Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening
Bestemmingsplan - gemeente De Bilt
Vastgesteld op 25-11-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
- a. plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening' van de gemeente De Bilt;
- b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0310.17001BP0006-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
- c. aan- en uitbouw:
een aan een gebouw aanwezig bouwwerk dat al dan niet rechtstreeks vanuit dat gebouw toegankelijk is;
- d. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
- e. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, het fokken en opfokken van paarden inbegrepen, en waarbij houtteelt is uitgesloten;
- f. bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) één persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
- h.
bedrijfsmatige exploitatie:het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie,dat in de logiesverblijven - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkhedengeboden worden;
- i. bestaand gebouw, (bedrijfs-)woning:
een gebouw dat, een (bedrijfs-)woning die, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen;
- j. bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen:
de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen van een bestaand gebouw, (bedrijfs-)woning;
- k. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
- l. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
- m. Bevi-inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit besluit luidde op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- n. bijgebouw:
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
- o. blokhut:
een gebouw van eenvoudige constructie dat bestemd is voor kortdurend recreatief woonverblijf van passanten;
- p. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
- q. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
- r. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
- s. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
- t. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
- u. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen bouwwerken zijnde zijn toegelaten;
- v. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
- w. chalet:
een gebouw van lichte constructie zonder vaste fundering dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat is bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50, bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
- x. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- y. erker:
uitbouw aan de voorzijde van een woning;
- z. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- aa. gebruiksgerichte paardenhouderij:
paardenhouderij die is gericht op fokken van paarden, het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden (pension), het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden met een omvang van ten minste 20 n.g.e.;
- ab. groene contour:
ecologische hoofdstructuur, de Natuurbeschermingswet-, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden;
- ac. groepsaccommodatie:
een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf van een groep of groepen personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke zalen en/of kamers;
- ad. grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik gemaakt wordt van open grond; - ae. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
aea. hoofdverblijf:
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid;
- af. horeca:
onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
- ag. houtteelt:
de agrarische productie van snelgroeiend opgaand hout gedurende een periode van ten hoogste 25 jaar;
- ah. intensieve veehouderij;
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee, met inbegrip van pelsdieren-, wormen-, maden- en viskwekerij -zelfstandig of als neventak-, welke bedrijfsactiviteiten geheel of nagenoeg geheel plaatsvinden of rechtens mogen plaatsvinden in gebouwen met een oppervlakte van ten minste 250 m². Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van (melk)rundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;
- ai. kassen:
transparant gedekte bouwwerken geschikt voor het telen van tuinbouwgewassen;
- aj. landschapselement:
een kleinschalig natuurelement of houtopstand in het landschap met een natuurwetenschappelijke, visuele en/of cultuurhistorische waarde, zoals (gerief)bosjes, weg- en erfbeplanting, houtsingels, houtwallen en boomgroepen en graslanden en heideveldjes met een minimale omvang van 0,5 ha en/of een lengte van 100 m;
- ak. lifesciencebedrijven & -instellingen:
bedrijven en instellingen in hoofdzaak gericht op (wetenschappelijk) (bio)medisch en biotechnologisch onderzoek ten behoeve van innovatie, kennisontwikkeling en kennisoverdracht;
- al. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
- am. maatvoering:
de goothoogte, de bouwhoogte, de inhoud en/of de oppervlakte van bouwwerken;
- an. manege:
een paardenhouderij, gericht op het beoefenen van de paardensport;
- ao. mantelzorg:
zorg die wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meer leden uit diens directe omgeving, niet in het kader van een hulpverlenend beroep maar vanwege de sociale relatie;
- ap. medische nazorg:
bedrijven en instellingen gericht op het uitsluitend aanbieden van medische nazorg in de vorm van verpleging, verzorging en begeleiding na een medische behandeling, waarbij het verblijf van korte duur is. Onder medische nazorg worden zorgwoningen en begeleid wonen niet verstaan;
- aq. met het wonen verenigbare functie:
een bedrijfsmatige activiteit, niet behorend tot één van de categorieën als genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit behorende bij de Wet milieubeheer zoals dit luidt ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan en niet zijnde detailhandel, dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- ar. mobiel kampeermiddel:
een tent, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan; één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
- as. niet-grondgebonden agrarische bedrijven:
bedrijven, waarvan de exploitatie geheel of gedeeltelijk niet afhankelijk is van de opbrengst van ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;
- at. ondersteunende teelt:
het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van de productie van ruwvoedergewassen;
- au. onzelfstandige horeca:
kleinschalige, niet voor derden toegankelijke vormen van horeca welke onlosmakelijk verbonden zijn met de functie waartoe zij behoren;
- av. overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
- aw. paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
- ax. paardenhouderij:
een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van stallingsruimte voor paarden (paardenpension), alsmede op het trainen, africhten en/of verzorgen van paarden;
- ay. peil:
- 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel ter plaatse van die hoofdtoegang;
az. permanente bewoning:
gebruik als woning, in de zin van het hebben van een hoofdverblijf op die plaats, door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die ingevolge de Wet basisadministratie noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in de gemeentelijke basisregistratie van de gemeente De Bilt;
- az. recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekeind- en/of verblijfsrecreatie, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en derhalve bedoeld is voor niet-permanente bewoning;
- ba. recreatiewoning:
een gebouw met vaste fundering, niet zijnde een trekkershut en/of stacaravan en/of chalet, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50, wordt bewoond voor uitsluitend recreatieve doeleinden;
- bb. relatie:
een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bouwperceel dan wel bouwvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bouwperceel dan wel bouwvlak;
- bc. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
- bd. stacaravan:
een gebouw, gebouwd, ingericht en bestemd voor recreatief nachtverblijf, dat de kenmerken heeft van een mobiele verblijfseenheid, dat in verband met de afmetingen, samenstelling, inrichting en uiterlijk aanzien en gelet op de mate van mobiliteit niet kan worden aangemerkt als een mobiel kampeermiddel om achter een personenauto deel te nemen aan het verkeer engedurendemaximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50,wordt bewoond voor uitsluitend recreatieve doeleinden;
- be. standplaats voor een mobiel kampeermiddel:
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50;
- bf. verblijfsrecreatieve voorziening:
een recreatiewoning, stacaravan of ander gebouw of bouwsel al dan niet op wielen dat dient voor recreatieve bewoning door één of meerdere personen, die elders hun hoofdverblijf hebben,gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met50;
- bg. voorste bouwgrens:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
- bh. voorgevel:
de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;
- bi. Wmo-indicatie:
een van gemeentewege afgegeven indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
- bj. woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
- bk. zalenverhuur:
het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, met inbegrip van onzelfstandige horeca, en exclusief overnachtingen.
bkl. zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Basisregels
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren);
- b. oppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- c. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- d. goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- e. inhoud van een gebouw:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- f. bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met gebouwen is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.2 Aanvullende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. graszodenkwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - graszodenkwekerij';
- c. uitoefening van een boomkwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';
- d. activiteiten bij agrarische bedrijven zoals per adres aangegeven in Bijlage 1;
- e. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- f. dagrecreatie;
- g. wegen, paden en verhardingen;
- h. parkeervoorzieningen ten behoeve van zalenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Onder het doel 'uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf':
- zijn kwekerijactiviteiten en kassen niet begrepen;
- zijn boomkwekerij, heester- en fruitteelt niet begrepen, uitgezonderd voor zover toegestaan;
- is mestopslag buiten het bouwvlak niet begrepen;
- is ondersteunende teelt en de verbouw van vollegrondsgroente begrepen waarbij het gebruik van afdekfolie is toegestaan;
- is per agrarisch bouwvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf begrepen;
- is per agrarisch bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- zijn intensieve veehouderijbedrijven niet begrepen.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen.
Het doel 'dagrecreatie' is beperkt tot het gebruik van bestaande voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
Het doel 'wegen, paden en verhardingen' is beperkt tot:
- de bestaande wegen en met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken;
- het gebruik van bestaande voet- en fietspaden.
3.2 Bouwregels
- a. Voor de bebouwing ten behoeve van de uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf, graszoden- en boomkwekerij gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- 2. de gebouwen worden gebouwd met kap;
- 3. binnen het bouwvlak zijn paardenbakken toegestaan tot een oppervlakte van 800 m²;
- 4. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||||
Bedrijfsgebouwen | 5 m | 10 m | - | ||||
Bedrijfswoning | 6 m | 10 m | 100 m2 | ||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning | 3 m | 6 m | 70 m² | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak | - | 12 m | - | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak | - | 3 m | - | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'landschapsmonument' | - | 1,3 m | - |
- b. Voor de bebouwing ten behoeve van de overige doeleinden gelden de volgende regels:
- 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. hekwerken dienen passeerbaar te zijn voor de bij het gebied behorende fauna;
- 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2:
- 1. sub a. onder 2, voor een platte afdekking van bedrijfsgebouwen tot een maximale oppervlakte van 150 m² per grondgebonden agrarisch bedrijf;
- 2. sub a. onder 4, voor een hogere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het agrarische bouwvlak tot een maximale hoogte van 25 m;
- 3. sub a. onder 4, voor een grotere goothoogte voor bedrijfsgebouwen, tot een maximale goothoogte van 6 m.
- b. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen betrokken:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. de verkeersveiligheid, respectievelijk de verkeersaantrekkende werking;
- 3. de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden.
- c. De onder a.1. tot en met a.3. bedoelde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen en wordt slechts verleend indien is aangetoond dat:
- 1. de vergrote bouwmogelijkheid noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
- 2. de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend, geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke kenmerken, die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 3.1);
- 3. door de ingreep geen significante schade ontstaat aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de groene contour.
3.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- 1. het gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige opslag buiten de bedrijfsgebouwen;
- 2. het gebruik van de gronden voor het bedrijfsmatig voor derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstige van het betrokken bedrijf;
- 3. het gebruik van gronden voor het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het grondgebonden agrarisch bedrijf.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bestaande legaal tot stand gekomen activiteiten welke op het tijdstip inwerkingtreding van het plan aanwezig zijn.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 voor het uitoefenen van nevenactiviteiten, die zijn opgenomen in de bijlage 'Lijst nevenactiviteiten' tot maximaal de aldaar genoemde oppervlakte.
- b. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen betrokken:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. de ruimtelijke kenmerken behorend tot het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 3.1);
- 3. de verkeersveiligheid, respectievelijk de verkeersaantrekkende werking.
- c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de nevenactiviteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend, geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke kenmerken, die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 3.1).
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Agrarischmet waarden - Natuur- en landschapswaarden', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen, anders dan bij wijze van verzorging, dan wel het kappen van hakhout, althans indien dit een periodiek terugkerende werkzaamheid betreft op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- 4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 3.1.
- d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
- e. Bij de afweging als bedoeld onder b. voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op het dempen van sloten zal ten minste een evenredige compensatie van het verlies aan waterareaal als voorwaarde worden gesteld. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien de breedte van het perceel dat ontstaat na demping van de sloot of watergang, die parallel aan de verkavelingsrichting (opstrek) loopt, meer dan 70 m zal bedragen.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsregels
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een grond,- weg- en waterbouwkundigbedrijf en boomteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf en boomteelt';
- b. opslag en het laden en lossen van goederen en materialen ten behoeve van de openbare dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- c. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. wegen, paden en verhardingen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:
- a. een niet-inpandige bedrijfswoning wordt gebouwd met kap;
- b. de afstand tussen gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m;
- c. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- d. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||||
Bedrijfsgebouwen | 6 m | 10 m | - T.b.v. grond,- weg- en waterbouwkundigbedrijf en boomteelt: 2.665 m². | ||||
Bedrijfswoning | 6 m | 10 m | 100 m2 | ||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning | 3 m | 6 m | 70 m² | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m | - |
4.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 voor vergroting van het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15%.
- b. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen betrokken:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. de verkeersveiligheid, respectievelijk de verkeersaantrekkende werking;
- 3. de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden.
- c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen en wordt slechts verleend indien is aangetoond dat:
- 1. de vergrote bouwmogelijkheid noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
- 2. de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend, geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke kenmerken, die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 4.1);
- 3. door de ingreep geen significante schade ontstaat aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de groene contour.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan bedrijfsmatige opslag buiten de bedrijfsgebouwen, voor zover deze aanwezig zijn.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. drinkwatervoorzieningen;
- b. transformatorhuizen;
- c. een telecommunicatiemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - telecommunicatiemast';
- d. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. wegen, paden en verhardingen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Onder het doeleind 'drinkwatervoorziening' wordt begrepen:
- de drinkwaterwinning;
- de drinkwaterproductie;
- de drinkwaterdistributie;
- de bescherming van de grondwaterkwaliteit.
In de bestemming zijn bedrijfswoningen niet toegestaan.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
5.2 Bouwregels
- a. Voor de bebouwing ten behoeve van het doel 'drinkwatervoorziening' gelden de volgende regels:
- 1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||||
Bedrijfsgebouwen | 6 m | 9 m | 1.206 m² | ||||
Watertoren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - watertoren | - | 43 m | - | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 10 m | - |
- b. Voor de bebouwing ten behoeve van het doel 'telecommunicatiemast' gelden de volgende regels:
Bouwwerken | Bouwhoogte |
Telecommunicatiemast | Bestaande bouwhoogte |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2 m |
- c. Voor de bebouwing ten behoeve van de overige doeleinden gelden de volgende regels:
- 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 voor vergroting van het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15%.
- b. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen betrokken:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. de verkeersveiligheid, respectievelijk de verkeersaantrekkende werking;
- 3. de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden.
- c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen en wordt slechts verleend indien is aangetoond dat:
- 1. de vergrote bouwmogelijkheid noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
- 2. de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend, geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke kenmerken, die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 5.1);
- 3. door de ingreep geen significante schade ontstaat aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de groene contour.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan bedrijfsmatige opslag buiten de bedrijfsgebouwen, voor zover deze aanwezig zijn.
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven, die zijn aangegeven met categorie 1 in de van deze regels deel uitmakende Bijlage4;
- b. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. wegen, paden en verhardingen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
6.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:
- a. een niet-inpandige bedrijfswoning wordt gebouwd met kap;
- b. de afstand tussen gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m;
- c. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- d. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||||
Bedrijfsgebouwen | 6 m | 8 m | - Maartendijkseweg 9: 525 m² - Soestdijkseweg Noord 492: 208 m² | ||||
Bedrijfswoning | 6 m | 10 m | 100 m2 | ||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning | 3 m | 6 m | 70 m² | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m | - |
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 voor vergroting van het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15%.
- b. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen betrokken:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. de verkeersveiligheid, respectievelijk de verkeersaantrekkende werking;
- 3. de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden.
- c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen en wordt slechts verleend indien is aangetoond dat:
- 1. de vergrote bouwmogelijkheid noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
- 2. de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend, geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke kenmerken, die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 6.1);
- 3. door de ingreep geen significante schade ontstaat aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de groene contour.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. wegen, paden en verhardingen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
In de bestemming zijn bedrijfswoningen niet toegestaan.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
7.2 Bouwregels
- a. Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
- 1. de oppervlakte van gebouwen bedraagt per voorziening niet meer dan de bestaande oppervlakte van gebouwen zoals weergegeven in Bijlage 3, vermeerderd met 10%;
- 2. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- 3. de afstand tussen gebouwen bedraagt niet meer dan 20 m;
- 4. met inachtneming van het bepaalde onder 1. mag de maatvoering van de bebouwing niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte | Bouwhoogte | ||||
Bedrijfsgebouwen | 7 m | 13 m | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 5 m |
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. uitsluitend scouting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scouting';
- c. uitsluitend begraafplaats en crematorium, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie D' is onzelfstandige horeca toegestaan waarvan de totale oppervlakte niet meer dan 140 m² mag bedragen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie D' is een galerie en vergaderlocatie toegestaan waarvan de totale oppervlakte niet meer dan 300 m²;
- f. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. wegen, paden en verhardingen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
8.2 Bouwregels
- a. Voor de bebouwing ten dienste van het doel 'maatschappelijke voorzieningen' geldt de volgende regel:
- 1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Ter plaatse van de aanduiding | Oppervlakte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||
specifieke bouwaanduiding - sectie A | 1.740 m² | 7,5 m | - | ||
specifieke bouwaanduiding - sectie B | 828 m² | 7,5 m | - | ||
specifieke bouwaanduiding - sectie C | 10.491 m² | 13 m | - | ||
specifieke bouwaanduiding - sectie D | 586 m² | bestaand | - | ||
Bedrijfswoning | - | 7,5 m | 100 m2 | ||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning | bestaand | bestaand | - | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 6 m | - |
- b. Voor de bebouwing ten behoeve van het doel 'scouting' geldt de volgende regel:
- 1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||||
Gebouwen | bestaand | bestaand | bestaand | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 6 m | - |
- c. Voor de bebouwing ten behoeve van het doel 'begraafplaats en crematorium' geldt de volgende regel:
- 1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||||
Bedrijfswoning | 6 m | 8 m | 75 m2 | ||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning | bestaand | bestaand | bestaand | ||||
Gebouwen | 7 m | 11 m | 1.961 m² | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 10 m | - |
- d. Voor de bebouwing ten behoeve van de overige doeleinden gelden de volgende regels:
- 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 9 Maatschappelijk - Berg En Bosch
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Berg en Bosch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. culturele, sociale, medische, wetenschappelijke of educatieve doeleinden welke (bio)medisch en/of zorg gerelateerd zijn;
- b. behoud en bescherming van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- c. een centrale gemeenschappelijke ruimte tot een maximale oppervlakte van 600 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van onzelfstandige horeca niet meer mag bedragen dan 300 m2;
- d. een horecabedrijf, die is aangegeven met categorie 1 in de van deze regels deel uitmakende Bijlage4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. wegen, paden en verhardingen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
In de bestemming zijn geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen begrepen.
