Bestemmingsplan Veegplan B
Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort
Vastgesteld op 26-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' met indentificatienummer NL.IMRO.0307.BP00138-0301 van de gemeente Amersfoort;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 achtergevel
(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;
1.6 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;
1.8 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;
1.10 bebouwing
één of meer bouwwerken;
1.11 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;
1.12 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;
1.15 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:
in de van de regels deel uitmakende bijlage Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteitentbv regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
- e. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
- f. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar zijn;
1.16 beschermd stadsgezicht:
groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;
1.17 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;
1.18 bestaand gebruik:
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 Bevi-inrichtingen:
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.22 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.24 bijzondere woonvoorzieningen:
vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;
1.28 bouwmarkt:
detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.33 cafetaria/snackbar/afhaalservice:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.34 café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.35 coffeeshop:
een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;
1.36 cultuurhistorische waarde:
de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;
1.37 detailhandel in grove bouwmaterialen:
detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;
1.38 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
1.39 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.40 detailhandel perifeer
branches van detailhandel die zich buiten de aangewezen detailhandelslocaties mogen vestigen vanwege de aard of omvang van de artikelen (zoals auto's, bouwmarkt, keukens, woninginrichting);
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.42 dienstverlening publieksgericht:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;
1.43 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
- a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
- b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.44 discotheek of dancing:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;
1.45 distributieplanologisch onderzoek (dpo)
een onderzoek dat uitsluitsel kan geven over de uitbreidings- en groeimogelijkheden voor de detailhandel in een bepaald winkelgebied, waarbij het distributieplanologisch verzorgingsniveau voor de consument centraal staat. Afzetgebied en omgevingsfactoren als parkeren, bereikbaarheid en uitstraling worden daarbij betrokken;
1.46 erf:
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.47 erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.48 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;
1.49 extensieve recreatie:
recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.51 geluidsbelasting vanwege wegverkeer
de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.52 geluidsgevoelig gebouw
gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.53 geluidsgevoelig object
geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.54 geluidsgevoelige ruimte
geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.55 geluidsreducerende maatregelen
fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;
1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.57 gemeentelijk stadsgezicht:
groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;
1.58 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.59 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:
detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;
1.60 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.61 horeca van categiorie b:
dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;
1.62 horeca van categorie 1:
dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;
1.63 horeca van categorie 2:
dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;
1.64 horeca van categorie 3:
dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;
1.65 horeca van categorie 4:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
1.66 horeca van categorie a:
dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;
1.67 horeca van categorie c:
dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;
1.68 horeca van categorie d:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
1.69 huishouden:
een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;
1.70 internetwinkel:
een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
1.71 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.72 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.73 kap
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;
1.74 kelder:
een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.
1.75 koekoek
een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;
1.76 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;
1.77 landgoed:
een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet in combinatie met agrarische gronden met een productiedoelstelling; vormen van bos- en landbouw kunnen deel uitmaken van de bedrijfsvoering; het geheel is openbaar toegankelijk; op het landgoed staat één of meer wooncomplexen met tuinen van allure en uitstraling; kenmerkend voor de inrichting van het landgoed is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt; het geheel vormt een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;
1.78 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;
1.79 manege:
activiteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;
1.80 mantelzorg:
het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.81 nevenactiviteit:
een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;
1.82 nevenassortiment
een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is en maximaal 10% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;
1.83 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.84 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.85 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.86 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.87 opvangvoorzieningen:
opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;
1.88 overbouwing:
een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;
1.89 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.90 overkapping
een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;
1.91 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.92 parkeereis:
het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;
1.93 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
- d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
- e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
- f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.94 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.95 prostitutie:
het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;
1.96 prostitutiebedrijf:
een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;
1.97 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;
1.98 recreatieve voorzieningen:
overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;
1.99 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;
1.100 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.101 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.102 sociale huurwoning:
huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;
1.103 sociale koopwoning:
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;
1.104 souterrain:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;
1.105 speeltoestel
ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;
1.106 sportvoorzieningen:
overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;
1.107 stacaravan:
een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.108 telecommunicatiemast:
een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;
1.109 terras:
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, wordt de begripsbepaling voor terras:
1.94 terras:
een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecabedrijf;
1.110 verbeelding:
de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);
1.111 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.112 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;
1.113 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.114 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
1.115 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.116 woonark
een in of op het water geplaatst voorwerp met een rechthoekige hoofdvorm die niet op varen duidt, dat gelegen is op een vaste ligplaats en bedoeld is voor permanente bewoning, niet zijnde een waterwoning, welke in het kader van het plan niet wordt aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de Woningwet;
1.117 woonboot
een woonark of een woonschip;
1.118 woonschip:
een varend schip met een als zodanig herkenbaar uiterlijk dat geschikt is voor permanente bewoning, welke in het kader van het plan niet wordt aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de Woningwet;
1.119 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.120 zorginstelling
instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de lengte van een woonboot:
wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend;
2.11 de breedte van een woonboot:
wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is, afgerond op 5 cm;
2.12 de hoogte van een woonboot:
wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of opbouw, masten, schoorstenen en dergelijke niet meegerekend, afgerond op 5 cm;
2.13 de diepgang van een woonboot:
de verticale afstand tussen het diepst stekende scheepsdeel en de waterspiegel;
2.14 ondergeschikte bouwdelen ten aanzien van het bouwen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van scheidingslijnen, aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.
