende:

  1. l. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 14.2.2 sub b in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot 15,00 m, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.14.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van een ter plaatse aangegeven genummerd dwarsprofiel, dan wel, indien ter plaatse geen genummerd dwarsprofiel is aangegeven, in afwijking van het standaarddwarsprofiel.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 14.5 in die zin dat wordt afgeweken van het voorgeschreven dwarsprofiel, mits:
    1. 1. hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;
    2. 2. de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
    3. 3. tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkeling van het openbaar vervoer.

14.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Verkeer - Railverkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. geluidwerende voorzieningen;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. het (spoor)wegverkeer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw';
    2. 2. het (spoor)wegverkeer;
    3. 3. nutsvoorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. cultuurgrond;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. water;

met de daarbijbehorende:

  1. j. parkeervoorzieningen;
  2. k. sloten, bermen en beplanting;
  3. l. grondwallen;
  4. m. terreinen en verhardingen;
  5. n. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken ten behoeve van het (spoor)wegverkeer.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 15.2.1 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 1100 m²;
  2. b. het bepaalde in lid 15.2.4 sub a in die zin dat de bouwhoogte van bruggen en/of viaducten wordt verhoogd tot ten hoogste 15,00 m;
  3. c. het bepaalde in lid 15.2.4 sub b in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, alsmede antennemasten, wordt verhoogd tot ten hoogste 30,00 m.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor meer dan 2 spoorbanen;
  2. b. het gebruik van gronden voor grondwallen over een hoogte van meer dan 1,50 m.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vaarten, tochten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden, het vervoer te water en de recreatievaart;
  2. b. kaden, dijken, (duurzame) oeverstroken en oeverbescherming;
  3. c. bruggen, dammen, duikers, stuwen, aanlegsteigers, hevels en sluizen;
  4. d. paden;
  5. e. recreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.

Artikel 17 Water - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. werken ten behoeve van de waterkering;
  2. b. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. het extensief agrarisch medegebruik;
  3. e. het dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  1. f. terreinen;
  2. g. water;
  3. h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroep; en/of
    2. 2. kleinschalige agrarische activiteiten;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 18.2.1 sub a in die zin dat de gezamenlijke inhoud van een hoofdgebouw en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste de op de verbeelding aangegeven m³, mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m³)';
    2. 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.20;
  2. b. het bepaalde in lid 18.2.2 sub f en 18.2.3 sub d in die zin dat de dakhelling van hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°, mits:
    1. 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.3.1., 1.3.2. en 1.20.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van woonhuizen en/of vrijstaande bijgebouwen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige agrarische activiteiten dan wel anders dan bestaand gebruik waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een woonhuis of een vrijstaand bijgebouw bij een woonhuis voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    3. 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het woonhuis;
    4. 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. horeca en detailhandel plaatsvinden.
  3. c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  6. f. het verwijderen van erfsingelbeplanting, indien het niet betreft het in ondergeschikte mate verwijderen in het kader van het normaal onderhoud van de erfsingelbeplanting;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten anders dan kleinschalige agrarische activiteiten;
  8. h. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de hoofdgebouwen;
  9. i. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 18.5 sub a en b in die zin dat gedeelten van een woonhuis of een vrijstaand bijgebouw bij een woonhuis worden gebruikt voor het uitoefenen van bedrijvigheid aan huis als genoemd in Bijlage 3 bij deze regels, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar is, mits:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van het woonhuis met een maximum van 60 m²;
    3. 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  2. b. het bepaalde in lid 18.5 sub a en e in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor:
    1. 1. kleinschalig kamperen;
    2. 2. bed and breakfast;
    3. 3. een theeschenkerij;
    4. 4. outdooractiviteiten;

mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1, onder 1.4;

  1. c. het bepaalde in lid 18.5 sub onder i in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, met name het gestelde in 1.11.

18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' wordt aangebracht, 'Bedrijf - Agrarisch hulp- ennevenbedrijf', 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' of 'Bedrijf', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3, 5, 10 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. bij de wijziging naar 'Bedrijf' tevens een functieaanduiding voor de ter plaatse te vestigen bedrijfsactiviteit wordt aangebracht;
    3. 3. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.4. en 1.17.

Artikel 19 Wonen - Landgoed

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woonhuis;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen, woonstraten en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 19.2.2 sub e in die zin dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 15,00 m, met dien verstande dat:
    1. 1. het gaat om een verticaal element;
    2. 2. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste 7,00 m bedraagt;
    3. 3. deze afwijking voor ten hoogste 50% van de begane grondoppervlakte toegepast mag worden.

19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige agrarische activiteiten dan wel anders dan bestaand gebruik waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een woonhuis of een vrijstaand bijgebouw bij een woonhuis voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    3. 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het woonhuis;
    4. 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  3. c. het gebruik van gedeelten van het woonhuis of een vrijstaand bijgebouw behorende bij het woonhuis voor de uitoefening van een ondergeschikte zorgfunctie, indien:
    1. 1. de activiteit plaatsvindt buiten het woonhuis;
    2. 2. de woonfunctie niet de hoofdfunctie is;
  4. d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  7. g. het verwijderen van erfsingelbeplanting, indien het niet betreft het in ondergeschikte mate verwijderen in het kader van het normaal onderhoud van de erfsingelbeplanting;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten anders dan kleinschalige agrarische activiteiten;
  9. i. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de hoofdgebouwen;
  10. j. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 19.5 sub a en b in die zin dat gedeelten van een woonhuis of een vrijstaand bijgebouw bij een woonhuis worden gebruikt voor het uitoefenen van bedrijvigheid aan huis als genoemd in Bijlage 3 bij deze regels, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar is, mits:
    1. 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    2. 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van het woonhuis met een maximum van 60 m²;
    3. 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  2. b. het bepaalde in lid 19.5 sub onder j in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, met name het gestelde in 1.11.

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  1. a. een hoofdgastransportleiding;

met de daarbijbehorende:

  1. b. een belemmeringenstrook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 en lid 20.2.2 onder a in die zin dat bij de andere voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  2. b. het geen kwetsbare objecten betreft;
  3. c. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.7.b.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 20.4 in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
    1. 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.7.b.

