Leusden-oost - Cohensteeg e.o.
Bestemmingsplan - gemeente Leusden
Onherroepelijk op 16-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Leusden-Oost - Cohensteeg e.o. van de gemeente Leusden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0327.103-0501met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.8 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt binnen bestaande woning of bijbehorend bouwwerk door de bewoners;
1.9 bedrijf aan huis
het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
- a. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
- b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,
in de woning en de bijbehorende bouwwerken;
1.10 bedrijfsgebouw:
niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of andere voorziening;
1.11 beroep aan huis:
het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, zoals kapsalon, schoonheidsspecialist en pedicure, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie;
1.12 bestaande bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie:
bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bevi:
een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van kelder- en kapverdiepingen;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 erker:
een uitbouw van een woning, meestal voorzien van een borstwering en aan meer zijden voorzien van een raamconstructie;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.28 oorspronkelijke woning:
de woning, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een ander oudtijds verworven recht, zonder nadien gerealiseerde voor bewoning bestemde uitbreidingen;
1.29 overkapping:
een voor mensen toegankelijk bouwwerk, bestaande uit een dak met de nodige ondersteuningen zonder of met ten hoogste één wand;
1.30 peil:
- a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.31 plaatsgebonden risico:
het in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.32 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel;
1.33 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.34 verkoopvloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
1.35 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
1.36 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
1.37 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren , verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, parken
- b. watergangen en waterpartijen;
- c. paden en andere ondergeschikte verhardingen;
- d. speelplaatsen;
- e. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
licht- en andere masten, aanwijsborden, verkeerstekens | 12 m |
beeldende kunstwerken en speelobjecten | 5 m |
overige andere bouwwerken | 3 m |
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, onderwijs- en sportdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', en
- b. speelvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 4.2.2, onder a, voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', ten behoeve van het bouwen van fietsenhokken en bergingen buiten bouwvlakken, tot een bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 50 m².
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud en herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwetenschappelijke, ecologische en waterhuishoudkundige waarden.
5.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mag niet worden gebouwd.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijking van de bouwregels
Artikel 7 Verkeer - Fiets- En Voetpaden
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor fiets- en voetpaden.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met maximaal twee rijstroken,
- b. in- en uitvoeg- en opstelstroken,
- c. fiets- en voetpaden,
- d. groen- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, waterpartijen, en
- e. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen , waterpartijen en oeverstroken;
- b. waterhuishouding, en
- c. bij een en ander behorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen,
- b. beroep aan huis, en
- c. tuinen en erven.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bijbehorende bouwwerken een bouwhoogte van meer dan 2 m zullen krijgen, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van de bijgebouwen en overkappingen op de belendingen, waaronder op de bezonnings- en uitzichtsituatie.
10.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.2.2, onder f en onder i, sub 2, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken die aan de zijkant van de oorspronkelijke woning worden gebouwd, tot een bouwhoogte van 5 m.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.6 Afwijking van de gebruiksregels
Artikel 11 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachting
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Archeologie Lage Verwachting
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Gelding bestaande afmetingen, afstanden en percentages
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:
- a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
- c. onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
17.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning in afwijking van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
- e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken op een minimale afstand van 50 m tot woningen, tot een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld:
- 1. dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie, en
- 2. dat rekening gehouden wordt met het voorkomen van onevenredige hinder voor omwonenden en schade aan het landschap, cultuurhistorie en ecologie.
17.2 Bed and breakfast
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking het plan, ten behoeve van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van "bed and breakfast"- appartementen, -vakantieappartementen of -pension, in een woning en daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mits:
- a. de vloeroppervlakte van de verblijfsrecreatieve voorzieningen niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt en in ieder geval niet meer dan 50 m²,
- b. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Algemene wijzigingen
18.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
Artikel 19 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
19.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 19.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
werken en werkzaamheden* | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gronden met de bestemming: | a | b | c | d | e | |||||||||||||||||||||||||||||||
art. 5 | Natuur | + | + | + | + | + | ||||||||||||||||||||||||||||||
* de onderstaande letters worden hierna verklaard; in de tabel is: + = omgevingsvergunning vereist | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a | aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
b | verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
c | aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen, het afdammen van sloten en het wijzigen van een slootprofiel; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
d | aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
e | vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; |
19.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in lid 19.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
- 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
- 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
- c. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten;
- d. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
- e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 19.1, bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
- f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 19.1, bij e, voor zover daarop de Kapverordening van toepassing is.
19.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 19.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
- b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Leusden-Oost - Cohensteeg e.o..
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Aanleiding
De gemeente Leusden staat voor de opgave om de komende jaren een groot aantal bestemmingsplannen te actualiseren. Een belangrijke basis voor de inhoud van de nieuwe bestemmingsplannen vormt de "Startnotitie Actualisering bestemmingsplannen". In deze startnotitie, die op 23 december 2010 is vastgesteld, staan enkele uitgangspunten gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het actuele beleid van diverse vakgebieden en (mogelijke) ontwikkelingen in het plangebied.
Het eerste gebied van Leusden dat voorzien wordt van actuele bestemmingsplannen is Leusden-Oost. Het voorliggende bestemmingsplan heeft derhalve betrekking op de buurten Akkerhoeve, Bosveld, Langenbeek, Munnikhove, Noordwijck en Zwanenburg.
Een andere belangrijke reden, naast de startnotitie, om de bestemmingsplannen te actualiseren is het feit dat de bestemmingsplanregelingen voor de verschillende buurten afkomstig zijn uit de jaren 1989-1991. Op basis van de Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is, zijn gemeenten verplicht om bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar voor 1 juli 2013 te actualiseren.
Doel
Het hoofddoel is het van kracht laten worden van een nieuw, actueel, adequaat en digitaal bestemmingsplan. De gemeente wenst de beschikking te hebben over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de inwoners en andere gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten. Op basis van de goede ervaringen met de bestaande bestemmingsplannen is het doel van dit bestemmingsplan om de mogelijkheden uit deze plannen in hoofdlijnen te handhaven.
Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Voor grote delen van het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen meer mogelijk gemaakt. Het gaat om een reeds bestaand ingericht woongebied. In het bestemmingsplan worden vooralsnog geen grootschalige ontwikkelingen opgenomen. Het bestemmingsplan biedt wel flexibiliteit als het gaat om kleinschalige ondergeschikte ontwikkelingen, zoals herinrichting openbaar gebied of beroep aan huis. Met het voorliggende bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en te beheersen.
Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Leusden-Oost - Cohensteeg e.o." bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.0327.103-0501);
- planregels.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.3 Begrenzing Plangebied
Het bestemmingsplangebied bestaat uit de woonbuurten Akkerhoeve, Bosveld, Langenbeek, Munnikhove, Noordwijck en Zwanenburg. Deze woonbuurten zijn gelegen in het oostelijke deel van Leusden-Centrum.
afbeelding - ligging plangebied in relatie tot Leusden
Het bestemmingsplangebied wordt aan de noordzijde grotendeels begrensd door de Noorderinslag en de Middenweg. De oostelijke grens wordt gevormd door de groenstrook gelegen tussen de woonbuurten Langenbeek en Bosveld en het Valleikanaal. De zuidelijke grens bestaat uit open weidevelden en bosgebieden die onderdeel uitmaken van het buitengebied. De Burgemeester van der Postlaan vormt samen met het terrein van de brandweerkazerne en het SBBO scholencomplex, de westelijke grens van het bestemmingsplangebied.
afbeelding - ligging en globale begrenzing van het plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied zijn op dit moment vijf bestemmingsplannen van kracht. Het betreft hier de volgende plannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door Raad/B&W | Goedgekeurd door GS | |
Bestemmingsplan Akkerhoeve-Noordwijck 1988 | 27 april 1989 | 22 augustus 1989 | |
Bestemmingsplan Munnikhove-Bosveld 1990 | 27 september 1990 | 15 januari 1991 | |
Bestemmingsplan Langenbeek 1988 | 23 maart 1989 | 18 juli 1989 | |
Bestemmingsplan Zwanenburg 1990 | 27 september 1990 | 15 januari 1991 | |
Bestemmingsplan Mariënhove 1 | 20 maart 2003 | 24 juni 2003 |
Vier van de vijf bestemmingsplan zijn rond dezelfde tijd opgesteld en sluiten qua opzet en regeling op elkaar aan. De gronden binnen deze bestemmingsplannen hadden een gedetailleerde bestemming. De plannen verschaften derhalve ook duidelijkheid over bouwmogelijkheden en inrichting van de gronden. De plannen stammen echter uit de jaren 1989-1991, de bestaande regeling is derhalve meer dan 10 jaar oud en aan vernieuwing toe.
Omdat de planologische regeling van de verschillende woonwijken is vastgelegd in meerdere bestemmingsplannen wenst de gemeente voor de zes woonwijken één eenduidige regeling op te stellen. Bundeling van de bestemmingsplannen zorgt voor een vereenvoudiging voor zowel de gebruikers van het gebied (bewoners, eigenaars en dergelijke) als de handhaver (de gemeente).
1.5 Leeswijzer
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
- hoofdstuk 2 staat stil bij de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied.
- In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied;
- de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Aangezien het plan een conserverend karakter heeft zijn de gevolgen voor de verschillende aspecten minimaal. Desalniettemin dient in het kader van het nieuwe bestemmingsplan bij deze zaken stilgestaan te worden;
- de visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van ontwikkelingen die zich in het plangebied afspelen of mogelijk gaan afspelen. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe deze zijn verwerkt in het bestemmingsplan;
- in hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
- hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
- hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis Leusden
De gemeente Leusden is gelegen in de provincie Utrecht. Naast de plaats Leusden zelf, liggen in de gemeente ook de dorpen Achterveld, Leusden-Zuid en Stoutenburg en een aantal buurtschappen. De oorsprong van de gemeente Leusden ligt niet in de huidige gelijknamige plaats, maar in de buurtschap Oud-Leusden ten westen van Leusden. Het gemeentelijk gebied ligt deels in de Gelderse Vallei en deels op de Utrechtse Heuvelrug.
