Dronten - Wisentweg 27 (D4002)
Bestemmingsplan - gemeente Dronten
Vastgesteld op 04-07-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Dronten - Wisentweg 27 (D4002) van de gemeente Dronten;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0303.D4002-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 (dag)recreatief medegebruik:
een (dag)recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.4 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, nader te onderscheiden in:
- 1. grondgebonden agrarisch bedrijf:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boom-, hout-, sier- en fruitteelt;
- b. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- c. boomteelt: de teelt van boomkwekerijgewassen;
- d. houtteelt: de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
- e. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- 2. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
- a. glastuinbouw op de wijze van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- b. intensieve kwekerij: de teelt in gebouwen van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, of dieren anders dan genoemd onder 3.;
- 3. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
1.9 agrarische bedrijfskavel:
een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, het agrarisch bedrijfsterrein, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;
1.10 agrarische bedrijfsvoering:
bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf;
1.11 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
- een bedrijf dat is gericht op het opslaan van producten, niet zijnde mest, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
- een bedrijf dat is gericht op de verwerking en bewerking van agrarische producten, niet zijnde mest;
- een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur (zoals loonbedrijven);
1.12 agrarisch perceel:
een kavel ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering begrensd door kavelsloten en/of tochten;
1.13 archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.14 bassin:
een voorziening voor de opslag van mest, water of andere vloeistoffen ten behoeve van agrarische activiteiten;
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale netto vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.18 bedrijfswoning:
een woning bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.19 bestaand:
ten aanzien van de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijgebouw:
een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen, gebouw;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.29 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:
een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 doelmatige bedrijfsvoering:
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correct wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen;
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;
1.34 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.35 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.36 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.38 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.39 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.40 kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;
1.41 mest- en/of organische (bij)productvergisting:
het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt. Dit methaangas wordt gebruikt om een warmte-kracht-koppeling installatie aan te drijven. Dit is een speciale motor die methaangas als brandstof heeft en die een generator aandrijft. De verkregen elektriciteit wordt gebruikt op het eigen bedrijf en geleverd aan het net;
1.42 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.43 netto vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van een ruimte;
1.44 normaal agrarisch gebruik:
het gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;
1.45 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.46 ondergeschikte tweede tak:
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;
1.47 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.48 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
1.49 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.50 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.51 risicogevoelig bouwwerk cq object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het (ontwerp-)Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.52 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
1.53 voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.54 voormalige agrarische bedrijfswoning:
een woning die bewoond mag worden door iemand die geen functionele binding met het nabijgelegen agrarisch bedrijf (bedrijf op hetzelfde erf/perceel) heeft;
1.55 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.56 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.57 zoekgebied:
het gebied voor de uitbreiding van het agrarische erf/bedrijfskavel;
1.58 zorgfunctie:
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;
2.7 de breedte van erfsingelbeplanting:
de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de erfsingel.
Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarische grondgebruik;
- b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
- c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
met daaraan ondergeschikt:
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waardevolle erfsingelbeplanting en kavelbeplanting met de daarbijbehorende erfsloten;
- e. het behoud van kavelsloten, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot;
- f. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. wegen en paden;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
- k. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
- l. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
- m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in 3.2.1 sub a in die zin dat binnen een agrarische bedrijfskavel tijdelijke woonunits en/of stacaravans ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten worden geplaatst, mits:
- 1. de tijdelijke woonunits en/of stacaravans noodzakelijk zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
- 2. er geen mobiele kampeermiddelen, zoals tenten, toercaravans of kampeerauto's worden geplaatst;
- 3. het aantal arbeidsmigranten dat in de tijdelijke woonunits en/of stacaravans wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 50 zal bedragen;
- 4. de tijdelijkheid van de plaatsing van de tijdelijke woonunits en/of stacaravans ten hoogste 3 maanden per jaar bedraagt binnen de periode van 1 april tot 1 november, waarbij na afloop van de termijn de situatie op de agrarische bedrijfskavel weer in de oude staat hersteld moet worden;
- 5. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van de "Beleidsvisie huisvesting studenten en tijdelijke arbeidsmigranten" (29 juni 2020);
- 6. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten;
- 7. de tijdelijke woonunits en/of stacaravans landschappelijk worden ingepast overeenkomstig de voor de overige bebouwing geldende inpassingsregels;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat gebouwen en overkappingen op minder dan 10,00 m vanaf de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, mits:
- 1. deze afwijking alleen wordt toegepast in situaties waar twee percelen zijdelings aan elkaar grenzen;
- 2. deze afwijking in die gevallen uitsluitend betrekking heeft op de zijde van de bedrijfskavel die grenst aan de naastgelegen bedrijfskavel;
- 3. de gebouwen worden gebouwd in het verlengde van bestaande gebouwen die al binnen de afstand van 10,00 m zijn gebouwd;
- 4. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 Toetsingskader onder 1.2.1;
- c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub k in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
- 1. deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
- 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 Toetsingskader onder 1.2.1;
- d. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat paardrijbakken en tennisbanen worden toegestaan, mits:
- 1. tevens de in lid 3.6 sub c bedoelde omgevingsvergunning is verleend;
- 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 Toetsingskader onder 1.11;
- e. het bepaalde in lid 3.2.2 sub c in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 Toetsingskader onder 1.2.1.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van:
- 1. agrarische dienstverlenende bedrijvigheid;
- 2. (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
- 3. verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten;
- 4. hoveniersactiviteiten;
- 5. een klein huisdierenpension;
- 6. een dierenarts;
- 7. hondendressuur;
- 8. woonzorgboerderijen/kinderdagverblijven;
- 9. houtconservering, kurkwaren, riet- en vlechtwerk;
- 10. een educatief centrum;
- 11. een (kunst)atelier/galerie;
- 12. opslag en stalling van niet-agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto's en boten;
- 13. een kinderboerderij;
- 14. een groepsaccommodatie;
- 15. kleinschalig kamperen;
- 16. bed and breakfast;
- 17. een theeschenkerij;
- 18. outdoor/sportactiviteiten centrum;
mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 Toetsingskader onder 1.4.;
- b. het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 3Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
- 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
- 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
- c. het bepaalde in lid 3.5 sub i in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 2Toetsingskader onder 1.11.;
- d. het bepaalde in lid 3.5 sub j in die zin dat bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:
- 1. de huisvesting uitsluitend per bedrijfskavel wordt aangewend voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van het op 27 september 2012 vastgestelde beleid "Ruimtelijke beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten, gemeente Dronten";
- 4. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde / middelhoge archeologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming Waarde - Archeologie 3' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;
- c. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit plan uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, serres over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, entreeportalen over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, veranda's over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de uitstalling, opslag, stand- of ligplaats van kampeerwagens, toer- of stacaravans en tenten, met uitzondering, tenzij is afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 3.6 sub a voor het toestaan van kleinschalig kamperen;
- b. het gebruik van gronden voor de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
- c. het gebruik van gronden voor het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
- d. het gebruik van gronden voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 geluidzone - weg
De als 'geluidzone - weg' aangeduide gronden aan weerszijden van wegen zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer.
8.2 luchtvaartverkeerzone
De als 'luchtvaartverkeerzone' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van de invlieghoogtes van het zweefvliegterrein en de luchthaven Lelystad.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, inhoudsmaten en afstandsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen Dronten 2016, of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplanDronten - Wisentweg 27 (D4002)
van de gemeente Dronten.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De eigenaar en gebruiker van het perceel Wisentweg 27 te Dronten, wil ten behoeve van de bestaande bedrijfsvoering twee nieuwe bedrijfsloodsen realiseren. De bedrijfsloodsen zullen dienen als bewaarplaats met koelcellen en krijgen een oppervlakte van circa 40 bij 40 en 40 bij 60 meter. Binnen het huidige agrarische zoekgebied is hiervoor geen ruimte, omdat mede in verband met aanwezigheid van kabels en leidingen een tussenruimte van 17,6 meter ten opzichte van beide te bouwen bedrijfsloodsen nodig is. De meest westelijke bedrijfshal komt hierdoor deels buiten het agrarisch zoekgebied te staan, waardoor de ontwikkeling in strijd is met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. De ontwikkeling van deze twee loodsen geldt als tweede fase van de uitbreiding op het bouwperceel. Eerder is als eerste fase al een bedrijfsloods gerealiseerd, die door middel van een uitgebreide WABO-omgevingsvergunningprocedure planologisch mogelijk is gemaakt.
Om de ontwikkeling toch juridisch-planologisch te kunnen regelen, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van Dronten, ten westen van de kern, aan de Wisentweg 27. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Rondom is voornamelijk sprake van agrarische gronden. Ten oosten, grenzend aan het plangebied, en ten zuidoosten, op circa 20 meter afstand tot het plangebied, is sprake van twee agrarische bedrijven.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied
1.3 Planologische Regeling
Bestemmingsplan Buitengebied (D4000)
Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)', dat is vastgesteld op 30 september 2015 en onherroepelijk geworden op 6 oktober 2016. Hierin is het gebied bestemd als 'Agrarisch'. De bestaande bedrijfskavel is daarnaast voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'. Daarnaast geldt deels de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' en geldt voor alle gronden buiten de bestaande bedrijfskavel de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie dieptecriterium 1m'. In een zone langs de weg geldt daarnaast de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'. Tot slot geldt voor alle gronden de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Buitengebied (D4000)
Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden bestemd voor het agrarisch grondgebruik. Uitsluitend akkerbouw is mogelijk en veeteelt is ter plaatse niet toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' is de uitoefening van het agrarisch bedrijf toegestaan. Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen, overkapping waaronder koelhuizen, bedrijfswoningen en de bijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen onder andere toegestaan. Een bedrijfsgebouw mag maximaal 15 meter hoog gebouwd worden met een goothoogte van 9 meter. De dakhelling moet tussen de 15 en 60 graden gebouwd worden. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen de grenzen van de bedrijfskavel gebouwd worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' mogen gebouwen worden gebouwd indien ter plaatse van de bedrijfskavel geen ruimte meer is om deze gebouwen te realiseren. Hierbij gelden dezelfde bouwregels als binnen de bedrijfskavel.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde/middelhoge archeologische waarden van de gronden. Hier geldt dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1,7 hectare een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden voordat de ontwikkeling gerealiseerd kan worden. Omdat daarnaast de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie dieptecriterium 1m' ook geldt, geldt deze regeling alleen voor ontwikkelingen die de bodem dieper dan 1 meter roeren.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding geluidzone- weg' zijn de gronden tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behoudens die welke op grond van de regels bij de daar voorkomende bestemmingen zijn toegelaten.
Tot slot geldt de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone'. Deze gronden zijn mede aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van de invlieghoogtes van het zweefvliegterrein en de luchthaven Lelystad. De maximum hoogte hiervoor bedraagt 150 meter.