20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Leiding - Gas' ter plaatse wordt verwijderd, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.7. c.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  1. a. een (bovengrondse) hoogspanningsleiding;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2.1 en lid 21.2.2 onder a in die zin dat bij de andere voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  2. b. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.7.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het permanent opslaan van goederen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 21.4 sub b in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
    1. 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    2. 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.7.

21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' ter plaatse wordt verwijderd, mits:
    1. 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.7.c.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de (zeer) hoge archeologische waarden van de gronden.

22.2 Bouwregels

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd indien er sprake is van gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd;
  2. b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten hoge archeologische waarden van de gronden.

23.2 Bouwregels

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.4 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
  2. b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde / middelhoge archeologische waarden van de gronden.

24.2 Bouwregels

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
  2. b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie3' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;
  3. c. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 25 Waarde - Ecologische Verbindingszone

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Ecologische verbindingszone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones en de daarbij behorende natuurwaarden zoals waterlopen, natuurvriendelijke oevers, ruigten en struwelen.

25.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene Bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit plan uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, serres over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, entreeportalen over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, veranda's over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 28 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor de uitstalling, opslag, stand- of ligplaats van kampeerwagens, toer- of stacaravans en tenten, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en na toepassing van een afwijking in bestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf' en 'Wonen';
  2. b. het gebruik van gronden voor de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  3. c. het gebruik van gronden voor het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
  4. d. het gebruik van gronden voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen ;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting.

Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels

29.1 geluidzone - industrie

De als 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege de grasdrogerij.

29.2 geluidzone - spoor

De als 'geluidzone - spoor' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, voor het ter plaatse aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven lijn, tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege de spoorweg van geluidgevoelige gebouwen.

29.3 geluidzone - weg

De als 'geluidzone - weg' aangeduide gronden aan weerszijden van wegen zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer.

29.4 luchtvaartverkeerzone

De als 'luchtvaartverkeerzone' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van de invlieghoogtes van het zweefvliegterrein en de luchthaven Lelystad, waarbij:

  1. a. voor het zweefvliegterrein als binnenste bestemmingsgrens wordt aangemerkt de grens van de bestemming 'Sport - Zweefvliegterrein' en als buitenste bestemmingsgrens de ter plaatse aangegeven buitenste hoogtelijn, dan wel de plangrens geldt;
  2. b. voor de luchthaven Lelystad als binnenste bestemmingsgrens wordt aangemerkt de plangrens en als buitenste bestemmingsgrens de ter plaatse aangegeven buitenste hoogtelijn, dan wel de plangrens geldt.

29.5 vrijwaringszone - dijk 1 (binnen- en tussenbeschermingszone)

De als 'vrijwaringszone - dijk 1 (binnen- en tussenbeschermingszone)' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.6 vrijwaringszone - dijk 2 (buitenbeschermingszone)

De als 'vrijwaringszone - dijk 2 (buitenbeschermingszone)' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.7 vrijwaringszone - weg

De als 'vrijwaringszone - weg' aangeduide gronden zijn aan weerszijden van een weg, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, voor het aangegeven aantal meters vanuit de dichtstbijzijnde rand van de weg, tevens aangeduid voor:

  1. a. een strook ten behoeve van de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.8 vrijwaringszone - radar

De als 'vrijwaringszone - radar' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd:

  • ter voorkoming van radarverstoring van de nabijgelegen radar Nieuw Milligen;

29.9 overige zone - windturbine

[vernietigd door Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State op 5 oktober 2016, 201506596/1/R1]

De als 'overige zone - windturbine' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor:

  • windturbines;

met dien verstande dat een windturbine is toegestaan zolang de windturbine niet langer dan drie maanden buiten bedrijf is geweest of geen stroom heeft geleverd.

Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, inhoudsmaten en afstandsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 45,00 m, mits:
    1. 1. bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande hoge elementen, zoals gebouwen, torens, torensilo's of masten;
    2. 2. bij de plaatsing rekening wordt gehouden met een goede bereikbaarheid en landschappelijke inpasbaarheid;
    3. 3. de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond, waarbij het principe geldt dat er voorkeur bestaat voor de plaatsing van één grote antenne boven meerdere kleine antennes;
    4. 4. aangetoond is dat er geen onevenredige schade wordt gedaan aan de veiligheid en de gezondheid;
    5. 5. er geen significante nadelige gevolgen ten aanzien van de instandhoudingsdoelstelling van de te beschermen waarden in de Speciale Beschermingszones optreden.

Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.18.;
  2. b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.19.;
  3. c. de bestemming 'Leiding - Gas' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.7. c;
  4. d. de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.7. c;
  5. e. de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.13.;
  6. f. de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.12. b en c;
  7. g. de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    1. 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.14. b en c.

Artikel 32 Overige Regels

32.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Buitengebied (D4000)

van de gemeente Dronten.

Behorend bij het besluit van raadsbesluit van 30 april 2015 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 oktober 2016.

Bijlage 1 Toetsingskader

Specifieke toetsingscriteria voor ontwikkeling en beheer van activiteiten

die binnen de bestemmingen zijn toegestaan

Bij de toetsing van activiteiten aan het plan, zal worden getoetst aan onder

meer de volgende specifieke en algemene criteria.

1. 1. Natura 2000-gebieden

De bouw van hoge obstakels, zoals antennemasten, zal niet worden toegestaan

binnen Natura2000-gebieden.

Bouwactiviteiten, gebruiksverruimingen, functieveranderingen en werken en werkzaamheden die, gebleken uit een onderzoek, mogelijk een storende invloed met significante gevolgen kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura2000-gebieden, zullen getoetst moeten worden aan de te beschermen waarden. De wijze van toetsing vindt plaats door toepassing van het afwegingskader van het betreffende Natura2000-gebied.

1. 2. Agrarisch gebruik

1. 2. 1 Bebouwing binnen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'

Binnen de op de verbeelding aangeduide bedrijfskavelsdient door toepassing van nadere eisen of afwijkingsregels een concentratie van de bebouwing, compactheid en een ruimtelijke samenhang te ontstaan.

Bij nieuwbouw dient gelet te worden op de relatie met het aanwezige bebouwingspatroon en de eventueel aanwezige landschappelijke, natuurlijke, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de bouwpercelen.