Pas sinds de jaren '60, '70 van de 20e eeuw komt het huidige Leusden als plaats op de kaart voor. De twee dorpen Leusbroek en Hamersveld ondergingen enkele grote uitbreidingen en werden omgedoopt in Leusden-Zuid en Leusden-Centrum. De samenvoeging van deze twee dorpsgebieden betekende het ontstaan van het huidige Leusden.
2.2 Beschrijving Bestemmingsplangebied
2.2.1 Algemeen
Het bestemmingsplangebied bestaat uit zes aparte woonbuurten die enkele maatschappelijke functies herbergen. Om deze woonbuurten zo duidelijk mogelijk te omschrijven wordt hierbij in vier subparagrafen stilgestaan. In de subparagrafen wordt ingegaan op de bebouwing en de structuur van de woonbuurten. De subparagrafen zijn als volgt ingedeeld:
- 1. Akkerhoeve/Noordwijck
- 2. Langenbeek
- 3. Munnikhove/Bosveld
- 4. Zwanenburg
afbeelding - ligging van de zes woonbuurten
Verkeersstructuur Leusden-Oost
De verkeersstructuur van Leusden-Oost is opgebouwd uit wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. In totaal zijn er vier wegen waar 'verkeer' belangrijker is dan het 'verblijf'. Het gaat hier om de Beekridder, Landjonker, Benedictijnenhove en Clarenburg, alle andere wegen in het plangebied hebben de status van verblijfsgebied. Hier dient het verkeer zich als gast te gedragen. Het grootste deel van deze wegen in het verblijfsgebied heeft de status van 30/km-gebied. Daarnaast heeft een beperkt deel van deze wegen de status van woonerf gekregen. Deze woonerven zijn met name in Akkerhoeve, Noordwijck en Langenbeek te vinden. Voor de verblijfsgebieden en de woonerven gelden maximale snelheden tussen de 30 km/uur en 10 km/uur.
De route Beekridder, Landjonker, Benedictijnenhove en Clarenburg heeft in het Beleidsplan Verkeer en Vervoer de status voorlopige gebiedsontsluitingsweg gekregen. Dit is een voorrangsroute waar de maximumsnelheid 50 km/uur bedraagt. Deze (bus)route is voorzien van fietssuggestiestroken. Op deze stroken mag in principe worden geparkeerd.
Het woordje 'voorlopig' is bewust gekozen. Aanvankelijk was het de bedoeling deze route te 'downgraden' tot een 30 km-weg. De aard en het karakter van deze route maken het echter niet mogelijk deze weg tot een volwaardige ontsluitingsweg om te bouwen. Omdat een snelheid van 30 km-uur op deze relatief lange route evenmin reëel en daardoor ook moeilijk afdwingbaar is, wordt de huidige status van voorlopige gebiedsontsluitingsweg gehandhaafd.
De hoofdfietsroutes in het plangebied zijn: de Cohensteeg (oost-west verbinding) en het Jacht- Eempad (noord-zuid verbinding).
Oorsprong buurtnamen
Hoewel in het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumentale gebouwen voorkomen, hebben de verschillende buurten wel een band met de geschiedenis. De buurten Akkerhoeve, Bosveld en Noordwijck zijn namelijk alledrie vernoemd naar boerderijen die langs de Hamersveldseweg in Leusden staan. Daarnaast is de buurt Langenbeek vernoemd naar een boerderij die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog was gesloopt. Na de oorlog is de boerderij op een ander plek herbouwd. De oorsprong van de buurten Munnikhove en Zwanenburg ligt bij twee vroeger aanwezige hofsteden. Tot slot dankt het fietspad Cohensteeg haar naam aan de Amersfoortse ondernemer Benjamin Cohen.
2.2.2 Akkerhoeve/Noordwijck
De woonbuurten Akkerhoeve en Noordwijck zijn gerealiseerd in de jaren 1978, 1979 en 1980.
Bebouwing
De buurt Akkerhoeve bestaat hoofdzakelijk uit woningen in rijtjes, uitgevoerd in één of twee lagen met een kap. Verspreid staan enkele blokken woningen twee-onder-een-kap. Verder bevindt zich in het middengedeelte van de buurt, voornamelijk langs de binnenring, een viertal blokken gestapelde woningen. De school ('T Ronde) in het zuidoosten van Akkerhoeve is thans het enige gebouw met een afwijkende functie.
In Noordwijck is sprake van een iets grotere variatie in woningtypen: naast hoofdzakelijk rijtjeswoningen in het noordwesten bestaat het buurtje in het zuidoosten, aan de Geulwijk en Lingewijk uit vrijstaande woningen. Ook hier zijn weer vier blokken gestapelde woningen gerealiseerd, voornamelijk langs de binnenring.
De twee scholen, respectievelijk in het zuidoosten (basisschool De Holm) en in het zuidwesten (basisschool De Heerd) zijn in deze buurt gebouwen met een afwijkende functie. Nabij basisschool De Heerd bevindt zich de gymzaal Berkelwijk. De scholen en de gymzaal in beide buurten zijn gesitueerd in of grenzend aan het wijkoverschrijdend groen, om het openbare karakter van deze zones te versterken.
Groen- en ontsluitingsstructuur
De woonbuurten Akkerhoeve en Noordwijck laten zich kenmerken door een duidelijke groenstructuur. Het wijkoverschrijdend groen is gekoppeld aan de wegenstructuur van beide woonbuurten. De groenstructuur omvat een buitenring, een binnenring alsmede een groene scheiding van de twee buurten Akkerhoeve en Noordwijck. De buitenring wordt gevormd door:
- de groene zones langs de drie doorgaande wegen buiten het plangebied, namelijk de Burg. van der Postlaan, de Noorderinslag en de Middenweg;
- de gecombineerde water en groenstroken op de scheiding met de buurten Langenbeek en Munnikhove.
De wegenstructuur in de wijken Akkerhoeve en Noordwijck is opgebouwd uit hoofdzakelijk wegen met de status van verblijfsgebied. Het 'verblijven' is hier belangrijker dan het 'verkeer'. De wegen met verblijfsfunctie en de woonerven vormen de binnenring in relatie tot de groenstructuur.
De beide woonbuurten worden op drie plaatsen ontsloten. Eén centrale ontsluiting (de Wierickewijk), vanaf de Noorderinslag, voor zowel Akkerhoeve als Noordwijck. Langs de Wierickewijk is ook de groene scheiding tussen beide woonbuurten vormgegeven. Daarnaast is voor elke buurt één afzonderlijke ontsluitingsweg aangelegd, de Hertenhoeve vanaf de Burg. van der Postlaan voor Akkerhoeve en de Berkelwijk vanaf de Middenweg voor Noordwijck. Hoewel deze wegen een duidelijke verkeersfunctie hebben, gaat deze vrijwel onzichtbaar over in een verblijfsfunctie.
De diverse fietspaden in Akkerhoeve en Noordwijck sluiten aan op de hoofdfietsroutes Cohensteeg en Jacht- Eempad.
2.2.3 Langenbeek
De woonbuurt Langenbeek is gerealiseerd in de jaren 1980, 1981 en 1982.
Bebouwing
Langenbeek is op te delen in twee delen. Het noordelijke deel, tot aan de Visotter, bestaat hoofdzakelijk uit woningen in rijtjes, uitgevoerd in één of twee lagen met een kap. Ten zuiden van de Visotter overheerst de vrijstaande bouw. Langs de Rietspinner staan enkele blokken woningen twee-onder- een-kap. Gestapelde bouw komt in het plangebied niet voor.
In het gebied komen geen andere functies voor, met uitzondering van in woningen uitgeoefende beroepspraktijken.
Groen- en ontsluitingsstructuur
Het wijkoverschrijdend groen van de woonbuurt wordt bepaald door de volgende elementen:
- de noord-zuid gerichte groene zone welke de scheiding vormt van de woongebieden Langenbeek en Noordwijck;
- de noord-zuid gerichte groene zone langs het Valleikanaal;
- de groene zone welke de scheiding vormt van de woonbuurten Langenbeek en Bosveld, waarvan de bergingsvijver tussen deze woongebieden deel uitmaakt.
Het wijkoverschrijdend groen heeft uitlopers welke de woonbuurt binnendringen. Aan de oostzijde vanaf het Valleikanaal tot aan de Beekridder, aan de zuidwestzijde in de vorm van het onbebouwde terrein, tot aan de Salamander. Het wijkoverschrijdend groen vindt zijn vervolg in de wegenstructuur van de buurt. Met name de Beekridder, met de status van voorlopige gebiedsontsluitingsweg, is zodanig ruim geprofileerd dat het begeleidend verkeersgroen een belangrijk deel vormt van de totale groenstructuur.
De Beekridder heeft een overheersende verkeersfunctie, hoewel aan de zuidkant woningen direct op de weg ontsluiten. De meeste woningen in langenbeek zijn bereikbaar via enkele zijtakken van de Beekridder. Deze wegen hebben hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, of doen dienst als woonerf.
De door het gebied lopende fietspaden sluiten aan op de hoofdfietsroutes Cohensteeg en Jacht- Eempad.
2.2.4 Munnikhove/Bosveld
De woonbuurten Munnikhove en Bosveld zijn gerealiseerd in de jaren 1982, 1983 en 1984.
Bebouwing
De buurt Munnikhove bestaat voor een derde uit eengezinswoningen in rijtjes, uitgevoerd in één of twee lagen plus een kap. De andere twee delen bestaan uit twee-onder-een-kap woningen en vrijstaande woningen. In de wijk komt geen gestapelde woningbouw voor.
In Bosveld is sprake van een zelfde variatie in woningtypen, het accent ligt hier echter meer op de rijtjeswoningen met een of twee lagen plus een kap. Aan de randen van de wijk zijn vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen te vinden. Ook in deze wijk komt geen gestapelde bouw voor.
Op de grens van de woonbuurten Munnikhove en Bosveld is peuterspeelzaal Blijhof II en III gevestigd. De peuterspeelzaal valt onder de Stichting Peuterspeelzalen Leusden en vormt de enige voorschoolse voorziening binnen de wijk. Nabij deze peuterspeelzaal bevindt zich een dependance van de basisschool "De Holm".