Omgevingsvergunning Wisentweg 27 te Dronten
Op 3 juni 2019 is een omgevingsvergunning met uitgebreide procedure verleend met als projectgebied het gehele plangebied. Door middel van deze omgevingsvergunning is fase 1 van de uitbreiding van het agrarisch bedrijf aan de Wisentweg 27 mogelijk gemaakt. In deze fase is de realisatie van een nieuwe bedrijfsloods ten westen van de destijds bestaande bebouwing mogelijk gemaakt. Het ging om een loods van 40 bij 80 meter, met een bouwhoogte van 14 meter. In dit bestemmingsplan zal ook deze loods in de regeling worden meegenomen.
Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten
Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 16 februari 2017. Deze nieuwe regeling voorziet in een aanpassing van de bestemmings- of doeleindenomschrijving. Het gaat hierbij om bestemmingen waar de woonfunctie als 'het wonen' is omschreven. Dit begrip wordt vervangen door 'woningen' . Hier zijn woningen in principe weer bedoeld voor de vestiging van één huishouden.
Voorbereidingsbesluit geitenhouderijen
Op 29 januari 2019 is een voorbereidingsbesluit genomen ten aanzien van geitenhouderijen, waarbij nieuwvestiging van geitenhouderijen en uitbreiding van bestaand geitenhouderijen binnen 2 kilometer van een woonkern is verboden op basis van dit voorbereidingsbesluit.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en de ruimtelijke inpassing daarvan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het voor het project relevante, beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het project besproken. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een beknopte samenvatting en conclusie van de ruimtelijke onderbouwing weergegeven.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een omschrijving gegeven van de gewenste ontwikkeling binnen de context van de huidige situatie.
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
In de huidige situatie is aan de Wisentweg 27 Dronten reeds een landbouwbedrijf aanwezig. Er worden pootaardappelen, consumptieaardappelen, zaaiuien en winterwortelen geteeld en opgeslagen.
Ten behoeve van dit bedrijf zijn in de huidige situatie reeds vijf bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning op het perceel gevestigd. Het gaat hierbij om drie bewaarplaatsen voor aardappelen en uien en een werkruimte/machineberging. Tevens is in 2019 een vergunning verleend voor de bouw van een extra bedrijfsgebouw. Deze is ten westen van de bestaande bebouwing gerealiseerd en betreft eveneens een bewaarloods. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven met daarop de huidige situatie op het perceel. De bestaande bedrijfsgebouwen vullen de bedrijfskavel. De bestaande gebouwen zijn omringd door erfsingelbeplanting. In het plangebied zijn ten westen van de huidige bedrijfsbebouwing kabels en leidingen aanwezig, waardoor deze gronden niet bebouwd kunnen worden.
Het perceel is via een in- en uitrit aangesloten op de Wisentweg. Aan de voorzijde van het perceel is een watergang aanwezig, waar de uitrit met een duiker overheen loopt.
figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied
2.2 Nieuwe Situatie
Het voornemen is om in het plangebied, als onderdeel van fase 2 van de uitbreiding van het bedrijf, twee nieuwe bedrijfsloodsen te realiseren, die dienen als bewaarplaats voor de producten die het bedrijf produceert. De bedrijfsloodsen krijgen oppervlaktes van respectievelijk circa 40 bij 40 meter en circa 40 bij 60 meter. Het bedrijfsperceel krijgt hiermee een oppervlakte van 142 meter breed en 230 meter lang, inclusief alle verhardingen rondom de bebouwing.
De nieuwe bedrijfsloodsen worden ten noorden van de bestaande bedrijfsbebouwing en de reeds vergunde bedrijfshal gerealiseerd. Om een doorgang tussen de bestaande/vergunde bebouwing en de nieuwe bedrijfsloodsen open te laten, wordt een afstand van 7 meter tussen de gebouwen aan de noordzijde aangehouden. Deze locatie is, mede in verband met de logistiek, de meest ideale locatie om de bedrijfsloodsen te realiseren. De overschrijding van het agrarisch zoekgebied is minimaal, maar wel noodzakelijk door de aanwezigheid van kabels en leidingen waardoor een bebouwingsvrije zone gehandhaafd moet blijven.
Daarnaast wordt ten noorden van de nieuwe bedrijfsloodsen nog een verharding aangebracht over de gehele breedte van het perceel met een diepte van circa 25 meter. Hier zullen de compost opslag en de vaste mest opslag geplaatst worden. Deze verharding zal pas worden aangelegd zodra de twee bedrijfsloodsen gerealiseerd zijn. Op figuur 2.2 is de nieuwe inrichting van het plangebied weergegeven. In figuur 2.3 is specifiek ingezoomd op de gronden waar de nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden.
Ten noorden van de bedrijfsloodsen en de opslag van compost en mest wordt een erfsingel aangeplant. Hierachter wordt, ten behoeve van de afwatering van het perceel, een 4 meter brede sloot aangelegd.
In de huidige situatie is de capaciteit van de opslagmogelijkheden te beperkt gebleken. In 2019 was het nog nodig om 2.600 ton consumptie aardappelen, 2.800 ton uien en 4.000 ton winterwortelen bij derden op te slaan. Dit zijn hogere cijfers dan destijds konden worden opgeslagen op het eigen perceel. Omdat de huidige capaciteit van de huidige opslagmogelijkheden te beperkt is en, om de bedrijfsvoering goed voort te zetten zijn er nieuwe opslagruimtes op het perceel nodig.
Figuur 2.2 Inrichting plangebied in de nieuwe situatie
Figuur 2.3 Uitsluitend het noordelijke deel van het perceel in de nieuwe situatie
Landschappelijke inpassing
In de huidige situatie zijn zowel de bestaande bedrijfsgebouwen als de vorig jaar vergunde bedrijfshal voorzien van een goede landschappelijke inpassing doordat aan alle zijden erfsingelbeplanting is aangeplant. Ook in de voorgenomen situatie worden de bedrijfsgebouwen, inclusief de nieuwe bedrijfsloodsen, voorzien van een goede landschappelijke inpassing. Door aan de noord-, west- en oostzijde een nieuwe singel aan te planten van minimaal 6 meter breed bestaande uit kruid-, struik- en boomlaag, worden ook de nieuwe bedrijfsloodsen volledig omringd door een afschermende groensingel. Hiervoor is een plantenschema opgesteld, die reeds is ingediend bij het bevoegd gezag. De aan te planten erfsingel is eveneens weergegeven in figuur 2.2 en figuur 2.3. Hierbij wordt rekening gehouden met het 10 meter criterium, dat voorschrijft dat aan de zijkanten en achterkant van het perceel een bebouwingsvrije ruimte van 10 meter breed moet worden gehandhaafd. In deze bebouwingsvrije ruimte wordt tevens de erfsingel aangelegd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk staat een beschrijving van het voor het plangebied van toepassing zijnde beleid, dat een direct verband houdt met de gewenste ontwikkeling. Daarbij wordt ingegaan op rijks- provinciaal-, en gemeentelijk beleid. Wanneer van toepassing kan het overige beleid nadere uitgangspunten voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied opleveren.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR.
De beoogde ontwikkelingen in het plangebied raken geen van de nationale belangen en is daarmee niet in strijd met het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied. Onder stedelijke ontwikkelingen wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
De aanleg van twee bedrijfsloodsen bij een bestaand agrarisch bedrijf betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Flevoland - Flevolandstraks
De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld op 8 september 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities we hebben voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.
In de visie staan de belangrijkste onderwerpen en ambities voor de toekomst van Flevoland. In de Omgevingsvisie wordt onderscheid gemaakt in kernopgaven en strategische opgaven. Deze opgaven hebben een tijdshorizon van circa tien tot vijftien jaar.
De drie kernopgaven zijn: het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving), krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving) en ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving). De strategische opgaven zijn: regionale kracht, circulaire economie, landbouw: meerdere smaken.
Kernopgave: Het verhaal van Flevoland.
In deze opgave wil de provincie laten zien waar ze vandaan komen. In 2030 en verder wil Flevoland de kroon op de eeuwenlange Hollandse inpolderingstraditie zijn. Dan staat Flevoland wereldwijd bekend als een 20e-eeuws wederopbouwlandschap met herinneringen uit een verder verleden.
De provincie wil dit bereiken door mensen het lef te laten hebben om de kansen voor nieuwe ontwikkelingen te pakken; zoals transformatie in de landbouw en duurzame energie.
Kernopgave: Ruimte voor Initiatief
De provincie wil er zijn voor zijn inwoners en wil de krachten vanuit de samenleving dan ook benutten. Hiervoor bieden ze ruimte voor ondernemers en mensen die hun droom willen realiseren. Iedereen die wil bijdragen aan een duurzame toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd.
Strategische opgave: Circulaire Economie
Voor Flevoland ligt in de omschakeling naar een circulaire economie een kans. In een circulaire economie worden materialen eindeloos hergebruikt en zijn producten zoveel mogelijk gemaakt van hernieuwbaar materiaal. In 2030 en verder staat Flevoland bekend als de grondstoffenleverancier voor de circulaire economie. (Rest)stromen uit de landbouw, bedrijven en huishoudens worden geschikt gemaakt voor duurzaam (her)gebruik. Groene grondstoffen en gebruikte materialen worden zodanig bewerkt dat ze snel en gemakkelijk hun weg vinden naar bestaande en nieuwe afzetmarkten, in Flevoland, in Nederland en wereldwijd.
Strategische opgave: Landbouw: Meerdere Smaken
Flevoland is van oorsprong een landbouwprovincie. Ontwikkelingen in deze sector vragen een groot aanpassingsvermogen. In 2030 en verder staat Flevoland bekend om haar meerdere smaken in de agrosector, die door haar aanpassingsvermogen vernieuwingen en innovaties voortvarend en snel in praktijk brengt.
De ontstaansgeschiedenis van de polder is terug te vinden in de kwaliteiten. Flevoland is sterk in techniek, technologie en primaire productie, zoals pootaardappelen en biologische landbouw. Vanuit de lucht lijkt de landbouw in de provincie op elkaar, maar op het erf heeft elk bedrijf zijn eigen specialisatie, schaal en bedrijfsmodel. Er is veel variatie en deze neemt toe, van verwerking, energie, technologie tot stadslandbouw.
In dit geval wordt een bestaand landbouwbedrijf uitgebreid, waardoor schaalvergroting en efficiëntie optreden binnen het bedrijf. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.
Omgevingsprogramma Flevoland
In het Omgevingsprogramma Flevoland is ervoor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.
De provincie stelt in het omgevingsprogramma dat zij de vitaliteit van het landelijk gebied wil vergroten en de gebruiksmogelijkheden ervan meer wil afstemmen op de maatschappelijke behoeften. Ten aanzien van agrarische activiteiten is ook in Flevoland sprake van schaalvergroting en herstructurering van de landbouw. De provincie wil agrarische bedrijvigheid die zich in de eerste plaats richt op duurzame productie en verwerking van landbouwproducten optimale ontwikkelingskansen geven. Bovendien wil de provincie ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied om het economisch draagvlak te verbreden en deze te verweven met de bestaande landbouwfunctie. In de beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied zijn de voorwaarden en maatvoering concreter uitgewerkt. Verder moet er voldaan worden aan een goede ruimtelijke ordening, waaronder een landschappelijke inpassing en een goede verkeersafwikkeling.