1. 2. 2 Tweede agrarische bedrijfswoning

Een tweede bedrijfswoning bij agrarische bedrijven kan na wijziging worden toegelaten, als dit als gevolg van de aard van de bedrijfsactiviteiten noodzakelijk is. Dit is het geval bij een bedrijfsomvang van minimaal 120 NGE en als de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf. Bij permanent toezicht gaat het om continue (dag en nacht) persoonlijk toezicht. Van een meermansbedrijf is sprake bij tenminste twee volwaardige arbeidskrachten.

Tevens zal er in deze gevallen worden getoetst aan de zekerheid omtrent de duurzaamheid van het toezicht en/of van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf. Dit kan het geval zijn als er sprake is van een redelijke verwachting dat het bedrijf zal worden voortgezet en/of uitgebreid.

1. 2. 3 Vergroting aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'

De afwijkingsmogelijkheden om de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' te vergroten zal alleen worden toegepast als:

  • er zicht is op langdurige vergroting van de productie-omvang als gevolg van schaalvergroting of een behoefte voortvloeiend uit de extensivering en/of verbreding van de bedrijfsactiviteiten;
  • binnen de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' moet geen ruimte meer zijn voor de benodigde uitbreiding;
  • bij de vergroting dient er bij voorkeur sprake te blijven van een rechthoekige aanduiding voor de bedrijfskavel met de diepte langer dan de breedte. In specifieke gevallen kan bijvoorbeeld vanwege de vorm van het landschap of natuurlijke obstakels in het landschap een rechthoekige aanduiding voor de bedrijfskavel niet haalbaar zijn;
  • deze uitbreiding uitsluitend binnen de aanduidingsgrenzen van het zoekgebied plaatsvindt.

Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf kan buiten de bedrijfskavel worden vergroot met de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied'. Bij deze verandering van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' moet in het bijzonder worden gelet op:

  • de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waaronder de verkavelingsrichting;
  • het aanleggen van nieuwe erfsingelbeplanting of kavelbeplanting in het fruitteeltgebied;
  • de relatie met het aanwezige bebouwingspatroon; en
  • de nabijheid van milieugevoelige functies.

Vanwege de mogelijke relatie met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm zal de waterbeheerder om advies worden gevraagd.

1. 2. 4 Nieuwe aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' voor agrarische bedrijven

  1. a. Wijziging van een perceel ten behoeve van nieuwe agrarische bedrijfskavels wordt, behoudens in of nabij archeologisch waardevolle gebieden, uitsluitend toegepast voor volwaardige agrarische bedrijven na functieverandering op bestaande bebouwde percelen met een niet-agrarische functie. Bij de toets of een agrarisch bedrijf volwaardig is, zal in ieder geval worden gelet op de volgende criteria:
    1. 1. de omvang van het te vestigen bedrijf dient zódanig te zijn dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er dient redelijke zekerheid te bestaan dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien (reëel bedrijf);
    2. 2. de aanvrager dient in hoofdberoep aan het bedrijf te zijn verbonden;
    3. 3. er dient een zodanige bedrijfsopzet te zijn dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf. Het leggen van een nieuwe bedrijfskavel ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering zal alleen bij uitzondering worden toegestaan. In eerste instantie moet de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf worden gezocht op vrijkomende agrarische bouwpercelen.
  2. b. Bij het creëren van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en de daarbij behorende zoekgebieden zal rekening worden gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen. Voorts moet de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken. Bij nieuwe bedrijfskavels zal in het bijzonder worden gelet op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de geleding van het landschap en moet er voldoende erfbeplanting worden aangebracht. Tevens moet worden gelet op de relatie met de landschappelijke hoofdstructuur, het aanwezige bebouwingspatroon en de nabijheid van milieugevoelige functies. Voorts zal het creëren van nieuwe agrarische bouwpercelen niet worden toegestaan binnen de toekomstige Ecologische Hoofdstructuur.

1. 3. Wonen

1. 3. 1 Hoofdgebouwen

  1. a. Bij verbouw en uitbreiding van (bestaande) hoofdgebouwen wordt gelet op de landschaps- en bebouwingsstructuur van de omgeving en een aansluiting op de aanwezige hoofdvorm van het pand zelf.
  2. b. Volledige herbouw van hoofdgebouwen dient in beginsel op de plek van het bestaande woonhuis plaats te vinden, tenzij de huidige situering belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd. Er kunnen in dat geval nadere eisen gesteld worden aan de situering van een hoofdgebouw op het perceel. Daarbij wordt rekening gehouden met aanwezige geluidszones, nabije (agrarische) bedrijvigheid, de landschappelijke inpassing en aansluiting bij de bebouwingsstructuur van de omgeving.

1. 3. 2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

De bouw van aan- en uitbouwen (een extra slaapkamer op de begane grond, bijkeuken, serre, e.d.) overkappingen en bijgebouwen (garage, berging, e.d.) moet, behalve aan de kwantitatieve bebouwingsregelingen, in ieder geval aan de hierna genoemde eisen voldoen.

Er moet een herkenbaar onderscheid bestaan tussen hoofdgebouwen enerzijds en bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen anderzijds. Dit onderscheid zal zich naast de afmetingen, onder meer kunnen manifesteren door een terugrooiing van de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen ten opzichte van de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan.