Artikel 3 Algemene Bepaling
Op het onderhavige bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' is het juridisch-planologisch regime van:
- a. het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 9 december 2014;
- b. het bestemmingsplan 'Maatweg' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 25 juni 2013;
- c. het bestemmingsplan 'Binnenstad' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 13 oktober 2015;
- d. het bestemmingsplan 'Nieuwland' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 1 maart 2016;
- e. het bestemmingsplan 'CSG-Zuid' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 13 september 2011;
- f. het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 25 juni 2013;
- g. de bestemmingsplannen zoals opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bestaandebestemmingsplanregelingen archeologie;
- h. de bestemmingsplannen zoals opgenomen in Bijlage 4 Overzicht bestaandebestemmingsplanregelingen bedrijfsmatige activiteiten aan huis,
en zoals allen begrensd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - herziening planregels' van overeenkomstige toepassing, zulks met dien verstande dat de in dit plan opgenomen wijzigingen van toepassing zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Agrarisch
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Agrarisch' (artikel 3) wordt de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 17):
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
toevoegen:
e. behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van gebouwen ter plaatse van de aanduiding (cw);
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Maatweg', vastgesteld op 25 juni 2013, en zijn bestemd voor 'Bedrijf' (artikel 4) wordt in lid 4.1 de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 24):
- a. bedrijven ten behoeve van het onderhoud, de reparatie en de opslag van vaartuigen ten behoeve van de watersport en recreatie;
vervangen door:
- a. bedrijven ten behoeve van het onderhoud, de reparatie en de opslag van vaartuigen ten behoeve van de watersport en recreatie, waarvan de activiteiten in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten BP Maatweg zijn aangemerkt als categorie 1 of 2;
5.2 Bouwregels
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijf' (artikel 4) wordt de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 18):
4.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
toevoegen:
4.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Artikel 6 Bedrijventerrein - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1 Bestemmingsomschrijving
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 1' (artikel 5) wordt lid 5.1 (locatie 2) en lid 5.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
5.1 Bestemmingsomschrijving
toevoegen:
VII. Nijverheidsweg-Noord 35, Rova en Remondis. De activiteiten van deze bedrijven vallen onder milieucategorie 4.2 waar milieucategorie 3.2 is toegestaan. Ter plaatse worden behalve categorie 3.2 tevens bedrijven toegestaan die vallen onder 'SBI code 381.C Vuiloverslagstations' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals is opgenomen in bijlage 1 van de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen'.
toevoegen:
5.2.4 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
5.3 Specifieke gebruiksregels
aanvullen:
en het bestaande bedrijf 'Remondis' aan de Nijverheidsweg-Noord 35.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1 Bestemmingsomschrijving
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, is onverminderd van toepassing (locatie 6).
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 2' (artikel 6) wordt lid 6.4 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
toevoegen:
6.2.4 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 8 Bedrijventerrein - 3a
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3a' (artikel 7) wordt lid 7.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
toevoegen:
7.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 9 Bedrijventerrein - 3b
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3b' (artikel 8) wordt lid 8.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
toevoegen:
8.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 10 Bedrijventerrein - 3c
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3c' (artikel 9) wordt lid 9.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
toevoegen:
9.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 11 Bedrijventerrein - 3d
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3d' (artikel 10) wordt lid 10.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
toevoegen:
10.2.4 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 12 Bedrijventerrein - 3e
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3e' (artikel 11) wordt lid 11.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
toevoegen:
11.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 13 Bedrijventerrein - 4
13.1 Bestemmingsomschrijving
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 4' (artikel 12) wordt lid 12.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 1):
toevoegen:
k. ter plaatse van de aanduiding (bw) is één bedrijfswoning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan.
13.2 Bouwregels
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3e' (artikel 12) wordt lid 12.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
toevoegen:
12.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 14 Bedrijventerrein - 5
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 5' (artikel 13) wordt lid 13.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
toevoegen:
13.2.2 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 15 Bedrijventerrein - 6
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 6' (artikel 13) wordt lid 14.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. de gebouwen dienen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken te worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 35%;
c. de maximale goothoogte en maximale (bouw)hoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
d. de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, bushokjes en, fietsenstallingen bedraagt maximaal 3.00 m;
e. de voorgevelbreedte van een bedrijfsgebouw mag maximaal 25.00 m en de diepte van het bedrijfsgebouw mag maximaal 50.00 m bedragen;
f. de inhoud van de bedrijfswoningen mag maximaal 600 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met bijbehorende aan- en bijgebouwen tot een totale oppervlakte van 75 m2 en een goothoogte van maximaal 3.00 m;
g.de aan- en bijgebouwen dienen op ten minste 1.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
h. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 3.00 met dien verstande dat de hoogte van erfscheidingen maximaal 2.50 m mag bedragen, behoudens lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6.00 m mag bedragen;
vervangen door:
14.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende regels:
a. de gebouwen dienen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken te worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 35%;
c. de maximale goothoogte en maximale (bouw)hoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
d. de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, bushokjes en, fietsenstallingen bedraagt maximaal 3.00 m;
e. de voorgevelbreedte van een bedrijfsgebouw mag maximaal 25.00 m en de diepte van het bedrijfsgebouw mag maximaal 50.00 m bedragen;
f. de inhoud van de bedrijfswoningen mag maximaal 600 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met bijbehorende aan- en bijgebouwen tot een totale oppervlakte van 75 m2 en een goothoogte van maximaal 3.00 m;
g.de aan- en bijgebouwen dienen op ten minste 1.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
h. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 3.00 met dien verstande dat de hoogte van erfscheidingen maximaal 2.50 m mag bedragen, behoudens lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6.00 m mag bedragen;
toevoegen:
14.2.2 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 16 Bedrijventerrein - 7
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 7' (artikel 15) wordt lid 15.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. de gebouwen dienen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken te worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 35%;
c. de maximale goothoogte en maximale (bouw)hoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
d. de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, bushokjes en, fietsenstallingen bedraagt maximaal 3.00 m;
e. de voorgevelbreedte van een bedrijfsgebouw mag maximaal 25.00 m en de diepte van het bedrijfsgebouw mag maximaal 50.00 m bedragen;
f. de inhoud van de bedrijfswoningen mag maximaal 600 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met bijbehorende aan- en bijgebouwen tot een totale oppervlakte van 75 m2 en een goothoogte van maximaal 3.00 m;
g.de aan- en bijgebouwen dienen op ten minste 1.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
h. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 3.00 met dien verstande dat de hoogte van erfscheidingen maximaal 2.50 m mag bedragen, behoudens lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6.00 m mag bedragen;
vervangen door:
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:
15.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende regels:
a. de gebouwen dienen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken te worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 35%;
c. de maximale goothoogte en maximale (bouw)hoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
d. de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, bushokjes en, fietsenstallingen bedraagt maximaal 3.00 m;
e. de voorgevelbreedte van een bedrijfsgebouw mag maximaal 25.00 m en de diepte van het bedrijfsgebouw mag maximaal 50.00 m bedragen;
f. de inhoud van de bedrijfswoningen mag maximaal 600 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met bijbehorende aan- en bijgebouwen tot een totale oppervlakte van 75 m2 en een goothoogte van maximaal 3.00 m;
g.de aan- en bijgebouwen dienen op ten minste 1.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
h. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 3.00 met dien verstande dat de hoogte van erfscheidingen maximaal 2.50 m mag bedragen, behoudens lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6.00 m mag bedragen;
toevoegen:
15.2.2 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw
Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
- 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
- 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
- 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 17 Centrum - 4
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Centrum - 4' (artikel 7) wordt lid 7.6.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 7):
b. de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30% stijgt;
wordt gewijzigd in:
b. de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30% wordt vergroot;
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Binnenstad' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 18 Cultuur En Ontspanning - 1
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Cultuur en Ontspanning - 1' (artikel 8) wordt lid 8.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 7):
f. horeca van categorie 1 met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1" (h=1); met dien verstande dat op de bovenverdieping van het perceel Plantsoen Oost 2 (toren bij restaurant Monnikendam) uitsluitend een ijssalon is toegestaan";
wordt gewijzigd in:
f. horeca van categorie 1 met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1" (h=1);
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Binnenstad' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 19 Detailhandel
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, is onverminderd van toepassing (locatie 3 en 4).