Groen- en ontsluitingsstructuur
Het wijkoverschrijdend groen van Munnikhove en Bosveld worden bepaald door de volgende elementen:
- het Valleikanaal aan de oostzijde van de Bosveld, met langsliggende groenstroken;
- de gecombineerde water- en groenstroken op de scheiding met de buurten Langenbeek en Noordwijck, welke uitlopers heeft die tevens een scheiding vormen tussen de wijken Zwanenburg en Munnikhove, en Munnikhove en Bosveld;
- de gecombineerde water en groenstroken langs de Prelatenhove en Vicarishove;
- twee grote trapvelden die tevens als groot groenelement dienst doen.
Door de woonbuurten lopen de voorlopige gebiedsontsluitingswegen Benedictijnenhove en de Landjonker, beide wegen ontsluiten de buurten Munnikhove en Bosveld. De Benedictijnenhove en de Landjonker lopen in lussen door de buurten. Op deze twee wegen zijn de woonerven en verblijfsgebieden aangesloten.
De diverse fietspaden sluiten aan op de hoofdfietsroutes Cohensteeg en Jacht- Eempad.
2.2.5 Zwanenburg
De woonbuurt Zwanenburg is gerealiseerd in 1982.
Bebouwing
De buurt Zwanenburg bestaat hoofdzakelijk uit woningen in woonblokken, uitgevoerd in één of twee lagen met al of niet een kap. Op de hoeken van de woonblokken bevinden zich gestapelde woningen. In het centrum van de buurt, langs de wijkontsluitingsweg Clarenburg, bevinden zich nog drie rijen met twee en drie lagen gestapelde woningen. In de zuidoost hoek van het plangebied staan rond het onaangetaste natuurgebied nog een aantal vrijstaande woningen.
Groen- en ontsluitingsstructuur
Het wijkoverschrijdend groen van Zwanenburg wordt bepaald door de volgende elementen:
- de groene zone langs de Burg. van der Postlaan;
- de gecombineerde water en groenstroken op de scheiding met de buurten Akkerhoeve en Noordwijck, en tussen de buurt Munnikhove;
Daarnaast bevat de woonbuurt een waardevol moerasbosje, gelegen tussen de Clarenburg en de Mariënhove. Het bosje is een overblijfsel van een groter moerasbos en had aansluiting met het natuurgebied de Schoolsteeg-bosjes. De begroeiing in dit natuurgebiedje is rijk gedifferentieerd en verdient bescherming.
De gebiedsontsluitingsweg Clarenburg vormt de verbinding van de buurten Munnikhove-Bosveld en Langenbeek met de Burg. van der Postlaan. De Clarenburg, die overgaat in de Benedictijnenhove, de Landjonker en de Beekridder, loopt dwars door het plangebied. De bereikbaarheid van de woningen vindt plaats door wegen om de woonblokken heen. Deze wegen hebben een overwegende verblijfsfunctie.
De diverse fietspaden in het plangebied sluiten aan op de hoofdfietsroute de Cohensteeg.
2.3 Milieu
Binnen het plangebied komen op dit moment geen milieuproblemen voor welke een nader beschouwing behoeven. De twee onderstaande aspecten worden ter verduidelijking nader toegelicht.
Wegverkeerslawaai
In het plangebied en net buiten het plangebied zijn enkele wegen aanwezig die volgens de Wet geluidhinder een geluidzone hebben. Omdat het hier een bestaande situatie betreft, de wegen en de woningen zijn tenslotte al aanwezig, vormt dit niet direct een belemmering voor dit bestemmingsplan. De wegen met een geluidzone, zoals de Benedictijnenhove, Beekridder, Middenweg, Noorderinslag en de Burgemeester van der Postlaan hebben tot gevolg dat bij bestaande woningen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aanpak van deze overschrijdingen is een actie die plaats vindt buiten het kader van dit bestemmingsplan.
Bedrijvigheid
In het plangebied of in de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die voor een conflict zorgen met de woonfunctie in het plangebied. De geldende plannen staan wel beroep- en bedrijf-aan-huis toe, maar dergelijke activiteiten zijn over het algemeen goed in te passen in een woonomgeving en leiden dan ook niet tot overlast.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte
In de Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het motto van de Nota is: "decentraal wat kan, centraal wat moet". In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid. Tevens is een doel het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale waarden.
AmvB Ruimte
Conform de Wet ruimtelijke ordening werkt het Rijk aan de Algemene maatregel van bestuur Ruimte. De Amvb Ruimte zal de ruimtelijke kaders uit de vigerende PKB's bevatten, die daadwerkelijk borging in regelgeving behoeven. Vanuit het oogpunt van het versterken van de doorwerking van het nationaal ruimtelijk beleid, de herkenbaarheid voor de andere overheden en het terugdringen van bestuurlijke lasten streeft het rijk ernaar om de desbetreffende kaders te borgen in één Amvb Ruimte.
In principe vormt de AmvB Ruimte een beleidsneutrale omzetting van de Nota Ruimte.
De in de Nota Ruimte genoemde doelstellingen zijn inmiddels vertaald in beleid op provinciaal, regionaal en lokaal niveau.
3.1.2 Nota Mensen Wensen Wonen
In 2000 is de Nota ‘Mensen, Wensen, Wonen; Wonen in de 21ste eeuw’ vastgesteld. In de Nota wordt gekeken naar de ruimtebehoefte voor wonen in ons land voor de periode tot 2010 met een doorkijk naar 2030. De kern van het beleid is een keuze voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. De woonwensen van burgers dienen centraal te staan, waarbij het beleid niet langer gericht is op huisvesten, maar op wonen. De “traditionele confectieaanpak in de Nederlandse woningbouw” is hiertoe niet langer toereikend. “De burger wil een maatpak dat lekker zit en vele functies kan vervullen (huis-, werk- en studieplek).”
Om de burgers een dergelijk maatpak te kunnen leveren staan vier principes in de nota centraal: het vergroten van de keuzevrijheid voor de burger, aandacht voor maatschappelijke waarden, een betrokken overheid en een beheerste marktwerking. Op basis van deze principes zijn een vijftal uitgangspunten opgesteld:
- 1. vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving;
- 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
- 3. bevorderen van wonen en zorg op maat;
- 4. verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit;
- 5. groene woonwensen faciliteren.
In voorliggend bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Veel van de uitgangspunten zijn niet direct meer door te vertalen in de woonbestemming. Binnen de woonbestemming wordt de mogelijkheid geboden voor beperkte uitbreidingen en verbeteringen in en om de woning. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor een beroep/bedrijf aan huis.
3.1.3 Waterbeleid 21e eeuw
Een belangrijke conclusie uit het Waterbeleid 21e eeuw is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:
- ten aanzien van waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
- ten aanzien van waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.
Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.9. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan 2005-2015
Op 13 december 2004 is het Streekplan Utrecht 2005-2015 vastgesteld. Het Streekplan bevat het ruimtelijk beleid voor de provincie Utrecht voor de periode 2005-2015. In het Streekplan worden de volgende hoofdbeleidslijnen onderscheiden, als uitwerking van het credo: kwaliteit, uitvoering en samenwerking:
- Zorgvuldig ruimtegebruik: voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als het landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt;
- water: water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vormt water een vertrekpunt;
- Infrastructuur: de beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties;
- Verstedelijking: de provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Daarnaast vormen Veenendaal en Woerden belangrijke opvangkernen. Elders in de provincie wordt een terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd.
- Landelijk gebied: het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit, als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.
Het ruimtelijk beleid is voor een belangrijk deel ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij dient de contrastwerking tussen stad en land te worden versterkt. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren. Het streekplan streeft er onder andere naar de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Dit kan worden bereikt door in te zetten op duurzame kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken. Leidend hierin is het vinden van een evenwicht tussen leefkwaliteit en de druk op de ruimte.
Het streekplan Utrecht is door de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 van rechtswege een structuurvisie geworden.
Beleidslijn nieuwe Wro
Om het Streekplan 2005-2015 na 1 juli 2008 slagvaardig te kunnen blijven toepassen hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht op 23 juni 2008 het Streekplan 2005-2015 beleidsneutraal omgezet in de "Beleidslijn nieuwe Wro". Wanneer gesproken wordt over het Streekplan worden de op dit moment geldende streekplannen bedoeld: het Streekplan 2005-
2015, de streekplanuitwerkingen Hart van de Heuvelrug I en II, en de Streekplanuitwerking Nationale Landschappen. Samen met de handleiding bestemmingsplannen 2006 vormt het Streekplan het beoordelingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen in brede zin.
De Beleidslijn maakt daarbij duidelijk wat onder de nieuwe Wro van de provincie verwacht mag worden: het provinciaal belang wordt gemarkeerd en de inzet van de nieuwe Wro-instrumenten wordt vastgelegd. Omdat de inhoud van het streekplan niet verandert heeft deze beleidslijn geen consequenties voor het bestemmingsplan.
Zowel het algemene als het regiospecifieke beleid van de Provincie is in het kader van dit bestemmingsplan voor Leusden-Oost weinig relevant. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet enkel in het vastleggen van de huidige situatie.
3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening
Op 21 september 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. In de verordening is opgenomen hoe wordt omgegaan met provinciaal belang in bestemmingsplannen. De verordening bevat veel instructienormen. Bijvoorbeeld dat de waarden van natuur en landschap beschermd moeten worden, maar niet de wijze waarop.
Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan in stedelijk gebied. De bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de provinciale ruimtelijke verordening hebben met name betrekking op ontwikkelingen binnen stedelijk gebied of aspecten die spelen in het landelijk gebied. Voor dit bestemmingsplan zijn derhalve geen relevante aspecten aanwezig uit de provinciale ruimtelijke verordening die een vertaling behoeven in dit bestemmingsplan.