1.4 Nevenactiviteiten

De afwijkingsmogelijkheid om bij de uitoefening van een agrarisch bedrijf een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie of bij een niet-agrarisch bedrijf of een woonfunctie een nevenfunctie te vestigen kan worden toegelaten als in ieder geval wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • gebruik dat inbreuk maakt op het landschap zal niet of slechts onder voorwaarden voor wat betreft de inpassing in het landschap worden toegestaan. Er mag geen negatieve invloed op de kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur plaatsvinden;
  • het gebruik moet qua aard en schaal passen bij de specifieke kwaliteiten en de schaal van de omgeving, waarbij terughoudend om zal worden gegaan met reclame-uitingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen uitingen;
  • de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
  • het parkeren ten behoeve van het ander gebruik dient binnen de bedrijfskavel of het bestemmingsvlak op het eigen terrein plaats te vinden;
  • er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen plaatsvinden. Dit criterium is niet van toepassing als het gaat om het toelaten van (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
  • het gebruik dient bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden, met uitzondering van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, omdat bij deze bedrijven de bestaande bebouwing al voor het agrarisch bedrijf wordt gebruikt. Bij niet-agrarische bedrijven en woonfuncties geldt dat nieuwbouw uitsluitend plaats kan vinden indien wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing al ten behoeve van de hoofdfunctie (bedrijvigheid of wonen) wordt gebruikt;
  • er moet zijn voldaan aan de specifiek per gebruik gestelde criteria, zoals opgenomen in onderstaande tabel.
Activiteit Opmerkingen:
1.aard activiteit
2.relatie met kenmerken landelijk gebied
3.kleinschaligheid
4.belemmeringen
5.overige opmerkingen
Verkoop en ambachtelijke
bewerking en
verwerking van eigen,
streekeigen en
aanverwante agrarische
producten
1. Denk aan jam, sap, zuivel, wijn, brood e.d.
gemaakt van de agrarische producten geteeld in de nabije omgeving. (NB geen grote slachterij). Grootschalige productie hoort echter thuis op een bedrijventerrein. Daarnaast is enige detailhandel mogelijk.
2. Er is een relatie met het landelijk gebied. Een ligging nabij afzetgebieden (woonkern en recreatie) is gunstig. Nabij de EHS letten op mogelijke negatieve effecten vanwege verkeer.
3. Maximaal 500 m². Een verkoopruimte t.b.v. detailhandel in de eigen producten mag in totaal maximaal 200 m² beslaan.
4. Let op geuroverlast en eventueel geluid en
verkeersaantrekkende werking.
Agrarische dienstverlenende
bedrijvigheid
1. Loonbedrijven, toeleverings- en opslagbedrijven, veehandelsbedrijven. Bij bestaande agrarische bedrijven alleen kleinschalig en milieuhygiënisch en landschappelijk aanvaardbaar.
2. Relatie met agrarische bedrijven.
3. In gebouwen.
4. Let op (zwaar) verkeer.
5. Let ook op bosbouw machinerie.
(Bedrijfseigen) mest en/of organische
(bij)productvergisting
1. De mest en/of organische (bij)producten van het eigen bedrijf aangevuld met mest en/of organische (bij)producten van andere bedrijven, al dan niet in een samenwerkingsverband, mogen op de bedrijfskavel worden verwerkt en vergist.
2. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting mag maximaal 1000 m² bedragen, exclusief opslag.
Hoveniersbedrijven(0141) 1. Hoveniers die tuinen aanleggen, planten kweken en bijbehorend machinepark hebben, maar zich niet toeleggen op de detailhandel in tuinproducten.
2. Op zich is het deels een agrarisch bedrijf (bomen en plantenteelt) die tevens diensten levert. Een vestiging nabij het afzet gebied en/of goede bereikbaarheid ligt in de rede. Past op zich binnen landschappelijke verdichtingszones.
3. Binnen bestaande bedrijfskavel, waarbij voldoende parkeergelegenheid en manoeuvreerruimte op de bedrijfskavel behouden moet blijven. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4. Let op de verkeersaantrekkende werking, met name bij de EHS en stiltegebieden.
Dierenpension 1. Asiel voor “kleine dieren”.
Het agrarisch productiegebied kan als weide en uitlaatgebied worden gebruikt.
2. Activiteit met een “groen” gehalte. Een ligging nabij het verzorgingsgebied ligt in de rede. Vanwege geluid opletten bij situering nabij EHS en stiltegebieden. Bij EHS tevens letten op ammoniak.
3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied plaatsvinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4. Let op geluidsoverlast en verkeersaantrekkende werking.
Dierenarts 1. Dierenarts voor huisdieren en/of voor de “grotere dieren”.
2. Voor een agrarisch gebied kan de laatste een welkome aanvulling in het agrarische gebied betekenen. Een goede bereikbaarheid is wenselijk evenals bij huisdieren een ligging nabij het verzorgingsgebied. Vanwege de verkeersaantrekkende werking opletten bij situering nabij EHS.
3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied plaats vinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4. Bij (omvangrijke) stalling/huisvesting letten op geluidsoverlast.
Hondendressuur
(9133.1)
1. Het africhten van honden wordt vaak niet wenselijk geacht binnen een woongebied. Daarom wordt veelal uitgeweken naar een bedrijventerrein. Echter, situering in het landelijk gebied zou ook kunnen.
2. Met dressuur gaat doorgaans nogal wat geluid gepaard, hetgeen verstoring kan veroorzaken. Verder is nabijheid van het verzorgingsgebied gunstig.
3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied
plaatsvinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4. Let op geluidsoverlast en uitloop.
Woonzorgboerderijen, kinderdagverblijf 1. Het bieden van zorg aan een specifieke doelgroep die zorg behoeft. Het meehelpen op de boerderij maakt onderdeel uit van de behandeling en/of opvang.
2. De verkeersaantrekkende werking is mede afhankelijk van de soort zorg. De nabijheid van voorzieningen kan gewenst zijn. Er kan een verstorende werking van uit gaan door uitloop.
Daarom nadere aandacht hiervoor nabij de EHS.
3. Voor appartementen en bijbehorende kantine en eetgelegenheden wordt uitgegaan van 2.000 m². Afhankelijk van de soort opvang kan meer
ruimte nodig zijn. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4. Voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder. Voorts letten op de afvalwaterbehandeling.
5. Soms specifieke inpassing nodig.
Houtconservering, kurkwaren, riet- en
vlechtwerk
(2010.2,102)
1. Ambachtelijke hout-, kurk- en rietbewerking met weinig machines. Gedacht wordt aan een mandenvlechter of een maker van (rieten) stoelen e.d.
2. De activiteit kan aanvullend zijn ten opzichte van andere recreatieve activiteiten.
3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4 .Voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder.
5. Voorts letten op de afvalwaterbehandeling.
Educatief centrum
(803,804)
1. Educatie die gerelateerd is aan de landbouw en/of natuur. Uitbreiding met feesten en partijen is niet toegestaan.
2. Een locatie nabij het object van voorlichting ligt in de rede. Een goede bereikbaarheid is van belang. Verder kan het een aanvulling vormen in een meer recreatief gebied.
3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m².
4. Let op verkeersaantrekkende werking en mogelijke verstoring die van de activiteit kan uitgaan.
Kunst(atelier)/
galerie
1. Gedacht kan worden aan glas, keramiek, munten en sieraden.
2. Een ligging nabij afzetgebieden ligt in de rede. Er is sprake van een “kijk”-gehalte (recreatieve component).
3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m².
4. Let op milieuhygiënische aspecten.
Opslag en stalling van niet agrarische
producten, caravans,
aanhangwagens,
kampeerauto’s en
boten
1. Opslag van goederen die nog enigszins gerelateerd kunnen worden aan het landelijk gebied.
2. Vanwege vervoer kan het wenselijk zijn de opslag nabij een doorgaande weg of – bij boten en caravans - nabij recreatiegebieden te leggen.
3. Bij voortzetting van het agrarisch bedrijf is erfvergroting eerst aan de orde na opheffing van de opslag. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4. Opslag buiten is ontsierend.
5. Opletten dat een schuur voor agrarisch gebruik wordt aangevraagd terwijl de (bestaande) schuren voor opslag worden gebruikt en niet bedrijfseconomisch noodzakelijk zijn voor het agrarische bedrijf.
Kinderboerderij 1. Het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. De gelegenheid voor bezichtiging
staat voorop.
2. Ligging nabij het verzorgingsgebied ligt in de rede. Het kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Er kan een verkeersaantrekkende werking van uit gaan.
3. Bebouwing op de bedrijfskavel, geen bebouwing erbuiten. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m².
4. Let op (dier)hygiënische aspecten en verkeersaantrekkende werking.
Groepsaccommodatie 1. De tijdelijke huisvesting (van groepen toeristen, maar ook van seizoensarbeiders) van maximaal 50 personen met een daarbij passende keuken, eetgelegenheid en aantal slaapplaatsen (in de vorm van slaapzalen).
2. Gestreefd wordt naar een locatie nabij recreatieve en andere toeristische voorzieningen en recreatieve infrastructuur.
3. Bebouwing op de bedrijfskavel, geen bebouwing erbuiten. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4. Let op en verkeersaantrekkende werking.
Kamperen bij de boer 1. Het betreft het gelegenheid bieden aan maximaal 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar. Ook het “ecologisch” kamperen (kamperen gericht op wandelende en fietsende rustzoekers) valt hieronder.
2. De activiteit kan een aanvulling vormen op de andere recreatieve voorzieningen. Aansluiting bij het (landelijk) voet- en fietspadennet ligt in de rede. Het kampeerterrein moet aangelegd worden binnen de erfsingelbeplanting.
3. Ook in het agrarisch zoekgebied. De gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of (voormalig) bouwperceel bedragen.
4. Let op afvalverwijdering en was- en toiletgelegenheid. Was- en toiletgelegenheid moet binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden
5. Let op specifieke verordeningen.
Bed & breakfast 1. Het bieden van logies voor kort verblijf (tot 1 á 2 weken) voor een beperkt aantal personen tegelijk.
2. De activiteit kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Daarnaast zou kunnen worden aangesloten bij bestaande (winkel) voorzieningen. Een redelijke bereikbaarheid is wenselijk.
3. Bij een woonbestemming in het woonhuis of eventueel aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen. De grens met een forsere recreatieve voorziening ligt rond de 5 kamers (circa 10 gasten). De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen.
4. Let op mogelijke hinder vanuit de omgeving
(geur e.d.)
Theeschenkerij 1. De bedrijfsvloeroppervlakte van de theeschenkerij mag maximaal 100 m² bedragen. Er mogen geen buitenterrassen worden aangelegd.
2. Het kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Voor de activiteit is de aanloop van belang, om welke reden een redelijke bereikbaarheid wenselijk is.
5. Er kan een verkeersaantrekkende werking van uit gaan.
Outdoor/
sportactiviteiten
centrum
1.Locatie van waaruit buitensportactiviteiten worden georganiseerd en tevens opslag van artikelen ten behoeve van buitensportactiviteiten.
2.Ligging nabij gebieden waar buitensportactiviteiten kunnen plaatsvinden ligt in de rede.
3.Opslag van artikelen binnen gebouwen. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m².
4. Let op en verkeersaantrekkende werking.