Artikel 20 Gemengd
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Nieuwland', vastgesteld op 1 maart 2016, is onverminderd van toepassing (locatie 16).
Artikel 21 Tuin - 2
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Tuin - 2' (artikel 18) wordt lid 18.3.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 7):
f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dienen te worden afgedekt met een kap;
wordt gewijzigd in:
f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dient te worden afgedekt met een kap;
i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorende bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;
wordt gewijzigd in:
i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;
Artikel 22 Water
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Nieuwland', vastgesteld op 1 maart 2016, en zijn bestemd voor 'Water' (artikel 11) wordt lid 11.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 16):
toevoegen:
f. vlonders ten behoeve van het wonen.
Artikel 23 Gemengd - Uit Te Werken
23.1 Bestemmingsomschrijving
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'CSG-zuid', vastgesteld op 13 september 2011, en zijn bestemd voor 'Gemengd-Uit te werken' (artikel 19) wordt lid 19.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 33):
De voor 'Gemengd-uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
toevoegen:
h. parkeerterrein voor zover de gronden zijn aangeduid als 'parkeerterrein'.
Artikel 24 Waarde - Archeologie Categorie 1 (Dubbelbestemming)
locatie 9
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in 24.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
24.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 1 (dubbelbestemming)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
24.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 25 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)
locatie 9
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in 25.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
25.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 2 (dubbelbestemming)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
25.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
25.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 26 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)
locatie 9
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in 26.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
26.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 3 (dubbelbestemming) uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 27 Waarde - Archeologie Categorie 4 (Dubbelbestemming)
locatie 9
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in 27.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
27.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 27.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 4 (dubbelbestemming) uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 28 Waarde - Beschermd Stadsgezicht (Dubbelbestemming)
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)' (artikel 28) wordt lid 28.4.1 en 28.4.5 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 7):
28.4 Afwijken van gebruiksregels
Artikel 28 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)
28.4.1 afwijken van de bouwregels samenhangend met op de gevelbeelden en op de kappenkaart opgenomen hoofdgebouwen
onder 3.a.
'er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevelsen de kap van het hoofdgebouw;'
wordt gewijzigd in:
'er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevels en de kap van het hoofdgebouw;'
onder 4
'zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:'
wordt gewijzigd in:
'voor zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:'
28.4.5 Afwijken van bouwregels ten behoeve van toegevoegde elementen op daken en kappen van hoofdgebouwen
onder c.en onder d. vervallen en worden vervangen door:
c. dakramen algemeen:
- 1. aantal, grootte, vorm en positie van de dakramen worden afgestemd op reeds geplaatste dakramen, mits deze voldoen aan de hier gestelde criteria;
- 2. de dakramen niet boven elkaar worden geplaatst met dien verstande dat:
- in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam boven een bestaand dakraam mogelijk is volgens dezelfde afmetingen als het bestaande dakraam;
- in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam boven een bestaande dakkapel mogelijk is, in welk geval de breedte van het dakraam niet meer bedraagt dan de breedte van de dakkapel;
- 1. de afstand tussen de dakramen in hetzelfde dakvlak ten minste 2 dakpannen bedraagt;
- 2. de afstand van de dakramen tot de dakvoet, de nok en de zijkant van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
- 3. de kleinste afstand van de dakramen tot de haaks erop staande gevel, de scheidingsmuur tussen panden en/of de zijkant van het dakvlak, ten minste 1/5 van de breedte van het dakvlak bedraagt met een minimum van 1 meter;
- 4. de dakramen in het dakvlak en met dezelfde hellingshoek als het dakvlak worden geplaatst.
d.1. dakramen, aanvullend naar openbaar gebied gekeerde dakvlakken:
- 1. dat noodzakelijk is ter bevordering van de woonfunctie op de verdiepingen en andere mogelijkheden voor de toetreding van daglicht ontbreken;
- 2. de dakramen in uitvoering en vormgeving aansluiten bij de historische karakteristieken en beeldkwaliteit van de binnenstad;
- 3. de dakramen op hoofdgebouwen die als orde 1 en orde 2 op de ordekaart zijn opgenomen worden uitgevoerd in klein formaat (4 of 6 pans);
- 4. maximaal 1 dakraam per 5 meter breedte van het dakvlak wordt geplaatst op hoofdgebouwen die als orde 1 en orde 2 op de ordekaart zijn opgenomen;
- 5. de gezamenlijke breedte van de dakramen binnen hetzelfde dakvlak op hoofdgebouwen die als orde 3 en orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen, in ieder geval niet meer dan 1/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt.
d.2.dakramen, aanvullend niet naar openbaar gebied gekeerde dakvlakken:
- 1. de dakramen niet boven elkaar worden geplaatst met dien verstande dat in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 1, orde 2 of orde 3 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam in klein formaat (4 of 6 pans) boven een bestaand dakraam of een bestaande dakkapel is toegestaan;
- 2. de gezamenlijke breedte van de dakramen binnen hetzelfde dakvlak in ieder geval niet meer dan 1/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Algemene Bepaling
De regels ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - herziening planregels' worden aangevuld en/of gewijzigd zoals in deze regels voorzien.
Artikel 30 Overige Regels
30.1 Archeologie
locatie 9
Voor wat betreft de regeling voor archeologie komen de bestaande regelingen voor archeologie bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan te vervallen. Het betreft de regelingen zoals opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bestaandebestemmingsplanregelingen archeologie. De onderhavige regeling voor archeologie is van toepassing op alle bestemmingsplannen die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vallen.
Archeologisch monument
Gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid als 'archeologische waarden' zijn archeologisch monument. Deze zijn beschermd op grond van de Erfgoedwet.
30.2 Beroeps- of bedrijfactiviteit aan huis
locatie 8
Voor wat betreft de regeling voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis komen de bestaande regelingen voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan te vervallen. Het betreft de regelingen zoals opgenomen in Bijlage 4Overzicht bestaande bestemmingsplanregelingen bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De onderhavige regeling voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis is van toepassing op alle bestemmingsplannen die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vallen.