De landbouw verandert in hoog tempo van een beschermde en ondersteunde sector naar een sector die moet concurreren op de wereldmarkt. Bedrijven reageren hierop met schaalvergroting, specialisatie, intensivering en een verschuiving van akkerbouw naar veehouderij. Ook zijn er bedrijven die oplossingen zoeken in verbreding van de bedrijfsvoering, zoals verwerking van agrarische producten, het telen van energie- of andere gewassen, mestvergisting, recreatie en toerisme. De provincie wil de agrarische sector in de verdere ontwikkeling faciliteren en ondersteunen. In een duurzame, vitale landbouwsector ontstaan er meer mogelijkheden voor de ontwikkeling van andere economische functies in het landelijk gebied.
De voorgenomen ontwikkeling betreft schaalvergroting van een bestaand agrarisch bedrijf. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met het gestelde in het omgevingsprogramma.
Beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008
De provinciale beleidsregel 'Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008' is van toepassing op perceelsgebonden ontwikkelingen in het agrarisch gebied. Het landelijk gebied van Flevoland heeft voor een groot deel een agrarische functie. Ontwikkelingen in de landbouwsector maken het wenselijk meer ruimte te bieden aan kleinschalige niet-agrarische of agrarisch aanverwante functies en vergroting van (voormalige) agrarische bouwpercelen, voor zover deze de bestaande activiteiten en functies niet hinderen, niet leiden tot verstedelijking van het landelijk gebied en landschappelijk, milieutechnisch en verkeerskundig goed worden ingepast. Daarbij dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw behouden te blijven of verder versterkt te worden.
De beleidsregel gaat in op erfvergroting. Vergroting is mogelijk onder enkele voorwaarden. De criteria van de beleidsregel komen vrijwel overeen met het beleidskader erfvergroting groter dan 2,5 hectare dat de gemeente als kaderstellend beleid hanteert. Bij het gemeentelijk beleid is het plan per criterium nader uitgewerkt.
De provincie heeft aangegeven dat het aspect duurzame verstedelijking en een goede landschappelijke inpassing specifiek aandacht verdienen in het bestemmingsplan. Het aspect duurzame verstedelijking is weergegeven bij het rijksbeleid. De landschappelijke inpassing is beschreven bij de planbeschrijving. Het plan voldoet aan de eisen die gesteld zijn aan het toetsingskader erfvergroting groter dan 2,5 hectare.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Dronten 2030
In het najaar van 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten een structuurvisie vastgesteld. Naast het richting geven aan de toekomstige ontwikkelingen in de gemeente Dronten is de structuurvisie vooral bedoeld om te enthousiasmeren, te verleiden en te inspireren en andere partijen aan te zetten tot initiatieven en investeringen. De structuurvisie is daarmee niet alleen een kader, maar ook een aanjager voor toekomstige ontwikkelingen. Zij moet niet alleen de gemeente, maar ook ondernemers, bewoners en andere overheden aanzetten tot initiatieven en acties. Het gaat er in de structuurvisie om dat niet alleen problemen benoemd worden en oplossingen aangedragen worden, maar vooral ook dat de ‘genius loci’ (het DNA) van de gemeente benoemd wordt en dat ingezet wordt op het behouden en verbeteren van die identiteit.
Dronten is van oudsher een agrarische gemeente en ook vandaag de dag is de landbouw nog altijd een zeer belangrijke pijler in de gemeente. Vooral de akkerbouw vormt een belangrijk onderdeel van de Drontense economie en bepaalt voor een groot deel het landschappelijk beeld van de gemeente. Het grootschalige open landschap heeft nog steeds een grotendeels agrarisch karakter en dat moet ook in de toekomst zo blijven. De landbouwsector en de innovatie die daarin plaatshebben moeten ook in 2030 in Europa nog steeds hoog aangeschreven staan.
Het grootschalige agrarische kerngebied draagt in sterke mate bij aan het imago en de voorbeeldfunctie van de gemeente op het gebied van duurzaamheid. De gemeente Dronten is al sinds 2007 CO²-neutraal, wat vooral een gevolg is van de aanwezigheid van windturbines in het agrarische kerngebied. In 2030 wil de gemeente klimaatneutraal worden.
Een belangrijke ontwikkeling die al enige tijd gaande is en die in de toekomst verder door zal zetten, is de schaalvergroting die noodzakelijk is om de bedrijfsvoering te laten renderen (het samenvoegen van land van meerdere bedrijven in één bedrijf). In de gemeente Dronten is voldoende ruimte voor deze schaalvergroting. In de “Economische Visie Dronten 2015 - Koersen op Karakter” (2010) is reeds ingezet op het verruimen van de mogelijkheden voor agrariërs. Dit geldt vooral voor de akkerbouw.
Beleidskader erfvergroting groter dan 2,5 hectare
Voor de uitbreiding van erfvergroting boven 2,5 hectare is een beleidskader opgesteld. Dit beleidskader is een zelfstandig onderdeel en valt buiten de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Het voorstel is om met maatwerk een erfvergroting van 2,5 hectare tot 3,5 hectare mogelijk te maken. Deze 3,5 hectare is een bruto maat. Netto blijft een oppervlakte van ongeveer 2,7 hectare over. Maatwerk betekent dat buiten de herziening om een beleidskader wordt gegeven met criteria waaraan getoetst moet worden. Op basis hiervan kan met een aparte ruimtelijke procedure (zoals dit bestemmingsplan) de ontwikkeling planologisch mogelijk worden gemaakt. Per criterium van het beleidskader is in relatie tot het initiatief hieronder een korte toelichting gegeven.
a. Ruimte binnen het huidige erf:
Binnen het bestaande erf moet geen ruimte meer zijn voor de benodigde uitbreiding. Het huidige bouwblok is efficiënt ingericht en geheel vol. Er is geen ruimte om de gewenste bedrijfsuitbreiding te realiseren. In het agrarisch zoekgebied rondom de kavel is nog wel ruimte. Hier worden de hallen dan ook gerealiseerd. Door de ligging van kabels en leidingen en het behoud van een doorgang naar het noorden toe, moet er minimaal 17,6 meter tussen de nieuwe bedrijfsloodsen vrij blijven. Hierdoor komt de bedrijfshal aan de westzijde iets buiten het agrarisch zoekgebied te staan.
b. Benutten vrijgekomen agrarisch erf:
De uitbreiding betreft een functie die aanvullend is op het huidige bedrijf. Het benutten van een vrijkomend agrarisch erf voor deze functie sluit niet aan op een goede bedrijfsvoering en is niet mogelijk in relatie tot de investeringen die noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van dit type bedrijf.
De uitbreiding betreft opslag ten behoeve van het huidige bedrijf. In de bedrijfsloodsen vindt opslag en koeling van de producten van het bedrijf plaats. Voor een goede bedrijfsvoering is het van belang dat dit op hetzelfde perceel plaatsvindt als waar de productie plaatsvindt. Bovendien is geen sprake van te koop aangeboden percelen in de directe omgeving.
c. De langdurige vergroting van de productieomvang:
Er moet sprake zijn van langdurige vergroting van de productieomvang en een aantoonbare noodzaak voor de bedrijfsvoering.
Het bedrijf in het plangebied is een modern landbouwbedrijf met een duidelijk toekomstperspectief. Momenteel heeft het bedrijf aan eigen/erfpacht en pachtgrond ruim 260 ha. Daarnaast huurt het bedrijf hetzelfde areaal. Ruim 500 ha wordt beteeld. Het toekomstperspectief is gericht op deze schaal grootte waarbij het bedrijf het van belang acht om daar een groot deel vanzelf te kunnen opslaan. Het oprichten van de nieuwe bedrijfsloodsen zorgt ervoor dat er meer productie opgeslagen kan worden, waardoor de productie omhoog kan. Dit zorgt voor de vergroting van de productieomvang. Momenteel worden er 2.700 kisten voor de opslag van winterwortelen bij gehuurd en wordt voor 3.200 ton opslag bij gehuurd voor consumptieaardappelen en zijn er 3.000 ton zaaiuien vervroegd afgezet bij gebrek aan bewaring. Het machinepark staat momenteel op vier adressen omdat er aan de Wisentweg 27 geen plaats voor is. Dit brengt forse huurkosten met zich mee. Met de uitbreiding van opslagloodsen aan de Wistenweg 27 wordt dit meer gecentreerd en dalen de huurkosten.
d. Grondgebonden bedrijfsvoering:
Er moet sprake zijn van grondgebonden bedrijfsvoering. Bij een grondgebonden agrarisch bedrijf mag een intensieve tak met een bedrijfsvloeroppervlak van 3.500 m2 worden toegevoegd. Voor dit bedrijf geldt dat er zowel in de huidige als in de nieuwe situatie sprake is van een grondgebonden agrarisch bedrijf.
Op dit moment zit de oppervlakte productiegrond op een dusdanig hoog niveau dat er veel opslaglocaties moeten worden bij gehuurd. De productie zal dan ook niet toenemen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Het uitgangspunt is om de huidige productieomvang meer centraal te kunnen opslaan, waarvoor de nieuwe loodsen worden gerealiseerd.
e en f: Interne verkeersstromen en parkeren:
In de nieuwe situatie is rekening gehouden met voldoende ruimte op eigen terrein om te manoeuvreren met landbouwmaterieel en vrachtwagens. Op de verharding langs de bedrijfsbebouwing is voldoende ruimte om te parkeren.
g. Toereikendheid inftrastructuur:
De ontsluiting van het perceel is goed geregeld. Het perceel sluit aan de zuidzijde aan op de Wisentweg, via deze weg is de kern van Dronten en het hoofdwegennet te bereiken. Dit is uitgebreid beschreven in paragraaf 2.2 onder het kopje 'verkeer en parkeren'.
h. Nachtelijke lichtuitstraling:
Nachtelijke lichtuitstraling moet zoveel mogelijk worden beperkt. Voor de nieuwe gebouwen is geen sprake van relevante nachtelijke lichtuitstraling.
i en j. Vorm en inrichtingsprincipe erf:
De vorm van het agrarisch bouwperceel moet passen in het landschap. De vorm van het erf moet rechthoekig zijn met een diepte die groter is dan de breedte. Tussen de bebouwing en de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 10 meter afstand worden gehouden waarin een erfsingelbeplanting met een breedte van ten minste 6 meter wordt aangeplant.
Het perceel volgt in de huidige en nieuwe situatie de verkavelingsrichting in het landschap. Het perceel wordt circa 135 meter breed en 210 meter diep. In de voorgestelde inrichting (zie hoofdstuk 2) is rekening gehouden met de 10 meter zone en een erfsingel van 6 meter breed inclusief inheemse soorten; kruid-, struik- en boomlaag, in één rechte lijn. Voor de samenstelling van deze singel worden de uitgangspunten van de gemeente gevolgd. Hiermee wordt aan voorgenoemde voorwaarden voldaan.
k. Dialoog met omgeving:
Bij erfvergroting is de dialoog met de omgeving is belangrijk. Om te waarborgen dat dit gebeurt kan gekozen worden uit enkele 'participatiemaatregelen'. De initiatiefnemer is met omwonenden (naaste buren) in gesprek gegaan en heeft zijn plannen toegelicht aan de hand van inrichtingstekeningen. Daarnaast hebben belanghebbenden de mogelijkheid om te reageren tijdens de ruimtelijke procedure die voor de voorgenomen ontwikkeling wordt gevoerd. Daarmee is voldoende participatie uitgevoerd.
