Partiele herziening Veegplan B - Archeologie
Wijzigingsplan - gemeente Amersfoort
Vastgesteld op 17-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan 'Partiële herziening Veegplan B - Archeologie' van de gemeente Amersfoort en het bestemmingsplan 'Veegplan B' van de gemeente Amersfoort.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde plan objecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00224-0201
Het bestemmingsplan 'Veegplan B' de geometrisch bepaalde plan objecten met bijbehorende regels als vervat in het SGML-bestand NL.IMRO.0307.BP00224-0301
Artikel 2 Wijze Van Meten
'Wijze van meten' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3 Algemene Bepaling
'Algemene bepaling' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De regels van bestemmingsplan 'Veegplan B' zijn van toepassing met dien verstande dat artikel 24 t/m 27 worden vervangen door:
Artikel 4 Archeologisch Gemeentelijk Monument
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'archeologisch gemeentelijk monument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische gemeentelijke monumenten, waarbij geldt dat:
- A. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- B. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied.
- C. het bepaalde in 4.1 onder B is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
4.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Er is geen rapport nodig als:
a. in een gebied met waarde 'gemeentelijk (rijks)monument' er sprake is van vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b. er op voorhand door het Centrum voor Archeologie van de gemeente Amersfoort is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
4.3 Archeologisch programma van eisen
Wanneer het onder Artikel 4.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen 'en Artikel 4.7 'Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden' bedoelde archeologisch onderzoek een proefsleuvenonderzoek is of een opgraving, stellen burgemeester en wethouders
voorafgaand aan dat onderzoek een archeologisch programma van eisen vast waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het betreffende onderzoek.
4.4 Archeologisch plan van aanpak
Voordat het onder Artikel 4.2 en Artikel 4.7 bedoelde archeologisch onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of opgraving wordt uitgevoerd, legt de initiatiefnemer een archeologisch plan van aanpak ter goedkeuring voor aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders houden toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van burgemeester en wethouders in acht te worden genomen.
4.5 Verlening vergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 4.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' wordt verleend indien:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van de volgende voorwaarden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van onderzoek.
4.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
4.7 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 4.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren indien uit een archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in Artikel 4.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden, in de
vorm van:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van opgravingen.
4.8 Weigering omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden
De omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 4.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' en Artikel 4.6 'Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren' kan worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
4.9 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 5 Waarde - Archeologie Categorie 1 (Dubbelbestemming)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
c. het bepaalde in 5.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
5.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Er is geen rapport nodig als:
a. in een gebied met waarde Archeologie categorie 1 er sprake is van vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b. in een gebied met waarde Archeologie 1 er een bouwwerk wordt opgericht waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
c. er op voorhand door het Centrum voor Archeologie van de gemeente Amersfoort is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
5.3 Archeologisch programma van eisen
Wanneer het onder Artikel 5.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen 'en Artikel 5.7 'Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden' bedoelde archeologisch onderzoek een proefsleuvenonderzoek is of een opgraving, stellen burgemeester en wethouders
voorafgaand aan dat onderzoek een archeologisch programma van eisen vast waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het betreffende onderzoek.
5.4 Archeologisch plan van aanpak
Voordat het onder Artikel 5.2 en Artikel 5.7 bedoelde archeologisch onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of opgraving wordt uitgevoerd, legt de initiatiefnemer een archeologisch plan van aanpak ter goedkeuring voor aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders houden toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van burgemeester en wethouders in acht te worden genomen.
5.5 Verlening vergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 5.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' wordt verleend indien:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van de volgende voorwaarden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van onderzoek.
5.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, waarbij de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een
grotere diepte dan 30 cm;
f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm;
5.7 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 5.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren indien uit een archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in Artikel 5.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden, in de
vorm van:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van opgravingen.
5.8 Weigering omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden
De omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 5.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' en Artikel 5.6 'Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren' kan worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
5.9 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 6 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
c. het bepaalde in 6.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
6.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Er is geen rapport nodig als:
a. In een gebied met waarde Archeologie categorie 1 er sprake is van vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b. in een gebied met waarde Archeologie categorie 2 er een bouwwerk wordt opgericht waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
c. in een gebied met waarde Archeologie categorie 2 er een bouwwerk wordt opgericht waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer bedragen dan 100 m2
d. er op voorhand door het Centrum voor Archeologie van de gemeente Amersfoort is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
6.3 Archeologisch programma van eisen
Wanneer het onder Artikel 6.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen 'en Artikel 6.7 'Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden' bedoelde archeologisch onderzoek een proefsleuvenonderzoek is of een opgraving, stellen burgemeester en wethouders
voorafgaand aan dat onderzoek een archeologisch programma van eisen vast waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het betreffende onderzoek.