3.2.3 Waterhuishoudingplan 2005-2010
Het waterhuishoudingsplan beschrijft wat de provincie Utrecht in deze periode wil bereiken op het gebied van waterbeheer. In het waterhuishoudingplan worden de hoofdlijnen vastgelegd van het in de provincie te voeren beleid ten aanzien van de waterhuishouding. Hierbij heeft een verregaande integratie plaatsgevonden van recente ontwikkelingen in het waterbeleid zoals Waterbeheer in de 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn Water en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Daarnaast wordt specifieke aandacht gegeven aan watertekort in de zomer en de veiligheid van regionale waterkeringen.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.9. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
3.2.4 Grondwaterplan 2008-2013
Het plan beschrijft hoe de provincie Utrecht in deze periode de beschikbare voorraad zoet grondwater beschermt en beheert en het gebruik ervan onderwerpt aan wettelijke bepalingen en regelingen. Uitgangspunt hierbij is dat de hoeveelheid en kwaliteit van grondwater geschikt is voor duurzaam gebruik door mens en natuur.
Het plan speelt in op recente ontwikkelingen als veranderende wetgeving, Europese richtlijnen (Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, Natura 2000), de aanpak van verdrogingsbestrijding (TOP-gebieden) en het toenemend gebruik van de ondergrond voor winning van energie.
Twee van de in het oog springende beleidsmaatregelen zijn dat indien na evaluatie blijkt dat als een waterwinning ongewenst is, in het uiterste geval, na zorgvuldige beoordeling en schadeloosstelling, de vergunninghouder zijn vergunning kan verliezen. Daarnaast worden, om de risico's voor de grondwaterkwaliteit rondom drinkwaterwinningen te beperken, bodemwarmtewisselaars rondom deze winningen verboden.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.9. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Visie 2010
Het plangebied is gelegen in het werkgebied van het Waterschap Vallei & Eem. Het Waterschap Vallei & Eem heeft als missie geformuleerd:
“Wij beschermen onze inwoners tegen overstromingen en ernstige wateroverlast. Wij zorgen voor schoon en levend water en een waterpeil dat aansluit bij het gebruik van de grond. Wij werken transparant, milieu- en kostenbewust en gericht op samenwerking.” Het hierbij horende motto van het waterschap is: 'Helder in water'.
Het waterschap geeft zijn taken vorm middels drie programma's:
- Veilige dijken; beschermen van de bewoonde gebieden tegen overstromingen;
- Voldoende en schoon water; waar het nodig is, is water van goede kwaliteit beschikbaar. Er wordt geen overlast van het water ondervonden;
- Zuivering afvalwater; het waterschap zuivert gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld. Dit gebeurt voordat het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.
Dit bestemmingsplan voor de woonbuurten in Leusden-Oost staat geen wijzigingen in de ruimtelijke situatie toe die gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie. De doelstellingen van het waterschap komen dan ook niet in het gedrang door dit bestemmingsplan. In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op de waterhuishoudkundige thema's.
3.4 Gemeentelijk/lokaal Beleid
3.4.1 Visie 2010: Bouwen aan een krachtig Leusden
De gemeente Leusden heeft een ontwikkelingsvisie opgesteld, waarin de hoofdlijnen zijn aangegeven voor de ontwikkelingsrichtingen op het gebied van wonen, werken en welzijn. Een vitaal Leusden wordt daarbij vooropgesteld waarbij het sociale en culturele welzijn, de ruimtelijke ontwikkeling, economie, verkeer en vervoer en het landelijk gebied belangrijke aspecten zijn.
De visie kan op hoofdlijnen als volgt worden samengevat:
- Op sociaal en cultureel vlak streeft men naar een krachtige en zelfstandige samenleving. Het behoud en de verbetering van maatschappelijke kwaliteiten is van groot belang. Dit wil zeggen dat actief ingespeeld moet worden op de veranderende samenstelling van de bevolking;
- Leusden wil zich inzetten voor behoud en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Onder ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan: Een gevarieerd woonmilieu met stedelijke voorzieningen in een landelijke omgeving;
- Benadrukking van de ligging in de overgang tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei; Actieve oriëntatie op het buitengebied.
- Doelstellingen zijn het terugdringen van het woningtekort en het zorgvuldig afbouwen van de randen van Leusden.
- Daarnaast wil Leusden de kwaliteit van het buitengebied versterken. De ontwikkeling van de natuur- en milieukwaliteit in aantrekkelijke landschappen staat voorop, onder meer door het realiseren van ecologische verbindingszones. Voorts wenst de gemeente verbreding van de activiteiten in het buitengebied.
- Naast (duurzame en biologische) landbouw worden landschapsonderhoud en recreatief medegebruik nieuwe inkomstenbronnen in het landelijk gebied. Tenslotte verdienen het openbaar vervoer en het winkelcentrum aandacht.
Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Het plan maakt geen nieuwbouw van bijvoorbeeld woningen of maatschappelijke voorzieningen mogelijk. In het plan zijn de bestaande woningen en maatschappelijke voorzieningen positief bestemd. Daarnaast zijn de belangrijke groen- en waterstructuren specifiek bestemd om op deze manier de ruimtelijke kwaliteit te kunnen behouden.
3.4.2 Woonvisie 2008-2015
In de Woonvisie Leusden 2008-2015 zet in op met name de huisvesting van de doelgroepen starters, gezinnen en ouderen.
Voor een deel kan in de woningbehoefte van deze doelgroepen in directe zin door nieuwbouw worden voorzien en voor een deel geschiedt dit in indirecte zin door de mede uit nieuwbouw voortvloeiende doorstroming.
Voor het overgrote deel moet hierin worden voorzien door het geschikt houden en maken van de bestaande woningvoorraad. Dit kan door het bouwkundig aanpassen aan de eisen van deze tijd en door het toestaan van aan- en uitbouwen.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend. In het kader van dit plan wordt nieuwbouw van woningen dan ook niet mogelijk gemaakt. Wel biedt het bestemmingsplan mogelijkheden om woningen uit te breiden, bijgebouwen te realiseren en andere functies aan huis te ontplooien. Hierbij dient echter wel rekening gehouden te worden met het stedenbouwkundige beeld van de buurt, privacy en bezonning voor naburige percelen.
3.4.3 Groenbeleidsplan 2005
Het groenbeleidsplan heeft tot doel de kwaliteit van het openbaar groen te behouden en te versterken teneinde een structurele bijdragen te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit waarbij wonen, werken en welzijn binnen de gemeente Leusden gediend zijn.
Wijk overschrijdend groen:
Uit het groenbeleidsplan komt naar voren dat de groene hoofdstructuren niet altijd zichtbaar zijn in het straatbeeld. Leusden heeft een besloten, groen natuurlijke karakter. Geconstateerd is dat er geen aansluiting van de bomenstructuur bij de hiërarchie van de wegenstructuur aanwezig is. Hier liggen kansen om de herkenbaarheid, oriëntatie en beleving te vergroten. Daarnaast wordt in het groenbeleidsplan een koppeling gelegd tussen openbaar groen in de bebouwde kom en ecologisch groen buiten de bebouwde kom. De groenstrook langs de Cohensteeg is in het groenbeleidsplan gemarkeerd als ondersteunende ecologische verbinding binnen de bebouwde kom. Ook zet het groenbeleidsplan zich in voor het behoud van de cultuurhistorische wetering langs het Jachtpad en Eempad (Hamersveldse wetering).
Het groenbeleidsplan vertaald zich in de "6 GROENE REGELS".
- 1. De huidige groenstructuur behouden en versterken.
- 2. Versterken oriëntatie en herkenbaarheid door boomstructuur.
- 3. Vergroten van de herkenbaarheid in inrichting en beheer.
- 4. Herkenbaarheid en karakter voor entrees en kleine parken.
- 5. Behouden en ontwikkelen van ecologische waarden.
- 6. Verankering van flankerend beleid in groenbeleid en planontwikkeling.
In het plangebied hebben de bestaande structuur bepalende groengebieden de specifieke bestemming groen gekregen. Door deze gebieden als groen te bestemmen behouden ze hun uitstraling en blijven ze van waarde voor de uitstraling van het openbaar gebied.
De kleinere groenstroken zijn over het algemeen opgenomen in de bestemmingen "Verkeer" of "Verkeer - Verblijfsgebied". Omdat deze gebieden niet bepalend zijn voor de groenstructuren in het plangebied en ze eenvoudig opgenomen kunnen worden in de verkeersbestemmingen zijn deze versnipperde groengebieden als zodanig bestemd.
3.4.4 Milieubeleidsplan 2009 - 2013
Het milieubeleidsplan 2009-2013 is een toetsingskader bij ruimtelijke plannen. In het milieubeleidsplan zijn milieukwaliteitsprofielen opgenomen. Voor woonwijken moet gebruik gemaakt worden van het milieukwaliteitsprofiel "Woongebieden". Hierin wordt aangegeven wat de gewenst milieukwaliteit is.
Aangezien voorliggend bestemmingsplan een conserverend karakter heeft is er geen sprake van nieuwe knelpunten met betrekking tot milieuaspecten. In het kader van dit bestemmingsplan wordt er van uitgegaan dat aan het milieukwaliteitsprofiel "Woongebieden" wordt voldaan.
3.4.5 Antennebeleid
Door het toenemende gebruik van mobiele telecommunicatie moeten er in toenemende mate antennemasten worden geplaatst. Het antennebeleid is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2010 en maakt het mogelijk om binnen de bebouwde kom antennemasten ten behoeve van telecommunicatie te plaatsen.
In het beleid zijn enkele uitgangspunten opgenomen. Zo dienen antenne-installaties zoveel mogelijk aan de randen van woonwijken en gebieden zonder een overwegende woonfunctie te worden geplaatst. Daarnaast moeten operators zoveel mogelijk van elkaars masten gebruik maken (site-sharing), mogen vrijstaande antenne-installaties in principe niet hoger zijn dan 40 meter en moeten ze worden geplaatst op minimaal 50 meter afstand van woningen. Bij een nieuwe vergunningaanvraag voor het plaatsen van een mast moet een goed communicatieplan worden opgezet om betrokkenen open te informeren.
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan worden de uitgangspunten zoals verwoord in het antennebeleid overgenomen.