Archeologie beleid gemeente Dronten
In 2009 is het Archeologiebeleid voor de gemeente Dronten vastgesteld. De uitgangspunten die hierin naar voren komen zijn opgenomen in het bestemmingsplan voor het buitengebied. Bij de omgevingsaspecten zijn de hier benoemde waarden en de mogelijke consequentie voor het plan verder uitgewerkt.
Welstandsnota gemeente Dronten
Het welstandstoezicht is het sluitstuk van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente. Als schakel in een keten van ruimtelijke plannen is het welstandstoezicht in hoge mate afhankelijk van de kwaliteit van andere ruimtelijke plannen zoals structuurvisies, bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en beeldkwaliteitsplannen.
De gemeente heeft zelf de mogelijkheid te bepalen aan welke welstandscriteria een bouwplan dient te voldoen. In de welstandsnota wordt per deelgebied aangegeven aan welke welstandscriteria een bouwplan dient te voldoen. Ook zijn in deze nota zogenaamde sneltoetscriteria opgenomen voor veel voorkomende kleine bouwwerken.
Het initiatief is voorgelegd aan de welstandscommissie. Het plan is beoordeeld op grond van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht en de criteria zoals vermeld in het betreffende welstandsgebied van de gemeente. De commissie heeft geconcludeerd dat het plan in dit stadium van de planontwikkeling voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Conclusie:
Het gemeentelijk beleid staat positief tegenover verdere ontwikkeling van het agrarisch gebied. Het initiatief voldoet aan de beleidsregel erfvergroting groter dan 2,5 hectare. Hiermee voldoet het project aan de belangrijkste uitgangspunten ten aanzien van het ruimtelijk beleidskader voor het buitengebied.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Voor het project is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en op andere sectorale regelgeving.
4.1 Geluid
Toetsingskader
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorverkeer en industrie. Indien en binnen een geluidzone een geluidgevoelige functie gerealiseerd wordt, dient getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.
Toetsing
Met de ontwikkeling van de van de bedrijfsloodsen wordt geen geluidgevoelig object ontwikkeld. Daarom hoeft geen toetsing aan de Wet geluidhinder plaats te vinden en vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoering van het project.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijk ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Met de ontwikkeling van de bedrijfsloodsen dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van milieugevoelige functies in de omgeving. Hiervoor dient getoetst te worden aan de richtafstanden conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Conform de richtafstanden geldt voor het bedrijf in het plangebied de milieucategorie 2, met een richtafstand van 30 meter. Binnen deze richtafstand is geen sprake van milieuhindergevoelige objecten. Bovendien breidt het perceel zich niet uit in de richting van nabijgelegen zuidoostelijke bedrijfswoningen, waardoor de situatie aangaande deze bedrijfswoningen niet verslechterd. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarom geen belemmering voor dit project.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie.
Toetsing
Binnen het plangebied wordt twee bedrijfsloodsen gerealiseerd. Deze loodsen dienen puur ter opslag van de producten. Er zullen niet voor meer dan twee uur per dag mensen in de loodsen aanwezig zijn. Om die reden betreft het gebouw geen bodemgevoelig object en is bodemonderzoek niet noodzakelijk. Er is gezien de huidige agrarische bestemming ook geen reden om aan te nemen dat de bodem ter plaatse niet geschikt zou zijn voor deze ontwikkeling.
4.4 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit project geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Ketelmeer & Vossemeer. Dit Natura 2000-gebied ligt op circa 7,77 kilometer afstand tot het plangebied. Binnen het plangebied is in de huidige situatie al het bedrijf aanwezig, waarvoor de bedrijfsloods gaat dienen. Gezien de aard en omvang van het verschil tussen de huidige situatie en de voorgenomen situatie zijn significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie ook uitgesloten. Dit is berekend in de stikstofberekening die is opgenomen in bijlage 1. Er is geen sprake van een significante depositie. Het bestemmingsplan is daarom uitvoerbaar in het kader van de Wnb.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de nieuwe Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.
Om uit te wijzen of sprake is van beschermde soorten waar bij de uitvoering van dit project rekening mee gehouden moet worden, is in het kader van de in 2019 vergunde bedrijfsloods een ecologische quickscan op het perceel uitgevoerd (bijlage 2). Hieruit is naar voren gekomen dat het voorkomen van en effecten op vleermuizen en vogels kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in Provincie Flevoland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten. Naar aanleiding hiervan kan worden aangenomen dat deze conclusies ook van toepassing zijn op de naastgelegen gronden waar de nieuwe bedrijfsloodsen worden gerealiseerd. Dit betreffen dezelfde soort gronden.
Op grond van deze analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; het voornemen nieuwe bedrijfsloodsen te realiseren ten noorden van de bestaande bedrijfsbebouwing aan de Wisentweg 27 te Dronten is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
4.5 Water
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, wateroverlast, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit. Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening.
Wet- en regelgeving en beleid
De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is hier opgenomen.
KRW
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen. Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw(WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Waterwet
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.
Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het gebiedseigen water wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke ordening (Wro). Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Belangrijke ambities hierin zijn het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water
biedt te benutten. Nederland voldoet met dit plan aan de Europese eisen beschreven in de KRW, de Richtlijn Overstromingsrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS), het plan geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland
Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema water en ruimte. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.
Toetsing
De ontwikkeling is digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Zuiderzeeland. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 3. Het waterschap adviseert vanuit de digitale watertoets de normale procedure. Dit betekent dat het plan invloed heeft op de waterhuishouding. In overleg met het waterschap is daarop deze waterparagraaf opgesteld.
Thema Voldoende water
Wateroverlast
Streefbeeld
Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.
Uitgangspunt wateroverlast
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor projecten geldt het principe 'waterneutraal bouwen' als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat, wanneer het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om de piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door de aanleg van een waterberging of een infiltratievoorziening. De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013. Bij de hantering van de bergingsnorm (onderdeel van beleidsregel compensatie toename verharding en versnelde afvoer) gaat het om het benodigde oppervlak open water op de hoogte van het streefpeil.
De voorgenomen loodsen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 4.000 m2. Daaromheen wordt oppervlakteverharding aangebracht van circa 3.000 m2 door middel van toepassing van stelconplaten. De toegenomen verhardingsoppervlakte bedraagt daarmee 7.000 m2. Als gevolg hiervan zal circa 800 m2 aan compensatie moeten worden uitgevoerd.
Omdat het bebouwd perceel van het bedrijf wordt uitgebreid, wordt in de nieuwe situatie een watergang rondom het perceel aangelegd. Deze watergang is tevens ingetekend op figuur 2.2. Na realisatie hiervan (en na de afronding van de erfvergroting) ontstaat een extra wateroppervlakte van 440 m² ten opzichte van de huidige situatie. Hiermee wordt voldoende extra wateroppervlakte gecreëerd om te voorzien in de watercompensatie voor het eerste deel van de ontwikkelingen op het perceel. Om ook te voorzien in de watercompensatie voor de aanleg van de nieuwe loodsen wordt de achterste sloot 4 meter breder gemaakt. Hierdoor ontstaat 864 m3 aan extra water, en wordt in de compensatie voorzien. Langs de watergang zal voldoende ruimte blijven voor onderhoud.
Anticiperen op watertekort
Streefbeeld
Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.
Ten behoeve van de planontwikkeling is geen bronnering van grondwater noodzakelijk. Er wordt in dit plan geen gebruik gemaakt van bodemenergie ofwel warmte, koude opslag. Tot slot zal bij deze planontwikkeling geen grondwater worden onttrokken ten behoeve van beregening, veedrenking of bedrijfsmatige toepassingen.
Thema schoon water
Goed omgaan met afvalwater
Streefbeeld
Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.
Uitgangspunten
In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'. Verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron.
Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.
Het verdient de voorkeur om bij de inrichting van nieuwe terreinen preventieve maatregelen te nemen die onkruidbestrijding met behulp van chemische bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk voorkomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding uitsluitend volgens wettelijke gebruiksvoorschriften en met wettelijk verplichte DOB-methode wordt toegepast. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt met als resultaat dat er minder verontreinigingen naar het oppervlaktewater afstromen.
In het bestemmingsplan kunnen geen regels worden opgenomen ten aanzien van preventieve maatregelen voor onkruidbestrijding. Hier zal in de gebruiksfase rekening mee worden gehouden.
Wat betreft de verwerking van afvalwater is voor het perceel in januari 2022 een pop3 subsidie toegewezen. De emissie houdt het volgende in:
- het kistenwassen gebeurd in een gesloten systeem, waarbij het waswater wordt hergebruikt en op die manier niet wordt geloosd op het oppervlaktewater;
- het reinigen van machines gebeurd in een ingerichte wasplaats, waarbij het waswater wordt gescheiden in normaal waswater dat in een bassin wordt opgevangen en verontreinigd waswater dat wordt verwerkt via phytobac. Dit houdt in dat het verontreinigd water wordt opgevangen in een buffervat die het vervolgens gedoseerd loost in de phytobac. De phytobac verdampt het water en breekt de gewasbeschermingsmiddelen af.
Bedrijfsbreed betekent dit dat er geen verontreinigd afvalwater geloosd wordt.
Hemelwater
In tegenstelling tot huishoudelijk of bedrijfsafvalwater is het niet nodig om schoon hemelwater naar een centrale waterzuivering af te voeren. Het regenwater afkomstig van schone oppervlakken kan worden geïnfiltreerd of direct afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.
Onder schoon hemelwater wordt verstaan:
- Hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit lager dan 1000 voertuigen per dag;
- Hemelwater vanaf parkeerplaatsen met minder dan 50 plaatsen;
- Hemelwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem; schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
- Hemelwater van onverhard terrein;
- Hemelwater van centrumgebieden (met uitzondering van marktterreinen).
Hemelwater zal via een regenpijpsysteem rechtstreeks vanaf de nieuwe bedrijfsloods op de nieuwe watergang rondom het perceel worden afgevoerd. Het voornemen bestaat om in de toekomst hemelwater op te vangen en te gebruiken voor gewasbesproeiing. Bij de realisering van de bedrijfsloods wordt geen gebruik gemaakt van uitloogbare materialen, waardoor het hemelwater als schoon water op de watergang wordt afgevoerd.
Veiligheid
In het plangebied is geen sprake van (regionale) waterkeringen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het plangebied ligt ook niet buitendijks. Er zijn daarom geen maatregelen ten aanzien van het thema veiligheid van toepassing.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate'(NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een project valt onder meer in deze categorie wanneer aannemelijk is dat het project de 3 % grens niet overschrijdt.