Per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. Een bedrijfswoning mag voorts worden gebruikt als zorgwoning.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
9.2 Bouwregels
Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen;
- b. de maatvoering van gebouwen mag niet meer bedragen dan hierna is bepaald:
Aanduiding | Bebouwings- percentage | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | |||
specifieke bouwaanduiding - sectie A | 15,3% | aangegeven | aangegeven | - | |||
specifieke bouwaanduiding - sectie B | 0,4% | aangegeven | aangegeven | - | |||
specifieke bouwaanduiding - sectie C | 19% | aangegeven | aangegeven | - | |||
Bedrijfswoning | - | 5,5 m | 10 m | 100 m2 | |||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning | - | 3 m | 4,5 m | 70 m² |
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van (vlaggen)masten mag niet meer bedragen dan 7 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan horeca, met uitzondering van onzelfstandige horeca zoals is bedoeld in lid 9.1 sub c.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Berg en Bosch', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het beplanten van gronden ten behoeve van het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
- 4. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
- 5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 9.1.
- d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Lifescience', ten behoeve van lifescience bedrijven en instellingen en/of medische nazorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de functie aantoonbaar medisch gerelateerd is en in al dan niet directe relatie staat met in de nabijheid gelegen medische- of kennisinstellingen, in welk kader een bedrijfsplan dient te worden opgesteld;
- b. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- c. aan de bestemming ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte is toegestaan, tot maximaal 20% van de totale vloeroppervlakte per bedrijf of instelling, een en ander niet zijnde zelfstandige kantoren;
- d. wijziging uitsluitend kan plaatsvinden indien op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de functie verkeerstechnisch inpasbaar is en niet leidt tot aantasting van de verkeersveiligheid;
- e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- f. wijziging niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kenmerken die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden' zoals bepaald in de regels, in die zin dat de functie geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor deze kenmerken;
- g. door middel van een erfinrichtingsplan de functie landschappelijk wordt ingepast;
- h. wijziging niet leidt tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- i. het bepaalde in lid 9.2 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud en bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden;
- b. dagrecreatie;
- c. houtteelt;
- d. een grafkelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - ondergrondse begraafplaats';
- e. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
- f. opslag ten behoeve van politiehondentraining, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- g. verkeer;
- h. ecologische voorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud, de bescherming en ontwikkeling van landschapsmonument De Biltse Duinen;
- het behoud van bos- en parklandschap;
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
Het doel 'dagrecreatie' is beperkt tot het gebruik van bestaande voet- fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
Het doel 'verkeer' is beperkt tot:
- de bestaande wegen en met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken;
- het gebruik van bestaande voet- en fietspaden.
Het doel 'ecologische voorzieningen' is beperkt tot het aanbrengen van voorzieningen ter bevordering of instandhouding van ecologische verbindingen.
10.2 Bouwregels
- a. Voor de bebouwing ten behoeve van het doel 'recreatiewoning' geldt de volgende regel:
- 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mag één recreatiewoning worden gebouwd waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is één bijgebouw toegestaan, waarvan de oppervlakte, goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 100 m², 3 m en 5 m.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is één gebouw toegestaan, waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering.
- d. Voor de bebouwing ten behoeve van de overige doeleinden gelden de volgende regels:
- 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat ter plaats van de aanduiding 'landschapsmonument' geen bebouwing is toegestaan;
- 2. hekwerken dienen passeerbaar te zijn voor de bij het gebied behorende fauna;
- 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen van:
- a. beheergebouwen ten behoeve van het beheer van natuur-, landschaps- en boscomplexen, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van het te beheren object of het totaal van verschillende objecten ten minste 100 ha bedraagt;
- 2. er één beheergebouw is toegestaan met een inhoud ten hoogste van 150 m3, een goothoogte van 3,5 m en een bouwhoogte van 6 m;
- 3. het beheergebouw aan de openbare weg moet worden gebouwd;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m, uitsluitend ten behoeve van behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden en ecologische voorzieningen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Natuur', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,30 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- 4. het beplanten van gronden ten behoeve van het kweken en telen van struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) teelt;
- 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen, anders dan bij wijze van verzorging, dan wel het kappen van hakhout, althans indien dit een periodiek terugkerende werkzaamheid betreft op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 10.1.
- d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
- e. Bij de afweging als bedoeld onder b. voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op het dempen van sloten zal ten minste een evenredige compensatie van het verlies aan waterareaal als voorwaarde worden gesteld. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien de breedte van het perceel dat ontstaat na demping van de sloot of watergang, die parallel aan de verkavelingsrichting (opstrek) loopt, meer dan 70 m zal bedragen.
Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatief verblijf in verblijfsrecreatieve voorzieningen en mobiele kampeermiddelen, met dien verstande dat het aantal verblijfsrecreatieve voorzieningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven in de navolgende tabel:
Verblijfsrecre-atieterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaandui- ding - sectie ab'. | Verblijfsrecreatie- terrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie c'. | Verblijfsrecre-atieterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaandui- ding - sectie d'. | Verblijfsre- creatieter- rein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaan- duiding - sectie e'. | ||
Recreatiewo- ningen | 91 | max. 55% van de voor bebouwing bestemde terreinoppervlakte | 87 | 3 | |
Stacaravans en Chalets | - | 396 | |||
Standplaatsen mobiele kampeermid- delen | - | - | - | 195 | |
Blokhutten | - | - | - | - | |
Groepsaccom- modatie | 1 | - | - | - | - |
- b. onzelfstandige horeca, met dien verstande dat de oppervlakte per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 200 m², tot een maximum van 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, dan wel de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak indien deze meer bedraagt;
- c.
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatigeexploitatie' is niet bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en kampeermiddelentoegestaan; - d. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. wegen, paden en verhardingen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen, bestaande ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen, voet- en fietspaden ten behoeve van openbaar gebied, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar gebied'.
Met dien verstande dat:
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specieke vorm van recreatie - geen verblijfsrecreatieve voorzieningen voorzieningen en mobiele kampeermiddelen' geen verblijfsrecreatieve voorzieningen en mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan.
Per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van bestaande erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding en versterking van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten, reliëf en gradiënten in een overigens gesloten bosgebied;
- inrichting met gebiedseigen beplanting.
11.2 Bouwregels
Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
- a. de onderlinge afstand tussen recreatieve voorzieningen dient ten minste 3 m te bedragen;
- b. indien een bouwvlak is aangegeven, dienen gebouwen ten behoeve van beheer en voorzieningen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- c. het aantal bouwlagen van recreatiewoningen, stacaravans
,en chaletsen blokhuttenmag niet meer bedragen dan 1; - d. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven, dan wel de bestaande maatvoering indien die meer bedraagt:
Bouwwerk | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte per bouwwerk | |||||
Recreatiewoningen | 3 m | 4,5 m | 70 m² | |||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij stacaravans en chalets ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie e' | 3 m | 3.5 m | 7 m2 | |||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouw bij een recreatiewoning | 3 m | 3.5 m | 7 m² | |||||
Stacaravans en chalets ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - sectie c' | - | 3.5 m | 35 m2 | |||||
Stacaravans en chalets ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie e' Categorie - maximaal aantal <= 35 m2 - 125 Stacaravans en/of chalets <= 45 m2 - 249 Stacarvans en/of chalets <= 55 m2 - 22 Stacarvans en/of chalets | - - - | 3,5 m 3,5 m 3,5 m | 35 m2 45 m2 55 m2 | |||||
Gebouwen ten behoeve van beheer en voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - sectie ab', 'specifieke bouwaanduiding - sectie c' en 'specifieke bouwaanduiding - sectie d' | 6 m | 9 m | De totale gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m² | |||||
Gebouwen ten behoeve van beheer en voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie e' | 6 m | 9 m | De totale gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2.200 m² | |||||
- | 6 m | 9 m 4 | ||||||
Bedrijfswoning | 6 m | 10 m | 75 m2 | |||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning | 3 m | 6 m | 70 m² | |||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m | - |
, met dien verstande dat:
- 1. de totale gezamenlijke oppervlakte gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' niet meer mag bedragen dan aangegeven;
- 2. het totaal oppervlakte aan stacaravans en chalets tezamen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie e' niet meer mag bedragen dan 15.750 m2.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Recreatie- Verblijfsrecreatie', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het beplanten van gronden ten behoeve van het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
- 4. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
- 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 11.1.
- d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'manege', uitsluitend een manege;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan', uitsluitend een golfbaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', uitsluitend een ijsbaan;
- e. onzelfstandige horeca ter ondersteuning van het sportcomplex, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte
;, met dien verstande dat de oppervlakte op het perceel van de Amersfoortseweg 1 niet meer mag bedragen dan 210 m2;
- 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte
- f. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. wegen, paden en verhardingen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
12.2 Bouwregels
- a. Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
- 1. de oppervlakte van gebouwen (uitgezonderd de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) bedraagt per voorziening niet meer dan de bestaande oppervlakte van gebouwen zoals weergegeven in de bijlage 'Overzicht oppervlaktes bebouwing' vermeerderd met 10%, met dien verstande dat voor Amersfoortseweg 1 de bestaande oppervlakte tevens de maximale oppervlakte is;
- 2. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat op het perceel Amersfoortseweg 1 maximaal 4 schuilhutten buiten het bouwvlak zijn toegestaan waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
- 3. de hoofdgebouwen worden gebouwd in 1 bouwlaag met kap, met dien verstande dat gebouwen op het perceel Amersfoortseweg 1 mogen worden gebouwd in 2 bouwlagen met kap;
- 4. met inachtneming van het bepaalde onder 1. mag de maatvoering van de bebouwing niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerk | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||
Gebouwen ten behoeve van beheer en voorzieningen | 3,5 m, uitgezonderd Amersfoortseweg 1 waar 6 m geldt | 10 m, uitgezonderd Amersfoortseweg 1 waar 12 m geldt | - | ||
Bedrijfswoning | 6 m | 10 m | Burg. v.d. Borchlaan 11: 110 m² overige 100 m2 | ||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning | 3 m | 6 m | 70 m² | ||
Lichtmasten | - | 15 m | - | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m | - |
- b. in afwijking van het bepaalde onder a. is op het adres Burgemeester van der Borchlaan 11 tevens een semipermanente overkapping met een maximale hoogte en oppervlakte van respectievelijk 10 m en 1.300 m² ten behoeve van het overdekt beoefenen van sport toegestaan en uitsluitend in de periode van 1 oktober tot 1 april.
12.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 12.2 bepaalde voor:
- 1. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 18 m voor het doeleind bedoeld in lid 12.1 onder a;
- 2. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 6 m ter plaatse van de aanduiding 'manege';
- 3. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van ballenvangers tot ten hoogste 20 m, mits vooraf ecologisch onderzoek is verricht.
- b. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen betrokken:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. de verkeersveiligheid, respectievelijk de verkeersaantrekkende werking;
- 3. de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden.
- c. De onder a.1. tot en met a.3. bedoelde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen en wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend, geen nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke kenmerken, die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 12.1).
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het beplanten van gronden ten behoeve van het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
- 4. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
- 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b.
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 11.1.
- d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en erven;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. behoud en bescherming van de aanwezige natuurwaarden.
13.2 Bouwregels
Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Binnen de bestemming 'Tuin' zijn bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder lid 13.2 sub a, voor het bouwen van bijgebouwen per afzonderlijk bestemmingsvlak, onder de voorwaarde van voorafgaande sloop van de bestaande bouwwerken op het bestemmingsvlak waartoe het bijgebouw behoort, met uitzondering van bestaande erf- en terreinafscheidingen en met dien verstande dat de oppervlakte, goot- en bouwhoogte van een bijgebouw niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 50 m², 3 m en 6 m.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Tuin', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het kappen van bomen;
- 2. het dempen van wateren.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen sprake is van significant negatieve effecten op beschermde soorten en het Natuurnetwerk Nederland.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. wegen, paden en verhardingen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het doel 'wegen' mag het aantal rijstroken ten hoogste het bestaande aantal bedragen.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
14.2 Bouwregels
- a. Voor de bebouwing ten behoeve van de doeleinden 'wegen' en 'parkeervoorzieningen' gelden de volgende regels:
- 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten en verwijsborden niet meer mag bedragen dan 12 m.
- b. Voor de overige doeleinden gelden de volgende regels:
- 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. water en oeverstroken;
- c. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
15.2 Bouwregels
De bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – zalenverhuur' is zalenverhuur toegestaan;
- c. tuinen en erven.
- d. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- e. wegen, paden en verhardingen;
- f. parkeervoorzieningen ten behoeve van zalenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
.; - i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is het gebruik van gebouwen als hoofdgebouw c.q. woning niet toegestaan.
Het doel 'wonen' is beperkt tot 1 woning per bestemmingsvlak dan wel niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn twee aaneengebouwde woningen toegestaan.
Onder het doel 'wonen' is mede begrepen de uitoefening van met het wonen verenigbare functies, met dien verstande dat niet meer dan 225 m³ aan gebouwen per bouwperceel voor de met het wonen verenigbare functie mag worden benut, dan wel de bestaande inhoud indien het gebruik meer bedraagt.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing' is de opslag van goederen ten behoeve van met het wonen verenigbare functies toegestaan, met dien verstande dat de opslag binnen de bijgebouwen plaatsvindt en wel tot ten hoogste 450 m³.
Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- het behoud van erf-, laan-, kavelgrens- en wegbeplanting;
- het openhouden van sloten;
- de aansluiting op ecologische verbindingen;
- de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.
16.2 Bouwregels
Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
- a. indien een bouwvlak is aangegeven dient een woning in het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat een woning in de voorste bouwgrens wordt gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing' gelden voorts de volgende regels:
- 1. bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend worden gebouwd op de plaats van de te vervangen woning en is uitsluitend de bestaande maatvoering toegestaan;
- 2. de afstand tussen gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m;
- c. het oprichten van gebouwen vóór de voorgevel of vóór het verlengde daarvan is niet toegestaan, met uitzondering van toegangsportalen, erkers en naar de aard daarmee gelijk te stellen ondergeschikte uitbreidingen, waarbij de voorgevel alsmede het verlengde daar met ten hoogste 1 m mag worden overschreden en de bouwhoogte van deze ondergeschikte uitbreiding niet meer mag bedragen dan 3 m;
- d. de woningen worden met kap gebouwd, waarvan de dakhelling niet meer dan 50° mag bedragen;
- e. de afstand van een vrijstaande woning tot de bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m;
- f. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
- g. paardenbak, uitsluitend op het adres Koudelaan 3-5;
- h. uitsluitend bestaande hooibergen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. hooibergen uitsluitend op de bestaande locatie mogen worden gebouwd;
- 2. uitsluitend de bestaande maatvoering is toegestaan;
- i. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte | Bouwhoogte | Oppervlakte | ||
Woningen met daarbij behorende aan- en uitbouwen | 3,5 m, met dien verstande dat, indien aangegeven, de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven | - | 100 m² per bouwperceel dan wel de bestaande oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing'. | ||
Bijgebouwen | 3 m | 6 m | 40% van de oppervlakte van het onbebouwde erf per bouwperceel, tot een maximum van 70 m² gezamenlijk, met dien verstande dat ter plaatse van de Koudelaan 3 – 5 400 m2 is toegestaan. | ||
Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel | - | 1 m | - | ||
Erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel | - | 2 m | - | ||
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m | - |
16.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder lid 16.2 sub h, voor een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m² uitsluitend ten behoeve van een agrarisch getinte hobby en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing'.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder lid 16.2 sub g voor het bouwen van nieuwe paardenbakken, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van de paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m²;
- 2. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 m vanaf een al dan niet agrarisch bouwvlak of bestemmingsvlak van derden;
- 3. lichtmasten bij de paardenbak niet zijn toegestaan;
- 4. er sprake is van een landschappelijke inpassing door middel van een landschappelijk inpassingsplan;
- 5. de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien is aangetoond dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend, geen nadelige gevolgen heeft voor de ruimtelijke kenmerken, die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (zie lid 16.1).
Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van een (bovengrondse) hoogspanningsleiding.
17.2 Bouwregels
Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen niet worden gebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het leidingenbeheer, met, indien het een gebouw betreft, een maximale bebouwde oppervlakte van 30 m².
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Leiding -Hoogspanningsverbinding', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- 2. het bebossen of beplanten van gronden met houtopstanden;
- 3. het beplanten van gronden ten behoeve van het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
- 4. het aanleggen van landschapselementen.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 17.1.
- d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 18 Leiding - Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) watertransportleiding.
18.2 Bouwregels
Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen niet worden gebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het leidingenbeheer, met, indien het een gebouw betreft, een maximale bebouwde oppervlakte van 30 m².
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Leiding -Water', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- 2. het bebossen of beplanten van gronden met houtopstanden;
- 3. het beplanten van gronden ten behoeve van het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
- 4. het aanleggen van landschapselementen;
- 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 6. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 7. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 18.1.
- d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 19 Waarde - Archeologie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd. Voor zover het oprichten van een bouwwerk kan leiden tot een verstoring van de archeologische resten, worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende voorwaarden verbonden:
- a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in debodem kunnen worden behouden; - b.
de verplichting tot het doen van opgravingen voorafgaande aan de bouwwerkzaamheden; - c.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op hetterrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellenkwalificaties, tenzij:- 1.
het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 0,3 m onder het bestaandemaaiveld, met dien verstande dat de bodemingrepen niet dieper dan 0,5 m onder het bestaandemaaiveld mogen zijn indien de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch metwaarden - Natuur- en landschapswaarden; - 2.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geenarcheologische waarden (meer) aanwezig zijn; - 3.
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij deoppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; - 4.
de uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groteris dan 100 m².
- 1.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken,geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:- 1.
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ookbegrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,3 m onder maaiveld, dan wel niet dieperdan 0,5 m indien de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden -Natuur- en landschapswaarden, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede deaanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage; - 2.
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmedehet aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²; - 3.
het ontgronden, afgraven (waaronder onder andere saneren), egaliseren, verlagen, afplaggenen/of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur, dieper dan 0,3 m ondermaaiveld, dan wel niet dieper dan 0,5 m indien de gronden zijn voorzien van de bestemming'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'; - 4.
het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen; - 5.
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; - 6.
het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd; - 7.
het aanleggen van drainage; - 8.
het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies,installaties of apparatuur; - 9.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in debodem; - 10.
het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand; - 11.
het verwijderen van fundamenten dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, dan wel niet dieperdan 0,5 m indien de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden -Natuur- en landschapswaarden'.
- 1.
- b.
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door deuitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvanhetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordtgedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door hetstellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c.
Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 19.1.
- d.
Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:- 1.
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud,gebruik en beheer; - 2.
het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten; - 3.
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtredingvan het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstipgeldende of aangevraagde vergunning.
- 1.
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat:
- a.
het bestemmingsvlak naar ligging wordt verschoven; - b.
het bestemmingsvlak naar omvang wordt vergroot of verkleind; - c.
het bestemmingsvlak wordt verwijderd.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor de bouw van één of meerdere bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 50 m² of groter en dieper dan 0,5 meter -mv of meer een rapport overlegt, waaruit blijkt dat de ingreep niet zal leiden tot aantasting van de archeologische waarde.
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, ter plaatse geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden (hoge archeologische verwachting).
21.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor de bouw van één of meerdere bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² of groter en dieper dan 0,5 meter -mv een rapport overlegt, waaruit blijkt dat de ingreep niet zal leiden tot aantasting van de archeologische waarde.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, ter plaatse geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden (middelhoge archeologische verwachting).
22.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor de bouw van één of meerdere bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 500 m² of groter en dieper dan 0,5 meter -mv een rapport overlegt, waaruit blijkt dat de ingreep niet zal leiden tot aantasting van de archeologische waarde.
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5 Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, ter plaatse geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 4
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden (middelhoge archeologische verwachting).
23.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor de bouw van één of meerdere bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 5.000 m² of groter en dieper dan 0,5 meter -mv een rapport overlegt, waaruit blijkt dat de ingreep niet zal leiden tot aantasting van de archeologische waarde.
23.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5 Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, ter plaatse geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti- Dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
25.1 Afwijkende maten
- a. In die gevallen dat goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud op de dag van de inwerkingtreding van het plan afwijken van de regels van het plan mogen deze bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud worden gehandhaafd en herbouwd, maar niet worden vergroot, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.
- b. In die gevallen dat afstanden op de dag van de inwerkingtreding van het plan minder, dan wel meer bedragen dan volgens de regels van het plan is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking daarvan als minimaal, dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende afstanden op legale wijze tot stand zijn gekomen.
25.2 Ondergronds bouwen
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder (bedrijfs)woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, niet zijnde recreatiewoningen, en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen, uitgezonderd van de gronden die in gebruik zijn ten behoeve van mantelzorg.
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
26.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten buiten erven van (bedrijfs)gebouwen of (bedrijfs)woningen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van gronden;
- c. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of onafhankelijke woonruimte;
- d. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – zalenverhuur' ten behoeve van zalenverhuur, indien:
- 1. niet minimaal 30 parkeervoorzieningen ten behoeve van zalenverhuur ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden;
- 2. het perceel aan Utrechtseweg 18 te De Bilt niet landschappelijk is ingepast en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 6;
- 3. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - touringcars'worden gebruikt voor het parkeren van touringcars;
- e. het gebruik van de gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – zalenverhuur' ten behoeve van zalenverhuur indien de volgende maatregelen niet zijn uitgevoerd:
- 1. aanleg korte uitvoegstrook (circa 50 m) naast de doorgaande rijstroken op de noordelijke rijbaan ter hoogte van de ontsluiting van het perceel aan Utrechtseweg 18 te De Bilt, zodat auto's uit richting Zeist kunnen uitvoegen en afremmen;
- 2. aanleg opstelruimte tussen parallelweg en rechter rijstrook op noordelijke rijbaan ter hoogte van de ontsluiting van het perceel aan Utrechtseweg 18 te De Bilt, zodat benadrukt wordt dat een parallelweg wordt gekruist.
26.2 Zwembad, jacuzzi en (zwem)vijver
Niet overdekte zwembaden, niet overdekte jacuzzi's en (zwem)vijvers zijn toegestaan binnen de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van een niet overdekt zwembad, een niet overdekte jacuzzi en/of een (zwem)vijver niet meer mag bedragen dan 100 m²;
- b. de afstand tot de bouwperceelsgrens van een niet overdekt zwembad en niet overdekte jacuzzi minimaal 5 meter bedraagt;
- c. een niet overdekt zwembad en een niet overdekte jacuzzi wordt gebouwd achter (het verlengde van) de oorspronkelijke achtergevel;
- d. een verschuifbare overkapping ter plaatse van een niet overdekt zwembad en een niet overdekte jacuzzi is toegestaan, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter boven peil.
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
27.1 Landgoedpark
27.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
27.3 open ruimte
27.4 Landschapsmonument
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
28.1 Afwijken van de regels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan ten behoeve van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut zoals gemalen, transformatorstations, telefooncellen, wachthuisjes en dergelijke, worden afgeweken van de regels van het plan, met dien verstande dat de inhoud en bouwhoogte per gebouw niet meer mogen bedragen dan 50 m³ respectievelijk 3 m.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan ten behoeve van het plaatsen van masten voor mobiele telecommunicatie worden afgeweken van de regels van het plan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. de plaatsing van een vrijstaande mast is uitsluitend toegestaan indien sitesharing aantoonbaar niet tot de mogelijkheden behoort;
- 2. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 m;
- 3. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;
- 4. plaatsing op woongebouwen en op gemeentelijke en rijksmonumenten is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is en er geen gevaar voor de volksgezondheid bestaat.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan met het oog op het bevorderen van de verkeersveiligheid worden afgeweken van de regels van het plan voor het verbeteren van wegtracés, met dien verstande dat:
- 1. in de lengte, zoals bij bochtafsnijdingen, de aanpassing niet meer dan 200 m bedraagt;
- 2. in de breedte het dwarsprofiel met niet meer dan 5 m wordt verbreed of versmald.
- d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit plan ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een woningvergroting of bijgebouw;
- 2. de afstand tussen de woning en een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
- 3. het plaatsen van een portocabin ten behoeve van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner is enkel toegestaan indien deze als onzelfstandige woonruimte valt aan te merken;
- 4. de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal bedragen:
- 30 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor één persoon;
- 50 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor twee personen.
- 5. degene die mantelzorg ontvangt (of gaat ontvangen) of de bewoner die aangepast wil gaan wonen, dient te beschikken over een Wmo-indicatie en/of een AWBZ-indicatie;
- 6. er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd;
- 7. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt;
- 8. aan de omgevingsvergunning kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt;
- 9. indien sprake is van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner in een bijgebouw, mag het bijgebouw bij beëindiging van de mantelzorgsituatie niet langer als woonruimte in gebruik blijven.
28.2 Criteria voor afwijken
De toepassing van het afwijken bij een omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen in acht genomen:
- a. de ruimtelijke kenmerken die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' zoals bepaald in de regels, in die zin dat de activiteit waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor deze kenmerken;
- b. door de ingreep geen significante schade ontstaat aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de groene contour;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in artikel 27;
- e. de verkeersveiligheid.
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
29.1 Procedures
- a. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 29.2, de binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' gelegen gronden, voor zover het betreft de als 'bouwvlak' aangeduide gronden wijzigen in:
- 1. de bestemming 'Wonen' met nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing', onder de voorwaarden dat:
- het bestaande bedrijf is of wordt beëindigd;
- het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal per voormalig agrarisch bedrijf;
- de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende, agrarische bedrijven door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning niet meer mag bedragen dan 70 m²;
- 2. de bestemming 'Wonen' waarbij een grotere inhoudsmaat is toegestaan, onder de voorwaarden dat:
- het bestaande bedrijf is of wordt beëindigd;
- de inhoud van de woning mag worden vergroot tot een maximum van 800 m³, uitsluitend indien sprake is van vermindering van bebouwing zonder cultuurhistorische waarden door sloop volgens onderstaande tabel:
- 1. de bestemming 'Wonen' met nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing', onder de voorwaarden dat:
Sloop bebouwing | Extra woninginhoud |
400 m³ | 100 m³ |
800 m³ | 200 m³ |
- de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende, agrarische bedrijven door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning niet meer mag bedragen dan 70 m²;
- 1. de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een extra woning, onder de voorwaarden dat:
- het bestaande bedrijf is of wordt beëindigd;
- een extra woning per voormalig agrarisch bedrijf mag worden gebouwd, indien alle bedrijfsbebouwing zonder cultuurhistorische waarden wordt gesloopt, met een ondergrens van ten minste 1.000 m² aan gebouwen;
- de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende, agrarische bedrijven door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de extra woning landschappelijk wordt ingepast;
- de oppervlakte van bijgebouwen bij een woning niet meer mag bedragen dan 70 m²;
- 2. de bestemming 'Wonen', waarbij extra wooneenheden zijn toegestaan in een voormalige boerderij, onder de voorwaarden dat:
- het bestaande bedrijf is of wordt beëindigd;
- wooneenheden uitsluitend zijn toegestaan binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke, inpandige ruimte;
- splitsing duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de uiterlijke verschijningsvorm van bebouwing met cultuurhistorische waarden;
- de totale inhoud van de bestaande woonruimte plus de extra wooneenheden niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de onder 1 bedoelde, aaneengesloten woonbebouwing;
- de oppervlakte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 70 m².
- b. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 29.2, de binnen de bestemming 'Bedrijf' gelegen gronden wijzigen ten behoeve van:
- 1. de bestemming 'Wonen' met nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing', onder de voorwaarden dat:
- het bestaande bedrijf is of wordt beëindigd;
- het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal per voormalig bedrijf;
- de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende, agrarische bedrijven door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de oppervlakte van bijgebouwen bij de woning niet meer mag bedragen dan 70 m².
- 1. de bestemming 'Wonen' met nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing', onder de voorwaarden dat:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 29.2, het plan wijzigen in die zin dat de gronden aangegeven met 'Agrarisch met waarden - Natuur- enlandschapswaarden', mogen worden gewijzigd in de bestemming 'Natuur' onder de voorwaarde dat de betreffende gronden zijn verworven specifiek voor de realisering van de natuur- en landschapsfunctie.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4' op één of meer locaties wordt verwijderd, indien:
- 1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
- e.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door één of meer locaties te voorzien van debestemming 'Waarde - Archeologie' indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatsearcheologische waarden aanwezig zijn.
29.2 Criteria voor wijzigen
In de afweging voor wijziging worden in ieder geval de volgende belangen in acht genomen:
- a. de ruimtelijke kenmerken die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' zoals bepaald in de regels, in die zin dat de activiteit waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor deze kenmerken;
- b. door de ingreep geen significante schade ontstaat aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de groene contour;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in artikel 27;
- e. de verkeersveiligheid.
Artikel 30 Overige Regels
30.1 Parkeren
Artikel 31 Van Toepassing Verklaring
Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, blijft van toepassing, met dien verstande dat:
- a. ter plaatse van de enkelbestemmingen die op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening zijn opgenomen, de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, volledig (dus inclusief dubbelbestemmingen en alle ter plaatse geldende aanduidingen) wordt vervangen.
- b. de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' die op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening zijn opgenomen aan de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, worden toegevoegd.
- c. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' die op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013 is opgenomen, wordt verwijderd.
- d. de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, als volgt wordt gewijzigd:
- 1. de tekstdelen welke in dit plan groen gemarkeerd zijn weergegeven, worden aan de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, toegevoegd;
- 2. de tekstdelen welke in dit plan zijn doorgehaald, worden uit de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, verwijderd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
32.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 19 december 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt vastgesteld.
Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht heeft op 28 januari 2014 met een reactieve aanwijzing de inwerkingtreding van het bestemmingsplan op enkele onderdelen voorkomen. Tevens is tegen dit vastgestelde plan beroep aangetekend. Op 15 april 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna Raad van State) uitspraak gedaan over de ingestelde beroepen en is het bestemmingsplan deels vernietigd. Voorts is in de dagelijkse praktijk geconstateerd dat in het plan nog enkele omissies voorkomen. Naar aanleiding hiervan is besloten het bestemmingsplan op voornoemde onderdelen te herzien.
De aanpassingen die in dit reparatieplan worden doorgevoerd zijn van ondergeschikte aard ten opzichte van het op 19 december 2013 vastgestelde bestemmingsplan. Het betreft geringe correcties en aanpassingen die de juridische regeling in overeenstemming brengt met de feitelijke en/of vergunde situatie. Daarnaast zijn er een aantal ontwikkelingen opgenomen die een ruimtelijke onderbouwing behoeven. Voor deze ontwikkelingen zijn ruimtelijke onderbouwingen opgesteld. Deze ruimtelijke onderbouwingen zijn opgenomen als bijlage bij deze toelichting. Voor nadere informatie en onderzoeken over de gegeven bestemmingen, wordt overigens verwezen naar de toelichting behorende bij het op 19 december 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost.
1.2 Doelstelling
De doelstelling van dit reparatieplan is het repareren van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost om zo te komen tot een compleet, actueel bestemmingsplan voor het gehele plangebied behorende tot het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost.
1.3 Begrenzing Plangebied
De gronden waar dit reparatieplan betrekking op heeft, liggen verspreid in het noordoostelijke buitengebied van de gemeente De Bilt. Tevens heeft een deel van de regels betrekking op meerdere locaties c.q. bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. De plangrens betreft derhalve de plangrens van voornoemd bestemmingsplan, uitgezonderd de gronden van de kruising Soestdijkseweg-Zuid/Dorpsstraat De Bilt en de Soestdijkseweg-Zuid ter hoogte van het gemeentehuis.
(Gedeeltelijk) binnen het plangebied van het reparatieplan geldt het bestemmingsplan “Kruising Soestdijkseweg-Zuid/Dorpsstraat” dat op 20 april 2017 is vastgesteld. De kruising maakt deel uit van de Corridor de Soestdijkseweg-Zuid. Dit plan beoogt de kruising te herconstrueren met als doel binnen de bestaande hoofdstructuur een betere doorstroming van auto- en fietsverkeer en het OV te realiseren.
Ook geldt gedeeltelijk binnen het plangebied het bestemmingsplan "Soestdijkseweg-Zuid thv gemeentehuis" dat op 20 april 2017 is vastgesteld. Dit plan beoogt de Soestdijkseweg-Zuid ter hoogte van het gemeentehuis her in te richten met als doel binnen de bestaande hoofdstructuur een betere doorstroming van auto- en fietsverkeer en het OV te realiseren.
De begrenzing van het plangebied voor dit reparatieplan is weergegeven in bijgaand kaartje 'Plangrens Bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening'.