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan in woonbestemmingen en bestemmingen waar bedrijfswoningen zijn toegestaan en bestemmingen waar wonen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
- a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
- b. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
- d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
- e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
- f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Staat vanBedrijfsactiviteiten tbv regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
- g. geen buitenopslag plaatsvindt;
- h. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
30.3 Parkeernormen in bestemmingsplan Park Randenbroek e.o.
locatie 39
Voor wat betreft de parkeernormen in bestemmingsplan Park Randenbroek e.o.komen de bestaande regelingen voor parkeernormen bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan te vervallen dan wel worden gewijzigd op de wijze zoals is opgenomen in Bijlage 5 Wijziging parkeernormen bp Park Randenbroek e.o..
Artikel 31 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels
32.1 Milieuzone - zones Wet milieubeheer
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn aangeduid als 'Milieuzone - zones Wet milieubeheer' is het bepaalde in artikel 47 lid 4 van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' van toepassing (locatie 18).
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.
Artikel 33 Algemene Bouwregels
33.1 Ondergeschikte bouwdelen
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015 wordt in de Algemene bouwregels (artikel 30) lid 30.1 gewijzigd (locatie 7):
30.1 Ondergeschikte bouwdelen
In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- i. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, rolluiken en -hekken, stoepen, lijstwerk en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
- j. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
- k. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4.2 meter dient te worden aangehouden.
wordt vervangen door:
30.1 Ondergeschikte bouwdelen
In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:
i. reclame-uitingen de bestemmingsgrenzen en de bouwgrenzen met ten hoogste 0,2 meter mogen overschrijden;
j. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, rolluiken en -hekken, stoepen, lijstwerk en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
k. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
l. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4.2 meter dient te worden aangehouden.
33.2 Maximale goot- en bouwhoogte
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Hoogland', vastgesteld op 8 juli 2014 wordt in de Algemene bouwregels (artikel 28) lid 28.6 toegevoegd (locatie 13):
28.6 Maximale goot- en bouwhoogte
In aanvulling op de bouwregels in bestemmingsplan 'Hoogland', waar het maximaal aantal bouwlagen is vastgelegd, geldt dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte zoals deze aanwezig is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan 'Veegplan B 2017'.
Artikel 34 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
- 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
- b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.
Artikel 35 Algemene Afwijkingsregels
35.1 Afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:
- a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
- c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
35.2 Voorwaarden
De afwijkingen als bedoeld in lid 35.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:
- a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
- b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
- c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
36.1 Nieuwe landgoederen
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', vastgesteld op 25 juni 2013, wordt de algemene wijzigingsbevoegdheid als volgt gewijzigd (locatie 26):
49.1 Nieuwe landgoederen
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden - Hoevenlandschap wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen met dien verstande dat:
vervangen door:
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen met dien verstande dat:
36.2 Wijziging in verband met archeologische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- a. (een van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', 'Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' al dan niet gedeeltelijk verwijderen, indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse geen bijzondere archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het plan voorziet in bescherming van deze waarden;
- b. (een van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4' op de verbeelding toe te voegen indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse bijzondere archeologische waarden aanwezig zijn;
- c. (een van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4' op de verbeelding te wijzigen in een andere dubbelbestemming, zijnde 'Waarde - Archeologie categorie 1', Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie 4', indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse andere archeologische waarden aanwezig zijn dan op de verbeelding aangegeven.
36.3 Wijziging in verband met monumentale waarden
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van bestemmingsomschrijvingen en aanlegvergunningen en/of van aanduidingen:
- a. voor “waardevolle boom” (wm), om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de registers waarin de betreffende objecten zijn opgenomen;
- b. voor “cultuurhistorische waarden” (cw) indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.
Artikel 37 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
37.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen
Behoudens het bepaalde in lid 37.3, is het ter waarborging van het landschappelijke karakter van het plangebied verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ophogen en egaliseren van gronden;
- c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben.
37.2 Omgevingsvergunningplicht cultuurhistorische waarden
Behoudens het bepaalde in lid 37.3, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw), verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of dakconstructie van gebouwen.
37.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in lid 37.1 en lid 37.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m².
37.4 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
37.5 Procedure
- a. voor zij beslissen over een vergunning voor gebouwen met de aanduiding ”cultuurhistorische waarden” (cw), vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit;
- b. voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ”archeologische waarden” (aw), vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de gemeentelijke archeologen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
38.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
38.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Artikel 39 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Veegplan B 2017”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend plan betreft een zogenaamd 'veegplan'. In dit bestemmingsplan worden omissies in bestaande bestemmingsplannen hersteld en een eenduidige regeling voor de hele gemeente opgenomen voor archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De omissies hebben onder andere betrekking op verwijzingen in regels en het verduidelijken van regels en aanduidingen op de verbeelding. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee tevens een zogenoemd 'paraplubestemmingsplan'. Een 'parapluplan' is een bestemmingsplan waarbij in één keer een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk wordt herzien en waarbij het onderliggende bestemmingsplan grotendeels van kracht blijft. Zo'n plan biedt dus de mogelijkheid om in meerdere plannen een regeling op te nemen over een specifiek onderwerp, in dit geval over archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Voordeel is dat met de vaststelling van dit plan de wijze waarop met archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt omgegaan voor de gehele gemeente volgens dezelfde systematiek is vastgelegd.
Het bestemmingsplan heeft voornamelijk een beheersgericht karakter. Het beheersgerichte karakter houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, wordt vastgelegd. Het plan is hierbij zoveel mogelijk gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Plannen, die reeds bestuurlijk en maatschappelijk zijn geaccordeerd en waarover geen discussie meer bestaat, zijn opgenomen. Het betreft projecten waarvoor vrijstelling/ontheffing/afwijking van het bestemmingsplan is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure is afgerond.
Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het Handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en planregels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en de praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen wordt vergroot. Tevens wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.
Gelijktijdig worden er twee veegplannen in procedure gebracht: Veegplan A 2017 en Veegplan B 2017. In eerste instantie was er één veegplan opgesteld. Het blijkt technisch niet mogelijk om in een en hetzelfde bestemmingsplan locaties met een enkelbestemming en locaties met uitsluitend een dubbelbestemming of aanduiding zonder enkelbestemming op te nemen. Vandaar is het veegplan opgeslitst in twee veegplannen: Veegplan A 2017 bevat uitsluitend locaties met enkelbestemmingen, waarbij op dezelfde locatie tevens in een aantal gevallen een dubbelbestemming of aanduiding voorkomt. Veegplan B 2017 bevat locaties waar geen enkelbestemming voorkomt.