Toetsing
Het project betreft de realisatie van twee bedrijfsloodsen ten behoeve van de bestaande bedrijfsvoering op het perceel. Het is niet aannemelijk dat als gevolg hiervan een significante groei van de verkeersbewegingen zal ontstaan. Dit is eveneens beschreven onder het kopje 'Verkeer en parkeren' in paragraaf 2.2. Het voornemen zal daarom als 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
4.7 Archeologie
Toetsingskader
In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Toetsing
De gemeente Dronten heeft eigen archeologisch beleid. Dit beleid is vertaald in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. Op basis hiervan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen voor de gronden waar de bedrijfsloodsen wordt gerealiseerd. Conform de regeling van deze dubbelbestemming is bij ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 1,7 hectare een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Daarnaast geldt de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie dieptecriterium 1m'. Hiermee wordt geregeld dat de eerder genoemde grenswaarde alleen geldt voor ontwikkelingen die niet dieper dan 1 meter onder het maaiveld worden geboord.
De bedrijfsloodsen krijgen een oppervlakte van circa 6.000 m². Daarmee wordt ruimschoots onder de grenswaarde van de archeologische dubbelbestemming en is dus geen onderzoek noodzakelijk.
4.8 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Toetsing
In het buitengebied van Dronten, ter plaatse van het plangebied is sprake van verschillende cultuurhistorische elementen die waardevol zijn voor Dronten. Het gaat hierbij om de lineaire structuur van het landschap, het verkavelingspatroon met rechthoekige bedrijfskavels en de kenmerkende erfsingelbeplanting.
In de uitvoering van dit project wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische elementen ter plaatse van het plangebied. Zo is een beplantingsplan (bijlage 1 bij de regels) opgesteld voor het realiseren van een kenmerkende erfsingel, wordt de kavel weliswaar vergroot maar behoudt deze zijn rechthoekige structuur en wordt de lineaire structuur van het landschap niet aangetast. Daarmee is het project in overeenstemming met de relevante cultuurhistorische elementen. Cultuurhistorie vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheren van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (CRNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
De bedrijfsloodsen die binnen het plangebied gerealiseerd wordt betreft geen risicogevoelig object. Daarnaast is deze bedrijfsloodsen tevens geen risicovolle inrichting. Er is overigens ook geen sprake van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die invloed hebben op ontwikkelingen in het plangebied. Nader onderzoek naar de externe veiligheid is daarom niet noodzakelijk.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
In het plangebied liggen centraal in noord-zuidrichting meerdere kabels. Dit betreffen stroomkabels richting het trafohuisje achter op het perceel. Hier wordt rekening mee gehouden door een bebouwingsvrije strook aan te houden ter plaatse van de kabels. Dit zorgt tevens voor een doorgang van de voorzijde naar de achterzijde van het perceel. Voor het overige is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden.
Verder geldt een luchtvaartverkeerzone ter plaatse van het plangebied. Op basis van de regeling behorend bij deze zone is het niet toegestaan om hoger dan 150 meter te bouwen. Hier wordt ruimschoots onder gebleven bij de voorgenomen ontwikkeling.
4.11 Verkeer En Parkeren
In de toekomstige situatie worden twee extra bedrijfsloodsen ten behoeve van het bestaande agrarische bedrijf gerealiseerd. De bedrijfsloodsen krijgen een gezamenlijke oppervlakte van circa 4.000 m2 en worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van opslag van de producten (aardappelen en uien).
Omdat het bedrijf in de huidige situatie al in het plangebied aanwezig is, vinden de verkeersbewegingen ten behoeve van de opslag in de huidige situatie ook al plaats op dit perceel. Nu is het echter zo, dat de opslag van producten, waarvoor geen capaciteit op het perceel Wisentweg 27 aanwezig is, plaatsvindt bij derden op andere locaties. In de voorgenomen situatie zal deze opslag geheel plaatsvinden op het eigen perceel. Daardoor zal het aantal verkeersbewegingen dalen en afgewikkeld worden over de Wisentweg.
Ten aanzien van parkeren kan, gezien de omvang en de ruime inrichting van het perceel, worden gesteld dat hier voldoende ruimte voor is op eigen erf. Ook in de huidige situatie wordt het parkeren al geheel op eigen erf voorzien.
Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het gebied goed is omdat gebruik kan worden gemaakt van de bestaande infrastructuur. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Toetsing
Onderhavige ontwikkeling betreft een perceelsgebonden ontwikkeling die niet is opgenomen in de lijsten C en D van het Besluit Mer. Daarmee kan op voorhand worden gesteld dat een mer-beoordeling niet noodzakelijk is.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van een bestemming. Het juridisch systeem en de gelegde bestemmingen en aanduidingen worden in dit hoofdstuk beschreven en toegelicht.
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Agrarisch
De bestemming Agrarisch is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. Dezelfde regeling is van toepassing in het plangebied, met dien verstande dat de bedrijfskavel is uitgebreid, passend bij de voorgenomen uitbreiding van het agrarisch bedrijfsperceel. Daarbij is geen zoekgebied rondom het bedrijfsperceel opgenomen, omdat met dit plan al wordt voorzien in de maximale uitbreiding van het agrarisch bedrijf. Binnen de bestemming 'Agrarisch' gelden de volgende functieaanduidingen:
- specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel;
- specifieke vorm van waarde - archeologie dieptecriterium 1m;
- specifieke vorm van water - kavelsloot.
Voor een uitgebreide toelichting op de bestemmingsregels van de bestemming 'Agrarisch' wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)', vastgesteld op 30 september 2015 en onherroepelijk geworden op 6 oktober 2016, van de gemeente Dronten.
Waarde - Archeologie 4
Ook de regeling van de archeologische dubbelbestemming is overgenomen uit het geldende plan. Dit houdt in dat de regels zijn afgestemd op de Archeologische beleidskaart. Voor ruimtelijke ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 1,7 hectare is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Geluidzone - weg
Binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - weg' zijn gronden aan weerszijden van wegen tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer.
Luchtvaartverkeerzone
Binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' zijn de gronden tevens aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van de invlieghoogtes van het zweefvliegterrein en de luchthaven Lelystad. Op basis van deze regeling mag niet hoger dan 150 meter worden gebouwd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Participatie
Voorafgaand aan de planprocedure hebben de initiatiefnemers de omwonenden middels een brief geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling. Deze brief was vergezeld van een tekening waarop de ontwikkeling zichtbaar is gemaakt. Deze brief, inclusief ondertekening van omwonenden ter bevestiging van het hebben gelezen van de brief, is vervolgens overhandigd ter informatie aan de gemeente.
Inspraak en overleg
Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, is op basis van de Inspraakverordening van de gemeente inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Tevens is het plan in deze periode aangeboden aan overlegpartners.
De provincie heeft in reactie laten weten aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen op het bestemmingsplan.
Het waterschap Zuiderzeeland heeft daarentegen wel een vooroverlegreactie ingediend. Hierin vraagt het waterschap op de waterparagraaf in dit bestemmingsplan aan te passen door een aantal zaken hierin toe te voegen. Hier is gehoor aan gegeven en de aangepaste waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 4.5.
Voor het overige zijn geen reacties binnen gekomen.
Zienswijzen
Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Hiervan is geen gebruik gemaakt. Er zijn tijdens deze periode geen zienswijzen ontvangen.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens op 4 juni 2023 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Financiële haalbaarheid
Deze ruimtelijke onderbouwing vormt het toetsingskader voor de realisatie van twee bedrijfsloodsen bij een bestaand agrarisch bedrijf. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt over voldoende financiële middelen te beschikken om deze ontwikkeling te realiseren. Hierdoor is het plan financieel haalbaar.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanneer sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor de vaststelling van het planologisch besluit moet duidelijk zijn op welke wijze potentiële kosten zullen worden verhaald.
Met dit project is sprake van een bouwplan en is daarom de grondexploitatieregeling van toepassing. In dit geval wordt een anterieure overeenkomst afgesloten waarmee het kostenverhaal voldoende verzekerd is. Hierin wordt ook een planschade afwentelingsovereenkomst meegenomen. Bovendien worden door de gemeente de gebruikelijke leges conform de legesverordening geheven.
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 2 Toetsingskader
Specifieke toetsingscriteria voor ontwikkeling en beheer van activiteiten
die binnen de bestemmingen zijn toegestaan
Bij de toetsing van activiteiten aan het plan, zal worden getoetst aan onder
meer de volgende specifieke en algemene criteria.
1. 1. Natura 2000-gebieden
De bouw van hoge obstakels, zoals antennemasten, zal niet worden toegestaan
binnen Natura2000-gebieden.
Bouwactiviteiten, gebruiksverruimingen, functieveranderingen en werken en werkzaamheden die, gebleken uit een onderzoek, mogelijk een storende invloed met significante gevolgen kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura2000-gebieden, zullen getoetst moeten worden aan de te beschermen waarden. De wijze van toetsing vindt plaats door toepassing van het afwegingskader van het betreffende Natura2000-gebied.
1. 2. Agrarisch gebruik
1. 2. 1 Bebouwing binnen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'
Binnen de op de verbeelding aangeduide bedrijfskavelsdient door toepassing van nadere eisen of afwijkingsregels een concentratie van de bebouwing, compactheid en een ruimtelijke samenhang te ontstaan.
Bij nieuwbouw dient gelet te worden op de relatie met het aanwezige bebouwingspatroon en de eventueel aanwezige landschappelijke, natuurlijke, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de bouwpercelen.
1. 2. 2 Tweede agrarische bedrijfswoning
Een tweede bedrijfswoning bij agrarische bedrijven kan na wijziging worden toegelaten, als dit als gevolg van de aard van de bedrijfsactiviteiten noodzakelijk is. Dit is het geval bij een bedrijfsomvang van minimaal 120 NGE en als de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf. Bij permanent toezicht gaat het om continue (dag en nacht) persoonlijk toezicht. Van een meermansbedrijf is sprake bij tenminste twee volwaardige arbeidskrachten.
Tevens zal er in deze gevallen worden getoetst aan de zekerheid omtrent de duurzaamheid van het toezicht en/of van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf. Dit kan het geval zijn als er sprake is van een redelijke verwachting dat het bedrijf zal worden voortgezet en/of uitgebreid.
1. 2. 3 Vergroting aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'
De afwijkingsmogelijkheden om de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' te vergroten zal alleen worden toegepast als:
- er zicht is op langdurige vergroting van de productie-omvang als gevolg van schaalvergroting of een behoefte voortvloeiend uit de extensivering en/of verbreding van de bedrijfsactiviteiten;
- binnen de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' moet geen ruimte meer zijn voor de benodigde uitbreiding;
- bij de vergroting dient er bij voorkeur sprake te blijven van een rechthoekige aanduiding voor de bedrijfskavel met de diepte langer dan de breedte. In specifieke gevallen kan bijvoorbeeld vanwege de vorm van het landschap of natuurlijke obstakels in het landschap een rechthoekige aanduiding voor de bedrijfskavel niet haalbaar zijn;
- deze uitbreiding uitsluitend binnen de aanduidingsgrenzen van het zoekgebied plaatsvindt.
Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf kan buiten de bedrijfskavel worden vergroot met de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied'. Bij deze verandering van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' moet in het bijzonder worden gelet op:
- de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waaronder de verkavelingsrichting;
- het aanleggen van nieuwe erfsingelbeplanting of kavelbeplanting in het fruitteeltgebied;
- de relatie met het aanwezige bebouwingspatroon; en
- de nabijheid van milieugevoelige functies.
Vanwege de mogelijke relatie met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm zal de waterbeheerder om advies worden gevraagd.
1. 2. 4 Nieuwe aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' voor agrarische bedrijven
- a. Wijziging van een perceel ten behoeve van nieuwe agrarische bedrijfskavels wordt, behoudens in of nabij archeologisch waardevolle gebieden, uitsluitend toegepast voor volwaardige agrarische bedrijven na functieverandering op bestaande bebouwde percelen met een niet-agrarische functie. Bij de toets of een agrarisch bedrijf volwaardig is, zal in ieder geval worden gelet op de volgende criteria:
- 1. de omvang van het te vestigen bedrijf dient zódanig te zijn dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er dient redelijke zekerheid te bestaan dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien (reëel bedrijf);
- 2. de aanvrager dient in hoofdberoep aan het bedrijf te zijn verbonden;
- 3. er dient een zodanige bedrijfsopzet te zijn dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf. Het leggen van een nieuwe bedrijfskavel ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering zal alleen bij uitzondering worden toegestaan. In eerste instantie moet de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf worden gezocht op vrijkomende agrarische bouwpercelen.
- b. Bij het creëren van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en de daarbij behorende zoekgebieden zal rekening worden gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen. Voorts moet de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken. Bij nieuwe bedrijfskavels zal in het bijzonder worden gelet op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de geleding van het landschap en moet er voldoende erfbeplanting worden aangebracht. Tevens moet worden gelet op de relatie met de landschappelijke hoofdstructuur, het aanwezige bebouwingspatroon en de nabijheid van milieugevoelige functies. Voorts zal het creëren van nieuwe agrarische bouwpercelen niet worden toegestaan binnen de toekomstige Ecologische Hoofdstructuur.
1. 3. Wonen
1. 3. 1 Hoofdgebouwen
- a. Bij verbouw en uitbreiding van (bestaande) hoofdgebouwen wordt gelet op de landschaps- en bebouwingsstructuur van de omgeving en een aansluiting op de aanwezige hoofdvorm van het pand zelf.
- b. Volledige herbouw van hoofdgebouwen dient in beginsel op de plek van het bestaande woonhuis plaats te vinden, tenzij de huidige situering belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd. Er kunnen in dat geval nadere eisen gesteld worden aan de situering van een hoofdgebouw op het perceel. Daarbij wordt rekening gehouden met aanwezige geluidszones, nabije (agrarische) bedrijvigheid, de landschappelijke inpassing en aansluiting bij de bebouwingsstructuur van de omgeving.
1. 3. 2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
De bouw van aan- en uitbouwen (een extra slaapkamer op de begane grond, bijkeuken, serre, e.d.) overkappingen en bijgebouwen (garage, berging, e.d.) moet, behalve aan de kwantitatieve bebouwingsregelingen, in ieder geval aan de hierna genoemde eisen voldoen.
Er moet een herkenbaar onderscheid bestaan tussen hoofdgebouwen enerzijds en bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen anderzijds. Dit onderscheid zal zich naast de afmetingen, onder meer kunnen manifesteren door een terugrooiing van de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen ten opzichte van de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan.
1.4 Nevenactiviteiten
De afwijkingsmogelijkheid om bij de uitoefening van een agrarisch bedrijf een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie of bij een niet-agrarisch bedrijf of een woonfunctie een nevenfunctie te vestigen kan worden toegelaten als in ieder geval wordt voldaan aan de volgende criteria:
- gebruik dat inbreuk maakt op het landschap zal niet of slechts onder voorwaarden voor wat betreft de inpassing in het landschap worden toegestaan. Er mag geen negatieve invloed op de kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur plaatsvinden;
- het gebruik moet qua aard en schaal passen bij de specifieke kwaliteiten en de schaal van de omgeving, waarbij terughoudend om zal worden gegaan met reclame-uitingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen uitingen;
- de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
- het parkeren ten behoeve van het ander gebruik dient binnen de bedrijfskavel of het bestemmingsvlak op het eigen terrein plaats te vinden;
- er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen plaatsvinden. Dit criterium is niet van toepassing als het gaat om het toelaten van (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
- het gebruik dient bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden, met uitzondering van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, omdat bij deze bedrijven de bestaande bebouwing al voor het agrarisch bedrijf wordt gebruikt. Bij niet-agrarische bedrijven en woonfuncties geldt dat nieuwbouw uitsluitend plaats kan vinden indien wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing al ten behoeve van de hoofdfunctie (bedrijvigheid of wonen) wordt gebruikt;
- er moet zijn voldaan aan de specifiek per gebruik gestelde criteria, zoals opgenomen in onderstaande tabel.
Activiteit | Opmerkingen: 1.aard activiteit 2.relatie met kenmerken landelijk gebied 3.kleinschaligheid 4.belemmeringen 5.overige opmerkingen | |||||||||||||
Verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten | 1. Denk aan jam, sap, zuivel, wijn, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld in de nabije omgeving. (NB geen grote slachterij). Grootschalige productie hoort echter thuis op een bedrijventerrein. Daarnaast is enige detailhandel mogelijk. 2. Er is een relatie met het landelijk gebied. Een ligging nabij afzetgebieden (woonkern en recreatie) is gunstig. Nabij de EHS letten op mogelijke negatieve effecten vanwege verkeer. 3. Maximaal 500 m². Een verkoopruimte t.b.v. detailhandel in de eigen producten mag in totaal maximaal 200 m² beslaan. 4. Let op geuroverlast en eventueel geluid en verkeersaantrekkende werking. | |||||||||||||
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid | 1. Loonbedrijven, toeleverings- en opslagbedrijven, veehandelsbedrijven. Bij bestaande agrarische bedrijven alleen kleinschalig en milieuhygiënisch en landschappelijk aanvaardbaar. 2. Relatie met agrarische bedrijven. 3. In gebouwen. 4. Let op (zwaar) verkeer. 5. Let ook op bosbouw machinerie. | |||||||||||||
(Bedrijfseigen) mest en/of organische (bij)productvergisting | 1. De mest en/of organische (bij)producten van het eigen bedrijf aangevuld met mest en/of organische (bij)producten van andere bedrijven, al dan niet in een samenwerkingsverband, mogen op de bedrijfskavel worden verwerkt en vergist. 2. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting mag maximaal 1000 m² bedragen, exclusief opslag. | |||||||||||||
Hoveniersbedrijven(0141) | 1. Hoveniers die tuinen aanleggen, planten kweken en bijbehorend machinepark hebben, maar zich niet toeleggen op de detailhandel in tuinproducten. 2. Op zich is het deels een agrarisch bedrijf (bomen en plantenteelt) die tevens diensten levert. Een vestiging nabij het afzet gebied en/of goede bereikbaarheid ligt in de rede. Past op zich binnen landschappelijke verdichtingszones. 3. Binnen bestaande bedrijfskavel, waarbij voldoende parkeergelegenheid en manoeuvreerruimte op de bedrijfskavel behouden moet blijven. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op de verkeersaantrekkende werking, met name bij de EHS en stiltegebieden. | |||||||||||||
Dierenpension | 1. Asiel voor “kleine dieren”. Het agrarisch productiegebied kan als weide en uitlaatgebied worden gebruikt. 2. Activiteit met een “groen” gehalte. Een ligging nabij het verzorgingsgebied ligt in de rede. Vanwege geluid opletten bij situering nabij EHS en stiltegebieden. Bij EHS tevens letten op ammoniak. 3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied plaatsvinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op geluidsoverlast en verkeersaantrekkende werking. | |||||||||||||
Dierenarts | 1. Dierenarts voor huisdieren en/of voor de “grotere dieren”. 2. Voor een agrarisch gebied kan de laatste een welkome aanvulling in het agrarische gebied betekenen. Een goede bereikbaarheid is wenselijk evenals bij huisdieren een ligging nabij het verzorgingsgebied. Vanwege de verkeersaantrekkende werking opletten bij situering nabij EHS. 3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied plaats vinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Bij (omvangrijke) stalling/huisvesting letten op geluidsoverlast. | |||||||||||||
Hondendressuur (9133.1) | 1. Het africhten van honden wordt vaak niet wenselijk geacht binnen een woongebied. Daarom wordt veelal uitgeweken naar een bedrijventerrein. Echter, situering in het landelijk gebied zou ook kunnen. 2. Met dressuur gaat doorgaans nogal wat geluid gepaard, hetgeen verstoring kan veroorzaken. Verder is nabijheid van het verzorgingsgebied gunstig. 3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied plaatsvinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op geluidsoverlast en uitloop. | |||||||||||||
Woonzorgboerderijen, kinderdagverblijf | 1. Het bieden van zorg aan een specifieke doelgroep die zorg behoeft. Het meehelpen op de boerderij maakt onderdeel uit van de behandeling en/of opvang. 2. De verkeersaantrekkende werking is mede afhankelijk van de soort zorg. De nabijheid van voorzieningen kan gewenst zijn. Er kan een verstorende werking van uit gaan door uitloop. Daarom nadere aandacht hiervoor nabij de EHS. 3. Voor appartementen en bijbehorende kantine en eetgelegenheden wordt uitgegaan van 2.000 m². Afhankelijk van de soort opvang kan meer ruimte nodig zijn. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder. Voorts letten op de afvalwaterbehandeling. 5. Soms specifieke inpassing nodig. | |||||||||||||
Houtconservering, kurkwaren, riet- en vlechtwerk (2010.2,102) | 1. Ambachtelijke hout-, kurk- en rietbewerking met weinig machines. Gedacht wordt aan een mandenvlechter of een maker van (rieten) stoelen e.d. 2. De activiteit kan aanvullend zijn ten opzichte van andere recreatieve activiteiten. 3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4 .Voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder. 5. Voorts letten op de afvalwaterbehandeling. | |||||||||||||
Educatief centrum (803,804) | 1. Educatie die gerelateerd is aan de landbouw en/of natuur. Uitbreiding met feesten en partijen is niet toegestaan. 2. Een locatie nabij het object van voorlichting ligt in de rede. Een goede bereikbaarheid is van belang. Verder kan het een aanvulling vormen in een meer recreatief gebied. 3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m². 4. Let op verkeersaantrekkende werking en mogelijke verstoring die van de activiteit kan uitgaan. | |||||||||||||
Kunst(atelier)/ galerie | 1. Gedacht kan worden aan glas, keramiek, munten en sieraden. 2. Een ligging nabij afzetgebieden ligt in de rede. Er is sprake van een “kijk”-gehalte (recreatieve component). 3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m². 4. Let op milieuhygiënische aspecten. | |||||||||||||