1. 5. Gelijkwaardige bedrijvigheid

1.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

De afwijkingsmogelijkheid ten aanzien van naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, zal worden getoetst aan het volgende.

De in het plan vastgelegde bestaande bedrijven en maximale milieucategorieën zullen, in combinatie met de toepassing van de milieuwetgeving (bijvoorbeeld de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit) flexibel worden toegepast, in die zin dat naar de aard en invloed gelijk te stellen bedrijven en bedrijven in een hogere milieucategorie naar de aard en de invloed op de omgeving gelijkwaardig kunnen worden verklaard met bedrijven in een lagere milieucategorie, indien de voorschriften op grond van de milieuwetgeving (met name de milieuvergunning of de omgevingsvergunning voor een inrichting) de milieuhinder daarvoor voldoende beperken. Hierbij zal rekening worden gehouden met nieuwe milieuvriendelijker methoden en technieken.

1.5.2 Criteria

Tevens zal worden getoetst aan de volgende criteria:

  • het moet gaan om kleinschalige bedrijvigheid;
  • de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
  • er worden alleen bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegelaten en de naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee vergelijkbare bedrijven;
  • de bestaande infrastructuur moet berekend zijn op de nieuwe bedrijfsactiviteit. Bedrijven die zwaar verkeer of veel verkeer aantrekken, zullen in beginsel slechts aan wegen, die daarop zijn berekend, kunnen worden toegestaan;
  • de bedrijvigheid mag geen onevenredige overlast veroorzaken in de omgeving (bijvoorbeeld mogelijke verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast, stofhinder). De activiteit mag een verkeersaantrekkende werking van 1G (goederen) dan wel 2P (personen) hebben of daaraan gelijk te stellen zijn;
  • de nieuwe bedrijvigheid mag geen achteruitgang betekenen wat betreft natuur, landschap en milieu ten opzichte van een (voormalig) agrarisch bedrijf;
  • de aanwezige woonfunctie dient bij het bedrijf te worden gehandhaafd.

1. 6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

1. 6. 1 Algemeen

De beleidskeuze ten aanzien van de hoofdfuncties (landbouw, natuur en landschap) en de toegevoegde functies in het buitengebied heeft consequenties ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten die uit oogpunt van de verschillende functies worden ondernomen. Bij de toetsing hiervan is het "evenredigheidsbeginsel" van toepassing.

Dit houdt met name in dat bij de toetsing dient te worden beoordeeld of het positieve effect van de activiteit opweegt tegen de negatieve gevolgen voor de andere functies. Voor een aantal specifieke bestemmingen geldt aanvullend het volgende.