6.4 Archeologisch plan van aanpak
Voordat het onder Artikel 6.2 en Artikel 6.7 bedoelde archeologisch onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of opgraving wordt uitgevoerd, legt de initiatiefnemer een archeologisch plan van aanpak ter goedkeuring voor aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders houden toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van burgemeester en wethouders in acht te worden genomen.
6.5 Verlening vergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 6.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' wordt verleend indien:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van de volgende voorwaarden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van onderzoek.
6.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van
andere oppervlakteverhardingen, waarbij de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een
grotere diepte dan 30 cm;
f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30
cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm;
h. het omzetten van meer dan 100 m2 grasland in bouwland.
6.7 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 6.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren indien uit een archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in Artikel 6.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden, in de
vorm van:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van opgravingen.
6.8 Weigering omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden
De omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 6.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' en Artikel 6.6 'Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren kan worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
6.9 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 7 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
c. het bepaalde in 7.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
7.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Er is geen rapport nodig als:
a. in een gebied met waarde Archeologie categorie 3 er sprake is van vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b. in een gebied met waarde Archeologie 3 er een bouwwerk wordt opgericht waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
c. in een gebied met waarde Archeologie 3 er een bouwwerk wordt opgericht waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar niet meer bedragen dan 500 m2.
c. er op voorhand door het Centrum voor Archeologie van de gemeente Amersfoort is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
7.3 Archeologisch programma van eisen
Wanneer het onder Artikel 7.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen 'en Artikel 7.7 'Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden' bedoelde archeologisch onderzoek een proefsleuvenonderzoek is of een opgraving, stellen burgemeester en wethouders
voorafgaand aan dat onderzoek een archeologisch programma van eisen vast waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het betreffende onderzoek.
7.4 Archeologisch plan van aanpak
Voordat het onder Artikel 7.2 en Artikel 7.7 bedoelde archeologisch onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of opgraving wordt uitgevoerd, legt de initiatiefnemer een archeologisch plan van aanpak ter goedkeuring voor aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders houden toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van burgemeester en wethouders in acht te worden genomen.
7.5 Verlening vergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 7.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' wordt verleend indien:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van de volgende voorwaarden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van onderzoek.
7.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 500m2, waartoe ook wordt gerekend afgraven,
woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van
andere oppervlakteverhardingen, waarbij de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een
grotere diepte dan 30 cm;
f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm;
h. het omzetten van meer dan 500 m2 grasland in bouwland.
7.7 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 7.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren indien uit een archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in Artikel 7.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden, in de
vorm van:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van opgravingen.
7.8 Weigering omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden
De omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 7.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' en Artikel 7.6 'Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren kan worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Artikel 8 Waarde - Archeologie Categorie 4 (Dubbelbestemming)
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
c. het bepaalde in 8.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
8.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Er is geen rapport nodig als:
a. in een gebied met waarde Archeologie categorie 4 er sprake is van vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b. in een gebied met waarde Archeologie categorie 4 er een bouwwerk wordt opgericht waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 10.000 m2 bedraagt;
d. er op voorhand door het Centrum voor Archeologie van de gemeente Amersfoort is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
8.3 Archeologisch programma van eisen
Wanneer het onder Artikel 8.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen 'en Artikel 8.7 'Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden' bedoelde archeologisch onderzoek een proefsleuvenonderzoek is of een opgraving, stellen burgemeester en wethouders
voorafgaand aan dat onderzoek een archeologisch programma van eisen vast waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het betreffende onderzoek.
8.4 Archeologisch plan van aanpak
Voordat het onder Artikel 8.2 en Artikel 8.7 bedoelde archeologisch onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of opgraving wordt uitgevoerd, legt de initiatiefnemer een archeologisch plan van aanpak ter goedkeuring voor aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders houden toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van burgemeester en wethouders in acht te worden genomen.
8.5 Verlening vergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 8.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' wordt verleend indien:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van de volgende voorwaarden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van onderzoek;
8.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 10.000m2, waartoe ook wordt gerekend afgraven,
woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van
andere oppervlakteverhardingen, waarbij de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm en de oppervlakte meer dan 10.000 m2 bedraagt;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een
grotere diepte dan 30 cm;
f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30
cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm;
h. het omzetten van meer dan 10.000 m2 grasland in bouwland.