Opslag en stalling van niet agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto’s en boten | 1. Opslag van goederen die nog enigszins gerelateerd kunnen worden aan het landelijk gebied. 2. Vanwege vervoer kan het wenselijk zijn de opslag nabij een doorgaande weg of – bij boten en caravans - nabij recreatiegebieden te leggen. 3. Bij voortzetting van het agrarisch bedrijf is erfvergroting eerst aan de orde na opheffing van de opslag. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Opslag buiten is ontsierend. 5. Opletten dat een schuur voor agrarisch gebruik wordt aangevraagd terwijl de (bestaande) schuren voor opslag worden gebruikt en niet bedrijfseconomisch noodzakelijk zijn voor het agrarische bedrijf. | |||||||||||||
Kinderboerderij | 1. Het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. De gelegenheid voor bezichtiging staat voorop. 2. Ligging nabij het verzorgingsgebied ligt in de rede. Het kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Er kan een verkeersaantrekkende werking van uit gaan. 3. Bebouwing op de bedrijfskavel, geen bebouwing erbuiten. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m². 4. Let op (dier)hygiënische aspecten en verkeersaantrekkende werking. | |||||||||||||
Groepsaccommodatie | 1. De tijdelijke huisvesting (van groepen toeristen, maar ook van seizoensarbeiders) van maximaal 50 personen met een daarbij passende keuken, eetgelegenheid en aantal slaapplaatsen (in de vorm van slaapzalen). 2. Gestreefd wordt naar een locatie nabij recreatieve en andere toeristische voorzieningen en recreatieve infrastructuur. 3. Bebouwing op de bedrijfskavel, geen bebouwing erbuiten. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op en verkeersaantrekkende werking. | |||||||||||||
Kamperen bij de boer | 1. Het betreft het gelegenheid bieden aan maximaal 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar. Ook het “ecologisch” kamperen (kamperen gericht op wandelende en fietsende rustzoekers) valt hieronder. 2. De activiteit kan een aanvulling vormen op de andere recreatieve voorzieningen. Aansluiting bij het (landelijk) voet- en fietspadennet ligt in de rede. Het kampeerterrein moet aangelegd worden binnen de erfsingelbeplanting. 3. Ook in het agrarisch zoekgebied. De gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of (voormalig) bouwperceel bedragen. 4. Let op afvalverwijdering en was- en toiletgelegenheid. Was- en toiletgelegenheid moet binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden 5. Let op specifieke verordeningen. | |||||||||||||
Bed & breakfast | 1. Het bieden van logies voor kort verblijf (tot 1 á 2 weken) voor een beperkt aantal personen tegelijk. 2. De activiteit kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Daarnaast zou kunnen worden aangesloten bij bestaande (winkel) voorzieningen. Een redelijke bereikbaarheid is wenselijk. 3. Bij een woonbestemming in het woonhuis of eventueel aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen. De grens met een forsere recreatieve voorziening ligt rond de 5 kamers (circa 10 gasten). De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op mogelijke hinder vanuit de omgeving (geur e.d.) | |||||||||||||
Theeschenkerij | 1. De bedrijfsvloeroppervlakte van de theeschenkerij mag maximaal 100 m² bedragen. Er mogen geen buitenterrassen worden aangelegd. 2. Het kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Voor de activiteit is de aanloop van belang, om welke reden een redelijke bereikbaarheid wenselijk is. 5. Er kan een verkeersaantrekkende werking van uit gaan. | |||||||||||||
Outdoor/ sportactiviteiten centrum | 1.Locatie van waaruit buitensportactiviteiten worden georganiseerd en tevens opslag van artikelen ten behoeve van buitensportactiviteiten. 2.Ligging nabij gebieden waar buitensportactiviteiten kunnen plaatsvinden ligt in de rede. 3.Opslag van artikelen binnen gebouwen. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m². 4. Let op en verkeersaantrekkende werking. |
1. 5. Gelijkwaardige bedrijvigheid
1.5.1 Afwijkingsbevoegdheid
De afwijkingsmogelijkheid ten aanzien van naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, zal worden getoetst aan het volgende.
De in het plan vastgelegde bestaande bedrijven en maximale milieucategorieën zullen, in combinatie met de toepassing van de milieuwetgeving (bijvoorbeeld de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit) flexibel worden toegepast, in die zin dat naar de aard en invloed gelijk te stellen bedrijven en bedrijven in een hogere milieucategorie naar de aard en de invloed op de omgeving gelijkwaardig kunnen worden verklaard met bedrijven in een lagere milieucategorie, indien de voorschriften op grond van de milieuwetgeving (met name de milieuvergunning of de omgevingsvergunning voor een inrichting) de milieuhinder daarvoor voldoende beperken. Hierbij zal rekening worden gehouden met nieuwe milieuvriendelijker methoden en technieken.
1.5.2 Criteria
Tevens zal worden getoetst aan de volgende criteria:
- het moet gaan om kleinschalige bedrijvigheid;
- de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
- er worden alleen bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegelaten en de naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee vergelijkbare bedrijven;
- de bestaande infrastructuur moet berekend zijn op de nieuwe bedrijfsactiviteit. Bedrijven die zwaar verkeer of veel verkeer aantrekken, zullen in beginsel slechts aan wegen, die daarop zijn berekend, kunnen worden toegestaan;
- de bedrijvigheid mag geen onevenredige overlast veroorzaken in de omgeving (bijvoorbeeld mogelijke verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast, stofhinder). De activiteit mag een verkeersaantrekkende werking van 1G (goederen) dan wel 2P (personen) hebben of daaraan gelijk te stellen zijn;
- de nieuwe bedrijvigheid mag geen achteruitgang betekenen wat betreft natuur, landschap en milieu ten opzichte van een (voormalig) agrarisch bedrijf;
- de aanwezige woonfunctie dient bij het bedrijf te worden gehandhaafd.
1. 6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
1. 6. 1 Algemeen
De beleidskeuze ten aanzien van de hoofdfuncties (landbouw, natuur en landschap) en de toegevoegde functies in het buitengebied heeft consequenties ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten die uit oogpunt van de verschillende functies worden ondernomen. Bij de toetsing hiervan is het "evenredigheidsbeginsel" van toepassing.
Dit houdt met name in dat bij de toetsing dient te worden beoordeeld of het positieve effect van de activiteit opweegt tegen de negatieve gevolgen voor de andere functies. Voor een aantal specifieke bestemmingen geldt aanvullend het volgende.
1. 6. 2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de bestemming 'Agrarisch'
Toetsing zal plaatsvinden aan de hand van het volgende schema vanuit de vraag of er al dan niet sprake is van een onevenredige afbreuk aan landschap, bodem en/of natuur, en of de agrarische activiteit al dan niet kan worden toegestaan:
Gevolgen van de activiteit voor landschap of natuur | Vrijwel afwezig | Matig | Groot | ||
Nut van de agrarische activiteit | |||||
Gering | Toestaan | Niet toestaan, tenzij onder voorwaarden | Niet toestaan | ||
Redelijk groot | Toestaan | Toestaan | Niet toestaan, tenzij onder voorwaarden | ||
Groot | Toestaan | Toestaan | Toestaan, mits compensatie |
- a. Voor de toetsing van omgevingvergunningsplichtige activiteiten vanuit de toegevoegde functies (recreatie, infrastructuur, e.d.) geldt dat de activiteiten kunnen plaatsvinden wanneer geen of slechts marginale schade aan de basisfuncties (landbouw, natuur en landschap) wordt toegebracht. De toegevoegde functies zijn ondergeschikt aan de basisfuncties. Door het stellen van voorwaarden kan eventuele schade worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt. Voor toetsing van toegevoegde functies onderling, wordt uitgegaan van nevengeschiktheid. Bij toetsing van het begrip landschap gaat het met name om de openheid en de verkavelingsstructuur van het landelijk gebied. Bij het toestaan van activiteiten zal zoveel mogelijk aangesloten moeten worden bij bestaande landschappelijke elementen en/of bosschages.
Het samenvoegen van kleinere percelen en/of het wijzigen van waterlopen zal worden getoetst aan de gevolgen voor het verkavelingspatroon. Hieraan mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.
Het planten van bomen en struiken zal worden getoetst aan de landschappelijke inpassing en de waarden van de structuurbepalende en individuele elementen. Aan die waarden, alsmede de bepalende overgang van het landschap naar de waardevolle elementen, mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.
1. 6. 3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden met betrekking tot laanbeplanting
Voor het verwijderen van laanbeplanting langs wegen vanwege het verstrijken van de levensduur van de beplanting, zal middels een ecologisch onderzoek aangetoond moeten worden, dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden c.q. ecologische betekenis van de laanbeplanting.
Blijkt uit het ecologisch onderzoek dat er een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, zal de verwijdering zoveel mogelijk worden afgestemd op het behoud van de ecologische waarden c.q. ecologische betekenis, bijvoorbeeld door het gefaseerd uitvoeren van de verwijdering, al dan niet in combinatie met een herplant van bomen.
1. 6. 5 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'
Binnen de archeologisch waardevolle gebieden zal een omgevingsvergunning alléén worden verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waardevolle terreinen en elementen.
Een deskundige op het gebied van archeologie zal om advies worden gevraagd.
1. 7. Nuts- en buisleidingen
- A. Bij de aanleg van onder- en bovengrondse leidingen zullen zoveel mogelijk bestaande elementen en lijnen in het landschap worden gevolgd, teneinde de cultuurhistorische, archeologische en kenmerkende waarden van een gebied zoveel mogelijk te ontzien. Dit kan onder meer worden bereikt door leidingen en dergelijke zoveel mogelijk langs bestaande wegen en paden aan te leggen.
- B. Bij het toelaten en de situering van bouwwerken zal er op worden gelet dat geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen. Voorzover het gaat om het toestaan van risicogevoelige bouwwerken/objecten binnen de veiligheidszone, mag aan de veiligheid van personen en goederen geen afbreuk worden gedaan.
Binnen de belemmeringenstrook zal een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen worden verleend indien de belangen in verband met de betrokken leiding zich hier niet tegen verzetten. Alvorens een vergunning verleend kan worden, dient advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.
- C. Bij het aanleggen of het verleggen van nuts- en/of buisleidingen zal worden getoetst aan de veiligheid, de gevolgen voor het landschap, het reliëf en het agrarisch gebruik van de grond, de belemmeringen voor overige functies, de voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en uitbreiding van bedrijventerreinen, de effecten op landbouwkundige waarden in het agrarisch gebied en de mogelijke verstoring van telecommunicatie en radarontvangst door hoogspanningsleidingen. Tevens zal advies van de leidingbeheerder worden ingewonnen.
1. 8. Recreatie
1. 8. 1 Recreatief medegebruik
Het binnen de bestemmingen toegestaan recreatief medegebruik zal uitsluitend bestaan uit dagrecreatieve voorzieningen (picknickplaatsen, fiets-, vaar- en wandelroutes, kanosteigers, banken, e.d.). De aanleg hiervan dient geen onevenredige afbreuk te doen aan de agrarische, landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied. Het recreatief medegebruik mag niet bestaan in vormen van verblijfsrecreatie.