3.4.6 Beleidsnotitie Bed & Breakfast bij woningen
Het doel van het beleid is om Bed & Breakfast voorzieningen bij woningen te stimuleren in goede afstemming met de ruimtelijke ordening en met bescherming van de (woon-)omgeving. Tot kort geleden was het alleen in het buitengebied geregeld. Deze beleidsnotitie geldt echter voor het gehele gemeentelijk grondgebied, dus ook het stedelijk gebied. Afhankelijk van de grootte van het bestaande woonhuis en omgevingskenmerken is de toelaatbare grootte van een Bed & Breakfast variabel. De inpassing van een Bed & Breakfast voorziening bij een woonhuis vereist maatwerk en dient aan bepaalde voorwaarden te worden verbonden.
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is in een bevoegdheid opgenomen waarmee het mogelijk is om een bed & breakfast in een woning te exploiteren. Deze bevoegdheid sluit aan bij de uitgangspunten uit de beleidsnotitie.
3.4.7 Startnotitie Brede School
In mei 2002 is een Startnotitie Brede School vastgesteld. In deze startnotitie zijn, na overleg met de scholen, uitgangspunten geformuleerd voor de brede schoolontwikkeling in de gemeente Leusden.
Een brede school is een inhoudelijk concept om kinderen optimale ontwikkelingskansen te bieden door inhoudelijke samenwerking tussen peuterspeelzalen, scholen en kinderopvang (zowel dagopvang als buitenschoolse opvang).
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan wordt binnen de maatschappelijke bestemming geregeld dat naast scholen, ook kinderdagopvang, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang zijn toegestaan.
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Archeologie
Wetgevend kader
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De op de gemeente toegespitste Archeologische Beleidsadvieskaart vervangt de inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK).
Waarden en verwachtingen
Voor de gemeente Leusden is in juli 2011 een Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart opgesteld. De Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart geeft op perceelsniveau aan welke archeologisch bekende waarde of welke verwachting van toepassing is. Op basis daarvan kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen/moeten worden: middels aanpassing van het plan of het behoud van informatie door opgraven. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten. Conform de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart liggen binnen het plangebied drie soorten verwachtingswaarden. De verschillende verwachtingswaarden brengen aanvullende regels met zich mee. Op de onderstaande verbeelding zijn de voorkomende verwachtingswaarden weergegeven. In de bijbehorende legenda zijn de aanvullende bepalingen beschreven.
afbeelding - uitsnede Archeologische Beleidskaart Leusden
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen ontwikkelingen toe. In het kader van dit bestemmingsplan vinden derhalve geen activiteiten plaats waardoor de verwachte archeologische waarden verstoord zouden kunnen worden. Indien er in de toekomst binnen het plangebied bouwplannen zijn, dient bij het opstellen van die plannen rekening te worden gehouden met de archeologische verwachtingswaarde van het beoogde projectgebied.
Op de verbeelding hebben de gebieden die volgens de Archeologische Beleidskaart een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde hebben een passende archeologische dubbelbestemming gekregen. In paragraaf 6.2.8 wordt ingegaan op de juridische kant van de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
4.2 Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen.
Aangezien voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen ontwikkelingen in het plangebied mogelijk worden gemaakt, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek verricht te worden. Daarnaast zijn in het plangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreinigingen bekend. Uit het Historisch Bodembestand (HBB) van de provincie Utrecht komen geen potentieel voor bodemverontreiniging verdachte locaties naar voren.
Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag van een vergunning voor bouwen, afwijking van het bestemmingsplan, of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek moet in deze gevallen aantonen dat de bodem geschikt is voor het realiseren van een gewenst project. Dat wil zeggen dat uit onderzoek moet blijken dat er geen verontreiniging aanwezig is, dat de eventueel aanwezige verontreiniging niet schadelijk is voor de omgeving, of welke maatregelen er nodig zijn om de bodem geschikt te maken om de uitbreiding te realiseren.
4.3 Externe Veiligheid
Sinds 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen.
Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
- het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
- het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR:
- rond inrichtingen waarin opslag / verwerking gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico's verbonden aan het transport gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen.
In het Bevi is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.
Inrichtingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die in het kader van externe veiligheid relevant zijn. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen inrichtingen waarvan het invloedsgebied zich tot het plangebied uitstrekt.
Vervoer over de weg, het water en het spoor
Door het plangebied lopen geen wegen die een route voor gevaarlijke stoffen betreffen. Daarnaast is er in de omgeving van het plangebied ook geen sprake van vervoer van gevaarlijk stoffen over water/per spoor. In het plangebied ligt derhalve geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour als gevolg van een vervoersstroom.
Buisleidingen
In het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die in het kader van de externe veiligheid relevant zijn. Ten oosten van het plangebied langs het Valleikanaal ligt echter wel een hogedrukaardgasleiding van de Gasunie. De plaatsgebonden risicocontour van de gasleiding van 40 bar en 8 inch ligt op de leiding zelf en vormt zodoende geen belemmering.
[PM, in het kader van het groepsrisico met betrekking tot de buisleiding wordt momenteel onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden wanneer beschikbaar, in deze paragraaf vermeld.]
4.4 Flora En Fauna
Binnen de bescherming van de natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van gebieden en van soorten.
4.4.1 Gebiedsbescherming
De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.
Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied en behoort ook niet tot de Ecologische Hoofdstructuur. Wel ligt op meer dan 2 kilometer ten oosten van het plangebied het Natura 2000-gebied 'Groot Zandbrink'. Daarnaast ligt direct ten zuiden van het plangebied het beschermde natuurmonument Schoolsteegbosjes. Tot slot ligt ten zuiden en zuidoosten van het plangebied een brede strook EHS.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen kunnen hebben op de in de omgeving liggende waardevolle natuurgebieden.
4.4.2 Soortenbescherming
De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).
Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied van Leusden. Het bestemmingsplan maakt verder geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot hinder of beschadiging van eventuele aanwezige natuurwaarden.
4.5 Geluid
Conform de Wet geluidhinder (Wgh) is het noodzakelijk akoestisch onderzoek te doen als nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) of bij een uitbreiding van dergelijke bestemmingen binnen de geluidszone van een weg worden gesitueerd.
4.5.1 Wegverkeerlawaai
Voor het akoestisch onderzoek zijn vanuit de Wgh alleen de wegen relevant waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur of meer geldt. Voor 30 kilometer zones hoeft conform artikel 74 lid 2 van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek te worden verricht. De geluidszone voor 50 km/u wegen (1 of 2 rijstroken) is ingevolge de Wet geluidhinder 200 meter.
50 km/uur wegen
Met uitzondering van de Clarenburg, Benedictijnenhove, Landjonker, Beekridder en de Middenweg zijn allen in het plangebied voorkomende wegen ingericht als 30 km/uur-gebied. Daarmee vallen deze wegen buiten de akoestische onderzoeksplicht vanuit de Wet geluidhinder. Binnen de geluidszones van de wegen Clarenburg, Benedictijnenhove, Landjonker, Beekridder en de Middenweg worden in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor de geluidzones van de buiten het plangebied gelegen wegen de Noorderinslag en de Burgemeester van der Postlaan. Voor de bestaande woningen in het plangebied zijn in het verleden geen hogere grenswaarde vastgesteld.
30 km/uur wegen
Ten aanzien van wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur is in het vastgestelde geluidbeleid van de gemeente Leusden het volgende opgenomen:
- Vanuit ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of de geluidbelasting op woningen nabij een 30 km/uur weg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Bij nieuwbouw van woningen en reconstructie van wegen zal altijd getoetst moeten worden aan de wettelijke eisen voor het binnenniveau, te weten 33 dB. Dit betekent dat ook voor wegen met een maximale snelheid van 30 km/uur een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd indien de geluidbelasting op de gevel mogelijk meer dan 53 dB zal bedragen. Bij een geluidsbelasting van 53 dB kan met een gebouwschil de wettelijke binnenwaarde van 33 dB worden gehaald.
Conclusie
Omdat in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd is onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk. Wanneer in de toekomst sprake is van een plan waarbij nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd, dient hier akoestisch onderzoek voor uitgevoerd te worden. Dit akoestische onderzoek dient dan zowel te voldoen aan de eisen uit de Wgh als het gemeentelijke geluidbeleid.
4.5.2 Railverkeerlawaai
Het plangebied ligt buiten een geluidszone voor spoorlijnen.
4.5.3 Industrielawaai
Het plangebied valt niet binnen een geluidszone als gevolg van industrielawaai.
4.6 Luchtkwaliteit
Sinds 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming (luchtparagraaf in bestemmingsplan).
Bij ministeriële regeling (de regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (onder andere) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van deze gevallen is het niet noodzakelijk luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die dermate negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit dat de grenswaarden worden overschreden. Onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.
4.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende afstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk).
Uit het Regionaal Inrichtingenbestand blijkt dat de volgende inrichtingen zich in het plangebied bevinden:
Adres | Soort inrichting | Categorie | |
Agnietenhove 51a | Peuterspeelzaal | Cat 1 | |
Begijnenhove 1 | schoonheidssalon | Cat 1 | |
Begijnenhove 4 | pedicure | Cat 1 | |
Berkelwijk | Basischool De Heerd | Cat 2, 30 meter vanwege geluid | |
Hertenhoeve 0 | Rioolgemaal | Cat 2, 30 meter vanwege geur | |
Lingewijk 13 | Basisschool De Holm | Cat 2, 30 meter vanwege geluid | |
Stekelbaars 12 | Oefentherapeut Mensendieck | Cat 1 | |
Stekelbaars 5 | Schoonheidssalon | Cat 1 | |
Zwanenburghof 0 | Gasdrukreduceerstation | Cat 1 |
tabel - overzicht van aanwezige inrichtingen in plangebied
Zoals uit de tabel blijkt bevinden zich in het plangebied enkele inrichtingen uit de categorieën 1 en 2. Inrichtingen uit categorie 1 en 2 worden als aanvaardbaar geacht in een woonomgeving, aangezien de hinder voor de omgeving minimaal is. De aanwezige inrichtingen leiden dan ook niet tot conflicten met woonomgeving.
Een uitzondering op het bovenstaande geldt voor de brandweerkazerne, net buiten het plangebied, aan de Burgemeester van der Postlaan. Een brandweerkazerne is volgens de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een categorie 3.1 bedrijf. De brandweerkazerne heeft in de publicatie derhalve een richtafstand van 50 meter in verband met het geluid gekregen. Met inachtneming van deze 50 meter kan gesteld worden dat enkele woningen aan de Gildenburg binnen deze afstand liggen en wellicht hinder ondervinden van de brandweerkazerne. Omdat het hier een bestaande situatie betreft is het oplossen van dit mogelijke knelpunt in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.