Figuur 1: Begrenzing plangebied
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan betreft een reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013 van de gemeente De Bilt. Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013 blijft van kracht. Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening is een aanvulling op het bestemmingsplan uit 2013.
Dit bestemmingsplan bestaat uit:
- twee kaartbladen die samen de verbeelding omvatten;
- regels;
- toelichting.
De verbeelding bevat de plancontour van het plangebied. Ook bevat de verbeelding een aantal bestemmingen en aanduidingen. De dubbelbestemmingen en een aantal functie-, bouw- en gebieds- aanduidingen zijn een aanvulling op de geldende verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013. Voor de volledigheid en overzichtelijkheid zijn ter plaatse de onderliggende enkelbestemmingen overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013. Voorgenoemde geldt niet voor alle percelen waar de dubbelbestemmingen 'Waarde Archeogie 1', 'Waarde-Archeologie 2', 'Waarde-Archeologie 3' of 'Waarde-Archeologie 4' is toegevoegd. Ter plaatse van het recreatiepark De Ridderhof is niet slechts de aanvulling, maar de gehele geldende regeling opgenomen, zie paragraaf 2.3.1. De verbeelding was ter plaatse immers vernietigd.
De regels zijn integraal overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013. De aanvullingen en aanpassingen op dit bestemmingsplan zijn gemarkeerd of met doorhalingen aangegeven. De regels dienen in samenhang te worden gelezen met de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost en de verbeelding van dit reparatieplan. In de regels van dit bestemmingsplan is artikel 31 Van toepassing verklaring toegevoegd, waarin het voorgaande juridisch is verwoord en vastgelegd. In hoofdstuk 4.1 Algemeen van deze toelichting is de regeling nader uitgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat een toelichting op alle correcties ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is ingegaan op het beleidskader en de omgevingsaspecten die voortkomen uit het bestemmingsplan en de invloed die dit gehad heeft op de planregels. Een toelichting op de wijze waarop de regels zijn vormgegeven en de keuzes die zijn gemaakt komt aan de orde in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 behandelt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Herzieningen Op Perceelsniveau
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de tot het reparatieplan behorende onderwerpen beschreven en gemotiveerd. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie soorten wijzigingen:
- 1. Reactieve aanwijzing provincie;
- 2. Uitspraak Raad van State;
- 3. Overige wijzigingen.
2.2 Reactieve Aanwijzing Provincie
Bij brief van 28 januari 2014 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht verklaard een reactieve aanwijzing te geven voor enkele onderdelen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijzigingen naar aanleiding van die aanwijzing.
2.2.1 Bestemmingslegging gronden rondom Utrechtseweg 18, De Bilt
Omzetting bestemming 'Agrarisch I' (plan 1985, herziening 1994) in de bestemming 'Natuur'.
In figuur 2 is de locatie rood omlijnd.
Figuur 2: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost (vastgesteld), overplaats Den Eijck
Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost (ontwerp), weergave bestemming 'Natuur',
In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord Oost zijn de gronden ter plaatse van overplaats Den Eijck, onderdeel van Landgoed Vollenhoven, omgezet van de bestemming 'Agrarisch I' (plan 1985, herziening 1994) in de bestemming 'Natuur' (zie figuur 3). Bij vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost in 2013 is de bestemming 'Natuur' ruwweg ter plaatse van de aanduiding 'open ruimte' omgezet naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' (zie figuur 2). De argumentatie voor deze wijziging is opgenomen in de Nota van Zienswijzen nr. 16 (landgoed Vollenhoven). Zie voor de Nota van Zienswijzen het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost'.
Gemotiveerd is dat de feitelijke situatie van de gronden agrarisch is en dat daardoor de bestemming 'Natuur' is gewijzigd naar 'Agrarisch met waarden- Natuur en landschapswaarden'. Deze redenering kan de provincie Utrecht niet volgen.
Ten eerste is ter plekke geen agrarisch bedrijf meer aanwezig. Het college van B&W heeft op 2 september 2003, het agrarische bouwperceel gewijzigd in een woonperceel. Bij de overwegingen in het wijzigingsbesluit is onder andere aangegeven "dat het, vanwege een te gering aantal hectares grond, niet mogelijk wordt geacht om in de huidige tijd ter plaatse een agrarisch bedrijf uit te oefenen". Ten tweede ontvangt de beheerder van landgoed Vollenhoven vanaf 2003 subsidie in het kader van de provinciale Subsidieregeling kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL). Op 10 september 2003 is door landgoed Vollenhoven een kwalitatieve verplichting (notarieel) getekend.
De kwalitatieve verplichting vloeit voort uit de subsidie voor waardedaling uit de SKNL. De grondeigenaar krijgt van de overheid een vergoeding voor de waardedaling van landbouw naar natuur. Het agrarisch gebruik is alleen nog ten behoeve van het realiseren van de natuurdoelen. De gronden van de overplaats zijn daarom als 'gerealiseerde natuur' opgenomen in het Natuurbeheersplan 2013. Met de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden' wordt ter plaatse afbreuk gedaan aan de beoogde kwaliteiten van het Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur. Deze bestemming is immers nadeliger voor het behoud en de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland en de cultuurhistorische waarden dan bij de bestemming 'Natuur'. Zo is binnen de agrarische bestemming bijvoorbeeld ondersteunende teelt en de verbouw van vollegrondsgroente toegestaan, hetgeen binnen de bestemming 'Natuur' niet is toegestaan, waardoor de natuurdoelen teniet gaan. Daarentegen zijn bij de natuurbestemming het behoud van het bos- en parklandschap en het behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden subdoelstellingen. Bij de agrarische bestemming is dit niet het geval.
Gelet op het voorgaande acht de provincie de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' in strijd met art. 5.2 (Groene Contour) uit de PRV 2009.
Dat het, vanwege een te gering aantal hectares grond, niet mogelijk wordt geacht om in de huidige tijd ter plaatse een agrarisch bedrijf uit te oefenen, is gemotiveerd vanuit het (voormalig) agrarische bedrijf gezien. Voor omliggende bedrijven is het wel mogelijk om de gronden, als onderdeel van een groter areaal voor agrarische bedrijfsactiviteiten in te zetten. Echter gezien de subsidieaanvraag en de bijbehorende verplichtingen is een agrarische bestemming voor dit gedeelte van de gronden niet meer passend. De gronden waarvoor daadwerkelijk subsidie is aangevraagd en uitgekeerd worden daarom voorzien van de bestemming 'Natuur'. De overige gronden krijgen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'.
Locatie Konijnenburg
In het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oostgeldt ten noordoosten van overplaats Den Eijck een woonbestemming (locatie Konijnenburg). Ook hier heeft de provincie een reactieve aanwijzing op gegeven waardoor de locatie uit het bestemmingsplan is geknipt. Op deze locatie is thans geen bestaande woning aanwezig. De bestemming Wonen wordt niet meer gerepareerd en de gronden worden conform de bovenstaande beschrijving bestemd als 'Natuur'.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de reactieve aanwijzing van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht van 28 januari 2014 wordt de verbeelding als volgt gewijzigd:
- Op de locatie Den Eijck te De Bilt worden de gronden waarvoor subsidie in het kader van de SKNL is aangevraagd en uitgekeerd voorzien van de bestemming 'Natuur'. De overige gronden worden opnieuw voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'.
- De bestemming 'Wonen' ten noordoosten van overplaats Den Eijck wordt omgezet naar de bestemming 'Natuur'. De gebiedsaanduiding 'overige zone - open ruimte' is hier vergroot.
- De gebiedsaanduidingen 'overige zone – landgoedpark' en 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden zijn vergroot.
Figuur 4 brengt in beeld welke gronden zijn omgezet in de bestemming 'Natuur' (donkergroen). De regels behoeven geen aanpassing.
Figuur 4: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost. 1e herziening, perceel Den Eijck
2.2.2 Zalenverhuur in oude historische schuur
In het wijzigingsplan van 2 september 2003 is op het adres Utrechtseweg 18 de wijziging van de agrarische functie naar een woonfunctie mogelijk gemaakt. In dit wijzigingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen voor andere functies dan wonen. In de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost is opgenomen dat ter plaatse van de Utrechtseweg 18 congresfaciliteiten in de bestaande bebouwing mogelijk zijn. Het bestemmingsplan stond hiermee congresfaciliteiten in de gehele bestaande bebouwing op het adres Utrechtseweg 18 (Landgoed Vollenhoven) bij recht toe. Uit de begripsbepaling van het bestemmingsplan of anderszins bleek niet wat in dit plan onder congresfaciliteiten wordt verstaan en een analyse van de effecten van de congresfaciliteiten op de omgeving ontbrak in het bestemmingsplan en in de onderliggende stukken. De provincie Utrecht heeft in haar reactieve aanwijzing de mogelijkheid tot congresfaciliteiten daarom buiten werking gesteld.
In voorliggend reparatieplan wordt het begrip congresfaciliteiten geconcretiseerd naar zalenverhuur. De functie wordt bij recht toegestaan, maar uitsluitend ter plaatse van de bestaande oude loopschuur. De loopschuur betreft een gerestaureerd rijksmonument en dateert uit de periode dat het perceel als agrarisch bouwperceel in gebruik was. De schuur is tijdens en na restauratie gereed gemaakt voor de ontvangst van groepen en heeft inmiddels geen agrarische functie meer. De aanwezige bebouwing op het perceel, niet zijnde de loopschuur, heeft een woonfunctie. Vanwege de ondergeschikte aard en omvang van de zalenverhuur met inbegrip van onzelfstandige horeca, krijgen deze activiteiten de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zalenverhuur'. De geldende bestemming 'Wonen' blijft behouden. Ter verduidelijking wordt in de regels van het reparatieplan het begrip 'zalenverhuur' opgenomen. De omschrijving luidt aldus: 'het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, met inbegrip van onzelfstandige horeca, en exclusief overnachtingen'. Binnen deze omschrijving vallen bijeenkomsten als vergaderingen, jubilea, diners, recepties en afscheidsceremonies. De bijeenkomsten vinden uitsluitend overdag tot uiterlijk 24:00 uur plaats.
Als onderbouwing geldt het volgende:
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), Provincie Utrecht 2013, zijn op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en herijkt in 2016. In de PRS beschrijft de provincie Utrecht het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2028 en geeft zij aan welke doelstellingen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zij van provinciaal belang acht, welk beleid daarbij hoort en hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid.
De provincie kiest er voor om het evenwicht tussen de kwaliteitstoename en de rode ontwikkelingen zo min mogelijk in kwantitatieve zin te reguleren. Dit leidt tot minder kwantitatieve normstelling en juist tot meer kwalitatieve randvoorwaarden voor ontwikkelingen. Ruimtelijke kwaliteit wordt gekenmerkt door toekomstwaarde, belevingswaarde en gebruikswaarde. De aspecten die hier een bijdrage aan leveren, sluiten vaak aan bij de cultuurhistorie van het landschap en zijn gericht op het verbeteren van het vitaal economisch functioneren van het landelijk gebied. Behoud en versterking van landelijke kwaliteiten met ruimte voor innovatie speelt hierbij een belangrijke rol.
Mobiliteitstoets
In artikel 1.6 PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit waarin ontwikkelingen zijn voorzien, een beschrijving bevat van het aantal verplaatsingen die de ruimtelijke ontwikkeling tot gevolg heeft en de wijze waarop het plangebied wordt ontsloten. Ook wordt een analyse opgenomen waarin wordt getoetst of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het omliggende verkeers- en vervoersnetwerk voor de diverse vervoerswijzen kunnen ontstaan.
Voor het planvoornemen is een berekening uitgevoerd naar het aantal autoritten per dag. Voor de functie zalenverhuur zijn geen concrete landelijke kencijfers beschikbaar. Om die reden is een berekening uitgevoerd met vergelijkbare functies, te weten een evenementenhal (zalenverhuur), een crematorium en een restaurant. Uitgangspunten bij de berekening zijn:
- Voor de berekening is rekening gehouden met de perifere ligging van de locatie met een relatief hoog aandeel verplaatsingen met de auto als gevolg.
- Voor alle functies is het bruto-vloeroppervlak (275 m2) de basis voor de berekening.
- Voor de berekening is bij de gemiddelde activiteit rekening gehouden met circa 15% medewerkers en bij de bovengrens met maximaal 5% medewerkers.
In onderstaande tabel is een samenvatting van de berekening weergegeven.
Toekomstig gebruik | Verkeersgeneratie | ||
Functie | Min. (mvt/etm) | Max. (mvt/etm) | Gem. (mvt/etm) |
Kleine evenementenhal | 33 | 61 | 48 |
Crematorium | 35 | 50 | 60 |
Restaurant | 77 | 88 | 84 |
Uit de berekening kan worden afgeleid:
- De maatgevende activiteit is het gebruik van het complex als restaurant.
- Het toekomstige gebruik genereert circa 84 mvt/etm (per activiteit).
Uitgaande van het beoogde aantal activiteiten per week, betekent dit dat 3 tot 4 keer per week sprake is van een verkeersstroom van gemiddeld 84 mvt/etm. De effecten op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik. Voor een veilige afwikkeling van auto's naar de toegang verdient het evenwel aanbeveling de volgende aanpassingen te realiseren:
- de aanleg van een korte uitvoegstrook (circa 50 meter) naast de doorgaande rijstroken op de noordelijke rijbaan, zodat auto's uit richting Zeist kunnen uitvoegen en afremmen;
- de aanleg van een opstelruimte tussen parallelweg en rechter rijstrook op noordelijke rijbaan, zodat benadrukt wordt dat een parallelweg wordt gekruist.
Deze aanpassingen worden opgenomen in een voorwaardelijke verplichting in de planregels om te verzekeren dat bij het zalenverhuur sprake is van een verkeersveilige situatie ter plaatse.
Op basis van de CROW p ublicatie 'Toekomstbestendig parkeren, Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' nr 381 bedraagt de parkeernorm in rest bebouwde kom/niet stedelijk minimaal 6 en maximaal 11 per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte (categorie evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw). Uitgaande van 275 m2 bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt het minimaal aantal benodigde parkeerplaatsen 17 en het maximaal aantal benodigde parkeerplaatsen 30. Het maximaal aantal mogelijke parkeerplaatsen wordt overigens bepaald door de combinatie landschappelijke en verkeerskundige mogelijkheden. Conform de beleidsregels van de gemeente De Bilt moet het aantal parkeerplaatsen in beginsel op eigen terrein gerealiseerd worden.
Voor de parkeerplaatsen is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld, zie onderstaande afbeelding. Op basis van het inrichtingsplan is beoordeeld hoeveel parkeerplaatsen landschappelijk gezien passend zijn. Volgens het inrichtingsplan kunnen op eigen terrein 60 parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast. Dit is meer dan de berekende parkeervraag zodat het plan de parkeerdruk van de gewenste ontwikkeling kan opvangen. De parkeerplaatsen worden op de verbeelding in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en 'Wonen' aangeduid als 'parkeerterrein'. De parkeerplaatsen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn in voorliggend reparatieplan bij recht toegestaan.
De zichtlijn naar, en het uitzicht uit, landgoed Vollenhoven blijft zo goed als mogelijk vrij, ervan uitgaande dat er geen bussen worden geparkeerd in de noordelijke parkeerstrook. Het uitzicht vanuit de boerderij wordt ook zoveel als mogelijk vrij gehouden door geen hagen en hoogstamfruitbomen in dit uitzicht te planten. Wel worden aan de oostzijde van de ligboxenstal enkele bomen gepland met wat struweel, teneinde het erf/parkeerplekken toch vanuit de omgeving gezien (opengestelde wandelroutes op Den Eik) landschappelijk in te passen. De hoogte van de hagen aan de noordzijde bedraagt circa 1.30 meter. Het planten van de vier walnoten (Juglans regia) ten westen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen- zalenverhuur' is facultatief, oftewel ze mogen geplant worden maar het is niet verplicht. De strook parkeerplaatsen ten oosten van de ligboxenstal kan met 3 parkeerplaatsen worden ingekort, mits de aanleg van de geplande beplantingsstrook, weliswaar opgeschoven in zuidelijke richting, op de nieuwe locatie wordt gerealiseerd.
De parkeerplaatsen worden conform het inrichtingsplan landschappelijk ingepast. In de planregels is een bepaling opgenomen om te verzekeren dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast en in stand worden gehouden. Door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - touringcars' is geregeld dat bussen niet in de zichtlijn parkeren.
Cultuurhistorische hoofdstructuur
Het plangebied is in de PRV aangewezen als Cultuurhistorische Hoofdstructuur. In artikel 1.7, derde lid PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die leiden tot een onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur. In artikel 1.7, vierde lid PRV bepaalt dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als Cultuurhistorische hoofdstructuur bestemmingen en regels kan bevatten die binnen de historische buitenplaatszones verstedelijking toestaan, mits dit bijdraagt aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone en de individuele buitenplaats.