1. 9. Productiegebonden detailhandel
De afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van productiegebonden detailhandel van agrarische bedrijfs-/streekeigen producten (kaas, jam, melk, ijs, e.d.) of aan andere bedrijvigheid gebonden vormen van producten, welke ter plaatse worden bereid, verwerkt en/of toegepast, wordt uitsluitend verleend indien deze functie inherent is aan de bestemming. De functie zal vanuit de bestaande bebouwing moeten worden uitgeoefend, terwijl er verder van vormen van detailhandel wordt uitgegaan met een lokaal verzorgingsgebied.
Bij de afwijking voor productiegebonden detailhandel zal worden getoetst op de invloed op het winkelapparaat in de diverse kernen. Daaraan mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.
1. 10. Waterhuishouding
Bij activiteiten nabij hoofdwaterlossingen dient rekening te worden gehouden met de door het waterschap Zuiderzeeland aangegeven obstakelvrije zones uit de oever van een watergang, tenzij via overleg met het waterschap een andere regeling is overeengekomen.
1. 11. Paardrijbakken en tennisbanen
Een omgevingsvergunning voor paardrijbakken en tennisbanen, uitsluitend toegestaan ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, tenzij sprake is van een bedrijfsmatige paardenhouderij, zal uitsluitend verleend worden op of direct aansluitend aan een eigen erf bij een (bedrijfs) woning dan wel een agrarische bedrijfskavel. De paardrijbak en/of de tennisbaan moet landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar zijn. Daarbij dienen de bakken en/of banen zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg te worden gesitueerd.
Een paardrijbak en/of tennisbaan mag geen hinder (geur, geluid, licht en stof) veroorzaken voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m). Tevens is verlichting bij een paardrijbak en/of een tennisbaan niet toegestaan in kwetsbare agrarische gebieden dan wel in of nabij natuurgebieden.
1. 12. Wegverkeerslawaai
- a. De bouw of uitbreiding van geluidgevoelige gebouwen, dan wel functiewijziging van een niet-geluidgevoelig gebouw in een geluidgevoelig gebouw, zal binnen de geluidszone alleen kunnen worden toegepast als er akoestisch gezien geen ongunstiger situatie optreedt.
- b. Indien een nu niet zoneplichtige weg alsnog zoneplichtig wordt in de zin van de Wet geluidhinder of indien bij het aan- of verleggen van wegen dit noodzakelijk is, zal een aanduiding 'geluidzone - weg' moeten worden gegeven.
- c. Als verkeersontwikkelingen op wegen binnen de planperiode aanleiding geven tot wijzigingen, zodanig dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of meer bedraagt, dan zal langs de betreffende weg(en) eveneens een aanduiding 'geluidzone - weg' worden gelegd.
- d. Als verkeersontwikkelingen op wegen binnen de planperiode aanleiding geven tot vermindering van de verkeersintensiteit, kan de aanduiding 'geluidzone - weg' ook (gedeeltelijk) worden verwijderd.
1. 13. Spoorweglawaai
De wijzigingsbevoegdheid om de contouren van de geluidszone te wijzigen kan worden toegepast, indien er vanwege een wijziging van de feitelijke inrichting van een spoorweg of een toe- of afname van het treinverkeer sprake is van een noodzakelijke verbreding of versmalling van de geluidszone.
1. 14. Wegen
- a. Een afwijking voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de daar voorkomende bestemming zal alleen kunnen worden verleend indien dit geen onevenredige afbreuk doet aan de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg.
Ten behoeve van de aanleg of het verleggen, verbreden of versmallen c.q. opheffen van wegen, kan middels een hiervoor opgenomen wijzigingsbevoegdheid een nieuwe aanduiding 'vrijwaringszone- weg' worden aangegeven dan wel worden verwijderd.
- b. Voorts kan, als uitvloeisel van een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Wegenverordening, de geluidszone op de verbeelding middels de hiervoor opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden verbreed of versmald. Ook met verleggingen, of andere veranderingen kan rekening worden gehouden.
- c. Bij het schrappen van de betreffende weg uit de Wegenverordening zal de wijzigingsbevoegdheid om de geluidszone van de verbeelding te verwijderen kunnen worden toegepast.
1. 15. Vrijwaringszone dijken
Een afwijking voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de daar voorkomende bestemming, zal alleen kunnen worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.
Specifieke toetsingscriteria bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid
naar een andere bestemming
1. 16. Wijzigen naar natuur
De wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone dan wel in een natuurbestemming mag geen onevenredige afbreuk doen aan de agrarische bedrijfsvoering, de landschappelijk, de archeologisch en/of de cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Voor zover passend binnen de beheersdoelstellingen, zullen in gebieden waarin natuur- en landschapsontwikkeling plaatsvindt, de mogelijkheden voor extensief agrarische medegebruik gehandhaafd worden.
1. 17. Wijzigen naar andere functie
Hierbij kan worden gedacht aan drie situaties, namelijk:
- 1. de functiewijziging van een agrarische bedrijfskavel en het daarbijbehorende zoekgebied in verband met het beëindigen van het betreffende agrarische bedrijf;
- 2. wijziging van niet-agrarische functie naar agrarische bestemming, zie paragraaf 1.2.4. van deze bijlage.
Een functieverandering bij beëindiging van het agrarische bedrijf zal, nadat gebleken is dat vestiging van een agrarisch bedrijf niet mogelijk is, door middel van de volgende stappen worden beoordeeld:
- a. Eerst wordt nagegaan of een gebruik ten behoeve van een gebiedseigen functie mogelijk is, bijvoorbeeld als beheers- of bedrijfsgebouw voor de functies natuur of landschap, ofwel een agrarisch hulp- of neven bedrijf.
- b. Als geen gebiedseigen functie, een agrarisch hulp- of nevenbedrijf mogelijk is, dient de vrijkomende bebouwing vervolgens bij voorkeur te worden aangewend voor de bedrijfsfunctie. Deze functie dient te worden gehuisvest in de bestaande bebouwing, die aanwezig is op het moment dat de wijziging wordt toegepast. Daarbij zal primair onderzoek plaats moeten vinden naar de mogelijkheid van sanering van landschappelijk storende stallen of andere voormalige bedrijfsbebouwing. Binnen de functieverandering naar een bedrijfsfunctie moet sprake zijn van lichte vormen van bedrijvigheid, zoals opgenomen in 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 en 2. Bij het toestaan van deze functies zijn de criteria genoemd in 1.5.2 van overeenkomstige toepassing.
Binnen de functieverandering naar een maatschappelijke functie moet sprake zijn van een zorgboerderij of een naar de aard daarmee gelijk te stellen instelling.
- c. De functieverandering, met name de wijziging naar 'Wonen' mag niet leiden tot onevenredige afbreuk van de (agrarische) bedrijfsfunctie in de nabijheid, in die zin dat naburige (agrarische) bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
- d. Bij de functieverandering wordt ernaar gestreefd het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen, alsmede de erfsingelbeplanting, als landschappelijke verschijningsvorm te handhaven. Bij verandering naar een woonfunctie, dan wel een toegelaten bedrijfsfunctie, wordt er tevens naar gestreefd alle met het wonen of het bedrijf verbonden functies zoveel mogelijk onder te brengen in het hoofdgebouw, dat is de voormalige bedrijfswoning, en de daarbijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen;
- e. Tot slot moet een functieverandering in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 14 van het bestaande Besluit externe veiligheid.
1. 18. Wijzigen naar wegen en paden
De algemene wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Verkeer' zal in hoofdzaak worden toegepast voor het aan- of verleggen van fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden.
Voor de aanleg van nieuwe bovenlokale wegen, alsmede de aanleg van eventuele rondwegen, zal een herzieningsprocedure worden gevolgd. Voor overige lokale wegen, zal dit per geval worden bekeken, afhankelijk van de inpasbaarheid in de uitgangspunten van het onderhavige bestemmingsplan en de juridisch-technische verwerkbaarheid daarin, met name als een deel van de nieuwe weg niet in het plangebied is gelegen. In ieder geval zal steeds worden gekeken naar de geluidsconsequenties.
1. 19. Water en kavelsloten
De algemene wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Water' zal kunnen worden toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van als zodanig bestemde waterlopen ten behoeve van waterberging, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a. Daarbij zal met name worden getoetst op de consequenties voor natuur- en landschap.
Als bij het vergroten van een erf of door een noodzakelijke landbouwkundige ingreep en/of het noodzakelijk verbeteren van de landbouwstructuur een kavelsloot niet kan worden gehandhaafd, mag deze na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid worden gedempt. Daarmee dient de aanduiding van de verbeelding te worden verwijderd. In een dergelijk geval kan het zijn dat de kavelsloot in de directe omgeving opnieuw wordt aangelegd middels het graven van een nieuwe kavelsloot, zodanig dat de afvoercapaciteit niet wordt gehinderd. Ook dit is met een wijzigingsbevoegdheid vastgelegd, waarbij dan de aanduiding op de verbeelding dient te worden aangebracht.
1. 20. Algemene toetsingscriteria
- A. Rangorde:
ondergeschikte doeleinden mogen geen ernstige afbreuk doen aan bovengeschikte doeleinden. Onder- en nevengeschikte doeleinden mogen geen onevenredige afbreuk aan elkaar doen.
- B. Bebouwingsbeeld:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht, samenhangend bebouwingsbeeld.
Bij afwijking van de maatvoeringseisen zal hierop worden gelet. Voorts moet in zijn algemeenheid verstening van het buitengebied zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit geldt met name in relatie tot toegevoegde functies.
- C. Woonsituatie:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
- D. Verkeersveiligheid:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een verkeersveilige situatie.
- E. Sociale veiligheid:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
- F. Milieusituatie:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.
- G. Openbare nutsleidingen:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen. Dit dient, waar nodig, te resulteren in het aanhouden van het bebouwingsvrije afstand en met name voor hoofdtransportleidingen.
- H. Gebruiksmogelijkheden:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
- I. Landschappelijke waarden:
ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot-stand-brengen van de landschappelijke waarden van het buitengebied.
- J. Natuurlijke waarden:
ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot-stand-brengen van de natuurlijke waarden van het buitengebied.
- K. Cultuurhistorische waarden:
ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het herstel van de cultuurhistorische c.q. archeologische en cultuurhistorische waarden van het buitengebied.
Bijlage 3 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
SBI-code / Bedrijfs(sub)groep of activiteit
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
0141.1 hoveniersbedrijven
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren)
2223 Grafische afwerking
223 Reproductiebedrijven opgenomen media
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS
GENOEMD
36.1 Vervaardiging van meubels: meubelstoffeerderijen
45 BOUWNIJVERHEID
45.4 Afwerken van gebouwen: woningstoffeerderijen
50HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
5020.4 Autobeklederijen
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren)
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527 Reparatie ten behoeve van particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
633 Reisorganisaties
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren)
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
642 Telecommunicatiebedrijven
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus en dergelijke.
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
80 ONDERWIJS
8041 Rijscholen, zonder instructielokaal
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
9303 Begrafenisondernemingen: kantoorruimte c.a. ten behoeve van uitvaartverzorging
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd.
Bijlage 1 Stikstofberekening
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 2 Quickscan flora en fauna