1. 6. 2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de bestemming “Agrarisch

  1. a. Toetsing zal plaatsvinden aan de hand van het volgende schema vanuit de vraag of er al dan niet sprake is van een onevenredige afbreuk aan landschap, bodem en/of natuur, en of de agrarische activiteit al dan niet kan worden toegestaan:
Gevolgen van de activiteit voor landschap of natuur Vrijwel afwezig Matig Groot
Nut van de agrarische activiteit
Gering Toestaan Niet toestaan, tenzij onder voorwaarden Niet toestaan
Redelijk groot Toestaan Toestaan Niet toestaan, tenzij onder voorwaarden
Groot Toestaan Toestaan Toestaan, mits compensatie
  1. b. Voor de toetsing van omgevingvergunningsplichtige activiteiten vanuit de toegevoegde functies (recreatie, infrastructuur, e.d.) geldt dat de activiteiten kunnen plaatsvinden wanneer geen of slechts marginale schade aan de basisfuncties (landbouw, natuur en landschap) wordt toegebracht. De toegevoegde functies zijn ondergeschikt aan de basisfuncties. Door het stellen van voorwaarden kan eventuele schade worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt. Voor toetsing van toegevoegde functies onderling, wordt uitgegaan van nevengeschiktheid. Bij toetsing van het begrip landschap gaat het met name om de openheid en de verkavelingsstructuur van het landelijk gebied. Bij het toestaan van activiteiten zal zoveel mogelijk aangesloten moeten worden bij bestaande landschappelijke elementen en/of boschages.

Het samenvoegen van kleinere percelen en/of het wijzigen van waterlopen zal worden getoetst aan de gevolgen voor het verkavelingspatroon. Hieraan mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.

Het planten van bomen en struiken zal worden getoetst aan de landschappelijke inpassing en de waarden van de structuurbepalende en individuele elementen. Aan die waarden, alsmede de bepalende overgang van het landschap naar de waardevolle elementen, mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.

1. 6. 3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden met betrekking tot laanbeplanting

Voor het verwijderen van laanbeplanting langs wegen vanwege het verstrijken van de levensduur van de beplanting, zal middels een ecologisch onderzoek aangetoond moeten worden, dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden c.q. ecologische betekenis van de laanbeplanting.

Blijkt uit het ecologisch onderzoek dat er een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, zal de verwijdering zoveel mogelijk worden afgestemd op het behoud van de ecologische waarden c.q. ecologische betekenis, bijvoorbeeld door het gefaseerd uitvoeren van de verwijdering, al dan niet in combinatie met een herplant van bomen.

1. 6. 4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de bestemming “Natuur

Voor toetsing van vergunningsplichtige activiteiten ten behoeve van een bepaalde functie wordt uitgegaan van het beginsel dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de natuur- en landschapsfunctie. Voor de in artikel 11.5.1 onder a tot en met c genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend, indien de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van natuurbeheer.

1. 6. 5 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologie 2”, "Waarde - Archeologie 3" en "Waarde - Archeologie 4"

Binnen de archeologisch waardevolle gebieden zal een omgevingsvergunning alléén worden verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waardevolle terreinen en elementen.

Een deskundige op het gebied van archeologie zal om advies worden gevraagd.

1. 7. Nuts- en buisleidingen

  1. a. Bij de aanleg van onder- en bovengrondse leidingen zullen zoveel mogelijk bestaande elementen en lijnen in het landschap worden gevolgd, teneinde de cultuurhistorische, archeologische en kenmerkende waarden van een gebied zoveel mogelijk te ontzien. Dit kan onder meer worden bereikt door leidingen en dergelijke zoveel mogelijk langs bestaande wegen en paden aan te leggen.
  2. b. Bij het toelaten en de situering van bouwwerken zal er op worden gelet dat geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen. Voorzover het gaat om het toestaan van risicogevoelige bouwwerken/objecten binnen de veiligheidszone, mag aan de veiligheid van personen en goederen geen afbreuk worden gedaan.

Binnen de belemmeringenstrook zal een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen worden verleend indien de belangen in verband met de betrokken leiding zich hier niet tegen verzetten. Alvorens een vergunning verleend kan worden, dient advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.

  1. c. Bij het aanleggen of het verleggen van nuts- en/of buisleidingen zal worden getoetst aan de veiligheid, de gevolgen voor het landschap, het reliëf en het agrarisch gebruik van de grond, de belemmeringen voor overige functies, de voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en uitbreiding van bedrijventerreinen, de effecten op landbouwkundige waarden in het agrarisch gebied en de mogelijke verstoring van telecommunicatie en radarontvangst door hoogspanningsleidingen. Tevens zal advies van de leidingbeheerder worden ingewonnen.

1. 8. Recreatie

1. 8. 1 Recreatief medegebruik

Het binnen de bestemmingen toegestaan recreatief medegebruik zal uitsluitend bestaan uit dagrecreatieve voorzieningen (picknickplaatsen, fiets-, vaar- en wandelroutes, kanosteigers, banken, e.d.). De aanleg hiervan dient geen onevenredige afbreuk te doen aan de agrarische, landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied. Het recreatief medegebruik mag niet bestaan in vormen van verblijfsrecreatie.

1. 9. Productiegebonden detailhandel

De afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van productiegebonden detailhandel van agrarische bedrijfs-/streekeigen producten (kaas, jam, melk, ijs, e.d.) of aan andere bedrijvigheid gebonden vormen van producten, welke ter plaatse worden bereid, verwerkt en/of toegepast, wordt uitsluitend verleend indien deze functie inherent is aan de bestemming. De functie zal vanuit de bestaande bebouwing moeten worden uitgeoefend, terwijl er verder van vormen van detailhandel wordt uitgegaan met een lokaal verzorgingsgebied.

Bij de afwijking voor productiegebonden detailhandel zal worden getoetst op de invloed op het winkelapparaat in de diverse kernen. Daaraan mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.

1. 10. Waterhuishouding

Bij activiteiten nabij hoofdwaterlossingen dient rekening te worden gehouden met de door het waterschap Zuiderzeeland aangegeven obstakelvrije zones uit de oever van een watergang, tenzij via overleg met het waterschap een andere regeling is overeengekomen.