Het plangebied is gelegen binnen de historische buitenplaatszone Stichtse Lustwarande. De Stichtse Lustwarande is een brede buitenplaatszone op de zuidflank van de Heuvelrug, tussen Utrecht en Amerongen. De Stichtse Lustwarande kent een afwisseling van open (weiden, overplaatsen) en gesloten (parken, bossen) delen. Kenmerkend zijn de ontworpen zichtrelaties (zichtlijnen of panorama’s) vanaf de weg op de hoofdhuizen en vanuit de hoofdhuizen op het omliggende park, de overplaats en het landschap. Structurerende onderdelen van deze zichtrelaties zijn bosschages, uitzichtpunten en gewelfde gazons, evenals voor de landschapsparken kenmerkende slingerende lanen, waterpartijen en tuinelementen (bruggen, theekoepels, follies). Formele buitenplaatsen hebben hun toegang als centrale zichtlaan haaks op het huis. De buitenplaatsen zelf zijn meestal enigszins verhoogd gelegen, symmetrisch opgezette, blokvormige gebouwen, georiënteerd op de weg maar op enige afstand daarvan. De bijgebouwen zijn daaraan ondergeschikt, zowel qua maatvoering als qua ligging. De parkaanleg is meestal dwars op de zuidflank van de Heuvelrug georiënteerd, met een kenmerkende opeenvolging van park, parkbos en productiebos.
In voorliggend reparatieplan wordt zalenverhuur bij recht toegestaan in de oude bestaande loopschuur aan de Utrechtseweg 18 op landgoed Vollenhove. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling (250 tot 300 m2 vloeroppervlak in de bestaande bebouwing). Het toestaan van zalenverhuur is hier van belang, aangezien het substantiele inkomsten genereert ten behoeve van de instandhouding van de buitenplaats. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is er geen bezwaar tegen het faciliteren van zalenverhuur in de bestaande loopschuur aan de Utrechtseweg 18. De schuur is reeds zorgvuldig gerestaureerd voor zalenverhuur en de benodigde parkeerplaatsen worden landschappelijk goed ingepast.
Voor ontwikkelmogelijkheden binnen bestaande bebouwing op historische buitenplaatsen is in 'de Leidraad behoud door ontwikkeling op historische buitenplaatsen van de provincie Utrecht (juli 2014)' een aantal aandachtspunten opgenomen:
- zorgvuldig herbestemmen;
daarover het volgende: de loopschuur is aangewezen als Rijksmonument en is reeds gerestaureerd.
- kosten en baten afwegen;
daarover het volgende: voor de herontwikkeling van zalenverhuur in de oude loopschuur zijn de kosten en baten afgewogen. Deze vorm van verstedelijking draagt bij aan het behoud van het landgoed en daarmee aan de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone en de individuele buitenplaats. Voorliggend reparatieplan bevat regels die binnen de historische buitenplaatszone verstedelijking toestaan en voldoet aan artikel 1.7 PRV.
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd, zie Bijlage 6. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 28 november 2017 bezocht door een ecoloog van adviesbureau BügelHajema Adviseurs.
Geconcludeerd wordt dat aanvullend onderzoek in het kader van gebiedsgerichte natuurbescherming in voorliggende situatie niet noodzakelijk is. Er is dan ook geen vergunning van de Wnb voor gebieden nodig en de plannen zijn niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. Wel wordt geadviseerd om de drie lampen langs de toegangsweg aan de bovenzijde af te schermen om een negatief effect op een mogelijke vliegroute van vleermuizen te voorkomen. Wanneer aan deze voorwaarde wordt voldaan, vindt geen overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming van de Wnb plaats en is een ontheffing niet nodig. Aanvullend onderzoek is in dat geval niet nodig.
Landschap
In artikel 1.8 PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als landschap geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die leiden tot een onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten. Het plangebied is gelegen binnen het landschap Utrechtse Heuvelrug. De ambities voor de Utrechtse Heuvelrug zijn het in stand houden van het reliëf en het samenhangend boscomplex. Dit betekent focus op:
- reliëf en doorsteken - heuveltoppen en wegen;
- zonering gebruik: wonen - werken - recreatie;
- bijzondere aandacht voor drie gebieden: Amersfoortse straatweg, Doorn-Maasbergen en Rhenen.
Het provinciaal landschap vraagt om voor de functies wonen, werken en recreatie bij voorkeur gebruik te maken van de bestaande bebouwing. Door het bijzondere karakter van de Utrechtse Heuvelrug is er weinig ruimte voor nieuwe bebouwing. Doordat voorliggend reparatieplan uitsluitend voorziet in functieverandering in de bestaande loopstal en bijbehorende parkeerplaatsen, doet de ontwikkeling geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het landschap. Voor de ligging van de parkeerplaatsen is gekeken naar de landschappelijk inpassing, met name de instandhouding van de zichtlijn vanaf de Utrechtseweg.
Bescherming drinkwaterwinning
In artikel 1.11 PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als beschermingszone drinkwaterwinning bestemmingen en regels bevat die het waterwinbelang beschermen indien nieuwe functies een verontreiniging vormen voor het grond- en oppervlaktewater. In de toelichting dient een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid te worden opgenomen en de wijze waarop met het waterwinbelang rekening is gehouden.
Het plangebied is gelegen binnen de beschermingszone drinkwaterwinning. Behoud van de kwaliteit van het drinkwater is essentieel. Op initiatief van gemeente De Bilt en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is het Lokaal Waterplan De Bilt ontstaan, dat is vastgesteld in oktober 2002. Het waterplan geeft het toekomstige beleid aan voor de inrichting en het gebruik van water. Voorop staan de integrale benadering voor het creëren van een aangenaam leefklimaat voor mens en dier en daarnaast een optimale beleving en duurzame gebruikswaarde van het watersysteem. Voorliggend reparatieplan voorziet uitsluitend in functieverandering in de bestaande loopstal. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening is op 16 augustus 2017 voor dit ruimtelijke plan een watertoetsproces doorlopen, zie Bijlage 1. Uit de Watertoets volgt dat er geen sprake is van een waterschapsbelang. Het aspect drinkwaterwinning levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.
Kernrandzone
De kernrandzone - het gebied grenzend aan stad of dorp – heeft vaak een multifunctioneel karakter. Naast landbouw en verspreid wonen bevinden zich hier stedelijk gelieerde functies, waaronder recreatieve voorzieningen. Met de aanwezigheid van stedelijk gelieerde functies en stedelijk uitloopgebied levert de kernrandzone als deel van het landelijk gebied een belangrijke bijdrage in de kwaliteit van het stedelijk leefmilieu van de kern. Voor het borgen en verbeteren van de kwaliteit van de kernrandzone en voor het ondersteunen van het functioneren ervan is het provinciaal beleid gericht op het – eventueel in aansluiting op bestaande voorzieningen – in de kernrandzone mogelijk maken van nieuwe stedelijk gelieerde functies. De gemeente geeft invulling aan de wijze waarop de huidige kwaliteit wordt geborgd of verbeterd. De provincie Utrecht streeft naar uitnodigende kernrandzones die stad en land verbinden en die een adequaat recreatieaanbod hebben. Bij kwaliteitsverbetering in het kader van recreatie, gelden als provinciaal belang:
- uitnodigende kernrandzones die stad en land verbinden en die een adequaat recreatieaanbod hebben;
- behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding (recreatie en toerisme).
In artikel 3.7 PRV is opgenomen dat in de kernrandzone stedelijke functies worden toegestaan, indien:
- a. de verstedelijking gepaard gaat met versterking van de ruimtelijke kwaliteit die in een redelijke verhouding staat tot de aard en de omvang van de verstedelijking, tenzij de verstedelijking betrekking heeft op kernrandactiviteiten, en
- b. de verstedelijking ruimtelijk en landschappelijk goed inpasbaar is en in aansluiting op stedelijk gebied wordt gerealiseerd, of in samenhang met overige verstedelijkte structuur, en
- c. tijdige en duurzame realisatie van de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit is geborgd, en
- d. de omliggende functies niet onenvenredig worden geschaad.
Het plangebied is gelegen binnen de kernrandzone. Voorliggend plan voorziet uitsluitend in functieverandering van wonen naar werken in de bestaande loopstal. In het wijzigingsplan van 2 september 2003 is op het adres Utrechtseweg 18 de wijziging van de agrarische functie naar een woonfunctie reeds mogelijk gemaakt. Bovendien zijn de (ruimtelijke) effecten van de nieuwe functie - en toebehorende activiteiten - zorgvuldig gewogen en beoordeeld. De ontwikkeling is dusdanig kleinschalig van aard dat kan worden geconcludeerd dat de effecten aanvaardbaar zijn en niet strijdig met een goede ruimtelijke ordening. De beoogde ontwikkeling past binnen de voorwaarden van artikel 3.7 PRV.
Groene contour
In artikel 3.15 PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Groene contour' ten behoeve van de realisatie van nieuwe natuur bestemmingen en regels kan bevatten die verstedelijking toestaat, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de verstedelijking wordt in samenhang ontwikkeld met de realisatie van natuur waarbij de omvang van de verstedelijking in evenwichtige verhouding staat tot de hoeveelheid te ontwikkelen nieuwe natuur. De nieuwe natuur wordt gerealiseerd binnen de Groene contour, en de verstedelijking plaatsvindt binnen de Groene contour of op een locatie in de nabijheid daarvan, en
- b. de tijdige realisering van de natuur en de duurzame instandhouding daarvan is verzekerd, en
- c. de in samenhang ontwikkelde verstedelijking en natuur leiden per saldo tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit, en
- d. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Het doel van de Groene contour is het realiseren van nieuwe natuur met voldoende kwaliteit. Een middel om tot natuurontwikkeling te komen, is het toestaan van verstedelijking als dat bijdraagt aan het realiseren van natuurdoelstellingen.
Een gedeelte van het parkeerterrein ligt binnen de Groene contour. Van het toestaan van verstedelijking is met de voorliggende herziening geen sprake. Het beleid van de Groene contour is derhalve niet aan de orde.
Voor de hele locatie is een landschappelijk inrichtingsplan gemaakt waar het parkeerterrein onderdeel van uit maakt. Dit inrichtingsplan is ook afgestemd met de provincie. Op basis van het inrichtingsplan wordt bijgedragen aan het behoud van de stal en daarmee aan het behoud van de cultuurhistorische waarden van de overplaats. Daarbij is rekening gehouden met de landschappelijke context, waaronder zichtlijnen. De parkeerplaatsen zijn noodzakelijk om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de bestaande zalenverhuur.
Gelet hierop is de ligging van de parkeerplaatsen aanvaardbaar en is er geen sprake van strijdigheid met de aanwijzing als Groene contour.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied ligt in het grondwaterbeschermingsgebied Beerschoten. Ter bescherming van de grondwaterkwaliteit voor de drinkwatervoorziening stelt de provincie Utrecht in haar PMV 2013 in artikel 14 t/m 18 dat een aantal activiteiten aan voorschriften is gebonden. Het betreft onder andere een verbod op boor-, grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 30 meter onder het maaiveld, het toepassen van bodemenergiesystemen, diepinfiltratie van grondwater en het op of in de bodem lozen van verontreinigd hemelwater. Ook is in dit verband relevant te vermelden dat parkeerplaatsen uit vloeistofkerende materialen dienen te bestaan. Onder voorwaarden zijn vrijstellingen op dit verbod mogelijk.
Daarnaast geldt voor iedereen de bijzondere zorgplicht (artikel 4 van de PMV 2013). Dit houdt in dat verontreiniging van het grondwater moet worden voorkomen of, voor zover het niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk moet worden beperkt of ongedaan gemaakt.
Conclusie
Voorliggend reparatieplan voorziet uitsluitend in functieverandering van de bestaande loopschuur. De parkeerplaatsen worden op basis van een inrichtingsvoorstel landschappelijk ingepast en op de Utrechtseweg worden maatregelen genomen voor een veilige verkeersafwikkeling. De cultuurhistorische waarden van de historische buitenplaats blijven daardoor feitelijk onaangetast. Een en ander wordt juridisch geborgd in de planregels. Onder die omstandigheden sluit de onderhavige ontwikkeling aan bij de uitgangspunten van het provinciaal beleid en past ze binnen regels van de PRV.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van het wijzigingsplan van 2 september 2003 worden de verbeelding en de regels als volgt gewijzigd:
- Ter plaatse van de loopschuur wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zalenverhuur' opgenomen.
- Aan de noord- en westzijde van het perceel is rondom de bebouwing de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen. Aan artikel 3.1 en 15.1 is onder vernummering toegevoegd: 'parkeervoorzieningen ten behoeve van zalenverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';'.
- Aan artikel 15.1, onder b wordt onder vernummering toegevoegd: 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – zalenverhuur' is zalenverhuur toegestaan;'.
- Het begrip 'zalenverhuur' wordt onder vernummering aan artikel 1 toegevoegd met de definitie: 'het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, met inbegrip van onzelfstandige horeca, en exclusief overnachtingen.'
- Aan artikel 26.1 is onder vernummering toegevoegd dat het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – zalenverhuur' ten behoeve van zalenverhuur niet is toegestaan, indien:
- 1. niet minimaal 30 parkeervoorzieningen ten behoeve van zalenverhuur ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden;
- 2. het perceel aan Utrechtseweg 18 te De Bilt niet landschappelijk is ingepast en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 6;
- 3. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - touringcars' worden gebruikt voor het parkeren van touringcars.
- Aan artikel 26.1 is toegevoegd dat het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zalenverhuur' ten behoeve van zalenverhuur niet is toegestaan, indien de volgende maatregelen niet zijn uitgevoerd:
- 1. aanleg korte uitvoegstrook naast de doorgaande rijstroken op de noordelijke rijbaan ter hoogte van de ontsluiting van het perceel aan Utrechtseweg 18 te De Bilt, zodat auto's uit richting Zeist kunnen uitvoegen en afremmen;
- 2. aanleg opstelruimte tussen parallelweg en rechter rijstrook op noordelijke rijbaan ter hoogte van de ontsluiting van het perceel aan Utrechtseweg 18 te De Bilt, zodat benadrukt wordt dat een parallelweg wordt gekruist.
Figuur 5: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost. 1e herziening, perceel Utrechtseweg 18 te De Bilt
2.3 Uitspraak Raad Van State
In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijzigingen die voortvloeien uit de uitspraak van de Raad van State, zie Bijlage 2. In de uitspraak van 15 april 2015 zijn naar aanleiding van de tegen het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost ingestelde beroepen enkele onderdelen van dit bestemmingsplan vernietigd. Deze onderdelen worden in deze paragraaf weergegeven. Ook worden de consequenties van de uitspraak weergegeven.
2.3.1 De Ridderhof
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State is het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en onder meer de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sectie b' voor het recreatiepark De Ridderhof komen te vervallen. In figuur 6 zijn de betreffende gronden aangegeven door middel van een rode lijn.
Figuur 6: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost (vastgesteld)
Figuur 7: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening
Opnieuw bestemmen van Ridderhof
Omdat als gevolg van de uitspraak van de Raad van State het bestemmingsplan ter plaatse van de Ridderhof is vernietigd dient het gehele terrein in deze herziening opnieuw bestemd te worden. Parallel aan deze 1e herziening loopt er een ontwikkeltraject op de locatie de Ridderhof. De procedure voor dit ontwikkeltraject is nog niet gestart. Initiatiefnemer heeft door middel van een zienswijze verzocht de samenvoeging van recreatiepark Ridderhof en recreatiepark Puur onderdeel uit te laten maken van de 1e herziening. Deze zienswijze is behandeld in de Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen zoals opgenomen in bijlage 10 bij de toelichting.
Aanpassing in 1e herziening
De verbeelding wordt als volgt opgenomen in dit reparatieplan:
- Het terrein van de Ridderhof wordt bestemd conform de situatie van het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost', zoals door de gemeenteraad vastgesteld. Vervolgens worden onderstaande wijzigingen inzake permanente bewoning en bedrijfsmatige exploitatie doorgevoerd.
Permanente bewoning
In artikel 11.3.1 van de planregels is opgenomen dat onder strijdig gebruik met de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' wordt beschouwd: 'het gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen ten behoeve van permanente bewoning'. Daarnaast is ten aanzien van de onderscheidenlijke recreatieobjecten in de begripsbepaling zoals opgenomen in artikel 1, onder bb een beperking in de gebruiksduur opgenomen van 46 weken per jaar. De 46-weken eis werkt in de praktijk anders uit dan het verbod op permanente bewoning. Het verbod op permanente bewoning haakt aan bij de eisen van de Wet basisregistratie personen omtrent inschrijving in de gemeentelijke basisregistratie. Deze eisen hebben onder meer betrekking op een verblijf van meer dan twee derde van de tijd gedurende een half jaar op een bepaald adres. De regels conflicteren met elkaar.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State worden de planregels als volgt gewijzigd:
- De definitie van het begrip 'permanente bewoning' van artikel 1, onder az van de planregels is gewijzigd. De aanpassing houdt in dat gebruik als woning 'in de zin van het hebben van een hoofdverblijf op die plaats' wordt toegevoegd. De zinsnede 'op een wijze die ingevolge de Wet basisadministratie noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in de gemeentelijke basisregistratie van de gemeente De Bilt' wordt geschrapt.
- Het begrip 'hoofdverblijf' wordt aan artikel 1 toegevoegd met de definitie: "de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid;"
- De definitie van het begrip 'chalet' van artikel 1, onder w van de planregels is gewijzigd. De aanpassing houdt in dat 'gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50' wordt geschrapt.
- De definitie van het begrip 'recreatiewoning' van artikel 1, onder bb van de planregels is gewijzigd. De aanpassing houdt in dat 'gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50' wordt geschrapt.
- De definitie van het begrip 'stacaravan' van artikel 1, onder be van de planregels is gewijzigd. De aanpassing houdt in dat 'en gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50' wordt geschrapt.
- De definitie van het begrip 'standplaats voor een mobiel kampeermiddel' van artikel 1, onder bf van de planregels is gewijzigd. De aanpassing houdt in dat 'gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50' wordt geschrapt.
- De definitie van het begrip 'verblijfsrecreatieve voorziening' van artikel 1, onder bg van de planregels is gewijzigd. De aanpassing houdt in dat 'gedurende maximaal 46 weken per jaar, niet zijnde in de weken 4 tot en met 6 en 48 tot en met 50' wordt geschrapt.
Bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en kampeermiddelen
De gronden van het recreatiepark De Ridderhof hebben de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' gekregen. In artikel 11.1, onder c van de planregels is bepaald dat uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie' niet bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en kampeermiddelen is toegestaan. De gronden van het recreatiepark De Ridderhof zijn niet als zodanig aangeduid. Dit betekent dat de recreatiewoningen op De Ridderhof allemaal bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden.
In de begripsbepaling van 'bedrijfsmatige exploitatie' in artikel 1, onder h is de eis gesteld dat in recreatieobjecten wisselende verblijfsmogelijkheden worden aangeboden. Met de vaststelling van de eis in de definitie van bedrijfsmatige exploitatie van het bieden van - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden in de logiesverblijven heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de eigenaren van de respectievelijke recreatieobjecten die deze in particulier eigendom hebben. Deze personen verhuren hun recreatieobjecten niet of nauwelijks aan derden en er bestond tot de vaststelling van dit bestemmingsplan ook geen verplichting hiertoe. De Raad van State is van oordeel dat de raad in redelijkheid niet de eis van bedrijfsmatige exploitatie in deze vorm in de planregels heeft kunnen opnemen.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State zijn de verbeelding en de planregels als volgt gewijzigd:
- Het begrip 'bedrijfsmatige exploitatie' van artikel 1 onder h van de planregels is geschrapt.
- De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie' is in het volledige plangebied verwijderd. Ter verduidelijking worden ter plaatse de onderliggende enkelbestemmingen overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013.
- Artikel 11.1, sub c van de planregels wordt geschrapt.
Zie voor een nadere toelichting paragraaf 2.3.2.
2.3.2 Lage Vuursche/Ford, niet - bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en kampeermiddelen
In artikel 11.1, onder c van de planregels is bepaald dat uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie' niet bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en kampeermiddelen is toegestaan. De gronden van het recreatiepark Lage Vuursche/ Ford hebben de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie'. Op deze gronden is naast bedrijfsmatige exploitatie, niet-bedrijfsmatige exploitatie toegestaan. De Raad van State stelt dat door de raad niet deugdelijk is gemotiveerd waarom voor dit park een uitzondering is gemaakt. Dit park is vergelijkbaar met De Ridderhof voor wie de uitzondering dat niet-bedrijfsmatige exploitatie is toegestaan niet geldt. Het creëren van de mogelijkheid van niet-bedrijfsmatige exploitatie door toekenning van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie' heeft niet tot gevolg dat bedrijfsmatige exploitatie niet langer mogelijk zal zijn.
Beleidsmatig is het doel van de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' om de aangewezen gronden te gebruiken voor recreatieve doeleinden. Dit sluit gebruik voor woondoeleinden uit. De Provinciale Verordening Ruimte brengt dat met zich mee. Zie artikel 4.18 PRV, derde lid: 'Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die permanente bewoning van recreatiewoningen uitsluit'. Over het karakter van het recreatieve gebruik is het beleidsstandpunt dat de eis van bedrijfsmatige exploitatie wordt gesteld noch geboden. Dit houdt in dat de gemeente zich niet in laat met de vraag of een park bedrijfsmatig in beheer en exploitatie is en evenmin met de vraag of in de logiesverblijven - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden geboden worden.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State worden de verbeelding en de planregels als volgt gewijzigd:
- Het begrip 'bedrijfsmatige exploitatie' van artikel 1 onder h van de planregels is geschrapt.
- De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie' is in het volledige plangebied verwijderd. Ter verduidelijking zijn ter plaatse de onderliggende enkelbestemmingen overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013.
- Artikel 11.1, sub c van de planregels is geschrapt.
2.3.3 De bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Maatschappelijk - Berg en Bosch'
Delta Lloyd betoogt in haar beroep op 15 april 2015 voor de Raad van State dat artikel 9.1, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost' beperkend is. Met name het woord "en" tussen (bio)medisch en zorg is beperkend, doordat dit impliceert dat bedrijven en instellingen aan beide vereisten moeten voldoen. De Raad van State stelt dat artikel 9.1, aanhef en onder a van de regels in het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost', te strikt wordt geformuleerd. Het woord 'en' in de zinsnede '(bio)medisch en zorg gerelateerd' moet worden veranderd in 'en/of'.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State worden de planregels als volgt gewijzigd:
- Binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Berg en Bosch' is artikel 9.1, aanhef en onder a, van de planregels gewijzigd. De aanpassing houdt in dat tussen '(bio)medisch' en 'zorg' in artikel 9, lid 9.1, onder a, komt te staan 'en/of'. Dit onderdeel is reeds verwerkt in het onherroepelijke bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, zoals gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze aanpassing van de planregels wordt in dit reparatieplan overgenomen.
2.4 Overige Wijzigingen
2.4.1 Recreatiepark Bospark
In de tweede helft van 2014 en begin 2015 heeft de gemeente De Bilt overleg gevoerd met de eigenaar van recreatiepark het Bospark. Aanleiding voor deze gesprekken waren de (on)mogelijkheden die in het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost voor het Bospark Bilthoven werden geboden. In het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost was abusievelijk een te klein aantal stacaravans opgenomen en waren de mogelijkheden voor bijgebouwen niet meegenomen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijzigingen die voortvloeien uit de bestuurlijke principe oplossingen.
Bouwregels voor stacaravans en/of chalets
Recreatiepark Bospark heeft aangegeven dat zij behoefte heeft aan grotere chalets/stacaravans om zo te kunnen voldoen aan de huidige vraag in de markt. Op basis van het oude bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1985' en de Herziening uit 1994 en het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost' mag de oppervlakte van een chalet/stacaravan maximaal 35 m2 bedragen. Bospark heeft aangegeven dat bij een verruiming van de oppervlaktemaat het in het oude bestemmingsplan opgenomen maximale aantal stacaravans van 450 stuks (in het nieuwe bestemmingsplan is abusievelijk 306 stuks opgenomen) verlaagd mag worden.
De gemeente De Bilt heeft aangegeven dat enige flexibiliteit qua maatvoering begrijpelijk is om ook in de toekomst het park te kunnen exploiteren. De behoefte van de hedendaagse recreant gaat nu eenmaal uit van ruime stacaravans/chalets. Gelet hierop bedraagt de huidige standaardoppervlakte van een stacaravan doorgaans meer dan 35m2. Wel moet rekening worden gehouden met de ligging van Bospark Bilthoven. Dit park ligt in de Ecologische Hoofdstructuur en in het landschapsmonument 'De Biltse Duinen' waardoor er sprake is van een kwetsbaar en landschappelijk waardevol gebied. De instandhouding van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden is in de bestemmingsregeling in de planregels vastgelegd. In de realisatiefase geldt een zorgplicht voor Natuurwaarden. In de omgevingsvergunning wordt deze zorgplicht verankerd door voorwaarden op te nemen over het uitvoeren van nader onderzoek voorafgaand aan de uitvoering van werkzaamheden. Daarnaast ligt het park nabij een woonwijk. Bij een verruiming van de maximale oppervlaktemaat zal het risico op permanente bewoning in dit kwetsbare gebied toenemen.
Vanwege nabijheid/aansluiting op een 'gewone woonwijk' en het risico van permanente bewoning is de uitstraling van het park/camping van belang. Om die reden gaat de voorkeur uit naar een categorie indeling voor stacaravans/chalets. De verdeling ziet er als volgt uit:
categorie | aantal | oppervlakte per bouwwerk |
<= 35 m2 | 125 stacaravans en/of chalets | 35 m2 |
<= 45 m2 | 249 stacaravans en/of chalets | 45 m2 |
<= 55 m2 | 22 stacaravans en/of chalets | 55 m2 |
Totaal | 396 | 15.750 m2 |
Categorie indeling
De in het vigerende bestemmingsplan opgenomen maximale bouwhoogte voor een stacaravan/chalet blijft onverkort gehandhaafd. In Bijlage 3 is in de ruimtelijke onderbouwing toegelicht dat bovenstaande categorie indeling niet leidt tot een aantasting van de waarden in dit gebied. In 2020 is aanvullend nog een stikstofberekening uitgevoerd. Deze is te vinden in Bijlage 4.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de bestuurlijke principeoplossing worden de planregels als volgt gewijzigd:
- In artikel 11.1, onder a van de planregels is het aantal toegestane stacaravans en chalets ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie e' aangepast naar 396.
- In artikel 11.2, onder d van de planregels is bovenstaande tabel 'categorie indeling' toegevoegd. Kolom 4 in rij 1 van de tabel wordt gewijzigd naar 'oppervlakte per bouwwerk'. Kolom 1 in rij 4 van de tabel wordt gewijzigd naar 'Stacaravans en chalets ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - sectie a', 'specifieke bouwaanduiding - sectie b' en 'specifieke bouwaanduiding - sectie c'.
Bouwregels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij stacaravans en chalets
In het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost is in artikel 11.2, onder d nagelaten om een bouwregeling op te nemen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij stacaravans/ chalets. Ook is geen maximale goot- en bouwhoogte opgenomen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een recreatiewoning. Deze regeling wordt toegevoegd, waarbij de maximale oppervlaktemaat, in overeenstemming met de recreatiewoningen, op 7 m2 wordt gesteld.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de ambtshalve wijziging naar aanleiding van de bestuurlijke principeoplossing worden de planregels als volgt gewijzigd:
- In artikel 11.2, onder d van de planregels is rij 3 toegevoegd met bouwregels ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij stacaravans en chalets ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sectie e'. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een stacaravan en chalet bedraagt 3m en 3,5m en de maximale oppervlakte bedraagt 7 m2.
- In artikel 11.2, onder d van de planregels is opgenomen dat de maximale goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een recreatiewoning 3 m en 3,5 m bedraagt.
2.4.2 Ruimtelijke ontwikkelingen Golfclub de Pan
Utrechtse Golfclub De Pan heeft het voornemen het aantal m2 ondergeschikte horeca. Om tot een meer efficiënte indeling van het clubgebouw te komen en om te kunnen voldoen aan de huidige standaarden voor (ondersteunende) horeca die passend is bij het ledenaantal van de golfclub, is het wenselijk om het clubgebouw intern te verbouwen. Door middel van het advies van Horeca Nederland is de behoefte en de noodzaak van de uitbreiding met betrekking tot horeca voldoende aangetoond. Door een herindeling van de functies in het clubgebouw is het grootste deel van de benodigde ruimte intern te realiseren. Met de (voornamelijk interne) verbouwing neemt de totale bebouwingsoppervlakte niet toe. Wel wordt er ter hoogte van de huidige horecaruimte een kleine uitbreiding op de eerste bouwlaag gerealiseerd. De uitbreiding past ruim binnen het geldende bouwvlak en de geldende maximale oppervlaktemaat van 2.685 m2 voor de bebouwing op het terrein volgens het geldende bestemmingsplan.
De omvang van de onzelfstandige horeca is momenteel 159 m2. De onzelfstandige horeca wordt vergroot met 51 m2, voornamelijk ten gevolge van de uitbreiding van het buitenterras, ter hoogte van de nieuwbouw. Na de herindeling op de eerste verdieping wordt er in totaal 210 m2 gebruikt ten behoeve van de onzelfstandige horeca. In het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost is onzelfstandige horeca ter ondersteuning van het sportcomplex toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
Oorspronkelijk waren er ook gedachten om de materialenloods te vergroten en de bedrijfswoning te verplaatsen. Die plannen zijn niet meer aan de orde. Voor alle ontwikkelingen is een landschappelijk ecologisch advies opgesteld. Het rapport is opgenomen als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing, zie Bijlage 5. Hoewel nu slechts de verbouwing van het clubgebouw nog aan de orde is, is het rapport toch als bijlage gehandhaafd.
Aandachtspunt bij de verbouwing van het clubgebouw vormt hierbij het noodzakelijke nader onderzoek (jaarrond) naar vleermuizen. Er is daartoe een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan opgenomen (zie artikel 12.4.1). Zolang niet aan de verplichtingen (onderzoek naar vleermuizen en eventuele noodzakelijke maatregelen) is voldaan, is de verbouwing van het clubgebouw niet toegestaan. Indien er vleermuizen worden aangetroffen moet het plan overigens altijd worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag neemt altijd een beslissing op een aanvraag.
De verzoeken zijn nader onderbouwd, zie Bijlage 5. In de ruimtelijke onderbouwing wordt concreet aangegeven waar de plannen strijdig zijn met het bestemmingsplan en op welke punten het bestemmingsplan aangepast dient te worden.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de instemming van de gemeente voor de uitbreiding van Utrechtse golfclub De Pan worden de verbeelding en planregels als volgt gewijzigd:
- Binnen de bestemming 'Sport' is artikel 12.1, onder e van de planregels gewijzigd. De aanpassing houdt in dat aan de regel is toegevoegd: ', met dien verstande dat de oppervlakte op het perceel van de Amersfoortseweg 1 niet meer mag bedragen dan 210 m2;'
- Binnen de bestemming 'Sport' is in artikel 12.4.1 een voorwaardelijke verplichting toegevoegd. De voorwaardelijke verplichting houdt in dat een omgevingsvergunning ten behoeve van het verbouwen van het gebouw voor onzelfstandige horeca op het perceel aan de Amersfoortseweg 1 niet wordt verleend, alvorens aanvullend onderzoek naar vleermuizen is uitgevoerd en de noodzakelijke maatregelen zijn getroffen.
2.4.3 Voormalige dienstwoningen Berg en Bosch aan de Professor Bronkhorstlaan 10 te Bilthoven
De huidige eigenaar van Berg en Bosch heeft eind november 2016 een verzoek om een principe-uitspraak ingediend. Verzocht wordt om ter plaatse van vijf van de zeven dienstwoningen, de bestemming te wijzigen zodat kantoren ten behoeve van "Culturele, sociale, medische, wetenschappelijke of educatieve doeleinden welke (bio)medisch en/of zorg gerelateerd zijn" mogelijk worden gemaakt. Deze functie is echter reeds toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het is dus niet noodzakelijke om ten behoeve van de realisatie van kantoren in de (voormalige) dienstwoningen een bestemmingswijziging door te voeren. Op basis van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn binnen het Berg en Bosch terrein echter maximaal zeven bedrijfswoningen toegestaan. Om te voorkomen dat er nieuwe bedrijfswoningen op het terrein worden gerealiseerd, wordt deze aanduiding aangepast naar maximaal 2.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de afspraken in het kader van de zienswijze procedure wordt de verbeelding als volgt gewijzigd:
Ter plaatse van de Professor Bronkhorstlaan 10, te Bilthoven is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangepast naar '2'.
Figuur 10: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening, perceel Prof. Bronkhorstlaan 10 te De Bilt
2.4.4 Planologisch regelen bijgebouwen bij woningen 'Het Spinneweb'
Op een open plek aan de Vissersteeg 20 tot en met 26 zijn vier woningen met bijbehorende bebouwing aanwezig. De woningen zijn voor 1823 gebouwd als arbeiderswoningen bij het landhuis Beerschoten en maken als zodanig onderdeel uit van het rijksmonument. In het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, dat in december 2013 is vastgesteld, blijken twee omissies te zitten.