4.8 Geurhinder
Wet geurhinder en veehouderij
Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij van kracht. De wet vormt het exclusieve toetsingkader voor stankhinder vanwege veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur gelden afstanden door middel van een zonering.
Grenzend aan de oostzijde van het plangebied liggen enkele agrarische bedrijven die vanwege de aard van agrarische activiteiten een geurhindercirkel kunnen hebben. De aanwezige agrarische bedrijvigheid in de omgeving vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Kijkend naar het conserverende karakter van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij gevoelige functies binnen een geurhindercirkel worden gerealiseerd.
4.9 Waterparagraaf
Sinds 14 februari 2001 is het verplicht een Watertoets bij ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten. Eventuele afwijkingen van het advies van de waterbeheerder worden gemotiveerd. Daarbij moet door de initiatiefnemer worden aangegeven hoe met die afwijking wordt omgegaan. In de laatste instantie kan worden teruggegrepen op het nemen van verzachtende maatregelen of compensatie inclusief afspraken over financiering en uitvoering.
Er gaat overleg plaatsvinden met de Waterbeheerder over dit plan. De resultaten van dit overleg zullen in dit plan worden opgenomen. Omdat voorliggend bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt is de verwachting dat het aspect water geen knelpunt vormt.
4.10 Kabels En Leidingen
Voorzover bekend liggen binnen het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen kabels en/of leidingen die ruimtelijke relevant zijn, en een doorwerking dienen te hebben in dit bestemmingsplan.
4.11 Duurzaamheid
De gemeente streeft ernaar dat gebouweigenaren bij nieuwbouw of verbouw energiezuinig bouwen en duurzame materialen toepassen, zoals duurzaam geproduceerd hout of herbruikbare materialen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Allereerst is het van belang om vast te stellen dat in het geval van Leusden-Oost sprake is van een conserverend bestemmingsplan. De woonbuurten Akkerhoeve, Noordwijck, Langenbeek, Munnikhove, Bosveld en Zwanenburg zijn bestaande woonbuurten. Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is om de bestaande situatie zoveel mogelijk vast te leggen. Nieuwe ontwikkelingen worden pas in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt wanneer deze min of meer onomstreden zijn.
Voor het plangebied zijn meerdere bestemmingsplannen geldend. Binnen deze verschillende bestemmingsplannen zijn verschillende rechten opgenomen voor de bewoners van de woonbuurten. Om te voorkomen dat deze rechten worden ingeperkt vloeien de regels van dit nieuwe bestemmingsplan voort uit de geldende bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op het bieden van een actueel en eenduidig juridisch-planologisch kader voor het gehele plangebied. Inhoudelijk gaat het plan in op de bestemmingsregelingen voor bestaande woonwijken, openbaar gebied, voorzieningen, water-, groen-, en verkeersstructuren. De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.
5.2 Doelstellingen
Als belangrijkste doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten moet worden op de geldende bestemmingsplanregeling. De plannen waar de juridische basis voor het plangebied in vastgelegd is zijn dan ook een belangrijke informatiebron.
Het bestemmingsplan dient logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsstukken.
5.3 Uitgangspunten
Het conserverende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de huidige situatie van het plangebied. Dit wil echter niet zeggen dat er geen ontwikkelingen mogelijk zijn; deze ontwikkelingen betreffen geen nieuwe bouwlocaties maar zaken betreffende de bestaande bebouwing en inrichting van het gebied.
Bij het bestemmen van de bestaande woonwijken moet worden nagedacht over de uniformiteit van de juridische regeling versus eventuele beperking óf verruiming van bestaande rechten (bijvoorbeeld ten aanzien van dakopbouwen, bedrijf-aan-huis en erfbebouwing).
5.3.1 Ruimtelijke structuur
Voor de hoofdbebouwingsstructuur zijn als regel de geldende bestemmingsregelingen als uitgangspunt genomen. Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan het eigen karakter van ieder object. De bestaande ruimtelijke kwaliteit dient beschermd te worden door:
- 1. het wijkoverschrijdend groen te borgen;
- 2. waar mogelijk ruimte te bieden voor versterking van het leefklimaat;
- 3. ruimte te bieden voor gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus;
- 4. voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bestaande woningen.
Het plan is zo opgezet dat waar mogelijk ruimte is geboden om de ruimtelijke structuur in het plangebied te versterken. Hierop wordt in paragraaf 5.3.3 nader op ingegaan. In voorliggend bestemmingsplan worden daarnaast mogelijkheden geboden voor uit- en aanbouwen. Met de uitbreidingsruimte is rekening gehouden met de bestaande uitbreidingsruimte uit de geldende plannen.
5.3.2 Functionele structuur
Wonen
Het grootste deel van de zes woonbuurten heeft de functie wonen. Het is dan ook gewenst de huidige woonfunctie in het gebied te handhaven en waar mogelijk te versterken. Dit betekent dat bij het ontstaan van vrije ruimten in eerste plaats wordt gedacht aan opvulling met woonfunctie of functies die de woonfunctie ondersteunen. Hierbij is het wel van belang om te zorgen dat de nieuwe woonfunctie niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied. De extra parkeerbehoefte zal dan ook op het eigen terrein gerealiseerd worden.
Aanpassingen aan de woning
Over het algemeen kan worden gesteld dat bij het ouder worden van de woning, de wens tot verandering in en aan de woning zal toenemen. Deze hebben over het algemeen betrekking op het uitbreiden van de woonruimte, het luxer maken van de woning of een grotere of nieuwe berging/garage in de achter-, zij- of voortuin. Deze nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met de verandering van levensfase (kinderen uit huis, pensionering e.d.).
Het nieuwe bestemmingsplan dient mogelijkheden te bieden voor veranderde verbouw- en gebruikswensen. Dit betekent echter niet dat de uitbreiding van de woningen ongelimiteerd kan zijn. De ruimte is doorgaans beperkt. Uitbreidingen aan de woning kunnen hinderlijk zijn voor de buren, omdat de ruimte tussen woningen in veel situaties te krap is of wordt. Ook laten de stedenbouwkundige opzet en de architectuur niet elke willekeurige verbouwing of gebruiksverandering toe.
De mogelijkheden om een woning aan te passen zijn met name geregeld in de bestemming "Wonen" en in mindere mate in de bestemming "Tuin".
Maximaal toegestane oppervlakte
Overigens worden de werkelijke mogelijkheden tot uitbreiding van de woning op kleinere percelen, bijvoorbeeld bij tussenwoningen, in de praktijk beïnvloed en soms beperkt vanwege een bepaling in de regels omtrent de maximum toegestane oppervlakte aan bouwwerken per perceel. Deze bepaling houdt rekening met de grootte van het perceel, teneinde te voorkomen dat een te grote bebouwingsmassa ontstaat, welke uit stedenbouwkundige- en rechtszekerheidsoverwegingen ongewenst is. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, kleine bouwwerken en aanbouwen aan de oorspronkelijke woning (overkappingen niet meegerekend) mag als recht 20% bedragen van de oppervlakte van het bouwperceel, met dien verstande dat de maximale oppervlakte echter niet meer dan 50 m² mag bedragen. Gevolg hiervan is, dat bij kleine percelen soms een keuze gemaakt moet worden tussen òf een uitbreiding van de woning, òf de bouw van een bijgebouw. In enkele specifieke gevallen, kan middels een afwijking de maximale, oppervlakte aan bijgebouwen worden verhoogd tot 80 m2, mits het bebouwingspercentage van 20% dientengevolge niet wordt overschreden.
Achterzijde van de woning
Aanbouwen aan de achterzijde van de woning worden toegestaan binnen de bestemming 'Wonen'. De aanbouwmogelijkheid aan de achterzijde van de oorspronkelijke woning mag worden uitgebreid met een diepte van 3 meter en mag in principe niet hoger zijn dan 3 m. Uitgevoerd met een schuine kap mag de hoogte van de uitbreiding 3,6 m zijn.
Zijkant van de woning
Voor uitbreidingsmogelijkheden aan de zijkant van een woning zijn voor verschillende situaties ook verschillende oplossingen wenselijk. Immers een dergelijke uitbreiding heeft een directe uitstraling op de omgeving en is in dat opzicht gelijkwaardig aan de voorgevel van de woning. Voor uitbreiding aan de zijkant is daarom gewenst dat maatwerk wordt toegepast per situatie. Op welke wijze omgegaan wordt bij de beoordeling van plannen voor de uitbreiding van de woning aan de zijkant wordt hierna beschreven.
Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de uitbreiding zelf ondergeschikt blijft aan het volume van het hoofdgebouw (de oorspronkelijke woning).
De woning kan standaard worden uitgebreid tot 3 meter breed, gemeten vanuit de zijgevel. De uitbouw dient één meter terug te liggen ten opzichte van de bestaande voorgevel van de woning. De hoogte mag maximaal 3 meter bedragen en bestaan uit één bouwlaag. De uitbreiding mag tevens aansluiten bij de uitbreidingen aan de achterzijde van de woning.
Maatwerk:
Een grotere uitbreiding is mogelijk mits de nieuwe bebouwing niet conflicteert met de bestaande bebouwing en de directe omgeving. Medewerking kan alleen worden verleend indien hier een positief Welstandsadvies en/of stedenbouwkundige beoordeling aan ten grondslag ligt.
Uitgangspunt voor de hoogte van de uitbreiding is dat er maximaal twee bouwlagen als verblijfsruimte kunnen worden ingericht. De maatvoering dient afgestemd te zijn op de oorspronkelijke woning. Als de woning een plat dak heeft dan krijgt de uitbouw ook een plat dak. Bij een woning met een kap moet de tweede bouwlaag van de uitbreiding als kap worden uitgevoerd. De dakhelling dient overeenkomstig de dakhelling van de woning te worden uitgevoerd. De nokhoogte van de uitbreiding mag daarbij hoger uitkomen dan twee bouwlagen met dien verstande dat deze ten minste één meter lager uitkomt dan de nok van de oorspronkelijke woning. Centraal uitgangspunt blijft dat de uitbreiding ondergeschikt blijft. De maximale breedte van de uitbouw (gemeten vanuit de zijkant van de woning) is 2/3 van de breedte van oorspronkelijk de woning. Een uitzondering hierop kan bijvoorbeeld zijn dat in de oorspronkelijke bouw/stedenbouwkundige opzet al een garage aan de zijkant is gerealiseerd die breder is dan deze verhouding. Bij een aanvraag voor een tweede bouwlaag op die garage wordt dan dezelfde breedte gehanteerd.