1. 11. Paardrijbakken en tennisbanen

Een omgevingsvergunning voor paardrijbakken en tennisbanen, uitsluitend toegestaan ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, tenzij sprake is van een bedrijfsmatige paardenhouderij, zal uitsluitend verleend worden op of direct aansluitend aan een eigen erf bij een (bedrijfs) woning dan wel een agrarische bedrijfskavel. De paardrijbak en/of de tennisbaan moet landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar zijn. Daarbij dienen de bakken en/of banen zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg te worden gesitueerd.

Een paardrijbak en/of tennisbaan mag geen hinder (geur, geluid, licht en stof) veroorzaken voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m). Tevens is verlichting bij een paardrijbak en/of een tennisbaan niet toegestaan in kwetsbare agrarische gebieden dan wel in of nabij natuurgebieden.

1. 12. Wegverkeerslawaai

  1. a. De bouw of uitbreiding van geluidgevoelige gebouwen, dan wel functiewijziging van een niet-geluidgevoelig gebouw in een geluidgevoelig gebouw, zal binnen de geluidszone alleen kunnen worden toegepast als er akoestisch gezien geen ongunstiger situatie optreedt.
  2. b. Indien een nu niet zoneplichtige weg alsnog zoneplichtig wordt in de zin van de Wet geluidhinder of indien bij het aan- of verleggen van wegen dit noodzakelijk is, zal een aanduiding "geluidzone -weg" moeten worden gegeven.
  3. c. Als verkeersontwikkelingen op wegen binnen de planperiode aanleiding geven tot wijzigingen, zodanig dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of meer bedraagt, dan zal langs de betreffende weg(en) eveneens een aanduiding "geluidzone -weg" worden gelegd.
  4. d. Als verkeersontwikkelingen op wegen binnen de planperiode aanleiding geven tot vermindering van de verkeersintensiteit, kan de aanduiding "geluidzone - weg" ook (gedeeltelijk) worden verwijderd.

1. 13. Spoorweglawaai

De wijzigingsbevoegdheid om de contouren van de geluidszone te wijzigen kan worden toegepast, indien er vanwege een wijziging van de feitelijke inrichting van een spoorweg of een toe- of afname van het treinverkeer sprake is van een noodzakelijke verbreding of versmalling van de geluidszone.

1. 14. Wegen

  1. a. Een afwijking voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de daar voorkomende bestemming zal alleen kunnen worden verleend indien dit geen onevenredige afbreuk doet aan de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg.
  2. b. Ten behoeve van de aanleg of het verleggen, verbreden of versmallen c.q. opheffen van wegen, kan middels een hiervoor opgenomen wijzigingsbevoegdheid een nieuwe aanduiding “vrijwaringszone- weg” worden aangegeven dan wel worden verwijderd.
  3. c. Voorts kan, als uitvloeisel van een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Wegenverordening, de geluidszone op de verbeelding middels de hiervoor opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden verbreed of versmald. Ook met verleggingen, of andere veranderingen kan rekening worden gehouden.
  4. d. Bij het schrappen van de betreffende weg uit de Wegenverordening zal de wijzigingsbevoegdheid om de geluidszone van de verbeelding te verwijderen kunnen worden toegepast.

1. 15. Vrijwaringszone dijken

Een afwijking voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de daar voorkomende bestemming, zal alleen kunnen worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

Specifieke toetsingscriteria bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid

naar een andere bestemming

1. 16. Wijzigen naar natuur

De wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone dan wel in een natuurbestemming mag geen onevenredige afbreuk doen aan de agrarische bedrijfsvoering, de landschappelijk, de archeologisch en/of de cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Voor zover passend binnen de beheersdoelstellingen, zullen in gebieden waarin natuur- en landschapsontwikkeling plaatsvindt, de mogelijkheden voor extensief agrarische medegebruik gehandhaafd worden.

1. 17. Wijzigen naar andere functie

Hierbij kan worden gedacht aan drie situaties, namelijk:

  1. 1. de functiewijziging van een agrarische bedrijfskavel en het daarbijbehorende zoekgebied in verband met het beëindigen van het betreffende agrarische bedrijf;
  2. 2. wijziging van niet-agrarische functie naar agrarische bestemming, zie paragraaf 1.2.4. van deze bijlage.

Een functieverandering bij beëindiging van het agrarische bedrijf zal, nadat gebleken is dat vestiging van een agrarisch bedrijf niet mogelijk is, door middel van de volgende stappen worden beoordeeld:

  1. a. Eerst wordt nagegaan of een gebruik ten behoeve van een gebiedseigen functie mogelijk is, bijvoorbeeld als beheers- of bedrijfsgebouw voor de functies natuur of landschap, ofwel een agrarisch hulp- of neven bedrijf.
  2. b. Als geen gebiedseigen functie, een agrarisch hulp- of nevenbedrijf mogelijk is, dient de vrijkomende bebouwing vervolgens bij voorkeur te worden aangewend voor de bedrijfsfunctie. Deze functie dient te worden gehuisvest in de bestaande bebouwing, die aanwezig is op het moment dat de wijziging wordt toegepast. Daarbij zal primair onderzoek plaats moeten vinden naar de mogelijkheid van sanering van landschappelijk storende stallen of andere voormalige bedrijfsbebouwing. Binnen de functieverandering naar een bedrijfsfunctie moet sprake zijn van lichte vormen van bedrijvigheid, zoals opgenomen in Bijlage 2 onder de categorieen 1 en 2. Bij het toestaan van deze functies zijn de criteria genoemd in 1.5.2 van overeenkomstige toepassing.

Binnen de functieverandering naar een maatschappelijke functie moet sprake zijn van een zorgboerderij of een naar de aard daarmee gelijk te stellen instelling.

  1. c. De functieverandering, met name de wijziging naar “Wonen”, mag niet leiden tot onevenredige afbreuk van de (agrarische) bedrijfsfunctie in de nabijheid, in die zin dat naburige (agrarische) bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
  2. d. Bij de functieverandering wordt ernaar gestreefd het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen, alsmede de erfsingelbeplanting, als landschappelijke verschijningsvorm te handhaven. Bij verandering naar een woonfunctie, dan wel een toegelaten bedrijfsfunctie, wordt er tevens naar gestreefd alle met het wonen of het bedrijf verbonden functies zoveel mogelijk onder te brengen in het hoofdgebouw, dat is de voormalige bedrijfswoning, en de daarbijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen;
  3. e. Tot slot moet een functieverandering in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 14 van het bestaande Besluit externe veiligheid.