1.2 Bestemmingsplan
1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan “Veegplan B 2017” beslaat het hele grondgebied van Amersfoort.
1.2.2 Geldend(e) plan(nen)
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het hele grondgebied van Amersfoort en vervangt daarmee verschillende regelingen in de geldende bestemmingsplannen. De artikelnummers en regelingen van de betreffende bestemmingsplannen die vervangen worden zijn in de regels (en bijlagen) opgenomen.
1.3 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint in hoofdstuk 2 met een beschrijving van de verschillende locaties die in het plan zijn opgenomen. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 staan de omgevingsaspecten die een rol spelen bij de locaties in het plan. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan en staat in hoofdstuk 7 een integrale afweging.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de verschillende locaties die meegenomen zijn in dit plan. Per locatie is aangegeven wat het plangebied is en waarom het herzien wordt.
2.2 De Locaties
overzichtskaart met alle locatienummers Veegplan B
In de onderstaande matrix is aangegeven welke artikelen op welke locaties betrekking hebben.
Matrix artikelen en locaties
Hieronder volgt een beschrijving van elke locatie.
1. Hoefseweg 3
Aan de Hoefseweg 3 is een bedrijfswoning gelegen welke in het vigerend bestemmingsplan (BP Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen) niet is aangeduid. In het onderhavige bestemmingsplan wordt dit hersteld door de aanduiding alsnog op te nemen.
uitsnede verbeelding bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen
2. Rova/Remondis
Op 9 februari 2017 heeft de rechtbank Midden-Nederland tussenuitspraak gedaan over het beroep om omgevingsvergunning te verlenen voor het afsplitsen van het Regionaal Depot Chemisch Afval (RDCA) van de inrichting aan de Nijverheidsweg-Noord 35 in Amersfoort.
Op het perceel van Rova zijn slechts bedrijfsactiviteiten toegestaan van maximaal categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De activiteiten van Rova vallen onder categorie 4.2. maar zijn gelet op de geringe geluidsbelasting vergelijkbaar met activiteiten die vallen onder categorie 3.2. De activiteiten zijn daarmee in strijd met de planregels. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak (zie Bijlage 1 Tussenuitspraakrechtbank Rova/Remondis) het bestuursorgaan de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. Dit is met een binnenplanse afwijking gerepareerd. Hiervoor is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld (zie Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Rova). Inmiddels heeft de rechtbank een einduitspraak gedaan op 23 juni 2017 (zie Bijlage 2Einduitspraak rechtbank Rova/Remondis) waarin wordt geconstateerd dat het gebrek in het betreden besluit is versteld. Los daarvan wordt het gebrek eveneens hersteld in het onderhavige bestemmingsplan. Dat gebeurt door in de regels een specifieke bestemming op te nemen voor het onderhavige perceel.
Een ander aspect dat in het onderhavige bestemmingsplan wordt meegenomen is dat via een omgevingsvergunning in 2015 (zie Bijlage 4 Omgevingsvergunning Remondis) voor het bedrijf Remondis ter plaatse een Bevi-inrichting is toegestaan. Dit maakt de opslag van bepaalde gevaarlijke stoffen mogelijk.
Perceel van Rova
3. Piet Klerkxs op Kattenbroek
De Piet Klerkxs gelegen aan De Brand is volgens het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' bestemd voor detailhandel. In de regels is bepaald dat perifere detailhandel is toegestaan daar waar dit met een code (Dhp) op de plankaart is aangeduid. Op de plankaart is ter plaatse geen aanduiding Dhp opgenomen. Dit wordt nu hersteld door voor de betreffende locatie op de verbeelding een aanduiding Dhp op te nemen.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen"
4. Amsterdamseweg 37-39
Voor de ontwikkeling van een retailcomplex aan de Amstersdamseweg 37-39 is op 6 december 2011 een bestemmingsplan vastgesteld, welke onder andere perifere detailhandel mogelijk maakt. De locatie is later meegenomen in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen'. Daarin is echter per abuis geen regeling opgenomen voor perifere detailhandel, waardoor dit niet meer is toegestaan. Dit wordt hersteld in het onderhavige bestemmingsplan door een aanduiding voor perifere detailhandel op te nemen.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen"
6. Ruimtevaart 24-26
Op 9 januari 2001 is bouwvergunning verleend voor de realisatie van een kantoorpand op de locatie Ruimtevaart 24-26. In het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, is de locatie bestemd als 'Bedrijventerrein - 2' en is abusievelijk geen aanduiding voor kantoor opgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan wordt opgenomen dat de huidige bestemming in tact blijft en dat wordt toegevoegd dat tevens kantoor is toegestaan.
uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' met luchtfoto als ondergrond
7. BP Binnenstad
verbeelding bestemmingsplan Binnenstad
Op 13 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan Binnenstad vastgesteld. Er zijn inmiddels enkele omissies naar voren gekomen. Het betreft met name kleine verbeteringen c.q. verduidelijkingen in de regels van het plan. In het onderhavige bestemmingsplan worden deze hersteld. Het betreft de volgende aanpassingen van de regels van bestemmingsplan Binnenstad:
Artikel 1 Begrippen
lid 1.94 - begripsbepaling terras
'een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecagelegenheid'
wordt:
'een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecabedrijf'
Artikel 7 Centrum - 4
lid 6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Horeca van categorie 2 op de eerste verdieping
sub b
'de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30% stijgt'
wordt:
'de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30% wordt vergroot'
Artikel 8 Cultuur en Ontspanning - 1
lid 8.1 onder f
Plantsoen Oost is bij de vaststelling van het bestemmingsplan naar bestemming Horeca-3 verplaatst en valt daarmee niet meer in de bestemming 'Cultuur en Ontspanning - 1'. Hierdoor kan de zinsnede in artikel 8 lid 1 die hiernaar verwijst, komen te vervallen.
Artikel 11 Tuin - 2
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Tuin - 2' (artikel 18) wordt lid 18.3 van de bestemming als volgt gewijzigd:
'f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dienen te worden afgedekt met een kap;'
wordt gewijzigd in:
'f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dient te worden afgedekt met een kap;'
i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorende bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;
wordt gewijzigd in:
i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;
Artikel 28 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)
28.4.1 afwijken van de bouwregels samenhangend met op de gevelbeelden en op de kappenkaart opgenomen hoofdgebouwen
onder 3.a.