Indien woningen door de uitbreiding aan de zijkant (mogelijk) geschakeld worden met de uitbreiding van de naburige woning is de maximale hoogte van de uitbreiding 5 meter. Een grotere hoogte kan het stedenbouwkundig aanzicht van bijvoorbeeld een serie twee-aan-één woningen doen veranderen in rijwoningen. Dit is niet gewenst. In deze situaties is er extra aandacht voor de ondergeschiktheid van de uitbreiding.
Voor zover voor de aanpassingen een vergunning voor bouwen nodig is worden deze niet alleen getoetst aan het bestemmingsplan maar ook aan de gemeentelijke welstandsnota.
Tuinen
De tuinen behorende bij de woningen in de verschillende buurten dragen in hoge mate bij aan de groenstructuur van de buurt. Vandaar dat de gronden gelegen tussen de bebouwing en de openbare weg, zoveel mogelijk als tuin zijn bestemd.
Op deze wijze wordt het groene karakter van de buurt op de kaart beter aangegeven en komt het werkelijke profiel van het openbare gebied tussen de bebouwing beter in beeld.
Carports voor de woning
In dit bestemmingsplan is het niet toegestaan om aan de voorzijde van een woning een nieuwe carport op te richten. De bestaande carports in het plangebied die voor de woningen staan worden toegestaan.
Er zijn situaties denkbaar dat in individuele gevallen een carport wel acceptabel kan zijn. Bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van meerdere vergelijkbare carports in een serie woningen. Dit kan echter alleen op individueel niveau worden beoordeeld en vereist daarom een aparte ruimtelijke procedure.
Functiemenging
De vraag kan worden gesteld in hoeverre de leefbaarheid van een wijk wordt verhoogd door het toelaten van bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Steeds vaker wordt een sterkere verwevenheid van wonen en werken bepleit; functiemenging binnen een woonbuurt.
Met functiemenging kan enerzijds een bijdrage worden geleverd aan het plaatselijke voorzieningenniveau. Anderzijds kan het werken-aan-huis een stimulans geven aan de economische ontwikkelingen. Veel startende ondernemers zijn op deze manier begonnen. Bij de uitbreiding van de activiteiten dient vanzelfsprekend uitgezien te worden naar meer passende huisvesting.
In principe staat de gemeente positief tegenover deze ontwikkeling, echter zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden namelijk doorgaans beperkt. Voorkomen dient te worden dat er overlast voor het wonen ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem, parkeervoorzieningen en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. In het bestemmingsplan zijn derhalve voorwaarden opgenomen waarmee voorkomen wordt dat bedrijfsmatige activiteiten aan huis hinder veroorzaken voor de omgeving.
Maatschappelijk
Zoals uit de beschrijving van de bestaande situatie blijkt, bevinden zich in het plangebied enkele maatschappelijke voorzieningen. Met betrekking tot deze maatschappelijke voorzieningen worden geen ingrijpende veranderingen verwacht. In het bestemmingsplan wordt derhalve volstaan met het positief bestemmen van de aanwezige maatschappelijke voorzieningen, waarbij per voorziening een redelijke uitbreidingsmogelijkheid is gegeven, teneinde zich voldoende te kunnen ontplooien.
Enige flexibiliteit in het bestemmingsplan is wenselijk. Mocht binnen de komende 10 jaar blijken, dat een aanwezige maatschappelijke voorziening moet worden verplaatst (of opgeheven), dan dient het zonder herziening van het bestemmingsplan mogelijk te zijn om ter plaatse een andere passende maatschappelijke functie toe te staan (bijvoorbeeld een school in gebruik nemen als peuterspeelzaal).
5.3.3 Openbare ruimte
De openbare (open) ruimten, te weten wegen -en soortgelijke verkeers- en verblijfsruimten-, water en groen zijn zoveel mogelijk als zodanig bestemd. Binnen de diverse bestemmingen zijn verscheidene mogelijkheden opgenomen voor het uitvoeren van ondergeschikte aanpassingen in de bestaande inrichting.
In het nieuwe bestemmingsplan wordt uitgegaan van de bestaande verkeerssituatie. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de wegen die toegankelijk zijn voor motorvoertuigen en de langzaamverkeerverbindingen. In het bestemmingsplan is dit als volgt ingevuld:
- de wegen die geschikt zijn voor de auto, zowel de voorlopige gebiedsontsluitingswegen als de wegen met een verblijfsfunctie en woonerven krijgen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Binnen deze bestemming zijn ook onder andere groen-, speel-, en watervoorzieningen toegestaan;
- de hoofdfietsroutes Cohensteeg en Jacht- en Eempad hebben in ieder geval de aparte bestemming "Verkeer - Fiets en voetpaden" gekregen. Hiermee worden deze paden gewaarborgd en wordt voorkomen dat deze paden in de toekomst geschikt worden gemaakt voor eventueel het autoverkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen toegestaan.
Watergangen en -partijen met een structurele functie voor waterberging en waterhuishouding zijn specifiek bestemd tot "Water".
afbeelding - groenstructuur binnen het plangebied
In 2011 wordt het groenbeleid geactualiseerd en uitgebreid met een bomenplan. De bestaande groenstructuren zullen met deze actualisatie echter niet veranderen. In het belang van de instandhouding van de groenstructuur worden deze beeldbepalende groengebieden specifiek bestemd tot "Groen". De groenbestemming wordt een beperkte bestemming, waarin hoofdzakelijk groenvoorzieningen en speelvoorzieningen worden toegestaan. Het aanleggen van parkeervoorzieningen of waterpartijen is binnen de groenbestemming niet mogelijk.
De kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen, worden betrokken binnen de verkeersbestemmingen. Met het bestemmen op deze wijze wordt het mogelijk om het openbare gebied opnieuw in te richten. Hierbij wordt op buurtniveau bekeken welke behoeften en problemen er zijn op het gebied van parkeren, groen en speelvoorzieningen.
5.3.4 Cultuurhistorie en archeologie
Met name voor een aantal gebieden aan de rand van het plangebied geldt volgens de IKAW een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. In het bestemmingsplan is de (verwachte) archeologische waarde beschermd met behulp van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie".
In het plangebied zijn voorzover bekend geen rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig die een doorwerking in het bestemmingsplan behoeven. Daarnaast is het zo dat de monumentenverordening voorziet in de bescherming van de gemeentelijke monumenten en de Monumentenwet 1988 de bescherming van rijksmonumenten regelt.
5.4 Ontwikkelingen
In het plangebied is geen sprake van nieuwe grootschalige ontwikkelingen waarbij functies wijzigen of nieuwe functies worden toegevoegd. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen ontwikkelingen mogelijk met een dergelijke omvang. Mochten er in de loop van de procedure van dit bestemmingsplan initiatieven gerealiseerd willen worden dan zal door de gemeente beoordeeld worden of deze nog in dit bestemmingsplan meegenomen kunnen worden. Om de voortgang van dit bestemmingsplan niet te belemmeren is het namelijk van belang dat eventuele nieuwe ontwikkelingen voldoende uitgewerkt zijn. Wanneer dit het geval is kan een dergelijke ontwikkeling eenvoudig worden opgenomen in dit bestemmingsplan en leidt dit niet tot een vertraging voor de voortgang van het bestemmingsplan.
Grenzend aan het plangebied vinden mogelijk wel twee ontwikkelingen plaats, omdat deze plannen nog niet ver genoeg zijn uitgewerkt zijn deze twee gebieden buiten het bestemmingsplangebied gehouden. Het gaat hier om de volgende gebieden:
- SBBO en brandweerkazerne
In het kader van het project 'Hart van Leusden' worden de locaties van de SBBO en de brandweerkazerne mogelijk herontwikkeld. Aangezien de plannen hiervoor nog niet ver genoeg uitgekristalliseerd zijn is dit gebied buiten dit bestemmingsplan gelaten. - Middenweg
Voor de locatie aan het eind van de Middenweg (achter het informatiebord) zijn plannen voor de bouw van nieuwe woningen. Aangezien deze plannen nog niet concreet genoeg zijn is dit gebied buiten het plangebied gehouden. Wanneer de plannen voor deze locatie concreet worden kan dit middels een apart plan worden geregeld. Wanneer de situatie onveranderd blijft, dan wordt deze locatie meegenomen in het nieuw bestemmingsplan voor de wijken in het noorden van de bebouwde kom van Leusden.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Algemene Juridische Opzet
In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de woonbuurten in Leusden-Oost. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen.
Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Onderdeel van de nieuwe wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.
Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in paragraaf 6.2 worden behandeld.
Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op de gemeentelijke standaard.
Instrumenten
Het beleid van de gemeente omtrent het bouwen van objecten wordt in een bestemmingsplan door middel van drie instrumenten mogelijk gemaakt.
- bouwregels in de betreffende bestemming;
- binnenplanse afwijkingsmogelijkheid;
- buitenplanse afwijkingsmogelijkheid.
De standaard uitbreidingsmogelijkheden worden toegestaan in de bouwregels van de betreffende bestemming. Als de bouwaanvraag past binnen deze regels, zal de omgevingsvergunning voor het bouwen verleend worden. (art. 2.1, lid 1, onder a Wabo)
Het rijk heeft in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangegeven voor welke bouwwerken geen vergunning meer aangevraagd moet worden. Naast een aantal concreet omschreven objecten, regelt het Bor in art. 3 lid 1 van bijlage II dat gebouwen die in het bestemmingsplan worden toegelaten, gebouwd mogen worden zonder vergunning zolang de gebouwen niet hoger zijn dan 5 m.