- In 1976 is een vergunning verleend voor de bouw van een schuur/dubbele garage (hierna bijgebouw) behorend bij de woning van Het Spinneweb aan de Visserssteeg 22, te De Bilt. Het aanwezige bijgebouw blijkt niet in het bestemmingsplan te zijn opgenomen.
- In het bestemmingsplan Landelijk gebied 1985, herziening 1994 zijn de gronden rondom te woningen voorzien van de bestemming Woningen met tuinen en Erven. Deze bestemming is in het vigerende bestemmingsplan ten onrecht omgezet naar de bestemming Natuur.
Uit inventarisatie is gebleken dat er in strijd met het bestemmingsplan meer bebouwing is gerealiseerd dan de vier woningen en de vergunde schuur. Beoordeeld is of en op welke wijze de bestaande bebouwing in het bestemmingsplan opgenomen kan worden. Hierbij is onder andere gekeken naar de datering van de bebouwing, de situering in het monumentale landgoed, de reeds vergunde schuur en de regeling voor bijgebouwen bij woningen in zijn algemeenheid.
In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost is opgenomen dat per woning 40% van de oppervlakte van het onbebouwde erf per bouwperceel, tot een maximum van 70 m² aan bijgebouwen is toegestaan. De woningen aan de Vissersteeg zijn puntsymmetrisch vanuit het midden gegroepeerd op een vierkant plattegrond. De bestemming Wonen ligt strak om de woningen en gezien de situering is er geen sprake van een achtererf. De regeling van bijgebouwen is voor deze woningen derhalve niet van toepassing. Voor 1 schuur is in afwijking van het bestemmingsplan in 1976 een vergunning verleend. Om in het verlengde van de verleende vergunning voor alle woningen een bijgebouw mogelijk te maken is een maatwerkregeling noodzakelijk. Bij de maatwerkregeling is de omvang van het bijgebouw uit verleende vergunning en de relatie met het monument als uitgangspunt genomen. In de 1e herziening wordt per woning 1 bijgebouw mogelijk gemaakt. De oppervlakte van het bijgebouw bedraagt maximaal 50 m2 en de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m respectievelijk 6 m.
De woningen zijn puntsymmetrisch vanuit het midden gegroepeerd op een vierkant plattegrond met op de hoeken diagonaalsgewijs uitgebouwde dwarsgedeelten. In het verlengde van deze dwarsgedeelten liggen vier beukenlanen die fungeren als zichtassen. Voor de situering van de bijgebouwen zijn deze zichtassen het belangrijkste element. Momenteel zijn twee bijgebouwen conform bovengenoemde criteria gerealiseerd. Deze kunnen behouden blijven. Het bouwen van bijgebouwen per afzondelijk bouwperceel kan door middel van een wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt onder voorwaarde dat alle overige bestaande bebouwing voorafgaand aan het bouwen wordt gesloopt, met uitzondering van bestaande erf- en terreinafscheidingen.
Gezien de ligging in Natuur Netwerk Nederland (hierna: NNN) is een ecologische inventarisatie uitgevoerd om de effecten van de wijziging in beeld te brengen. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage7. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat als gevolg van de wijziging geen negatieve effecten in het kader van de Wnb beschermde gebieden optreden en het plan niet leidt tot significant negatieve effecten op het NNN. In het onderzoek wordt een voorbehoud gemaakt voor toekomstige grootschaligere ingrepen. Ondanks dat daar geen voornemens toe zijn wordt in het bestemmingsplan ter plaatse van de tuin een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In deze regeling wordt opgenomen dat bij het kappen van bomen en het dempen van wateren uitsluitend zijn toegestaan indien is aangetoond dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op omgeving.
Aanpassing in 1e herziening
De verbeelding en de regels worden als volgt gewijzigd:
- De gronden rondom de bestemming Wonen zijn gewijzigd van Natuur in Tuin.
- Na artikel 12 is een nieuw artikel Tuin toegevoegd. In de bouwregels van de bestemming 'Tuin' is opgenomen dat binnen de bestemming 'Tuin' bouwwerken, anders dan erf- en terreinafscheidingen, niet zijn toegestaan. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m. In de bestemming 'Tuin' is een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd om het bouwen van bijgebouwen per afzondelijk bestemmingsvlak toe te staan, onder voorwaarde van voorafgaande sloop van bestaande bouwwerken op het bestemmingsvlak waartoe het bijgebouw behoort, met uitzondering van bestaande erf- en terreinafscheidingen.
- Binnen de bestemming Tuin is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
- Aan artikel 26.1 is toegevoegd dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of onafhankelijke woonruimte niet is toegestaan.
Figuur 11: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, perceel Het Spinneweb
Figuur 12: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening, perceel Het Spinneweb
2.4.5 Gemeentelijke Archeologische beleidsadvieskaart
Het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost' en de archeologische beleidskaart zijn in dezelfde raadsvergadering vastgesteld. Tot op de dag dat het bestemmingsplan werd vastgesteld, was niet duidelijk of de archeologische beleidskaart ongewijzigd zou worden vastgesteld. Derhalve is de archeologische beleidskaart destijds niet vertaald in het bestemmingsplan. Wel is de tot dan toe geldende regeling vertaald.
Bestemmingsplannen die na vaststelling van het archeologische beleid in procedure zijn gebracht zijn voorzien van het actuele archeologische beleid. Dit wordt nu ook gedaan voor het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. De reparatie van het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost' vertaalt het meest actuele archeologische beleid (2013) in het bestemmingsplan. Na vaststelling van de beleidskaart is er op een aantal locaties nader archeologisch onderzoek uitgevoerd. Daar waar op basis van deze onderzoeken geconcludeerd wordt dat er geen archeologische waarde aanwezig is zal het archeologiebeleid niet worden vertaald in het bestemmingsplan.
In het huidige vigerende bestemmingsplan gold voor het gehele plangebied hetzelfde beschermingsregime met de volgende regels:
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd. Voor zover het oprichten van een bouwwerk kan leiden tot een verstoring van de archeologische resten, worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende voorwaarden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen voorafgaande aan de bouwwerkzaamheden;
- c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties, tenzij:
- 1. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld, met dien verstande dat de bodemingrepen niet dieper dan 0,5 m onder het bestaande maaiveld mogen zijn indien de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch metwaarden - Natuur- en landschapswaarden';
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 3. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 4. de uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 100 m².
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op of in gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,3 m onder maaiveld, dan wel niet dieper dan 0,5 m indien de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden -Natuur- en landschapswaarden' waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 3. het ontgronden, afgraven (waaronder onder andere saneren), egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, dan wel niet dieper dan 0,5 m indien de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
- 4. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
- 5. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 6. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
- 7. het aanleggen van drainage;
- 8. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 9. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- 10. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
- 11. het verwijderen van fundamenten dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, dan wel niet dieper dan 0,5 m indien de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden -Natuur- en landschapswaarden'.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 19.1.
- d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat:
- a. het bestemmingsvlak naar ligging wordt verschoven;
- b. het bestemmingsvlak naar omvang wordt vergroot of verkleind;
- c. het bestemmingsvlak wordt verwijderd.
Door het nieuwe beleid te vertalen worden er inhoudelijk wijzigingen doorgevoerd. De regeling zelf wordt geactualiseerd maar ook wordt er onderscheid gemaakt in 4 verschillende categorieën. Elke categorie kent een eigen beschermingsregiem die is afgestemd op de aanwezige verwachtingswaarde. De volgende grenswaarden qua diepte en oppervlak worden gehanteerd:
- Waarde - Archeologie 1: 50 m2 en 0,5 m
- Waarde - Archeologie 2: 100 m2 en 0,5 m
- Waarde - Archeologie 3: 500 m2 en 0,5 m
- Waarde - Archeologie 4: 5.000 m2 en 0,5 m
Een belangrijke inhoudelijke aanpassing is het verband tussen de oppervlakte en diepte bij de realisatie van een of meerdere bouwwerken. In de oude regeling waren de oppervlakte en diepte niet gekoppeld. Dit betekent dat je een rapport moet overleggen of omgevingsvergunning moet aanvragen als je dieper gaat dan 0,3 m en in sommige gevallen 0,5 m (ongeachte de oppervlakte). Dit geldt ook voor gebouwen met een oppervlakte van 100 m2 of meer (ongeacht de diepte).
In de herziening wordt dit aangepast. Voor alle ingrepen tot 0,5 m is het niet nodig om een rapport te overleggen of omgevingsvergunning aan te vragen. Dit geldt dus ongeacht de oppervlakte van de ingreep. Ga je dieper dan 0,5 m dan is het overleggen van een rapport of het aanvragen van een omgevingsvergunning alleen nodig als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 50, 100, 500 of 5.000 m2 (afhankelijk van de verwachtingswaarde ter plaatse).
Aanpassing in 1e herziening
Het plangebied van het oorspronkelijke bestemmingsplan wordt op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming voor archeologie, met uitzondering van de locaties waar op basis van nader archeologisch onderzoek geconcludeerd wordt dat er geen archeologische waarde aanwezig is.
Afhankelijk van de verwachtingswaarden ter plaatse wordt de bestemming Waarde – Archeologie 1, 2, 3 of 4 opgenomen. In de regels wordt het bestaande artikel 18 Waarde Archeologie verwijderd en vervangen door 4 nieuwe artikelen: 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde -Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4'. Tevens wordt artikel 25 lid 25.1 onder d aangepast op de nieuwe artikelen. De nummering van de bestaande artikelen wordt aangepast vanwege het toevoegen van de dubbelbestemmingen. Ook wordt de kruisverwijzing in artikel 29.1 onder d aangepast naar: 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde -Archeologie 4''. Artikel 29.1 onder e wordt geschrapt.
2.4.6 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
Op basis van de kencijfers van de nota 'Wat beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan' van de gemeente De Bilt kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn. Om te borgen dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is wordt in het bestemmingsplan een aparte regeling voor parkeergelegenheid, laad- en losmogelijkheden opgenomen.
Aanpassing in 1e herziening
In de Algemene regels wordt het artikel 'Overige regels' toegevoegd. In dit artikel zijn regels ten aanzien van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden opgenomen. In de bijlagen bij de regels is de nota 'Wat beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan' toegevoegd, waar naar wordt verwezen in de Overige regels.
2.4.7 Holle Bilt 4, De Bilt
Op het perceel Holle Bilt 4 is in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Wonen opgenomen. De bestemmingsgrenzen komt niet overeen met kadastrale grenzen. Het betreft een ondergeschikt aanpassing waarbij de woonbestemming per saldo niet wordt vergroot.
Aanpassing in 1e herziening.
De verbeelding wordt zodanig aangepast dat de bestemming Wonen overeenkomt met de kadastrale grenzen. Zie figuur 13 en 14.
Figuur 13: Uitsnede huidige situatie
Figuur 14: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening, perceel Holle Bilt 4, De Bilt
2.4.8 Soestdijkseweg Noord 515
Op 30 november 2017 is het bestemmingsplan 'Correctieve herziening bestemmingsplannen De Bilt' vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft als doel om de bestaande vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente op onderdelen te verbeteren. Een onderdeel daarvan betreft het perceel Soestdijkseweg Noord 515, gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost'. In dit reparatieplan wordt deze aanpassing meegenomen.
Aan het perceel Soestdijkseweg Noord 515 is de bestemming Wonen toegekend. Tevens geldt de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing'. Over het zuidelijke gedeelte van het perceel loopt een hoogspanningsverbinding. Deze hoogspanningsverbinding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding. Het niet toegestaan om de bestaande bebouwing ter plaatse van de hoogspanningsverbinding in gebruik te nemen als woning. Dit is onvoldoende in het bestemmingsplan geborgd. Om deze reden wordt een functieaanduiding opgenomen die regelt dat wonen ter plaatse van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding niet is toegestaan.
Deze wijziging betreft het uitsluiten van de woonfunctie in gebouwen ter plaatse van de Dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding. Beleidsmatig worden geen wijzigingen aangebracht waardoor toetsing aan het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid achterwege kan blijven.
Ten aanzien van de omgevingsaspecten geldt hetzelfde. Omdat er ten opzichte van de feitelijke, vergunde situatie geen nieuwe (bouw)mogelijkheden worden geboden is de toetsing aan de verschillende omgevingsaspecten niet aan de orde.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van het bestemmingsplan 'Correctieve herziening bestemmingsplannen De Bilt' worden de verbeelding en de regels als volgt gewijzigd:
- In artikel 16.1 is na sub g een nieuwe zin opgenomen, luidende: "Ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is het gebruik van gebouwen als hoofdgebouw c.q. woning niet toegestaan."
- Op de verbeelding is ter plaatse van de Soestdijkseweg - Noord, daar waar de bestemming Wonen samenvalt met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding de aanduiding 'wonen uitgesloten' opgenomen.
2.4.9 Prof. Bronkhorstlaan 10
In Bilthoven is op het bedrijvenpark Berg en Bosch aan Prof. Bronkhorstlaan 10 de horecazaak 'De Kapel' gevestigd. De eigenaar wenst de bestemming te verruimen van onzelfstandige naar zelfstandige horeca. Onzelfstandige horeca is financieel niet rendabel. Het perceel is bestemd als 'Maatschappelijk - Berg en Bosch'. De gronden zijn onder andere bestemd voor culturele, sociale, medische, wetenschappelijke of educatieve doeleinden welke (bio)medisch en/of zorg gerelateerd zijn. Binnen deze bestemming is horeca, met uitzondering van onzelfstandige horeca, niet toegestaan.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 augustus 2018 een omgevingsvergunning verleend voor het verruimen van het gebruik van de 'Kapel'. In Bijlage 8 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen, waarin wordt toegelicht op welke wijze de situatie wordt gewijzigd en waarom dit passend is binnen het geldend beleid en de omgeving. Het bij omgevingsvergunning toegestane gebruik wordt in dit bestemmingsplan verwerkt.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de verleende omgevingsvergunning worden de regels en verbeelding als volgt gewijzigd:
- In artikel 9.1 is na sub c onder vernummering een nieuwe zin opgenomen, luidende: "een horecabedrijf, die is aangegeven met categorie 1 in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 4 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';".
- Op de verbeelding is ter plaatse van de Prof. Bronkhorstlaan 10 de aanduiding 'horeca' opgenomen.
Hoofdstuk 3 Beleid En Omgevingsaspecten
In een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderdeel hiervan is dat het plan niet in strijd is met het (gemeentelijk) beleid en met omgevingsaspecten, zoals bodem en water.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een reparatie van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost.
Het reparatieplan bevat een beperkt aantal ontwikkelingsmogelijkheden. In deze situaties is afzonderlijk onderzoek uitgevoerd en is de ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid. De uitkomsten zijn opgenomen in afzonderlijke ruimtelijke onderbouwingen, die als bijlagen bij dit reparatieplan zijn gevoegd. Uit de onderbouwingen is gebleken dat de ontwikkelingen niet tot belemmeringen leiden. Naar aanleiding van de ruimtelijke onderbouwing Golfclub de Pan is een voorwaardelijke verplichting aan de regels toegevoegd. De voorwaardelijke verplichting houdt in dat een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitbreiden van het gebouw voor onzelfstandige horeca op het perceel aan de Amersfoortseweg 1 niet wordt verleend, alvorens aanvullend onderzoek naar vleermuizen is uitgevoerd en de noodzakelijke maatregelen zijn getroffen.
Bijzondere aandacht vraagt het aspect van de stikstofdepositie op als zodanig aangewezen Natura 2000-gebieden. Op 29 mei 2019 deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangwekkende uitspraak met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Gelet op deze uitspraak is voor de nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan een aanvullende motivering over de gevolgen van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden vereist.
Het plangebied ligt op 4,3 kilometer afstand van in het kader van de Wet natuubeheer (Wnb) beschermde gebieden (Natura 2000). In het project is geen sprake van geheel nieuwe activiteiten, maar uitsluitend van een aantal kleine uitbreidingen. Verhoging van stikstofuitstoot in de aanlegfase treedt alleen op bij het slopen en herbouwen van de bedrijfswoning, vergroting van de onzelfstandige horeca van de golfclub De Pan met 51 m2 (voornamelijk uitbreiding van het buitenterrasbouw), uitbreiding van de materialenloods met 150 m2 en de bouw van 4 kleine bijgebouwen bij de woningen Vissersteeg 20-26 (max. 50 m2 per bijgebouw). Dit betreft vier bouwactiviteiten van zeer geringe schaal en voor korte tijdsduur, waarbij gebruik van stikstofoxide uitstotende machines en extra verkeersbewegingen zeer beperkt is. Derhalve is op een afstand van 4,3 kilometer geen effect te verwachten.
In de gebruiksfase is extra stikstofuitstoot mogelijk door iets intensiever gebruik van een aantal al aanwezige voorzieningen: de bestaande zaalruimte waarvan verhuur mogelijk wordt gemaakt, de niet-bedrijfsmatige exploitatie die mogelijk wordt voor de bestaande recreatiewoningen en iets intensiever gebruik van de onzelfstandige horeca en de materialenloods van de golfclub. Dit kan leiden tot meer stikstofuitstoot ten gevolge van verwarming en toename van verkeer van en naar deze locaties. Echter de toename zal zeer klein zijn, zodat op een afstand van 4,3 kilometer geen effect is te verwachten.