'er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevelsen de kap van het hoofdgebouw;'
wordt:
'er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevels en de kap van het hoofdgebouw;'
onder 4
'zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:'
wordt gewijzigd in:
'voor zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:'
28.4.5 Afwijken van bouwregels ten behoeve van toegevoegde elementen op daken en kappen van hoofdgebouwen
De regeling voor het plaatsen van dakramen zoals opgenomen in sub c. en d. wordt vervangen door een andere, meer duidelijke regeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in 'dakramen algemeen', 'dakramen, aanvullend naar openbaar gebied gekeerde dakvlakken' en 'dakramen, aanvullend niet naar openbaar gebied gekeerde dakvlakken'.
30.1 Ondergeschikte bouwdelen
er zit een verschil tussen de digitale versie zoals opgenomen op ruimtelijkeplannen.nl en de papieren versie. De papieren versie kent 4 subleden. Dit wordt aangepast door het onderstaande in de digitale versie te wijzigen:
In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, rolluiken en -hekken, stoepen, lijstwerk en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
- b. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
- c. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4.2 meter dient te worden aangehouden.
wordt gewijzigd in:
In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. reclame-uitingen de bestemmingsgrenzen en de bouwgrenzen met ten hoogste 0,2 meter mogen overschrijden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, rolluiken en -hekken, stoepen, lijstwerk en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
- c. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
- d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4.2 meter dient te worden aangehouden.
8. Bedrijfsmatige activiteiten
De bestaande regelingen voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt vervangen door een aangepaste regeling. De reden hiervoor is dat er enkele criteria in de huidige regeling zijn opgenomen die niet objectief meetbaar zijn. Voor een initiatiefnemer dient vooraf direct duidelijk te zijn of hij de omschreven activiteit mag uitoefenen of niet. In het onderhavige veegplan wordt de regeling aangepast om onduidelijkheden te voorkomen.
9. Archeologie
De regeling voor archeologie wordt voor de gehele gemeente herzien. In bepaalde plannen zit al een regeling voor archeologie, in andere plannen nog niet. De regeling wordt aangevuld met regels voor sloop van gebouwen en ontgrondingen. Op basis van de Archeologische beleidskaart (zie Bijlage 5 Archeologische beleidskaart gemeenteAmersfoort) wordt er onderscheid gemaakt in vier verschillende gebieden met archeologische verwachtingswaarden. Bij gebieden met de hoogste archeologische verwachtingswaarde is altijd onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. Hiervoor is de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 1' opgenomen. Bij lagere verwachtingswaarden is pas archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 cm én met een oppervlakte groter dan 100 m2, 500 m2, respectievelijk 10.000 m2. Dit is vertaald in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4'.
13. Hoogland bouwhoogtes
Bestemmingsplan 'Hoogland' is op 8 juli 2014 vastgesteld. In het plan is het maximaal aantal bouwlagen vastgelegd. Niet is de maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Om excessen te voorkomen, wordt nu bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte de bestaande goot- en bouwhoogte is.
Bestemmingsplan Hoogland
16. Vlonders en wijkwinkelcentrum Nieuwland
Op 1 maart 2016 is bestemmingsplan Nieuwland vastgesteld. In het vorige bestemmingsplan (bp Nieuwland 2005) waren in de bestemming 'Water' vlonders toegestaan. Door een omissie ontbreekt dit nu in de bestemming 'Water'. Met het onderhavige bestemmingsplan wordt dat hersteld door aan de bestemming 'Water' in de bestemmingsomschrijving toe te voegen dat de gronden zijn bestemd voor 'vlonders ten behoeve van het wonen'.
Een ander aspect betreft de aanduiding van het wijkwinkelcentrum in het bestemmingsplan. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is het wijkwinkelcentrum aangeduid als 'Gemengd'. In de regels is bepaald dat er in de bestemming Gemengd twee aanduidingen voorkomen, namelijk aanduiding 'Gemengd' en 'Gemengd-1'. De aanduiding 'Gemengd' komt voor in de bestemming 'Wonen-4' aan de Waterdreef. De aanduiding 'Gemengd-1' had opgenomen moeten worden op het winkelcentrum. Dat wordt nu hersteld in het onderhavige bestemmingsplan.
Verbeelding bestemmingsplan "Nieuwland" vastgesteld op 1 maart 2016
17. Koedijkerweg 14 en 24
De gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' (9 december 2014 vastgesteld) en zijn bestemd als 'agrarisch'. In de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven dat de panden cultuurhistorische waarde hebben, doch dit is niet vertaald naar de regels en verbeelding. Daar ontbreekt de regeling en aanduiding voor cultuurhistorische waarden. Dit wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld. De cultuurhistorische waarden zijn beschreven in Bijlage 6Cultuurhistorische waarden .
uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen"
18. Aanpassingen BP Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen
Op het digitaal raadpleegbare bestemmingsplan is een verkeerde verwijzing opgenomen naar de 'Milieuzone - zones Wet milieubeheer'. Er is een verwijzing opgenomen naar artikellid 47.3. Dit moet zijn artikellid 47.4. Dit wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld.
uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen"
Verder is geconstateerd dat in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' geen goede regeling is opgenomen voor reclame-uitingen op het dak van gebouwen. De hoogte van 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mag maximaal 10 m bedragen. Indien reclameuitingen op een gebouw worden geplaatst wordt al snel hoger gebouwd. In het onderhavige bestemmingsplan wordt dit hersteld door een regeling op te nemen voor reclameuitingen op het dak van gebouwen.
24. Staat van Bedrijfsactiviteiten in BP Maatweg
In de bestemming 'Bedrijf' in BP Maatweg is niet opgenomen dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan tot en met categorie 3. Verder ontbreekt in de bijlage bij de regels een Staat van Bedrijfsactiviteiten en in de bestemming 'Bedrijf' een verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In de toelichting van bestemmingsplan Maatweg is in paragraaf 6.2.1 aangegeven dat de bedrijven zijn toegestaan in categorie 1, 2 en 3 en is verwezen naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij de regels. Verder is in de toelichting aangegeven dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijven in hogere categorieën zijn weggelaten omdat deze voor het bestemmingsplan niet relevant zijn. Dat geldt ook voor categorieën als landbouw, zeevaart, detailhandel en kantoren. In dit veegplan wordt dit hersteld zodat de regels overeenkomen met hetgeen in de toelichting is aangegeven.
26. BP Hooglanderveen en Vathorst
In de Algemene wijzigingsbevoegdheid in artikel 49.1 van bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst is de bestemming 'Agrarisch met waarden - Hoevenlandschap' genoemd. Deze bestemming komt niet voor in dat bestemmingsplan. Het dient 'Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing' te zijn. De regels worden op dit punt aangepast.
Verder is aan de Blaak van Zierikzee, zoals op onderstaande afbeelding aangegeven, geen bouwhoogte opgenomen. Er dient een bouwhoogte van maximaal 12 m opgenomen te worden. In het onderhavige bestemmingsplan wordt dat hersteld.
Uitsnede bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst
33. Omgevingsvergunning Stationsstraat 12-1
Op 5 februari 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het gebruik van gronden ten behoeve van een parkeerterrein aan Stationsstraat 12-1.Het aanleggen van 7 parkeerplaatsen is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'CSG-Zuid'. de parkeerplaatsen worden opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Locatie plangebied project
Uitsnede bestemmingsplan 'Centraal Stadsgebied-zuid'
39. Parkeernormen bestemmingsplan Park Randenbroek e.o.
In de regels van het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. wordt op verschillende plaatsen verwezen naar de Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009. Die Nota is laatstelijk in 2014 (23 september) door de gemeenteraad bijgesteld. Om te bereiken dat bij aanvragen ook aan het meest actuele parkeerbeleid van de gemeente wordt getoetst, wordt in de regels niet langer verwezen naar de Nota Parkeernormen 2009 d.d. 27 januari 2007, maar naar de Nota Parkeernormen, zoals deze geldt op het moment dat een aanvraag wordt ingediend. Indien in die Nota wijzigingen in optreden, wordt daarmee dan ook bij de toetsing rekening gehouden. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een (dynamische) verwijzing in de regels van het bestemmingsplan naar de geldende parkeernormen aanvaardbaar is en dat ook een wijziging van die parkeernormen los van het bestemmingsplan mogelijk is.
Het bestemmingsplan bevat op verschillende plaatsen nog de regel om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de Nota Parkeernomen d.d. 27 januari 2009. Op die wijze kunnen bij de voorkomende aanvragen om een omgevingsvergunning de meest actuele parkeernormen worden gehanteerd. Nu echter in de relevante regels van het bestemmingsplan een (dynamische) verwijzing wordt opgenomen naar de Nota Parkeernomen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, kunnen die afwijkingsregels worden verwijderd.
Artikel 25.3 kan worden geschrapt omdat in de verschillende bestemmingsregels al wordt verwezen naar de Nota Parkeernormen. Bovendien worden de afmetingen van parkeerplaatsen geregeld in de Bouwverordening Amersfoort en de herziene NEN2443.
Met deze wijziging geldt voor het voorzien in voldoende parkeergelegenheid de Nota Parkeernormen zoals die van toepassing is ten tijde van de ontvangst van de aanvraag. Daarmee is dus de versie van de Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009 niet meer toetsingskader bij aanvragen om een omgevingsvergunning. Deze Nota kan daarom uit de bijlagen bij de regels (bijlage 5) worden verwijderd.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
Vanwege de beperkte omvang van de ontwikkeling is een beschrijving van het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid achterwege gelaten. De ontwikkeling is niet in strijd met het beleid. Een uitzondering wordt gemaakt voor archeologie. De planologisch juridische regeling voor archeologische verwachtingswaarde wordt voor het hele grondgebied van de gemeente gewijzigd. In paragraaf 3.1 is het beleidskader voor archeologie beschreven.
3.1 Archeologie
De Archeologische beleidskaart van de gemeente Amersfoort (augustus 2010) geeft inzicht in de te beschermen gebieden waar zekerheid van vondsten het grootst is. Daarnaast geeft de kaart inzicht in gebieden met archeologische verwachtingen. De kaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet wordt in bestemmingsplannen (door middel van een dubbelbestemming) een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten opgenomen. In dit veegplan wordt (in locatie 9) voor de gehele gemeente in een keer archeologie geregeld.
Er is onderscheid gemaakt in archeologisch waardevol verwachtingsgebieden van hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Bij bodemingrepen groter dan 100 m2, 500 m2 respectievelijk 10.000 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Die verplichting wordt vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn er archeologisch waardevolle gebieden met hoge archeologische waarde. In deze gebieden dient bij bodemingrepen van elk oppervlak die dieper zijn dan 30 cm beneden maaiveld vooraf archeologisch onderzoek verricht te worden.
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Momenteel is er een nieuwe archeologische beleidskaart in voorbereiding. Daarin worden bepaalde gebieden uitgebreid of verminderd waardoor de bescherming toe of af dient te nemen. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de begrenzing van archeologische gebieden te kunnen wijzigen.
Archeologische beleidskaart gemeente Amersfoort
Legenda archeologische beleidskaart gemeente Amersfoort
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
De doelstelling van dit bestemmingsplan is het herstellen van fouten in bestaande bestemmingsplannen, welke niet of nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. Verder wordt voor de hele gemeente de regeling voor archeologie en bedrijf aan huis herzien. Het onderhavige bestemmingsplan grijpt dan ook niet in op ruimtelijke ordening zoals die doorgaans in bestemmingsplannen is opgenomen waarbij een nieuw project wordt mogelijk gemaakt. De uitvoerbaarheidstoets is met betrekking tot dit bestemmingsplan dan ook wat eenvoudiger en richt zich slechts op enkele onderdelen die voor bepaalde locaties van toepassing zijn. De uitvoerbaarheid van het plan is daarmee voldoende aangetoond.
4.2 Cultuurhistorie
Voor de locaties Koedijkerweg 14 en 24 (locatie 17), gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' wordt een regeling opgenomen voor cultuurhistorische waarden van panden. In de toelichting van bp 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is hier het volgende voor opgenomen.
Ontstaansgeschiedenis
Voordat het gebied De Wieken aan het eind van de 20ste eeuw werd aangelegd bestond het gebied uit weiland. De smalle kavels waren op de hoger gelegen wegen (Lageweg en Hogeweg) georiënteerd. Langs deze wegen bevond zich een aantal verspreid gelegen boerderijen.
Waardevolle bebouwing
Binnen het gebied De Wieken bevindt zich een rijksmonument, een gemeentelijk monument (in voorbereiding) en een aantal waardevolle panden.
- Koedijkerweg 14 - boerderij (W) ca. 1915
Eenvoudige boerderij met afgewolfd rieten zadeldak, waarbij de boogvelden boven de vensters van ontlastingsbogen zijn voorzien. De voorgevel wordt bepaald door een bewerkte daklijst.
Rechts van de boerderij, en ermee verbonden met een tussenlid, een zomerboerderij. Deze zomerboerderij is op een rechthoekige plattegrond, met voor- en achterhuis gedeelte, opgetrokken in metselwerk en voorzien van een wolfdak.
- Koedijkerweg 24 - boerderij (W) ca. 1915 en doorrijschuur (1896)
Deze boerderij heeft een monumentale voorgevel met twee gekoppelde vensters met kepervormige ontlastingsbogen op de eerste verdieping.
Rechts en evenwijdig aan de boerderij staat een doorrijschuur. De schuur toont met name door de constructie en het gesloten dakvlak veel overeenkomsten met de historische kwaliteiten van het hoofdgebouw en is, mede door de ensemblewaarde van cultuurhistorische waarde.
In Bijlage 6 Cultuurhistorische waarden is een beschrijving opgenomen van de cultuurhistorische waarde van de panden Koedijkerweg 14 en 24.
4.3 Bedrijven- En Milieuzonering
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.
4.3.1 Inrichting Besluit omgevingsrecht
Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist. In het plangebied komen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.
4.4 Archeologie
De beleidsaspecten voor archeologie en de gevolgen voor het onderhavige plangebied zijn beschreven in paragraaf 3.1 Archeologie.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.1.1 Wat is een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
5.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit:
- De verbeelding (voorheen plankaart).
- De regels (voorheen voorschriften).
- De toelichting.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
5.1.3 Principe-opzet plangebied
In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:
Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.
5.1.4 Procedurebepalingen bij afwijking en wijziging
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.
5.2 Dit Bestemmingsplan
Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
Veegplan
In dit bestemmingsplan worden omissies in bestaande bestemmingsplannen hersteld en een eenduidige regeling voor de hele gemeente opgenomen voor archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De omissies hebben onder andere betrekking op verwijzingen in regels, het verduidelijken van regels en aanduidingen op de verbeelding.
Het voorliggende bestemmingsplan is voor een deel een zogenoemd 'paraplubestemingsplan'. Een 'parapluplan' is een bestemmingsplan waarbij in één keer een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk wordt herzien en waarbij het onderliggende bestemmingsplan grotendeels van kracht blijft. Zo'n plan biedt dus de mogelijkheid om in meerdere plannen een regeling op te nemen over een specifiek onderwerp, in dit geval over archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Voordeel is dat met de vaststelling van dit plan de wijze waarop met archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt omgegaan voor de gehele gemeente volgens dezelfde systematiek is vastgelegd.
Voor een ander deel is dit veegplan een partiele herziening. Dat wil zeggen dat van een bepaald bestemmingsplan slechts een of enkele onderdelen worden herzien. Voor het overige blijft dat betreffende bestemmingsplan van kracht. De inleidende regels (hoofdstuk 1 regels) en de algemene regels (hoofdstuk 3 regels) van dat betreffende bestemmingsplan blijven van kracht.
5.2.1 Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en een bepaling uitsluiting aanvullende werking bouwverordening.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht. Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
Dubbelbestemmingen Waarde - archeologie categorie 1 t/m 4
Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', 'Waarde - archeologie categorie 2', 'Waarde - archeologie categorie 3' en 'Waarde - archeologie categorie 4'. De dubbelbestemmingen zijn hieronder nader beschreven. De bijbehorende regeling vervangt de regelingen in vigerende plannen. Dit plan geeft dubbelbestemmingen die naast de feitelijke gebiedsbestemmingen (zoals bedrijventerrein, wonen, verkeer) gelden.
In de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (oude aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.
Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt een aanlegvergunningenstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevingsvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).
De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).
verwachtingswaarde | onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen | dubbelbestemming | |
gebieden met een hoge archeologische waarde | dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 1 | |
gebieden met een hoge archeologische verwachting | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 2 | |
gebieden met een middelhoge archeologische verwachting | groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 3 | |
gebieden met een lage archeologische verwachting | groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 4 |
Enkelbestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan “Veegplan B 2017” betreft met name een aanpassing van een aantal bestemmingsplannen, waarbij het juridische en planologische instrumentarium is geactualiseerd, fouten zijn hersteld en ontwikkelingen zijn meegenomen.
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Er is hier geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro waarvoor een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld.
Voor het opstellen van bestemmingsplannen is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
6.3.2 Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 1 te volgen omdat het om een bestemmingsplanherziening gaat, waarvoor veelal al eerder een procedure is gevoerd of waarvan slechts beperkte onderdelen van een vigerend bestemmingsplan vanwege omissies in dat plan worden herzien.Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan en geen inloopbijeenkomst wordt gehouden.
6.3.3 Wettelijk (voor)overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
P.M.
6.3.4 Reacties uit het vooroverleg
In eerste instantie is het concept ontwerp Veegplan 2017 opgesteld als één bestemmingsplan en is in het vooroverleg gebracht en naar Rijkswaterstaat en de Gasunie gestuurd. Later zijn er om technische redenen twee veegplannen van gemaakt: Veegplan A 2017 en Veegplan B 2017. De locaties waar met name om een reactie is gevraagd van de vooroverlegpartners vallen in Veegplan A 2017.
6.3.5 Vaststelling bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 16 juni 2017 tot en met 27 juli 2017 ter inzage gelegen. In deze periode zijn er vijf zienswijzen ingediend over het ontwerpbestemmingsplan Veegplan B 2017. In de zienswijzennota Ontwerp bestemmingsplan Veegplan B 2017 zijn de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De zienswijzen geven aanleiding tot een aantal geringe aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt een aantal ambtshalve wijzigingen voorgesteld. Alle wijzigingen staan weergegeven in hoofdstuk 3 van de zienswijzennota.
6.4 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bp Maatweg
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten BP Maatweg
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten tbv regeling beroep en bedrijf aan huis
Bijlage 3 Overzicht Bestaande Bestemmingsplanregelingen Archeologie
Bijlage 3 Overzicht bestaande bestemmingsplanregelingen archeologie
Bijlage 4 Overzicht Bestaande Bestemmingsplanregelingen Bedrijfsmatige Activiteiten Aan Huis
Bijlage 4 Overzicht bestaande bestemmingsplanregelingen bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Bijlage 5 Wijziging Parkeernormen Bp Park Randenbroek E.o.
Bijlage 5 Wijziging parkeernormen bp Park Randenbroek e.o.
Bijlage 1 Tussenuitspraak Rechtbank Rova/remondis
Bijlage 1 Tussenuitspraak rechtbank Rova/Remondis
Bijlage 2 Einduitspraak Rechtbank Rova/remondis
Bijlage 2 Einduitspraak rechtbank Rova/Remondis
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Rova
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Rova
Bijlage 4 Omgevingsvergunning Remondis
Bijlage 4 Omgevingsvergunning Remondis
Bijlage 5 Archeologische Beleidskaart Gemeente Amersfoort
Bijlage 5 Archeologische beleidskaart gemeente Amersfoort