8.7 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 8.6 Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren indien uit een archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in Artikel 8.2 Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden, in de
vorm van:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem
kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van nader onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van opgravingen.
8.8 Weigering omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden
De omgevingsvergunning zoals bedoeld in Artikel 8.2 'Archeologisch onderzoeksrapport en uitzonderingen' en Artikel 8.6 'Verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren kan worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Artikel 9 Waarde - Beschermd Stadsgezicht (Dubbelbestemming)
De regels van de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Algemene Bepaling
'Algemene bepaling' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11 Overige Regels
'Overige regels' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling
'Anti-dubbeltelbepaling' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
'Algemene aanduidingsregels' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
'Algemene bouwregels' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
'Algemene gebruiksregels' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
'Algemene afwijkingsregels' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 36 Algemene wijzigingsregels
'Algemene wijzigingsregels' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 18 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
'Overgangsrecht' van het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Veegplan B - Archeologie'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Sinds 2012 zijn gemeenten bij wet (voorheen de Monumentenwet 1988 en nu volgens de Erfgoedwet) verplicht in een ruimtelijk plan toe te lichten hoe met de cultuurhistorische waarden van gebieden en archeologische monumenten wordt omgegaan. De gemeenteraad dient bij vaststelling van een bestemmingsplan (of beheersverordening) hiermee rekening te houden. Daarom is in het bestemmingsplan "Veegplan B 2017" in een keer voor het gehele grondgebied diverse archeologische waarden opgenomen. Deze waarden zijn gebaseerd op de archeologische beleidskaart van de gemeente Amersfoort uit 2010.
Na vaststelling van het bestemmingsplan "Veegplan B 2017" werd de archeologische beleidskaart geactualiseerd. Door de onderzoeksresultaten van de afgelopen acht jaar kon de archeologische beleidskaart verfijnd en aangevuld worden. Dit leidde ertoe dat enkele terreinen een hogere verwachting kregen en dat andere terreinen geen archeologische verwachting meer hebben. De nieuwe archeologische beleidskaart is in maart 2019 door de gemeenteraad van Amersfoort vastgesteld. Middels voorliggende bestemmingsplan"partiële Veegplan B - Archeologie'' wordt de beleidskaart verankerd in het bestemmingsplan en daarmee juridisch bindend.
In voorliggende "partiële herziening Veegplan B - Archeologie'' wordt voor het gehele Amersfoortse grondgebied de archeologische waarden geactualiseerd conform de nieuwe archeologische beleidskaart. Middels het voorliggende bestemmingsplan worden de nieuwe archeologische waarden juridisch vastgesteld en wordt dit plan bij ingang van de Omgevingswet onderdeel van het omgevingsplan van rechtswege.
1.2 Bestemmingsplan
1.2.1 Aard van het bestemmingsplan
Het karakter van een partiële herziening is dat het bestemmingsplan waarvan wordt afgeweken in stand blijft, maar dat ten aanzien van de regels of de verbeelding wijzigingen plaatsvinden. Het gaat derhalve niet om een nieuwe bestemming maar om een herziening van de bestemming op onderdelen, zoals het wijzigen van de bouwregels, het toevoegen van een functie aan de bestemmingsomschrijving of het toevoegen of wijzigen van een aanduiding. Het geldende bestemmingsplan 'Veegplan B' blijft ook na de herziening van kracht.
Een partiële herziening is dus iets anders dan een 'postzegel' bestemmingsplan waarbij de geldende regeling, zowel de plankaart (verbeelding) als voorschriften (regels), in zijn geheel verdwijnt in ruil voor het nieuwe bestemmingsplan.
Gezien de beperkte wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Veegplan B' en het feit dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan 'Veegplan B' al de benodigde onderzoeken hebben plaatsgevonden, wordt volstaan met het actualiseren van voor de partiële herziening relevante onderzoeksgegevens en een beperkte toelichting op de voorliggende partiële herziening.
1.2.2 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Partiële herziening Veegplan B - Archeologie' beslaat het hele grondgebied van Amersfoort.
Afbeelding: Geactualiseerde archeologische beleidskaart. Bron: Gemeente Amersfoort
1.2.3 Geldend(e) plan(nen)
Het bestemmingsplan 'Partiële herziening Veegplan B - archeologie' heeft betrekking op het hele grondgebied van Amersfoort en vervangt daarmee de regels van het bestemmingsplan "Veegplan B 2017" artikel 24 t/m artikel 27.
1.3 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit twee delen: planregels, waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding is in deze partiële herziening het hele grondgebied van de gemeente en niet als apart document opgenomen.
Aangezien met dit bestemmingsplan alleen de archeologische regels worden aangepast is gekozen om de milieuaspecten verder niet te behandelen. Deze zijn immers al behandeld in het huidig geldende bestemmingsplan 'Veegplan B'. Het voorliggend bestemmingsplan vormt een partiële herziening op de archeologische regels bestemmingsplan 'Veegplan B'. De overige regels blijven intact. In het volgende hoofdstuk wordt het plan verder toegelicht.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Algemeen
Dubbelbestemming Archeologie
Het opnemen van een dubbelbestemming voor archeologie brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie categorie 1 t/m 4
In het bestemmingsplan "Veegplan B 2017" is in de regeling voor archeologie onderscheid gemaakt in vier verschillende gebieden met archeologische verwachtingswaarden. Bij gebieden met de hoogste archeologische verwachtingswaarde is altijd onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. Hiervoor is de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 1' opgenomen. Bij lagere verwachtingswaarden is pas archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 cm én met een oppervlakte groter dan 100 m2, 500 m2, respectievelijk 10.000 m2. Dit is resp. vertaald in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4'.
Nieuwe dubbelbestemming archeologie categorie 0.
Tijdens de actualisatie van de archeologische beleidsregels is een nieuwe categorie opgenomen, categorie '0'. Deze categorie representeert een waarde waarin geen archeologische vondsten verwacht worden en waarbij, ongeacht de grootte van het planvoornemen, geen archeologisch onderzoek nodig is.
2.2 De Procedure
2.2.1 Modelkeuze bestemmingsplanprocedure
Het wijzigen van de archeologische waarde is opgenomen als wijzigingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan Veegplan B. Het toevoegen van een nieuwe archeologische waarde echter niet, waardoor het noodzakelijk is om een bestemmingsplan op te stellen en de daarbij horende procedure te doorlopen.
Bestemmingsplannen vormen in de Wro het centrale normstellende besluit. Er geldt een verplichting dat voor het gehele gemeentelijke grondgebied bestemmingsplannen worden vastgesteld. Artikel 3.1.Wro bepaalt hierover het volgende: De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vast.
De gemeente Amersfoort onderscheidt drie modellen waarin de rol van de raad wordt beschreven.
Rol van de raad uit 'Notitie Rol van de raad in RO procedures'
Model 1 geldt in hoofdzaak voor ontwikkelingen of verzoeken met een beperkt karakter die zich in het algemeen afspelen op perceelsniveau. Er is geen strijd met andere beleidsterreinen, zoals detailhandelsvisie, monumentenbeleid etc. Vaak gaat het ook om zaken waarvan de provincie bijvoorbeeld heeft aangegeven dat het niet nodig is vooroverleg te voeren. Model 2 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden, die geactualiseerd worden en voor urgente en belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime. Model 3 wordt toegepast bij grootschalige nieuwe ontwikkelingen en ontwikkelingen die een ingrijpende omslag in beleid vertegenwoordigen.
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een partiële herziening waarbij archeologische regels worden aangepast conform de reeds vastgestelde archeologische beleidskaart. Door deze geringe, regeltechnische aanpassing heeft het een plan een beperkt karakter en geen invloed op andere beleidsvelden. Module 1 volstaat. De raad wordt betrokken in de ontwerpfase middels een raadsinformatiebrief. Ter zijner tijd wordt de raad voorgesteld om het voorliggend bestemmingsplan 'Partiële herziening Veegplan B - Archeologie' vast te stellen.
Wettelijk vooroverleg
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Nader vooroverleg over dit bestemmingsplan is gelet hierop niet nodig en wordt dan ook achterwege gelaten.
Zienswijzenprocedure
Nadat burgemeester en wethouders met het ontwerp van dit bestemmingsplan hebben ingestemd, heeft het plan van 14 december 2023 tot en met 24 januari 2024 voor een iedereen ter visie gelegen. Het plan kon ook digitaal worden geraadpleegd via www.ruimtelijkeplannen.nl en onze gemeentelijke website www.amersfoort.nl.
Tijdens de periode van de tervisielegging konden belanghebbenden een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan aan het college van burgemeester en wethouders kenbaar maken. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze is behandeld in de zienwijzennota (bijlage) en leidt niet tot aanpassing van het plan. Na de vaststelling volgt er de mogelijkheid tot het indienen van beroep en/of voorlopige voorziening bij de Raad van State. Na het doorlopen van de fase van beroep en/of voorlopige voorziening wordt het plan onherroepelijk.