Gezien derhalve de geringe omvang van de ontwikkeling in combinatie met de ruime afstand tot Natura 2000-gebieden is een Aeriusberekening van de effecten van stikstofdepositie niet aan de orde.
Gezien de aard van de wijzigingen bij Bospark Bilthoven is gemeend er verstandig aan te doen wel een Aeriusberekening uit te voeren (bijlage 4). Geconcludeerd wordt dat de realisatie van de herinrichting van het vakantiepark Bos Park Bilthoven geen toename van de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar levert op de nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Het voorgenomen plan is daarom uitvoerbaar en een vergunning Wet natuurbescherming is niet benodigd. Voor wat betreft de uitgangspunten bij deze berekening is een uiterst scenario als uitgangspunt genomen. In dit uiterste scenario worden alle 388 bestaande chalets binnen 2 jaar vervangen en worden 11 nieuwe chalets gerealiseerd. Dit scenario zal zich in werkelijkheid niet voordoen maar om te voorkomen dat de werkelijkheid in negatieve zin afwijkt van het geen is berekend, is bij de berekening van dit uiterste scenario uitgegaan.
De overige zaken die door middel van dit plan gerepareerd worden zijn van beperkte omvang en van ondergeschikte aard. Een verwijzing naar de omgevingsaspecten en het beleidskader in de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost volstaat dan ook. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013-2028 zijn op 12 december 2016 door de Provinciale Staten herijkt vastgesteld. De actualisatie heeft geen gevolgen voor de inhoud van dit reparatieplan.
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening betreft een reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost blijft van kracht. Dit reparatieplan is een aanvulling op het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. Dit reparatieplan bestaat uit een verbeelding en een set regels. De regels zijn integraal uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost overgenomen. De aanvullingen en aanpassingen op het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost zijn groen gemarkeerd of met doorhalingen aangegeven. De regels zijn van toepassing op het gehele gebied van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. De regels vervangen dus de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost en kunnen worden gelezen in samenhang met de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost en de verbeelding van dit reparatieplan.
In de regels van dit bestemmingsplan is artikel 30 aan de algemene planregels toegevoegd, waarin het voorgaande juridisch als volgt is verwoord en vastgelegd:
Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, blijft van toepassing, met dien verstande dat:
- a. ter plaatse van de enkelbestemmingen die op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening zijn opgenomen, de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, volledig (dus inclusief dubbelbestemmingen en alle ter plaatse geldende aanduidingen) wordt vervangen.
- b. de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' die op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening zijn opgenomen aan de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, worden toegevoegd.
- c. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' die op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013 is opgenomen, wordt verwijderd.
- d. de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, als volgt worden gewijzigd:
- 1. de tekstdelen die in dit plan groen gemarkeerd zijn weergegeven, worden aan de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, toegevoegd;
- 2. de tekstdelen welke in dit plan zijn doorgehaald, worden uit de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, verwijderd.
Artikel 31 geeft de juridische regeling weer van het feit dat:
- 1. ter plaatse van de weergegeven enkelbestemmingen op de verbeelding van dit reparatieplan, de verbeelding van het reparatieplan de verbeelding uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord - Oost van de gemeente De Bilt (2013) volledig vervangt;
- 2. de op de verbeelding weergegeven archeologische dubbelbestemmingen aan de verbeelding uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord - Oost van de gemeente De Bilt (2013) worden toegevoegd;
- 3. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord - Oost van de gemeente De Bilt (2013) wordt verwijderd van de verbeelding;
- 4. in de regels door middel groen gemarkeerde tekst is aangegeven welke aanvullingen ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost (2013) in het reparatieplan zijn opgenomen;
- 5. in de regels door middel van doorhalingen is aangegeven welke regelingen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost (2013) als gevolg van de reparatie zijn komen te vervallen.
In artikel 19 tot en met 22 zijn de regels opgenomen ten behoeve van de archeologische waarden en archeologische verwachtingswaarden die voorkomen in het plangebied. De regels zijn gebaseerd op de archeologische beleidskaart van de gemeente De Bilt, waarin een onderscheid wordt gemaakt in zeven categorieën. Het gaat daarbij om twee categorieën van archeologische waarde (AW) en vijf categorieën waar een verwachting bestaat op het aantreffen van archeologische waarden (VAW):
- AW Categorie 1: archeologische monumenten, vindplaatsen en historische terreinen.
- AW Categorie 2: historische dijken, kades en wegen.
- VAW Categorie 1: zones met een hoge archeologische verwachting binnenm de bebouwde kom (inclusief middeleeuwse bewoningslinten en verwachtingszones van het militair erfgoed).
- VAW Categorie 2: zones met een hoge, middelmatige of onbekende archeologische verwachting buiten de bebouwde kom.
- VAW Categorie 3: zones met een lage archeologische verwachting.
- VAW Categorie 4: zones met een verstoring tot onder het archeologische niveau.
- VAW Categorie 5: reeds onderzochte en vrijgegeven zones.
Bij toekomstige ontwikkelingen gelden de volgende bepalingen voor de verschillende zones:
- AW 1 (bestemming Waarde - Archeologie 1):
Voor de zones die behoren tot categorie AW 1 geldt een onderzoeksplicht, conform de AMZ-cyclus bij bodemingrepen die plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper gaan dan 0,5 m beneden maaiveld.
- VAW 1 (bestemming Waarde - Archeologie 2):
Voor de zones die behoren tot categorie VAW 1 geldt een onderzoeksplicht conform de AMZ-cyclus, bij bodemingrepen die plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper gaan dan 0,5 m beneden maaiveld.
- VAW 2 (bestemming Waarde - Archeologie 3):
Voor de zones die behoren tot categorie VAW 2 geldt een onderzoeksplicht, conform de AMZ-cyclus bij bodemingrepen die plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper gaan dan 0,5 m. beneden maaiveld.
- VAW 4 (bestemming Waarde - Archeologie 4):
Voor de zones die behoren tot categorie VAW 3 geldt een onderzoeksplicht conform de AMZ-cyclus, bij bodemingrepen die plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en dieper gaan dan 0,5 m beneden maaiveld.
Voor nadere informatie en onderzoeken over de gegeven bestemmingen, wordt overigens verwezen naar de toelichting behorende bij:
- het op 27 oktober 2016 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Maartensdijk 2012;
- het op 19 december 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost.
4.2 Beleid Inzake Permanente Woningen N.a.v. De Raad Van State Uitspraak D.d. 15 April 2015
Aan de hand van het beroep van De Ridderhof constateerde de Raad van State op 15 april 2015 dat de planregels voor de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' gebreken bevatten.
In artikel 11.3 van de planregels is opgenomen dat onder strijdig gebruik met de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' wordt beschouwd; het gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen ten behoeve van permanente bewoning. Ter verduidelijking van het begrip 'permanente bewoning' worden in deze paragraaf de indicatoren beschreven aan de hand waarvan kan worden geconstateerd of sprake is van permanente bewoning. Indien die indicatoren zich voordoen, geldt de aanname dat er sprake is van permanente bewoning en is het aan de vermeende overtreder om aan te tonen dat hij niet permanent in de recreatiewoning woont.
Het woongebruik van recreatieobjecten wordt afgemeten aan de planregel die permanente bewoning verbiedt en niet aan de duur van het gebruik. Degenen die in een recreatiewoning verblijven, dienen daarom elders (buiten de recreatiewoning) over een hoofdverblijf te beschikken. Om het hoofdverblijf aan te kunnen nemen moet sprake zijn van een geheel van omstandigheden dat als wonen moet worden beschouwd (bijvoorbeeld nachtrust, maaltijden, ontvangen van post, ontvangen van bezoek etc.). Als iemand beschikt over meerdere adressen of geen adres heeft, is het aantal overnachtingen doorslaggevend. Het mag niet gaan om een zogenaamd postadres of "papieren" adres maar om een feitelijke thuishaven.
Indien sprake is van inschrijving op het adres van een recreatieobject krachtens de Wet Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens wordt onmiddellijk aangenomen dat ter plaatse permanent wordt gewoond. Indien er geen inschrijving heeft plaatsgevonden, maar wel sprake is van een of meerdere van de volgende indicatoren, ook dan is de aanname dat ter plaatse permanent gewoond wordt in het recreatieobject. Dat wil zeggen dat wanneer op basis van onderstaande indicatoren wordt vastgesteld dat er permanent gewoond wordt, het aan de vermeende overtreder is om aan te tonen dat hij niet permanent in de recreatiewoning woont.
Indicatoren:
- Verklaring van betrokkene dat hij woonachtig is op het recreatieadres.
- Leerplichtadministratie: registratie van leerlingen op plaatselijke scholen.
- Woningzoekendenadministratie: inschrijving als woningzoekende.
- Gemeentelijke belastingadministratie: betaling van hondenbelasting of het niet betalen van forensenbelasting.
- Huisvuiladministratie: aanbieden huisvuil.
- Uitkeringsadministratie: er is op het recreatieadres een uitkering aangevraagd.
- Belastingdienst: er is voor het recreatieadres huurtoeslag aangevraagd.
- Administratie Wmo: er is voor het recreatieadres subsidie op grond van de Wmo aangevraagd.
- Administratie omgevingsvergunningen: de omvang en de hoedanigheid van bouwwerken kunnen duiden op permanente bewoning.
- Woningcorporaties: informatie over opgegeven woonadres.
- Energie- en waterleidingbedrijven: informatie over opgegeven woonadres en over verbruik.
- Telecombedrijven: informatie over opgegeven woonadres, gebruik telefoon en gebruik internet.
- Gegevens over de WOZ-waarde van de recreatiewoning.
- Informatie van de Belastingdienst over aftrek hypotheekrente recreatieverblijf.
- Gegevens uit het Kadaster over de eigendomssituatie van de recreatiewoning.
- Gegevens Kamer van Koophandel indien een bedrijf in recreatieverblijf is gevestigd.
- Bedrijfsverenigingen: informatie over opgegeven woonadres.
- Kentekengegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer met betrekking tot bij het recreatieverblijf geparkeerde auto's.
- Ziektekosten: informatie over opgegeven woonadres.
- Lidmaatschap lokale verenigingen/bibliotheek: inschrijving bij een lokale vereniging en/of de plaatselijke bibliotheek duidt op bewoning in de betreffende gemeente.
- Verhuisberichten PostNL.
- Nachtregister van ondernemers die nachtverblijf aanbieden.
- Foto's van het gebruik van het recreatieverblijf.
- Feitelijke controles en waarnemingen waarbij wordt beschreven en gemotiveerd waarom de controleur van oordeel is dat er sprake is van een bewoonde indruk.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient te worden onderzocht of het plan financieel uitvoerbaar is. Artikel 3.1.6. lid 1 onder f Bro brengt dit met zich mee. In casu brengt dit bestemmingsplan geen kosten voor de gemeente met zich mee, anders dan ten behoeve van activiteiten die zijn toe te rekenen tot de opstelling van het plan en het doorlopen van de procedure.
Voor de locatie Ridderhof heeft de gemeente met de initiatiefnemer overeenstemming over de realisatie van de gewenste bouwplannen, op basis waarvan de initiatiefnemer bijdraagt in de plankosten. Verder maakt het plan enkele functionele ontwikkelingen mogelijk, echter deze hebben geen betrekking op bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro. Zij zien slechts op verruimde gebruiksmogelijkheden. Van enige vorm van verplicht kostenverhaal is dan geen sprake. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde.
Voor het overige hebben de aanpassingen in dit reparatieplan betrekking op het vastleggen van feitelijk bestaande situaties en toepassing van eerder gemaakte bestuurlijke afspraken. Ook deze raken niet aan de economische uitvoerbaarheid van het plan.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voert het college van burgemeester en wethouders, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg met andere bestuursorganen van bijvoorbeeld buurgemeenten, het waterschappen en de provincie Utrecht.
In april 2020 is het voorontwerp voorgelegd aan diverse instanties. In Bijlage 9 Nota vooroverleg zijn de reacties samengevat en van een beantwoording voorzien.
Zienswijzen
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening' met ingang van 8 oktober 2020 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze termijn is er 11 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn beantwoord door de gemeente en de nota hiervan is als bijlage bij dit plan opgenomen (Bijlage 10).
Bijlage 1 Activiteiten Bij Agrarische Bedrijven
Adres | Activiteit |
Maartendijkseweg 10-12 | Graszodenkwekerij en bosexploitatie, alsmede de verkoop van producten samenhangend met de bosexploitatie en aanverwante artikelen voor tuin- en groenaanleg waaronder wordt verstaan: Tuinhout, waaronder vlechtwerkbeschuttingen, palen, schuttingplanken, perkoenpalen en openhaardhout. Gras, rietmatten, kramerijen, houtveredelingsproducten, vijverfolie,landbouwplastic. Sierbestratingsproducten, waaronder tegels, klinkers en opsluitbanden. |
Soestdijkseweg Zuid 150-152 | - Opslag en caravanstalling tot een oppervlakte van niet meer dan 4.420 m² - Agrarisch bedrijf, met bomenteelt en bosexploitatie, inclusief een hoveniers- en loonbedrijf |
Bijlage 2 Lijst Nevenactiviteiten
Bijlage 2 Lijst nevenactiviteiten
Bijlage 3 Overzicht Oppervlaktes Bebouwing
Tabel
Adres | Bestemming/aanduiding | Oppervlakte in m2 | |
Kees Boekelaan, nabij Frans Halslaan | Sport | 50 | |
Dwarsweg 2-4 | Sport/manege | excl. bdwon. ¹ 1.338 | |
Burgemeester van der Borchlaan 6 | Sport/golfbaan | excl. bdwon. ¹ 272 | |
Burgemeester van der Borchlaan 11 | Sport | 323 | |
Julianalaan 300 | Sport/manege | excl. bdwon. ¹ 2.060 | |
Eijkensteinsesteeg 11a | Sport/manege | 1.799 | |
Amersfoortseweg 1 | Sport/golfbaan | ² 2.685 | |
Visserssteeg | Sport/ijsbaan | 128 | |
De Holle Bilt 22 | Kantoor | 3.724 | |
Utrechtseweg 2 | Kantoor | 1.268 |
¹ bdwon. = bedrijfswoning
² inclusief door de gemeente geaccordeerde uitbreiding
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1 'lichte horeca'
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a: aan de detailhandel verwante horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b: overige lichte horeca
- bistro;
- restaurant.
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen);
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Bijlage 5 Lijst Van Nevenactiviteiten Bij Landgoedpark
Thema | Activiteit | Maximale omvang bebouwd oppervlak en overige parameters (m2, aantal, e.d.)1 |
Agrotoerisme/ recreatie | Verblijven: - vakantiewoning/bungalow - appartementen; - trekkershutten; - bed & breakfast. | 300 m2 Max. 6 eenheden Max. 6 kamers |
Dagrecreatie: - terras/theetuin; - ijsjesverkoop; - bezoekerscentrum; - verhuur van fietsen. | 300 m2 | |
Overige dienstverlening | museum | 300 m2 |
Ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven | zuivelverwerking + verkoop | 300 m2 |
Overige bedrijven in een gebouw anders dan in een woning | - ijsmakerij; - assemblage (fietsen, speelgoed, kleding). | 300 m2 |
Bijlage 6 Landschappelijk Inrichtingsplan Den Eik
Bijlage 6 Landschappelijk inrichtingsplan Den Eik
Bijlage 7 Nota 'Wat Beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- En Vervoerplan'
Bijlage 7 Nota 'Wat beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan'
Bijlage 1 De Watertoets
Bijlage 2 Uitspraak Abrvst 15-04-2015
Bijlage 2 Uitspraak ABRvSt 15-04-2015
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Bospark Bilthoven
Bijlage 3 Ruimtelijke onderbouwing Bospark Bilthoven
Bijlage 4 Stikstofberekening Bospark Bilthoven
Bijlage 4 Stikstofberekening Bospark Bilthoven
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing Uitbreiding Utrechtse Golfclub De Pan
Bijlage 5 Ruimtelijke onderbouwing Uitbreiding Utrechtse Golfclub De Pan
Bijlage 6 Ecologische Inventarisatie Utrechtseweg 18 De Bilt
Bijlage 6 Ecologische inventarisatie Utrechtseweg 18 De Bilt
Bijlage 7 Ecologische Inventarisatie Visserssteeg 20-26 De Bilt
Bijlage 7 Ecologische inventarisatie Visserssteeg 20-26 De Bilt
Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing De Kapel - Bedrijvenpark Berg En Bosch
Bijlage 8 Ruimtelijke onderbouwing De Kapel - Bedrijvenpark Berg en Bosch