1. 18. Wijzigen naar wegen en paden

De algemene wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming "Verkeer" zal in hoofdzaak worden toegepast voor het aan- of verleggen van fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden.

Voor de aanleg van nieuwe bovenlokale wegen, alsmede de aanleg van eventuele rondwegen, zal een herzieningsprocedure worden gevolgd. Voor overige lokale wegen, zal dit per geval worden bekeken, afhankelijk van de inpasbaarheid in de uitgangspunten van het onderhavige bestemmingsplan en de juridisch-technische verwerkbaarheid daarin, met name als een deel van de nieuwe weg niet in het plangebied is gelegen. In ieder geval zal steeds worden gekeken naar de geluidsconsequenties.

1. 19. Water en kavelsloten

De algemene wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming "Water" zal kunnen worden toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van als zodanig bestemde waterlopen ten behoeve van waterberging, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a. Daarbij zal met name worden getoetst op de consequenties voor natuur- en landschap.

Als bij het vergroten van een erf of door een noodzakelijke landbouwkundige ingreep en/of het noodzakelijk verbeteren van de landbouwstructuur een kavelsloot niet kan worden gehandhaafd, mag deze na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid worden gedempt. Daarmee dient de aanduiding van de verbeelding te worden verwijderd. In een dergelijk geval kan het zijn dat de kavelsloot in de directe omgeving opnieuw wordt aangelegd middels het graven van een nieuwe kavelsloot, zodanig dat de afvoercapaciteit niet wordt gehinderd. Ook dit is met een wijzigingsbevoegdheid vastgelegd, waarbij dan de aanduiding op de verbeelding dient te worden aangebracht.

1. 20. Algemene toetsingscriteria

  • A. Rangorde:

ondergeschikte doeleinden mogen geen ernstige afbreuk doen aan bovengeschikte doeleinden. Onder- en nevengeschikte doeleinden mogen geen onevenredige afbreuk aan elkaar doen.

  • B. Bebouwingsbeeld:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht, samenhangend bebouwingsbeeld.

Bij afwijking van de maatvoeringseisen zal hierop worden gelet. Voorts moet in zijn algemeenheid verstening van het buitengebied zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit geldt met name in relatie tot toegevoegde functies.

  • C. Woonsituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

  • D. Verkeersveiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een verkeersveilige situatie.

  • E. Sociale veiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

  • F. Milieusituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.

  • G. Openbare nutsleidingen:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen. Dit dient, waar nodig, te resulteren in het aanhouden van het bebouwingsvrije afstand en met name voor hoofdtransportleidingen.

  • H. Gebruiksmogelijkheden:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

  • I. Landschappelijke waarden:

ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot-stand-brengen van de landschappelijke waarden van het buitengebied.

  • J. Natuurlijke waarden:

ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot-stand-brengen van de natuurlijke waarden van het buitengebied.

  • K. Cultuurhistorische waarden:

ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het herstel van de cultuurhistorische c.q. archeologische en cultuurhistorische waarden van het buitengebied.

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

SBI-code / Bedrijfs(sub)groep of activiteit

01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW

0141.1 hoveniersbedrijven

22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA

221 Uitgeverijen (kantoren)

2223 Grafische afwerking

223 Reproductiebedrijven opgenomen media

36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS

GENOEMD

36.1 Vervaardiging van meubels: meubelstoffeerderijen

45 BOUWNIJVERHEID

45.4 Afwerken van gebouwen: woningstoffeerderijen

50HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS

5020.4 Autobeklederijen

51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING

511 Handelsbemiddeling (kantoren)

52 DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN

527 Reparatie ten behoeve van particulieren (excl. auto's en motorfietsen)

61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT

61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)

63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER

6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)

633 Reisorganisaties

634 Expediteurs, cargadoors (kantoren)

64 POST EN TELECOMMUNICATIE

642 Telecommunicatiebedrijven

72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE

72 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus en dergelijke.

73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK

732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek

74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING

74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren

80 ONDERWIJS

8041 Rijscholen, zonder instructielokaal

93 OVERIGE DIENSTVERLENING

9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten

9303 Begrafenisondernemingen: kantoorruimte c.a. ten behoeve van uitvaartverzorging

9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd.

Bijlage 1 Ontwikkelingen En Tendensen In De Landbouw

Bijlage 1 Ontwikkelingen en tendensen in de landbouw

Bijlage 2 'Tracé Besluit Hanzelijn - Bepalingen' Alsmede De Paragraaf 4.5 'Externe Veiligheid' Uit De Algemene Toelichting Van Het Tracébesluit

Bijlage 2 'Tracé besluit Hanzelijn - Bepalingen' alsmede de paragraaf 4.5 'Externe veiligheid' uit de Algemene toelichting van het tracébesluit

Bijlage 3 Bestemmingsplan 'Buitengebied Dronten': Externe Veiligheidsberekening Hogedruk-aardgasleidingen. Toetsing Aan Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Revisie 01, 1 Maart 2013

Bijlage 3 Bestemmingsplan 'Buitengebied Dronten': Externe veiligheidsberekening hogedruk-aardgasleidingen. Toetsing aan Besluit externe veiligheid buisleidingen. Revisie 01, 1 maart 2013

Bijlage 4 Verantwoording Groepsrisico Bestemmingsplan Buitengebied (9100) Gemeente Dronten. Definitief, 8 Januari 2014

Bijlage 4 Verantwoording groepsrisico Bestemmingsplan Buitengebied (9100) Gemeente Dronten. Definitief, 8 januari 2014

Bijlage 5 Samenvatting Mer Bestemmingsplan Buitengebied Dronten. Gemeente Dronten. Definitief, 7 Maart 2013 (Arcadis)

Bijlage 5 Samenvatting MER bestemmingsplan Buitengebied Dronten. Gemeente Dronten. Definitief, 7 maart 2013 (Arcadis)

Bijlage 6 Inspraak- En Vooroverlegrapportage Bestemmingsplan "Buiten-gebied (9100)" - Voorontwerp En Mer. Afdeling Ruimtelijke En Economische Ontwikkeling. Versie: 10 December 2013

Bijlage 6 Inspraak- en vooroverlegrapportage Bestemmingsplan "Buiten-gebied (9100)" - Voorontwerp en MER. Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling. Versie: 10 december 2013

Bijlage 7 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 7 Reactienota zienswijzen