Om maatwerk te kunnen leveren voor bouwaanvragen die niet helemaal passen binnen de bouwregels, zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met deze bevoegdheden mag binnen het in het bestemmingsplan gegeven kader worden afgeweken van de bouw- of gebruiksregels door middel van een omgevingsvergunning op grond van art. 2.1, lid 1, onder c juncto art. 2.12, lid 1, onder a, sub 1 Wabo.
Als er een bouwinitiatief is die niet past binnen de bouwregels én de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden, dan biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (art. 2.1, lid 1, onder c juncto art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo) de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan buiten de regeling van het bestemmingsplan om. In dit geval wordt een omgevingsvergunning gevraagd voor de activiteit bouwen en afwijken van het bestemmingsplan. Deze omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
- hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
- in hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
- in hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
- hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
6.2 Bestemmingen
6.2.1 Groen
In het belang van de instandhouding van het aanwezige wijkoverschrijdend groen zijn de aanwezige groenvoorzieningen specifiek bestemd tot "Groen". Kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen en het zogenaamde snippergroen, worden betrokken binnen de verkeersbestemmingen. Binnen de bestemming "Groen" zijn ook voetpaden, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan evenals waterpartijen. Gebouwen zijn binnen de groenbestemming uitgesloten.
6.2.2 Maatschappelijk
In het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. Het betreft hier met name scholen, een buitenschoolse opvang en een peuterspeelzaal. Deze maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming "Maatschappelijk" gekregen. De scholen in het plangebied hebben als nadere aanduiding 'onderwijs', hetzelfde geldt voor de buitenschoolse opvang en de peuterspeelzaal.
De gebouwen ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zijn binnen het bouwvlak opgenomen. Het is dan ook alleen toegestaan om binnen het bouwvlak gebouwen op te richten. Hierbij moet voldaan worden aan de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zoals weergegeven op de verbeelding. Ten behoeve van het aanleggen/bouwen van fietshokken en bergingen is hiervoor een afwijkingsbevoegdheid in de regels opgenomen. Deze afwijking maakt het mogelijk dat tot een maximum van 50 m²dergelijke voorzieningen buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden.
6.2.3 Natuur
Het waardevolle moerasbosje, dat ligt tussen de Clarenburg en de Mariënhove, is bestemd tot "Natuur". Het bosje is een overblijfsel van een groter moerasbos en had aansluiting met het natuurgebied de "Schoolsteeg-bosjes" ten zuiden van het plangebied. Voorop staat het behoud van de natuur-wetenschappelijke en ecologische waarden en de daarin voorkomende waterhuishouding, welke afwijkt van die van de omringende woonomgeving. Binnen deze bestemming is dan ook geen bebouwing toegestaan.
Voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden is een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders vereist. Deze werkzaamheden omvatten onder andere het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en het graven of dempen van sloten. Werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud en de voortzetting van de bodemexploitatie, alsmede werkzaamheden van zeer ondergeschikte betekenis zijn wel als recht toegestaan.
6.2.4 Tuin
De bestemming "Tuin" bevat de gronden die vrij dienen te blijven van gebouwen. Andere bouwwerken zijn wel toegestaan, mits deze voldoen aan de in de regels aangegeven maatvoering. Aangezien in de oorspronkelijk situatie al tuinen bestaan met daarin een bijgebouw is in dit bestemmingsplan hiervoor een aparte regeling opgenomen. Middels de bouwaanduiding 'bijgebouw' zijn bijgebouwen in deze uitzonderlijke gevallen toegestaan.
In deze bestemming zijn twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen, één voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen en één voor het oprichten van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn.
6.2.5 Verkeer
De wegen die toegankelijk zijn voor auto's hebben de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gekregen. Hierin is geen onderscheid gemaakt in doorgaande wegen of daadwerkelijke woonerven. De belangrijke fiets- en voetpaden die de verschillende woonbuurten in Leusden met elkaar verbinden en onderdeel zijn van het langzaamverkeersnetwerk binnen de gemeente zijn bestemd als "Verkeer - Fiets- en voetpaden".
6.2.6 Water
De singels binnen het plangebied, die gezamenlijk de hoofdwaterstructuur binnen de woonbuurten vormen, hebben een structurele functie voor waterberging en waterhuishouding binnen het plangebied en zijn daarom specifiek bestemd tot “Water". Binnen de bestemming "Water" zijn tevens bruggen toegestaan.
6.2.7 Wonen
De bestemming "Wonen" is opgenomen voor alle woningen in het plangebied. Het gaat hier zowel om vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde of gestapelde woningen. Om welk woningtype het in specifieke gevallen gaat is door middel van de aanduidingen op de verbeelding weergegeven. De woningen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Voor de realisatie van de woningen zijn in de regels bouwregels opgenomen.
Bouwregels
De belangrijkste bouwregels zijn die met betrekking tot het bouwen van de woning binnen het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte van de woning. In de regels is vastgelegd dat de goot- en bouwhoogte van de woningen niet meer mag bedragen dan de oorspronkelijke goot- en bouwhoogte. Met oorspronkelijk wordt bedoeld de woning zoals deze volgens de eerste daarvoor verleende bouwvergunning is gebouwd. Een uitzondering op deze regel geldt voor woningen die op de verbeelding de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' hebben gekregen. Daarnaast is in de regels vastgelegd dat ten hoogste 20% van de oppervlakte van een perceel mag worden bebouwd, tot een maximum van 80 m², niet meegerekend de oppervlakte van het bouwvlak. Tevens zijn voor de bijbehorende bouwwerken maximale goot- en bouwhoogten aangegeven.
Tot slot zijn burgemeester en wethouder bevoegd om nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bouwregels.
Werken aan huis
Binnen de woonbestemming is opgenomen dat het mogelijk is om een beroep aan huis uit te oefenen. Hier vallen de vrije beroepen en aanverwante beroepen onder, zoals kapper, pedicure. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor dit beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².
Middels een omgevingsvergunning is het mogelijk om ook een bedrijf aan huis uit te oefenen. Het gaat hier om bedrijvigheid die lichte hinder kan veroorzaken. In een bijlage bij de regels zijn de verschillende typen bedrijvigheid aangegeven die hieronder vallen in een tabel opgenomen. Voor bedrijf aan huis gelden min of meer dezelfde eisen als bij een beroep aan huis plus enkele extra eisen.
6.2.8 Waarde - Archeologie
De delen van het plangebied waar sprake is van een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde hebben naast de hoofdbestemming ook een archeologische dubbelbestemming gekregen. Deze gronden zijn, naast de andere voorkomende hoofdbestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in de archeologische dubbelbestemmingen een specifiek op dit onderwerp toegesneden omgevingsvergunning opgenomen. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt 'geroerd', vooral graafwerkzaamheden, is een omgevingsvergunning nodig.
Ter bescherming van (naar verwachting) aanwezige archeologische waarden is in deze bestemming ook de bevoegdheid van burgemeester en wethouders opgenomen om eisen te stellen bij een aanvraag van een omgevingsvergunning, overeenkomstig artikel 40 van de Monumentenwet 1988. Die eisen betreffen onder meer, een rapportageplicht van de aanvrager van de omgevingsvergunning betreffende de archeologische situatie van het betreffende terrein, en de mogelijkheid om aan de omgevingsvergunning de verplichting tot "bouwbegeleiding" door een ter zake deskundige (archeoloog) te verbinden.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft echter een conserverend karakter en staat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen toe.
Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. Verder worden er geen kosten gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.
Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Aangezien dit bestemmingsplan geen grootschalige planologische wijzigingen mogelijk maakt is het in dit geval niet aannemelijk dat er aanleiding is voor vergoedbare planschade.
Geen exploitatieplan
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt tenzij kostenverhaal op een andere wijze is verzekerd of er geen sprake is van kostenverhaal.
Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan is een exploitatieplan niet nodig, er is immers geen sprake van kostenverhaal. Mochten er in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zal eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten met de initiatiefnemer. Dit is echter geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet de verwachting.
Kijkend naar het overwegende conserverende karakter van het bestemmingsplan hoeft voor dit plan geen exploitatieplan te worden opgesteld.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 17 maart tot en met 27 april 2011 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is op 11 april 2011 eveneens een inloopavond in het gemeentehuis georganiseerd.
Gedurende de terinzagelegging zijn vijf inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in de "Commentaarnota bestemmingsplan Leusden-Oost - Cohensteeg e.o." die als Bijlage 1 aan het plan is toegevoegd.
8.2 Overleg Conform Artikel 3.1.1. Bro
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan Leusden-Oost - Cohensteeg e.o. op 26 januari 2011 toegezonden aan Waterschap Vallei en Eem. De overige instanties zijn voor dit bestemmingsplan niet relevant of zijn opgenomen in de lijst met criteria voor plannen die niet hoeven worden toegezonden.
Het Waterschap Vallei en Eem heeft op 15 februari 2011 in het kader van het vooroverleg gereageerd. In hun reactie hebben zij een tekstvoorstel gedaan met betrekking tot artikel 9 van de regels (bestemming "Water"). De opmerking van het waterschap is deels in het bestemmingsplan verwerkt. Voor de volledige inzage van de reactie van het waterschap en het gemeentelijke antwoord wordt verwezen naar de "Commentaarnota bestemmingsplan Leusden-Oost - Cohensteeg e.o." die als Bijlage 1 aan het plan is toegevoegd.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 1 september 2011gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Binnen deze periode is één zienswijze ingediend. De zienswijze en het antwoord van de gemeente hierop is vermeld in de Nota zienswijzen welke als bijlage bij het vaststellingsbesluit is opgenomen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | ||||||||||||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | ||||||||||
Tabel 1: Bedrijven | |||||||||||||||||||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||||||||||||||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||||||||||||||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
35 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||||||||||||||
35 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||||||||||||||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||||||||||||||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||||||||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||||||||||||||||||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||||||||||||||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
61 | zendinstallaties: | ||||||||||||||||||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||||||||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||||||||||||||||||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||||||||||||||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | ||||||||||||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||||||||||||||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
Tabel 2: Opslagen en installaties | |||||||||||||||||||
11 | INSTALLATIES | ||||||||||||||||||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
- 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
- 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing